Je
recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze
dan naar de hoofdredactie! |
Vinyl Recensie
18 december 2014
I
LOVE MY BABY/ MARC & THE WILD ONES Twee
zelfgepende tracks van She Put A Spell On Me, de bij Black Shack in
Calw (D) opgenomen tweede Rhythm Bomb CD van rockabillyband Marc &
the Wild Ones (D), waarbij het de bedoeling was voor dansvloervullers
te gaan. Even onze oren in een stereohoek van 90 graden spitsen! A-kant
I Love My Baby is een twee minuten rechtdoor rocker met extra piano
door boogie woogie pianist Sascha Kommer waarbij de eerste solo voor
de piano en de tweede voor de gitaar is, door Marc Valentine zo rauw
gezongen dat ie bijna zwart lijkt, nog geaccentueerd door Little Richard
oooohs, en zeker geschikt voor de snelle jivers onder ons. B-kant Please
Don’t Go is een repetitieve bluesbopper volgens het Hot Boogie
Chillun boekje (al hadden zij het natuurlijk ook niet zelf uitgevogeld)
met ergens halfweg een stiller stuk en mag met drie minuten dan ook
wat langer duren. Goed voor de boppers? Jazeker, goed voor de boppers.
Missie geslaagd? Jazeker, missie geslaagd voor Marc & the Wild Ones,
al hadden ze wat mij betreft van die CD evengoed Be Boppin’ Baby,
She Put A Spell On Me, Boppin’ Little Kangaroo of Real Rockin’
Baby op single mogen uitbrengen. Het artwork is van Marcel Bontempi,
Witchcraft is het label van DJ Lucky Shooter uit Frankfurt. Info: www.witchcraft-international.de
en www.marcandthewildones.de
(Frantic Franky) |
CD Recensies
27 november 2014
REV/
REVEREND HORTON HEAT Best
merkwaardig dat voor een flink deel van het rockabillypubliek, althans
dat deel dat het luidere marktsegment omarmt, het grote idool een kalende
introverte inmiddels 55-jarige met een mistroostige gelaatsuitdrukking
is. Mààr: James C. Heath alias Reverend Horton Heat alias
de Rev maakt al wel meer dan een kwart eeuw lang mee van de opwindendste
rock ‘n’ roll sinds Brian Setzer, al wordt soms over het
hoofd gezien dat diep verstopt onder al die lagen noise van zijn vingervlugge
gitaarspel eigenlijk een heel jazzy techniek schuilgaat. |
BUZZ
BUZZ BUZZ/ ROCKET 75 Nieuwe
bands, laat ze maar komen, ook al hadden wij er nog nooit van gehoord
en sturen ze ons uit het niets hun derde album. De reden dat wij nog
nooit van dit Bossche trio bestaande uit Hans Jacobs (drums/zang), Fon
Versteeg (bas/zang) en Dirk van Veldhoven (zang/gitaar) hadden gehoord
is wellicht het feit dat ze in 2008 begonnen als garagerock en die eerste
twee albums in dat genre dienen gesitueerd. In 2012 zagen ze middels
een uitstapje naar het repertoire van Buddy Holly evenwel het licht:
de elektrische bas werd ingeruild voor een contrabas, de Telecaster
gitaar voor een hollow body, en er werd plaats ingeruimd voor backing
vocals. Naast eigen werk spelen ze covers van onder andere Buddy Holly,
Little Richard, Chuck Berry, Johnny Cash en The Sonics, maar dat alles
hoor ik niét op deze CD, hoogstens enkele flardjes Buddy Holly
melodie of Bo Diddley ritme, want het gekke is dat dit helemaal geen
rauwe rock ‘n’ roll is zoals hun motto luidt maar meer te
maken heeft met jaren ’80 poprock dan met jaren ’50 rock
‘n’ roll! ’t Is een mix van beide, of correcter: ’t
is poprock gespeeld op z’n rock ‘n’ rolls. Voor u
zich een hoedje schrikt: met jaren ’80 poprock bedoelen we nummers
als Denis van Blondie (een cover van een nummer van Randy & the
Rainbows uit 1963) en Breakaway van Tracey Ullman (ook een cover, origineel
van Irma Thomas in 1964), de pretpop van Jonathan Richman (USA) misschien,
in die hoek dienen de springerige nummers van Rocket 75 gezocht, allemaal
pittig, snedig en kort op de bal want ze wurmen 10 (zelfgepende?) songs
in net onder 20 minuten. De bewijzen die ik voorleg om mijn boude stelling
te staven: de tempowisselingen in en het reggae refreintje van Margot,
de backing vocals in Sick Mind of gewoon de melodie van Emmy of Sixty
Minutes, maar eigenlijk geldt het voor alle nummers. Er wordt veel in
open akkoorden gespeeld en de geluidskwaliteit is typisch die van een
eigen productie. De rock ‘n’ roll van Rocket 75 is anders
met andere invloeden en alleen al daarom uw aandacht waard, bijvoorbeeld
op de CD voorstelling op zondag 18 januari in Plein 79 te ’s-Hertogenbosch,
aftrap om 17 uur en gratis inkom. Buzz Buzz Buzz is voor een tientje
te koop op hun optredens. Info: www.rocket75.com
(Frantic
Franky) |
TITLE/
MEGHAN TRAINOR
Op vele werkplaatsen is het gebruikelijk de radio aan te hebben staan,
zo ook op mijn werk, gewoonlijk een flutzender met hedendaagse pop-tralala
en rap-gekwaak. Maar daar was opeens een sixties sounding nummer! Had
iemand stiekem aan de kanaalkiezer gedraaid? Nee, toch niet, want het
bleef helaas bij dit ene nummer. Sprake is van All About That Bass,
een eigen pennevruchtje van de 21 lentes tellende Meghan Trainor (USA)
die geplamuurd en wel gemakkelijk de visuele eind-twintig haalt. Ze
treedt bijna 50 jaar later in de voetsporen van haar landgenote Lesley
Gore die nog het dichtste bij de sound van Meghan Trainor komt. De jonge
blondine werd reeds met prille achtien onder contract genomen als songwriter
en daarmee treedt ze in de voetsporen van de Brill Building songwriters
die merendeels rond die leeftijd waren destijds. Ze is te bewonderen
in de videoclip bij de song, die ondanks een low budget productie afwijkt
van de moderne visuele prullaria met zinloze effecten. Trainor is zo’n
typische rock ‘n’ roll naald in de grote berg geluidsmatige
rommel die de hedendaagse media dagelijks over ons uitstorten. Toen
ik All About That Bass voor het eerst hoorde kwam jeugdsentiment bovendrijven
naar begin jaren ’80 toen ik voor de radio zat en de door de radio
DJ vermelde namen fonetisch opschreef om vervolgens naar het warenhuis
of de platenzaak te snellen en van mijn paar zakcentjes een muziekcassette,
later LP en nog later CD te kopen. Ook nu 35 jaar later wilde ik naar
het virtuele online warenhuis snellen, maar de DJ met zijn typisch Hollandse
snelprietpraat, een megaslap aftreksel van de praat-k-u-n-s-t van Amerikaanse
DJ’s uit de jaren ’50 die megasnel praatten zonder haperen
of één keer euh te zeggen, had het bij zijn afkondiging
over ‘man trainer‘? Bij de hedendaagse bezopen naamgeving
van bands verbaasde me dat niet. Zoekende op Man Trainer kwam ik alles
tegen wat ik in mijn jeugd ook deed: spierballetjes laten aanzwellen
en in de spiegel elke milimeter groei bewonderen, meestal met vergrootglas,
dat wel, na 35 jaar kan ik me gerust outen. Had ik me soms verhoord,
misschien was het Man Trailer? Dat leverde kwijlende hondjes op die
achter hun baasje aanrenden. Leek me niet dat de blondine daar iets
mee van doen kon hebben, behalve misschien dat mannelijke puberale gespierbalde
fans kwijlend als hondjes achter haar aan lopen voor een handtekening.
Zover wat betreft all about that Meghan Trainor. In haar grote hit van
dit moment, All About That Bass waarin de contrabas centraal staat en
dat als basis de fifties doo wop heeft met Paul Anka en Lesley Gore
doorklinkend, overgoten met een early sixties sausje, zijn de saxofoon
en gitaar mooi fifties gehouden en het geheel doet ook denken aan de
revival van de early eighties, Rocky Sharpe & the Replays bijvoorbeeld.
Het nummer siert de eerste positie in de Amerikaanse Billboard Hot 100
en de Canadese, Australische, Nieuw-Zeelandse, Britse, Ierse, Duitse,
Oostenrijkse, Zwitserse, Deense en Poolse single charts. In de Nederlandse
Top 40 bleef het nummer steken op de tweede plaats en in België
op een vijfde (Vlaanderen) en derde plaats (Wallonië). In Zweden
schoot het naar de derde plaats, in Noorwegen naar de tweede plaats,
in Finland naar de (slechts) achtste positie, in Italië naar de
vijfde plaats en in Spanje naar de tweede plaats. In Frankrijk haalde
het nummer slechts de twaalfde positie. Het hier besproken EP album
(yes, back tot the roots) bezet een 15de plaats in de Amerikaanse albumcharts.
Titelsong Title is een fifties highschool rockertje in early eighties
revival style dat zo uit de koker van Neil Sedaka had kunnen stammen.
Ook hier weer maakt de saxofoon het mooi af. De letterlijk paar seconden
rap (met fifties gitaarsound) zullen we haar maar vergeven, want ze
mag gerust als een begenadigd songwriter geclassificeerd worden, ook
al mogen we co-writer Kevin Kadish natuurlijk niet tekort doen. De songteksten
zijn allemaal opgenomen in het bookletje en zijn van een behoorlijk
niveau. Dear Future Husband bleef steken op een 93ste plaats in de Billboard
Hot 100, een 61ste plaats in Australië en een 34ste plaats in Denemarken.
Deze song begint in forties stijl om verder te gaan in Dion’s
begin van Runaround Sue en daarna in early eighties gerevivde sixties
stijl te vervolgen, een lekker in het gehoor liggend nummer dat desondanks
niet wist aan te knopen aan het succes van All About That Bass. Close
Your Eyes is een slowrocker uit het boekje met mierzoet orgeltje en
doo wop zang die ons soundmatig terug naar 1962 brengt, alleen jammer
van het wah wah effect op de mannenstem, gelukkig maar een enkele keer
te horen. Qua instrumentatie valt te zeggen dat het mooi in early sixties
stijl is gehouden, zelfs de piano. Wat opvalt aan dit superklasse album,
zonder meer een album waarmee ze ook de oude(re) generatie bereikt,
is dat het reuze meevalt met de moderne inslag! Daar waar vroeger tienermuziek
generaties uiteen dreef (ouders versus kroost) hebben jullie nu eens
de gelegenheid samen met jullie kinderen op de bank te genieten van
een gemeenschappelijke muzikale smaakmaker genaamd Title, in de woonkamer
gebracht door Meghan Trainor. Onthouden die naam, we gaan gegarandeerd
meer van haar horen, want hier zit talent in, zowel songwritermatig
als zangmatig. De ruwere Imelda May krijgt concurrentie uit de softe
hoek. Info: www.meghan-trainor.com
(Henri Smeets) |
CASH
COVER WITH ATTITUDE/ Johnny
Cash is bij den hedendaagschen jonkheid nooit zo populair geweest als
nu en elk land heeft wel zijn eigen Cash coverband, live ongetwijfeld
dolle pret maar om dat naar geluidsdrager te vertalen moet je al in
sterke cowboylaarzen staan. Het in 2009 in Kopenhagen opgerichte Johnny
Horsepower is blijkbaar de Deense Cash en bracht eerder al de 6-track
CD Cash Cover en de CD Live At Fingerbollet uit. |
JUKEBOX
SWING/JACKSON SLOAN DJ Promo Only van de nieuwe single van een van de populairste artiesten in de Britse swingscène. Toch kiest Sloan voor die nieuwe single niet voor de makkelijkste weg, want geen van de twee nummers hier zijn typerende swing zoals bijvoorbeeeld Kickin’ Up The Dust van zijn laatste CD dat wel was. Beide tracks zijn eerder medium tempo, waarbij A-kant Jukebox Swing het snelst in de zin van minst medium tempo van de twee nummers is, met tussen de te verwachten blazers een fiddle, en bovendien geen hillbilly fiddle maar eerder een fiddle die krast en kraakt als speelde ze cajun muziek. Hoor in deze in de strofes ook de accordeon, rustig meedeinend op een bedje van piano. De eerste dubbele solo heeft eerst blazers en daarna die fiddle, de tweede dubbele solo doet het net omgekeerd. Helemààl medium tempo is I Want All That You Got op een lui New Orleans mardi gras ritme dat start met enkel zang en piano alvorens bas en drums en tenslotte pas de blazers invallen. In dit nummer is tijdens de solo de eer weggelegd voor de sax. Zoals gezegd: een gedurfde keuze, maar dat strekt Jackson Sloan tot eer, en bovendien weten de dansers voor wie deze twee nummers ongetwijfeld bedoeld zijn dat het moeilijker dansen is op een traag dan op een snel nummer, maar daarom juist des te mooier. Momenteel enkel uit op CD single, vanaf januari ook op (rood!) vinyl . Info: www.jacksonsloan.com en www.preserversofsound.com (Frantic Franky) |
Vinyl Recensie
THE
EVIL MERMAID/ EL RAY El
Ray uit Denemarken is een pure surfband (en heeft qua stijl niets te
maken met het fonetisch verwante L(ink) Wray) die traditioneel begon
doch in de loop der jaren evolueerde tot hedendaags modern: luid, snel,
stevig en met een vleugje punk (en heel occasioneel met een orgeltje)
maar toch met respect voor het erfgoed, uitgroeiend tot een surfband
die eerder soundscapes dan lollige melodietjes maakte, althans zo horen
wij het op hun compilatie Highwave To Hell 2001-2006, waarmee we meteen
aangeven dat we sindsdien uitgezonderd het album Chasing Ray uit 2010
niks meer van El Ray hadden gehoord. In elk geval zijn ze nu terug in
driekwart van de originele bezetting uitgezonderd de bassist die al
eerder in hun bestaan wijzigde. |
CASH
COVER WITH ATTITUDE/ Vinylversie
van de gelijknamige CD die dit Deense Johnny Cash cover trio uitbracht
in eigen beheer (volgens ons de eerste keer dat Rydell’s materiaal
least dat ze niet zelf opnamen) en omdat Rydell’s een Frans label
is, is dit vinyl allicht makkelijker te vinden dan de CD omdat de distributie
bij releases in eigen beheer vaak harder suckt dan een tandeloze hoer.
De 10-inch bevat 10 van de 13 CD-tracks (Daddy Sang Bass, It Ain’t
Me Babe en Country Boy staan er niét op) en die keuze lijkt ons
willekeurig, het is niet zo dat er bijvoorbeeld enkel voor de snellere
songs is gekozen, en daarmee dus zeker representatief voor de CD. Maar:
de 10 inch heeft een mooiere hoes, helemaal in de stijl van Cash’s
His Top Hits EP 114 op Sun uit 1961 en sindsdien wel meer gebruikt voor
compilaties. Aan u de keuze! Wat we van de muziek zelf vinden leest
u hierboven in onze CD recensies. Info: www.johnnyhorsepower.dk
en www.rocking-all-life-long.com
(Frantic Franky) |
CD Recensies
13 november 2014
BUCKING/
REVERSE COWGIRLS Reverse
Cowgirls blijkt niet alleen een sexstandje te zijn waar wij nog nooit
van hadden gehoord, maar ook een trio uit Groningen waar wij nog nooit
van hadden gehoord. De band bestaat uit Michiel Hoving (van Sixtyniners
en in een ver verleden Kitty Hawk Bomber Billies, zang en leadgitaar),
Joost Dijkema (zang en akoestische gitaar) en Harry Kingsma (contrabas).
De drummer zijn de voeten van Dijkema (snare + cymbaal) en Hoving (basdrum
+ hi hat)! De muziek is een uptempo rootsy bouillon van Eagles, CCR,
folkrock, southern rock, moderne rock ‘n’ roll en singer-songwriter,
af en toe verluchtigd met hyperkynetische banjo, twangy gitaar en melancholische
Bob Dylan mondharmonica. Samen is dat veel meer dan cowpunk maar makkelijksheidshalve
plak ik er graag dat label op zodat het getattoueerde volkje dat ’s
middags al dronken voor het Sjock podium staat ook een keertje de moeite
doet hier eens naar te luisteren. |
GOOD
A$ GOLD/ RED WEST & HOT RHYTHM |
SPACE
MAMBO/ THE LIMBOOS The
Limboos zijn een kwartet uit Madrid dat naar verluidt enige deining
veroorzaakte met hun vinyl debuutsingle Not a Soul Around/ Space Mambo
(PENN45021), waarvan die Space Mambo ook op dit albumdebuut staat waarvan
inmiddels een tweede single verscheen, Big Chef. Met een bezetting van
twee elektrische gitaren, elektrische bas en een dame op drums opent
de CD met die Big Chef, een rockende blues maar uptempo en springerig,
met een rockabilly gitaar, een rif goed genoeg om een instrumental rond
te bouwen en een Bo Diddley solo. Nervous is een medium tempo blues
(doch aan de snellere kant van medium tempo) die flirt met mambo ritmes,
een groovy orgeltje en sixties invloeden, en verdomd als het niet waar
is maar we vinden het goed. What I’m Saying is een uptempo strollende
boogie en de rif van Tell Me Pretty Baby (van Screamin’ Joe Neal
uit 1959, de enige cover op de hele CD) heeft een lichte Vegas Grind
touch. Rockin’ is meer bluesrockin’ dan rockin’ zoals
de titel belooft maar heeft wel zwart doo-woppende backing vocals in
huis, en Jambalaya Walk heeft meer te maken met That Mellow Saxophone
van Roy Montrell dan met de Jambalaya van Hank Williams, wat ons er
toe noopt te vermelden dat al die eigen songs veel flardjes melodie
van bekende nummers als Early In The Morning (Buddy Holly), Tequila,
What’d I Say of Slowdown (Larry Williams) bevatten, zij het dat
er geen sprake is van copy/paste, ‘t is wellicht meer refereren
dan kopiëren, en een aantal van die melodietjes hangen natuurlijk
gewoon in de rock ‘n’ roll lucht klaar om geplukt te worden.
Naast dat leentjebuur spelen wordt deze CD gekenmerkt door mambo ritmes,
jaren ’60 R ‘n’ B zang en invloeden van The Paladins,
haast onvermijdelijk in het bluesrock genre, maar dan gezelliger en
minder hard. Op zich vinden wij die ingrediënten niet speciaal
spectaculair goed of vernieuwend, maar The Limboos brengen ze wel heel
verfrissend en met een rockabilly feel. De volgende keer dat ze hun
“exotische rhythm ‘n’ blues” hier ten lande
spelen zouden we durven gaan kijken, want dit is zeker een aanrader
voor wie zijn Hoodoo bluesrock graag sprankelend geserveerd krijgt.
Info: www.thelimboos.com
en www.pennimanrecords.com
, verdeling via www.sonicrendezvous.com
(Frantic Franky) |
CUT
OUT TO ROCK/ THE BACKSEAT BOOGIE |
ALGO
SALVAJE: UNTAMED 60’s BEAT AND GARAGE NUGGETS FROM SPAIN Vol.
1 |
Vinyl Recensies
30 oktober 2014
STRICTLY
INSTRUMENTAL/ RITCHIE VALENS Het
enige wat voor de muziekbusiness beter is dan een goedverkopende artiest
is een dode goedverkopende artiest, tenminste als er nog genoeg materiaal
op de planken ligt, want die dode artiest heeft niks meer in de pap
te brokken. En zo kon het gebeuren dat er van Ritchie Valens die toen
hij op 3 februari 1959 het loodje legde welgeteld drie singles uithad
(waarvan één dan nog onder een pseudoniem, Arvee Allens,
waarover later meer) postuum drie LP’s verschenen en zijn officiële
catalogus nu pakweg 34 songs telt, goed voor een 60 track 3CD-box waarop
geeneens àlle outtakes staan. Een deel van die output zijn instrumentals,
en zes daarvan (en dat zijn niet eens àl zijn instrumentals)
staan nu op deze 6 track 33 toeren vinyl EP op 45 toeren singleformaat.
Probleem bij het inventariseren van Ritchie Valens’ muzikale nalatenschap
is dat van een deel van die opnames geen mens weet wat ze eigenlijk
zijn. Ideetjes? Probeersels? Of oefeningen om de vingers op te warmen
in de studio? Dat weerhield Del-Fi baas Bob Keane er uiteraard niet
van die gitaarlijnen over te laten dubben en later uit te brengen als
volwaardige Ritchie Valens opnames. From Beyond is er zo eentje die
later opdook als zogenaamde live opname, een trage primitieve rechtdoor
gitaarboogie enkel bestaande uit twangy tremolo gitaar en drums, in
de hoesnota’s trefzeker omschreven als een sinistere stroll wegens
eerder het soort werk dat je associeert met Link Wray. Ritchie’s
Blues is geen blues maar een ultrakorte speelse gitaarpicking op de
snaren van een vlijmscherpe gitaar waaraan postuum contrabas (Carole
Kaye) en drums (Earl Palmer) werd toegevoegd. Guitar Instrumental (alleen
al de titel wijst er op dat het een demo is) bevat enkel gitaar die
een soort Bo Diddley percussieritme uitprobeert en lijkt ons inderdaad
zomaar wat aanklooien met studio improvisaties om te experimenteren
met ideetjes. |
UNISSUED
ROCK ‘N’ ROLL ACETATES/ Valt
er nog onuitgebracht fifties materiaal te ontdekken? Jazeker, of op
zijn minst uit 1962: White Lightning Records (F) presenteert hier vier
onuitgegeven demo’s van Neil Coffin. Wie? Neil Coffin uit Ohio,
een man die nog blijkt te leven en op zijn 73ste zelfs nog optreedt
onder de naam Crash Coffin. Ergens rond 1973 bracht hij een psychedelische
countryfolk-LP uit en in recentere tijden verscheen een obscure countryrock
CD, maar dat zijn zo ongeveer de enige muzikale sporen die Coffin naliet.
Hoe White Lightning hem vanuit Frankrijk traceerde weten we niet, maar
we veronderstellen dat dat kan gebeurd zijn via Johnny Fay, een andere
door White Lightning aan de vergetelheid ontrukte rock ‘n’
roll zanger uit Ohio van begin jaren ’60. Op internet vond ik
een liveclipje waarop beide heren samen een beetje janboelen, dus ik
neem aan dat ze elkaar kennen, vandaar. In elk geval: in 1962 nam Coffin
met zijn toenmalige band The Pallbearers een aantal nummers op die hij
vervolgens op een acetaat LP liet graveren, en van die LP komen nu voor
de allereerste keer en dus rechtstreeks uit 1962 vier songs naar buiten.
|
TATTOOED
LADY/ SKEETS McDONALD Tattooed
Lady van Skeets McDonald staat in grote letters op deze EP, maar eigenlijk
bevat ie vier tracks van vier artiesten, alle vier geplukt van de El
Toro compilatie ET-CD 1045 Tattooed Lady. Diezelfde vier tracks stonden
in 1986 al op de Fortune LP 3001 The Original Skeets McDonald's Tattooed
Lady Plus Eleven Other Sizzlers (met bovendien exact dezelfde hoes!),
die op zich een heruitgave van een LP met dezelfde titel uit 1959 was.
Ingewikkeld? Misschien wel, maar het zijn dan ook alleen de hardcore
verzamelaars die zich daar druk om maken. Onthoud gewoon dat het thema
dubbelzinnige songs is, een genre dat er een beetje uit is nu alles
open en bloot op radio en TV mag, kan en moet. Vroeger werd er evenwel
flink gegniffeld, met rooie oortjes geluisterd naar en wellicht uit
volle borsten meegezongen met riskante liedjes die in alle muziekgenres
voorkwamen en via de jukebox de sfeer en daarmee recht evenredig het
verbruik in menige bar de hoogte injoegen. Skeets McDonald kennen we
als rockabilly zanger van You Ougta See Grandma Rock en Heart-Breakin’
Mama (2 x 1956 met Eddie Cochran op gitaar), maar dat waren slechts
zijsprongetjes van een countryzanger. The Tattooed Lady, over een dame
over haar hele lichaam een kaart van Amerika getatoeëerd heeft
(wat leidt tot een interessante aardrijkskundige reis), is een kalm
hillbilly nummer met gitaarpicking en steel. Die “original”
en “hit version” op de hoes slaan wellicht op het feit dat
dit de originele versie uit 1950 is (denk ik), want McDonald heeft het
later nog een keertje opgenomen – beide versies staan op de reeds
vermelde gelijknamige various artists CD met in totaal 29 risqué
songs. The Tattooed Lady werd recent nog gecoverd door Deke Dickerson.
Ook Roy Hall kennen we als rockabilly (Whole Lotta Shakin’ Goin’
On, See You Later Alligator, Diggin’ The Boogie, Three Alley Cats),
maar deze Dirty Boogie opgenomen met zijn Cohutta Mountain Boys is boogie
woogie hillbilly met de piano als basis instrument en solo’s van
fiddle, gitaar én contrabas, en aan die omschrijving te oordelen
mag het niet verbazen dat het al uit 1951 stamt. Wat die Dirty Boogie
die iedereen doet juist inhoudt wordt niet verteld maar we kunnen ons
er wel iets bij voorstellen aangezien hij te koop is. |
CD Recensies
SURFIN’
NSA/ BANG MUSTANG ‘t Is moeilijk bescheiden te blijven: “the number one spying group in the world”, zo staat op het hoesje, wat verwijst naar spy surf, een genre met muziekjes en/ of samples die verwijzen naar spionagefilms genre James Bond en Secret Agent Man. Die NSA uit de titel is het National Security Agency, een in 1952 opgerichte en onder het Amerikaanse ministerie van defensie resorterende geheime dienst, maar spy surf hoor ik nauwelijks (okee, een flardje in Russian Roulette), en zelfs de term surf dekt het potje niet helemaal: deze Duitse viermansformatie in klassieke twee gitaren-elektrische bas-drums opstelling met groepsleden die we eerder in Los Twang Marvels, The Messer Chups en de Rob Ryan Roadshow zagen, speelt gitaarrock in een kruising tussen moderne surf en een hedendaagse herinterpretatie van het latere (en door de rock ‘n’ roll liefhebber meestal in één klap van de tafel geveegde) werk van The Shadows. Een titel als Haunted By A Shadow kan op deze CD dan ook geen toeval zijn. De Bang Mustang kenmerken op deze CD, hun tweede na een EP in 2011 en hun full length debuut The Big Twang Theory uit 2012, zijn goed geconstrueerde nummers met veel melodiewissels binnen een en hetzelfde nummer, luide (soms funky) bas die zelf al een melodielijn speelt, en soms een ska ritme op de elektrische ritmegitaar. Charles Bronson en El Dorado zijn de verplichte Mexicaanse western nummertjes en The Adventures Of Mr Knucklehead heeft een Ventures feel, 15 van de 16 tracks zijn eigen composities (de enige cover is I Due Superpiedi Quasi Piatti uit de gelijknamige Terence Hill & Bud Spencer komedie, in 1977 hier in de bioscopen als 2 Door 't Dolle Heen), en alles is netjes uitgevoerd volgens alle regels van de moderne surf. Daarmee is de vraag “is dit goed?” echter niet eenduidig beantwoord, want dit is typisch zo’n CD waarbij het oordeel goed of slecht meer te maken heeft met je eigen smaak dan met de intrinsieke kwaliteit van het gebodene. Het beste advies dat ik surf- en instroliefhebbers kan geven is dan ook hun oren in een stereohoek van 90 graden te draaien en hier zelf onbevooroordeeld naar te luisteren. Info: www.rhythmbomb.com en www.bangmustang.de. Teaser video: http://surfguitar101.com/news/story/982 (Frantic Franky) |
IN
THE SHADOW OF SUN: De
rol van Sun Records in Memphis in de ontstaansgeschiedenis van de rock
‘n’ roll is inmiddels tot de laatste noot in kaart gebracht,
maar juist door dat Sun monopolie is minder bekend dat er in en om Memphis
in de schaduw van en wellicht deels onder impuls van Sun nog veel andere
labeltjes ontsproten aan de vruchtbare muzikale klei, zoals Starmaker,
Moon (kan tellen qua woordspeling op Sun), OJ, Von (eigenlijk net over
de staatsgrens in Mississippi), Peak, House Of Sound, Atomic, Jaxon,
Sure, Lu, Hill Crest, Hornet, Benton, Sky (ook uit Mississippi), Erwin,
Katche, Sure, Back Alley, Kay, Crystal, Cathey, Hut, F&L, het door
Billy Lee Riley en Roland Janes opgerichte Rita, Skipper, het door Eddie
Bond opgerichte Stomper Time, het door BB King opgerichte Blues Boy
Kingdom, Kim en Ardent, en twee labels van de westkust openden zelfs
speciaal een afdeling in Memphis, dat voor Modern het bekende Meteor
label werd. Deze driedubbele CD exploreert die niet-Sun erfenis waarin
rockabilly, rock ‘n’ roll, country en zwarte muziek hand
in hand naast elkaar staan, van de New Orleans klinkende Fention Robinson
met Tennessee Woman tot spul dat zo op een Sun country-CD had gekund
als I’ve Seen It All van Curley Griffin of Act Like You Love Me
van Hayden Thompson, die nu eenmaal altijd als Hayden Thompson klinkt.
Naast Thompson passeren nog bekende namen de revue, want een beetje
slimme artiest in of om Memphis probeerde natuurlijk bij élk
label zijn geluk, en zo horen we hier ook Charlie Feathers (Jungle Fever),
Eddie Bond (Talking Off The Wall, Love Makes A Fool Every Day), Carl
Mann (Gonna Rock ‘n’ Roll Tonight, Rockin’ Love) en
zelfs Johnny Burnette, een artiest die je niet meteen met Memphis associeert.
Desalniettemin: Burnette’s allereerste single You’re Undecided/
Go Mule Go nog vòòr zijn rockabilly classics op Coral,
werd uitgebracht op het piepkleine Von Records en klinkt hier even krassend
als alle heruitgaves die wij er al van hoorden – een puntgaaf
exemplaar is blijkbaar nog niet gevonden. Dat is dan ook een van de
pluspunten van deze 3 CD’s: de aanwezigheid van Sun artiesten
als Joe Hill Louis, Little Milton, Malcolm Yelvington (onder het pseudoniem
Mac Sales), Jess Hooper, Jody Chastain en Brad Suggs. Tja, niet iedereen
bij Sun was even gelukkig met Sam Phillips’ promotionele nadruk
op de releases van zijn grote kleppers ten koste van de kleinere artiesten,
al kan je hem dat in retrospect niet kwalijk nemen. Het ijzer smeden
als het heet is, noemt dat. |
VOODOO
VOODOO: FEISTY FIFTIES FEMALES Geen thema album rond voodoo en andere vormen van witchcraft (had leuk geweest zo rond Halloween) maar drie CD’s met zwarte female rock ‘n’ roll, of beter gezegd drie CD’s die de frontlijn tussen rock ‘n’ roll en crooner bewandelen, of om het helemààl juist te stellen: die vanuit de croonermuziek méé de voorzet gaven die de rock ‘n’ roll loeihard in doel liet trappen. Dat klinkt misschien gek maar is het niet: swingende uptempo croonermuziek leent zich mits toevoeging van een flinke beat immers bij uitstek om er rock ‘n’ roll van te maken, getuige de 90 tracks van zo’n 75 atomic babies hier verzameld op drie CD’s door kenner Dave Penny. Het swingt dat het een lieve lust is en de arrangementen zijn gewéldig, maar het rock wel degelijk, en vooral: het rollt tegen de sterren op. Dat komt omdat dit niet werd ingeblikt door puisterige tieners die amper wisten hoe ze hun nagelnieuwe tweedehands gitaar moesten vasthouden maar door orkesten en combo’s en zangeressen voor wie muziek de broodwinning was, of ze nu swing of jazz of rhythm ‘n’ blues of rock ‘n’ roll moesten opnemen – voor hen was het verschil subtiel: soms jazzt het, soms swingt het en soms rockt het, maar altijd klinkt het goed. De in de liner notes door Dave Penny gestelde vraag wat nu de allereerste rock ‘n’ roll plaat ooit was doet hier weinig ter zake, pertinenter is misschien de vraag in hoeverre Elvis niet zozeer beïnvloed was door zwarte muziek maar door zangeressen (volgens Penny zouden Elvis’ Fool Fool Fool en Money Honey meer op Kay Starr en Ella Mae Morse lijken dan op zwarte vocal harmony groepen), en in een breder perspectief in hoeverre zwarte en blanke muziek elkaar beïnvloed hebben. Op het eerste gehoor lijken de drie CD’s namelijk helemaal te bestaan uit zwarte zangeressen, maar als je luistert hoor je hier en daar een blanke stem, en artiestes als Kay Starr, Peggy Lee en Ella Mae Morse waren uiteraard gewoon blank. Soms hoor je dus vocaal een verschil tussen die zwarte en blanke stemmen, maar muzikaal hoor je totaal geen verschil! Het materiaal lijkt te gaan van stokoude blues tot rockende begin jaren ’60 soul maar blijkt toch netjes in de tijdspanne 1949-1959 te vallen, en de grote hoop van de nummers kan je probleemloos rock ‘n’ roll noemen, zwarte rock ‘n ‘roll met flink wat blazers die een stevige drive geven zoals tegenwoordig bijna alleen Ray Collins’ Hot-Club (D) die nog kan leveren. Daarnaast krijgen we verrassend veel risqué songs genre “ik rij graag dus heb ik een man nodig die zijn cadillac eens flink in mijn garage wil parkeren”, wat Woojamacooja en Pig Latin, Don’t Forget van ene Lady Nell dat stapels titels van rock ‘n’ roll hits oplijst mét (en da’s zeldzaam) de originele artiesten van Elvis’ Don’t Be Cruel tot Pat Boone’s Love Letters In The Sand erbij vermeld (en erin slaagt Ain’t That A Shame te doen rijmen op Love Letters In The Sand), alsmede de occasionele onverwachte cover zoals You Played On My Piano door Helen Humes oftewel een zwarte cover van een blank countrynummer, of Etta James’ Market Place (ook origineel blank), terwijl Beverly Wright’s Shake Till I’m Shook geschreven blijkt door rockabilly Ronnie Self! Wat deze driedubbelaar interessant maakt is – naast de muziek zelf uiteraard – dat je van “usual suspects” als Big Maybelle, Ruth Brown, Varetta Dillard, Faye Adams, Etta James, LaVern Baker, Little Sylvia (de helft van Mickey & Sylvia), Big Mama Thornton en Little Esther (dezelfde van de disco hit What A Difference A Day Makes uit 1975) eens wat minder bekende maar minstens even goeie opnames hoort, plus de aanwezigheid van zangeressen als Ella Johnson, Dinah Washington, Ella Mae Morse, Kay Starr en Peggy Lee die volgens de gangbare opvatting geen rock ‘n’ roll mama’s maar jazz of pop zijn. Sommige tracks bevatten heel wat ruis. Het booklet geeft flink wat info betreffende de artiestes. Liefhebbers van vinyl kunnen terecht op de gelijknamige dubbel-LP FVDV195 die 32 “clubvriendelijke” tracks bevat. Luister hier eens naar, modern Radio Modern volkje, en weet dat ze in de jaren ’50 ook al modern waren. Info: www.fantasticvoyagemusic.com (Frantic Franky) |
16 oktober 2014
CHERRY
SINGS HI-NO-LOVE/ Na Let’s Play Around en Fat Mama’s Daughter is dit derde CD van Cherry Casino & the Gamblers (D), sinds 2001 het rhythm ‘n’ blues alter ego van The Round Up Boys, huisorkest van hun eigen Lightning Recorders studio in Berlijn, en dan weet wie zijn CD-zaakjes voor elkaar heeft of weleens een festival bezoekt wat hij of zij mag verwachten: geen rhythm ‘n’ blues maar zwarte late fifties/ early sixties rock ‘n’ roll. Axel Praefcke (zang + leadgitaar), Ike Stoye (tenorsax + gitaar) en Michael Kirscht (bas + gitaar), hier aangevuld met Gregor Gast (drums), Carsten Harbeck (bas) en Roland Ploog (ritmegitaar), kennen hun shit inside out en het mag dan ook geen verbazing wekken dat deze CD een waardige aanvulling van hun eerdere werk is: het tegendeel zou ons pas een wenkbrauw hebben doen optrekken. De stijl is dus zwarte rock ‘n’ roll vermengd met teen rock, spelend met backing vocals en stoelend op sax en rhythm ‘n’ blues gitaar die vaak samen een front vormen om de beat en de melodie te accentueren, het geheel uitgevoerd in kleine combo versie. Een mooi voorbeeld is de titeltrack in de trend van de “Chinese” Ling Ting Tong rock ‘n’ roll songs uit de jaren ’50. Als u zich bij deze stijl niets kan voorstellen: Bloodshot Eyes van Wynonie Harris, dat is het sfeertje van deze CD. Als u zich ook bij Bloodshot Eyes evenmin iets kan voorstellen, weet dan dat dit uiterst uiterst jive-baar is in een rock ‘n’ roll genre dat heden ten dage niet zo vaak meer beoefend wordt, maar Cherry Casino & co doen het bijzonder fris en ongedwongen. Alle 12 tracks zijn eigen composities van Axel Praefcke. Minstens zes van de 12 tracks verschenen ook op de vinyl single Let’s Have A Crazy Ball/ Happy Daddy (RBR 45-5) en de 4 track vinyl EP Cherry Sings (RBR 45-11), en de hele CD zou ook uit zijn als LP (RBR-LP 5772). Info: www.rhythmbomb.com en www.cherry-casino.de (Frantic Franky) |
ON
THE GREAT RIVER ROAD/ CHRIS ALMOADA Te
gek: letterlijk jàrenlang niks meer gehoord van Tessy Records
(D) en nu op korte tijd twee nieuwe Tessy CD’s, van Nelson Carrera
(P) en deze tweede van Chris Almoada, maar wel met bestelnummers van
Rhythm Bomb Records (D) en verdeeld via Rhythm Bomb. Vast een of andere
deal waarbij Rhythm Bomb eigenlijk alles doet maar de CD’s officieel
uitgebracht worden door Tessy. Maakt ons overigens totaal niks uit,
zolang het maar goeie CD’s oplevert. Almoada bracht in 2010 al
de geslaagde CD Come To New Orleans uit, dit is de opvolger. De Franse
zanger-gitarist is hier ten lande nog niet zo bekend, al heeft ie al
een paar keer opgetreden in Nederland en België, maar heeft zijn
rock ‘n’ roll sporen zeker verdiend: hij speelt al sinds
eind jaren ’70 en was ten tijde van zijn solodebuut onder eigen
naam leadgitarist van Easy Lazy C & his Silver Slippers (F). Op
basis van het mooie artwork (Don De Vil) en de titel van deze On The
Great River Road verwacht je hillbilly, maar niets is minder waar: dit
is wel degelijk rockabilly en aanverwanten. Zo zijn pakweg de eerste
zeven van de 17 (en allemaal zelfgepende) tracks tot en met de pianoballad
Palmyra Love pure Sun rockabilly, en ze klinken verbazingwekkend Sun:
dit werd opgenomen met grotendeels dezelfde muzikanten als die vorige
CD (Pascal Freyche op contrabas, Gaël Pétetin op drums en
JP Cardot op piano, aangevuld met Pascal Guimbard op steel, ooit nog
gitarist bij de Britse band Red Hot ‘n’ Blue) in de Rydell’s
Studio in Frankrijk, een studio van wie ik al heel goed klinkende zaken
heb gehoord, maar dit spant qua Sun werkelijk alles want het Hayden
Thompson sfeertje dat hieruit opstijgt is méér dan authentiek.
Die echo op de stem, die scherpe gitaar! Verbazingwekkend, tenzij studiobaas
Steve Rydell er in geslaagd is op zijn mengpaneel een Sun sound knop
uit te vinden. Toch is niet de hele CD in die Sun stijl. Andere songs
laten andere invloeden horen, en wel degelijk invloeden, geen copy paste:
The Falcon herinnert met zijn rechtdoor gitaar en piano aan late fifties
Gene Vincent, Paducah Sue lijkt een kruising tussen Larry Collins en
early sixties Carl Perkins, (de heropname van) Come To New Orleans klinkt
als Carl Perkins op Sun, terwijl Oh Ste Genevieve dan weer old timey
honky tonk boogie is. Maiden Rock is indianenrock, en zo valt hier nog
veel meer moois te ontdekken. Op basis van dit alles kunnen wij niet
anders dan concluderen dat dit een sterk album gedomineerd door Almoada’s
uitmuntend gitaarspel is, van een artiest die in onze contreien nog
steeds ten onrechte te onbekend en daardoor te onbemind is. En daar
dient dringend verandering in te komen, zo zeg ik u! Verdeling via www.rhythmbomb.com,
info: www.facebook.com/chris.almoada.official
en
www.tessyrecords.de
(Frantic Franky) |
THE
MAN WHO RODE THE MULE AROUND THE WORLD/ JOHN SCHOOLEY Voodoo
Rhythm = weirdo shit, en dat is hier niet anders. John Schooley (USA,
vroeger zat ie in de punkbands The Revelators en The Hard Feelings)
gaat door het leven als one-man-band maar heeft op deze CD alles ingevuld
via het eenvoudigere multitracking: we kunnen ons onmogelijk voorstellen
dat ie tegelijkertijd zingt en gitaar, bas, banjo, drums én mondharmonica
speelt. Het standaardprocedé is Schooley die vertrekkend vanuit
bluegrass rustig begint op klauwhamer banjo of op als een dobro klinkende
gitaar of gewoon op akoestische gitaar, al dan niet aangevuld met mondharmonica,
alvorens de hel losbreekt en een hoop modern lawaai invalt: heavy gitaren,
luide trancedrums, vervormde vocalen, massa’s feedback. Enkele
nummers zijn gebaseerd op bluegrass traditionals, het eigen Doubleneck
Drag is een slidegitaar instrumental helemaal opgehangen aan de intro
van Cinderella van The Sonics. Twee rock ‘n’ roll klassiekers
uit de jaren ’50 worden compleet door de trashmangel gehaald:
Boo Hoo van Marvin Rainwater & Link Wray, en Look Out Mabel van
GL Crockett. Rockabillies zullen gruwen van deze hypermoderne interpretatie
van old time music, maar t‘ is misschien wel een aardigheidje
voor de aanhangers van cowpunk. Ook uit als vinyl LP (inclusief gratis
cd versie) VR1283, info: www.voodoorhythm.com
en www.johnschooley.com
(Frantic
Franky) |
9 oktober 2014
SWEET
TEMPTATION/ FOXY & HER RAVENS De
enige Foxy die wij tot nu kenden was Foxy Foxtrot met zijn elastieke
benen (u kent ‘em wel, hij wil elke avond naar een dancing toe),
nu kennen we ook Stephanie Vos, de nieuwste rockabilly zangeres in Nederland.
Tot nu toe zagen we haar enkel als gaste bij The Rhumba Kings, band
waarin haar boyfriend Michael Warlich (some guys have all the luck)
toen gitaar speelde, en hier is al erg snel haar eerste eigen 5 track
CD met haar eigen band, bestaande uit uiteraard Michael Warlich, Huib
Moor (Ragtime Wranglers) op contrabas en Aeilko van der Wagen (Reno
Brothers) op drums. Muzikaal zit dit dan ook helemaal snor in een krachtige
hedendaagse rockabilly stijl, doch beheerst opgenomen. Stephanie’s
stem is zwoel, een beetje diep, en doet wat denken aan Imelda May: vage
vocale gelijkenissen, een gelijkaardige manier van zingen, en dezelfde
fuck you attitude in de zang. Twee van de vijf nummers zijn bekende
covers, maar het mooie aan All I Can Do Is Cry en Lonesome Train (On
A Lonesome Track) is dat de zanglijn een beetje veranderd is zodat het
geheel helemaal fris en onverwacht klinkt. Twee tracks zijn wat rustiger:
een geslaagd Summertime en Why Don’t You Do Right, een female
classic uit de jaren ’30 onder meer uitgevoerd door Peggy Lee,
Ella Fitzgerald en Julie London (en zelfs in 1988 door tekenfilm pin
up Jessica Rabbit in Who Framed Roger Rabbit), maar ook recenter door…
Imelda May! Foxy brengt het tegen een Stray Cat Strut achtergrond. Het
enige eigen nummer, titeltrack Sweet Temptation, is een eigentijdse
rock ‘n’ roll song zoals Imelda May ze al drie CD’s
lang (en 300 keer chiquer geproduceerd) aflevert: let op die ho ho’s
in het refrein. |
SANITY/
JOHN LEWIS & HIS TRIO John
Lewis is uiteraard frontman van The Rimshots (GB) en zal dat ten eeuwigen
dage blijven, alleen al door zijn specifieke stemgeluid, ook al treedt
hij sinds enkele jaren op met een wisselende begeleidingsband (wie beschikbaar
is, waarschijnlijk) onder de monniker John Lewis & his Trio, terwijl
we de drie andere Rimshots in september nog zagen als Bill Fadden’s
Rhythmbusters. Dit moet zo ongeveer Lewis’ 17de album zijn (de
meeste met The Rimshots maar ook als Johnny Bach & the Moonshine
Boozers en Smirs Hot Pussy Hunters) doch pas zijn tweede Trio CD –
de eerste verscheen drie jaar geleden als The Billy Banks Sessions.
Het grootste verschil met The Rimshots is de afwezigheid van steel en
de aanwezigheid op zowat alle nummers van piano, een instrument dat
bij The Rimshots niet aan de orde was, bespeeld door Stuart McIlroy,
hoewel Lewis zelf ook een aardig poepje kan rammen op de 88 toetsen.
Op deze Sanity neemt John Lewis uiteraard de gitaar voor zijn rekening,
de andere muzikanten zijn Paul “Woody” Woodmansey (contrabas
bij Rudy La Crioux) en Billy “Duval” Roberts (drums), samen
met McIlroy ook te horen op The Billy Bank Sessions. Ondanks die piano
hadden de meeste songs hier evenwel rechtstreeks van The Rimshots kunnen
zijn, en de beste nummers zijn wat mij betreft dan ook de stilistische
buitenbeentjes, om de eenvoudige reden dat ze eens een andere kant van
John Lewis laten zien: de naar het schijnt Welsche traditional Sosban
Fach met hoog When Johnny Comes Marching Home gehalte die een vlotte
instrumental wordt (eerst fingerpickend in casatjok stijl, dan surf
en eindigend met een orgeltje), en titeltrack Sanity wordt door de enige
echte Jets van doo-wa-di-wa-di-doo-woppende backings voorzien zoals
enkel The Jets dat kunnen! Alle 13 nummers zijn zelfgeschreven, uitgezonderd
die traditional en de Hank Williams demo Please Don’t Let Me Love
You, hier omgeturnd tot een Carl Mann rocker. |
2 oktober 2014
FANNIE
BROWN/ FIVE GUYS NAMED JOE Na
een demo in 2012/2013 met vijf eigen nummers en een personeelswissel
op de contrabas is dit de eerste officiële release van onze vijf
Joe’s, en eens te meer dringt de conclusie zich op dat Nederland
onwaarschijnlijk veel goeie bands heeft in dit relatief kleine kikkerlandje.
Five Guys Named Joe grossieren evenwel niet in rock ‘n ‘roll
maar in het aanverwante swing of jumpblues of jumping jive. Zelf noemen
ze’t swingblues maar die naam doet hun muziek oneer aan, want
dat woordje “blues” heeft soms een negatieve bijklank van
ellenlange gitaarsolo’s en daar is hier geen sprake van. Integendeel:
de gitaar geeft voornamelijk accenten, sax en vooral piano delen de
hoofdrol en doen het zaakje vooral rrrrollen met rollende -r. Die piano
doet mooie, vaak jazzy dingen, en ondersteund door de onderkoelde drums
en contrabas levert dat fijne muziekjes op waar het speelplezier vanaf
vonkt, nog benadrukt door de zang: die stem klinkt behoorlijk, ja onwaarschijnlijk
zwart en authentiek en grappend en grollend en in songs als Salt Pork
West Virginia of Have You Got The Gumption vrolijk ad libbend! De muziekjes
zelf manoeuvreren tussen ingehouden traditioneel (Reconversion Blues,
No Sale) en Cab Calloway uitbundig (Oil Well Texas), maar of het nu
piano boogie (het eigen Joe’s Jam On Toast) of jazz is, het resultaat
is steevast de moeite, opgenomen met een mooi vol, warm geluid, in een
stijl die het midden houdt tussen pakweg Louis Jordan en Roy Brown,
óók qua aanstekelijk enthousiasme. Gek genoeg vind ik
juist de twee nummers die het meest rock ‘n’ roll zijn net
wat minder, met name Bim Bam van Sam Butera & the Witnesses en Fannie
Brown Got Married van Roy Bown, omdat juist in die twee de saxofoon
ondanks de saxsolo in Fannie Brown Got Married weinig meer doet dan
meeblazen, terwijl ik ze net daar helemaal loos wil horen gaan, zoals
het inventieve saxwerk in de meeste andere nummers. Maar da’s
dan ook mijn enige opmerking, want de vijf heren in maatpak slagen er
moeiteloos in om Choo Choo Ch’Boogie dat ik al ongeveer 11 miljoen
keer heb gehoord opnieuw fris en spontaan en ongedwongen te doen klinken,
een prestatie die hen wat mij betreft een maatpakstreepje voor geeft!
Dit sprankelende werkstuk zou Five Guys Named Joe dan ook een rechtstreeks
ticket richting Rhythm Riot (GB) moeten bezorgen. Ik heb gesproken!
|
SUGAR
SUGAR BABY/ PETER KRAUS |
HOOSIER
DADDY: Aan
de ene kant van het re-issue spectrum heb je de grote spelers als Bear
Family (D) en Ace (GB) en aan de andere kant zitten de duistere firmaatjes
die het out-of-copyright werk geheel uit context op low budget CD’s
zwieren, maar daartussenin zitten net onder de radar een aantal firma’s
die mooie maar te vaak tussen de mazen van het net glippende releases
produceren. Fantastic Voyage is zo’n Brits label dat heel onopvallend
heel mooie dingen doet met muziek uit lang vervlogen tijden. Deze driedubbelaar
is bijvoorbeeld opgehangen aan de rockabilly scene in en om Indiana,
toch niet meteen de opvallendste muzikale hotspot in de jaren ’50.
En toch: de staalindustrie aan de grens tussen Indiana en Illinois was
net als Memphis of Chicago een magneet waar velen naartoe trokken op
zoek naar werk, en in hun kielzog kwamen de bars en nachtclubs en honky
tonks en de muzikanten die liever speelden dan werkten (let op het verschil),
en in hun kielzog doken uiteraard weer de handige jongens op die in
deze een mogelijkheid zagen om snel geld te verdienen aan al die zuurverdiende
centen. De belangrijkste Handige Harry in Indiana was de in 1989 overleden
Harry Glenn die tussen 1949 en 1966 minstens 140 singles en minstens,
euh, één LP (Harry Glenn Presents Music Country Style
uit 1962) uitbracht op zijn Mar-Vel’ en Glenn labels. De rockendste
daarvan werden door rock ‘n’ roll kenner Dave Penny geselecteerd
en op een 24 paginas tellend boekje van tekst en uitleg voorzien op
deze driedubbele cd aangevuld met opnames van andere labels uit in en
om Indiana zoals Emerald, Glee, Blank, Ski, Solid Gold, Nabor, Yolk,
KC, KW, Tyme, Amp, Eunice, Jet, Whispering Pines, Delta, ACTS, Bluegrass,
Skyline, Note, Falcon, Poor Boy, Claudra, Pearl, RCT, Harvest, Midwest
en Hem Records. De cd titel dekt de lading niet helemaal, of misschien
juist wel, dat hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt: dat woordje “rockabilly”
trekt uiteraard alle aandacht naar zich toe, maar op CD 1 staat ondanks
de aanwezigheid van enkele rockabilly klassiekers als Tall Dark And
Handsome Man en Go Go Go van Bobby Sisco (een Mar-Vel’ artiest
uitgeleend aan Chess Recors) vooral pré-rockabilly, hillbilly,
country boogie of welke naam je dat beestje ook wil geven. In die zin
klopt de titel “the birth of rockabilly” dus wel degelijk.
Tussen die hillbilly staat zelfs bluegrass en straight country. Vooral
tussen die paar trage country nummers zitten enkele onwaarschijnlijk
slecht gezongen en/of opgenomen draken, anderzijds is bijvoorbeeld Honky
Tonkin’ Rhythm van Bobby Sisco uit 1956 een perfect voorbeeld
van de overgang van hillbilly naar rockabilly, evenals Jump Baby Jump
en Rhythm In My Soul uit 1956 met rockabilly gitaar én accordeon,
tenzij die Harry Carter het alleen maar bedoeld had om te lachen, al
heeft ie in dat geval wel met een stalen gezicht twee prima rockers
neergezet. Opvallend is ook dat enkele tracks mijns inziens duidelijk
de invloed van Les Paul’s tovertechnieken op de gitaar vertonen.
Ook op CD 2 is rockabilly in de minderheid, want hier horen we vooral
monter rondwandelende medium tempo rockers die eerder laat jaren ’50
dan rockabilly klinken. CD 3 tenslotte bevat rockabilly en aanverwanten
in alle geuren, kleuren, soorten, maten en smaken. |
11 september 2014
BLUE
BEAT: |
THE
BEACH BOYS AND THE RISE OF THE SURF MOVEMENT |
ROCK
‘N’ ROLL REBELS |
4 september 2014
GAME
DAY (DELUXE EDITION)/ THE BASEBALLS |
MORE
HOUSE ROCKIN’/ THE SULTANS Hupakee,
zomaar een CD in de bus uit het verre Finland van de ons totaal onbekende
Sultans, te oordelen aan dat “more” in de titel minstens
hun tweede CD, en bovendien een compilatie van materiaal dat tussen
1995 en 2009 verscheen op vinyl singles, single sided vinyl singles,
een LP en een split live-CD (wat niet veel verschil uitmaakt aangezien
ze live krek hetzelfde klinken als in de studio), voor de goede orde
aangevuld met onuitgegeven tracks. Ideaal om een band te leren kennen,
zeker omdat de term houserock vele ladingen kan dekken. The Sultans
blijken een bluesduo bestaande uit twee broers met enkel gitaar en drums
(op slechts vier nummers doet ook een basgitaar mee) en daarenboven
nog eens een instrumentààl bluesduo. Bovendien is dit
geeneens bluesbop: alle nummers zijn eigenlijk beperkt tot één
enkel akkoord met slechts minimale veranderingen waarin ze gewoon een
heel nummer lang blijven hangen. Het enige verschil is het tempo dat
varieert tussen traag en medium, en de helft van de nummers draagt dan
ook het woordje “blues” dan wel “boogie” in
de titel. Pas vanaf de tiende track, het toepasselijk getitelde Rock
On, komt er een beetje schot in de zaak en wordt het tempo links en
rechts wat opgetrokken, zij het dat het stramien steevast hetzelfde
blijft. De geluidskwaliteit is primitief alsof dit gewoon in het repetitiehonk
werd opgenomen. Deze CD doet dan ook nog het meest denken aan jamsessies
van oude bluesknakkers uit de jaren ’60. Het rock ‘n’
roll gehalte is nihil, en met 23 tracks en een speelduur van 80 minuten
wordt dit een lange rit waarbij menigeen zal afhaken. Zoals ik in een
andere recensie las: deze CD is nog het leukst als je zelf je eigen
teksten begint te verzinnen en meezingt. Liefhebbers van rauwe blues,
begeve u naar www.ektrorecords.com
(Frantic
Franky) |
GET
RHYTHM: THE BEST OF/ DR. FEELGOOD |
Boek Recensie
31 juli 2014
WIJ PRESENTEREN U: Onze
hoogsteigen redacteur Henri Smeets slaat weer toe: na de boeken Rock
‘n’ Roll Rond De Wereld (2001), Van Koempelrock Tot Klompenrock
(2011) en Film, Popcorn En Rock ‘n’ Roll (2013) laat hij
zijn nieuwste project op de nietsvermoedende verzamelaar annex fanaticus
los, en da’s bepaald pionierswerk geworden. Het onderwerp is namelijk
zo voor de hand liggend dat nog niemand erop kwam: een boek over de
geschiedenis van de Nederlandse rock ‘n’ roll artiesten
op de Nederlandse televisie. Of juist niét voor de hand liggend,
want wat is Nederlandse rock ‘n’ roll op de Nederlandse
televisie? The Tielman Brothers die live de definitieve rock ‘n’
roll show neerzetten, André van Duin die bekkentrekkend als een
gek rondhuppelt op Surfin’ Bird van The Trashmen, en dat is het
zowat, toch? Nee dus, er was in de pionierstijd van de vaderlandse televisie
in tienerprogramma’s als Nieuwe Oogst, Rooster, Cabaret Der Onbekenden,
Tiener Magazine en Top Of Flop en in TV-magneten als de Rudi Carrell
Show, Avro's Weekendshow en Pas Geperst heel wat meer te zien, en het
rock ‘n’ roll talent van eigen bodem, hoe verguisd die nieuwe
muziek in den beginne ook was (“Is rock ‘n’ roll zo
schokkend nieuw? Is het niet gewoon een vlugge blues met een stotter
in de stem? Een boogie woogie met vetpuistjes? Een kruising tussen de
schichtige merrie Volkslied (ook vol herhalingen) en de stampende ezel
Fabriekslawaai?”), kreeg de kans zich in de kijker te spelen.
Ik zou dan denken dat de archieven van de omroepen uitpuilende schatkamers
zijn en het volstaat even de omroepen aan te schrijven, maar zo makkelijk
is dat helaas niet: je moet passeren via het Nederlands Instituut Voor
Beeld En Geluid die op hun beurt toestemming vragen bij de omroepen
om die oude programma’s te mogen bekijken (tegen betaling van
best pittige auteursrechten nota bene, en soms krijg je zonder opgave
van reden géén toestemming), waarbij zich het probleem
stelt dat je niet even bibliotheekgewijs in de catalogus kan kijken
en kiezen. Zo’n lijst bestònd gewoon niet, tot Smeets ‘em
nu met dit boek heeft gemaakt. Smeets is een gedreven speurneus, dat
weten we uit zijn vorige boeken, en als een ware rock ‘n’
roll Sherlock Holmes heeft hij zich op De Zaak Van De Verloren TV Programma’s
gestort, een tijdrovende research op basis van oude krantenknipsels
en tienerbladen, bandbiografieën en interviews met de muzikanten
zelf. Extra moeilijkheid: veel oude programma’s zijn allang vergeten
of bestaan eenvoudigweg niet meer. Het resultaat van Smeets’ speurtocht
vind je terug op de 656 pagina’s van Wij Presenteren U: De Rok
En Rol. Na inleidende hoofdstukken over de opkomst van de televisie
in Nederland en de bloei van de rock ‘n’ roll in Nederland
volgt een gedetailleerde studie van maar liefst een kleine 50 bewaard
gebleven programma’s met Nederlandse rock ‘n’ roll
waarvan de auteur er 44 met toestemming heeft kunnen bemachtigen. Die
gedetailleerde beschrijving is trouwens best wel nodig, want er steekt
helaas gèèn DVD bij het boek, dus moet Smeets de bewegende
TV beelden in tekst bevatten, maar om die taak te vergemakkelijk is
het doek verlucht met zo maar eventjes 1385 snapshots rechtstreeks genomen
van de kleine kijkbuis, uiteraard allemaal in zwart/wit, aangevuld met
40 afbeeldingen uit kranten en dergelijke. Voor het criterium rock ‘n’
roll is de auteur uitgegaan van uptempo rock ‘n’ roll, twist
en ballads, maar geen tienermuziek, dixieland, beat, folk, country,
blues, jazz of swing, voor de puristen voor wie de rock ‘n’
roll na 1959 eindigt wellicht te uitgebreid, voor zij die Beatles, Rolling
Stones en wat erna nog allemaal is bijgekomen ook tot de rock ‘n’
roll rekenen wellicht te beperkt. De artiesten gaan via bekende “sterren
van de grammofoonplaat” als Peter & zijn Rockets, The Blue
Diamonds (enkel hun rock ‘n’ roll, met name hun eerste TV-optreden
uit 1960), het Rob Hoeke (nog zonder baard!) Quartet, Ria Valk (de Jodel
Twist!), ZZ & de Maskers (met Chubby Checker!), Johnny Lion &
the Jumping Jewels (in Circus Boltini!) en Rob de Nijs & the Lords
over subtoppers als The Crazy Rockers, The Fouryo’s, The Hurricane
Strings, Johnny & his Cellar Rockers en John Lamers & Cees &
the Skyliners tot en met compleet vergeten acts als The Hartung Sounds,
De Rosalientjes (een Nederlandstalige Da Doo Ron Ron), The White Comets,
Ray Aldo & the Hot Fighters, Brigitte & the Firestrings, Anthony
& the Skylarks, Wanda Aubrey, Joyce & Bert & the Flintstones
en De Bibits, en misschien nóg interessanter zijn de rariteiten
als de in zwart leder gestoken Johnny Kraaijkamp Sr. met een parodie
op Vince Taylor, ex-tafeltenniskampioen Paul Gimbel, accordeonist Mat
Mathews (die nog op True Love van Bing Crosby & Grace Kelly speelde)
met een twistversie van het kinderliedje Kaatje Ben Je Boven, en rock
‘n’ roll nummers door Willeke Alberti (een Nederlandstalige
versie van Let It Be Me van The Everly Brothers), Eddie Christiani,
het Cocktail Trio (met Grote Beer, een Nederlandstalige versie van Running
Bear van Johnny Preston) en het vooral wegens hun tango’s bekende
Malando Orkest, dat alles aangekleed met primitieve decors, een gedateerd
publiek en bekakte juryleden, en vergezeld van uitzenddatum, omroep,
tijdsduur, uitzendfrequentie, uitzendlocatie, presentator, regisseur,
decorontwerper, meewerkenden, welke acts met welke songs meededen en
achtergrondinformatie over de artiesten en uitzendingen zelf. Alles
kortom, behalve de optredens zelf, want zoals reeds aangehaald zit hier
geen DVD bij, en die zal er ook niet snel komen: waar Amerikaanse oldies
clips hier voor weggeefprijzen in de DVD bakken liggen of bijvoorbeeld
Duitsland massa’s TV-materiaal van eigen makelij uit de jaren
’50 en ’60 op DVD uitbrengt, gebeurt dat in Nederland mondjesmaat.
Je hebt bijna letterlijk aan twee handen genoeg om het aantal DVD’s
te tellen met oud Nederlands TV-materiaal uit die tijd. En voor u denkt
even snel naar Smeets zelf te schrijven: hij stelt klaar en duidelijk
dat hij de opnames niet vertoont, ruilt, uitleent, verkoopt of anderszins
ter beschikking stelt. Titanenwerk is dit. Moesten wij een hoed dragen,
we zouden hem afzetten om Smeets eer te betuigen. Info: www.mijnbestseller.nl,
http://film.rockinhenri.com
en http://members.home.nl/hjr.smeets
(Frantic
Franky) |
CD Recensies
WAIT
A MINUTE BABY/ FOUR STAR COMBO |
THAT’S
LOVE/ JOHNNY TROUBLE Toen
wij Johnny Trouble (D) live zagen speelde hij volop de Johnny Cash troefkaart,
wat niet mag verwonderen aangezien zijn stem een gelijkaardig timbre
heeft. Op dit vierde album sinds 2008 wijkt hij van die live koers af:
minder Cash, meer eind ’50 begin ’60 countrybilly met mooie
melodieën en beheerste instrumentatie (enkel gitaar, akoestische
gitaar, contrabas en minimalistische drums, heel af en toe aangevuld
met piano, mandoline en mondharmonica), waarbij nummers als Blue Guitar
of House Rent Blues met uitgesprokener contrabas en twangy gitaar meer
richting rockabilly gaan, en uiteraard worden die twee ook gecombineerd
zoals in Days Like This. Een uitschieter als Big Black Train met zijn
relaxte melodie, mandoline en pianoriedel die door je hoofd blijft spoken
is dan weer thematisch en tekstueel pure Smokestack Lightnin’.
Zo staat hier nog meer schitterends op, zoals Long Distance Romance:
prachtsong, toch? Het geheel wordt aangevuld met vier covers in opnieuw
opvallend mooie arrangementen: Me And My New Baby (Eddie Noack), Don’t
Tell Me Your Troubles (Don Gibson), It’s Gotta Be That Way (Dave
Dudley) en Miller’s Cave (iedereen van Hank Snow tot Louis Armstrong,
Johnny Cash incluis). Trouble heeft een mooie stem met een zweem van
accent die in al haar lijzigheid niettemin uitstekend geschikt is voor
dit soort materiaal. Extra bonus: de mannelijke en vrouwelijke achtergrondkoortjes
op Miller’s Cave klinken periodeperfect zoals de begin ’60
Columbia opnames van Johnny Cash vlak nadat hij bij Sun was weggegaan:
onwaarschijnlijk hoe sfeervol Trouble en co hier The Anita Kerr Singers
gechanneld hebben. De poëtische teksten behandelen het universele
thema van de liefde en haar inherente dualistische rol als bron van
pijn en verdriet maar ook van levenskracht. Singer-songwriter rockabilly
voor de liefhebber van early sixties country, met als resultaat een
CD voor wie het eens gewoon – het adjectief viel hier al vaak
– mooi mag zijn! Bonneville is het label van Johnny Trouble drummer
en Hangar Rockin’ (CH) organisator Paul Burkhalter. Info: www.johnnytrouble.de
(Frantic
Franky) |
FULL
CUSTOM BOOGIE/ SHORTY K Shorty
Kreutz is de zanger-gitarist van Voodoo Swing, het Amerikaanse powerbilly
trio dat er dit jaar mee stopt wegens (voorlopig?) genoeg geweest na
20 jaar en 7 albums en dat afscheid vierde met hun negende Europese
tour. Maar dat betekent niet dat Kreutz er mee stopt, nee hoor, hij
besloot vanaf nu blues in plaats van rockabilly te gaan spelen, en de
koe bij de horens vattend bracht hij nog vòòr de laatste
passage van Voodoo Swing dit debuut onder eigen naam uit, opgenomen
met een aantal bevriende bluesmuzikanten waarvan de bekendste naam voor
ons Brian Fahey van The Paladins op drums is. Westcoast blues noemde
hij het geloof ik, maar ik ben niet zo thuis in de onderverdeling van
de blues dus kan ik niet instaan voor de correctheid van die omschrijving.
Feit is dat de helft van de 10 songs op deze Full Custom Boogie inderdaad
uptempo blues is gekenmerkt door uitfreakende bluesgitaar, funky bass
en godbetert zelfs B3 Hammond orgel. Sinner Hopin’ To Be Saved
is akoestische slideblues, en slechts vier nummers passen enigszins
in het Voodoo Swing straatje: It’s Alright With Me is uptempo
bluesabilly zijnde rockabilly met mondharmonica en een muzikale knipoog
naar That’s Alright Mama, de lang aangehouden groove van Rich
Man’s Blues gaat richting Paladins, Up To The Skies is voortkabbelende
rockabilly met bluesy inslag, en Nursery Rhyme Boogie is een met swingende
trompet opgevrolijkte retrobilly bopper waarop het goed jiven is. Op
die twee laatste nummers speelt Tommy Collins van Voodoo Swing trouwens
contrabas. ’t Is maar dat u Voodoo Swing fan zijnde geen kat in
een zak koopt! Info: www.electriclotuslabel.com
(Frantic
Franky) |
17 juli 2014
3 juli 2014
FATHER
& SONS/ JAKE CALYPSO & HIS RED HOT Best
wel een goed idee geweest van Hervé Loison (F) om na 25 jaar
in de rock ‘n’ roll (hij nam op met Teddy Best, The Corals,
Mystery Train, Wild Boogie Combo en The Hot Chickens) in 2010 zijn alter
ego Jake Calypso uit te vinden, want hun plaatjes hebben flink wat succes
gehad binnen de scene. Wat hij doet met de rockabilly is de facto exact
hetzelfde wat al die bluesprimitivos doen met de blues: uitkleden tot
op het bot, binnenstebuiten keren en alle typische kenmerken flink accenturen
en uitvergroten. En ziet, het rockabillypubliek lustte er pap van! Loison
hikte, kreunde en jodelde zich een weg door de LP Grandaddy’s
Grease en drie singles zoals de vorig jaar verschenen Call Me Baby/
Baby That You Fall (die deze plaat openen en afsluiten), rockabilly
die zich kan meten met het wildste en primitiefste van pakweg Meteor
Records, met een gitaar zo vlijmscherp dat je er iemand zijn strot mee
kan oversnijden, dat alles door 27 in serie geplaatste roetfilters geblazen
zodat het eindresultaat nog meer kraakt en piept. Dit tweede album is
met rockabilly nummers als Torrid Love, I’m Fed Up en de instrumentale
rockabilly gitaarbop The Red Hot Boogie niet anders, maar het nieuwe
is dat Jake Calypso & his Red Hot (eigenlijk gewoon een andere naam
voor zijn andere band The Hot Chickens) die rockabilly opentrekt naar
wilde white rock met sax (Cassie Magikal), zwarte rock ‘n’
roll met sax en piano in Little Richard stijl (Cause You’re My
Baby), rechtdoor rock ‘n’ roll met piano (Tell Me Why waarvan
de melodielijn wat doet denken aan Carl Perkins begin jaren ’60,
shuckaboom billy (Passion And Fashion en Born And Die, dat laatste met
steel en een opsomming van geboorte- en sterfjaren van country en rockabilly
artiesten – op ‘t einde weet u meteen hoeveel jaar Loison
zichzelf toebedeelt), en dementerende uptempo Sun country met een wondermooie
steel gitaar (To My Son And Daughter). Loison heeft een Frans accent
dat vooral opvalt in de alternatieve (gesproken) versie van Born And
Die, maar omdat het zo lang geleden is dat iemand er überhaupt
nog eens aan dacht een gesproken death song te maken vergeven we hem
dat graag, en over het algemeen draagt zijn kromme Engels sowieso bij
tot de primitieve uitstraling van deze werkstukjes. De LP bevat 11 nummers,
de CD heeft vijf bonustracks: de medium tempo rockaballad Poor Little
Fool en een tweede versie van I’m Fed Up (beide afkomstig van
een EP die wij nog nooit gezien hebben), de single Please Baby Don’t
Cry/ Indian Boppin’ (een regendans vastgebakken aan een hypnotiserende
bluesbopgitaar in een rockabilly setting) uit 2011, en de eerder vermelde
talking versie van Born And Die. Info: www.jakecalypso.com
en www.rockparadise.fr
(Frantic Franky) |
LEW
PHILLIPS/ LEW PHILLIPS Debuutalbum van Lew Phillips uit Quebec, Montreal (echte naam L-P Lépine) die blijkbaar al enkele vinyl singles uit heeft maar voor ons een nieuwkomer is. Pure Buddy Holly, zo lezen wij overal, en dat is ook zo: deze CD klinkt héél Buddy Holly, maar is tegelijkertijd meer dan dat. Ja, Phillips heeft dezelfde nasale klank in zijn stem, hetzelfde Fender gitaargeluid, de prominente akoestische gitaar en het adequate gebruik van backing vocals (het méér dan adequate gebruik van backing vocals: Laurie-Anne is zelfs een blanke doo-wop ballad van het zuiverste soort!) maar zijn stem heeft een totaal ander timbre dan Holly en hij presenteert zich hier zeker niet als een imitator van de grootste gebrilde rock ‘n ‘roll held. Ook niet als een coveraar: alle 15 tracks zijn zelfgeschreven. Het is ook niet echt kopiëren wat hij doet, ‘t is meer het sfeertje, stukjes melodie, zoals opener Fallin’ In Love Is Easy die speelt met de “ahahaha’s” van I’m Gonna Love You Too, of Mister Colter dat veel weg heeft van Early In The Morning. Wat die gelijkenissen nog extra in de verf zet is dat bepaalde nummers die doen denken aan Buddy Holly ook gelijkaardige songtitels dragen: de inspiratie voor Love Makes Me Feel Blue was overduidelijk Love’s Made A Fool Of You, en Tell Me Why haalde de mosterd bij Tell Me How. Ik hoor echter ook andere invloeden, zoals The Crickets post-Buddy Holly, Bobby Fuller (die uiteraard ook beïnvloed werden door Buddy Holly), Ritchie Valens (Rock With Me Baby) en Chan Romero. Daarnaast gaat Phillips breder, en een paar tracks gaan helemaal richting sixties pop, bijvoorbeeld What Have You Done. Het geheel is prima ingespeeld, al heeft Phillips af en toe een Frans accent dat evenwel in slechts één nummer storend werkt, stom genoeg de openingstrack. Samengevat: a nice throwback naar de dagen van onschuldiger rock ‘n’ roll en pop. Info: www.revernation.com/lewphillips en www.rhythmbomb.com (Frantic Franky) |
SOMEWHERE
DOWN THE LINE/ COW COW BOOGIE Cow
Cow Boogie is een sextet uit Edinburgh met de opvallende bezetting gitaar,
lap steel gitaar, mondharmonica, contrabas en drums. In vergelijking
met hun door ons vorig jaar gerecenseerde album Rendezvous klinkt deze
nieuwe CD minder jaren ’40 en bevat hij minder covers van zwarte
late fifties early sixties zangeressen. Wél staat er opnieuw
een Dolly Parton cover op, deze keer I’m Gonna Sleep With One
Eye Open, net als Train Train op die vorige CD afkomstig van Parton’s
The Grass Is Blue CD uit 1999 (al is het eigenlijk van Lester Flatt
& Earl Scruggs uit pakweg 1955). Op deze nieuwe Cow Cow Boogie staat
trouwens nòg een nummer dat we terugvinden op The Grass Is Blue,
namelijk Cash On The Barrelhead van The Louvin Brothers, dus die Grass
Is Blue mag duidelijk gelden als een inspiratiebron voor Cow Cow Boogie.
Maar laat ons beginnen bij het begin: opener en titeltrack Somewhere
Down The Line (van Little Johnny Taylor uit 1963) is bluesy met die
mondharmonica en lap steel, maar het eigen Home Cookin’ wordt
met exact dezelfde instrumenten rockabilly. Daarmee komen we meteen
tot de kern van de zaak: wat Cow Cow Boogie op deze CD voornamelijk
doet is een soort ge-update moderne variatie op de fox chase, de “pratende”
mondharmonica waarop wordt in- en uitgeademd. In het eigen Heart Stays
Broken bijvoorbeeld koppelen ze die aan een Hawaiiaanse ballad, en She’ll
Be Gone van Betty O’Brien uit 1961 is opgehangen aan de gitaarrif
van Brand New Cadillac. In de verschillende nummers worden telkens de
accenten verlegd zodat de nadruk komt te liggen op een ander soort muziekje
binnen hun eigen Cow Cow Boogie universum, van jazzy nightclub sfeertje
(het eigen Track 49) tot double entendres (Steam Heat van Patti Page
uit 1964). Soms levert dat prachtige dingen op zoals het eigen indianenlied
(muzikaal althans, niet tekstgewijs) Rain, of het eigen Wild, de perfecte
blend van blues, rockabilly en een treinroffel. Ook geslaagd: hun versie
van de instrumental Caravan met die lap steel als hoofdinstrument. Zangeres
Deborah Mia is nog steeds in het bezit van een goeie en lieve stem en
het eindresultaat is nog steeds erg mooi, maar het verrassingseffect
van hun debuut is eraf waardoor de impact minder is: dit is meer om
te zien onder het genot van een streekbier gezeten aan een tafeltje
op de plaatselijke Parkfeesten dan met een plateau pils op een rock
‘n’ roll festival. Info: www.facebook.com/cowcowboogie
en www.rhythmbomb.com
(Frantic
Franky) |