(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek geresenceerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Sent it to our editor-in-chief!


C
D Recensies



16 december 2010

BAD BUZZ - LOST IN THE SPACE AGE/
THE ANACONDAS

SurfGalactic Records SI-CD001

Ooit, lang geleden, het moet rond 2002 geweest zijn, bespraken wij de titelloze debuut-CD van surfband The Anacondas. Sindsdien verschenen Snake Pitstop (live 2003) en Snakin’ All Over (2005), maar wij waren ze eerlijk gezegd een beetje uit het oog verloren, ook al omdat hun naam niet vaak opduikt in onze Be There !© Tja, wij kunnen nu eenmaal niet continu alle websites en concertkalenders van alle bands liggen overtikken, dus bij deze nog eens de oproep ons uw data door te sturen. Maar terzake, en wel naar Amsterdam, het nest van The Anacondas. Omdat we al zo lang niks meer van ze gehoord hadden gingen we er van uit dat deze CD zich zou situeren in de luidruchtige garagerock hoek, maar niets is minder waar. We horen wèl veel orgel en sixties invloed, maar die is op zich niet eens zo hard. Tenzij je de CD extra luid afspeelt, uiteraard. Nee, in tegenstelling to veel surfbands hebben The Anacondas geen twee gitaren maar één gitaar en een orgel in de rangen, en vermengen ze hun surf met allerlei ander lekkers. Opener Gravity Groove klinkt met dat prominent pompende funky orgel als, euh, groovy Booker T. & the MG’s (of als Fifty Foot Combo light), A Higher Calling beweegt zich daarentegen in rustiger twangy Telstar sferen. La Danza De Los Muertos is filmische 60s spy fi surf, en ook in Moon Dust roept een fluit (is dat een vermaledijde panfluit ?) cinemascope breedbeelden op, van indrukwekkende landschappen waarin de held eenzaam voortploetert. National Geographic die filmen in de savanne, dat zou ook kunnen. Die fluit duikt opnieuw op in Sacrifice, dat via jungle exotica oerwoudgeluiden naadloos overvloeit in Space Truffle. Ook Bad Buzz Down is harder, chaotischer en, euh, sixties-er, terwijl in Twilight Patrol indianenmotieven wedijveren met western trompetten. Uit Cannibal Cannibal blijkt dat een bibberende theremin (de vijfde Anaconda, Ir. Vendermeulen, samen met Charley Rhythm de helft van het Dynamic Duo van Amsterdam BeatClub, en daarnaast de Mr. Mills van Sue Moreno & Mr. Mills) nog steeds het ultieme science fiction geluid voortbrengt, en een slurpende sax (opnieuw Ir. Vendermeulen) zorgt ervoor dat The Big Bang een prima bump ‘n’ grinder wordt, waarop de ons compleet onbekende Kate Holder zich Frolic Dinner-gewijs van haar meest verleidelijke kant mag laten horen. De Bert Kaempfert trompet in de rustige afsluiter Floating Home valt uit de toon bij de rest van de CD wegens meer aansluitend bij de easy tunes rage van enkele jaren terug, rage die even onopvallend verdween als ze opborrelde. Elf eigen nummers, drie covers: Surfari van The Original Surfaris krijgt een laagje orgel, trompet en opnieuw een Telstar sausje, (Come With Me To The) Casbah van het Armeens-Amerikaanse buikdans combo Ganimian & his Oriental Music (volgens mij hebben ook Sandy Nelson en Ritchie Podolor het gedaan) is pita surf, en Hopped Up Mustang van Arlen Sanders (op zich eigenlijk het instrumentale Movin’ van The Astronauts met een gesproken tekst erop, de melodie is trouwens dezelfde “wij hebben ongelofelijke haast” rif waarop ook Opzij Opzij Opzij van Herman van Veen, euh, loopt) wordt met een nieuwe eigen tekst herwerkt tot Hopped Up Rocket. Samengevat: fans van traditionele surf dienen zich te onthouden, maar voor wie surf meer mag zijn dan gewoon maar rammen op gitaren is dit een boeiende brok space age pop overgoten met een retro science fiction sausje. Bad Buzz CD verscheen in eigen beheer, en volgens www.anacondas.nl zou de LP versie SI-LP001 op gekleurd vinyl zijn. (Frantic Franky)


FORGOTTEN FAVORITES/ BACK DRAFT
Hellskitchen Records, HKR CD 66605

Hoe zou het klinken als enkele van de betere Nederlandse en Duitse teddyboy rock ‘n’ roll muzikanten hun gekuifde koppen bijeensteken om zich vervolgens gezamenlijk op de muziek te storten? Het antwoord luidt Back Draft! Toch al weer drie jaar geleden, in 2007, kwamen Ronnie Nightingale (Ronnie Nightingale & the Haydocks; zang/ slaggitaar/ piano), Richard Schuurs (’57 Fairlane; ditmaal op drums), Mario Oehlmann (Foggy Mountain Rockers; sologitaar) en Mikel ‘Bill Zebop’ (Lou Cifer & the Hellions/ Wildcats; bas) bijeen om hun muzikale passie te delen. Dat resulteert nu in een 18 tracks tellende CD met songs die de heren zien als persoonlijke old-time favorieten.
En om wat voor vergeten favorieten gaat het dan? Welnu, de covers zijn (gelukkig) inderdaad niet zo voor de hand liggend en daar zijn wij vaak blij mee vanwege niet uitgekauwd. De tracklist meldt songs uit de fifties, zoals Circle Rock (de schitterende rockabillysong van Lloyd ‘Cowboy’ Copas) of zelfs Got Love If You Want It (voor het origineel moeten we helemaal terug naar James Moore aka Slim Harpo en Warren Smith op Sun natuurlijk), maar vooral latere werken als No Other Girl (Blasters), I’m Gonna Move (van good ole gekke Freddie ‘Fingers’ Lee), The Naked Die Young (van de nog gekkere Johnny Legend) en Rockin’ My Life Away (van Mack Vickery en later ook van Jerry Lee Lewis). Het viertal speelt goed strak en slapbass liefhebber als ik ben, mis ik de contrabas niet dankzij de volleerd bespeelde Fender bas door Mikel. Een krachtig klinkende naam als Back Draft past dan ook wel bij de band. My personal favourite picks: de eerder genoemde toffe uitvoering van Got Love If You Want It, 200 Miles (gewoon een lekker nummer, strak, up tempo met dubbele gitaarsolo), I’ll Be There (nee nee, dit is Cavan niet, doch heus Back Draft) en Can’t You See (prima Memphis Rockabilly Band cover, melodieus en wat melancholisch met backing vocals).
Volumeknop naar rechts: pure fun! Voor slechts 11 Euro inclusief porto (in Europa) kun je het zelf uitproberen, want dat kost de CD via hellskitchentotti@gmail.com. Check: www.myspace.com/backdraftrockabilly (Frans van Dongen)


THE ROUTE OF TIME/ THE DI MAGGIO CONNECTION
Musical Brain MB-01

Tiende album of daaromtrent van Marco Di Maggio, de Italiaan destijds gepromoot als zo ongeveer de meest rockabilly aller rockabillies, maar op deze tweede CD met zijn Di Maggio Connection gaat ie net als op hun The Wildest Game debuut uit 2004 veel moderner. Opener en titelnummer The Route Of Time is een modern popachtig gitaarrocknummer, en op Killing Rock heeft die gitaar al het drukke en maniakale van psychobilly, evenwel zonder de agressie daarvan. En dan denk je: dit wordt de zoveelste CD die het midden houdt tussen pop, rock en rock ‘n’ roll. Dat klopt deels, maar toch is deze CD meer. De gitaar staat uiteraard centraal, en Di Maggio kàn gitaar spelen, dat is geweten, maar hij moet net als elke goeie gitarist opletten dat hij niet teveel vervalt in eindeloos gefriedel, en de gitaarreferenties aan Brian Setzer en The Stray Cats enerzijds en Reverend Horton Heat anderzijds zijn zoals steevast op dit soort albums haast verplicht. Maar Di Maggio is ook al lang genoeg bezig om vlot in het gehoor liggende songs in elkaar te steken, én hij herkent een uitstekende song als hij er eentje hoort: de drie covers op deze CD zijn een prima uptempo Don’t Worry Baby dat plots veel rockender blijkt dan The Beach Boys, een al even geslaagde uptempo huppeldepup versie van Everyday van Buddy Holly, en tot slot een nummer dat ik al onnoemelijk vaak op de radio heb gehoord maar waarvan ik dan nooit dacht : dat zou nou eens een goeie rocker kunnen zijn, namelijk Road To Nowhere van de Amerikaanse “intellectuele” rockband Talking Heads. Di Maggio maakt er swingende rock ‘n’ roll van! De meeste van de 11 eigen composities (geschreven met Francesco Chisci, DiMaggio’s vaste co-auteur) zijn modern en luid, uitgezonderd twee nummers die uit de toon vallen: Wipe Out (My Solitude) is een loungy crooner die vrij fake klinkt (strijkers uit een synthesizer ?), afsluiter A Night In Shanghai klinkt als eender welke gitaargroep die een medium tempo instrumental in de stijl van The Shadows speelt. Onafgezien daarvan bevat dit album post-moderne rock ‘n’ roll met invloeden van twang, surf, Bo Diddley jungledrums (Drink It Up), tango (Dance Around My Heart), rock en psychobilly, en in dat subgenre zijn wij heus al veel slechtere CD’s tegengekomen. Vijf van de 14 tracks zijn nieuwe versies van songs die al op hun debuut stonden: Killing Rock, The Toll, Dance Around My Heart, Worn Out Life en The Wildest Game. Vandaar wellicht de slagzin “9 brand new songs plus 5 crowd favourites”. Aan het bestelnummer te zien is dit een release in eigen beheer. De website www.marcodimaggio.com/connection lijkt ons niet bepaald update, dus probeer eventueel www.myspace.com/thedimaggioconnection (Frantic Franky)


DRAG ‘EM BONES BACK TO DUTY!/ RAGGED BONES
Ragged Bones, RBCD001

The Ragged Bones zijn een voor ons nieuwe rockabillyband uit Stockholm, Zweden. Het trio speelde voorheen al in diverse rockabilly- en punkbands en in 2008 kwamen ze bijeen in deze Ragged Bones.
Het eerste album is een mini-CD met zes songs geworden.
Het drietal opereert in authentieke rockabillybezetting van zang/ gitaar (Jesper Kempe), contrabas (Anders Deurell) en drums (Jonas Fransson). Gezien het feit uit welke muzikale hoek ze afkomstig zijn verwachtten we echter geen authentieke fifties rockabilly, maar meer een stijl die voortkomt uit de neo-rockabilly of psychobilly. Tot onze verrassing is dat maar deels het geval, want nog beter: waar veel huidige neo-rockabilly- en vooral psychobillybands in een soort mix van die genoemde stijlen en pure pop of moderne rock opereren, klinken The Ragged Bones dan toch weer best verfrissend omdat ze hun plezier lijken te vinden in zogenoemde ‘old-skool-neo-rockabilly’, oftewel muziek die door bands als The Blue Cats of Frantic Flinstones zo aan het einde van de jaren ‘70 uitgevonden werd, nog voordat er sprake was van psychobilly. Neo-rockabilly puur dus. De band houdt het dan ook vrij minimalistisch en back-to-basic met een staande drum, een flink slappende contrabas, en gelukkig niet te clean gitaarspel door de gitarist die meteen ook zanger is. Titels als Snatch And Grab It en Gotta Get Away hebben dus ook niet de conventionele melodieën uit de fifties, gaan er echter in als rockabillykoek. Toch constateer ik dat de band wellicht haar illustere voorgangers lijkt na te spelen. Maar dat is eigenlijk ook maar deels het geval, want ze doen het wel helemaal met eigen, zelfgeschreven nummers waardoor je, behoudens dat enkel bekend klinkend melodietje, ook weer niet het idee hebt een ouwe neo-rockabillyplaat uit de kast gehaald te hebben. Contrabassist Anders bespeelt ook de mondharmonica en het wat rustigere The Diggin’ Done klinkt daardoor net iets anders.
Dit is nu eindelijk weer eens een heuse neo-rockabilly CD voor de cats die het echt niet zien zitten dat veel van hun favoriete bands veel te veel hun oorspronkelijke sound hebben verkwanseld. Info: www.myspace.com/raggedbones en de muziek is eventueel ook digitaal te verkrijgen via sites als iTunes of Spotify. (Frans van Dongen)


naar boven

(reclame)





9 december 2010


MOONLIGHT/ CASABLANCA CARAMBOL COMPANY
Casablanca Carambol Company, géén catalogusnummer

Nieuwe bands uit eigen streek, laat ze maar komen, want jong bloed is wat de rockabilly scene nodig heeft. The Seatsniffers blijven namelijk ook niet eeuwig spelen. Enter: Casablanca Carambol Company uit Lier (B), Antwerps provinciestadje bekend om zijn begijnhof, Zimmertoren en Lierse vlaaikens, en vanaf heden ook van deze rockabillyband met de onmogelijke naam. We zijn erover aan het denken om ‘m te wijzigen, zeiden ze me vorig jaar nog, maar nu is die debuut-CD er en zitten ze eraan vast natuurlijk. Sympathieke en brave kerels, de vier CCC’s, en vooral: ze dragen het rock ‘n’ roll hart op de juiste plaats, want ze zijn zo gepassioneerd door die muziek dat ze instrumenten kochten en leerden rock ‘n’ rollen en genoeg vrienden overtuigden tot ze een bandje hadden, en dan maar repeteren en beginnen met kleine optredens, en na een goeie demo sloten ze zich lang genoeg op om gewoon thuis een full album op te nemen, dat ze gelijk in eigen beheer uitbrengen, want dat is vandaag de dag absoluut haalbaar voor wie een beetje de handen uit de mouwen weet te steken. Het resultaat mag gehoord worden, al heeft het ook de beperkingen van de doe-het-zelf aanpak, namelijk dat alle nummers een beetje hetzelfde klinken. Een producer had dit euvel wellicht kunnen verhelpen, evenals gastmuzikanten. Anderzijds siert het hen dat ze alles gewoon zelf opnamen zonder hulp van buitenaf, en zonder het resultaat op te smukken met gastbijdrages. Een betere mastering had de CD wellicht ook wat vlammender doen klinken, maar de bottom line is: what you hear is what you get, en de CD biedt exact wat de CCC live brengt op een podium, authentieke fifties rockabilly in een bezetting van leadgitaar, akoestische ritmegitaar, contrabas en drums, puur en onverdund, en vol onderdrukte driften. Deze CD doet me nog het meest denken aan Johnny Powers, ook al omdat de CCC er niet voor terugdeinst om hier een onvervalste ballad met backing vocals op te zetten. Dezelfde uitbundige maar tegelijkertijd wat ingehouden zang, dezelfde hondsbrutale grijns in de stem, zelfde soort stop-start patronen met aftellende tikken op de hi-hat en invallende contrabas, zelfde soort gesproken tekstflarden, zelfde afwisseling tussen uptempo en medium tempo stukken. Deze CD klinkt als fifties demo’s van Johnny Powers en voor alle duidelijkheid, da’s bedoeld als compliment. Elf eigen composities + de cover Nobody’s Woman van Charlie Feathers.
Support your local rockabillies, ga de CCC zien, en koop gelijk hun CD. Op 8 januari staan ze als voorprogramma van The Caezars (GB) in de Cruise Inn in Amsterdam. Info: www.myspace.com/carambolcompany (Frantic Franky)


MAYHEM/ IMELDA MAY
Decca Records, 2752925

Ik herinner me nog het moment dat ik Imelda May (toen nog als Imelda Clabby) voor het eerst zag. Dat was op de DVD Red Hot Live van Mike Sanchez (uit 2004). Ze was toen een opkomend sterretje aan het rock ‘n’ roll firmament aan het worden en ze kwam op het podium wat schuchter over. Het toen bescheiden Ierse meisje is inmiddels een heuse ster geworden, en zeker niet alleen in ‘onze’ scéne, getuige haar albumhit in Ierland (nummer 1!) en Groot-Brittanië én het feit dat ze gekozen werd tot zangeres van het jaar in haar thuisland. Met name aan de clip van het optreden dat bij de bijbehorende show hoorde is het duidelijk dat de sexy Imelda zich een overdonderende dosis zelfvertrouwen en podiumuitstraling heeft aangemeten. Bovendien is ze daarbij natuurlijk nog even knap als destijds. En daar moet ik nu wel even doorheen prikken anders wordt het niets met deze recensie.
Natuurlijk heeft ze haar looks mee, maar het is toch behoorlijk knap dat Imelda met haar tweede album de rock ‘n’ roll (want zo noemen we haar muziek gemakshalve toch maar even) naar het grote publiek heeft weten te dirigeren. Dit derde album moet de successen overtreffen, al zal dat geen misselijke opgave zijn. De opener Pulling The Rug probeert dat al meteen letterlijk door te openen met dat kenmerkende, donkere contrabasintro dat we kennen van haar succesnummer Johnny Got A Boom Boom dat verder niet opvallend, doch herkenbaar voor de kenners, in het ritme van Bo Diddley wordt gebracht. Toen dit album afgelopen najaar in Ierland uitkwam was het meteen een groot succes, wat niet gezegd kan worden van de single van dit album, Psycho. Waarom werd dat geen hit? Te ruig voor Imelda? Niet geschikt voor haar publiek? Haar stem komt wel behoorlijk vervormd over en het klinkt allemaal wellicht een tikkeltje harder dan we van d’r gewend zijn. Vooral aan het einde zit hier op het gitaarspel ook een behoorlijke brok distortion. Toch is dit geen slecht nummer en het bewijst de veelzijdigheid van Imelda en haar mannen. De tweede single van het album, de titeltrack Mayhem, deed het al stukken beter en daarmee scoorde ze toch weer een hit. De melodie is waarachtig hitgevoelig en ligt verdomd goed in het gehoor. Let op het sexy gezongen ‘toedoedoedoedoeb’ in het refrein, dat doet het ‘m! De blazers zorgen voor een perfecte swinginslag en het gitaarspel is uit de kunst. Ja, laat dat gitaarwerk maar aan echtgenoot Darrel Higham over. En als we dan toch op volgorde de singles afgaan: zojuist is de single Kentish Town Waltz uitgebracht, een ballad die met het oog op kerstmis hoge ogen zou moeten gaan gooien. Ik merk een grote gelijkenis met een ander (oud country?-) nummer op, maar laat ik daar nu niet opkomen.
Dat Mayhem niet zo maar een rock ‘n’ roll-album was, hadden we al begrepen. Daarbij komt nog eens het feit dat er ook sprake is van verschillende stijlrichtingen uit bredere rootsrichtingen: All For You en Inside Out zijn jazzy (inclusief gedempte trompet) en passen bij het zwoele dat Imelda uitstraalt, Eternity (het enige door Darrel Higham geschreven werkje) lonkt daarentegen weer naar folk en country, of de verschillende stijlen lijken elkaar te ontmoeten zoals in bijvoorbeeld het mooie I’m Alive. Ruig wordt het in de hedendaagse rockabillynummers Sneaky Freak (met opvallend genoeg ook weer die trompet) en Let Me Out. Toch ook prima is het talloze malen gecoverde Tainted Love. Dit is de enige cover op het album, want Imelda schreef (op het door Higham geschreven Eternity na) verder alles zelf (en produceerde en mixte het album, al dan niet samen met Darrel Higham ook zelf!).
Als bonus vinden we nog eens Johnny Got A Boom Boom in de remix (wellicht overbodig) en je vindt op de CD ook een link naar een gratis download, te weten naar het nummer Inside Out, dat zeker niet misstaan had op het album zelf. Slim, want je moet je dan wel opgeven voor de nieuwsbrief van Imelda May. Wij hebben dat ook gedaan want hoe vaker we Imelda May in de mailbox vinden hoe beter, al zou ze ook wel eens gewoon een keertje door de deur mogen komen.
Je kunt het album bij iedere zichzelf respecterende CD-shop verkrijgen en tot die tijd kun je je prima met de talloze YouTube clipjes vermaken! Verdere info: www.imeldamay.com (Frans van Dongen)


SIGNS & SIGNIFIERS/ JD McPHERSON
Hi-Style Records, HS-CD82698

In het verleden bespraken wij de Hi-Style cd Blue Black Hair van The Del Moroccos bijzonder lovend, want het woord "subliem" nemen wij hier niet vaak in de mond (herlees de bespreking hier). Dit is een nieuwe CD van hetzelfde label, en dat label is het label van Jimmy Sutton, bekend van The Four Charms, The Del Moroccos, en ook als contrabassist voor Deke Dickerson. Sutton bouwde in Chicago op zolder zijn eigen analoge vintage studio, en daar nam JD McPherson, zanger van rockabillyband The Starkweather Boys (ik weet niet of ze nog bestaan) zijn solo debuut op. Ook deze CD blaast ons omver door het fantastische geluid en de al even geweldige stem van McPherson. Toch even checken of dit wel zeker de juiste CD? Jawel, hoe onwaarschijnlijk ook, want de blanke McPherson klinkt als een dikke zwarte rock 'n' roll shouter. Weet u hoe deze CD klinkt? Als het allerbeste van Mike Sanchez, en da's héél zwart. Geil slurpende tenor- en baritonsaxen, een piano die wat meepingelt in de achtergrond, vlammende rhythm 'n' blues gitaren, veel percussie, het klinkt indrukwekkend, zeker omdat alles ingespeeld werd door producer Jimmy Sutton (bas, contrabas, baritongitaar, akoestische gitaar, backing vocals) en engineer Alex Hall (drums, piano, orgel en backing vocals), aangevuld met slechts een handjevol gastmuzikanten als Jonathan Doyle (Nick Curran & the Lowlifes) en Josh Bell (The Del Moroccos) op tenor- en baritonsax, Joel Paterson (The Modern Sounds) op gitaar, plus andere mensen die ik niet ken op viool en zelfs cello. Dit klinkt als de zwarte rock 'n' roll begin jaren '60, en we horen er heel veel in terug: Little Richard, Nappy Brown, Roy Brown, Brook Benton, Jackie Wilson, Sam Cooke, Dee Clark en zelfs zangeressen als Lavern Baker zitten allemaal verscholen in de stem van McPherson, terwijl de muziek flarden bevat van de Georgia Slop, de gitaar van Chuck Berry, de piano van Jimmie Johnson op diezelfde platen van Chuck Berry, de jungleboppers van Bo Diddley, de gitaar-drumsound van Hasil Adkins, vroege soul, en meer recenter de doo-wop plaat van Big Sandy. Dit album dat overloopt van dat ondefinieerbare iets dat ze mojo noemen klopt helemaal en is zonder twijfel, mede door het kristalheldere geluid en de veel-lagige productie, een van de beste releases van 2010. Met het nummer Wolf Teeth als bopper van het jaar. Naar wij opvingen zou er binnenkort een 10-inch verschijnen in Finland (op Goofin?) en een vinyl single op het kleine Duitse label Witchcraft. Van Wolf Teeth zijn promosingles verspreid, en je had in september de kopjes moeten zien op High Rockabilly toen DJ Rudy het daar in wereldpremière oplegde! Perfectie bestaat niet, zo wordt gezegd, maar dit komt toch aardig in de buurt. Info: www.hi-stylerecords.com en www.myspace.com/jdmcphersonhistyle (Frantic Franky)


KOM VAN DAT DAK AF/ CONSTANT MEIJERS & PETER KOELEWIJN
Boek: Uitgeverij Rubenstein; ISBN 9789047609360/ CD Universal; cat. nr. 2741768

Daar waar men in boekminnend Nederland (en niet alleen daar) het 50-jarig jubileum van de rock ‘n’ roll schandelijk aan zich voorbij heeft laten gaan, heeft men nu gelukkig wel de tegenwoordigheid van geest om het begin van de Nederlandse rock ‘n’ roll, althans als commerciële (!) muziekstroming hier ter land, te memoreren met een boek + CD ter gelegenheid van het 50-jarige jubileum van de eerste Nederlandstalige rock ‘n’ roll-hit (in de context van die toen nog jonge muziekcommercie): Kom Van Dat Dak Af. Vóór die tijd werden ook al Nederlandstalige rock ‘n’ roll-songs (veelal door dansorkesten onder pseudoniem en met humoristische teksten) opgenomen, voornamelijk in Bill Haley of Louis Prima stijl, ten tijde van de bakelieten 78-toeren plaat in de jaren 1955-1957. Rond 1958 werd het nieuwe muzikale domein in beslag genomen door duo’s en groepen als Spelbrekers, Wama’s, Cocktail Trio en Meteoor Kwartet, die rock ‘n’ roll-nummers met humoristische teksten zongen. Met als populaire tieneruitzonderingen in opkomst: The Tielman Brothers en Fouryo’s. Een grotere tegenstelling tussen de twee ‘acts’ kan bijna niet, maar dat terzijde. Toen al had het duo Butterflies met Willem Word Wakker (een cover van The Everly’s Wake Up Little Susie) een hit. En dan kom je al gauw op de discussie uit: wat is rock ‘n’ roll? Zoals er in Amerika een discussie was/ is of Sh'Boom van de Canadese Crew Cuts (in Nederland door de Bee Bee Sisters tot een hit gezongen) wel tot de eerste rock ‘n’ roll-hits mag worden gerekend, zo kun je dus ook gaan bekvechten over Willem Word Wakker. Gaan we echter uit van de beleving van toenmalige nozems of gewoon tieners, een mooiere graadmeter voor rock ‘n’ roll kun je immers niet hebben, dan mogen we inderdaad Kom Van Dat Dak Af wel als eerste Nederlandse rock ‘n’ roll-hit betitelen en moeten we Willem Word Wakker (zeker al qua tekst) naar de novelty-contreien verbannen, omdat het net ietsje te soft is (smile). Meer over die beginperiode van de vaderlandse rock ‘n’ roll, in navolging van het pré-Elvis tijdperk, het pré-Peter tijdperk genoemd, is terug te vinden in Boppin’ Around uitgave 66: ‘50 Jaar Rock ‘n’ Roll In Nederland’, waarin ik uitgebreid hierop inga. Daarmee hebben we het bestaansrecht van het jubileumboek verklaard.
Op de achterzijde van het boekcover, en deze foto staat ook nog eens in het boek zelf, staat een prent met Peter & Zijn Rockets op een brandweerladder, die is gekiekt bij de uitgaansgelegenheid Hanenhof in Geleen, zoals me ooit Paul Zelders (van Mingus & The Rocking Blacks), bij wie ik een tijd lang kind aan huis was, me vertelde. Dit schrijf ik niet uit chauvinisme, maar omdat dit gedenkwaardige voorval georganiseerd was door een nog piepjonge latere Pinkpopbaas Jan Smeets, die uit deze contreien afkomstig was en als oprichter/ voorzitter fungeerde van de Peter & Zijn Rockets Fanclub in zijn geboorteplaats Einighausen (bij Sittard), die je ook nog tegenkomt in diverse tienerbladen van toen, waarin o.a. te lezen staat dat je voor 2,50 gulden per jaar ‘al’ lid was: voor dat geld houd je tegenwoordig geen enkele fanclubeigenaar nog de deur van het clubhuis open. Een uittreksel uit het allereerste fanclubblaadje is trouwens te bewonderen in het boek zelf.

De package (boek met CD) is puur nostalgie: uitsluitend oude foto’s en bijna alleen de oude opnames uit de jaren 1959-1963. Helaas heeft men toch weer wat steekjes laten vallen, typisch ‘Hollands’. Zo ontbreken de nummers De Hele Stad Is Gek En Dol (1959), Laat Me Los (1960), Kom Op Rocking (1960), 24000 Kussen (1961), Jip Jip (1962), Hasta La Vista (1962), Yeah Man Twist (1962), The Kangaroo (1962), Doe Caramba De Bossa Nova (1963). Evenmin vinden we de nummers met Anneke Grönloh: Ma, Hij Wil Zo Graag Een Zoen en Ik Ben Zo Verlegen (beiden 1961). Dan was de zaak compleet geweest voor wat betreft de eerste singles met rock ‘n’ roll (ook al kun je de tango Speel Die Dans niet bepaald daartoe rekenen). En dat schrijf ik in verband met een opmerking op de achterkant van het boek, daarover zo dadelijk meer. Jammer is verder, dat de opname van Jenny uit 1959 niet in de CD-compilatie is opgenomen (wel de nieuwe opname voor Decca, 1960). Helaas staan daarvoor in de plaats de flutversies (sorry, ik ben nu eenmaal een purist) van Kom Van Dat Dak Af uit 1971 en 1981 erop.
Maar goed, het draait nu eenmaal om Kom Van Dat Dak Af. En als auteur Constant het helemaal mooi had willen maken, had hij nog de volgende nummers erbij gezet: de Zweedse cover Kom Ner Från Taket uit 1961 van Egon Kjerrman (staat ook op LP Spisar Party Vol. 2, Star Club Records, 33-5002), Kom Van Dat Dak Af (in het Nederlands gezongen!) van de Duitse band Mustangs uit 1965 met Udo Lindenberg op drums (te beluisteren op Bear Family BCD 16461 AR), de Belgische versie Kom Uit Je Bed van Wim & De Krafties uit 1961 (Kraftone K 107), de versie van de Limburgse Flying Condors uit 1965 (Creation C6003), de ingekorte versies van enkele nummers van Peter & De Rockets uit 1962 op de ‘Tijd Voor Teenagers’-serie (die klinken alsof ze apart voor die serie zijn opgenomen en niet ingekort zijn!). Tja, nog meer ‘van dat dak af’ en aanverwanten? Okay, dat zijn nu eenmaal de vrome wensen van een door en door verzamelaar. En er blijkt zelfs een Zuid-Afrikaanse persing van Kom Van Dat Dak Af op Columbia te bestaan (zoals te zien op de website van Peter Koelewijn). Waanzin! Gaaf, man! Destijds heeft ondergetekende Peter nog attent gemaakt op de Belgische persingen en hem ook afbeeldingen daarvan ter beschikking gesteld voor zijn website. En dan nog een leuk detail dat Peter me ooit meedeelde: ‘Peter’ van meisjesgroep Sweet Sixteen heeft volgens Peter Koelewijn niets van doen met hem, maar hij heeft wel in zijn nummer Ga Peter Ga er een parodie op gezongen.
Goed, we moeten dus helaas een aantal nummers missen, maarrrrrrrrrr… wél staat er op deze CD de unreleased opname ’T Is Over Marijke uit 1962, yeehaaaaa, de B-zijde van de reeds eerder op de 3-CD set (Universal HM 1539-2) verschenen unreleased opname van Bonnie Brons (destijds in 2004 in Boppin’ Arouund reeds door mij besproken). Alleen al voor dit nummer en de vele schitterende foto’s in het boek loont het om deze package aan te schaffen! (Het lijkt bijna als bij Elvis, van tijd tot tijd komen onuitgebrachte opnames uit… wanneer verschijnt Jenny uit 1959?).

Men heeft zich alle moeite getroost het geheel een vintage touch mee te geven en daarin is men ook behoorlijk geslaagd! Dit is eersteklas liefde voor de muziek! Zo wordt het boek geopend met een schitterende kleurenposter-afbeelding van Egmond gitaren met Peter & Zijn Rockets erop. Hoe kan het ook anders dat een Eindhovense gitarenfabrikant haar stadgenoten als ‘uithangbord’ voor haar eigen product neemt. Die minder bekende foto’s (en dat zelfs voor iemand die zelf veel van dat oude spul heeft) kom je rijkelijk tegen, zowel in kleur als in zwart/ wit. Haast niet te geloven dat je een pakweg 29 pagina’s tellend boekwerkje vol kunt schrijven over het ontstaan van een Nederlandse rock ‘n’ roll-hit. Maar, het kan! Aan het woord komt de maestro zelf, maar ook pianist Harry van Hoof en saxofonist Claus Buchholz. Mooi is, dat (ondanks dat fier Peter’s naam als co-auteur op het boekje prijkt) Constant Meijers (die zelf ooit het boekje met dezelfde titel Kom Van Dat Dak Af schreef, waaraan jullie redacteur een wezenlijke bijdrage heeft gehad) toch hier en daar een kritische noot slaakt. Zo wordt er gestecheld over wanneer de plaat (HI 1025) is uitgebracht. Voor platenverzamelaars is 1959 al jaren een feit, maar niet voor de auteur. Door het aanhalen van het promotieblad van Bovema (dat beweert dat de single van de ‘Tielmans’, Record Hop (HI 1026), in november 1959 werd uitgebracht… waarom zouden ze liegen?) zou het probleem toch al opgelost zijn. Mijn kanttekening daarbij is echter: het kan natuurlijk ook goed zijn dat Bovema de rock ‘n’ roll van de Tielmans met die van Peter verwisselt heeft, immers voor die platenbonzen was het allemaal dezelfde herrie. (Waarom hier deze opmerking gemaakt is, zie verderop). Desondanks twijfelt Constant toch, omdat Peter beweert dat het niet zo is. Wat me dan van mijn dak laat vallen is, dat Constant met geen woord rept over de paginavullende promobrief over Peter Koelewijn op pagina 22 (het is niet duidelijk wie die geschreven heeft, misschien impresario Toon Wagemans, maar het zou heel goed Peter zelf kunnen zijn geweest, die de brief in de derde persoon heeft geschreven… of een andere ‘Mister |X’), waarin die onbekende schrijft:
“Pas in augustus 1959 werd Peter ‘ontdekt’ door een jongen, Toon Wagemans geheten, die nu een impresariaat heeft. Op 19 dec. van dat jaar kwam hij voor de KRO televisie in een teenager uitzending waar hij met ‘Kom Van Dat Dak Af’ een tweede prijs behaalde. Diezelfde dag kwam ook de eerste plaat van hem op de markt”. Volgens deze promotende biografie over Peter, zou de single dus op 19-12-1959 zijn verschenen (en niet, zoals Bovema beweert, in november). De brief is wel pas in 1960 geschreven, oordelend naar de opgesomde songtitels. Dat de schrijver zich hiermee vergist heeft, lijkt me desondanks toch onwaarschijnlijk, want de plaatrelease zou immers zijn samengevallen met het TV-optreden. Dat je je dan een maand (december i.p.v. november) vergist hebt, lijkt me stug. Enkele dagen, okay, maar geen maand als je denkt te weten dat een plaatrelease samenviel met een TV-optreden, waarvan je de datum nota bene nog exact weet (en die ook klopt zoals elders in het boek blijkt). Volgens een afdruk van de pagina uit het Belgische blad Jukebox uit juli 1960, op bladzijde 24, wordt gesuggereerd dat de single pas in januari 1960 op de markt zou zijn gekomen, maar dat is hoogst onwaarschijnlijk (omdat de plaat toen al in de charts was).
Het boekje gaat echter verder dan Sherlock Holmes taferelen over de releasedatum van deze rock ‘n’ roll-hit. Luchtig worden anekdotes verteld, afgewisseld met feitelijke gegevens, al dan niet vervat in woord of gewoon te achterhalen via de overdosis foto’s. Maar het is fijn hoe de mensen van het eerste uur nog de perikelen rondom het nummer hier memoreren. En het is inderdaad opmerkelijk hoe een 18-jarige knaap toen, met zijn opmerkelijke zang, op vrij unieke wijze de (blanke) rock ‘n’ roll op de vaderlandse landkaart zette. De Indorockers waren de anderen die op bijzondere wijze onze rock ‘n’ roll-geschiedenis verrijkten. Wel interessant nog is de opmerking in dat juli 1960-nummer van de Jukebox, dat de eigenaar van de repetitieruimte (een theaterdirecteur) Peter en de zijnen in 1959 een contract had aangeboden. Daar wordt in het hele boekje verder niet op ingegaan, jammer.
Zoals je ziet, is het boek een lekkernij voor puristen, maar ook nostalgiezwijmelaars zullen er hun plezier aan beleven.

Dan nog wat de CD betreft. Aan het begin van deze recensie gaf ik al aan wat er helaas niet op staat. Nu dan welke songs wél de gelukkigen waren! Kom Van Dat Dak Af, Marijke, Doe Maar Net Alsof, Drink Er Een Van Mij, Flirt, Ga Peter Ga, Janus, Speel Die Dans, ’T Is Over Marijke (previously unreleased dus, ook al wordt wonderbaarlijk genoeg nergens melding gemaakt van dit unieke feit (?!)), Veertig Rovers, Jenny, Dat Ben Ik, plus de ‘flutversies’. De opmerking op de achterkant van het boekje dat de CD al (!) het vroege werk zou bevatten is marketingtechnisch misschien leuk, maar verwijzen we toch naar het rijk der muzikale fabelen. Maar ook Jack Spijkerman nam het destijds in Kopspijkers (13-4-2002) niet zo nauw: omdat het lekker bekte maakte hij er gemakshalve van, dat Kom Van Dat Dak Af in 1961 (pardon?!), 1971 en 1981 in de hitlijsten had gestaan. Vier jaar eerder (7-11-1998) zong Peter, met de fictieve (?) Rockabilly Willie Hillbillies rondom de Belgische presentator Bart Peeters, het nummer nog in een medley in een puike rockabillyversie!

Conclusie: als je een echte ‘nozem van het Nederlandse lied’ op het dak wil krijgen, moet je de kerstman de woorden van Gerry Oord (directeur van Bovema, waar de Imperial single van het nummer (HI 1025) verscheen) laten slaken, zoals die dat deed bij het horen van Kom Van Dat Dak Af van Peter & Zijn Rockets in de opnameruimte: “wat is dat voor een herrie!”. Dus wil je ‘Willem’ lekker laten verder slapen, dan laat je je spaarvarkentje aan de kassa van de boekwinkel naar Kom Van Dat Dak Af knorren en heeft de ontvanger van het moois toch weer effe gezwijnd, hè. (Henri Smeets)




2 december 2010


KEEP ON ROCKIN’/ JOHNNY MEMPHIS
Marlstone Music, CDL 2949

Daar waar ex-kippenslachter/ verenplukker Ernest Evans (beter bekend als de al meer dan 45 jaar met de Nederlandse Rina Lodders getrouwde twistkoning Chubby Checker) zijn slagersmes inruilde voor gouden platen, is de slagerszoon John van ’t Klooster uit Maastricht daar helaas nog ver van verwijderd, maar zingt hij desondanks met veel elan de nummers van zijn grote miljoenenverkopende idool Elvis Presley. Dus daarmee is ook meteen zijn artiestennaam verklaard. Maar John is zeker geen glitterpak-elvis en profileert zich op zijn album als een bredere rocker van allure. Deze jongeman is reeds een kleine 10 jaar actief op de Limburgse podia en ooit (2005) heb ik een interview met hem gedaan als solo-artiest in mijn voormalige radioprogramma, alsmede een interview met optreden met hem en zijn toenmalige band The Petticoat Hunters. Inmiddels heeft Johnny echter een nieuwe live-band The Tennessee Rockers. Logisch, want als je Memphis als achternaam hebt, dan moet er iets van Tennessee in de bandnaam zijn, toch?! Op de CD horen we echter louter studiomuzikanten, waaronder de, ons niet bepaald onbekende, contrabassist Jaakko Buchholtz (Bugaboo Tang (blues/ rockabilly), Junior Marvel (onvervalste rockabilly) en ooit nog ‘slapper’ in The Crazy Tones (rockabilly) en The Meadow Hawks (rockabilly)).
Wonderwel vinden we op het album letterlijk één nummer dat iets met Elvis van doen heeft: Fire Down Below. In 1976 schreef Elvis’ bassist Jerry Scheff deze song en het werd in Graceland opgenomen, maar nooit afgemaakt. De Belg Travis Jones heeft het in november 2004 in mijn toenmalige radioprogramma als wereldprimeur gezongen (ook destijds in eigen beheer uitgebracht) en Jerry zelf nam het pas in 2005 op CD op. Nu dus de beurt aan Johnny. Dit rock ‘n’ roll-nummer, met uiteraard een 70’s touch, zingt hij op zijn eigen wijze zonder ook maar in de verte zijn grote idool te willen imiteren. En dat is ook goed zo, want anders was het allicht een gekunsteld klinkend nummer geworden. Deze versie ligt lekker in het gehoor en neemt zelfs een door en door 50’s rocker als jullie redacteur mee. Netjes! Uit andere huize is het jumpbluesy Take A Left, dat een voor Johnny gecomponeerd nummer is. Dit nummer past heel goed in de trendy 40’s jumpblues revival van de laatste jaren. Ritchie Valens’ Come On Let’s Go is wel even wennen als je het origineel gewend bent. Het heeft een eigentijdse touch, maar swingt wel lekker en qua gitaar is het toch nog vintage. Blue Hotel is de absolute topper van dit album, ondanks de schitterende rockabillynummers verderop in de bespreking. Leg deze versie naast die van Chris Isaak en zoek de verschillen. Zowel muzikaal als qua zang kan dit nummer heel goed tippen aan het origineel, ondanks de minder vette productie. Fantastisch sentimenteel gezongen (geen flauwe slijmopmerking, maar een statement!). Klasse! En dat (klasse) hebben de studiomuzikanten ook, zoals andermaal blijkt in het gevoelige Arms Of Mary (de bekende hit ooit van de Sutherland Brothers), dat tevens bewijst dat Johnny beter wegkomt bij rustige nummers. Als typische Fats Domino zwarte rhythm & blues klassieker klinkt My Baby’s Got Me Crying, doch het is een voor de Maastrichtse zanger gecomponeerde song. Duidelijk is wel dat componist en backing vocalist Michel Nita zich heeft laten inspireren door Fats’ Walking To New Orleans uit 1960. Een van de pot gerukte rockabillyversie van Black Is Black schalt tegen onze oorschelpen. Wat een verschil met het bekende origineel van Los Bravos! Fenomenaal. Dan een favoriet van mij, dat ik al in de versie van de Duitse teddyboyband Foggy Mountain Rockers geweldig vond: Please Mama Please (van de Amerikaanse rockabillyband Go Cat Go). Andermaal een coole rockabillystomper. Countrysong Here Comes The Rain (The Mavericks) is een nummer dat zeker in de smaak zal vallen bij liefhebbers van de latere Everly’s. Zangmatig een dikke vette pluim voor de verdienstelijke, met originele arrangementen omklede, Righteous Brothers cover Unchained Melody. Wij kennen dit nummer natuurlijk van Gene Vincent uit 1956. Een ballade die wis en waarachtig niet makkelijk te zingen is. Zoals eerder al opgemerkt, komt bij dit soort songs Johnny’s stem het best naar voren.
En juist ballads zeggen iets over de ware zangkwaliteit van een zanger(es)! Je vraagt je dan ook werkelijk af waarom hij niet op nationaal niveau actief is. Het zou hem wis en waarachtig niet misstaan. Overtuig jezelf! Ben na al die jaren recenseren niet gauw enthousiast te krijgen, maar de CD is gewoon boven verwachting goed (en nota bene opgenomen bij een hoempapa label). Het album klinkt uit met het ‘kerkorgel’ dat als begeleidinstrument in het nummer te horen was en de werkelijke achternaam van de Maastrichtse zanger alle eer aan doet. Doe je spaarvarkentje een pink petticoat aan en ga met haar (uit oogpunt van emancipatie: doe je spaarvarkentje een ‘prison blue’ jeans aan en ga met hem) naar: www.johnnymemphis.nl (Henri Smeets)


CHRISTMAS COMES ALIVE/ THE BRIAN SETZER ORCHESTRA
Surfdog Records, 2-525577

Eigenlijk is de periode van onze Goedheiligman nog volop gaande als we alweer het eerste kerstalbum van het jaar opzetten. Dat doet me denken aan hoe absurd het eigenlijk is hoe de Amerikanen de Turkse bisschop helemaal verbasterd hebben naar een of andere sprookjesidioot die blijkbaar met rendieren vanuit de Noordpool aan komt vliegen. Vooruit, laten we daar ons hoofd niet over breken, dat doen we wel met het nieuwe album Christmas Comes Alive van The Brian Setzer Orchestra. Wie kent het recept nog niet? Rock ‘n’ roll en traditionals verpakt tot big band swing anno nu met een haast bombastische inslag. Maar het werkt nog steeds. Ik geloof dat de periode van Brian’s Orchestra al langer duurt dan de actieve periode van The Stray Cats destijds. Sinds 1996 lijkt The Orchestra al het patent te hebben op de verbintenis tussen big band rock ‘n’ roll en kerst toen Brian een nieuw nummer en twee kersttraditionals vertolkte voor de Arnold Schwarzenegger film Jingle All The Way. De DVD Christmas Extravaganza met een weergaloze live kerstshow van Brian Setzer in Japan is nog steeds de meest gespeelde muziek-DVD in huize Van Dongen.
Dit gloednieuwe live album, voor het overgrote deel opgenomen in Knocksville, Tennessee, is grofweg een mix van kersttraditionals, kerstklassiekers en eigen kerstsongs. Vooral de jaren ’50 en ’60 kerstklassiekers zijn natuurlijk uitermate geschikt om een Brian Setzer arrangement te ondergaan en Dig That Crazy Santa Claus, Sleigh Ride, Santa Claus Is Back In Town klinken dan ook weer super, supervet en ze lijken een extra dimensie mee te krijgen doordat het live is. Winter Wonderland vind ik daarentegen minder boeiend, de rustigere Jingle Bell Rock en Blue Christmas heb ik in het verleden blijkbaar teveel gehoord, want zelfs in de Setzer Orchestra benadering pakken ze me nu niet echt. Boogie Woogie Santa Claus is mid-tempo waarin niet alleen Brian’s Gretsch, maar vooral de trompet en de sax uitgebreid mogen soleren. Run Rudolph Run blijft het dichtst bij de basis, want de blazers mogen daar even… eh… uitblazen, terwijl Brian in – zo te horen – Stray Cats triobezetting alsnog de pannen van het dak laat vliegen. In zijn eigen klassieker Stray Cat Strut verwerkte Brian de song You’re A Mean One, Mr. Grinch, geschreven voor een cartoon in 1966 en opnieuw gebruikt voor de kerstfilm The Grinch met Jim Carrey. Bij het selecteren van de kersttraditionals heeft Brian een weloverwogen keuze gemaakt omdat de melodie en opzet van deze songs natuurlijk wel moeten passen bij arrangementen waar een big band mee uit de voeten moet kunnen. Opvallend genoeg vinden we niet veel van dit soort songs, namelijk alleen Jingle Bells en Angels We Have Heard On High. Deze laatste is bijzonder en apart want hier is een heel arrangement om de kerkelijke melodie Gloria In Excelsis Deo gebouwd, compleet met chorus en al. Dat zal niet iedere rockers cup of tea zijn, maar het maakt dit album echter wel tot een afwisselend geheel. Ook in die buitencategorie valt min of meer Tchaikovsky’s Nutcracker Suite. Beide songs zijn – net zoals nagenoeg alle songs op dit album – ook op eerdere studio-albums te vinden.
Het album is al uit in Nederland, dus als je wilt kun je nu al van je kerst genieten! Info: www.briansetzer.com (Frans van Dongen)


ROCKABILLY BROTHERS/ SHOTGUN
TCY Records, TCY-017

De één zal bij het horen van Shotgun denken aan goedkope 50’s ‘cowboy schiet indiaantje dood’ Johny Wayne westerns of anders jaren ‘60 spaghettiwesterns van het Italiaanse Bud Spencer en Terence Hill gehalte of misschien zelfs late 60’s/early 70’s Clint Eastwood wilde westen prullaria (onlangs is in 2010 een CD bij Bear Family verschenen met ‘cowboy favourites’ van de acteur uit 1962, een re-issue van de gelijknamige LP waarop Clint als een James Dean uit het Wilde Westen staat afgebeeld), anderen zullen bij het horen van die naam Shotgun meteen de drapes en creepers uit de kast halen. De oudgedienden van de teddyboyscene geven sinds rond 1977 acte de présènce en zijn het rocken niet verleerd, getuige de recentere opnames op hun ‘gloednieuwe’ album Rockabilly Brothers met een compilatie van hun vinylswingers uit de begintijd, startend in 1981, tot en met zilverglimmende veteranenrockers uit recentere tijden, eindigend in 2006. Bijna allemaal eigen compo’s van Rob Murly en Bob Burgos. Ooit had jullie redacteur de muzikale eer ze te mogen aankondigen op het Teddyboyfestival in Vlissingen in 2006: Bob Burgos (drums), Rob Murly (ritmegitaar), Dave Briggs (leadgitaar; ooit nog bij de legendarische Flying Saucers) en invaller Noel Brown (basgitaar) voor de zieke Ray Neale. Wie Bob Burgos enigszins kent, weet dat hij o.a. van pure onvervalste rock ‘n’ roll houdt. Precies dát horen we hier weer terug op dit album in al haar varianten. Merendeels typische teddyboy-rock ‘n’ roll en op het zwarte rhythm ‘n’ blues-schema geschoeide rock ‘n’ roll, dan weer eens een enkel uitstapje naar 70’s beïnvloede rock ‘n’ roll, andermaal is het gewoon early 80’s neo-rockabilly. Of de titel Rockabilly Brothers dan ook volledig de lading dekt moet ieder voor zich uitmaken, in ieder geval is het geen pure rockabilly CD. Wel zijn het overwegend opzwepende songs met een ruw randje! Maar goed, muziek is nu eenmaal ook en vooral een beleving en als je deze ruwe powerhouse rock ‘n’ roll als rockabilly ervaart is het prima. (Sorry voor deze microscopische analyse van de begrippen rock ‘n’ roll en rockabilly. What’s in a name?… wat telt is, dat het album je uit de schoenen laat ploffen en dat lukt aardig). Ballades en zwijmelnummers zoek je tevergeefs op dit album. Dat wordt je al meteen duidelijk gemaakt in Loonabilly Rock ‘n’ Roll met de ietwat langdradige intro “rock ‘n’ roll?”, waarin verschillende dames en heren zich de vraag stellen: “rock ‘n’ roll?”. Dit is gewoon een lekkere teddyboysong (1981). Daarentegen ervaar ik Hometown Rockin’ (1991) eerder als een vlak commercieel 70’s rock getint nummer (met ietwat Chuck Berry touch in het gitaarwerk) dat het vooral moet hebben van de gitaarsolo. The Rebel Song uit 1993 klinkt anderszins bijna als een teddyboy anthem! Het adembenemende Doin’ Things Right (1991) gaat richting greaser neo-rockabilly en dat geldt in nog sterkere mate voor 91-er instro High Tuned en Honky Tonk Mama uit 2005. Opvallend is dat de nummers uit de 90’s en ’10’s (van deze eeuw) muzikaal in dezelfde lijn liggen. Met Black ‘N’ Blue uit 1984 verkeren we wederom in ‘drapes’-sfeer om vervolgens met open mond te vervallen in een doo-woppish Blue By You (2005), met gitaarsolo, die me wat doet denken aan de 60’s Spotnicks. Natuuuuurlijk is dit nummer geschreven door Bob Murly, die ooit de legendarische Britse doo-wopgroep The Cruisers bevolkte. Nothing For Nothing is pure black rock ‘n’ roll, ook al wordt het niet zo bezongen. Uit de country-hoek, qua overall sound, maar geaccentueerd door de steelgitaar, komt onze schattige Lonely Girl (2006). De zang heeft meer weg van een Engelse versie van de Duitse Udo Lindenberg met die typisch vermoeid klinkende stem. Heel toepasselijk voor deze recensie aan de ‘vooravond’ van kerstmaand december, is Santa’s Got Your Letter (2002), dat als krachtvoer klinkt voor santa claus’ reindeers. Ondergetekende heeft het nummer in 2007 minder fortuinlijk ook aan het zilveren schijfje toevertrouwd: verschil moet er nu eenmaal zijn tussen de grootmeesters uit een wereldstad (Londen) en een hobbymuzikantje uit de provincie (smile). Quit Yer Foolin’ Me uit 1991 is een nummer, zoals je dat van Shotgun gewend bent, zij het met commercieel aandoende, maar zeker niet onaardige, breaks. Je voelt je dan ook ‘fancy free’ om lekker los te komen in dit gelijknamige nummer uit 1997. Put your creepers on in We’re Gonna Boogie (1993) met zang die me doet denken aan Levi Dexter van de vroege Levi & The Rockats en die ted-lijn zetten we ook voort in Rockabilly Santa (1997), een andere ode aan de goedheilig man uit het land van de onbegrensde mogelijkheden en als we muzikaal dan toch al in het van de indiaantjes geplukte land vertoeven, dan laten we de rockabillyjaren ook nog eens de revue passeren met een licht 50’s touch uitademend Rockabily Queen (1998), wellicht één van de beste nummers van het album. Son Of A Gun (1998) is een kruising tussen Hank Mizell en Red Hot Max & Cats. Nou ja, beter ‘son of a gun’, dan ‘son of a b’… babe uit het roodlicht milieu. Ridin’ White Horses (1999) is wat vlakke rock ‘n’ roll, terwijl Deadwood Stage een bewerkte instrumentale traditional is. Als uitsmijter van de swingende rockhouse fungeert Rockabilly Brothers dat precies dat doet wat je van rockabillybroers mag verwachten: rocken dat je het vuur uit de schoenen komt! Ik moet me trouwens wel zeer vergissen als niet toch de meeste songs unreleased recordings zijn (o.a. zeer zeker de kerstsongs Santa’s Got Your Letter en Rockabilly Santa, die Bob me in 2007, om te coveren, toestuurde als zijnde unreleased).
Conclusie: Een swingend party-album voor echte puristen onder de greasers en teds. Een hebbedingetje dus. Info: www.tcy-records.com (Henri Smeets)


SEE YOU LATER ALLIGATOR/ BOBBY CHARLES
Bear Family Records, BCD 17207 AH

Onlangs dirigeerde ik mijn spaarvarkentje over de Duitse grens om de economie van onze oosterburen wat te stimuleren, want Duitsland is nu eenmaal de motor van Europa. Nu zou je als mogelijke anti-Duitser kunnen denken dat mijn spaarvarkentje zich wel thuis gevoeld zal hebben tussen al die schwei….*zensuur*. Nou, mijn pink piggy kwam in ieder geval met een krulstaartje terug en had een schitterend album in haar bek: See You Later Alligator.
Als fan heb je een idool (of op zijn minst een favoriet), als muzikant een voorbeeld. Naast zo’n voorbeeld laat je je als muzikant inspireren door niet-voorbeelden uit de muziek en soms zelfs van ver daarbuiten. Dat geldt zeker ook voor een songwriter als jullie redacteur. Toen ik in de folder van de ‘beren familie’-mailorder zag staan, dat de protagonist van het hier besproken album nog nooit een instrument ter hand genomen had en zelfs geen noot kon lezen, maar desondanks toch grote hits op zijn naam heeft staan, begon mijn hart van herkenning te bonken (met de uitzondering dat ik (nog?) geen hits heb geschreven). Die CD moest ik dus hebben! Het is altijd heerlijk om de originelen van covers te horen en aldus de creatievelingen versus de kopieerders. Het is erkenning voor de vaak vergeten muzikale ‘behangen’ (originelen), want dat waren ze in vergelijking met het show stelende strak gedesignde ‘meubilair’ (kopieerders) (zoals vele jonge tienerartiesten zich te midden van die oudere sigaarpaffende en dollarogen hebbende platenbonzen (moeten) hebben gevoeld). Zeker de songwriters waren vaak niet eens het dessert naast die charts beklimmende en podiumopsierende taarten. Zelfs niet eens de slagroom op die taarten, maar meer het inpakpapier, dat na gebruik vakkundig gedumpt werd. Natuurlijk waren er uitzonderingen (zoals o.a. de Brill Building componisten in New York), maar grosso modo was het wel leven als een luis, maar geen spreekwoordelijk luizenleventje. Het verhaal van Bobby Guidry alias, de door Leonard Chess van Chess Records aan hem verleende nickname Bobby Charles (dus geen broer van Ray, maar zangmatig eerder een supertamme versie van de zwarte wereldpianist), is een tranentrekker voor hedendaagse songwriters. Het enige verschil met andere liedjesschrijvende epigonen van allure als Arthur Crudup, Otis Blackwell en fellows, was dat hij blank was. Maar die huidskleur was evenmin een redding in het ‘race’ Amerika (denk aan de zwarte ‘race charts’) van de jaren ‘50. Hij werd net zo hard belazerd. Bobby was vooral een songwriter, maar mocht ook als zanger wat platen vol zingen en het podium delen met grote namen als Chuck Berry, Bo Diddley, Carl Perkins, Dale Hawkins, Platters, Cadillacs, Cleftones, Frankie Lymon & Teenagers, Spaniels, Jimmy Bowen, Buddy Knox en Ruth Brown, om enkelen te noemen. In 1955, na het verlaten van een restaurant, met de in Louisiana gebruikelijke woorden, “see you later alligator” riep een jongedame hem toe “after a while, crocodile” en een nieuwe song was geboren. Maar niet alleen een song, een hit! Weliswaar niet voor Bobby, die slechts één weekje mocht proeven van bescheiden roem met een 14de plaats in de Rhythm & Blues Charts in 1956. Intussen had de ‘top of the Bill’ Haley het nummer al opgenomen in New York en er een grote hit mee. Voor diegenen die verknocht zijn aan de fifties, zoals wij allemaal, is dit helaas een herkenbaar verhaal. Echter, en dat is toch bijzonder, ontving hij voor deze song netjes alle royalties. Het zou echter de enige song zijn waarvoor dat het geval was. Hij was kien en stapte in 1955 tijdens een optreden van Fats Domino op zijn grote idool af om hem zijn song te promoten. Deze bedankte zich met de (in de rest van de muziekhistorie ontellende malen herhaalde) woorden, “misschien later een keer”. Dat ‘later’ werd dus nooit. Het was echter geen See You Never Again Alligator, want Bobby werkte ietwat later wel samen met Fats voor Imperial Records (eind 1958-1960). Terug naar Bobby’s eerste schreden in de platenindustrie. Hij had weliswaar zijn song niet kunnen slijten aan Fats, maar Leonard Chess (Chicago) had wel interesse, nadat hij Bobby (1000 mijlen zuidelijk in Abbeville, Louisiana) door de telefoon het nummer had horen zingen.
Des te groter was de schrik toen deze jonge knaap blank bleek te zijn. “Motherfucker!” was het welkomstwoord van een verbaasde Leonard, die als blanke geïmmigreerde Pool met zijn broer Phil, een zwart platenlabel runde. Een woord dat tegenwoordig in elk zichzelf respecterend tienerwoordenboekje te vinden is en op elke ‘tienerhitparade der scheldwoorden’ op een stevige eerste plaats staat, was voor de katholieke Bobby een woord dat hij nog nooit eerder gehoord had. Slik. Dat er een eindje verderop in Memphis een andere blanke zanger zich de longen uit het lijf schreeuwde als een zwarte zanger, was nog niet doorgedrongen tot Chicago of zelfs Louisiana! Dat zou enkele maanden later wel effe veranderen. (Leonard heeft toen zelfs voorkomen dat de ‘onbenullige’ Bobby zijn song One Eyed Jack zou sturen naar Colonel Tom Parker en Elvis. Deze ‘onachtzaamheid’ moest natuurlijk vakkundig door de zakenman uit Chicago een halt worden toegeroepen. Wellicht was Bobby Charles dan wel een onsterfelijke songwriter geworden, wanneer dat was doorgegaan. Shit happens, zoals bekend mag worden verondersteld).
Na de brute begroeting door Mister Chess werden in deze oktobermaand des jaren 1955 anno domini drie songs opgenomen, allemaal in het (jump)blues idioom: See You Later Alligator, On Bended Knee (zeg maar tienerblues of bobbysocks blues – bestaat dat?) en een verrockte versie (die wat doet denken aan de rond 1962er ‘slop’-sound) van Hank Williams’ Hey Good Lookin’. See You Later Alligator, in jumpblues stijl en nogal verlegen gezongen, werd tijdens de sessie opgenomen door Bobby met zijn eigen katholieke schoolband (vanuit beschaafde ‘Cardinals’ (kardinalen) omgetoverd tot gierige ‘Clippers’ (geldsnoeiers)). Ondanks dat hij als 17-jarige de moed had gehad om bij Leonard Chess af te dwingen dat zijn eigen band hem zou begeleiden (uiteindelijk alleen de eerste sessie), kwam hij in 1956 na het horen van de ‘nieuwe sound’ (rock ‘n’ roll) in Tutti Frutti, gespeeld door de studioband die hem na die eerste sessie begeleidde, op zijn eigenwijsheid terug. Hoe had hij deze song met zijn eigen op jumpblues gebaseerde band kunnen opnemen en niet met de studioband, zoals Leonard voorstelde, die opeens die te gekke sound speelde?! Maar gedane zaken nemen geen keer en inmiddels was dus Bill Haley met de eer gaan strijken.
Het album bevat 28 songs uit de periode 1955-1961, echter uitsluitend de Chess-opnames. Verreweg de meeste songs zijn eigencompo’s van Bobby. Aanvankelijk nog strak het (jump)bluesschema volgend (Watch It Sprocket (jumpblues in de stijl van Louis Jordan), Why Did You Leave? (tienerblues), Why Can’t You? (met zo’n 20er barrelhouse piano zoals je die hoort in de enkele 50’s verdwaalde verstandsverbijsterende dixielanddeuntjes van Charlie ‘Butterfly’ Gracie en in de songs van Jim ‘Green Door’ Lowe), Take It Easy Greasy (dat in tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden geen ruwe greaser rockabilly is, maar wel opzwepende jumpblues met een honkin’ sax), Ain’t Got No Home (frisse blues), You Can Suit Yourself (blues), met als ‘Pomus/ Shuman Elvis-sound’-uitzondering Don’t You Know I Love You?), maar vanaf eind 1956 meer richting highschool rock vanwege het succes van de ‘verblankte’ songs van Fats Domino. Mister Chess liet Bobby dus songs in de stijl van zijn grote idool ‘fat man’ Fats zingen: Time Will Tell, No Use Knocking (dat wel een overduidelijke blueprint is voor Fats Domino’s There Goes My Heart Again uit 1963), Laura Lee, I’m A Fool To Care, Mr. Moon (kruising tussen Charlie Gracie en Fats Domino), Put Your Arms Around Me Honey (1957, dat we ook kennen van Ray Smith: 1960) en I’ll Turn Square For You. Maar daarnaast nam hij ook highschool rockers op, al dan niet met een briesje Fats erdoorheen: Lonely Street (geen droevige ballade, maar een uptempo rocker), Over Yonder, One Eyed Jack (dat klinkt als een tamme trage blauwdruk voor Jailhouse Rock), Yea Yea Baby (doo-wop), I’d Like To Know (slow doo-wop), Tell Me Baby, Lovesick Blues (verrockte versie, zoals we die ook kennen van Johnny Burnette) en zelfs sommige songs in true Larry Williams stijl: Good Lovin’ (dirty highschool rock, kan dat?), Your Picture (slowrock), Teenagers en het opzwepende No More.
Na hits geschreven te hebben, waarvan meest memorabel Walking Back To New Orleans (Fats Domino) (waarover hij nog een dispuut had met Dave Bartholomew over de auteursrechten, hetgeen zijn einde bij Imperial betekende en de terugkeer naar Chess) en But I Do (Clarence Henry), zakte Louisiana Bobby weg in de swamps van de muziekbusiness.
Resumé: een album voor liefhebbers van jumpblues, Fats Domino, Larry Williams en zwarte rock ‘n’ roll in het algemeen: rhythm & blues en black doowop. Voor hen: it’ll be a blue(sy) Christmas! Info: www.bear-family.de (Henri Smeets)


naar boven



11 november 2010

DEAD WINTER DAYS /THE TUMBLIN' GO GO's
Tumblin’ Go Go’s, TGG05

Kent u soundhealing, heling met klanken? Klanken (regelmatige en harmonieuze geluidstrillingen) spelen in de vorm van muziek een belangrijke rol in zowat alle culturen en kunnen ons raken tot in onze diepste kern, ons tot rust brengen of ons algehele welzijn bevorderen. Helende klanken vormen op die manier een natuurlijk medicijn. Gelukkig hebben The Tumblin' Go Go's daar nog nooit van gehoord! Zij rocken dat het een lieve lust is, en in het verleden gaven wij hen de raad minder Batmobile en meer zichzelf te klinken. Op deze nieuwste, hun vijfde sinds hun oprichting in 2003, verlaten ze inderdaad de Batmobile paden, maar de richting die ze inslaan zal mogelijk niet elke fan bevallen. Hoewel we op een aantal songs nog steeds de Batmobile invloed horen (misschien onvermijdelijk omdat ze met dezelfde triobezetting opereren en het timbre van zanger-drummer René Hummel nu eenmaal in dezelfde lijn ligt als de stem van Jeroen Haamers) en de CD uitermatige stevig start (opener Long Black Whip heeft evenveel met Batmo als met Golden Earring van doen, en ook I’m Gonna Preach The Word is klassieke hedendaagse rock ‘n’ roll maar dan medium tempo), gaat het Drentse powertrio hier veel breder. Pedal- en lap steel creëren een sfeervol spookachtig rootsrock landschap met veel tempowissels en lang uitgesponnen repetitieve motieven, vreemde geluidseffecten, vervorming op de vocalen, en in- en uit fadende eindes. We horen alt country, flarden Bo Diddley, en zelfs dronken zeemanspolka in When The Cannons Roarrrhh (is dat een orgel?). Americana made in Holland! Je merkt die evolutie – deels ook al te horen op voorganger Our Fall From Grace – niet alleen aan de nummers en aan het enigszins, hoe zal ik het noemen, gecomprimeerde geluid, maar je ziet het ook aan het artwork: tattoos en gokmotieven ruimen plaats voor grofkorrelige zwart-wit natuurfotografie en vreemdsoortige lettertypes. Let in dit verband ook op de twee covers, Black Math van de alternatieve rock band The White Stripes en Stay Away From The Forest Boy van de Amerikaanse gothic country band (ja, ze vinden wat uit tegenwoordig) Those Poor Bastards. Een band in ontwikkeling, lees ik ergens in een review van deze CD, en da’s niet alleen de nagel op de kop, maar ook positief, want het bewijst dat The Tumblin’ Go Go’s organisch groeien en niet vastroesten in een stijl waarin ze goed zijn, tot spijt van wie’t benijdt. Of jij je als fan kan vinden in die evolutie, moet ieder voor zichzelf uitmaken na beluistering. Liefhebbers van T-99, The Legendary Shack Shakers en Voodoo Rhythm, deze CD is voor u. Dead Winter Days is opnieuw in eigen beheer uitgebracht, en via www.tumblingogos.nl , www.myspace.com/tumblingogos of www.tumblingogos.hyves.nl sturen ze ’m voor 10 euro + porto naar jou thuis. (Frantic Franky)


GRANDADDY'S GREASE/ JAKE CALYPSO & HIS RED HOT
Chickens Records 211009

Deze zomer waren wij redelijk enthousiast over de vinyl single My Baby Rocks van Jake Calypso (eigenlijk Hervé Loison’s Franse trio Hot Chickens) wegens een prima oldschool rockabilly bopper, nu is er het full album, zowel uit op CD als LP. Kan Jake Calypso de sterkte van die single 11 nummers volhouden? Ja, omdat ze allemaal in diezelfde primitieve stijl zijn als My Baby Rocks en B-kant My Honey Bop. Twee uitzonderingen: de addictieve bluesbopper C’est Ca Qu’est Bon met mondharmonica en gospel invloed die merkwaardig genoeg meer sixties dan fifties klinkt en gelukkig Amerikaanser is dan de titel doet vermoeden, en het medium tempo trage I Was A Fool About You. De andere negen nummers klinken allemaal ongeveer hetzelfde en dus ook ongeveer als My Baby Rocks en My Honey Bop, met als enige verschil het tempo. Niet dat ze slecht klinken, integendeel, dit is met contrabas, drums, akoestische gitaar en vooral schitterend gitaarwerk een bijzonder authentieke sound die zowat alle rifjes en clichés van Johnny Burnette, Johnny Cash, Johnny Horton en Charlie Feathers op een hoopje mikt en daarop varieert. Bovenop de melodielijn hikt, kreunt, steunt en neuzelt Hervé een tekst die vaker niet dan wel die melodielijn volgt met veel wèèèèèlllllllls en ha-ha-hey-hey hiccups. Het resultaat werkt wonderwel en levert een opwindend bopplaatje op dat zijn inspiratie zoekt in het rauwste van wat meer dan een halve eeuw geleden verscheen op labels als Meteor, Goldband of Starday. Een geslaagde stijloefening met - we kunnen het niet genoeg benadrukken - een onwaarschijnlijk vintage geluid en daarom een aanrader voor wie een zwak heeft voor andere authentieke Franse bands als Carl & the Rhythm All Stars of Al Willis. En voor de echte fanaten is dit zoals gezegd ook uitgebracht als ouderwetse 180 gram vinyl LP. Info: www.myspace.com/musicloversprod. Als je CD of LP nergens vindt kan je rechtstreeks bij Hervé bestellen door te mailen naar jakecalypso@gmail.com. (Frantic Franky)


WALMART SWEETIES/ ROBERT LYNN BROWN
Ram Records, RGD-RAM 2010-03

Je vraagt je soms niet alleen af hoe sommige mensen bij ons terechtkomen (via de wondere wereld van internet wellicht), maar vooral ook waarom. Iemand enig idee wie Robert Lynn Brown is? Ik vond nergens een Robert Lynn Brown website, maar in de persinfo (gericht aan DJ Frans van Dongen van radiostation Boppin’ Around!!!) lees ik dat ie eigenlijk rockabillyzanger Bobby Brown is, maar de naam Robert Lynn Brown bezigt voor countrymuziek én omdat mensen die hem googelen altijd bij de zwarte hip hopper Bobby Brown terechtkomen. Nou, het eerste wat je dan moet doen is een degelijke website maken, me dunkt. Naar de stem te oordelen denk ik echter niet dat het hier de fifties Bobby Brown van Bobby Brown & the Curios betreft. Zó oud klinkt Robert Lynn Brown namelijk niet. Laten we het er op basis van de twee nummers op deze CD-single maar op houden dat Brown een willekeurige countryzanger is. En wel degelijk een zanger en geen zangeres, zoals ik eerst dacht toen ik het hoesje bekeek. Nee, de dame in kwestie is een van de Walmart Sweeties waarover hij zingt, de dames die gedreven door koopwoede en aangelokt door de scherpe prijzen de halve Wal-Mart naar buiten slepen, de Amerikaanse discountsupermarkt berucht om zijn lage lonen en slechte arbeidsvoorwaarden. Eigenlijk begrijp ik niet veel van wat Brown zingt, maar ik vermoed dat ie de Wal-Mart dames liefdevol bekijkt, zoals een countryzanger geacht wordt te kijken naar vrouwen uit de lagere lagen van de bevolking. Arm maar proper en met een hart van goud, u kent dat wel. Opvallend genoeg strookt dat niet echt met de boodschap van het tweede nummer, Spend It Where I Make It, een patriottische oproep om Amerikaanse producten te kopen en geen import gemaakt in China of Mexico. Hou het werk in eigen streek, dat soort reactionaire taal. Dit is het soort nummers dat binnen 25 jaar verschijnt op een Bear Family box met allemaal spul van die strekking. O ja, de muziek zelf is standaard medium tempo country die bij momenten zo artificieel klinkt dat het lijkt of er een computer of een synthesizer aan te pas kwam. Hier valt met andere woorden niks te boppen, en voor alle duidelijkheid: enkel voor mensen die houden van dit soort dubieuze country. Info: ramcoglobal@gmail.com (Frantic Franky)


naar boven




14 oktober 2010

STORY OF OUR LIFE/ THE GREYHOUNDS
Part Records PART-CD 645.003

Duitse groepen zijn grosso modo in drie te verdelen: de bands die zweren bij authenticiteit, de bands die een soort moderne rock spelen, en zij die poprock(abilly) brengen. Deze Greyhounds, in het smakelijk genaamde Flensburg in Noord-Duitsland ontstaan uit mij onbekende bands als The Boppin' Passions, Tom Cat Trio en The Railroad Rockers, brachten eerder de CD’s Nightlife (2002), Live Im Logo Hamburg 7th Jamboree (2003) en We Call It Rare Rock 'n' Roll (2005) uit, maar die zijn hier nooit geraakt omdat in die dagen de review CD’s nog per postduif overgevlogen werden. Te oordelen naar deze Story Of Our Life houden The Greyhounds het klassiek: consumptievriendelijke rockabilly (ze klinken een stuk minder gemeen dan ze eruitzien) met gitaar, elektrische ritmegitaar, contrabas en drums in een kamerbreed geluid dat teruggrijpt naar de semi-akoestische sound van eind jaren '70 begin jaren '80 met veel geklik op de bas en knallende drums. Goed gespeeld, maar ze vervallen nogal eens in dezelfde (bluesbop)rifjes, de eindes van de nummers zijn simpel en de galm op de zang kan het Duitse accent niet verhullen. You vant ze rock und roll? Zis is ze rock und roll! Opener Der Rhythmus is meer Duits dan Engels, en in het titelnummer zit ook een Duitse strofe. Negen eigen nummers, vijf covers: Mean Red Spider van Leroy Davis (een hedendaagse rocker uit Duitsland, dacht ik), Heart Of A Fool van Jerry Capehart & the Cochran Brothers in rockabilly, het thema van The Munsters, All The Time (Sleepy LaBeef) als bluesbopabilly, en Run Chicken Run klinkt zo verschillend van Link Wray dat ze er makkelijk hun eigen naam en een andere titel op hadden kunnen kleven, Rock Rooster Rock of zo. Ondanks de vermelde minpuntjes niettemin aangenaam luistervoer door de goeie productie en omdat dit niets meer pretendeert te zijn dan feel good rockabilly. Info: www.part-records.de en www.the-greyhounds.de (Frantic Franky)


KILLER HOODLUM ROCKIN' Vol. 8
Collector Records CLCD 4538

Is Killer Hoodlum de Desperate Rock 'n' Roll reeks van Collector? Nee, daarvoor staat er teveel country boogie op deze CD (er staat in het algemeen veel country-achtig materiaal op de recente Collector releases), al doet de naam en de hoesjes anders uitschijnen. Nee, dit is de gebruikelijke Collector stuff: 30 ultra-zeldzame krakende rock 'n' roll en hillbilly tracks. Soms wordt daar wat meewarig over gedaan, zo van ach, het zijn nummers waar niemand ooit van heeft gehoord, en niet bepaald de wildste of opwindendste rockabilly ooit gemaakt. Maar daar gaat het niet om. Waar het om gaat is dat Cees Klop van Collector Records veertig jaar lang elke rock 'n' roll single kocht die hij in Amerika tegenkwam, die nu digitaal inventariseert en ze op die manier bewaart voor de eeuwigheid. Een monnikenwerk, en een werk van barmhartigheid, want zo kan u ze kopen op de website van Collector à 10 euro per 30 songs, wat neerkomt op 33 eurocent per song. Geen geld voor dat zeldzaam spul. Want op hoeveel stuks zou Big Daddy Rock van Hunter Watts destijds zijn uitgebracht? 500? 200? En hoeveel zouden er daarvan vandaag nog bestaan? Tien? Vijf? Drie? Eén? Zou Jim Garton ooit iets anders aan het vinyl hebben vertrouwd dan deze Keep You Skillet Greasy? Bovendien weet Collector ook nog altijd onuitgebracht materiaal op te duikelen: neem Red Hot Mama van James Sipes, een onuitgegeven snuif rockabilly, gebracht op één overstuurde akoestische gitaar met een tweede stem die wat terugroept naar de zanger. Er staan hier nog vijf andere (waarvan volgens de linernotes vier onuitgebrachte) nummers van James Sipes op (een ervan toegeschreven aan Jimmy Sipes, en in de linernotes wordt verwezen naar Steve Sipes), die zo te horen allemaal van dezelfde sessie afkomstig zijn, al is er in één nummer simplistische contrabas te horen en op een ander eenvoudige drums. Misschien bespeeld door die tweede stem? Maar wanneer werd dit opgenomen? Geen idee, al doet het woord "sexy" in het refrein van Red Hot Mama vermoeden dat dit niet uit de jaren '50 stamt. Niettemin klinkt het puur fifties. Ik heb geen flauw idee wie die Sipes was, er staat slechts één foto van hem met akoestische gitaar en cowboyhoed in het boekje, maar die kon evengoed in de jaren '70 zijn genomen bij Sipes thuis in de woonkamer toen Cees Klop van Collector deze opnames eigenhandig tapete, als u begrijpt wat ik bedoel. Eén ding is zeker: Sipes kon goeie songs in elkaar brouwen en had een goeie stem. Voor de rest op deze CD: hillbilly bop (Flea Market Boogie van ene Tenn(essee?) Bee, geen idee dat er begin jaren '50 al vlooienmarkten bestonden), early 60’s country rock, rockabilly, rock 'n' roll, mambobilly, gitaarboogies, één akoestisch pré-war countryblues nummertje, en uiteraard de enkele song die al eerder gecompileerd werd (Black Cadillac van Sonny Wallace). Kraakt het? Ja, het kraakt, en dat mag, al moet er niet overdreven worden: Space Ship 1 van The Thunderwords kraakt zo hard dat je de muziek gewoon niet meer kan horen. Jammer, vooral bij een nummer dat Space Ship 1 heet. Ook de moeite is de piano honky tonker Little Dude van Sammy Lillibridge & the Characters: halfweg tijdens de solo raakt de drummer na een roffeltje het ritme kwijt en stopt ie gewoon alvorens na enkele tellen opnieuw in te vallen! Een ander onwaarschijnlijk plaatje is College Boogie van The Starfires, een primitieve instrumentale boogie op godbetert accordeon die heel het nummer in hetzelfde akkoord lijkt te blijven hangen terwijl de drummer van dienst op z'n white rocks zoveel mogelijk potten en pannen probeert te raken alsof z'n leven ervan af hangt. Ik kan me niet voorstellen dat iemand ooit gezegd heeft "ja, laten we dit uitbrengen, hier valt geld mee te verdienen", maar het bewijs is daar in de vorm van het labelshot. Kortom: voer voor de hardcore liefhebbers! De volledige tracklisting vindt je op www.collectorrecords.nl (Frantic Franky)


naar boven



23 september 2010


BROOMSTICK BUCKAROO/ THE BUCKSHOTS
The Buckshots, geen catalogusnummer

Eindelijk is't ie er, want zeggen dat dit debuut van The Buckshots long overdue is, is een understatement: de groep uit de Kempen, zo'n beetje het wilde westen van België, bestaat toch al even, en als je platenhandelaars bij hun concerten CD’s ziet verkopen van ándere bands genaamd The Buckshots, dan weet je dat er vraag is naar een CD! Ik vind The Buckshots niet alleen een van de betere Belgische bands, 't zijn daarenboven ook nog eens doodgewone en pretentieloze kerels, met gevoel voor humor ook: wie op zijn MySpace een concert aankondigt met als locatie "op d'n Dax zennen oprit" kan op onze sympathie rekenen. Het wachten is het wachten echter waard geweest, want dit debuut, helemaal in eigen beheer, is niet enkel uitstekend maar verrast ook door zijn variatie. Countryrockers met mooie duozang en veel twangy gitaar als The Love Bug (George Jones), You Can't House Break A Tomcat (Cal Smith) en het zelfgeschreven The Least I Can Do hadden we verwacht en stellen ons niet teleur, en ook de geinige tongtwisters als Women Do Funny Things To Me (Del Reeves) en Gear Bustin' Sort Of A Feller (Del Reeves, Bobby Braddock oftewel truckerscountry goes Polk Salad Annie) staan erop. Maar als vierde nummer op deze CD een onvervalst walsje zetten (Oh How It Hurts van The Farmer Boys), kijk, dat noemen wij nu lef hebben. Er staat trouwens nog een walsje op, I'll Never Be Free waarin gastzangeres Els Oostvogels Kay Starr mag spelen naast Tennessee Ernie Ford. Els komt regelmatig een nummertje meezingen bij The Buckshots live on stage, en daarom hadden we gehoopt dat ze ook op de CD present zou zijn. 't Zijn er uiteindelijk vier geworden: op False Hearted Girl verschijnt ze in de gedaante van Ella Mae Morse (Tennessee Ernie Ford wist er steevast de beste zangeressen uit te pikken), en We Did (Herb & Kay Adams in 1955, wat ik heb moeten navragen bij The Buckshots, het staat op de Ace verzamelaar King Hillbilly Bop 'n' Boogie: King/ Federal's Roots Of Rockabilly 1944-1956) wordt u geacht te kennen van de optredens. In een heel andere stijl beweegt zich Better Move It On Home oftewel Porter Wagoner & Dolly Parton in Lee Hazlewood & Nancy Sinatra verpakking. Wat Els betreft voorts slechts één opmerking: geef ze haar eigen band, en snel graag! Die Move It On Home is een verrassing, net zoals wij niet verwacht hadden dat er in The Buckshots ook een Smokestack Lightnin' schuilt: de eigen composities Travellin' Man en The Night Has No Ending baden in dat dramatisch-mysterieuze sfeertje waarin Smokestack excelleert.
Net voor de opnames van de CD was er bij The Buckshots een personeelswissel: ze namen niet alleen een nieuwe drummer in huis (de vorige ging op pensioen), er kwam bovendien een vast vijfde groepslid bij, pedal steel gitarist Frans Anthonis, een man die zijn leven lang country speelde en in recentere tijden ook opdook bij Hètten Dès en Moonshine Reunion. Die twee nieuwe krachten hadden een negatief effect kunnen hebben, want vaak veroorzaakt dat wat aarzeling bij de opnames, en zoiets hoort het geoefende oor. Dat valt hier evenwel reuze mee: drummer Joris Verdonck doet weinig meer dan rustig het ritme aanhouden, Frans Anthonis vult elk gat op met steel alsof hij ze uit de losse pols schudt, en dat levert een mooie afwisseling met de leadgitaar op. Het bewijs: de Buck Owens instrumental The Happy-Go-Lucky Guitar. Spaarzaam gebruik van gastmuzikanten ook: twee flarden trompet (Patrick Melis van The Bamboo Apple Cutters en The Del-Valentinos zaliger) en één keer banjo op Hank Snow's The Golden Rocket (de mij totaal onbekende Roeland Van Noten. Navraag bij de band leerde dat zij hem evenmin kennen: Van Noten werd ingehuurd via een advertentie. Enig gegoogel leert dat hij beroepsmuzikant is gespecialiseerd in basgitaar). Voor de volledigheid nog even vermelden dat ze voor de drie eigen nummers hulp zochten buitenshuis, namelijk bij Danny Huybrechts alias - is't ie weer - DJ Dax uit Turnhout. De CD is voorlopig enkel bij de band zelf en niet bij de reguliere standhouders te koop, dus kijk op www.myspace.com/thebuckshotsgierle wanneer ze bij jou in de buurt spelen. (Frantic Franky)


DIRTY BEATS/ NERVOUS BREAKDOWN
Part Records, PART-CD 688.001

Debuut van een Duits kwartet opgericht in 2005 met - toch opvallend - een sax in de gelederen en een meisje op drums. De groepsnaam is een nummer van Eddie Cochran, maar daar heeft de muziek niets mee te maken. Opener Nervous Breakdown Bash is een zware surf-achtige instrumental die best aardig klinkt maar in elkaar zakt als een pudding wanneer ze halverwege het tempo halveren. Vanaf het tweede nummer wordt er gezongen, en - verrassing - het lijkt wel of we Sascha Vollmer van Hot Boogie Chillun zaliger en The Boss Hoss nu horen! Ook de muziek sluit aan bij Hot Boogie Chillun: hypermoderne rock 'n' roll met extra sax. Geen psycho of neo hier, wel actuele ‘rockabilly’ voor vetkuiven die met hun twee benen in 2010 en niet in 1956 leven. De sax doet weinig meer dan af en toe een solo weggeven en voor de rest wat piepend meetoeteren wat het geheel een fratrock injectie geeft, terwijl er op andere momenten wat uptempo bluesy sixties garagerock doorklinkt (Bad Side Of The Blues) of ze de regelrechte bluesbop toer opgaan (Dirty Beats). Vergelijken is nooit fair maar in dit geval onvermijdelijk, enerzijds door het stemgeluid van zanger-gitarist José “Joschi” Mateus en anderzijds door het feit dat ze de hele CD hardnekkig blijven klinken als Hot Boogie Chillun, destijds door zijn moderne aanpak al een controversiële band. Of de wereld vijf jaar na Hot Boogie Chillun's Fifteen Reasons To Rock 'n Roll behoefte heeft aan een doorslagje van die band, moet iedereen na beluistering van deze CD maar voor zichzelf uitmaken.
Info: www.myspace.com/nervousbreakdownrocknroll en www.part-records.de (Frantic Franky)


ROCKIN' ROOTS/ THE MAD TUBES
El Toro Records, ETCD 6043

Debuut van een Milaans (Milanees?) trio dat zich beperkt tot zang, gitaar, contrabas en drums, en inderdaad rockende rootsmuziek maakt, meer bepaald rockabilly vermengd met blues. Ze zweren bij een puur, haast uitgepuurd geluid, en dat levert mooie covers op als Up The Line (Little Walter), de instrumental T-Bone Shuffle (T-Bone Walker), het met slide gelardeerde Dust My Broom (Robert Johnson), het semi-akoestisch swingende Black Brown And White (Big Bill Broonzy), en wat betreft de rockabilly Treat Me Right (Kenny Parchman), Don't Bug Me Baby (Milton Allen) en Don't Be Gone Long (Bob Doss), naast rockend eigen werk als Little Mixed Up (geschreven door Max Zampini van The Starliters en Rockin' Bonnie & the Rot Gut Shots, The Mad Tubes zijn een afsplitsing van vintage blues band The Hot Tubes waarin Mad Tubes zanger-contrabassist Davide Bianchi en zanger-gitarist Max Pierini samenspelen (speelden?) met Max Zampini en ex-Rot Gut Shots pianist Jerry Gerosa), Wig Hat, en You Know You Hurt Me. Love My Baby is meer gebaseerd op Junior Parker's zwarte origineel dan op Hayden Thompson's rockabilly cover, terwijl het bluesnummer Hot Tamales (They're Red Hot) van opnieuw Robert Johnson een melodieus rockende uitvoering krijgt. Naast het haasje-over tussen blues en rockabilly is er nog meer variatie omdat de zang netjes verdeeld wordt tussen Bianchi en Pierini. En heel belangrijk: ze vervallen nergens in vervelend bluesgeneuzel. Een fraaie brok rootsmuziek, bijzonder authentiek, goudeerlijk, rockend genoeg om de aandacht gaande te houden, en goed genoeg uitgevoerd om ook uw interesse te mogen genieten. Tenzij u een hekel hebt aan de blues of aan CD’s met een enigszins spaarzame sound. Voor wie na The Paladins eens iets rustigs wil horen! Info: www.myspace.com/madtubes www.eltororecords.com (Frantic Franky)


SHADOWS/ THE LAZY BOYS
Part Records, PART-CD 642.001

Na Mexican Sweetheart (1998) en BeelzeBop (2000), enkele jaren stilte en een aantal personeelswissels is dit het derde album van The Lazy Boys (D) die, pauzes niet meegeteld, al zo'n 15 jaar meedraaien. Die twee vorige albums hebben wij niet, dus vergelijken zit er niet in, maar wat onmiddellijk opvalt is het hoge country gehalte van deze CD die sterk begint met een mooi staaltje countrybilly: opener en titeltrack Shadows heeft een fijne afwisseling tussen de rustige strofes en het wat strakkere refrein, en is goed gezongen, melodieus ingespeeld met twee inventieve gitaren, goeie hooks, en lichte invloeden van Johnny Cash en Mexicaanse motieven. Het stokoude Cigarettes Whiskey And Wild Wild Women (The Sons Of The Pioneers hadden er in 1947 al een hit mee) krijgt een stevige hoempapa bewerking, Addicted is een interessant modern nummer in tegentijd. Helaas wordt dat prima begin niet aangehouden: track vier, Waves, is een poppy countryrock nummer dat zelfs een laagje orgel bevat. Orgel! Ook hun bewerking van Bayou Woman van Tony Joe White bevat orgel en is op maat van FM-radio gemaakt, want het gaat net iets te veel richting een rockabillyversie van bijvoorbeeld de radiohits met veel gitaargefriedel van Mark Knopfler en Dire Straits. Nu hebben wij op zich niks tegen consumptievriendelijke rock 'n' roll, en we kunnen de kwaliteiten van bijvoorbeeld Heartbreaking Woman (met mondharmonica) dan ook best erkennen, of toegeven dat ze van niet-rock 'n' roll nummers als Hometown Blues van Steve Earle en Jockey Full Of Bourbon van Tom Waits goeie country/ rock 'n' roll versies brouwen. Anderzijds blijft hun cover van The World even overbodig als het origineel van country superster Brad Paisley, terwijl hun Big River (Johnny Cash) dan weer okee is, door het opnieuw interessante wegens wat uitgebreidere arrangement dat ondermeer een These Boots Are Made For Walking-gewijs de toonladder afdalende gitaar bevat. Laat ik het zo stellen: het goeie aan deze CD is de uitstekende productie, de kwalitatieve speelstijl en de goeie zang. Alleen gebruiken The Lazy Boys dat alles net iets te veel voor muziek die afwijkt van het ware rockabillypad om te knipogen naar radio airplay. Op z'n best klinkt het evenwel als een popversie van Carlos & the Bandidos, dus wie houdt van poppy rock 'n' roll: aarzel niet om dit een kans te geven, zouden wij zo zeggen. Op 12 februari 2011 staan ze in de Cruise Inn in Amsterdam, een dag later in De Kroeg in Geldrop. Info: www.part-records.de www.lazyboys.de en www.myspace.com/nomorelazy (Frantic Franky)


ANGEL HEART/ THE FOGGY MOUNTAIN ROCKERS
Part Records, PART CD 627.009

Angel Heart van de Duitse teddy boy’s Foggy Mountain Rockers is een heruitgave waarvan de originele release uit 1999 stamt. De LP verscheen destijds op Castle Records en de CD op King Ed Records. Het was de LP die we in de persoon van Frank Nelissen in de 29e uitgave (oktober 1999) uitvoerig bespraken. En wat kan ik zelfs meer dan tien jaar later nog toevoegen aan de toenmalige visie van onze teddy boy expert?
Helemaal niets, en daarom volsta ik met het nalezen van Frank’s recensie, waarin hij het openingsnummer Trouble karakteriseert als teddy boy rock ‘n’ roll met de juiste spirit en een sound een beetje in de stijl van Crazy Cavan. De song Teenage Paradise werd omschreven als vette rock ‘n’ roll met een sound die enigszins te vergelijken is met die van Lou Cifer & the Hellions. In dit nummer is een duidelijk manco van de band waarneembaar: de wat zeurderige, variatieloze zang. Naast (teddy boy) rock ‘n’ roll vinden we ook een enkele ballad (Hold Me Tight), wat country (Pioneers) en als hoogtepunt Party By The Riverside, een leuk authentiek klinkende hillbilly-skiffle met wasbord. We tellen 5 covers waarvan Castin’ My Spel van Johnny Kidd’s begeleidingsband The Pirates er één is. Grappig is Cliff Richard’s Dancing Shoes dat muzikaal veel beter in elkaar zit dan vocaal. Gene Vincent’s Over The Rainbow is opgedragen aan de in 1998 in Great Yarmouth (GB) verongelukte Duitse rocker René Weise. Dit nummer wordt wel zeer goed en met gevoel gezongen en is in zijn totaliteit een zeer overtuigende uitvoering van dit ook van Matchbox bekende nummer. Op de LP stond nog de bonus Drinkin’ Beer uit 1993 die hier niet meer op te vinden is.
Rest mij nog aan te halen dat Part Records de CD niet zomaar één op één heeft overgezet, maar dat ze de moeite hebben genomen om de CD te remasteren alvorens opnieuw uit te brengen. Info: www.part-records.de en www.myspace.com/foggymountainrockers (Frans van Dongen)


ROCK 'N' ROLL WITH PIANO Vol. 18
Collector Records CLCD 4537

Is dit de langst lopende Collector reeks? Zou kunnen, maar de titel wordt dan ook erg breed geïnterpreteerd: als er maar een piano opstaat is het okee, of die piano nu de hoofdrol speelt of ergens op de achtergrond meetokkelt. Da's een heel ruim criterium, en vandaar dat op deze piano CD dan ook een nummer getiteld Big Guitar (Bob Stroud & the The Casuals) staat, hahaha. Op de meeste van de 30 nummers speelt de piano inderdaad enkel mee als begeleiding met af en toe een rake solo, dus ook mensen met een pianofobie kunnen rustig meegenieten. Al is rustig allesbehalve een correcte omschrijving, want ook al staan hier best wat medium tempo songs op, de CD rockt er goed tegenaan. Om maar te zeggen dat Collector nog lang de bodem van het vat niet heeft bereikt. Nummers als Stomp'n Twist (Bob Stewart & Ken's Hylytes) of het instrumentale Royal Twist (The Royal Teens) zijn geen twist maar zondermeer prima rockers, en de onuitgebrachte acetaat Fog Bound van The Yo Yo's is een sterk staaltje existentiële teen angst dat niet had misstaan op de Desperate Rock 'n' Roll reeks. Voor de rest de vaste Collector ingrediënten: enkele meer country getinte opnames, een vleugje hillbilly boogie, een snuifje 60s rock 'n' roll, een dosis instrumentals waarvan sommige als gatenkaas aan elkaar hangen (de saxofonisten op de cover van Al Casey's Ramrod door Charlena & the Rockettes kan je niet echt virtuoos noemen), en enkele onbekende covers van bekende songs, dit keer Skinny Jim (ene Mr. Clark denkt dat ie beter kan dan Eddie Cochran), terwijl Lucille een beetje een bluesy 60’s beurt krijgt door de niet bijster originele Originals. Tussendoor staat een geinig country nummer als Slick Chick van Benny Williams: ik heb het tien keer beluisterd en begrijp de tekst nog steeds niet, maar het lijkt me een parodie op de dramatische countrysongs waarin de plaatselijke outsider de lokale bevolking redt van onheil en rampspoed alvorens zelf het leven te laten. Afgesloten wordt met een onvervalste piano boogie woogie, de instrumentale Boogie Woogie Stomp van Neville Dickie. Mijn favoriet: Rock Around The Clock door Sid Phillips & the Deep River Boys die klinken als Freddie Bell begeleid door een dixieland big band. En is deze CD nu beter of slechter dan zijn voorgangers? Euh, daarvoor moeten we eerst de 17 vorige volumes nog eens draaien... Info: www.collectorrecords.nl (Frantic Franky)


PLEASE, GIVE ME SOMETHING: THE ROOTS OF THE STRAY CATS
El Toro Records, ETCD1031

Verwonderlijk eigenlijk dat niemand eerder op het idee kwam om alle Stray Cats originals te bundelen, zeker omdat hetzelfde idee toegepast op The Cramps in de loop der jaren leidde tot niet één maar zelfs twéé CD-/ LP-reeksen, Born Bad en Songs We Tought The Cramps. Deke Dickerson heeft trouwens ook ooit alle originele versies van de songs die hij coverde verzameld op CD-R's. El Toro doet nu hetzelfde voor The Stray Cats, met op LP 16 tracks, op cd 28 nummers "gecoverd, bewerkt of geleend" door The Stray Cats, een groep die graag en veel coverde en vooral inspiratie vond in Gene Vincent en Eddie Cochran. Kwatongen beweerden begin jaren '80 dan ook gemelijk dat Setzer en co Vincent en Cochran alleen maar hadden leren kennen door hun platen uit de soldenbakken te vissen. Logisch dus dat we op deze compilatie twee keer Gene en Eddie terugvinden met Double Talkin' Baby, Race With The Devil, Somethin' Else en Jeannie Jeannie Jeannie, naast nog meer klassiekers van Elvis (Mystery Train), Jimmy & Johnny (Sweet Love On My Mind), Warren Smith (Ubangi Stomp), Johnny Burnette (Your Baby Blue Eyes, Rock Therapy), Buddy Holly (I'm Looking For Someone To Love, hier gecrediteerd aan Buddy's groep The Crickets), Charlie Feathers (One Hand Loose), Carl Perkins (Your True Love), Chuck Berry (Let It Rock, Beautiful Delilah) en Santo & Johnny (Sleepwalk). Een beetje Stray Cats fan weet daarenboven dat Fishnet Stockings en Crawl Up And Die géén eigen composities waren maar gewoon bestaande (en geweldige) nummers met een nieuwe tekst, in casu Bop Bop Ba Doo Bop van Lew Williams en Please Give Me Something van Bill Allen & the Backbeats, dat trouwens ook door The Cramps werd bewerkt tot een "eigen" nummer, Drug Train. Ja, The Stray Cats (of in elk geval hun platenfirma) hadden er een handje van weg hun naam onder bestaande nummers te zetten: Wild Saxophone was gewoon Roy Montrell's Jungle swinger (Everytime I Hear) That Mellow Saxophone, en ook Eddie Bond zal niet content zijn geweest toen onder zijn Slip Slip Slippin' In plots geen componist meer bleek te staan. Ook opvallend: de intro van Everybody Needs Rock 'n' Roll die verdacht veel lijkt op de beginmaten van Everybody's Movin' (Glen Glenn). Maar wist u dat zelfs Stray Cat Strut verdacht veel lijkt op twee bestaande nummers, namelijk Icky Poo van The Nomads en Lonely Travelin' van ene Lonesome Lee? Het eerste is een uitermate coole big band instrumental met gitaar én een hele batterij blazers die de typische Stray Cat Strut akkoordenprogressie afgaan in een soort film noir decor, het tweede heeft exact dezelfde hypnotiserende akkoordenprogressie met daarover een gezongen tekst waarin zelfs ooh ooh ooh's voorkomen. Die Lonesome Lee werd voor het eerst heruitgebracht in 1979 op de Engelse verzamel-LP Bandera Rockabillies. Toeval? Of kent u de zwarte doo-wop jiver Let's Have A Ball van The Wheels? Inderdaad, bij The Stray Cats werd dat Gonna Ball. Al moet er ook weer niet overdreven worden: de gelijkenis tussen Tear It Up (Johnny Burnette) en Rock This Town is ons inziens toch te klein om van "lenen" te kunnen spreken. In elk geval is dit een uitstekende compilatie (tenminste als u al die klassiekers nog niet had) met ook nog Ricky Nelson (Stood Up en de ballad My One Desire), Wynonie Harris (Wasn't That Good), en zelfs een instrumentaal fingerpickertje van Chet Atkins waarvan Setzer toen hij het opnam de titel moet vergeten geweest zijn want hij noemde het Chet Ditty, wat zoveel betekent als 'dingetje van Chet'. Bij deze is Hidden Charms dan ook in ere hersteld. Het booklet geschreven door Dave Penny bekijkt het geheel vanuit het standpunt van de rock 'n' roll fan die destijds niet veel van The Stray Cats moest weten wegens te modern, een standpunt waarin velen zich zullen herkennen. De vinylversie heeft bestelnummer BE 112. www.eltororecords.com (Frantic Franky)


naar boven




2 september 2010



DJ AT'S CRAZY RECORD HOP PRESENTS FOOT TAPPIN' AND DANCE AT THE SCREAMIN' FESTIVAL Vol. 3
El Toro Records, ETCD 1035

De Screamin' Weekender in Spanje was dit jaar aan zijn twaalfde editie toe, en voor het derde jaar op rij mocht DJ At's Crazy Record Hop zijn naam verbinden aan een door hem samengestelde CD die zo'n beetje geldt als de officieuze soundtrack van Screamin'. Da's een hele eer, en ook wij zijn dan een beetje trots want At's Crazy Record Hop is gewoon een Nederlander, At Koning, platenkoning op festivals all over Europe. En wat krijg je als je een van de swingendste platenruiters in Europa de vrije hand geeft om uit zijn collectie 27 nummers te kiezen zonder rekening te moeten houden met enige restrictie, want dat kan tegenwoordig probeemloos dankzij de na-50-jaar-vervallen-alle-copyrights wetgeving? Een geweldige CD voor de dansers onder u, uiteraard!
Op deze CD staan zowel rock 'n' roll klassiekers (I'm Walkin' van Fats Domino), rockabilly (Did You Mean Jelly Bean van Joe Clay, Cat Talk van Lew Williams, Find A New Woman van Arnold Parker & the Southernairs), Sun rockabilly (Huh Babe van Luke McDaniel), hillbilly boogie (Birmingham Bounce van Hardrock Gunter, Rompin' And Stompin' van Curtis Gordon), zwarte jive swing (Fannie Brown Got Married van Roy Brown, Certainly All van Eddie Jones & the Toppers, Miss Rip Van Winkle van The Tibbs Brothers) als blues bop (Hole In The Wall van Sonny Terry & Brownie McGhee), maar het merendeel is toch een soort big band swing van eind jaren '40 tot midden jaren '50, schat ik. Uitermate dansbaar, dat spreekt, en zo leer je weer eens nieuwe nummers kennen van bijvoorbeeld Wynonie Harris (Big Old Country Fool, het klinkt als Bloodshot Eyes gezongen door Louis Prima), Georgia Gibbs (I'll Get Myself A Choo Choo Train), Ella Fitzgerald (I'm Just A Jitterbug), Nat King Cole (For You My Love) of zelfs Lavern Baker (On Revival Day) en Louis Prima (Ya Gotta See My Baby Tonight), alsmede een pak totaal onbekend spul. Er mag zelfs gelachen worden met Buick '59, een zwarte doo-wop jiver waarin Vernon Green & The Medallions alle scheurende autogeluiden zelf inzongen, en met The Sissy Song, een countrybopper recht van de boerderij waarin Billy Briggs (dezelfde Billy Briggs van Chew Tobacco Rag) van leer trekt tegen alle "sissies" die suede schoenen dragen, ice tea drinken met hun pinkje in de lucht en hun vrouw helpen bij de afwas. De goeie ouwe tijd...
Tip: de volgende keer dat u op een vervelend familiefeestje weer eens dik tegen uw zin deejay moet spelen omdat u nu eenmaal de rocker in de familie bent, zet u gewoon dit CD'tje op, en iedereen zal u feliciteren met uw muziekkennis en -keuze. Als uw publiek uit doorgewinterde rockers bestaat zouden wij het echter niet riskeren, want de kans is groot dat die deze CD zelf zullen hebben. Onafgezien daarvan slechts één nadeel hier: nul komma nul info betreffende de tracks, want op de inlay staat enkel reclame voor Screamin'. Niettemin een absolute aanrader voor diegenen onder u die wel eens naar de feestjes van Radio Modern gaan. Tracklisting en voorbeluisteren op www.eltororecords.com, meer info over At's Crazy Record Hop vind je op www.crazyrecordhop.com (Frantic Franky)


THE CREST SESSIONS/ THE KING BAKER'S COMBO
Crazy Times Records CTR-CD 110

Debuut van een Parijs kwartet met elektrische gitaar, akoestische ritmegitaar, contrabas en drums. Alle 15 songs behalve één eigen instrumental zijn bekende covers die tappen uit rockabilly klassiekers (Let's Go Boppin' Tonight, Crazy Crazy Lovin', Gone Gone Gone, Blue Jeans And A Boy's Shirt), cult klassiekers (Big Green Car) en moderne klassiekers (My Little Sister's Got A Motorbike van Crazy Cavan en twee keer The Blasters met Marie Marie en So Long Baby Goodbye). Wie alle titels op een rijtje wil checkt www.crazytimesmusic.com. Iets origineler is het uptempo rockabilly arrangement van Blue Blue Day. Dit Combo is ongetwijfeld een stel kameraden die met veel plezier hun lievelingsnummers spelen, maar helaas spelen ze die ook allemaal hetzelfde, alsof dit in één lange sessie (de Crest sessies? Waar slaat die titel eigenlijk op?) werd opgenomen. Gevolg: het klinkt ook allemaal hetzelfde, en dat mag nooit de bedoeling zijn. Daarom valt het des te meer op dat hun eigen King Baker's Boogie, in tegenstelling tot wat je zou verwachten, geen standaard boogie schema maar een interessant fingerpickertje met Malagueña motieven is. Ze hebben dus wel degelijk goeie eigen ideeën in huis. De bandleden spelen redelijk maar raken vooral in de minder snelle nummers mekaar af en toe kwijt. Daarbij komt een elementaire mix (de drums en cymbalen knallen erop los) en het onvermijdelijke Franse accent. In Tired And Sleepy duetteren zelfs twéé Franse accenten tegen elkaar op. De zanger legt zijn klemtonen nogal eens op een vreemde plaats en lijkt soms fonetisch Engels te zingen waardoor de tekst plots helemaal anders klinkt. Zoekt iedereen dan tegenwoordig zijn songteksten niet op op internet? Samengevat: meer jeudig vuur en enthousiasme dan perfectie. Als demo hadden we dat misschien door de vingers gezien, maar voor een full album debuut verlangen wij - rotverwend als we zijn - muzikaal én geluidstechnisch tot net ietsje meer. Info: www.myspace.com/crazytimesmusic. King Baker's Combo zelf vonden we niet terug op het net, dus dat wordt mailen naar kingbakerscombo@laposte.net (Frantic Franky)


SHIVERS/ LAS VARGAS
Crazy Times Records CTR-CD 109

Afgaande op de groepsnaam en de twee in het Spaans gezongen liedjes verwachtte ik een Spaanse band, maar Las Vargas blijken afkomstig uit La Douce France en hebben bovendien een zangeres. Dat zien wij graag, dat dames hun, euh, mannetje staan in het rock 'n' roll wereldje. Allemaal covers op deze CD, en onmiddellijk vallen Dynamite (Brenda Lee), Fujiyama Mama (Wanda Jackson), en Two Long Years en Barefoot Baby (2 x Janis Martin) op. Dan denk je: het zal wel weer het zoveelste female rockabilly bandje zijn. Toch springen Las Vargas er uit, en wel om diverse redenen. De band is niet 100 % rockabilly: ze pakken op dit debuut diverse stijlen aan. Bovendien is de gitaar erg rhythm & blues, al kan ze wel degelijk rocken. Toch is het ook weer niet echt jive of jump swing, want ze hebben geen blazers in de gelederen, wel een piano die de nodige roll toevoegt aan de rock. Dit is bovendien een groep die wel degelijk iets van muziek kent, dat merk je aan de doordachte arrangementen met veel frivole fantasietjes, in tegenstelling tot de standaard peer 'em d'erop band. De vier genoemde female classics klinken dan ook helemaal anders dan de bekende uitvoeringen, en dat strekt Las Vargas tot eer. Ook de andere covers springen uit de band met vrolijke, intelligente arrangementen: we noemen willekeurig Pepper Hot Baby (Jayne P. Morgan), Shtiggy Boom (ik ken het van Joe Houston, Bill Johnson en Patti Anne), Hey Memphis is Lavern Baker's antwoord op Little Sister van Elvis, en het echt al wel doodgecoverde My Girl Josephine van Fats Domino wordt nieuw leven ingepompt met een verrassend New Orleans mardi gras mambo arrangement. De twee Spaanse nummers, La Plaga (Good Golly Miss Molly van Los Teen Tops) en La Chica Alboratada (Tallahassee Lassie door Los Locos Del Ritmo) zijn prima rockers, Boxcars van Butch Hancock zweeft in een St. James Infirmary sfeertje, en op afsluiter Keep It A Secret (Jo Stafford, Dinah Shore, Bing Crosby, Gene Vincent) wordt de cabaret sfeer van Marlene Dietrich opgeroepen. Wat ons meteen bij de stem van zangeres Sandra Vargas brengt: diep, maar ook zwoel, soms hoog, soms grollend, maar meestal met een zeer zwaar Brits accent. Dat accent en die diepe stem doen mij nog het meest denken aan de rock 'n' roll opnames van Mae West, qua timbre en accent dan, gelukkig niet qua zangprestaties. Wie daar geen punt van maakt zal mogelijks veel plezier kunnen beleven aan dit album, een van onze favoriete CD’s deze veel te korte zomer. Info: www.myspace.com/lasvargaslive en www.crazytimesmusic.com en (Frantic Franky)


naar boven

Demo recensies




DESPERATE ROCK 'N' ROLL/ THE BOP A-TONES

The Bop A-Tones bestaan uit vier bekende Belgische gezichten: de alomtegenwoordige Patrick Ouchène voor één keer niet op zang maar enkel op gitaar, Lenn Dauphin (contrabassist bij Runnin' Wild, Sin Alley en Hètten Dès), Marco "Shaky" Alvarez (drummer in de allereerste band waarmee Ouchène opnam, The Domino's begin jaren '80), en op zang de Brusselaar Michel "Texas" Texier, ooit in een lang vergeten rockabillyband genaamd The Tigermen. Hun MySpace belooft authentieke 50’s rock 'n' roll, rockabilly en white rock. Daar is niet veel van gelogen, zoals ik kan getuigen na The Bop A-Tones enkele keren live te hebben gezien: ze gaan er steevast stevig en wild tegenaan. Deze CD-R demo bevat twee covers + twee eigen composities: Vampire Baby (met veel baby baby baby's in het refrein) is een uptempo stroller, beetje gemeen, beetje sleazy, Bop The Blues With Mary Lou is rockabilly op bluesbop leest, Hayden Thompson's Whatcha Gonna Do is medium tempo en wat ik aanneem voor hen een ballade met een ietwat Mexicaans sfeertje, School Of Rock 'n' Roll is een pittige cover van Gene Summers. Alle songs zijn prima gespeeld, ook de zang is geslaagd, al klinken ze op geluidsdrager wat beheerster dan toen ik ze live zag. Het valt trouwens op dat op alle vier nummers een tweede gitaar is overgedubd om mooie extra melodieuze gitaarlicks toe te voegen, wat de muzikaliteit van het geheel verhoogt. Ons advies: doe zoals wij, support your local homeboys en ga The Bop A-Tones eens een keertje zien als je ze nog niet kent en houdt van wilde 50’s rockabilly. De demo zou de voorbode van een full album moeten zijn. Op www.myspace.com/bopatonesrockabilly staat nog één nummer extra, Guitar Breaker, origineel van Runnin' Wild. (Frantic Franky)


EASY LAZY "C" & HIS SILVER SLIPPERS

In 2008 opgerichte Franse band die al meermaals in Nederland speelde, en de Fransen blijven echt wel kampioen in onbegrijpelijke namen. Geen idee waar Easy Lazy "C" & his Silver Slippers op slaat, maar het roept bij mij het beeld op van een opa op z'n sloffen. De muziek is gelukkig totaal anders!
De band bestaat uit veteranen van de Franse rockabillyscene, want zanger/ elektrisch ritmegitarist Christophe Lucas, drummer Nico Persichetti en contrabassist Manu Bouchez speelden/ spelen ook in Hot Rhythm And Booze, Carl & the Rhythm All Stars, Pete & the Atomics en Little Lou & the Moonshiners. Gitarist Chris Almoada speelde de laatste jaren vooral country, zo vertelde hij me op de Rockabilly Roundup in De Mortel waar ik ze live zag, wat mij betreft zeker een van de topacts van het weekend, muzikaal én visueel, een wervelende show waarbij ze geen seconde stil stonden. De pianist vermeld op hun MySpace die prominent figureert op de demo was er niet bij in De Mortel en blijkt inderdaad de band te hebben verlaten. De muziek is wilde desperate rock 'n' roll genre Buffalo Bop en zo klinkt de demo ook: krakkemikkig en met bijna kapotgeschreeuwde stem. Maar wat een vuur! A-Bomb Bop (Mike Fern), Bip Bop Boom (Mickey Hawks), Froggy Went A Courtin' (Danny Dell) en This Is The Night (Bob Luman, Buddy Thompson, bij ons gecoverd door The Tin Stars) klinken haast nog ongetemder dan de originals, en da's binnen dit genre een prestatie. Geschreeuw in de solo's, stevige meppen op de drums, en het geheel wordt op stoom gebracht én gehouden door de piano. Tallahassee Lassie lijkt in deze een contradictie, maar haal Freddie Cannon's origineel nog maar eens een keertje boven: het blijft een geweldige rock 'n' roll song. Jammer dat die pianist er niet meer bij is want op demo vormt hij een meerwaarde, maar eerlijk toegegeven: op de Roundup waren ze zonder hem zo goed dat ik 'em totaal niet miste. Frankrijk is in ieder geval weer een uitstekende band rijker. Hun debuut album is gepland voor januari 2011, in afwachting daarvan vindt je op www.myspace.com/easylazycandhissilverslippers nog meer nummers en een pak clips. (Frantic Franky)


naar boven

CD Recensies



5 augustus 2010


WALLDORF R&R WEEKENDER SOUNDTRACK
Part Records, PART-CD 650.004

Inmiddels uitgegroeid tot een vaste waarde op de rock ‘n’ roll kalender: de Walldorf R&R Weekender. Net zoals in 2008 en vorig jaar brengt het label dat het festival elk jaar rond Pinksteren organiseert, Part Records, een sampler uit met bands die de afgelopen editie van de partij waren. Geheel in de stijl waar Boppin’ Around voor staat, het samenbrengen van allerlei echte rock ‘n’ roll stijlen, kunnen we hier genieten (of huiveren, ’t is maar net hoe je smaak is!) van muziek uit vele hoeken van het brede rock ‘n’ roll spectrum.
Helaas, jammer dat er geen Nederlandse en/ of Belgische vertegenwoordiging present is. Ik kan me dan ook niet herinneren of er überhaupt een band uit de Lage Landen op de laatste versie van het festival present was. Het zal wel niet. We horen wel 7 Duitse bands, 4 Amerikaanse, 3 Italiaanse, 2 Engelse, 1 Franse, 1 Zwitserse en zelfs 1 Braziliaanse groep. Zonder de andere bands te kort te doen bevallen me van de Duitse bands The Honky Tonk Pounders erg goed. Ze brengen een typisch festival bopnummer, te weten Freight Train Running. De andere Duitse bands zijn Hot Wire (rockabilly), The Jungle Tigers (moderne rockabilly), The Bombs (rockabilly), The Lazy Boys (rockabilly), Hannes & his Ballroom Kings (rock ‘n’ roll) en The Smalltown Casanovas (country roots). Vooral de Amerikaanse bijdragen zijn sterk uiteenlopend qua stijl, want we horen The Dynotones (surf), Eddie Angel in The Neaderthals (60’s garagerock), Ruby Dee & the Snakehandlers (alternatieve country) en Arsen Roulette (rockabilly). De Italianen op de CD bezorgen ons de swing met The Billy Brothers Orchestra en The Good Fellas, al brengen deze laatste met hun Walking With Mr. S meer een ode aan 60’s spy-fi of zo, die hoe dan ook swingt en goed klinkt. Hun landgenoten van Wheels Fargo & the Nightingale laten dan weer een leuk staaltje bluegrass horen in Muleskinner Blues. Een aardig contrast is er ook tussen de twee Engelse bijdragen: King Pleasure & the Biscuit Boys (uiteraard swing) en The Whip Crackin’ Daddies (neo-rockabilly). De Fransman Tony Marlow rockt zoals we hem kennen in Action Baby en het Zwitserse Rhythm Train laat haar slapbass flink slappen in Bad To The Bone. Benieuwd naar de Braziliaanse bijdrage? Het is een ieder geval een opvallend, laten we zeggen een origineel 50’s garage georiënteerd nummer, Green Men From Mars van de qua bandnaam minder originele Crazy Legs.
Je hoeft er niet per se bij geweest te zijn wil je deze CD interessant vinden. De volgende Walldorf R&R Weekender zal van 11 t/m 14 juni plaatsvinden. Info: www.walldorf-weekender.de voor het weekend en www.part-records.de voor deze verzamelaar. (Frans van Dongen)


IT’S ONLY ROCK ‘N’ ROLL/ THE SPEEDOS
Part Records, PART-CD 647.001

The Speedos bezorgen me toch een fractie aan jeugdsentiment, al waren ze in Nederland niet zo populair als ze in Duitsland waren. Dit komt waarschijnlijk door het hoge doo-wop gehalte, dat in Nederland nooit zo is ingeslagen. Ik zag ze voor het eerst in Happy Days te Rosmalen en qua repertoire vergeleek ik ze een beetje met een band als Showaddywaddy, maar qua sound dan toch geheel anders: eenvoudiger van opzet, puurder en meer terug naar de basis. Frisse vertolkingen van doo-wop songs als Remember Then, Sandy, Come Go With Me, Sh’Boom en noem maar op verrasten me enorm. Hoe kreeg de band het voor elkaar om prima doo-wop te vertolken terwijl ze tevens alle instrumentarium op zich nam? Ook de pure countryklassiekers als Ghostriders en West Virginia brachten The Speedos op een frisse wijze, waarbij ze zelfs een zwarte song als Cotton Fields (let op het fantastische bluesbegin!) in zo’n zelfde enthousiaste stijl speelden, met een donkere slappende bas, authentieke gitaar en meer dan uitstekende vocalen. Op andere nummers trad dan weer meer de sax naar voren. Over de sax gesproken: kun je je nog herinneren dat er in de jaren ’90 plotseling rhythm & blues georiënteerde rock ‘n’ roll bands waren die plotsklaps ska in hun repertoire gingen opnemen? Welnu, dat deden The Speedos al in de jaren ’80. Luister maar eens naar hun eigen song Lonely Night. Ja, want ook al was de band toen nog erg jong, eigen songs speelden ze ook al en werden naadloos in hun show ingebracht met als mijn favorieten de supersentimentele, doch up-tempo songs Believe Me en I Just Want To Know. Al deze songs zijn (overigens voor de tweede keer) samengebracht op deze CD die bestaat uit hun LP It’s Only Rock ‘n’ Roll (13 songs) en hun eerste geluidsdrager van destijds, de vinyl-EP I Just Want To Know (4 songs).
The Speedos werden vervolgens muzikaal volwassen (denk aan hun CD’s Trip To Houten en A Dreamin’ Life) en vormen op dit moment een in Duitsland erg populaire all round rock ‘n’ roll partyband (met geheel in die lijn hun laatste CD We Did It). Ze hebben nog altijd die muzikale klasse, weten een weergaloze liveshow neer te zetten maar het pure zoals we op deze It’s Only Rock ‘n’ Roll CD horen hebben ze niet meer. Info: www.thespeedos.com en www.part-records.de (Frans van Dongen)


naar boven




28 juli 2010


RIDE ALONG!/ MAIBELL & THE MISFIRES
El Toro Records, ETCD 6042

Vanuit het zonnige zuiden bereikte ons deze gloednieuwe Spaanse El Toro CD van Maibell & the Misfires. De aantrekkelijke donkerharige dame Maibell, die de cover siert, is echter geen mooie temperamentvolle Spaanse, doch een Finse schoonheid. Maibell & the Misfires is namelijk een viertal uit Het Land Van De Duizend Meren met naast Maibell de drie heren KK (sologitaar), Slim (drums) en Mike (contrabas), die allen ervaring hebben opgebouwd in Finse rock ‘n’ roll bands (of rock ‘n’ roll gerelateerde bands). KK kennen we van The Daryl Haywood Combo.
De band gaat voor een eigen geluid met honderd procent eigen songs. De songstructuren van deze inventieve songs blijven niet steken in de bekende rock ‘n’ roll patronen. Zoals al vaker gezien kan dat een voordeel zijn (want wellicht origineel en verfrissend), of een nadeel opleveren (want te poppy of te ver van de rock ‘n’ roll roots verwijderd). Feit is dat ik het album enkele keren moest draaien om er echt ín te komen. We hebben het hier dus niet te maken met wegwerpmuziek, dat is zeker. Maibel en haar mannen zorgen voor een volwassen geluid dat daarbij ook nog eens eersteklas rock ‘n’ roll genoemd kan worden. De melodieën zijn niet altijd puur 50’s rock ‘n’ roll, maar het geluid is dat wel en de poppy invloeden zijn invloeden van vintage pop, niet van moderne pop. Do The Stomp is een naar de begin jaren ’60 riekende song, met een laat jaren ’50 gitaargeluid. Het gitaargeluid van Mistery & Heartache doet me dan toch het meest denken aan Sun. De ritmesectie houdt het nummer bijzonder krachtig en Maibell heeft gewoon een uitstekende stem, en daarbij is de melodie echt ijzersterk. Ook nummers als You’re Gonna Miss Him, Sweet Love, Never Been In Love Like This, en noem maar op, zijn prima, goed opgezette songs met stuk voor stuk voorzien van uitstekend gitaarwerk inclusief inventieve solo’s. Dat laatste met als prachtige voorbeeld het van opzet rustige Why Oh Why dat in de solo bijna naar surf neigt.
De band slaagt erin een eigen sound te creëren zonder de roots van de rock ‘n’ roll te verloochenen. Een enkele keer doet me de band wat denken aan Toini & the Tomcats uit Noorwegen, maar dat is wellicht omdat ik te geforceerd probeer naar een zekere gelijkenis te zoeken. Degenen die ietsjes verder kijken dan Shake Rattle & Roll en Jailhouse Rock doen er verstandig aan dit album eens aan een luisteronderzoek te onderwerpen. Grote kans dat je er geen spijt van zult hebben. Ride Along! Info: www.myspace.com/maibellandthemisfires en www.eltororecords.com (Frans van Dongen)


GLIESE ATTACK/ THE BOPPIN' GLIESERS
Crazy Times Records CTR-CD 111

Je kan tegenwoordig niet meer afgaan op het uiterlijk van een CD. Dit trio uit Bourgogne (F) ziet er heel hepcat uit maar hun muziek blijkt totaal anders. Twee van de drie zitten ook in een ander modern trio, Liquor And Poker: L&P-drummer Jimmy is hier zanger-contrabassist, Eddie speelt in beide bands de gitaar. Jonge kereltjes trouwens, de oudste van de drie is 24 jaar. De CD is helemaal begin jaren '80 neo: gitaar-contrabas-drums-bezetting, een kurkdroge sound, in your face vocals die naar voor gemixt zijn, over the top kort afgeknepen scherpe gitaar (in contrast met bijvoorbeeld de Brian Setzer school van spelen) en veel screams. Bovendien zijn dit veertien eigen nummers, uiteraard modern van stijl maar vrij goed gespeeld, met tussendoor invloeden van swingblues (Caravans?) en de gitaren van Link Wray en Eddie Angel. Helemaal top: de zang heeft voor één keer eens géén Frans accent. In dat kader van een throwback naar de neo van de jaren '80 is deze CD dan ook erg geslaagd voor liefhebbers van bands als Buzz & the Flyers. In het weekend van 8 tot 10 oktober spelen ze in het Bacchus Café in Geel (B), de Cruise Inn, Amsterdam en The Rambler, Eindhoven. Info: www.crazytimesmusic.com en www.myspace.com/boppin39gliesers (Frantic Franky)


DEVIL BOP/ THE HONKY TONK POUNDERS
Part Records, PART-CD 641.002

Er zijn nogal wat Duitse rock ‘n’ roll bands en velen van hen sturen, al dan niet middels het platenlabel, hun nieuwe CD naar ons toe (maar dat is logisch, aldus Johan Cruyff). Zo ook The Honky Tonk Pounders uit Siegen, Nordrhein Westfalen. Het is niet helemaal een nieuw album, in zoverre dat 10 van de 15 nummers van het trio (gitaar-contrabas-drums) eerder verschenen op hun 10-inch vinylabum Spotlight On, dat we in onze 43e gedrukte uitgave in 2002 reeds bespraken.
Vijf songs zijn wel nieuw en je kunt niet echt horen dat er 8 jaar tussen de oudere en de hedendaagse opnames zit. De opener Devil Bop doet de naam van de band nog het meeste eer aan, al klinkt hun honky-tonk lekker wild. Noem het dus maar rockabilly, ha ha! Als een song in de titel het woord ‘Bop’ kent en je krijgt spontane neigingen om inderdaad de bop te doen is het nummer geslaagd. Ah, wat een lekker ritme heeft die song! Sea Of Tears bopt ook, maar is voorzien van een twangy gitaar in een ‘western prairie’ melodie. Voor hun Bad Hair Boogie maakten de Pounders gebruik van een pianist en zo had er nog wel een nummer op gemogen, want de melodie is aanstekelijk. Lovesick Fool is standaard rockabilly en met Freight Train Running gaat de band weer over tot de bop-orde van de dag waarbij er in de solo een gastrol voor een lekker smerige mounthharp is weggelegd.
Van de songs die destijds op hun 10-inch stonden haalde ik in mijn review destijds de nummers Hot Rod en Sweet Innocent aan, waarbij ik vond dat deze laatste wat weg had van de Britse Jets. Op beide songs wordt uitermate goed gitaar gespeeld. Het valt me trouwens op dat de jiver Boom Boom veel gelijkenissen kent met Bim Bam van Sam Butera, maar dan zonder die klassieke stops. Maar over het algemeen is hun schrijverskunst best in orde. Ze schreven alle songs zelf. De sound van The Honky Tonk Pounders is authentiek, maar met de moderne geluidskwaliteit opgenomen. Die mix kunnen we geslaagd noemen. Info: www.part-records.de en www.myspace.com/thehonkytonkpounders
(Frans van Dongen)


naar boven




15 juli 2010


PRIMITIVE CHICKS GET THEIR SLAP BASS KICKS
Collector Records, CLCD 4535

Collector Records bracht na een sabbatical niet alleen de allereerste DVD ooit uit (de onlangs besproken Vaden DVD), dit is ook weer de eerste CD die het label na een jaar uitbrengt. De titel is Primitive Chicks Get Their Slap Bass Kicks, op het hoesje abusievelijk als Primitive Chicks Get There Slap Bass Kicks weergegeven. Maar dat kan natuurlijk ook wel kloppen, want je wilt niet weten op welke plaatsen sommige meiden hun slapbass kicks wellicht krijgen…
Over hoogtepunten gesproken: de CD kent er wel een paar. De hoofdstroming omvat rock ‘n’ roll uit, zo schat ik, de eind jaren ’50. Female rock ‘n’ roll welteverstaan waarbij de ene keer het prille bloempje, de volgende keer de pittige tante en de andere keer de zwoele dame haar opwachting maakt. Wat dacht je van de zelfbewust klinkende Sally Starr die met de sexy jiver Rockin’ In The Nursery vast vele patiënten beter zal doen gaan voelen. Het pittige gitaarwerk in de verder door de sax gedomineerde jiver past zeer goed in het nummer. Debbie Williams is erg representatief als teenager in Teenage Style als pittigere en nog jongere Brenda Lee sound-a-like. Kim Tarry doet het dan weer wat sexier met haar min of meer ingetogen nummer Ha Don. Bijna zwart klinkt Lisa Bett in de uitstekende I’m Movin’ On dat een flinke dosis rhythm & blues herbergt, en geheel anders, want hillbilly bop, is het in samenzang vertolkte Oh Baby Whoa Baby Oh door de We’re Not Sisters die niet alleen gezien de titel, maar ook gezien de lekker donker slappende bass het concept van de CD goed doen. Apart is de aanwezigheid van de instrumental Perry’s Theme waarin dus geen enkele noot gezongen wordt. De uitvoerders zijn dan wel The Good Girls, maar zou het echt een voltallige damesgroep zijn? Ook opvallend is dat er ook enkele gemengde duetten van ene Lucia en Johnny op de CD voorkomen die naar mijn inziens niet helemaal in het concept van deze CD passen (Marriage Talk en No More). Maar wie maalt daarom? Op een enkel slap niet-echt-rock ‘n’ roll-nummer daargelaten is dit een aantrekkelijke CD met 30 tracks, waarbij sommige hoorbaar opgepoetst moest worden om de geluidskwaliteit wat op te krikken. Haal ze in huis, deze dames!
Info: www.collectorrecords.nl. (Frans van Dongen)


JUST THINK ABOUT ROCK & RHYTHM
Still Records, SLCD 1174

Dit vind ik altijd een bijzondere reeks: het zwarte spul dat op het zogeheten Still Records verschijnt. Al deze CD’s vertegenwoordigen de zwarte rock ‘n’ roll en rhythm & blues als tegenhanger van de blanke rock ‘n’ roll op de Collector Records CD’s. Waar de vorige uit de reeks (die eigenlijk geen op zichzelf staande titel kent) ophoudt, gaat deze Just Think About Rock & Rhythm energiek verder. Het is eigenlijk niet mogelijk om de betere tracks eruit te pikken, want ze zijn alle 26 goed of op z’n minst interessant. Alle 26 zijn ze rauw. Alle 26 zijn ze ongepolijst. En alle 26 zijn ze primitief. Deze muziek past dus goed bij ondergetekende die zijn rock ‘n’ roll niet altijd gladgestreken behoeft te hebben. Uiteraard is het de sax die vaak de boventoon voert, maar de elektrische gitaar doet er hier niet voor onder. De meest bekende naam op de CD is zonder twijfel Maurice Williams & the Zodiacs die vanzelfsprekend doo-woppen met Say Yeah en Collage Girl, ook al blijft dit pure rhythm & blues, zeg maar vocale rhythm & blues. De tofste instrumental op het album lijkt me Pachuco Hop van Mad Mel Sebastian, een honker van jewelste, al is zijn uitvoering van Raven Hop ook zeker niet onverdienstelijk. Het zal geen verbazing opwekken dat een enkele bijdrage overhelt naar blues, zoals Hands Off He’s Mine van Jim Hyde & the Velairs (Mine? Jim is toch zeker geen vrouw?) dat dan wel tot de meest up tempo blues behoort. You Are My Dear van Arvella Gray neigt zelfs naar delta blues. Anyway, het houdt de CD in ieder geval afwisselend. De meest vreemde track is wellicht Larry’s Boogie van Larry Allen, alleen al omdat deze piano boogiewoogie de minuut maar net overstijgt. Toch een poging wagen om de beste track eruit te vissen? Wel, dan ga ik voor Night Train door Chuck Vallent & Bob Marriott & the Continentals. Hoe het klinkt? Just think about rock & rhythm!
De serie blijft prima en omdat de reeks geen echte titel heeft, laat staan genummerd is als volumes, maakt het niet uit bij welk deel je begint. Info: www.collectorrecords.nl. (Frans van Dongen)


naar boven


Boek Recensie



8 juli 2010







HET TIGRA MEISJE/ ISABELLE DAMS
Uitgeverij Linkeroever (www.linkeroeveruitgevers.be)
ISBN: 9789057203305
189 pagina’s; verkoopprijs € 16,90

Als ik geen muziek beluister kijk ik films en als alle films bekeken zijn lees ik een boek. De echt dikke pillen bewaar ik voor de vakantie, maar tot de vakantie had ik nog iets snels nodig, en dan kwam dit boekje (189 pagina’s met veel blanco spaties) handig van pas. Het Tigra meisje uit de titel is de pin up met het tijgerkapje op de pakjes Tigra, een Belgisch sigarettenmerk uit de fifties dat sinds enkele jaren een comeback maakt, mede door dat retro imago. Ik zie nogal wat rockin' chicks in mijn omgeving Tigra roken. Dat Tigra meisje heeft echt bestaan en is zelfs een Vlaamse (zonder Letse roots, zoals weleens beweerd wordt), Angelina Saey, een Antwerpse die poseerde voor illustrator Al Moore (USA) die begin jaren '50 de Tigra pin up ontwierp. Over Saey's leven is weinig bekend, en ook haar dood op 46-jarige leeftijd was mysterieus: ze werd op 16 maart 1979 onderaan de trap van haar villa in Brasschaat gevonden met een touw rond de nek. Zelfmoord, was de eerste conclusie, al kwam de politie snel tot de vaststelling dat het om een gecamoufleerde moord ging. Saey's 19-jarige zoon werd korte tijd aangehouden maar vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs, haar echtgenoot (een diamantair) beweerde om onduidelijke redenen dat de KGB en de Mossad achter de moord zaten. De zaak werd nooit opgehelderd. Isabelle Dams, auteur van titels als Open En Bloot, Sexappeal, Honderd Hete Vragen en de roman Geil (gelukkig laat ze dat onderwerp grotendeels achterwege in Het Tigra Meisje) sprak naar eigen zeggen met mensen die rechtstreeks en onrechtstreeks met de zaak te maken hadden, alsmede de toenmalige speurders die haar evenwel niets nieuws konden (of wilden?) vertellen. Ze interviewde "mensen die Saey gekend hebben en mensen die mensen kenden die haar gekend hebben", om de moord te reconstrueren en een "teder portret " te schetsen. Nou, nou. Als ik dat zou gedaan hebben zou ik proberen een biografie te schrijven, maar Dams maakt er een roman van die nergens het niveau van een stationsromannetje overstijgt. Dat doet ze via enkele fotokopietjes van krantenartikelen en een soort in de ik-vorm geschreven dagboeknotities van mensen uit Saey's omgeving, vooral buren die het huis waar Saey woonde in de gaten houden, een man die een buitenechtelijke relatie met haar heeft, en figuren die duistere zaakjes doen met haar echtgenoot, dat alles in een erg volks taalgebruik, voorafgegaan door een niets ter zake doende in Spanje gesitueerde proloog over een katvrouw die mannen verleidt en tijdens de daad verscheurt. Het resultaat is vooral boring. Dit boek brengt ons geen stap verder bij wie Saey was, laat staan bij een opheldering van de moord of zelfs maar een hint naar een mogelijke dader. Was ze nu een fotomodel, of een "gezelschapsdame"? We komen het in Het Tigra Meisje niet te weten. Ook wordt slechts heel kort stilgestaan bij het feit dat Saey's echtgenoot in 2008 tot vier jaar cel werd veroordeeld als kopstuk van een criminele drugsbende die XTC labs en hashplantages opzette. De openbaar aanklager noemde hem toen de peetvader van de organisatie die internationale transporten van cocaïne, amfetamines en cannabis gecoördineerd zou hebben. Ook Saey's zoon, die naar verluidt momenteel in Spanje woont, werd gelinkt aan schriftvervalsing, zwendel, en chantage.
Als ik u daarentegen een goeie roman over een waargebeurde jaren '50 moordzaak mag aanraden, dan wordt het In Cold Blood (In Koelen Bloede) van Truman Capote. (Frantic Franky)


Single
Recensie



MY BABY ROCKS/ JAKE CALYPSO & HIS RED HOT
Chickens Records 171109

Jake Calypso & his Red Hot (zijn Red Hot wat?) zijn een nieuwe Franse band, maar de naam van het label en het adres geven weg wie dit zijn: Jake Calypso is een schuilnaam voor het Noord-Franse gitaar-contrabas-drums trio Hot Chickens, de band van onvermoeibaar rock 'n' roll ambassadeur Hervé Loison, de man achter het gratis Bethune Retro rock 'n' roll stadsfestival. Moet je maar klaarspelen: op kosten van de stad Gene Summers laten optreden. Met zijn allereerste bandje The Corals bracht Hervé een single uit op Mac Records, met Mystery Train bracht hij twee albums en 3 singles uit (ondermeer op Rockhouse), en nu is hij al 10 jaar aan de slag met Hot Chickens. Met Jake Calypso is het niet de bedoeling ook 10 jaar alle cafés in West-Europa af te dweilen - zo vertelde Hervé ons - doch slechts een beperkt aantal selecte concerten te spelen in optimale omstandigheden. Lees: Jake Calypso zou graag wat grote festivals doen. De muziek moeten we - opnieuw volgens Hervé - situeren in de rockabillystijl van het mythische Meteor label uit de jaren '50, en hun MySpace verwijst verder niet alleen naar Sun maar ook naar andere bij de liefhebbers erg gewaardeerde labels als Goldband, Starday, Sarg, Dixie en Marvel. Dat maakt ons uiteraard benieuwd, dus snel deze single uit het wit papieren hoesje geplukt en in één vlotte beweging op onze pick-up gezwierd.
My Baby Rocks is een stevige oldschool rockabilly bopper met enkele stops en een primitieve sound waarin vooral de zware contrabas en de twee vlijmscherpe gitaarsolos met veel Johnny Burnette distortion opvallen. De hiccuppende vocals zijn vervormd, altijd handig om een niet-Engels accent te omzeilen. Mogen wij hier van een dansvloervuller gewagen? Deze 2 minuten en 12 seconden zijn immers puur bopgenot en het soort plaatje waarvan wij destijds toen we Hemsby nog onveilig maakten gelijk aan de DJ gingen vragen wie dat was om het onmiddellijk te gaan aanschaffen bij de dichtstbijzijnde platenstand voor het uitverkocht was. Ja, Bim Bam Records heeft destijds goed aan ons verdiend. Bestaan er vandaag de dag eigenlijk nog clubhits? My Baby Rocks verdient het namelijk er één te worden, in de traditie van een A-V8 Boogie. B-kant My Honey Bop is meer van hetzelfde maar nu in een Nat Couty Woodpecker Rock mood, met merkwaardige melodiewissels die wonderwel in dit sfeertje passen. 100% perfect zijn deze twee kantjes niet, maar dat is Woodpecker Rock ook niet en heeft dat ooit uw plezier vergald? Loeihard spelen en loos gaan is hier de boodschap! Wij kijken alvast uit naar het album dat in september zou uitkomen, en hopen Jake Calypso volgend jaar op bijvoorbeeld Rockin' Around Turnhout te zien. Info: www.myspace.com/musicloversprod (Frantic Franky)


naar boven


DVD Recensie



1 juli 2010

THE VADEN RECORDS 1950's REUNION
Collector Records, CLDVD 4549

Een DVD van Collector? En bovendien een live-DVD gefilmd in Amerika? Cees Klop ging toch met pensioen? Nou, samen met deze DVD komen er in elk geval vier nagelnieuwe Collector compilatie-CD’s uit, maar eigenlijk hebben we geen idee of dit nu een eenmalige ‘comeback’ is of dat Cees Klop inderdaad terugkeert uit vrijwillige ballingschap. Bij nadere beschouwing mag het evenwel niet verwonderen dat juist déze DVD wordt uitgebracht op Collector, want dit is de registratie van een reünie van artiesten die in de jaren '50 opnamen voor het kleine Vaden label in Trumann, Arkansas, en er is een speciale band tussen Vaden en Collector. Cees Klop was namelijk de allereerste persoon die de wereld liet kennismaken met Vaden, en dat deed hij al vanaf 1972 met twee LP’s van Teddy Redell en Bobby Lee Trammell. Daarbij kwamen verzamelplaten met losse Vaden tracks, en later CD’s van Teddy Redell en Larry Donn, en nog later gloednieuwe opnames van Redell. Sindsdien heeft iederéén die Vaden tracks geplunderd voor compilaties allerhande, maar het is dus allemaal begonnen met Cees. Een bijkomend voordeel was dat we dankzij Cees Larry Donn en Teddy Redell in de jaren '80 gewoon bij ons in Nederland konden zien optreden. Samengevat: Redell en Donn hebben hun huidige status als fifties helden voor een groot stuk te danken aan een Nederlander, en voor de verandering eens geen malafide kolonel. Grapje! Cees Klop wordt trouwens in de introductie op de DVD door de ceremoniemeester van dienst bedankt als "a very knowledgable gentleman when it comes to early rock 'n' roll, and he's paying for the sound". Cees betaalde niet alleen het geluid, hij gaf Boppin' Around bovendien de wereldprimeur om deze DVD te bekijken én te reviewen. Met andere woorden: you read it here first!
6 februari 2010: op het podium van het Trumann Recreation Complex vindt een 50ste verjaardagsreünie plaats van Vaden Records. Aanwezig: Teddy Redell, Larry Donn, Bobby Brown, Joyce Green en Chuck Comer. Top of the bill: Sonny Burgess & the Pacers, maar die staan niet op de DVD. Burgess (ook afkomstig uit Arkansas) nam nooit op voor Vaden maar speelde wel vaak samen met Bobby Brown. Jammer dat zijn set niet op de DVD staat, maar wie weet is dat ook gefilmd en verschijnt het later nog eens een keertje apart. Afwezig vandaag: Bobby Lee Trammell wegens dood. Dan nog zijn Teddy Redell, Larry Donn, Bobby Brown, Chuck Comer en Joyce Green samen op één affiche absoluut uniek, tenzij ze deze reünie vanaf nu elk jaar gaan doen natuurlijk. De eerste twee treden of traden in elk geval nog regelmatig op, en ook Bobby Brown heeft al in Europa gespeeld. Maar Joyce Green en Chuck Comer? Green stond naar verluidt niet meer op een podium sinds de jaren '70, en voor Comer is het al zo lang geleden dat geen mens het nog weet. Alleen al omwille van die twee was het moeite waard dat dit concert op beeldband werd vastgelegd.
Het Trumann Recreation Complex blijkt eerder een soort polyvalente sporthall dan een gezellige concertzaal. Iedereen zit braafjes op een plastic stoeltje voor een kaal podium. Op zich geeneens zo erg, want uiteindelijk is het de performance die telt, niet alles erom heen, en het plaatst enkel de aandacht nog meer op de muzikale prestaties zelf. Het hoeft niet altijd flashy te zijn om goed te zijn. Alle acts worden begeleid door een drummer en een elektrische bassist, en dat laatste vind ik wel jammer. Best mogelijk dat er op geen enkele Vaden plaat een contrabas meedeed, ik zou het niet weten, maar ik associeer fifties rock 'n' roll nu eenmaal met een contrabas. Is er in Arkansas geen rockabillybandje te vinden dat de Vaden artiesten met de vlam in de pan kon begeleiden?
Opener is Larry Donn, wiens wenkbrauwen er met de jaren steeds woester uitzien. Donn ziet er ook moe uit, en zijn van nature lage spreekstem haalt de hoge tonen niet meer. Hij speelt elektrische piano, wordt begeleid door e-bass en drums, en opent met That's What I Call A Ball. I'm Sorry I'm Not Sorry (Carl Perkins) wordt een medium tempo countryrocker, Queen Of Memphis (een country song van Confederate Railroad uit 1992 boordevol good old times van het I heard Carl Perkins sing Blue Suede Shoes type) trekt het tempo opnieuw op tot een sympathieke countryrocker. Donn lijkt momenteel helemaal in een Carl Perkins trip te zitten (van Dixie Fried maakt ie een medium tempo bluesrocker), afsluiten doet hij uiteraard met zijn eigen klassieker Honey Bunn. Doorheen zijn hele set lijkt Donn niet verlegen om een valse noot meer of minder op de piano. Toch is dit in zijn geheel niet slecht, al had ie volgens mij begeleid door een rauw bandje als The Playboys (GB) wellicht beter tot zijn recht gekomen.
Waarna het de beurt is aan Chuck Comer, meteen goed voor een schok: Comer zit in een rolstoel, wat hem er niet van weerhoudt de show te stelen. "How do you like me so far?" vraagt ie guitig nog voor hij één noot heeft gezongen, wat op applaus wordt onthaald, en refererend naar de enige single die hij uitbracht op Vaden grapt ie "I don't know who would want a little more lovin' from me at this stage in my life". Hij zit niet enkel in een rolstoel maar lijkt ook gehoorproblemen te hebben, want hij zingt (het mij onbekende) I'm Gonna Take My Guitar uit de maat met de begeleiding. Kern Kennedy van The Pacers speelt piano, Larry Donn geeft een schreeuwerige gitaarsolo. Little More Lovin' klinkt totaal geïmproviseerd, met opnieuw Larry Donn flink uit de toon. De B-kant van Little More Lovin', de ballad Shall We Dance, brengt ie niet. Chuck Comer: 76 jaar, geen stem meer en kromgebogen in een rolstoel: respect! Maar: wel degelijk nog clever van geest, zoals blijkt uit de korte backstage interviews die als bonus op de DVD staan, waarin de interviewer vaak veel meer anekdotes, verhalen en achtergrondinfo over Vaden uit de artiesten haalt dan ze uit zichzelf loslaten. Iemand als Larry Donn heeft immers een vlotte babbel, da's geweten, maar Joyce Green bijvoorbeeld komt niet verder dan ja, nee, en het was echt wel geweldig in de jaren '50.
Teddy Redell speelt niet op een elektrische piano maar op een rechtopstaande barrelhouse piano, en opent met de instrumental Pinetop's Boogie Woogie. Helaas staan de camera’s niet ideaal gepositioneerd om Redell in beeld te nemen: we zien nooit zijn handen, en de meeste footage is recht voor het podium geschoten, wat betekent dat verschillende mensen in en uit beeld lopen om foto’s te nemen en een drankje te gaan halen. Knockin' On The Backside was Redell's eerste Vaden single (en zijn eerste single tout court), Goin' To California Bye Bye Sue is een boogie die hij al opnam ergens rond 1952, 1953 maar toen onuitgebracht bleef, Pipeliner is een piano klassieker geschreven door Moon Mullican maar ook door Redell opgenomen voor Vaden. Teddy Redell, begeleid door zijn eigen drummer en elektrische bassist, geeft hier zeker een capabele performance, maar toch vertoont ook hij al ouderdomsverschijnselen.
Ook naar Joyce Green keek ik erg uit: haar Black Cadillac vind ik dertig jaar nadat ik het voor het eerst hoorde nog steeds een sterk staaltje agressieve female rock 'n' roll. Luister maar eens naar de tekst: "I caught you cheatin' and runnin' round, and now I'm gonna put you in a hole in the ground, I'm gonna ride to your funeral in a black cadillac. I'm gonna buy me a pistol, great big forty-five, I'll hire a black cadillac to drive you to your grave, I'm gonna be there baby, throw that mud in your face." Het soort tekst dat Wanda Jackson nooit zong! Anno 2010 ziet Green er nog immer uit als een tante met wie het kwaad kersen eten is, en ook zij heeft een kapotte stem, maar eigenlijk past dat wel bij haar. Alleen jammer dat zij net als Chuck Comer slechts één single opnam voor Vaden en het dus op een Shake Rattle And Roll, Long Tall Sally en Roll Over Beethoven zet alvorens Black Cadillac aan te vatten. Al die nummers klinken als uptempo bluesy boogie, en dat is natuurlijk het gevolg van geen rockabillybandje en geen gitaar bij de hand te hebben. Green gaat er evenwel zo enthousiast tegenaan dat ik het niet zou wagen dat tegen haar te zeggen: ze zou wel eens kunnen antwoorden met haar vuisten, dunkt mij. Zelfde band als Teddy Redell plus Teddy zelf aan de piano, waarna Redell afsluit zonder Joyce Green met zijn eigen Judy op Vaden (gecoverd door - jawel - Elvis), en de (mij onbekende) trage Floyd Cramer-achtige instrumental Say Goodnight.
Afsluiter is Bobby Brown, begeleid door Sonny Burgess & zijn Pacers inclusief sax, piano en elektrische bas. Wie bas en sax speelt weet ik niet, want de bezetting staat niet op de DVD vermeld. Brown heeft een erg bluesy stem én manier van zingen, maar toch misschien de beste stem van alle artiesten op de DVD. Please Please Baby krijgt een bluesy arrangement waarvan het bluesgehalte nog wordt verhoogd door de mondharmonica solo van de saxofonist. Long Tall Sally passeert voor de tweede keer vandaag maar komt niet boven het niveau van de gemiddelde bluesrock caféband. Ook Down At Big Mary's House wordt een zwarte rocker. Pacers drummer Bobby Crafford mag ook een nummer zingen, Short Squashed Texan uit 1965 (een parodie op de standaard Long Tall Texan met een hoog Coasters-gehalte, te vinden op de Collector CD The Razorback Rock 'n' Roll Tapes van Sonny Burgess en Bobby Crafford & the Pacers), waarna The Pacers op deze DVD ook hun geheel eigen draai mogen geven aan Wipe Out.
Tot daar de muziek, nog even een opmerking over de beelden, waarin flink werd geknipt en ge-edit. Dat gaat evenwel niet ten koste van de vlotheid, integendeel: aan gebabbel tussendoor en podiumwissels heb je als kijker immers totaal niets. Close ups van de begeleidende muzikanten hadden voor mij evenwel niet gehoeven, en had in godsnaam niet iemand die openstaande zijdeur op het podium kunnen dichtdoen? Toch heeft deze DVD evenveel historische als muzikale waarde, ook al zijn de artiesten zelf wegens hun leeftijd wellicht al over hun hoogtepunt heen, en had de begeleiding zoals vermeld meer rockabilly mogen zijn. Ik heb ontzettend veel eerbied voor originele fifties artiesten omdat ik het onwaarschijnlijk vind dat we vandaag nog mensen aan het werk kunnen zien die meer dan 60 jaar geleden plaatjes opnamen, plaatjes waar we met z'n allen ondertussen al járen plezier aan beleven. Ik probeer ze steeds te gaan zien als ik de kans heb, en als het effe lukt laat ik dan graag mijn plaatjes en CD’s signeren en wil ik ook nog effe met hen op de foto. Maar juist omdat we moeilijk kunnen verwachten dat die artiesten nog steeds even vinnig zijn als toen vind ik het zo belangrijk dat we ze in zo goed mogelijke omstandigheden op een podium plaatsen, zodat ze optimaal tot hun recht komen. Dat soort missie blijft een werk van liefde, en als Cees Klop het nu niet had gedaan had waarschijnlijk niemand het gedaan en hadden we nooit beelden gehad van Chuck Comer en Joyce Green. Larry Donn schrijft in de linernotes een korte geschiedenis van Vaden Records, gebaseerd op zijn eigen herinneringen, en haalt daarbij terecht de woorden van Glen Glenn aan die opmerkte dat 50’s artiesten een exclusieve club zijn waar nooit iemand zal bijkomen. Volgend jaar zijn ze misschien allemáál dood, en daarin ligt het ware belang van deze DVD. Info: www.collectorrecords.nl (Frantic Franky)


naar boven

CD Recensies



TOO DRUNK TO TRUCK/ THE SIXTYNINERS
Voodoo Rhythm Records, VRCD62

Voodoo Rhythm, het trashlabel van de geschifte Zwitser Lightnin' Beat-Man, stuurt ons altijd mooi verzorgde promopakketjes met stickers en postkaarten, alsmede een promotekst waarin steevast zoveel mogelijk genres en adjectieven worden vermeld. Deze CD bevat volgens de platenfirma dan ook "rauwe americana, white trash country, stompende hillbilly recht uit een trailerpark in North Carolina, sexy country southern blues rock" en ga zo nog maar even door. The Sixtyniners komen evenwel niet uit North Carolina maar gewoon uit Amsterdam en Groningen en zijn eigenlijk een duo bestaande uit Michiel Hoving en Claudia Hek, twee namen die eerder een belletje doen rinkelen als grafici dan als muzikanten. Claudia, bekend (vooral in de garagerock) van haar flyers, T-shirts en posters, speelt drums, Michiel, de ontwerper van cartoonfiguurtjes als Ugly Mean Chickie, Dead Rat en Hot Duck, zingt en speelt gitaar. Om eerlijk te zijn: ik had nog nooit van The Sixtyniners gehoord. Dit blijkt hun derde release en die klinkt tot mijn verbazing helemaal niet als een duo, omdat ze zoveel vrienden hebben uitgenodigd dat de CD wel lijkt opgenomen door een bijzonder fulle full band. Te gast zijn ondermeer Rene van Barnveldt van Urban Dance Squad, Arnold Lasseur en Bart van Strien van The Hillbilly Boogiemen op viool, mandoline en banjo, Ferd Lionel Moyse IV van de Amerikaanse bluegrass band The Hackensaw Boys op viool, Cyril Yeterian van de Zwitserse cajun band Mama Rosin op melodeon, en Paul Carriere van de Groningse garageband The Beavers op orgel. Geen idee of The Sixtyniners live als duo optreden dan wel met gastmuzikanten, dus dat zal ik deze zomer een keertje live moeten checken. De muziek op de CD is in elk geval aardig gevarieerd en klinkt als een combinatie van country en southern rock, het soort muziek dat er in gaat als koek bij wat ik het Sjock publiek zal noemen. Opener en titeltrack Too Drunk To Truck is een moderne herinterpretatie van de truckerscountryrock met elektrische bas en veel steel, en er rammelt ook een banjo doorheen. Denk hier bij de term truckerscountryrock niet aan Henk Wijngaard maar aan The Byrds die begin jaren '70 op zwier gaan met Rick Nelson, maar dan met een geinige tekst. De banjo leidt samen met fiddle ook de hoofdtoon in Chicken Stew, een nummer met niet alleen een hoog bluegrass gehalte maar vooral ook een hoog Thank God I'm A Country Boy gehalte. Play Dead is dan weer een pak rockender door de stevige gitaarrifs in southern rock stijl. Ook de traditional John Hardy is heel stevig en uptempo, maar vertoont dan weer heel veel cajuninvloed en een heel arsenaal aan fiddles. Wie zingt hier trouwens die hoge schelle vrouwenstemmen? Is dat Claudia? Shake is een soort countrybluesbop, maar toch ook weer heel modern van aanpak. Nog bizarder is Almost Done, eigenlijk I Got Stripes waarop een sousafoon (in Vlaanderen heet dat bombardon) en andere toeters het leitmotief torsen in een arrangement dat heel anders loopt dan de bekende Johnny Cash versie. Deze Almost Done is immers gebaseerd op Leadbellys' origineel, dat On A Monday/ I'm Almost Done heette. In Teardrops wordt de geest van Country Dick Montana zaliger opgeroepen in een uiteraard over the top country song. Griezelig hoe de zang hier zo dicht bij Country Dick's stem komt. Ik ken het nummer niet en er staan geen componisten vermeld, dus ik kan niet zeggen of het nummer ook origineel van Country Dick is. (Edit 8 juli: dan vragen we het toch gewoon aan de band zelf! Teardrops blijkt inderdaad een eigen nummer) Dat Hoving niet echt een superzanger is blijkt uit The Race Is On, maar dat doet eigenlijk niet ter zake: de sfeer is wat telt op deze CD. De Sixtyniners versie doet in elk geval een verdienstelijke poging in het wereldkampioenschap om ter snelst The Race Is On spelen, en zelfs dan blijft het overeind als een wereldnummer.
U hebt het al door: genrevermenging en rariteiten alom hier, en in die zin typisch Voodoo Rhythm. Minder typisch Voodoo Rhythm is dat het geluid nu eens niet trashy is maar integendeel heel vol. Niet alle nummers zijn ons ding wegens soms iets te rock en vooral het Neil Young geneuzel van afsluiter Terlingua had voor ons niet gehoeven, maar denkelijk is dit wel de ideale soundtrack voor uw barbecue op Sjock deze zomer. Naar goede Voodoo Rhythm gewoonte ook uit op vinyl LP VR1262. Info: www.voodoorhythm.com en www.myspace.com/thatsthewaytogo (Frantic Franky)


RED WEST & HOT RHYTHM!/ RED WEST & HOT RHYTHM!
Red West Production, RWP 04

Misschien dat er niet echt een belletje bij je gaat rinkelen bij het horen van de naam Jorgen Red Westman, alias Red West, maar als ik de naam The Buckshots laat vallen trekken je wenkbrauwen wellicht toch enigszins omhoog, al moet je ze niet verwarren met de Buckshots uit Amerika of die uit België. Red West is namelijk de ex-frontman van deze onlangs gesplitte Zweedse band waarvan we twee jaar geleden hun afscheids-CD voor het voetlicht brachten. Hot Rhythm bestaat uit Roine Lundstrom (contrabas), Tommy Olsson (drums), Per Eriksson (piano) en Philip Mauritzson (sax).
Simplistisch waargenomen gaat waar The Buckshots ophouden Red West & Hot Rhythm vrolijk verder. En aangezien we hier niet als simpel bestempeld willen worden hebben we hier heus wat aan toe te voegen. Waar we The Buckshots ooit foutloos maar ietwat glad vonden klinken werd daar met het live opgenomen afscheidsalbum 20 Live Rounds genadeloos mee afgerekend. Onze blije constatering is nu dat het energieke van het live geluid van The Buckshots op dit studioalbum niet alleen aanwezig is, doch zelfs het handelsmerk geworden lijkt te zijn met titels als Boogie Woogie Flu (supersnelle jiver met sax), Daddy’s Got Himself A Brand New Automobile (rough and tough!), No Fuzz ‘n’ No Fight (beetje standaard rock ‘n’ roll met piano in een bekend klinkende melodie), I Call On You (met een wat moderne, doch melodieuze opzet en vooral érg kort: 1.30 min.), I Ain’t Drunk I’m Just Drinkin’ (brute gitaarrocker met Jump, Jive & Wail melodie) en Stolen Cadillac (ook prima, maar aan het eind van het album wellicht wat overdadig, zeker omdat het op, met name, Daddy’s Got Himself A Brand New Automobile lijkt). Ook de wat 'rustigere' varianten van dit soort songs zijn aanwezig (met als beste wellicht het medium tempo Woo At Night of het melodieuze Lovelight), maar waar ‘m het grote verschil in zit is dat West op dit album verrassend genoeg ook wat andere wegen inslaat. Mede de twee nummers gezongen door wederhelft Mary West dragen daartoe bij. Blue Nights Without You is een heuse highschool rock ‘n’ roll ballad waarbij het volle saxgeluid een extra dimensie aan het nummer toevoegt. Zo krijg je een prima sfeervolle song waarmee Mary ook nog eens erg goed uit de voeten kan. Erg, érg mooi! Het tweede nummer dat Mary mag vertolken is eveneens een ballad, die echter totaal anders van opzet is. Deze track heeft namelijk een jazzy inslag en zou niet misstaan in een zwoele nightclub. In het nummer Broken Dreams neemt Red West je mee naar gebroken liefdes op uitgestrekte prairies en uiteraard mag dan de steelgitaar hier een deel van de sfeer bepalen. Met de afsluiter Let’s Fall In Love gooit men het weer over een andere boeg, want deze instrumental heeft erg veel weg van het bekende Sleepwalk.
Het energieke handelsmerk van de band wordt zo nu en dan mooi doorbroken door verrassende uitstapjes naar andere, doch aanverwante genres en zo vormt de muziek op de CD een mooi uitgebalanceerd geheel. Maar eerst en vooral laat je je bij Red West toch vooral meedrijven op de woeste golven van energie, drive en backbeat. Wie ze naar hier haalt heeft mij als toeschouwer! Info: www.redwest.se en www.redwestproduction.com (Frans van Dongen)


naar boven





Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina