Je
recente CD, DVD, plaat of boek geresenceerd op onze website? Stuur deze
dan naar de hoofdredactie! |
ENJOY
THIS BOOGIE/ MYSTERY TRAIN Al in 1977 werd de basis gelegd
voor het huidige Mystery Train. Oprichter Ari Hanninen startte toen
de band Go Daddies. Twee jaar later ging Ari gebruik maken van een contrabas
en op dat moment was hij een rariteit in de Finse rock ‘n’
roll scene. In 1980, toen Ari’s broer Mika als gitarist bij de
band kwam, werd de naam gewijzigd in Mystery Train, uiteraard genaamd
naar de bekende Elvis song. Na enkele EP’s, een single en een
LP op hun naam gezet te hebben ging de band in 1985 uit elkaar om vervolgens
20 jaar later weer bijeen te komen. Waarschijnlijk hun kroost opgevoed
en ineens tijd en handen over, zullen we maar zeggen! |
MOTEL
MEN/ THE MOTEL MEN Het
blijft me als oude rock 'n' roll rot (mijn vijanden zullen zeggen: rotte
rock 'n' roll ouwe) zowel verbazen als plezieren dat er steeds weer
nieuwe bands opduiken, dat jonge mensen een gitaar en een contrabas
ter hand nemen om rock 'n' roll te plegen, omdat het bewijst hoe vitaal
en essentieel onze muziek blijft, ook meer dan 55 jaar na haar ontstaan.
Jonge mensen blijven inzien dat rock 'n' roll geen beperkingen inhoudt
maar juist oneindig veel mogelijkheden biedt. Neem The Motel Men, gitaar-contrabas-drums
trio opgestart in 2007 of daaromtrent in Sint-Niklaas (B) door zanger-gitarist
Steven Hollanders die ik vroeger wel eens ritmegitaar zag spelen in
de Nederlands-Belgische cajunband The Acadian Ramblers. |
B-SIDES/
ARSEN ROULETTE |
MENTAL
INTERFERENCE/ THE ASTROPHONIX |
TUPELO
WELCOMES ELVIS PRESLEY HOME/ ELVIS PRESLEY Het
miljardenverkopende boegbeeld van de rock ‘n’ roll is in
een crisistijd als deze misschien wel één van de beste
beleggingssubjecten die er zijn. Deze telg uit de 30er depressiejaren
staat in deze crisisrevival van die beruchte jaren ‘30 nog steeds
fier overeind, ondanks het steen en been geklaag van de muziekindustrie.
We zijn inmiddels gewend dat er elk jaar wel weer wat nieuws ontdekt
wordt uit huize Presley, dan wel dat slimme marketingjongens compilaties
samenstellen van grijsgedraaide hits en ‘rariteiten’. Het
rariteitenkabinet van Professor Biondie zou erbij verbleken. Ook al
ben ik rock ‘n’ roll-fan en niet specifiek Elvis-fan, toch
kon ik het niet nalaten dit album uit haar benarde positie in het platenrek
te halen, zodat ze kan genieten van haar vrijheid in mijn CD-speler.
Deze Special Collector’s Edition (zijn dat voor de ware Elvis-fan
eigenlijk niet alle releases?) is reeds in 1984 als vinyl in de openbaarheid
gebracht (de 6 LP-box Golden Celebration, RCA CPM 65172). Tegenwoordig
toch een klein collector’s item. Maar goed, het is al heel wat
dat het ruim 25 jaar geduurd heeft, voordat men deze opnames op CD deelt
met ons, wetende dat in 2007 reeds de DVD (MRS 20026956) verschenen
is met een deel van het roemruchte optreden in zijn hometown Tupelo,
Mississippi op 26 september 1956. Zowel DVD als CD zijn uitgegeven door
Memphis Recording Service in, jawel, Engeland! Deze MRS heeft totaal
niets van doen met de voorloper van Sun Records of met het Sun Studio
Museum in Memphis! Dit gezegd hebbende, gaan we het pareltje eens onder
de grote BA-loep bewonderen. In bijna elke documentaire over Elvis of
over rock ‘n’ roll in het algemeen, kom je ze tegen: enkele
flitsen van de beelden van het gedenkwaardige optreden in Tupelo van
26-9-1956. Gedenkwaardig, niet alleen omdat Elvis toevallig een thuiswedstrijd
speelde, maar ook omdat het de oudste beeldopnames met geluid zijn van
een live-optreden van de king van de rock ‘n’ roll. Zoals
het een Special Collector’s Edition betaamt, is het geheel met
zorg opgemaakt en samengesteld. Precies waar je als verzamelaar van
droomt. Een 40 pagina’s tellend boekwerkje laat je in de woorden
van Roy Turner die memorabele zonnige dag in 1956 herleven. Aangevuld
met de herinneringen van Ron Brandon, de jonge knaap die destijds als
radiotechnicus voor het kleine Tupelo-station WTUP, zonder het te beseffen,
een historisch concert opnam en tot zijn eigen verbijstering in 1984
constateerde dat RCA de kopie die hij aan Elvis gegeven had, zonder
credits voor Ron, had uitgebracht via de Golden Celebration box. Mooi
om te lezen onder welk primitieve omstandigheden die opnames tot stand
zijn gekomen. De verontschuldiging op de CD over de geluidskwaliteit
in piepkleine lettertjes is meer uit beleefdheid dan dat het er toe
doet. Als ware liefhebber van die prille begindagen van de rock ‘n’
roll neem je dit voor lief en het is ronduit lovenswaardig dat men de
historische waarde heeft laten prevaleren boven opgepoetste gepolijste
marketingwenselijke opnamen voor verwende oortjes. Wat men wel als waarschuwing
had kunnen vermelden, is het oorverdovend gekrijs van de ‘kippetjes’
(nou ja, ‘chicks’ klinkt dan toch beter). Aan de hand van
het gekrijs kun je precies nagaan, wanneer de schorre zanger (zoals
die destijds in het Polygoonjournaal werd genoemd) zijn hip wiggle doet
(smile). Ondanks de richtingsgevoelige microfoons is het toch een voortdurend
gevecht tussen chicks en performer wie de overhand heeft in de opnames.
Zet het volume van je koptelefoon niet te hard, je oren zullen het je
niet vergeven (en als je het via de boxen speelt, je buren ook niet)!
Maar het is een weergaloos tijdsdocument! Enfin, de geschreven memoires
in het booklet zijn aangevuld met een overdosis foto’s van die
dag. Smullen! Men heeft zelfs niet onvermeld gelaten dat een jonge Tammy
Wynette (op foto in een cirkeltje eruit gelicht) het gillende gilde
bevolkte tijdens dit optreden van de hillbilly cat, die extra uit Memphis
was overgekomen. Het album opent met een kort ‘hurry’ interview
van Charlie Watts. Op het album staat dat dit een interview is dat is
opgenomen in de afternoon, maar Charlie vraagt aan Elvis wat hij vindt
van de reactie van de teenagers en noemt een meisje dat op het podium
klom “this afternoon”! Dat zou betekenen dat het interview
dus feitelijk voor de avondsessie is opgenomen en dus niet voor de afternoonsessie!
Toch nog een schoonheidsfoutje van de samenstellers? Na de hits Heartbreak
Hotel en Long Tall Sally, waarin de live-Elvis op en top naar voren
komt (de wijze hoe hij zangmatig het publiek bewerkt), werd de Sleutel
overhandigd aan Elvis door de gouverneur van Mississippi, Coleman, als
erkenning voor zijn verdiensten in de ‘popular music’. Zoals
Tom Parker dit optreden toestond als afleiding van de negatieve kritiek
rond Elvis, zo kun je je de vraag stellen of deze act van de gouverneur
ook niet meer een politieke zet was (want een oudere gouverneur die
een door de oudere generatie gehate Elvis een symbool van erkenning
overhandigt is ronduit opmerkelijk, maar als je weet dat het kleine
stadje Tupelo die dag alleen al werd overstelpt door een veelvoud van
het aantal inwoners, dan is een beetje toeristen-PR voor Mississippi
en Tupelo natuurlijk niet weg). Mooi voor Elvis uiteraard, die deze
erkenning meer dan verdiende. Na deze waardering voor zijn populariteit
zette hij twee ballades, met begeleiding van de Jordanaires, in; I Was
The One en I Want You, I Need You, I Love You (waar kun je een krijsend
tienermeisjeshart meer mee paaien?). Elvis laat zijn hillbilly cat alterego
horen in I Got A Woman om dan door te stomen naar de RCA-krakers Don’t
Be Cruel (ook Elvis kon het af en toe niet laten even te lachen bij
het zien van de taferelen, hetgeen enkele malen te horen is tijdens
de nummers in de middageditie van het optreden) en Ready Teddy (het
open air dak gaat eraf!). Niet alleen Elvis bracht de menigte in vervoering,
maar ook Scotty Moore (zoals te horen is tijdens zijn solo guitar licks
in verschillende songs!). Meisjesharten laat je vakkundig smelten met
Love Me Tender en het is één van de weinige nummers waar
de meisjes blijkbaar helemaal wegdroomden, want het leek wel alsof ze
allemaal flauwgevallen waren (om af en toe nog eens even uit hypnose
te ontwaken met rijkelijk gevulde longen… dat zulke kleine lichamen
zoveel lawaai kunnen produceren…). De schorre zanger en het schor
geschreeuwde publiek verzopen volledig in het bluesy uitklinkende Hound
Dog. Na deze wall of sound is een interview met Vernon en Gladys, Elvis’
pa and ma, een verademing. Je valt bijna van je stoel af als je hoort
dat de favoriet van mama Gladys, uit haar eigen mond, het dubbelzinnige
(om die reden ook verguisde) Baby Let’s Playhouse is en Don’t
Be Cruel. |
REAL
RAW ROCKABILLY Al
struinend door de paar overgebleven platenboeren in de stad, kom je
af en toe toch ware pareltjes van verbazing tegen. Wie denkt er nu aan,
dat bij de “gratis/ vrije platen shop” (zoals ze in het
Nederlands zouden heten) een vintage rockabilly sampler (dubbel-CD)
ligt van luttele 5 euro, vers van de pers nota bene! Hoe dat kan, heeft
te maken met het verschijnsel ‘public domain’! Even ter
verklaring. In diverse landen heeft men twee soorten copyrights: gebaseerd
op de dood van de auteur (songwriter) ofwel © en gebaseerd op de
creatiedatum (opnamedatum) ofwel (p). In Nederland kennen we alleen
de eerste variant, dus ©. Engeland, waar deze sampler werd gecompileerd,
heeft wel de tweede variant (auteursrecht geldt tot 50 jaar na release
of, indien unreleased, 50 jaar na de geluidsopname). Terwijl de Amerikaanse
opnames/ originelen in USA niet (!) public domain zijn (en strikt genomen
zijn pas eind 2047 de eerste opnames in USA zelf, public domain (dit
heeft te maken met een wetswijziging, beter bekend als de Sonny Bono
Copyright Term Extension Act uit 1998, die zegt dat opnames die vanaf
1923 werden gemaakt en reeds in 1998 auteursrechtelijk beschermd waren,
pas vanaf 2019 public domain worden (de 1923 opnames) en dat opnames
die vóór 1998 werden opgenomen, maar pas na 1998 auteursrechtelijk
beschermd zijn, pas eind 2047 public domain worden), kan men in Engeland
naar harte lust compilaties samenstellen voor een prikje. En, om het
helemaal mooi te maken, kan het Britse compilatieplatenlabel wel ©
en (p) rechten ontlenen aan haar eigen compilatie als geheel, alsmede
mechanische rechten (in GB: mcps, Nederland: Stemra). Niettemin, public
domain is leuk en aardig, maar als grote platenlabels schatten van oude
onuitgebrachte opnames in hun archieven hebben liggen, dan mogen deze
wel public domain zijn, maar er is geen wet die de labels verplicht
het materiaal prijs te geven. Dus, logisch dat een label als Bear Family
bijvoorbeeld dan toch noodgedwongen opnames onder licentie uitbrengt,
die eigenlijk public domain zijn. En ziedaar het verschil in prijs met
de compilatie, die we hier bespreken, is verklaard. (Ondanks voorgaande
tekst kunnen hieraan toch geen rechten worden ontleend, het dient slechts
ter veraanschouwelijking). |
BULLSEYE/
TRULY LOVER TRIO Vierde
full-CD van het Truly Lover Trio (USA), in vergelijking met de vorige
met een nieuwe drummer, Ricky McCann van The Playboys (GB), die nu blijkbaar
in de States woont. Niet dat het veel uitmaakt, want Truly Lover Trio
blijft in de eerste plaats de band van Marcel Riesco, de zanger-gitarist
met de Roy Orbison fixatie. Is Riesco een bastaardzoon van The Big O?
Je zou zeggen van wel, want hoe hij het doet weet ik niet, maar Riesco's
stem blijft griezelig veel op die van de jonge Orbison lijken: zelfde
hoge timbre, zelfde aarzelende, wat lispelende fezelende intonatie,
zelfde uithalen naar de hogere regionen. Die stem heeft ie wellicht
deels van nature uit, maar volgens mij heeft hij ze zeker minstens evenveel
gecultiveerd door non stop naar Roy Orbison te luisteren, want ook in
de muziek zelf horen we regelmatig loopjes die zo uit het werk van Orbison
geplukt zijn, zonder evenwel te opvallend te kopiëren. Geen verrassingen
op de nieuwe CD, want Riesco blijft doen waar ie goed in is: vlotte
nummers schrijven die het midden houden tussen Orbison op Sun en de
rockende Orbison van begin jaren '60 (denk: Claudette, The Bug), met
al het goeie daarvan zonder de overproductie die Orbison's opnames soms
kenmerkt. Toch blijven wij altijd het verschil horen, zeggen wij dan
stoer, zoals in de enige echte Orbison cover hier, het Sun nummer Domino,
waarin Truly Lover Trio net iets andere accenten legt. En toch beginnen
we naarmate de CD vordert te twijfelen, zeker in de rustigere ballade-achtige
songs of in het aan de overzijde van de Mexicaans grens met castagnetten
mambo-ende The Truth. Als dat op de radio aangekondigd werd als onuitgegeven
Orbison, we zouden het durven geloven... |
naar boven
13 mei 2010
30
YEARS OF SLAPPIN’ AND TWANGIN’/ RED HOT MAX Terug
naar de roemruchte tachtiger jaren van de revival rock ‘n’
roll. In Zweden maakten destijds namen als Kenneth Swanström, Hank
C. Burnette, The Boppers en gitaargroep 1961 furore. Maar het rijtje
zou niet compleet zijn zonder een rocker die in 1983 te horen was, samen
met de Britse Sharks, tijdens de gedenkwaardige rock ‘n’
roll-dag van de KRO-radio vanuit een café in St. Willebrord.
Ik mocht me destijds als 17-jarige vergapen aan degelijke Zweedse rock
‘n’ roll en rockabilly van een man met de obscure naam Red
Hot Max, bijgestaan door zijn Cats. Wie kon toen bevroeden dat ik 30
jaar later een review zou schrijven over het verjaardagsalbum ter ere
van 30 jaar Red Hot Max on stage? Ook al claimen de Rolling Stones het,
maar komt de eer toe aan Bill Haley’s Comets en is Red Hot Max
op weg naar dat predikaat van ‘oudste rock ‘n’ roll
band ter wereld’, het feestje dat op dit album gecelebreerd wordt
is op zijn zachtst gezegd bijzonder. Maar weinig rockabilly-artiesten
kunnen een dergelijke ‘trofee’ tonen aan hun kleinkinderen.
Zoals liner notes-schrijver Anders Axelsson treffend schrijft, valt
het album in de categorie ‘Well, now dig this!’. Deze Jodimars-kraker
van weleer mag natuurlijk niet ontbreken. Evenals andere oudgedienden
uit de good ol’ 50’s: Joe Turner’s Shake, Rattle &
Roll, Bill Haley’s Birth Of The Boogie en Curtis Gordon’s
Mobile Alabama. Terug in de tijd naar de jaren dat een vintage styled
rock ‘n’ roll-band uit Stockholm besloot om in 1979 de 50’s
rock ‘n’ roll in Zweden, groot gemaakt door Little Gerhard
& His Rocking G-Men en Jerry Williams & the Violents, te laten
herleven. In 1981 werd dit streven bekroond met een platendeal bij Wildcat
Records. Multi-instrumentalist Red Hot Max alias Mats Olsson (zang/
gitaar en ook piano), Kjell Olsson (gitaar), Bo Salmonsson (stand up
bass) en Arnulf Ibsen (drums), inmiddels aangevuld met Ake Banksell
op steel guitar, doken een jaar later wederom de studio in en dat resulteerde
in de in 1983 uitgebrachte LP Lonesome Rocker, dat toen in Nederland
via Rockhouse in licentie verscheen. Ik mag me nog steeds een trotse
eigenaar van dat vinylalbum noemen… waar dat optreden op de KRO-radio
toch goed voor is geweest... Tot dan toe was het nog voornamelijk rockabilly
wat de klok sloeg, maar rond 1986 nam de stijl een wending richting
rockin’ swing en dansbare house rock á la Bill Haley &
the Comets. Daartoe werd de steel gitarist verruild voor een saxofonist
namens Claes Carlsson. Rond 1989 kwam pianist Per Erik Jonsson de band
versterken. En dat zou ook enkele jaren zo blijven. Tegenwoordig is
alleen de bassist niet van één van de originele line ups.
Het album bevat een muzikale bloemlezing van de zes verschenen LP’s,
plus nummers van het album 25 Years Of Hysterical Rock & Roll (2000),
een nummer van de allereerste EP uit 1980, enkele andere songs uit de
beginperiode en 5 unreleased songs uit 2010, 2002 en 1980. Max is niet
alleen een begenadigd instrumentalist, maar ook een songwriter. Dat
laat hij horen in Classic Car Folks en There’s A Scratch. De eerste
een jumper en de tweede een rockabilly. Beiden 50’s styled, zoals
je dat van de Red Hot Zweed niet anders gewend bent. Het bekende Please
Don’t Leave Me van het Johnny Burnette Trio heeft een goede beat
en ook de Jerry Lee Lewis achtige teddyboy rocker (!) Toe Tappin’
is niet te versmaden. Deze vier songs zijn allen onuitgebrachte afgestofte
parels. Ietwat teddyboy rock ‘n’ roll klinkt ook door in
Hey Baby en So Mean Baby (waarvoor zonder twijfel The Worryin’
Kind van Tommy Sands uit 1957 model heeft gestaan). De instrumentale
kwaliteiten toont frontman Mats in de, uiteraard Duane Eddy uitademende,
Twang Medley en in de schietstoelrocker Red Hot Stomp. Een aantal songs
zijn afkomstig van de twee live LP’s die ze ooit hebben opgenomen
en dus mag je Red Hot Max beluisteren in onvervalst Zweeds (woordenboekje
was niet bijgeleverd bij de CD, komt misschien nog in een volgende oplage).
Safronia B is een weergave van de jump-/swingperiode van de band, als
je daar al van kunt spreken, want ze speelden toen ook nog steeds pure
rockabilly, waarvan Stomp Rock en I’m A Hobo (wat in de verte
herinnert aan Mystery Train) getuigen. That Mellow Saxophone is een
klassieker die de meesten zullen kennen van het Brian Setzer Orchestra,
maar reeds Joe Jackson en Red Hot Max waren met rockin’ swing
bezig toen Brian en de zijnen nog de wilde katten lieten struinen. Haley
wordt weer eens nieuw leven ingeblazen in Are You Ready To Rock. Dit
beluisterend en ook de rest van het album in ogenschouw nemend, kun
je alleen maar concluderen dat dit een echt dansalbum is. Zou verplichte
kost moeten worden op elke dansschool! Ook You Gotta Go valt nog in
de ‘Haley periode’ van de band. Mama’s Little Baby
daarentegen refereert overduidelijk aan de 1955 Memphis SUN-sound. Equator
brengt ons weer in de swingin’ mood en Stop (in tegenstelling
tot wat de titel suggereert) laat je met je voeten de maat houden en
zelfs een beetje head bangen (voor softies dan wel) in deze jumper.
De Comets moeten een enorme indruk op Red Hot Max en de zijnen hebben
gemaakt, want Fractured is andermaal een ode aan de “oude heren”
van de rock ‘n’ roll. Met Countdown Boogie gaan we op de
zwarte rock ‘n’ roll-tour, terwijl Blue Jean Boogie één
van de nummers is die de band ooit in 1983 ten gehore bracht hier in
Nederland (de versie hier is de studio-opname uit 1983). Na 1.30 minuten
is de dolle pret alweer voorbij, maar gelukkig hebben we nog Blue Backbeat,
eveneens uit 1983. Niettemin als ik deze songs vergelijk met de LP-opnames,
dan schijnt het dat men er nog wat aan opgepept heeft. De vintage rockabilly
Rock & Roll Fever zegt het allemaal: deze band is één
en al rock ‘n’ roll! Have You Heard klinkt alsof die uit
de platenkast van het Johnny Burnette Trio afkomstig is. Het heeft veel
weg van de versie van de Burnettes van de Joe Turner klassieker Honey
Hush. Lekker jitterbuggen op Jitterbuggin’ Baby, hoewel het nummer
meer een verrockte boogie woogie is. Baby Take Me Back is andermaal
een song die de band in Nederland liet horen in 1983, maar dit hier
is hun studioversie uit 1980. Het verjaardagsalbum wordt afgesloten
met één van de nummers waarmee het allemaal plaatmatig
begon in den beginne in 1980: Newborn Flame. Wellicht kunnen we dat
ook zeggen van dit album: een herboren vlam. |
GOLD
STAR GUITAR/ HAL HARRIS |
|
COLLECTORS
CHOICE Vol. 5: BOOGIE WOOGIE FEVER |
RIDING
THE RAILS/ LITTLE KIM & THE ALLEY APPLE 3 |
I’M
HOOKED/ THE ROY KAY COMBO The
Roy Kay Trio bestaat sinds 2001 en maakte sindsdien drie albums. Het
Amerikaanse trio, bestaande uit Roy Kay (zang/ gitaar), Robin Cady (contrabas)
en Mike Geglia (sologitaar) is een graag geziene gast in Europa en was
onder meer te zien op D-Day en het is dus geen wonder dat ze ons hun
gloednieuwe, vierde album voorlegden. Toch vormt dit album een wezenlijk
verschil met The Roy Kay Trio van voorheen. Het trio lijfde namelijk
drummer Aaron Mlasko in om de boer op te gaan als The Roy Combo, zonder
overigens te stoppen als The Roy Kay Trio. Je kunt dus zowel het drumloze
trio als het combo, eventueel uitgebreid met pianist, saxofonist of
steelgitarist, tegenkomen. |
HANK
THE HIRED HAND/ HANK THOMPSON |
HOW
DO YOU THINK I FEEL: THE SINGER AND HIS SONGS/ WAYNE WALKER |
LOADED/
THE SMOKY MIDNIGHT GANG Het
rokerige middernacht orkest (wat klinkt het toch truttig als je het
in het Nederlands schrijft), zoals ik uit ‘top secret’ bronnen
vernam, ontleent haar naam aan de met blauwgrijze rook bedekte schemerige
achteraf kamertjes, waar diep in de nacht (de ‘wee wee hours’)
sigaarpaffende zwartgeld verdienende mannen, die tot het bendegilde
(fier genaamd ‘gangs’) behoorden, gokten, handel dreven,
duistere plannen smeedden en in de pauzes opgevrolijkt werden door enkele
dames van het frivole arbeiderssegment. Die ‘gangstertent’,
waar de naam werd uitgebroed, was meer bepaald het café ’t
Krochtje in Gent, waar de band na een avondje swingen graag nog eens
het zweet met gekoeld gerstenat wil afkoelen. |
OCALA
BABY/ JERRY KING & THE RIVERTOWN RAMBLERS Na
vier jaar is hier de gloednieuwe CD van de Amerikaanse band Jerry King
& the Rivertown Ramblers. We bespraken de vorige CD in onze 68e
gedrukte uitgave en we constateerden toen enige gelijkenis met de legendarische
Amerikaanse band Go Cat Go, met in de gelederen de doodgeschoten zanger
Darren Spears, én dus ook van Elvis. Wat volgens ons een uitzonderlijk
compliment betekende. |
THE
BIRTH OF SURF vol. 2 Hoewel
Bear Family, naast de early country en de oude Duitse schlagers, zeer
actief blijft in de rock ‘n’ roll is dat met het ‘andere’
grote re-issuelabel Ace Records tegenwoordig wat minder het geval en
vindt dit Engelse label haar pre tegenwoordig vooral in de soul. Echter,
zo nu en dan komt er toch nog interessant rockend materiaal uit op Ace.
Zo startte men een tijd terug met de serie The Birth Of Surf van, pakweg
de eind jaren ’50 tot de midden jaren ’60, en vers van de
pers is de volume 2 in deze reeks. Aangezien ondergetekende niet direct
een surffan is – laat staan een surfkenner – besloot ik
me, veilig voelende met twee zwemdiploma’s, toch eens aan deze
materie te wagen. Want zijn vele rockers net als ik niet op zoek naar
het ultieme werk in de surf vanwege de sterke binding met de vocale
rock ‘n’ roll als het gaat om drive, energie en backbeat?
En zou het als geïnteresseerde rocker niet fijn zijn om het essentiële
uit de surf op enkele CD’s bij elkaar te hebben? |
KÜSSE,
JEANS & ROCK ‘N’ ROLL/ LARS VEGAS Ook
al heet het label ‘dotter’, je hart hoeft niet gedotterd
te worden, want op voorhand kan ik al verklappen dat je aan deze CD
geen gebroken hart overhoudt. Al eens gehoord van Jürgen Weber?
Nee? Hmm. Lars Vegas dan? Ook niet?! Ace Cats? Ja, zo lala. Baseballs
dan? Maar natuuuuuurlijk! Ziedaar, een onbekende bekende, die al sinds
1984 in de showbizz actief is als rock ‘n’ roll-zanger.
Daar waar Peter Kraus al die tijd het gezicht van de Duitse rock ‘n’
roll was en nu nog teert op zijn oude roem en zelfs noodgedwongen naar
Portugal afreist om daar Duitse badgasten te vermaken (terwijl Nederlandse
artiesten de ether van Mallorca vereren met hun geblèr), lijkt
de weg vrij voor een nieuwe generatie rock ‘n’ roll-artiesten.
In 1984 begon het met deelname aan een talentenjacht met de songs Baby
Blue (Gene Vincent) en Once Upon A Dream van Billy Fury. 1986 volgde
dan de eerste single met de band Chicago Four. Na tal van talentenjachten
en een uitstapje naar de swing, werd Lars in 1989 eerste bij de casting
voor de Rudi Carrell Show met Roy Orbison’s You Got It. The ‘Big
O’ is het grote voorbeeld voor de Duitse rocker, ofschoon we daar
stemmatig helaas niets van horen op dit album. Uiteindelijk tijdens
de TV-uitzending van onze landgenoot Carrell, werd hij 21ste, maar dan
wel voor een publiek van, hou je vast, 14 miljoen toeschouwers…
bijna heel Nederland! Dat zijn kijkcijfers die in het internettijdperk
helaas niet meer mogelijk zijn. Dat was nog de tijd dat je braaf om
acht uur ’s-avonds met chips en cola voor de TV gekluisterd zat
en internet alleen nog maar voorbehouden was aan verstrooide professoren
op universiteiten! In 1994 verscheen het eerste solo-album. Vanaf 1996
ging het echter als een raket bergopwaarts, toen de Dordmundenaar de
leadzanger werd van de eveneens uit Dortmund afkomstige legendarische
Ace Cats (Hit: Linda in 1984), in een deels nieuwe bezetting (met als
originelen: Tina Schudde, Petra Humfeld, Christian Schudde en Thomas
Szalaga). Met deze nieuwe Ace Cats scoorde Lars een groot succes met
Immer Wieder Solo, voor één van de vier grootste labels
ter wereld: Sony. Vanaf 1999 weer op de solotour (regionale nummer 4
hit met Pass Gut Auf in het Rheinland; let wel: 18 miljoen inwoners!)
en nu zelfs actief als de gitarist van The Baseballs (nummer 1 hit met
hun album Strike in Zweden, Finland (verbaast niemand), Noorwegen, een
tweede plaats in Zwitserland en zesde plaats in Duitsland zelf)! Nu
Nederland nog! Zijn eigen album is weliswaar niet zo succesvol als Strike
van de Baseballs, maar alleszins zeer waard om te beluisteren en bespreken!
|
CURES
WHAT AILS YOU/ THE BONNEVILLE BARONS |
THE
JCR SESSIONS/ THE GRIZZLY FAMILY The
Grizzly Family is een Franse rockabillyband die in 1993 het levenslicht
zag, maar nog niet veel geluidsdragers op haar naam heeft staan. Een
mini-CD, en tevens vinylsingle, in 1994 en vervolgens een mini-CD pas
in 2004 gevolgd door hun eerste volledige CD in 2006. Die laatste twee
bespraken we destijds in ons gedrukte magazine. De opnames van deze
nieuwe CD dateren ook al weer uit 2007, maar het Zwitserse Blue Lake
Records heeft het album nu pas uitgebracht onder de titel The JCR Sessions.
JCR is als het ware de huisstudio van Blue Lake. |
STRIKE/
THE BASEBALLS Het
met rockabillytouch opnemen van popsongs is niet nieuw, sinds de trend
werd ingezet door Dave Philips & The Hot Rod Gang in 1982 met het
van Gloria Jones uit 1964 zijnde, en van Soft Cell bekende, Tainted
Love. De Duitse band met Canadese alter-ego, Dick Brave & The Backbeats,
rondom popzanger Sasha Schmitz liet zien (eigenlijk ‘horen’)
dat deze muzikale benadering hoog kan scoren. In het kielzog van Dick
Brave volgden Sasha’s vrienden Boppin’ B (die in 2005 nog
Wanda Jackson begeleidden in de 3 uur durende marathon-uitzending ‘50
Jahre Rock’, daar waar de Nederlandse TV-zenders het niet nodig
vonden dit historische feit te memoreren). Toen kwam, op dezelfde leest
geschoeid, de countryband Texas Lightning op het podium (deden in 2006
mee aan het Eurovisie Songfestival en eindigden als 15de). Een band
die live overigens ook aardige vintage styled rock ‘n’ roll
ten gehore brengt. Daarna volgden The Rockhouse Brothers (rockabillyband
met het popmuziek sideproject Obsessions), die bekend werden n.a.v.
een simpele ontbijtshow op de Duitse commerciële TV-zender Sat1.
Inmiddels meer dan 200 optredens per jaar. Zo kan dat gaan! Dus kon
het niet uitblijven dat er weer een nieuwe act zou komen: The Baseballs
(voor de puristen onder ons: veel base, maar weinig balls. Niettemin
de vrijdenkers onder ons zullen deze band zeker kunnen waarderen). Hun
producer (van onder meer Boppin' B. en tevens gitarist van de Backbeats)
André Tolba, die ook in Nederland muziek studeerde en nu verdienstelijk
aan de weg timmert met een op Brian Setzer Orchestra geschoeide rockin’
swing leest: The Adriano Batolba Orchestra, liet me weten dat dit project
bewust in de wereld is gezet (in tegenstelling tot Dick Brave, dat gewoon
puur toeval was en onverwacht tot een succes is geworden). De Baseballs
hebben geen background in de rock ‘n’ roll/ rockabilly (Backbeats
en Rockhouse Brothers wel). Des te verbazingwekkender is dit voortreffelijk
vintage styled album Strike. Het label WEA (Warner Brothers) wilde het
dal (zoiets als een ‘zomerpauze’/ komkommertijd) in de muziekbranche
overbruggen en kwam met dit project op de proppen, aldus André.
Dat het een gouden greep was, bleek al gauw toen de single Umbrella
in de Duitse charts terechtkwam (43ste plaats) en in Zwitserland zelfs
op een 9de plaats topte. In maart 2010 is dit nummer, met rijkelijke
vertraging, binnengekomen op de 14de plaats in de voor Nederlandse begrippen
eigenlijk toch belachelijke Mega Top 50 (wat moet een klein land als
Nederland met een top 50, een grootte die zelfs het vijf maal grotere
Duitsland heeft! De oude ‘Top 20’, zoals in de tienermagazines,
zou beter zijn) en op een 3de plaats in de albumcharts. Het album Strike
daarentegen was nóg succesvoller: 6de plaats in de Duitse charts
en een 2de plaats zelfs in Zwitserland. In Finland, het rockabillymekka
bij uitstek, won de band de Emma Award (hoogste Finse muziekonderscheiding).
Bij dat succes komt spontaan de gedachte op: Stop And Stare (hun pure
50’s Fats Domino-achtige schuifelaar, gekoppeld aan Hot ’N
Cold op CD-single in Duitsland). |
MIT
17 HAT MAN NOG TRÄUME/ VANESSA NEIGERT Een
nieuw jong stralend, in petticoat gestoken, sterretje aan het Duitse
rock ‘n’ roll/ schlager firmament, ontsproten aan de Duitse
Idols-variant ‘Deutschland Sucht Den Super Star (DSDS)’
(ik heb er vorig jaar de parodie Deutschland Sucht Den Super Joker op
geschreven en opgenomen, want dit soort smakeloze overcommerciële
talentenjachten doen geen recht aan de talentenjachten uit lang vervlogen
tijden). Net dat zoals bij het Eurovisiesongfestival niet altijd de
winnaars zegevierend in de annalen van de muziekhistorie vereeuwigd
worden (denk aan het magere succes van rock ‘n’ roll-achtige
act The Bobbysocks in 1985 met La Det Swing), maar juist de nummer twee
of drie of zelfs nog lager met de eer gaan strijken, zo geldt ook voor
Vanessa dat ze ondanks haar zesde plaats toch behoorlijk succes heeft. |
ON
THE ROAD MET ELVIS/ KRIS CLERCKX |
HAIRDOS
& HEARTACHES/ JACK RABBIT SLIM |
MOTELS,
GAS & BEER/ QUARTER MILE COMBO |
SPACE
MISSION/ THE ROCKETS The
Rockets vormen een Zwitserse band die voorheen Jerry & the Rockets
heette maar die na het vertrek van frontman, pianist en zanger Jerry
het nu kort en bondig, maar wat clichématig, op The Rockets houdt.
De nieuwe frontman is de ons onbekende, in Zwitserland woonachtige Nederlander
Swen van Altena. Hij blijkt voorheen in een andere Zwitserse band, Hardcase
uit Zürich, gespeeld te hebben. De band doet het nu blijkbaar zonder
piano, want van Altena is zanger/ slaggitarist. Het CD-hoesje is best
aardig vormgegeven waarbij de opvallend afgebeelde raket, gelijkend
aan die van Kuifjes Raket Naar De Maan, het handelsmerk van de band
moet zijn. Rock(e)t het, is dus de vraag! |
|
MISS
A-BOMB/ ELLA & THE ROOSTERS Je zou verwachten dat deze CD
op El Toro uit zou komen, maar niets is minder waar. Het is het Zwitserse
Blue Lake Records dat de Spaanse zangeres Ella en haar Roosters heeft
weten te strikken voor hun debuutalbum. |
|
BAD
TASTE OF LIFE/ THE SEVENTY NINERS |
|
SAVAGE
AMERICAN ROCK/ RIP CARSON & THE TWILIGHT TRIO De
verschillen tussen Savage American Rock en Stand Back van slechts een
jaar later zijn miniem en subtiel, maar toch merk je dat de band (met
nieuwe drummer Santos DeLeon, tegenwoordig bij The Rip'em Ups) de nodige
progressie heeft gemaakt: de nummers klinken hechter, meer als echte
nummers in plaats van een aaneenschakeling van bij elkaar gescharrelde
rifs. Ook het gitaarspel van Danny Angelo is beter. Sommige songs zijn
wilder als op Savage American Rock, andere zijn juist rustiger. We horen
ook meer Sun invloed, zoals in Heart Attack en in After School Rock,
dat Come On Little Mama van Ray Harris koppelt aan Fairlane Rock van
Hayden Thompson. Want Rip blijft leentjebuur spelen: Don't Leave Me
is - laten we eerlijk blijven - gewoon Born To Love One Woman van Don
Johnston (en in de fifties gecoverd door Ric Cartey) met een andere
tekst. De melodie van Can't Comfort Her heeft (net als You Can Find
Another Man op Savage American Rock) wat weg van Don't Think Twice It's
All Right van Bob Dylan. Onafgezien daarvan staan op Stand Back opnieuw
enkel eigen songs, uitgezonderd twee covers: Little Red Hen (Little
Red Rooster van Sonny Burgess & Bobby Crafford) en het mij onbekende
Another Bridge To Burn (van Johnny Bush?). Op het einde van de rit klinkt
Stand Back beter dan Savage American Rock, maar dat ligt volgens mij
eerder aan de opnames zelf of aan de mastering. |
|
HET
GAAT GEBEUREN!/ JOHNNY VALENTINO |
|
DE
ROCK ‘N’ ROLL METHODE 24 & 25 De
carnaval is amper achter de rug, of ik heb een dubbelpack voor me liggen
met een kerst-CD en een gewone CD. Zo gaat dat tegenwoordig, na de carnaval
komt meteen de kerst er weer aan (smile). We hebben het dan over het
dubbelpack De Rock & Roll Methode 24 & 25 uit huize Sam Sam
Music, zeg huize Ligtvoet (we herinneren ons nog Tony Light & The
Bellboys, die in 1963 (andere bronnen spreken van 1961) het bekende
Twistin’ Patricia aan de plaat toevertrouwden). Voor diegenen
die het ontgaan is: vorig jaar heeft Sam Sam Music het bekende cult-label
Rarity Records, van Hans Smit alias Hans van Haarlem, overgenomen. Ook
al is het qua layout begrijpelijkerwijs een low budget CD (gezien het
illegaal kopiëren staat ook de opmaak van CD’s nu eenmaal
onder druk, afgezien van de Buma/ Stemra rechten voor pakweg 50 songs,
wat ook niet mis is), toch zou het fijn zijn om wat bio over de bands
te geven (geeft een CD toch wat meer cachet, dan weet je tenminste naar
wie je luistert: de mens achter de muziek). Op de flyer (en helaas ook
Sam Sam Music’s website) staat “V/A 1957-1964 Dutch Groups”.
Er staan echter diverse buitenlandse acts op de dubbel-CD, zoals Nokie
Edwards (USA), Les Champions (F), The Starletts (B), Les Saphires (B),
The Ramrods (USA), The Atlantics (AUS) en mogelijk nog meer? De enige
opnames die voldoen aan het criterium van 1957-1964 zijn met zekerheid
Warum Weinst Du Kleine Tamara uit 1962 van de Tielman Brothers, Santa
Claus Boogie (1965) van Ricky & The Rhythm Strings, Josy uit 1963
van The Starletts (België), Take Me Back To My Boots And Saddle
van The Ramrods (USA) uit 1961, Automne (1963) van Les Saphires (België),
Surfer’s Paradise van The Atlantics (Australië) uit 1963
en L’idole Des Jeunes (= Teenage Idol, Ricky Nelson) van Les Champions
(Frankrijk) uit 1963. De rest van de opnames (40 songs) zijn overduidelijk
van (ver) na 1964! |
|
TRIBUTE/
HOT WIRE
Het is inmiddels niets bijzonders meer: het coveren van moderne popmuziek
om het te converteren naar rock ‘n’ roll nummers. In Duitsland
is het een populaire en succesvolle bezigheid. Enkele jaren geleden
scoorden Dick Brave & the Backbeats een nummer één
hit met Walk This Way (Run DMC) en afgelopen zomer stonden The Baseballs
nog zeer hoog in de Duitse charts met Umbrella (Rihanna). De groep Hot
Wire uit het noorden van Duitsland vist voor haar album Tribute ook
in de grote popvijver. |
JUMP
AND SHOUT/ |
WESTERN
STAR ROCKABILLIES vol. 4
Het Western Star label, ofwel volmondig The Western Star Recording Company,
is in tien jaar uitgegroeid tot één van de belangrijkste
rockabillylabels van het Verenigd Koninkrijk. In een volgend volume
van de verzamelserie Western Star Rockabillies, deel 4, genieten we
weer van een smakelijk overview van wat het label de rockabillyliefhebber
te bieden heeft. |
ONE
TRACK MIND/ SUE MORENO & JACK RABBIT SLIM In
het booklet van dit nieuwe album wordt de combinatie Sue Moreno en Jack
Rabbit Slim door Geoff Barker (BBC’s Saturday Night Rock ‘n’
Roll Party) gepresenteerd als ‘The Dream Team’. Zonder dat
ik ook maar één noot gehoord heb ga ik dat natuurlijk
niet tegenspreken, maar het is wel zo dat ik in eerste instantie de
combinatie niet de meest voor de hand liggende vond. Sue heeft dat charismatische,
mysterieuze overkomen, terwijl Jack Rabbit Slim je huis afbreken mochten
ze bij je binnen spelen. Ik had dan ook eerder een album van Sue verwacht
met de wat meer ‘subtielere’ Keytones (inclusief Sue’s
boyfriend Jim, vandaar), zeker na een soortgelijke samenwerking met
Marco DiMaggio met als resultaat de CD Bye Bye Blues. |
GOES
INTERCONTINENTAL/ RAY COLLINS’ HOT CLUB |
SILVER
WEDDING/ THE HOT ROD GANG |
LOVE
RHYTHM AND HATE/ LOS BRIOLES |
RADIO
MODERN: THE ABC OF SWING, BOP 'N ROLL |
GOT
THEM HILL BILLY BLUES |
THE
STORY OF OUR LOVE/ THE VELVET CANDLES In
Engeland, Amerika en Duitsland lopen verschillende doo-wop groepjes
rond die deel uit maken van een heuse doo-wop scene of die gewoon als
rock ‘n’ roll groep geaccepteerd worden in de ‘reguliere’
rock ‘n’ roll scene. Hoe anders is dat in Nederland. Echte
doo-wop groepen zijn op één vinger te tellen en ik vraag
me zelfs af of je überhaupt zo ver komt… |
KICK
IT OVER THE MOON/ ROCKET IN A POCKET |
ROCKABILLY
HICKS |
BLACK
AND WHITE/ SMOOTH & THE BULLY BOYS |
TIME
TO HAVE A TIME/ THE NEVA RIVER ROCKETS Sinds
de invasie van Russische bands in de jaren '90 weten sommigen in West-Europa
nu, dat St. Petersburg zoiets als het Memphis van Rusland is. Vanuit
deze stad aan de Neva rivier (gaat door de stad, stromende van het Ladoga
Meer naar de Oostzee) komen drie topklasse muzikanten: Kirill Prasolov
(alias Mr. Key Pee, het schrijvend hart van het trio) op gitaar en zang,
Peter ‘Sneaky Pete’ Mironov op de grote viool en zang, Paul
'Fidel' Vozlinski (drums). Sinds 2000 doen de jongens al mee en vanaf
2002 spelen ze wat ze het beste kunnen: Rockabilly, Hillbilly en Western
Swing. Het kan dus niet verbazen, dat ook dit (derde officiële)
album (na Rockets’ Roll en Moonshine Troubadours, beiden op TCY
en hun eigen professionele demo Waitin’ For A Train) een echte
Hepcat smaakmaker is. Het is niet eenvoudig voor de Russische bands
om in het Westen groot te worden, en al helemaal niet als je rockabilly
maakt voor fijnproevers. Niettemin, in de jaren dat ze meedraaien, is
hun schare fans gestaag gestegen! Deze fans, en ook jullie (wanneer
je spaarvarken nog wat spaarvet kwijtraakt), komen aan hun trekken bij
songs die overwegend authentiek zijn, dan weer eens bluesachtig en dan
weer meer eigentijdse rockabilly. De sound is oké en zoals het
echte Russen betaamt, beheersen ze ook hun instrumenten formidabel.
Jammer alleen, dat het zingen van Kirill ‘wil graag’ Amerikaans
klinkt, dus is het meestal niet helemaal te verstaan wat er wordt gezongen.
Of dit belangrijk is, is een kwestie van smaak, want het gaat toch meestal
over liefde en rockabilly, maar als je de been- en voetspieren wilt
gebruiken om te dansen en de vingerspieren voor ‘finger snapping’,
dan is deze CD gewoonweg een ‘must’ voor Hepcats! |
DANGEROUS
CURVES/ TOM POWDER Er was een tijd dat alleen meisjes ‘gevaarlijke bochten’ (dangerous curves) hadden. Tegenwoordig zijn het de artiesten, die na een bandcarrière op het solopad terecht komen, die door gevaarlijke bochten scheuren. Zelfs al is de covergirl op de CD echt dynamiet, de sound van dit album laat haar verbleken tot een muurbloempje. Tom’s Powder is namelijk al meer dan genoeg voor dynamiet! Zo ver alles in orde. Alleen, het probleem met covers is nu eenmaal, dat je steeds met het origineel vergeleken wordt. Wanneer je echter in staat bent om het in een eigen cultversie te gieten, zoals bijv. The Stray Cats, dan is de slogan 'You Can’t Do It Better Than The Master’ snel vergeten. Hoe dan ook, voor de meesten zijn covers hun 'doodvonnis'. Live heeft men geen keuze, mensen willen gewoon dansen en dan moet je het bekende spul laten horen, maar op een album kun je je afvragen of het wel handig is dat te doen. Dat geldt ook voor onze Zweedse makker Thomas Gahn, beter bekend als zanger en gitarist van de legendarische Black Knights, die zijn wortels (uiteraard) in de Engelse Teddyboy rock & roll heeft. Eigenlijk hoor je dat op dit album alleen in het eerste nummer, maar voor de rest is het eerder een mix van vintage gebaseerde rockabilly en een vleugje country. Men kan Tom misschien het best omschrijven als een ‘leerling’ van de Zweedse oud-meester Hank C. Burnette. Dus een 'one man band' (zanger, gitarist, bassist en drummer) in één persoon. Hoeveel armen heeft die man eigenlijk? In ieder geval genoeg om een schare Teddy Girls te omarmen. En die zullen vooral vreugde beleven aan zijn eigen compositie, Red Rose Tattoo dat (voor mij tenminste) het absolute hoogtepunt van het album is. Aan zijn hersens zijn nog twee succesvolle eigen compo’s ontsprongen (met name Gold Teeth 'N Silver Charms, omdat geen huid droog blijft: ‘zweet-rock’ op zijn best). Helaas zijn de covers enigszins matig, van een zwak Help Me Make It Thru The Night (Kris Kristofferson’s cover), zangmatig een beetje te hoog gegrepen voor Tom, tot een wel zeer geslaagde cover King Of Fools van Sun Records 'Schaduw van de Sterren' Ed Bruce. Wie houdt van pittig werk komt volledig aan zijn trekken. De 12 songs nodigen uit om te dansen. Dus het motto voor de doorsnee rock ‘n’ roll liefhebbers: peper in je achterste en rocken maar! Info: www.tcy-records.com (Henri Smeets) |
naar
boven
Lees
hier de oudere recensies