(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek geresenceerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Sent it to our editor-in-chief!


CD Recensies



24 juni 2010

ENJOY THIS BOOGIE/ MYSTERY TRAIN
Goofin’ Records, GRCD 6167

Al in 1977 werd de basis gelegd voor het huidige Mystery Train. Oprichter Ari Hanninen startte toen de band Go Daddies. Twee jaar later ging Ari gebruik maken van een contrabas en op dat moment was hij een rariteit in de Finse rock ‘n’ roll scene. In 1980, toen Ari’s broer Mika als gitarist bij de band kwam, werd de naam gewijzigd in Mystery Train, uiteraard genaamd naar de bekende Elvis song. Na enkele EP’s, een single en een LP op hun naam gezet te hebben ging de band in 1985 uit elkaar om vervolgens 20 jaar later weer bijeen te komen. Waarschijnlijk hun kroost opgevoed en ineens tijd en handen over, zullen we maar zeggen!
Of de sound met het uitbrengen van deze nieuwe CD, hun eerste wapenfeit op geluidsdrager sinds 1985, op het welbekende Goofin’ Records veranderd is kan ik niet zeggen. Ik was nog in mijn tienerjaren toen de band opgericht werd én ermee stopte! Ik veronderstel dat de band enigszins nog wel hetzelfde zal klinken. De periode van het primitieve, oftewel authentieke geluid dat veel bands in de jaren ’90 zich eigen maakte hebben ze in ieder geval overgeslagen, voor zover dat bij ze gepast zou hebben. Het geluid van de band is dan ook netjes en clean, maar ontzettend bekwaam geproduceerd met een uitstekende backbeat sound. Mystery Train is geen rockabillyband, je kunt ze het best rangschikken onder de noemer mainstream rock ‘n’ roll met een hoog jivegehalte. De vele zelf geschreven songs (die ongeveer de helft van de CD uitmaken) hebben een heel typische, herkenbare rock ‘n’ roll melodie. Dat kan een nadeel zijn, maar wellicht ook een voordeel want je zingt of je neuriet de nummers zo mee. Het zal niet voor niets zijn geweest dat een goed in het gehoor liggend nummer als Keep Up The Beat de openingstrack is geworden van de nieuwe Amerikaanse hotrodfilm Deuce Of Spades, waarover we onlangs in Big News berichtten. Een pluspunt is de zang van Petri Mäntysalo die ook een naar ouwe-jongens-krentenbrood riekende song als Still Rockin’ (The Same Old Way) overtuigend weet over te brengen. In dit nummer klinkt zeker ook het gitaarloopje aantrekkelijk en tel daarbij de gastpiano op en het resultaat is een mooi vol geheel. Misschien niet verrassend doet de band soms denken aan Bill Haley’s Comets, zeker gezien de gebruikte songstructuren en melodieën. De titeltrack Enjoy This Boogie en You Gotta Bop (dat geen bop maar een jive is!) zijn daar goede voorbeelden van, en in dat rijtje kunnen ook covers als Don’t Knock The Rock (ja, vanzelfsprekend!) en 6-5 Jive gezet worden. Natuurlijk – en ondergetekende kennende – wordt de band vooral beoordeeld op de eigen songs, maar je kunt ook klasse uitstralen als je een bekende song tof weet uit te voeren. Ik noem daarom het strak uitgevoerde Rebound van Charlie Rich’ en de sentimentele ballad Need You als hoogtepunten van de aanwezige covers.
Mystery Train levert een professioneel album af, ik kan niet anders concluderen. Info: www.mysterytrain.fi en www.goofinrecords.fi (Frans van Dongen)


naar boven

(reclame)




11 juni 2010

MOTEL MEN/ THE MOTEL MEN
Half A Trucker Records, HAT001

Het blijft me als oude rock 'n' roll rot (mijn vijanden zullen zeggen: rotte rock 'n' roll ouwe) zowel verbazen als plezieren dat er steeds weer nieuwe bands opduiken, dat jonge mensen een gitaar en een contrabas ter hand nemen om rock 'n' roll te plegen, omdat het bewijst hoe vitaal en essentieel onze muziek blijft, ook meer dan 55 jaar na haar ontstaan. Jonge mensen blijven inzien dat rock 'n' roll geen beperkingen inhoudt maar juist oneindig veel mogelijkheden biedt. Neem The Motel Men, gitaar-contrabas-drums trio opgestart in 2007 of daaromtrent in Sint-Niklaas (B) door zanger-gitarist Steven Hollanders die ik vroeger wel eens ritmegitaar zag spelen in de Nederlands-Belgische cajunband The Acadian Ramblers.
Opener Can't Live Here Anymore is het soort stevige moderne rock 'n' roll waarvan je denkt: ach, er zijn zoveel hedendaagse bands die dit soort powermuziek spelen. Maar daarmee zetten The Motel Men ons op het verkeerde been: Radio Time is gebaseerd op veel rustigere swingblues patronen, Hungry rockt op nog tragere akoestische countryblues, verfraaid met de speelse fiddle van David Buyle, Hollanders' voormalige maatje in The Acadian Ramblers. Met I Will Go Meeoow wordt het tempo opnieuw opgetrokken in een moderne rocker die de melodielijnen van klassieke muziek (!) mixt met zigeunermuziek uit de Balkan. Tom Waits meets The Cramps? Maria houdt het midden tussen gunfighter dramatiek en parodie, want elk Mexicaans cliché passeert de revue, uitgezonderd mariacchi trompetten. Backstabbin' combineert een rechtdoor gitaarrocker met Whammer Jammer, rockende rhythm 'n' blues maar dan zonder mondharmonica. In My Dreams paart het melodieuze van The Crickets begin jaren '60 aan rollende drums, hiccups en een flard 60s pop. Buddy Holly meets Ray Davies van The Kinks? Almost A Lady is mooie moderne countryrock. Ook de vier covers komen uit diverse hoek: in de akoestische rimboe ritmes van Lost In The Jungle (Bob Center) komt de aap uit de mouw, The Natives Are Restless is The Cramps in rockabilly stijl, Movie Magg blijft een van de mooiste nummers van Carl Perkins en wordt hier aangelengd met een scheutje Johnny Cash, Ernest Tubb's stokoude Jimmie Rodgers-achtig jodelnummer Mean Mean Blues krijgt een nog bluesier akoestisch arrangement met opnieuw die freewheelende fiddle. Alle 13 goed, behalve het veertiende en laatste nummer dat voor mij niet had gehoeven: Rag Baby Doll is een soort bluesexperiment met veel vervorming à la T-99. Goed gedaan, dat geef ik toe, maar simpelweg niet mijn meug.
Samengevat: een aangename kennismaking met variatie als toverwoord op een debuut dat verrast door zijn veelzijdigheid, omdat The Motel Men diverse genres combineren in functie van de woordspelletjes van Steven Hollanders. Ik neem aan dat dit een release in eigen beheer is, dus ga met onze complimenten te rade bij www.myspace.com/motelmen (Frantic Franky)


B-SIDES/ ARSEN ROULETTE
El Toro Records, CD-single, ET-33-04

Arsen Roulette (USA) is ook bij ons erg populair in het authentieke 50’s genre. Zijn stijl laat zich makkelijkshalve een beetje samenvatten als veel Sun sound gemixt met de wildere kant van de 50’s rockabilly. Een geweldig zanger heb ik hem nooit gevonden (luister hier naar zijn cover van Crash The Party die vocaal niet kan tippen aan de tippen van Benny Joy), maar dat maakt hij ruimschoots goed door zijn inleving en - wat betreft street credibiliteit - zijn vol getatoeëerde armen. Deze mini-CD verscheen ter gelegenheid van zijn recentste Europese passage, is/ was enkel te koop bij de concerten (via www.eltororecords.com kan je hem niet bestellen), en is bovendien een beperkte uitgave van slechts 100 stuks. U leest het goed, honderd stuks, zij het niet genummerd. Qua stijl geen verrassingen bij de zeven nummers die voorbijrazen in nog geen 18 minuten, en dan weet u dat de gas d'erop zit, zeker omdat er ook nog wat studio commentaar en valse starts op staan (en helaas ook een digitale storing net voor het laatste nummer). Dat soort gebabbel en foute inzetten is interessant als het gaat om opnames van 50 jaar geleden, maar bij nieuwe CD’s vind ik het altijd een beetje overbodig. Soit. Geen verrassingen dus, wel twee covers, met naast Crash The Party ook Honey Hush, duidelijk gebaseerd op de Johnny Burnette versie maar toch met een ander, nog wilder arrangement. Componisten staan nergens vermeld (moet dat tegenwoordig niet meer of zo?), dus ga ik ervan uit dat de andere vijf nummers eigen materiaal zijn. 't Zijn vijf rauwe, ongepolijste rockabilly songs, en alle vijf in verschillende stijlen. Chasing Rainbows baadt in een Johnny Burnette sfeertje, Let's Get On With It doet dan weer eerder denken aan het wildste van Jimmy Wages op Sun. Knock Me A Kiss en Honey Hush verschenen eerder al als vinylsingle op El Toro, Let's Get On With It is een alternatieve versie van de titelsong van Roulette's gelijknamige full-CD, de overige vier nummers zijn mogelijk onuitgebracht. Een hebbedingetje voor de fans en voor wie de Knock Me A Kiss/ Honey Hush single miste. Info: www.myspace.com/arsenroulette en www.eltororecords.com (Frantic Franky)


MENTAL INTERFERENCE/ THE ASTROPHONIX
Area Pirata Records, APC18

Na Suspended Time uit 2007 is dit het tweede album van de Italiaanse Astrophonix, het trio van zanger-gitarist Simone Di Maggio, zoon van Massimo Di Maggio van The Di Maggio Brothers. De andere helft van The Di Maggio Brothers, Marco Di Maggio, stond trouwens in voor de productie van deze CD. Simone Di Maggio bracht zijn debuut Everybody's Movin' al uit in 2001 toen hij amper 16 jaar was, maar met The Astrophonix koos hij resoluut voor de moderne benadering. Wij houden altijd ons hart vast als de promomap spreekt van "een mix van rockabilly, surf, punkpop, ska, rock en psychobilly, een melting pot van The Ramones en Green Day", zeker als we lezen dat zowel contrabassist Tomasso "Tommy" Faglia als drummer Massimo Conti uit de rockscene komen. Welaan, wat zegt de CD?
De vernoemde genres en groepen hoor ik hier individueel niet in terug (ik ken dan ook niets van Green Day), wel veel nummers die recht uit het hoe-speel-ik-als-Reverend Horton Heat handboek komen. Daarnaast: veel pop- en rocksongs vertolkt als moderne rockabilly met slapbass. De stem doet me een klein beetje denken aan Brian Setzer, niet zozeer qua klank, wel wat betreft de manier van zingen. Goeie stem ook, zonder Italiaans accent. Elf eigen nummers plus twee opvallende covers: Back In Black van hardrock band AC/DC, en het erg poppy in het Italiaans gezongen Senza Fine dat een cover van de Italiaanse popzanger Gino Paoli blijkt. Over de vraag of dit soort hedendaagse muziek al dan niet rock 'n' roll is kan lang en breed en liefst onder het genot van een donkere Leffe gediscussieerd worden, maar feit is dat Mental Interference in dat specifieke marksegment geslaagd mag worden genoemd, omdat dit a) prima gespeeld en gezongen is, en b) nergens agressief wordt. 21ste eeuwse rockers dienen dan ook zeker een bezoekje te brengen aan www.astrophonix.com en www.myspace.com/astrophonix. Info: www.areapirata.com (Frantic Franky)


TUPELO WELCOMES ELVIS PRESLEY HOME/ ELVIS PRESLEY
Memphis Recording Service, MRS30026956

Het miljardenverkopende boegbeeld van de rock ‘n’ roll is in een crisistijd als deze misschien wel één van de beste beleggingssubjecten die er zijn. Deze telg uit de 30er depressiejaren staat in deze crisisrevival van die beruchte jaren ‘30 nog steeds fier overeind, ondanks het steen en been geklaag van de muziekindustrie. We zijn inmiddels gewend dat er elk jaar wel weer wat nieuws ontdekt wordt uit huize Presley, dan wel dat slimme marketingjongens compilaties samenstellen van grijsgedraaide hits en ‘rariteiten’. Het rariteitenkabinet van Professor Biondie zou erbij verbleken. Ook al ben ik rock ‘n’ roll-fan en niet specifiek Elvis-fan, toch kon ik het niet nalaten dit album uit haar benarde positie in het platenrek te halen, zodat ze kan genieten van haar vrijheid in mijn CD-speler. Deze Special Collector’s Edition (zijn dat voor de ware Elvis-fan eigenlijk niet alle releases?) is reeds in 1984 als vinyl in de openbaarheid gebracht (de 6 LP-box Golden Celebration, RCA CPM 65172). Tegenwoordig toch een klein collector’s item. Maar goed, het is al heel wat dat het ruim 25 jaar geduurd heeft, voordat men deze opnames op CD deelt met ons, wetende dat in 2007 reeds de DVD (MRS 20026956) verschenen is met een deel van het roemruchte optreden in zijn hometown Tupelo, Mississippi op 26 september 1956. Zowel DVD als CD zijn uitgegeven door Memphis Recording Service in, jawel, Engeland! Deze MRS heeft totaal niets van doen met de voorloper van Sun Records of met het Sun Studio Museum in Memphis! Dit gezegd hebbende, gaan we het pareltje eens onder de grote BA-loep bewonderen. In bijna elke documentaire over Elvis of over rock ‘n’ roll in het algemeen, kom je ze tegen: enkele flitsen van de beelden van het gedenkwaardige optreden in Tupelo van 26-9-1956. Gedenkwaardig, niet alleen omdat Elvis toevallig een thuiswedstrijd speelde, maar ook omdat het de oudste beeldopnames met geluid zijn van een live-optreden van de king van de rock ‘n’ roll. Zoals het een Special Collector’s Edition betaamt, is het geheel met zorg opgemaakt en samengesteld. Precies waar je als verzamelaar van droomt. Een 40 pagina’s tellend boekwerkje laat je in de woorden van Roy Turner die memorabele zonnige dag in 1956 herleven. Aangevuld met de herinneringen van Ron Brandon, de jonge knaap die destijds als radiotechnicus voor het kleine Tupelo-station WTUP, zonder het te beseffen, een historisch concert opnam en tot zijn eigen verbijstering in 1984 constateerde dat RCA de kopie die hij aan Elvis gegeven had, zonder credits voor Ron, had uitgebracht via de Golden Celebration box. Mooi om te lezen onder welk primitieve omstandigheden die opnames tot stand zijn gekomen. De verontschuldiging op de CD over de geluidskwaliteit in piepkleine lettertjes is meer uit beleefdheid dan dat het er toe doet. Als ware liefhebber van die prille begindagen van de rock ‘n’ roll neem je dit voor lief en het is ronduit lovenswaardig dat men de historische waarde heeft laten prevaleren boven opgepoetste gepolijste marketingwenselijke opnamen voor verwende oortjes. Wat men wel als waarschuwing had kunnen vermelden, is het oorverdovend gekrijs van de ‘kippetjes’ (nou ja, ‘chicks’ klinkt dan toch beter). Aan de hand van het gekrijs kun je precies nagaan, wanneer de schorre zanger (zoals die destijds in het Polygoonjournaal werd genoemd) zijn hip wiggle doet (smile). Ondanks de richtingsgevoelige microfoons is het toch een voortdurend gevecht tussen chicks en performer wie de overhand heeft in de opnames. Zet het volume van je koptelefoon niet te hard, je oren zullen het je niet vergeven (en als je het via de boxen speelt, je buren ook niet)! Maar het is een weergaloos tijdsdocument! Enfin, de geschreven memoires in het booklet zijn aangevuld met een overdosis foto’s van die dag. Smullen! Men heeft zelfs niet onvermeld gelaten dat een jonge Tammy Wynette (op foto in een cirkeltje eruit gelicht) het gillende gilde bevolkte tijdens dit optreden van de hillbilly cat, die extra uit Memphis was overgekomen. Het album opent met een kort ‘hurry’ interview van Charlie Watts. Op het album staat dat dit een interview is dat is opgenomen in de afternoon, maar Charlie vraagt aan Elvis wat hij vindt van de reactie van de teenagers en noemt een meisje dat op het podium klom “this afternoon”! Dat zou betekenen dat het interview dus feitelijk voor de avondsessie is opgenomen en dus niet voor de afternoonsessie! Toch nog een schoonheidsfoutje van de samenstellers? Na de hits Heartbreak Hotel en Long Tall Sally, waarin de live-Elvis op en top naar voren komt (de wijze hoe hij zangmatig het publiek bewerkt), werd de Sleutel overhandigd aan Elvis door de gouverneur van Mississippi, Coleman, als erkenning voor zijn verdiensten in de ‘popular music’. Zoals Tom Parker dit optreden toestond als afleiding van de negatieve kritiek rond Elvis, zo kun je je de vraag stellen of deze act van de gouverneur ook niet meer een politieke zet was (want een oudere gouverneur die een door de oudere generatie gehate Elvis een symbool van erkenning overhandigt is ronduit opmerkelijk, maar als je weet dat het kleine stadje Tupelo die dag alleen al werd overstelpt door een veelvoud van het aantal inwoners, dan is een beetje toeristen-PR voor Mississippi en Tupelo natuurlijk niet weg). Mooi voor Elvis uiteraard, die deze erkenning meer dan verdiende. Na deze waardering voor zijn populariteit zette hij twee ballades, met begeleiding van de Jordanaires, in; I Was The One en I Want You, I Need You, I Love You (waar kun je een krijsend tienermeisjeshart meer mee paaien?). Elvis laat zijn hillbilly cat alterego horen in I Got A Woman om dan door te stomen naar de RCA-krakers Don’t Be Cruel (ook Elvis kon het af en toe niet laten even te lachen bij het zien van de taferelen, hetgeen enkele malen te horen is tijdens de nummers in de middageditie van het optreden) en Ready Teddy (het open air dak gaat eraf!). Niet alleen Elvis bracht de menigte in vervoering, maar ook Scotty Moore (zoals te horen is tijdens zijn solo guitar licks in verschillende songs!). Meisjesharten laat je vakkundig smelten met Love Me Tender en het is één van de weinige nummers waar de meisjes blijkbaar helemaal wegdroomden, want het leek wel alsof ze allemaal flauwgevallen waren (om af en toe nog eens even uit hypnose te ontwaken met rijkelijk gevulde longen… dat zulke kleine lichamen zoveel lawaai kunnen produceren…). De schorre zanger en het schor geschreeuwde publiek verzopen volledig in het bluesy uitklinkende Hound Dog. Na deze wall of sound is een interview met Vernon en Gladys, Elvis’ pa and ma, een verademing. Je valt bijna van je stoel af als je hoort dat de favoriet van mama Gladys, uit haar eigen mond, het dubbelzinnige (om die reden ook verguisde) Baby Let’s Playhouse is en Don’t Be Cruel.
De avondsessie had blijkbaar een verdoofd publiek, want hier kan men meer genieten van de live-muziek van mister rock ‘n’ roll (zoals hij genoemd werd door de radio deejays) dan tijdens de middagvoorstelling. Voor de hedendaagse melkgezichtjes onder ons, die zijn opgegroeid met zangers/ zangeressen (of wat daarvoor door moet gaan), wier valse nootjes netjes worden weggepoetst in de studio en ook op het podium (met doet dit via pitch correction, ook autotune genoemd), zijn deze live-opnames, uit een tijd dat er nog geen geluidstechnicus met mengpaneel tussen het publiek zat, een bewijs van de ware zangkunst! Hier was niks weg te poetsen, je kon zingen of niet, basta. Elvis kon het in ieder geval wel! I Was The One en I Got A Woman (tijdens de avondsessie klinkt Elvis wat vermoeider in dit nummer dan tijdens de middagsessie) stonden ook in het avondoptreden op het programma, net als Don’t Be Cruel (dat hij ’s-middags met meer expressie zong) en “as a great philosopher once said: you ain’t nothin’ but a Hound Dog” (de avondversie duurde langer dan de middagversie). Tijdens een intermezzo roept Elvis om genade voor de mensen die geblesseerd raakten… tja, je moest letterlijk tegen een stootje kunnen tijdens de optredens van Elvis. “One for the money, two for the show, three to get ready… now go cat go”… yeeehaa… Blue Suede Shoes. Hier tijdens het optreden nog in een true rockabillyversie (later heeft hij een meer uptempo versie opgenomen) met een roffelende drumsolo van D.J. Fontana. Na een oproep voor een toeschouwster om onmiddellijk naar het ziekenhuis te gaan, kon Elvis eens heerlijk met zijn meisjes gaan spelen, of beter gezegd bespelen, in Baby Let’s Play House. Het tot dan toe zo rustige publiek, was opeens wakker geworden. Met het eerder genoemde Hound Dog ging een gedenkwaardige dag ten einde. Na het optreden werd nóg iemand opgeroepen om onmiddellijk naar huis te gaan en de chairman of emergency (hoe wil je dat goed vertalen, in ieder geval heeft het met EHBO te maken… nou het was een gezondheidstechnische bedoening die dag, dat wel!) die een Oldsmobile 56 als prijs weggaf. Sorry voor dit leedvermaak aan de hotrodders onder ons. Het album sluit af met een interview na een benefietconcert in Tupelo van 27-9-1957 (een jaar later dus), door het radiostation WELO. De typisch Amerikaanse radiodeejay, die altijd aan één stuk door praten zonder adem te halen (ongeëvenaard!), vraagt Elvis wat hij vindt van rock ‘n’ roll, laat Elvis zijn vriendinnetje Anita Wood voorstellen en laat Elvis als een James Dean de jongeren oproepen om uit te kijken met hardrijden. Resumerend kun je stellen dat je in de middagvoorstelling een idee krijgt van hoe het toen eraan toe ging en dat je in de avondvoorstelling meer kunt genieten van de muziek zelf. De jonge jaren van Elvis nog eens herleefd, voor mijn gevoel Elvis op zijn best! Toen nog een echte ware rocker! Het moet mooi zijn om erbij geweest te zijn. Voor wie het niet was, zoals jullie redacteur, is dit de ultieme gelegenheid dat gemis in te halen. www.memphisrecordingservice.com (Henri Smeets)


REAL RAW ROCKABILLY
Not Now Music Ltd, NOT2CD346

Al struinend door de paar overgebleven platenboeren in de stad, kom je af en toe toch ware pareltjes van verbazing tegen. Wie denkt er nu aan, dat bij de “gratis/ vrije platen shop” (zoals ze in het Nederlands zouden heten) een vintage rockabilly sampler (dubbel-CD) ligt van luttele 5 euro, vers van de pers nota bene! Hoe dat kan, heeft te maken met het verschijnsel ‘public domain’! Even ter verklaring. In diverse landen heeft men twee soorten copyrights: gebaseerd op de dood van de auteur (songwriter) ofwel © en gebaseerd op de creatiedatum (opnamedatum) ofwel (p). In Nederland kennen we alleen de eerste variant, dus ©. Engeland, waar deze sampler werd gecompileerd, heeft wel de tweede variant (auteursrecht geldt tot 50 jaar na release of, indien unreleased, 50 jaar na de geluidsopname). Terwijl de Amerikaanse opnames/ originelen in USA niet (!) public domain zijn (en strikt genomen zijn pas eind 2047 de eerste opnames in USA zelf, public domain (dit heeft te maken met een wetswijziging, beter bekend als de Sonny Bono Copyright Term Extension Act uit 1998, die zegt dat opnames die vanaf 1923 werden gemaakt en reeds in 1998 auteursrechtelijk beschermd waren, pas vanaf 2019 public domain worden (de 1923 opnames) en dat opnames die vóór 1998 werden opgenomen, maar pas na 1998 auteursrechtelijk beschermd zijn, pas eind 2047 public domain worden), kan men in Engeland naar harte lust compilaties samenstellen voor een prikje. En, om het helemaal mooi te maken, kan het Britse compilatieplatenlabel wel © en (p) rechten ontlenen aan haar eigen compilatie als geheel, alsmede mechanische rechten (in GB: mcps, Nederland: Stemra). Niettemin, public domain is leuk en aardig, maar als grote platenlabels schatten van oude onuitgebrachte opnames in hun archieven hebben liggen, dan mogen deze wel public domain zijn, maar er is geen wet die de labels verplicht het materiaal prijs te geven. Dus, logisch dat een label als Bear Family bijvoorbeeld dan toch noodgedwongen opnames onder licentie uitbrengt, die eigenlijk public domain zijn. En ziedaar het verschil in prijs met de compilatie, die we hier bespreken, is verklaard. (Ondanks voorgaande tekst kunnen hieraan toch geen rechten worden ontleend, het dient slechts ter veraanschouwelijking).
De rockabillysampler bestaat uit twee CD’s en bevat maar liefst 50 vintage rockabilly opnames. Gezien voorgaande uiteenzetting, verbaast het dus niet dat alle opnames niet ouder zijn dan 1959. Zoals het een Brits product betaamt, staan er uiteraard ook rockers van eigen bodem op. Des te merkwaardiger is het dan, dat een Tommy Steele niet vermeld is of Billy Fury (The Sound Of Fury album is pure Memphis rockabilly). But anyway. Ondanks het low budget karakter van het dubbelalbum heeft men toch de moeite genomen liner notes in de inlay op te nemen en de jaartallen van alle opnames te vermelden. Een mooie noot is, dat Bill Millar (een autoriteit op rockabillygebied) vindt, dat zang het centrale instrument is in rockabilly, juist omdat de zangers/ zangeressen zich niet houden aan de zangtechnische conventies, zoals die wel worden gevolgd door bijvoorbeeld Pat Boone of Connie Francis. Ook al zingt Carl Perkins (op de sampler vertegenwoordigd met Boppin’ The Blues en Blue Suede Shoes) technisch gezien zeker niet perfect, toch ziet Bill hem mogelijk als de beste rockabillyzanger ooit. Wellicht dat Bill met de toevoeging “mogelijk” zich indekt tegen Elvis-fans, temeer daar hij één alinea verder al een vergelijk trekt tussen beiden, Perkins en Presley. Goed, wat komen we dan muzikaal zoal op het dubbelalbum tegen? De Britse inbreng met Vince Taylor & The Playboys (met het voortreffelijke Brand New Cadillac) en Johnny Kidd & the Pirates met hun heerlijke keldersound (Please Don’t Touch en het fenomenale Growl, eindelijk ook eens op een low budget sampler) en daarnaast natuurlijk een hele schare aan Amerikaanse bekende en minder bekende rockabillies. Johnny Burnette Trio is vertegenwoordigd met hun sublieme rockabilly-exponenten als Honey Hush, Rock Billy Boogie, The Train Kept A’Rollin’ en Tear It Up. Ivan alias Jerry Allison, de drummer van Buddy Holly’s Crickets nam in 1958, na een trip door Australië met hen, het Johnny O’Keefe nummer Real Wild Child op, met begeleiding op gitaar van Buddy himself. De Texaan Johnny Carroll deelt zijn schatten, Hot Rock en Wild Wild Women (met de Hot Rocks) met ons. De naam Jim Flaherty’s Caravan spreekt niet bepaald tot ieders verbeelding en is met Real Gone Daddy dan ook één van de obscurities hier. De countryzanger Curtis Gordon was één van de vele countryartiesten die destijds een graantje probeerden mee te pikken van de rockabillyrage en dat is hem voortreffelijk gelukt met het formidabele Draggin’ voor Mercury. Samen met zijn andere song hier, Mobile Alabama, zijn dit twee onvergetelijke rockabilly cuties. SUN-billy Warren Smith zingt zijn klassiekers Ubangie Stomp en Rock ’N Roll Ruby, terwijl de teenies Lorrie & Larrie Collins (alias Collins Kids) Whistle Bait door de luidspreker slingeren. Het heerlijke Shirley Lee van Bobby Lee Trammel mag natuurlijk niet ontbreken, evenals Flip Flop Mama van Eddie Bond & The Stompers, die ook nog Rockin’ Daddy laten horen. Sonee West alias Sonny West, die ooit Oh Boy en Rave On schreef (door Buddy Holly de charts in gezongen), laat hier zijn eigen ‘klassieker’ horen: Sweet Rockin’ Baby. Joyce Green, eindelijk eens een rockabilly lady, is een andere rariteit op deze sampler met Black Cadillac (ondanks dat het nummer toch vrij bekend klinkt). Elvis is ook van de partij met Baby Let’s Playhouse en Mystery Train. De midden jaren tachtig van zijn bus gehaalde en met een LP voor Bear Family vereerde Joe Clay, nam in New York (niet bepaald een rockabilly mekka, maar eerder een highschool rock en doo-wop mekka) met een zwarte rhythm & blues band enkele rockabillies op. Dat zijn evenwel niet de songs op dit album: Don’t Mess With My Ducktail en Sixteen Chicks. De boogie All By Myself van Roy Hall is opmerkelijk te noemen, klinkt bij wijlen als jumpblues van bluesshouters á la Louis Jordan, Wynonie Harris of Joe Turner. But anyway. Sleepy LaBeef, die in de jaren zeventig zijn ster weer zag stijgen, heeft een waardige plaats op het album met All By Myself met een intro die sterk doet denken aan Elvis’ That’s Alright Mama. Ik kan me nog herinneren dat ik op een Rockhouse meeting in de jaren negentig in Oss de LP met 50’s opnames van Sleepy letterlijk voor de neus van een Duitse rockabillyfan wegkaapte. Ik kon dit stukje nostalgisch leedvermaak niet achterwege laten, sorry. Maar het is mezelf ook al overkomen, hoor… daar niet van. Okay, Ersel Hickey, die bekender is van zijn legendarische foto, dan van zijn songs (met uitzondering van Blue Birds Over The Mountain dan), vereerd ons met You Never Can Tell (niet het Chuck Berry nummer). Eén van de grootste rockabillies, Gene Vincent, mag natuurlijk niet ontbreken op een Britse compilatie, deze door de Britten (en ook Fransen) geadopteerde rocker. Hier is hij te horen met Race With The Devil. Tom Tall & The Tom Kats laten de voor Crest opgenomen instrobilly Stack-A-Records horen. Scotty Moore, eerder op de Elvis opnames hier te horen, is ook solo vertegenwoordigd met zijn eigen Scottty Moore Trio, met het voor Fernwood opgenomen Have Guitar, Will Travel. SUN-epigoon Charlie ‘hiccup’ Feathers kennen we allen van One Hand Loose en Bottle To The Baby. Joe Bennet & The Sparkletones was eigenlijk een highschool rock band met een duidelijke rockabillybeat, zoals te horen is in het overbekende Black Slacks. De Texaanse cultbilly Ronnie Dawson is vertegenwoordigd met Rockin’ Bones. Voor Columbia werd Billy Brown’s bekende Flip Out opgenomen. Ray Harris bezingt zijn eigen klassieker Come On Little Mama, zijn debuutsingel voor SUN Records. Een ander bekend nummer in de revivalscene is ongetwijfeld Tommy Spurlin’ & the Southern Boys’ Hang Loose. Ook Texaan Mac Curtis mag een toontje meeblazen met Granddaddy’s Rockin’, één van zijn beste songs. Don Woody is enkele jaren geleden uit zijn lange muzikale winterslaap gehaald en op handen gedragen door de Letse rockabellas Anna alias Kitti (inmiddels woonachtig in Nederland) en Lotta alias Nadja, tegenwoordig ook de meiskes achter Rockabilly Bash. Don laat hier zijn overbekende Bird Dog horen met Johnny Burnette Trio-achtig intro. Wie Cast Iron Arm zegt, zegt wel Teddyboy rock ‘n’ roll, maar wellicht niet Peanuts Wilson alias Johnny Wilson (die deel uitmaakte van Roy Orbison’s Teen Kings op SUN Records). De verzameling zou niet compleet zijn zonder Billy Lee Riley met Red Hot en de vrouwelijke vertegenwoordiging van de rockabilly in de persoon van Janis Martin (met Her Boyfriends) zingt het fenomenale Bang Bang (ooit nog door Ravenna & the Magnetics voor Rollin’ Rock opgenomen). Werly Fairburn, bekend van Everybody’s Rockin’, zingt hier de jaloersheid van zich af in I’m Jealous. Country zanger George Jones verkoos 1956 tijdelijk het rockabillypad onder het pseudoniem Thumper Jones, die een beetje als Benny Joy klinkt, met Rock It. Jimmy Lloyd alias Jimmy Logsdon nam het Cashy Rio De Rosa op voor Roulette en de obscure Jeff Daniels alias Luke McDaniel mocht het destijds eens succesloos proberen met het toch geweldige Daddy-O-Rock. Art Adams, die onlangs pas ‘afgestoft’ werd en nu een ware succestocht in Europa gemaakt heeft, staat hier met Dancing Doll vermeld (met van de pot gerukt gitaarwerk. Cool). Jammer dat de 50’s voorbij zijn, als je dit allemaal hoort. Klein manco voor de puristen: De opnames klinken allemaal zo perfect, dat ik me niet aan het idee kan onttrekken, dat er flink aan gepoetst is. Samengevat: een opvallende compilatie van overbekende en vrij onbekende originele 50’s rockabillyopnames. Een must voor elke rockabillyveteraan of rockabillygroentje. www.notnowmusic.co.uk (Henri Smeets)


naar boven



27 mei 2010


BULLSEYE/ TRULY LOVER TRIO
Twinkletone Records TR 104

Vierde full-CD van het Truly Lover Trio (USA), in vergelijking met de vorige met een nieuwe drummer, Ricky McCann van The Playboys (GB), die nu blijkbaar in de States woont. Niet dat het veel uitmaakt, want Truly Lover Trio blijft in de eerste plaats de band van Marcel Riesco, de zanger-gitarist met de Roy Orbison fixatie. Is Riesco een bastaardzoon van The Big O? Je zou zeggen van wel, want hoe hij het doet weet ik niet, maar Riesco's stem blijft griezelig veel op die van de jonge Orbison lijken: zelfde hoge timbre, zelfde aarzelende, wat lispelende fezelende intonatie, zelfde uithalen naar de hogere regionen. Die stem heeft ie wellicht deels van nature uit, maar volgens mij heeft hij ze zeker minstens evenveel gecultiveerd door non stop naar Roy Orbison te luisteren, want ook in de muziek zelf horen we regelmatig loopjes die zo uit het werk van Orbison geplukt zijn, zonder evenwel te opvallend te kopiëren. Geen verrassingen op de nieuwe CD, want Riesco blijft doen waar ie goed in is: vlotte nummers schrijven die het midden houden tussen Orbison op Sun en de rockende Orbison van begin jaren '60 (denk: Claudette, The Bug), met al het goeie daarvan zonder de overproductie die Orbison's opnames soms kenmerkt. Toch blijven wij altijd het verschil horen, zeggen wij dan stoer, zoals in de enige echte Orbison cover hier, het Sun nummer Domino, waarin Truly Lover Trio net iets andere accenten legt. En toch beginnen we naarmate de CD vordert te twijfelen, zeker in de rustigere ballade-achtige songs of in het aan de overzijde van de Mexicaans grens met castagnetten mambo-ende The Truth. Als dat op de radio aangekondigd werd als onuitgegeven Orbison, we zouden het durven geloven...
Alle songs zijn zelf gepend uitgezonderd Domino, Love Crazy Baby (Kenny Parchman op Sun) en Pretty Baby (I Saw You Last Night) dat wij kennen van Jimmy Thurman & the Cavaliers en van Ronnie Franklin & the Vibes. Net als op de vorige CD staat hier een Spaanstalig nummer op en enkele demo's en alternatieve versies, al moet daarin niet overdreven worden: drie verschillende Do The Bop's is teveel van het goede. Samengevat: een prima CD voor wie het niet noodzakelijke hepcat of desperate of superwild of primitief hoeft te zijn. In het geval van Truly Lover Trio volstaat goudeerlijke klassieke gitaar rock 'n' roll, uiteraard met meer dan één knipoog naar de grote Roy Orbison. Twinkletone is Riesco's eigen label. Info: www.trulylovertrio.com, www.myspace.com/trulylovertrio en www.myspace.com/twinkletone. Op YouTube staan een hoop clipjes van hun optreden in The Rambler in Eindhoven op 23 mei jongstleden. (Frantic Franky)

naar boven



13 mei 2010

30 YEARS OF SLAPPIN’ AND TWANGIN’/ RED HOT MAX
Scana, SNCD 024

Terug naar de roemruchte tachtiger jaren van de revival rock ‘n’ roll. In Zweden maakten destijds namen als Kenneth Swanström, Hank C. Burnette, The Boppers en gitaargroep 1961 furore. Maar het rijtje zou niet compleet zijn zonder een rocker die in 1983 te horen was, samen met de Britse Sharks, tijdens de gedenkwaardige rock ‘n’ roll-dag van de KRO-radio vanuit een café in St. Willebrord. Ik mocht me destijds als 17-jarige vergapen aan degelijke Zweedse rock ‘n’ roll en rockabilly van een man met de obscure naam Red Hot Max, bijgestaan door zijn Cats. Wie kon toen bevroeden dat ik 30 jaar later een review zou schrijven over het verjaardagsalbum ter ere van 30 jaar Red Hot Max on stage? Ook al claimen de Rolling Stones het, maar komt de eer toe aan Bill Haley’s Comets en is Red Hot Max op weg naar dat predikaat van ‘oudste rock ‘n’ roll band ter wereld’, het feestje dat op dit album gecelebreerd wordt is op zijn zachtst gezegd bijzonder. Maar weinig rockabilly-artiesten kunnen een dergelijke ‘trofee’ tonen aan hun kleinkinderen. Zoals liner notes-schrijver Anders Axelsson treffend schrijft, valt het album in de categorie ‘Well, now dig this!’. Deze Jodimars-kraker van weleer mag natuurlijk niet ontbreken. Evenals andere oudgedienden uit de good ol’ 50’s: Joe Turner’s Shake, Rattle & Roll, Bill Haley’s Birth Of The Boogie en Curtis Gordon’s Mobile Alabama. Terug in de tijd naar de jaren dat een vintage styled rock ‘n’ roll-band uit Stockholm besloot om in 1979 de 50’s rock ‘n’ roll in Zweden, groot gemaakt door Little Gerhard & His Rocking G-Men en Jerry Williams & the Violents, te laten herleven. In 1981 werd dit streven bekroond met een platendeal bij Wildcat Records. Multi-instrumentalist Red Hot Max alias Mats Olsson (zang/ gitaar en ook piano), Kjell Olsson (gitaar), Bo Salmonsson (stand up bass) en Arnulf Ibsen (drums), inmiddels aangevuld met Ake Banksell op steel guitar, doken een jaar later wederom de studio in en dat resulteerde in de in 1983 uitgebrachte LP Lonesome Rocker, dat toen in Nederland via Rockhouse in licentie verscheen. Ik mag me nog steeds een trotse eigenaar van dat vinylalbum noemen… waar dat optreden op de KRO-radio toch goed voor is geweest... Tot dan toe was het nog voornamelijk rockabilly wat de klok sloeg, maar rond 1986 nam de stijl een wending richting rockin’ swing en dansbare house rock á la Bill Haley & the Comets. Daartoe werd de steel gitarist verruild voor een saxofonist namens Claes Carlsson. Rond 1989 kwam pianist Per Erik Jonsson de band versterken. En dat zou ook enkele jaren zo blijven. Tegenwoordig is alleen de bassist niet van één van de originele line ups. Het album bevat een muzikale bloemlezing van de zes verschenen LP’s, plus nummers van het album 25 Years Of Hysterical Rock & Roll (2000), een nummer van de allereerste EP uit 1980, enkele andere songs uit de beginperiode en 5 unreleased songs uit 2010, 2002 en 1980. Max is niet alleen een begenadigd instrumentalist, maar ook een songwriter. Dat laat hij horen in Classic Car Folks en There’s A Scratch. De eerste een jumper en de tweede een rockabilly. Beiden 50’s styled, zoals je dat van de Red Hot Zweed niet anders gewend bent. Het bekende Please Don’t Leave Me van het Johnny Burnette Trio heeft een goede beat en ook de Jerry Lee Lewis achtige teddyboy rocker (!) Toe Tappin’ is niet te versmaden. Deze vier songs zijn allen onuitgebrachte afgestofte parels. Ietwat teddyboy rock ‘n’ roll klinkt ook door in Hey Baby en So Mean Baby (waarvoor zonder twijfel The Worryin’ Kind van Tommy Sands uit 1957 model heeft gestaan). De instrumentale kwaliteiten toont frontman Mats in de, uiteraard Duane Eddy uitademende, Twang Medley en in de schietstoelrocker Red Hot Stomp. Een aantal songs zijn afkomstig van de twee live LP’s die ze ooit hebben opgenomen en dus mag je Red Hot Max beluisteren in onvervalst Zweeds (woordenboekje was niet bijgeleverd bij de CD, komt misschien nog in een volgende oplage). Safronia B is een weergave van de jump-/swingperiode van de band, als je daar al van kunt spreken, want ze speelden toen ook nog steeds pure rockabilly, waarvan Stomp Rock en I’m A Hobo (wat in de verte herinnert aan Mystery Train) getuigen. That Mellow Saxophone is een klassieker die de meesten zullen kennen van het Brian Setzer Orchestra, maar reeds Joe Jackson en Red Hot Max waren met rockin’ swing bezig toen Brian en de zijnen nog de wilde katten lieten struinen. Haley wordt weer eens nieuw leven ingeblazen in Are You Ready To Rock. Dit beluisterend en ook de rest van het album in ogenschouw nemend, kun je alleen maar concluderen dat dit een echt dansalbum is. Zou verplichte kost moeten worden op elke dansschool! Ook You Gotta Go valt nog in de ‘Haley periode’ van de band. Mama’s Little Baby daarentegen refereert overduidelijk aan de 1955 Memphis SUN-sound. Equator brengt ons weer in de swingin’ mood en Stop (in tegenstelling tot wat de titel suggereert) laat je met je voeten de maat houden en zelfs een beetje head bangen (voor softies dan wel) in deze jumper. De Comets moeten een enorme indruk op Red Hot Max en de zijnen hebben gemaakt, want Fractured is andermaal een ode aan de “oude heren” van de rock ‘n’ roll. Met Countdown Boogie gaan we op de zwarte rock ‘n’ roll-tour, terwijl Blue Jean Boogie één van de nummers is die de band ooit in 1983 ten gehore bracht hier in Nederland (de versie hier is de studio-opname uit 1983). Na 1.30 minuten is de dolle pret alweer voorbij, maar gelukkig hebben we nog Blue Backbeat, eveneens uit 1983. Niettemin als ik deze songs vergelijk met de LP-opnames, dan schijnt het dat men er nog wat aan opgepept heeft. De vintage rockabilly Rock & Roll Fever zegt het allemaal: deze band is één en al rock ‘n’ roll! Have You Heard klinkt alsof die uit de platenkast van het Johnny Burnette Trio afkomstig is. Het heeft veel weg van de versie van de Burnettes van de Joe Turner klassieker Honey Hush. Lekker jitterbuggen op Jitterbuggin’ Baby, hoewel het nummer meer een verrockte boogie woogie is. Baby Take Me Back is andermaal een song die de band in Nederland liet horen in 1983, maar dit hier is hun studioversie uit 1980. Het verjaardagsalbum wordt afgesloten met één van de nummers waarmee het allemaal plaatmatig begon in den beginne in 1980: Newborn Flame. Wellicht kunnen we dat ook zeggen van dit album: een herboren vlam.
Resumé: ben je een echte dansfanaat, dan is dit album een absolute aanrader! Op, naar de volgende 30 jaar! www.redhotmax.se (Henri Smeets)


GOLD STAR GUITAR/ HAL HARRIS
El Toro Records ETCD 1033

Jitterbop Baby en I Don't Know When, dat zijn de twee rockabilly klassiekers van Hal Harris. Maar bracht ie daarbuiten nog rockabilly uit? Het kort en krachtig antwoord luidt: nee. Straffer nog: het is geeneens zeker of ie Jitterbop Baby en I Don't Know When in de jaren '50 effectief uitbracht, want niemand op deze aardbol bezit die single! De twee tracks doken pas in 1979 op in Engeland op de 10-inch Ace verzamelaar Rockabilly Party. Toch brengt El Toro nu een Hal Harris CD uit met 34 tracks. Is dat een goeie rockabilly CD geworden? Jazeker, omdat ze beroep doen op Hal Harris de sideman. Harris verdiende namelijk zijn boterham als broodmuzikant en was een veelgevraagd sessiegitarist, vooral voor de Starday, Dixie en D. labels van Papa Daily in Texas, voor wie hij ondermeer bijdroeg aan opnames van George Jones en Sleepy LaBeef in de Gold Star Studio in Houston. En wie speelde op de Vik opnames van Joe Clay? Juist, Hal Harris. Die vlammende gitaarstijl kwam natuurlijk niet uit het niets: Harris leerde net als elke blanke het vak in de country. Zijn eerste opnames maakte hij al in 1946 met Curley Wiliams' Georgia Peach Pickers en eentje daarvan, I Have Lived Loved And Learned, met de gitaar in een bijrol, staat op deze CD en is suikerzoete western swing. El Toro heeft ook Harris' debuutsingle onder eigen naam uit 1951 bovengespit, I've Loved I've Laughed I've Cried, dat helaas zo hard kraakt dat het eerder in 1921 lijkt opgenomen, en nog ‘helaaser’ geheel conform de tijdsgeest een weinig inspirerend countrynummertje blijkt. De B-kant, het instrumentale Poor Boy Rag, is een duet tussen steel, gitaar en piano met een interessante melodielijn en akkoordenprogressie. Twee jaar later wist Harris in 1953 als lid van The Carroll County Boys al een boeiende boogie te plaçeren in hun instrumentale Carroll County Boogie dat helemaal drijft op Harris' gitaar. Maar wat is die eveneens instrumentale krakende B-kant Flying Eagle Blues eigenlijk? Opnieuw western swing, met een variatie op de traditional Under The Double Eagle met de gitaar in slagorde versus steel, trompet en, euh, vibrafoon? Klokkenspel? Harris' gitaarspel op dit en andere pré-rock 'n' roll opnames is een combinatie van fingerpicking en jazzy country zwaar beïnvloed door Django Reinhardt, maar waarschijnlijk deed ie toen gewoon hetzelfde als wat hij later op die rockabilly opnames zou doen: uit de losse pols en tegen standaard studiotarief ter plekke een welgemikte solo verzinnen. Hoe zijn gitaarspel evolueerde is moeilijk op te maken uit deze CD aangezien er geen jaartallen vermeld staan bij de tracks, maar op countrynummers als Twin Hearts And Twin Guitars (The Hooper Twins) en Boy Crazy Jane (Ernie Hunter) horen we hem solos spelen die als proto-rockabilly kunnen worden beschouwd. In elk geval was het hek van de dam, want het is dankzij Harris' gitaar dat in essentie country als Guilty Heart (Larry Fox), Tagging Along (George Jones, gecoverd door The Seatsniffers), No Fault Of Mine (Benny Barnes) en Gonna Be Better Times (Al Urban) vandaag de dag als rockabilly verkocht worden. Als we luisteren naar Rock It en How Come It (2x George Jones) of I Can't Find The Doorknob (Jimmy & Johnny) kunnen we slechts concluderen dat Hal Harris ten onrechte niet in de eregalerij van geweldige gitaristen als Grady Martin en Joe Maphis wordt geplaatst. Op Ducktail, Doggone It, Goodbye Goodbye, Slippin' Out And Sneakin' In en Sixteen Chicks van Joe Clay moet hij niet onderdoen voor Mickey Baker, de zwarte gitarist op Clay's RCA opnames. Een dreigende gitaar nodig als fond voor een sleazy instro stroller als Lonesome van Wortham Watts? Effe Hal bellen. Wat staat er nog op deze CD? De Starday Elvis tribute Trucker From Tennessee (Link Davis), Sleepy LaBeef met het spaarzame I'm Through (trouwens geschreven door Hal Harris), en minder bekende maar zeker niet minderwaardige opnames als One Of These Days (Benny Barnes), Can't Play Hookey (Tommy Wood, pseudoniem voor Eddie Noack), Little Rock Rock (Rock Rogers, pseudoniem voor Leon Payne), Tu La Lou (Slim Watts) en zelfs een halfbakken trage als Somebody's Knockin' (Bob Dos). Afsluiters op de CD zijn een natuurgetrouwe anonieme cover van Johnny Horton's I'm Coming Home op Starday's budgetlabel Dixie die mogelijk werd ingezongen door Hal Harris, en opnieuw een Dixie cover (dit keer onder Harris' eigen naam) van Please Pass The Biscuits van countryzanger Gene Sullivan die er in 1957 de top 10 van de Billboard country charts mee haalde. André Williams had er in 1958 al een scabreuze zwarte versie van opgenomen, en er bestaat een live clipje waarin Larry Collins van The Collins Kids het brengt. Harris' versie is gesproken medium tempo country met op de achtergrond een polka orgel!
Hal Harris overleed in 1992 op 71-jarige leeftijd in totale anonimiteit. Complete tracklisting en voorbeluisteren van korte fragmentjes van alle 34 nummers op www.eltororecords.com. (Frantic Franky)




COLLECTORS CHOICE Vol. 5: BOOGIE WOOGIE FEVER
COLLECTORS CHOICE Vol. 6: BOPPIN' HIT PARADE

El Toro Records, ETCD CH105 & ETCD CH106

Deel 5 in El Toro's boppin' hillbilly reeks, en dit keer luidde de opgave: stel een CD samen met 20 onbekende tracks met het woord "boogie" in de titel. De aanbesteding werd gewonnen door Al Turner, autoriteit op dit vakgebied en uitgever van het Britse fanzine The Hillbilly Researcher, die "rarely heard and seldom reissued" late 40’s early 50’s opnames belooft. Ik ben slechts een doordeweekse liefhebber van het genre en zeker geen kenner, maar een paar van de tracks had ik toch al in huis: Billy Goat Boogie van Red Sovine (die later country hits scoorde met Teddy Bear en Giddy Up Go, bij ons bekend in de Nederlandstalige vertalingen van Cowboy Gerard de Vries) is al eerder heruitgebracht op goedkope out-of-copyright verzamelaars, Dorse Lewis' Hot Rod Boogie (aflevering 147 in Arkie Shibley's hot rod saga) had ik al op een White Label LP, en Eskimo Boogie van Betty Jo & Johnny Starr heb ik al op Collector. Da's niet bedoeld als kritiek, want misschien zijn alle andere nummers wel nooit eerder op CD verschenen. Ik zou het niet weten en heb tijd noch zin om het op te zoeken. Waarom staan er trouwens op de CD’s in deze reeks slechts 20 tracks in plaats van net als elk label te mikken op 30?
Sterk vereenvoudigd zou je kunnen stellen dat elk standaard akkoordenschema een boogie is, en ze werden in die dagen aan de lopende band ingeblikt over alle mogelijke onderwerpen, en dus vinden we hier een Coal Miner's Boogie, een Steamboat Boogie, een Blue Hen Boogie, een Mule Boogie, een Food Plan Boogie, een spookachtig Ghost Town Boogie, en een Straw Broom Boogie. Een plaatsnaam in je titel hielp altijd om de verkoop daar ter plaatse te stimuleren, en dus staat hier ook een Dallas Boogie tussen. Sommige nummers volgen de stereotiepe Jef Er Ligt Een Worst Op Tafel melodie, andere neigen naar western swing of piano boogie, en eentje maakt zelfs een Boogie Woogie Square Dance. De ingrediënten zijn steevast dezelfde: veel steel, krassende fiddles, rammelende piano’s, af en toe een verloren gelopen accordeon. Sommige nummers vergroten de dansbaarheid door swingende drums. Het geheel is wellicht rechtstreeks gekopieerd van de 78 toeren platen want het kraakt als mijn stramme knoken na een avondje boppen op dit soort muziek.
Vaste prik op dit soort CD’s zijn enkele min of meer bekende namen, hier dus Red Sovine, en ook die Dorse Lewis zou een koeienbelletje moeten doen rinkelen, want zijn Mexican Twist staat op verschillende rockabilly compilaties. Bob Pressley heeft daarentegen niets te maken met die andere Presley met slechts één -s in zijn achternaam wegens al daterend van eind jaren '40. Een andere zekerheid zijn enkele onbekende covers van bekende songs, vandaag met Black Berry Boogie en Shot Gun Boogie twee keer Tennessee Ernie Ford in de versie van ene Out Post Scotty, en Pistol Boogie van Dick Stratton door Dude Martin, ooit nog gehuwd met Sue Thompson. De instrumentale Houn' Dog Boogie van Sheldon Gibbs heeft evenwel niets met de Hound Dog van Elvis te maken. In elk geval: voer voor verzamelaars!

Deel 6 in de hillbilly boogie reeks Collectors Choice, met dit keer als thema cheapo covers van hits en bekende songs. Daar was namelijk in de jaren '50 een flinke markt voor: elk succes in wording werd in die tijd vliegensvlug gecoverd door bekende en minder bekende artiesten die allemaal hoopten mee op de hittrein te springen om hun graantje mee te pikken. Sommige budget labels specialiseerden zich daar zelfs in en boden goedkope pakketjes singles aan met ‘4 hits on each record’, en niemand maalde erom dat de zangers totaal onbekend waren of zelfs anoniem bleven. Sommige platenfirma’s gingen nog een stapje verder door het gebruiken van fictieve artiestennamen en dezelfde plaatjes meermaals uit te brengen onder verschillende fictieve namen, of opnames van verschillende zangers te releasen onder één gefingeerde naam, zoals de niet-bestaande Hank Smith. Sleepy LaBeef heeft bijvoorbeeld nog een tijdje zijn boterham verdiend door het inspelen van budgetplaten. Begin jaren '60 zien we een gelijkaardig fenomeen wanneer studiomuzikanten aan de lopende band surf instrumentals inblikken en die uitbrengen onder onbestaande groepsnamen, en ook bij ons werd eind '50 begin '60 volop gecoverd op budgetlabels, maar ter zake, en wel naar de twintig country covers op deze CD, allemaal afkomstig van labels als Dixie, Big 4 Hits, Gateway, Tops en Gilmar.
Eerste vaststelling: er staan een paar covers op van songs die eigenlijk helemaal niet zó bekend zijn. Of kan u voor de vuist weg de artiesten opnoemen die scoorden met Hep Cat Baby, 20 Feet Of Muddy Water, Geisha Girl, Invitation To The Blues en Gonna Give Myself A Party? Eén cover is van oorsprong zwart, maar de Hearts Of Stone van Delbert Barker (die in 1956 rockabilly als No Good Robin Hood, Goose Bumps en Jug Band Jump zou opnemen) is duidelijk gebaseerd op de blanke hitcover van Red Foley, niet op de zwarte Charms, op zich trouwens al een cover van een andere zwarte vocal harmony groep, The Jewels. Tweede vaststelling: sommige coveraars volgen trouw het oorsponkelijke arrangement, andere veroorloven zich hun eigen interpretatie. Zo klinken Go Boy Go (Bob Sandy) of Live Fast Love Hard Die Young (Marlon Raimey) hier veel ruraler, ouderwetser dan de gestroomlijnde hitversies van de grote namen op de grote labels, idem dito voor I Forgot To Remember To Forget, Cry Cry Cry en Folsom Prison Blues (3x Bob Sandy), alsof die songs in de versie van Elvis en Johnny Cash in country middens als niet puur genoeg, te ‘populair’ werden beschouwd. Merkwaardig trouwens dat I Forgot To Remember To Forget bekend en belangrijk genoeg werd geacht om te coveren. Er staat nog een Presley cover op deze CD, My Baby Left Me, door ene Rusty Howard roesterig uitgevoerd als, euh, als wat eigenlijk? Country jazz? Blue Suede Shoes (Hank Smith, achter wie in dit geval Leon Payne schuilgaat) is dan weer gebaseerd op Carl Perkins, niet op de Presley versie. Ook opvallend: I'm A One Woman Man waarin Jack Williams (pseudoniem voor opnieuw Leon Payne) vocaal als twee druppels water op Johnny Horton lijkt: blijkbaar was het hier de bedoeling de hit zo nauwgezet mogelijk te kopiëren. En zo zijn ze alle twintig op hun eigen manier interessant, ook al omdat er vaak kleine speelfoutjes inzitten, alsof snelheid om het plaatje in de winkel te krijgen belangrijker was dan accuratesse. De mensen die dit soort rariteiten verzamelen weten weeral wat te kopen!
Complete tracklisting en voorbeluisteren van korte fragmentjes van alle nummers op www.eltororecords.com (Frantic Franky)


naar boven


DVD & CD Recensie



1 mei 2010


ROCKIN' AROUND TURNHOUT 15th ANNIVERSARY COMPILATION
Tombstone Records, TOMB-DVD 1001

Sommige festivals brengen tegenwoordig zelf CD’s en DVD’s uit als toevoeging aan hun merchandise, en met deze release schaart Rockin' Around Turnhout zich in het rijtje van de Rhythm Riot (GB), Hemsby (GB), de Rave (GB), de Walldorf Weekender (D) en Screamin' (E). Maar is dit nu een CD met extra DVD, of een DVD met extra CD? De twee zilverlingen steken in een DVD-verpakking, dus laat ik het maar als DVD beschouwen. In elk geval is dit met 28 CD-tracks en 23 DVD-tracks een rijkgevulde verzamelaar, en ook de verpakking mag er wezen: een mooie voor- en achterkant (net als mijn lief!) met binnenin een boekje op DVD-formaat met 10 pagina’s foto's op postzegelformaat van bands en publiek, het geheel in de typische huisstijl van retrograficus Mighty Sam.
De CD biedt een selectie aan bands die in de 15 jaar Rockin' Around Turnhout in de Turnhoutse cafés hebben gestaan, met de nadruk op de recentste edities. Normaal misschien, want een CD met bands van 10 tot 15 jaar geleden zou wellicht minder vlot verkopen. Het oudste nummer lijkt me Granny's Roosters (de voorloper van Slipmates) die in 1997 op Rockin' Around Turhout stonden, met een onuitgebracht nummer. Jammer alleen dat die Drilling Rig Boogie eerder al op de Rhythm Bomb/ El Toro verzamelaar Perfect For Parties stond, temeer omdat Granny's Roosters thuis nog een hele onuitgebrachte CD hebben liggen. Ook onuitgebracht is False Hearted Girl van The Buckshots, een voorproefje van hun binnenkort te verschijnen debuut waarop dat nummer in een andere versie zou moeten komen te staan, omdat ze over deze take niet 100% tevreden zijn, zo vertelden de Kempense cowboys me. Dat belooft, want ik vind deze uitvoering al meer dan uitstekend. Granny's Roosters en The Buckshots brengen me meteen bij een bijzonder fijn aspect van de CD: het is fideel dat ook bands uit België en Nederland een plaatsje kregen. Voor The Hometown Gamblers (End Of Me), Miss Mary Ann (Rockin' On Down To My House), Moonshine Reunion (Grip On Reality), Mischief (Hot Wheels) en The Baboons (It Ain't The Meat) is het promotioneel mooi meegenomen. De CD bestrijkt zowat het hele gala aan hedendaagse rock 'n' roll stijlen, met uiteraard rockabilly als hoofdmoot (Carl & the Rhythm All Stars met Slipped My Mouth, John Lewis Trio met Talking About You, Ruby Ann met Eeny Meeny Miney Moe) maar ook verdacht veel countrybilly, hillbilly of hoe je Smokestack Lightnin' (The Roadmaster), Deke Dickerson (Misshapen Hillbilly Gal) of Dave & Deke Combo (In The Meadows) ook wil noemen. Daarnaast is er aandacht voor authentieke zwarte rock 'n' roll annex rockende R 'n' B (Cherry Casino & the Gamblers met My Baby Took The Car), het rustigere genre (Paul Ansell's Number Nine met Crawling Back), het wildere gooi- en smijtwerk ($lim $lip & the $liders met Go Wild, The Mad Men met Rhythm And Sin) en het ultramoderne werk (Hot Boogie Chillun met I Wanna). Geen surf echter, en da's opvallend, want meestal staat er toch altijd minstens één surfgroep op de affiche in Turnhout. Wèl opvallend is het grote aantal zangeressen: op zes tracks, dus net geen 25%, hebben de dames het voor het zeggen. Ik vermeldde die twee onuitgegeven tracks al, maar eigenlijk zijn het er meer, want speciaal ten behoeve van u daar die werkelijk alles al in huis heeft zijn 3 van de 28 tracks live opnames gemaakt in Turnhout. Lil Gizelle's Humdinger, superprimitieve zwarte rock 'n' roll gedreven door de piepende sax en de pijnigende gitaar van de niet bij naam genoemde Seatsniffers, lijkt door het ontbreken van publiek en de fade out zo goed als een studio opname, bij The Barnshakers (Heartbreak Train) en Boppin' Steve met The Domestic Bumblees en Harmonica Sam (een zwarte Rocket 88) is het publiek wel voltallig maar niet storend aanwezig. Maar is die Peg Of My Heart van 49 Special ook niet live, al staat dat niet op de CD-inlay? Ik dacht het wel: luister maar naar hun live Ring Of Fire als ghost track oftewel niet vermelde track 29. Heb ik ze nu allemaal genoemd? Nee, want ik ben The Del Moroccos (Action Packed), The Blue Star Boys (A Lesson To You All), Wildfire Willie & the Ramblers (een ingehouden She Just Tears Me Up), The Round Up Boys (Never Had A Love) en The Starliters (Who Who Boogie) nog vergeten.
Maar wat dram ik door over onuitgebrachte nummers, als hier een DVD boordevol onuitgegeven live beeldmateriaal bijsteekt. Zestien bands met in totaal 23 nummers! De meeste opnames lijken me uit 2007 en 2009 te dateren, dus ook hier meer recent dan oud spul. Logisch, want 15 jaar geleden liep nog niet iedereen met een camera rond. Wees vandaag de dag dronken en voor je thuiskomt staan de beelden al op internet. De oudste opname is volgens mij Hot Boogie Chillun, recenter zijn Paul Ansell's Number Nine, Ruby Ann, $lim $lip & the $liders, The Round Up Boys, 49 Special, Wildfire Willie & the Ramblers en The Buckshots. Sommige bands staan ook op de CD, andere zoals Darrell Higham, The Alkali Flats, Lawen Stark & the Slide Boppers, Casablanca Carambol Company en The Big Bayou Bandits niet. Er staat zelfs een 50’s act op, de enige echte Bill Haley's Comets vorig jaar. Sommige bands krijgen één nummer toegemeten, andere twee, sommige zelfs drie. Een deel van de opnames is nog gewoon met een handycam gemaakt vanuit één camera standpunt (inzoomen, solo's missen, van groepslid naar groepslid glijden, u kent dat ouderwetse videowerk), andere professioneel vanuit verschillende camera standpunten, maar ook hier worden we af en toe geconfronteerd met geluid dat niet 100% synchroon loopt met het beeld, shaky camerawerk, blurry kleuren en geroezemoes van het publiek, wat evenwel ruimschoots gecompenseerd wordt door de exclusiviteit van deze opnames: zie The Barnshakers een break missen. De beelden komen deels van het lokale Turnhoutse televisiestation RTV, andere werden speciaal voor dit doel gefilmd door Tombstone. De bands worden aan elkaar gelast met backstage beelden en (niet ondertitelde) Nederlandstalige en Engelstalige straatinterviews met organisatoren en publiek, afsluiter is een heuse videoclip van Drinkin' Gasolene van The Baboons. Alleen jammer van dat Grasshopper logo dat de hele DVD rechtsboven in beeld blijft. Ze moeten iets doen tegen kopieren natuurlijk. Op de DVD staat ook een fotogalerij met een vijftigtal foto’s in artistiek stemmig zwart-blauw-wit van bands en publiek. Iemand enig idee van wie die stevige studioversie van Wole Lotta Shakin' Goin' On is die als soundtrack dient bij de fotogallerij?
Conclusie: de CD biedt een overzicht van het actuele internationale rock 'n' roll aanbod, de DVD is uniek. Probeer bij je eigen platenboer de DVD te bestellen, Tombstone Records heeft geen internetsite. (Frantic Franky)


naar boven

CD Recensies



RIDING THE RAILS/ LITTLE KIM & THE ALLEY APPLE 3
Little Kim & the Alley Apple 3, geen cat. nr.

Little Kim & the Alley Apple 3 (wat een vreemde naam toch... wonen ze soms in de Appelstraat of zo?) zijn goed bezig, met concerten in Duitsland, Frankrijk, Nederland en uiteraard thuisland België. Bovendien spelen ze niet enkel op rock 'n' roll evenementen, maar ook op jazz festivals. Of misschien moeten we stellen dat ze niet alleen op jazz festivals spelen, maar ook op rock 'n' roll evenementen, want hun muziek is eerder western swing dan rockabilly. Wat het er trouwens niet vreemder op maakt dat ze op jazz festivals spelen. Hun muziek is dan ook veel meer dan western swing, want op dit full-length debuut brouwen ze hun eigen cocktail uit western swing, dixieland jazz, kampvuur country, Betty Boop charleston, vocale scatt, Django Reinhardt hot club zigeunerswing, hillbilly, square dans en vingerknippende rokerige kroegenjazz. Dat doen ze met een minimum bezetting van gitaar (Tom De Poorter van rockabillyband Shim Sham Trio), lap steel (Patrick Cattoir) en contrabas (Selim Meiresonne van opnieuw Shim Sham Trio en rhythm 'n' blues swing band Smoky Midnight Gang), hier op de CD heel occasioneel bijgestaan door een eenzame eerzame fiddle of trompet. Gitaar en lapsteel wisselen elkaar speels af, gedreven door de sprankelend lieve, warme stem van Kimberly Claeys die klatert als een watervalletje en door de nummers dartelt als een elfje (onschuld kruist de degens met passie), en je krijgt een CD die niet begint te vervelen omdat ie nagenoeg helemaal medium tempo en vooral uptempo is, twee dromerige trage nummers daargelaten. Wat helemaal mooi is dat ze zich niet bezondigen aan de voor de hand liggende klassiekers, waartoe menige band in het genre zich laat verleiden om de toegankelijkheid - en dus hopelijk ook de verkoop - te vergroten. Tien van de 15 nummers zijn van de hand van Tom De Poorter, de vijf covers zijn even onbekend, tenzij u thuis bent in de verzamelde werken van Johnnie Lee Wills (Thingamajig), Louis Armstrong (wiens Ding Dong Daddy (From Dumas) hier logischerwijze Ding Dong Mama wordt, en Who Walks In When I Walk Out deed ie hand in hand met Ella Fitzgerald), jazz trompettist Larry Clinton (Whoa Babe) en Johnny Tyler (Cornbreads And Butterbeans, al is Tyler bekender van zijn Oakie Boogie). De andere 10 tracks zijn dus uit de mouw van Tom geschud, en daarvoor petje af, want hij moet over een grondige muzikale kennis beschikken: wat zitten die nummers goed in mekaar, zeg! Mooie stijloefeningen en straffe arrangementen die hij blijkbaar op z'n dooie eentje bedenkt, anders zouden de andere groepsleden wel mee tussen de haakjes staan achter de titels. Voor de uitvoering kan hij rekenen op de stem van Kim, die klinkt als het altijd frisse buurmeisje van twee huizen verderop in de Appelstraat, maar technisch erg sterk staat. Alleen moet ze uitkijken dat ze geen spontaniteit opoffert aan maniërisme.
Is dit rock 'n' roll? Strikt genomen niet, daarvoor ontbreekt de backbeat (de enige percussie is de slap van de contrabas en op één nummer drumborsteltjes), en wie niet tegen een jankende steel kan diene zich te onthouden, maar dit is zeker één van de rootsen waaruit de rock 'n' roll ontsproot. Meer nog dan een ongemeen boeiende brok rootsmuziek is dit evenwel een werk van liefde, liefde voor muziek, voor onder het stof bedolven genres en voor stokoude instrumenten, versterkers en microfoons. We wensen Kim en haar boys alle succes van de wereld toe. Eén randopmerking: op volgende CD graag een foto van Kim op de cover! Info: www.myspace.com/littlekimalleyapple3 en www.littlekim.be (Frantic Franky)


I’M HOOKED/ THE ROY KAY COMBO
Lur Liner Records, LL004

The Roy Kay Trio bestaat sinds 2001 en maakte sindsdien drie albums. Het Amerikaanse trio, bestaande uit Roy Kay (zang/ gitaar), Robin Cady (contrabas) en Mike Geglia (sologitaar) is een graag geziene gast in Europa en was onder meer te zien op D-Day en het is dus geen wonder dat ze ons hun gloednieuwe, vierde album voorlegden. Toch vormt dit album een wezenlijk verschil met The Roy Kay Trio van voorheen. Het trio lijfde namelijk drummer Aaron Mlasko in om de boer op te gaan als The Roy Combo, zonder overigens te stoppen als The Roy Kay Trio. Je kunt dus zowel het drumloze trio als het combo, eventueel uitgebreid met pianist, saxofonist of steelgitarist, tegenkomen.
The Roy Kay Combo uit Seattle komt als een ervaren, volwassen band over. Dat komt natuurlijk door de jarenlange ervaring samen, maar ook doordat de band in de persoon van Roy Kay bijna al haar nummers schrijft en omdat de band beschikt over een gedegen geluid dat in elk aspect beheerst klinkt. De band noemt haar muziek rockabilly en die benaming past wel bij The Roy Kay Trio, al gaat het dan niet om de meest heftige soort. Als combo zou ik ze niet als rockabillyband betitelen en de eerste naam die bij me te binnen schiet is derhalve die van Charlie Rich. Slechts een enkele keer meen ik een arrangement van een original uit de fifties te herkennen zoals dat bij de enige cover op het album het geval is. Het hillbilly-oudje Askin’ But Not Gettin’ heeft, vooral dankzij de backing, wat weg van Bobby Lee Trammell’s You Mostets Girl. De opener Boom! lijkt ook op iets wat me zo gauw niet te binnen schiet, maar klinkt desalniettemin aantrekkelijk, zeker dankzij de additionele piano. Mijn favoriet op het album is echter de prima dansbare jiver From Can’t To Can’t, en een beetje in dezelfde stijl is I’m Hooked, met ook weer piano. The Roy Kay Trio staat bekend om haar uitstekende luisterrockabilly, The Roy Kay Combo klinkt uiteraard dankzij de toevoeging van drums (en piano) een stuk voller en rockender. Als ik moet kiezen, kies ik dan toch voor The Roy Kay Combo. Voor dit album dus, dat natuurlijk genoeg linken heeft met het trio. Luister in dat licht bezien naar het countrygetinte How It’s Done, met steelgitaar, of het mooie Dream On My Own, in balladstijl.
The Roy Kay Combo staat voor rock ‘n’ roll kwaliteit. Kijk op www.myspace.com/roykaycombo en www.roykaytrio.com
(Frans van Dongen)


HANK THE HIRED HAND/ HANK THOMPSON
El Toro Records ETCD1030

Het lijkt of El Toro steeds meer fifties materiaal uitbrengt, en met deze CD komen ze heel dicht in het vaarwater van Bear Family, die in 2008 al een Gonna Shake This Shack Tonight CD uitbrachten van Hank Thompson. Daarop stonden 33 tracks 1952-1963, op deze CD staan er 24 uit de periode 1947-1959, met andere woorden: de gulden 50-jaar-is-voorbij-dus-geen-rechten-meer regel. Het slechte nieuws is dan ook dat het voornaamste gemis op de El Toro CD het populaire A Six Pack To Go is, het goede nieuws is evenwel dat tweederde van de nummers van 1955 of later stammen.
Hank Thompson kwam uit de western swing en stond in de jaren '50 op het hoogtepunt van zijn roem. Hij zat bij een grote platenfirma (Capitol) en dat hoor je meteen aan openingstrack Roving Gambler, pure big label rockabilly met piano en scherpe gitaar, maar wel medium tempo en tegelijkertijd ook met steel. Idem dito voor Dry Bread, een nog mediumer standaard bluesschema. De hoofdmoot is evenwel gestroomlijnde western swing, clean en bestemd voor een brede markt, maar zo goed en professioneel gemaakt en met bijzonder rijke orchestraties van spitsvondig in elkaar stekende arrangementen. Western swing bands waren immers eigenlijk gewoon de country versie van big bands. Luister naar die solo's! En niet te vergeten naar Thompson's karakteristieke stem, een mooie volle wat lijzige neusstem met een southern drawl waardoor het lijkt of ie op z'n eigen stem kauwt. Sword doen rijmen op heart? Geen probleem voor Hank Thompson! De grens tussen country voor de massa en popmuziek was in die dagen erg fijn, en vandaar dat we ook nummers als Humpty Dumpty Heart (vergelijk de poppy uptempo heropname uit 1956 met de oerversie uit 1947) of het op gospelrefreinen gebaseerde This Train aangeboden krijgen. Qua tracklisting hebben de samenstellers zich duidelijk laten leiden door Thompson's meest rock 'n' roll-achtige opnames en swingendste western swing, novelty nummers als het woordspelerige New Deal Of Love, en zijn en andermans bekendste nummers als John Henry, het existentiële Drunkard's Blues (een popversie van St James Infirmary), Whoa Sailor, Driving Nails In My Coffin, en The Wild Side Of Life dat in 1952 niet alleen Thompson's grootste hit was maar ook veelvuldig werd gecoverd, en dan geeft het voor deze CD niet dat Thompson's eigen versie erg traag is. Thompson's enige echte poging tot rock 'n' roll, Rockin' In The Congo, ontbreekt niet maar - typisch voor een groot label - verdrinkt in de achtergrondkoortjes en handclaps. Tot slot staan er ook vier radiotranscripties uit 1952 op de CD. De geluidskwaliteit is, een enkel nummer daargelaten, verrassend krasvrij (uitgezonderd die vier radiotranscipties), al valt op dat de oudste tracks minder scherp klinken.
De info in de CD is bijzonder summier, uiteraard in tegenstelling tot de Bear Family CD waar een dik boekje bijsteekt. U kan dus leven en werk van Hank Thompson niet nalezen, maar u kan dat wel beluisteren! De ondertitel van de CD luidt "words and music of a western swing legend" en dat slaat op CD 2 van deze dubbelaar, een radio interview van 46 minuten uit 2001 waarin Thompson over zijn carrière vertelt. De vragen zijn grotendeels weggelaten en het interview is ge-edit tot een vlotte babbel waarin Thompson vertelt over zijn jeugd, zijn invloeden, de geschiedenis van de western swing en zijn collega’s tijdgenoten. Het is geen droge monoloog geworden, want op de achtergrond en tussen de gespreksfragmenten door worden we vergast op stukjes van songs, niet enkel van Hank Thompson zelf, maar ook van voorlopers als Jimmie Rodgers en tijdgenoten als Milton Brown, Spade Cooley, Johnnie Lee Wills, Tex Williams en Hank Penny. Onwaarschijnlijk straffe western swing zit daartussen, die eerder musical of filmmuziek lijkt! Onverwachte muziekjes uit een breed scala aan genres en tijdspannes die we horen zijn de Franse zigeunergitarist Django Reinhardt (volgens Thompson een invloed op iedere gitarist na hem, inclusief Les Paul, Merle Travis en Chet Atkins) en Mexicaanse grensmuziek. Voor de liefhebber is deze CD dan ook een fascinerend document, waarin je ook te weten komt waar de vreemde titel van deze dubbel-CD op slaat. Helaas is het interview heel wat minder digitaal opgepoetst dan de songs op CD 1. Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)


HOW DO YOU THINK I FEEL: THE SINGER AND HIS SONGS/ WAYNE WALKER
El Toro Records, ETCD 1026

All I Can Do Is Cry uit 1956 is de grote rockabilly klassieker van Wayne Walker. Maar heeft ie daarnaast nog meer rockabilly opgenomen? Heeft ie überhaupt daarnaast nog iets opgenomen? Jazeker: hij bracht in de jaren '50 exact 10 singles uit, die hier netjes allemaal opstaan, tenzij ik me vergis vreemd genoeg uitgezonderd één B-kantje. Little Ole You (1959), een swingende jiver met twangy gitaar, en Bo Bo Ska Diddle Daddle (1957) mogen er ook best wezen in het genre van de big label interpretatie van rock 'n' roll. Maar om You've Got Me (Where I Wanna Be) uit 1959 een dansvloervuller te noemen, nou, niet op de dansvloeren die ik frequenteer. Gelukkig is Wayne Walker ook de Wayne Walker van de wilde Chess rockabilly Love Me van Jimmy Lee & Wayne Walker uit 1955. Niemand weet het haast nog, maar het grote zwarte Chess in Chicago heeft nog een tijdje een country afdeling gehad! En hoe krijg je een blanke countrybopper op een zwart label? Door een pompende contrabas en drie (!!!) savage gitaarsolo’s toe te voegen! Een andere Chess single klinkt jammer genoeg veel ouderwetser: Now Is The Time For Love/ You Got The Best Of Me is standaard early fifties country met geheel volgens de normen van die dagen een strenge trage gekoppeld aan een uptempo poppy tune. Op de allereerste Wayne Walker CD ooit verzamelt El Toro die 10 fifties singles, maar een tweede All I Can Do Is Cry of Love Me staat er helaas niet tussen. Integendeel: de meeste van die songs zijn óf brave big label pop óf plechtige countryballads, muziekjes die me doen denken aan in het eerste geval Johnny Preston of Tommy Sands, en in het tweede geval aan een Frankie Laine of zelfs een Johnnie Ray. Het zal je maar gebeuren dat je zo'n singletje tegenkomt en duur betaalt in de hoop dat het een verborgen schat is... Die verscheidenheid van stijlen doet mij vermoeden dat Walker simpelweg elke kans aangreep om op te nemen, in eender welke stijl.
Tegelijkertijd met zijn eigen zangcarrière timmerde Walker ook volop aan de weg als componist, en daar had ie blijkbaar veel veil voor, want hij trouwde zelfs met de dochter van Ernest Tubb. Dat hoofdstuk beslaat de tweede helft van deze CD, vervolledigd door 15 nummers geschreven voor en uitgevoerd door andere artiesten. Walker blijkt immers ook de componist van Sweet Love On My Mind (hier te horen in de rockabilly uitvoering van het Johnny Burnette Trio én in de wilde countrybilly versie van Jimmy & Johnny), de beschaafde medium tempo rocker Rock The Bop (Brenda Lee) en zelfs de hillbilly rhumba How Do You Think I Feel, hier te horen in de originele versie van Red Sovine uit 1954 én de coverversie van Elvis uit 1956. Daarnaast pende hij ook een hoop minder bekende songs, zoals het geinige medium tempo countryduet Can You Find It In Your Heart van Webb Pierce & Kitty Wells, het uptempo gunfighter epos Outlaw (Red Sovine), of het poppy niemandalletje Rosalie (Is Gonna Get Married) van Faron Young, geschreven volgens de beproefde formule van zoveel mogelijk hittitels in de tekst proppen. Dat nummer werd tevens opgenomen door Jimmy Lee Fautheree als Teen-Age Wedding, maar die versie staat hier niet op. Walker was evenmin te beroerd om munt te slaan uit de rage van het moment: The New Raunchy is gewoon Bill Justis' instrumentale hit Raunchy voorzien van een snel uit de mouw geschudde tekst en ingezongen door een zekere Shady Wall, pseudoniem voor... Webb Pierce! Nog een aardigheidje op deze CD is een big band swing cover van All I Can Do Is Cry door ene Otto Bash. Een trage crooner van het zuiverste water, Are You Sincere door Andy Williams, maakt het plaatje compleet, maar ik zie 'em nog niet gedraaid worden op de Rhythm Riot. In 1973 zou Elvis het nog coveren. En da's geeneens alles wat Wayne Walker schreef: nummers van zijn hand die niet op deze CD staan (waarom niet?) zijn Cut Across Shorty (Eddie Cochran) en Ain't I'm A Dog (Ronnie Self). In plaats daarvan krijgen we nog meer meestal poppy countrysongs van Ray Price, Webb Pierce en Jimmy Lee Fautheree. Wat het trouwens helemaal ingewikkeld maakt is dat er in die dagen nog een andere Wayne Walker actief was als songschrijver, en die pende ondermeer Sixteen Chicks (Joe Clay), Real Cool Cat (Sonny Burns) en Have Blues Will Travel (Eddie Noack)...
Walker bracht in de jaren '60 nog af en toe singles uit en bleef actief als songschrijver, tot hij in 1979 op amper 53-jarige leeftijd overleed. All I Can Do Is Cry en Love Me blijven wereldschijven, maar deze CD plaatst Walker in een veel breder perspectief.Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)


naar boven




22 april 2010


LOADED/ THE SMOKY MIDNIGHT GANG
Smokey Midnight Gang, 5425027300028

Het rokerige middernacht orkest (wat klinkt het toch truttig als je het in het Nederlands schrijft), zoals ik uit ‘top secret’ bronnen vernam, ontleent haar naam aan de met blauwgrijze rook bedekte schemerige achteraf kamertjes, waar diep in de nacht (de ‘wee wee hours’) sigaarpaffende zwartgeld verdienende mannen, die tot het bendegilde (fier genaamd ‘gangs’) behoorden, gokten, handel dreven, duistere plannen smeedden en in de pauzes opgevrolijkt werden door enkele dames van het frivole arbeiderssegment. Die ‘gangstertent’, waar de naam werd uitgebroed, was meer bepaald het café ’t Krochtje in Gent, waar de band na een avondje swingen graag nog eens het zweet met gekoeld gerstenat wil afkoelen.
Voor de gasten uit de piepschuimgeneratie, die zich bij de geboorte nog met de woorden “game over” aankondigden, daar waar onze generatie zich netjes wereldkundig maakte met het klassieke eerste woord “papa” (of als je de “p” niet kon uitspreken, dan was het “mama”), even ter verduidelijk: de muziek hier op het kersverse album Loaded is zeg maar prehistorische rock ‘n’ roll. En die muzikale prehistorie liep van de jaren ‘30 t/m begin jaren ‘50. Nee, niet geloven wat de geschiedenismeester zegt! Dit hier is de enige ware prehistorie voor ons hepcats, hillbillies, jivers, swingers and the list goes on. We gaan even verder met geschiedenisles. Daar waar tegenwoordig steden wielerwedstrijden organiseren voor naamsbekendheid en miljoenen laten verdampen in de ether om culturele hoofdstad te worden, waarbij men dan vervolgens de plaatsnaam na één jaar alweer vergeten is, had een bescheiden stadje in Amerika onvrijwillige kostenloze ‘pr’, die zelfs decennia later nog menigeen bij het horen van de plaatsnaam de woorden “oh gosh!” laat slaken: Chicago. Wie is niet opgegroeid met de gangsterfilms uit de jaren 40 met Edward G. Robinson en Humphrey Bogart? Zelfs de Nederlands-Indische rock ‘n’ roll band Javalins heeft in 1963 een ode gewijd aan de roemruchtste gangster aller tijden: Al Capone. Een ander wetenswaardig feit uit die fase van de historie, de financiële dertiger jaren crisis (een passender moment had de band niet kunnen kiezen met de release van haar album in deze huidige wereldwijde financiële crisis), is de drooglegging van Amerika, het verbod op alcohol (van 1920 t/m 1933). Niks meer met een straatbeeld van dronkaards en gelal door de nachtelijke ether! In die ‘wee wee hours’ vonden andere dingen plaats: het illegaal stoken van alcoholistische drank. Ziedaar de basis voor dit album is gelegd, want al deze geschetste geschiedkundige feiten vinden we weer terug in de songs. Als je dan ook nog weet dat de band uit België komt, meer bepaald Kortrijk en Gent, dan doemen al gauw grauwe beelden uit het verleden op van striphelden als Kuifje en Suske & Wiske. Wat deze bezopen opmerking met dit album te maken heeft? Als ge het boekske ter hand neemt, dan ziet ge namelijk een waar stripverhaal in kleur getekend, anno jaren 40 (naar de auto’s te oordelen). Klasse! Dat is het bezielende werk van designer Ollie Schrauwen (terwijl de meeste 50’s rock ‘n’ roll liefhebbers bij design eerder zullen denken aan de Belg Mighty Sam, die al sinds mensenheugenis alles met vintage design opvrolijkt wat maar mogelijk is). Daarmee loopt dit album zelfs het gevaar dat het ooit in handen komt van de ‘stripplatenmaffia’. Er zijn namelijk verzamelaars die platen en CD’s, die van strips voorzien zijn, verzamelen. Ik had ooit het genoegen een expositie van een dergelijke ‘maffioso’ te mogen zien. Ook al interesseert je de muziek geen malle moer, de strips alleen al zijn het waard om dergelijke kleurrijke platen/ CD’s te kopen en tegenwoordig betaalt men zowaar astronomische bedragen voor oudere ‘record cover’-kunstwerken. Goed. De layout is dus prima verzorgd, hoe zit het nu met de muziek? De band, die sinds 1994 bestaat en reeds door België, Nederland, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland toerde, is helemaal verknald in de jaren ‘30, ‘40 en begin jaren ‘50, toen nog geen krijsende Elvis (volgens de toenmalige oudere generatie althans) de wereld compleet verrockte. Sinds de hausse uit de jaren ‘90, dat we werden overstelpt met compilaties op LP en CD van pré-Elvis rock ‘n’ roll, zijn namen uit de jumpblues, boogie woogie en blues als Louis Jordan, Roy Brown, Amos Milburn, de vroege Joe Turner, Wynonie Harris, Jimmy Preston, Tiny Bradshaw, Paul Williams, Freddie Mitchell, Big Jay McNeely, Joe Lutcher, Cecil Gant, ons vintage rock ‘n’ rollers niet meer vreemd. Nog te zwijgen van Johnny Otis, Louis Prima, The Treniers, Jimmy Cavello & the Houserockers of de vroege Fats Domino, die al rockten voordat Elvis er zelfs ooit aan gedacht had. Covers van enkelen van hen (Jordan, Preston, Milburn, Jackson en Bradshaw) zijn op dit album terug te horen. Daar waar hun vorige CD Busted nog zonder gitarist was, heeft men voor dit album Loaded ervoor gekozen weer aan te treden met het volwaardige gezelschap, bestaande uit Big Smile Tony alias Hans Verhelle (oprichter, zang en bariton/ alt saxofoon), Jumpin’ Gerry alias Geert Polfliet (tenor saxofoon), Hot Lips Rudy alias Rudy Reunes (trompet), Low Down Phil alias Filip Verneert (gitaar), Sonny Steinway alias Stijn Wauters (piano) of Piano Postman alias Wouter Debode (piano), Slappin’ Slim alias Selim Meiresonne (contrabas) en Handy Heinz alias Karlheinz Chambaere (drums) of Junior ‘in the back’ alias Brecht Verhelle (drums). Karlheinz is trouwens ook het bendelid dat verantwoordelijk is voor de allernieuwste videoclip van de band, Sneaky Pete, met medewerking van Radio Modern. Op de foto wordt de bende overigens steevast geflankeerd door twee lieftallige ‘gangster bruidjes’. Dan het album Loaded. De muziek op dit album is het beste te kwalificeren als dansmuziek, dus echt iets voor de lindyhoppers, swingers, hepcats, boogie woogies, jitterbuggers en jivers. Als je het hebt over ‘roots muziek’, dan is dit absoluut die naam waardig. Put Some Money In The Pot (welke straatmuzikant of band zou dat niet willen) is een blues slowstomper, waar meteen al de goede bluesshouterstem van Hans opvalt, ook al is op dit nummer nog niet de zo kenmerkende bluesshout power te horen. Blueser met een jazzy touch Juicy Head Baby is echt zo’n nummer om eens op de dansvloer lekker tegen elkaar aan te kruipen om de blouse nog meer te voelen! De mid-tempo jumper Gonna Hot And Holler laat horen dat de steekvliegen (zo aanstekelijk) niet bepaald tot de eendagsvliegen behoren, hetgeen nog eens overduidelijk wordt bewezen in de lekkere boogie Moonshine (dat een eigen compootje is uit de vingers van Hans en Rudy). De spieren mogen zich verheugen in middernachtgymnastiek en hebben er zin in, zodat ze blijven woogieën in de instrumentale boogie Spookie Woogie. Als je dit zo hoort dan vraag je je af, waarom de band niet een keer de moeite neemt om eens in een echt 50’s vintage analoge studio (zoals die er nog her en der zijn in Europa, zoals Lightning Recording Service in Berlijn of JCR Recording Service in Vevey (Zwitserland)) een album op te nemen, want dan komt de sound nog meer tot zijn recht. De honker I’ll Die Happy laat een duidelijke Roy Brown horen, daar waar de boogie (leunt erg tegen jumpblues aan) Juiced je lanceert naar de dirty moon (refererend aan de nachtelijke activiteiten van ‘gangs’ in het volle maanlicht). Na zo’n snelle boogie wil je natuurlijk even relaxen, dat kan in de blues What’s The Use Of Getting Sober. Jumpblueser Drinkin’ Whiskey laat je watertanden, waarna de instrumentale swing Heavy Juice na 1,5 minuut alweer de dolle pret achter zich laat en je hunkerend laat uitkijken naar nog meer swing, die je dan vindt in Messy Bessy. Pure blues voor laplazerus bezopen bruidjes in Drinking Woman en voetjes (en alles wat daarbij hoort) van de vloer in de jumper Sneaky Pete. Dat maakt je dorstig en al watertandend kijk je uit naar de slowbilly I Keep On Drinkin’, waarin je dorst meer dan gelest wordt. Dit is mijn bescheiden favoriet van het album, waarin eindelijk de gitaar ook eens een prominenter rol krijgt toebedeeld. Merendeels is dit album echter, in de goede oude traditie, meer een door de blazersectie gedomineerde aangelegenheid. Whiskey Do Your Stuff, en of! Om helemaal ‘blauw’ in de hoek te belanden met een wijnrode neus en wazige ogen in het van Milburn bekende One Scotch, One Bourbon, One Beer. Eindoordeel: een bankkraak, of smeergeld betalen, is niet nodig om dit album te verwerven, ook al is het met recht een juweeltje in haar soort (en dat is niet noodzakelijkerwijs uit beleefdheid geschreven!). www.thesmokymidnightgang.be (Henri Smeets)


OCALA BABY/ JERRY KING & THE RIVERTOWN RAMBLERS
El Toro Records, ETCD 4096

Na vier jaar is hier de gloednieuwe CD van de Amerikaanse band Jerry King & the Rivertown Ramblers. We bespraken de vorige CD in onze 68e gedrukte uitgave en we constateerden toen enige gelijkenis met de legendarische Amerikaanse band Go Cat Go, met in de gelederen de doodgeschoten zanger Darren Spears, én dus ook van Elvis. Wat volgens ons een uitzonderlijk compliment betekende.
Al luisterende naar deze vierde CD vind ik dat deze vergelijking nog steeds niet mank gaat. Het definiëren van het waarom is met één woord samen te vatten, al klinkt het misschien wat abstract. Dat (tover)woord is: ...magie! Het is die sound, die finesse, dat hartstochtelijke wat de band zo uniek maakt. Zonder overigens exceptionele bijzonderheden in hun stijl te ontdekken, want door de bank genomen is het pure rock ‘n’ roll en pure rockabilly wat we horen en doen ze het dan ook ‘gewoon’ met reeds bestaande structuren uit de rock ‘n’ roll muziek. Jerry King & the Rivertown Ramblers weten gewoon de juiste snaar te raken en een bijzondere sfeer neer te zetten. Een sfeer die synoniem staat voor de rock ‘n’ roll in de jaren ’50, terwijl ze ver weg weten te blijven van het oubollige. Hoogtepunten op het album aanhalen valt me dan ook zwaar.
Toen ik over de vergelijking met Elvis en Go Cat Go sprak doelde ik zeker ook op de ballads van de band, waarbij het sfeervolle I Apologize wat aan Elvis’ RCA-periode doet denken (inclusief backingvocals á la Jordanaires) en nummers als Do You Mind of Will I Ever Love Again die Roy Orbison uitademen (zonder dat de zang ook maar enigszins op die van Roy lijkt!). Maar ik doel ook op de rockabillysongs zoals het mid-tempo I’m Gonna Break A Heart. Dit is zó doeltreffend dankzij die fantastische stem van King, maar zeker ook dankzij het perfect uitgevoerde gitaarspel van Jason Roeper. En al vinden we nog meer klasse rockabilly zoals Epilepsy Betsy, toch blijken Jerry King & the Rivertown Gamblers geen exacte kopie van Go Cat Go want hun repertoire en stijl is toch wat ruimer van opzet. Lie To Me is namelijk een pakkende rocker in de stijl van Real Wild Child in de Jerry Lee Lewis uitvoering, zeker gezien de piano die in dit nummer de troef in handen heeft. Tell Me That You Love Me (Or Don’t) heeft wat weg van de early Cash, maar het valt erg op dat de band ook van zoiets iets geheel eigens weet te maken. Kregen de zanger en de gitarist al de nodige complimenten, die zijn zeker ook weggelegd voor de rhythmsectie. In het ‘uitgeklede’ Long Haul Trucker stelt de gitarist zich uitermate bescheiden op (behalve in de solo, uiteraard, en aan het einde) en zo hoor je dat naast de zanger (en backingvocals) het nummer vooral rust op de beheerste, solide back-beat van contrabas (Jeremiah Brockman) en drums (David Johnson). Alle 15 tracks werden door de band zelfgeschreven. Hulde!
Verwacht van Jerry King & the Rivertown Ramblers geen harde of ruige rock ‘n’ roll. Als je echter de persoon bent die in staat is rock ‘n’ roll te vóélen, voel je dat zeker bij dit album. Info: www.myspace.com/jerrykingtherivertownramblers en www.eltororecords.com waar je deze CD (en meer recente CD’s) tot 15 mei voor nog geen tientje per stuk kan aanschaffen! (Frans van Dongen)


naar boven



8 april 2010


THE BIRTH OF SURF vol. 2
Ace Records, Ace CDCHD 1252

Hoewel Bear Family, naast de early country en de oude Duitse schlagers, zeer actief blijft in de rock ‘n’ roll is dat met het ‘andere’ grote re-issuelabel Ace Records tegenwoordig wat minder het geval en vindt dit Engelse label haar pre tegenwoordig vooral in de soul. Echter, zo nu en dan komt er toch nog interessant rockend materiaal uit op Ace. Zo startte men een tijd terug met de serie The Birth Of Surf van, pakweg de eind jaren ’50 tot de midden jaren ’60, en vers van de pers is de volume 2 in deze reeks. Aangezien ondergetekende niet direct een surffan is – laat staan een surfkenner – besloot ik me, veilig voelende met twee zwemdiploma’s, toch eens aan deze materie te wagen. Want zijn vele rockers net als ik niet op zoek naar het ultieme werk in de surf vanwege de sterke binding met de vocale rock ‘n’ roll als het gaat om drive, energie en backbeat? En zou het als geïnteresseerde rocker niet fijn zijn om het essentiële uit de surf op enkele CD’s bij elkaar te hebben?
Het eerste deel opende met Duane Eddy die als de ‘aangever’ van de surf beschouwd kan worden en hij bracht het nummer Ramrod, dat eigenlijk nog in het pre-genre ‘hot rod’ muziek valt, vervolgens vonden we de daadwerkelijke grondlegger van de surf Dick Dale, The King Of Surf en zijn Miserlou, dat als volledig antwoord zou kunnen dienen bij de vraag: ‘wat is surf muziek?’ Nog zo’n cultfiguur is uiteraard Link Wray, The Linkster, die zijn surfinstro Jack The Ripper op dit album terughoorde. Tot slot zagen we op het eerste volume ook populaire groepen die het genre ietwat vercommercialiseerden, zoals The Surfaris (Wipe Out) en The Chantays (Pipeline).
Volume 2 brengt ons wederom Dick Dale & his Del-Tones, hoe kan het ook anders. De Zuid-Californiër was het die als eerste reverb effecten uit zijn Fender haalde en dat is duidelijk hoorbaar in zijn overdonderende Surf Beat. Om te onderstrepen dat surf toch een breder begrip is dan je als leek zou denken opent de CD echter met Walk Don’t Run (van oorsprong een Chet Atkins fingerpicker) door The Ventures. De groep voegde een tweede gitaar toe aan haar instrumentals en maakte de surf wat toegankelijker (wat cleaner) en behaalde daarmee wereldsuccessen. Over hits gesproken: namen als The Chantays (Monsoon; met piano én orgel) en The Surfaris (Point Panic; i.t.t. wat je zou verwachten geen Wipe Out kloon), The Astronauts (Hot Doggin’; met aparte echo op de gitaar) zijn ook vertegenwoordigd, alsmede nummers die we als rariteiten kunnen beschouwen omdat ze nog nooit op CD verschenen. We hebben het dan over het relatief rustige Enchanted van The Pagents, het wat minder rustige Baggies van The Bel-Airs, het toch niet uit de bocht vliegende Crash van The Creations, Cloudburst met regendruppelende gitaareffecten van The Kan Dells, en Unknown van The Vy-Dells (het nummer heet echt zo!). Het vreemd klinkende nummer The Thing (met een opvallende lange drumsolo aan het einde) van Jim Messina & his Jesters is zelfs nu na 45 jaar voor het eerst weer op geluidsdrager verschenen. Andere opvallende aanwezigen zijn The Trashmen, bekend van hun min of meer vocale hit Surfin’ Bird, die toch zeker als surfband betiteld kunnen worden als we luisteren naar hun, weliswaar rustigere Malaguena, of de later beroemde Bobby Fuller die hier met zijn Fanatics nog diep in de zeegolven zit getuige Our Favorite Martian (of juist hoog in de ruimte?). Het nummer Bullwinkle Part II van The Centurions kreeg later erkenning toen het door Quentin Tarantino gebruikt werd in Pulp Fiction. Opvallend omdat de band wel een album opnam voor het fameuze surflabel Del-Fi, maar nooit één single uitbracht! Een verdere greep uit de 26 tracks: Stampede van The Scarlets (ruig, met erg veel echo en naast gitaar ook piano en dominante sax), Shanghied van The Wailers (ook tof en ook met sax in een soort Suzie Q-ritme, echter zonder bas!), Church Key van The Revels (ook leuk, met korte vocale interventies, en met sax in een ‘standaard’ surfbezetting van twee gitaren en drums), Wild Weekend van The Rockin’ Rebels (wat rustiger en melodieuzer en zonder de karakteristieke surfgitaarsound), Bust Out van The Busters (snel en energiek, met sax), High Tide van The Lively Ones (klassieke en karakteristieke surfsound met zware, rollende surfgitaar), Surfari van The Original Surfaris (die niets van doen hebben met de eigenlijke Surfaris, maar die wel helemaal naar Dick Dale klinken) en het, in schil contrast, rustige Theme From The Endless Summer door The Sandals. Dan zitten we al weer in 1965 en is de Britse invasie al in volle gang.
Al moet ik eerlijk bekennen dat ik deze serie nooit vaak in één ruk achterelkaar zal gaan draaien (daar vind ik het genre toch net niet gevarieerd genoeg voor) lijkt me deze serie, naar wat ik al hoopte, een mooi document voor iedereen die meer van surf wil weten. Of juist voor de freak die die ontbrekende nummers nog niet in de collectie heeft staan! De nummers staan in chronologische volgorde (iets dat Bear Family ook zou moeten doen) en het booklet is met 20 pagina’s redelijk uitgebreid te noemen en brengt korte bio’s over de aanwezige groepen op de CD. Info: www.acerecords.co.uk (Frans van Dongen)


KÜSSE, JEANS & ROCK ‘N’ ROLL/ LARS VEGAS
Dotter Records, 836075

Ook al heet het label ‘dotter’, je hart hoeft niet gedotterd te worden, want op voorhand kan ik al verklappen dat je aan deze CD geen gebroken hart overhoudt. Al eens gehoord van Jürgen Weber? Nee? Hmm. Lars Vegas dan? Ook niet?! Ace Cats? Ja, zo lala. Baseballs dan? Maar natuuuuuurlijk! Ziedaar, een onbekende bekende, die al sinds 1984 in de showbizz actief is als rock ‘n’ roll-zanger. Daar waar Peter Kraus al die tijd het gezicht van de Duitse rock ‘n’ roll was en nu nog teert op zijn oude roem en zelfs noodgedwongen naar Portugal afreist om daar Duitse badgasten te vermaken (terwijl Nederlandse artiesten de ether van Mallorca vereren met hun geblèr), lijkt de weg vrij voor een nieuwe generatie rock ‘n’ roll-artiesten. In 1984 begon het met deelname aan een talentenjacht met de songs Baby Blue (Gene Vincent) en Once Upon A Dream van Billy Fury. 1986 volgde dan de eerste single met de band Chicago Four. Na tal van talentenjachten en een uitstapje naar de swing, werd Lars in 1989 eerste bij de casting voor de Rudi Carrell Show met Roy Orbison’s You Got It. The ‘Big O’ is het grote voorbeeld voor de Duitse rocker, ofschoon we daar stemmatig helaas niets van horen op dit album. Uiteindelijk tijdens de TV-uitzending van onze landgenoot Carrell, werd hij 21ste, maar dan wel voor een publiek van, hou je vast, 14 miljoen toeschouwers… bijna heel Nederland! Dat zijn kijkcijfers die in het internettijdperk helaas niet meer mogelijk zijn. Dat was nog de tijd dat je braaf om acht uur ’s-avonds met chips en cola voor de TV gekluisterd zat en internet alleen nog maar voorbehouden was aan verstrooide professoren op universiteiten! In 1994 verscheen het eerste solo-album. Vanaf 1996 ging het echter als een raket bergopwaarts, toen de Dordmundenaar de leadzanger werd van de eveneens uit Dortmund afkomstige legendarische Ace Cats (Hit: Linda in 1984), in een deels nieuwe bezetting (met als originelen: Tina Schudde, Petra Humfeld, Christian Schudde en Thomas Szalaga). Met deze nieuwe Ace Cats scoorde Lars een groot succes met Immer Wieder Solo, voor één van de vier grootste labels ter wereld: Sony. Vanaf 1999 weer op de solotour (regionale nummer 4 hit met Pass Gut Auf in het Rheinland; let wel: 18 miljoen inwoners!) en nu zelfs actief als de gitarist van The Baseballs (nummer 1 hit met hun album Strike in Zweden, Finland (verbaast niemand), Noorwegen, een tweede plaats in Zwitserland en zesde plaats in Duitsland zelf)! Nu Nederland nog! Zijn eigen album is weliswaar niet zo succesvol als Strike van de Baseballs, maar alleszins zeer waard om te beluisteren en bespreken!
De opener is een eigen compo, Rosarote Küsse. Een swingend nummer met een stem die rakelings doet denken aan altmeister Ted Herold. Pass Gut Auf is één van de drie covers op het album en is gewoon een Bratwurstversie van Bobby Vee’s Take Good Care Of My Baby met warempel een strijkorkest erbij (André Rieu? Of gewoon gekweekt uit één of andere digitaal frutseltje?). Een ietwat rockerige swing versie valt te beluisteren in Mein Liebingsinstrument Bist Du, andermaal een eigen verzinsel, zoals de meeste songs op deze CD. In Deinen Augen heeft een vleugje Grease in zich en is een slow-doowopper voor gebroken harten en troebele oogjes. Voor Mir Steh’n Nur Bluejeans (= mij staan alleen blauwe jeans: de vreugdekreet van elke rockabilly en wellicht ook van de meeste rockabellas) heeft overduidelijk Shakin’ Stevens’ You Drive Me Crazy als blauwdruk gediend. Ook al is Lars slechts de halve portie (qua leeftijd) van Peterke Kraus, toch mag ook hij zich een rock ‘n’ roll-veteraan noemen. Dat eerbetoon aan de oudgedienden van de rock ‘n’ roll bezingt hij in het up-tempo Rock ‘n’ Roll Veteran, waarin de stem klinkt als die van de goede ouwe Rudolf Rock (& Die Shocker). Lekker melancholisch worden we in Der Treuste Man Auf Der Welt, dat qua melodielijn Will You Love Me Tomorrow van de Shirelles uitademt en qua sound een mix is tussen Neil Sedaka, de late 50’s Buddy Holly en Roy Orbison (In Dreams) met koortje en strijkorkest. Heerlijk. Dan de tweede cover van het album, waarop de stem klinkt als die van Gerd ‘Für Gabi Tuh Ich Alles’ Böttcher, maar waarbij het gaat om een cover van Rex Gildo’s nummer 2 hit uit 1963: Du Bist Kälter Noch Als Eis (dat wederom een cover is van Elvis’ Devil In Disguise). Het rustige Mach Dein Herz Auf klinkt wel heel erg als Hey Paula van Paul & Paula, maar wordt toch aan het eigen componistenduo van Lars toegeschreven. Tausend Meilen is weer zo’n Brill Building-achtig nummer. Hoor je helaas niet al te vaak tegenwoordig. En ook in deze song merk je weer, dat men alle moeite heeft gedaan die 50’s sound zo goed mogelijk te benaderen. Cool. De pan uit swingen met de lekkere rockabilly In Las Vegas, om vervolgens uit te blazen in Hast Du Zeit Zum Träumen, dat volgens mij toch echt gewoon Skeeter Davis’ End Of The World is, maar wederom mogen de eigen componisten de royalties opstrijken. De derde cover, Jung Und Verliebt, is een geslaagde Weisswurstversie van Dion & The Belmonts’ Teenager In Love. Sentimenteel genieten van Mondlicht, dat ietwat Shadows-achtig aandoet. Neil Sedaka en Howard Greenfield zouden jaloers worden bij deze highschoolrocker, Sunshine Baby, ditmaal in de stijl van Bobby Vee met een Ted Herold achtige stem. Lars eindigt het album met een statement, dat vrouwen er toe verleid steeds te verzuchten dat ze met de moeder van hun partner worden vergeleken: “mijn moeder kookt beter”. En dat is precies ook het thema van dit nummer: Wenn Du Kochst So Wie Mama.
Een zeer behoorlijk album, waarin men echt nog eens de moeite heeft gedaan echt 50’s te klinken (qua arrangementen, want qua sound is dat alleen mogelijk in een echte 50’s analoge studio, die er nog sporadisch zijn in Europa). Niettemin, ze zijn er toch aardig in geslaagd dit album in ieder geval een 50’s sfeertje mee te geven. Hou je van de Brill Building sound, die tal van highschool rockertjes, eind jaren vijftig, tot roem heeft verholpen, dan is deze CD er eentje, waarvoor je zelfs een keer een avondje uit met je meisje laat schieten, of andersom, je vriendje een keer niet trakteert op een driegangen menu bij kaarslicht. www.larsvegas.eu (Henri Smeets)


naar boven



1 april 2010

CURES WHAT AILS YOU/ THE BONNEVILLE BARONS
Western Star Recording Company, WSRC 036

Derde full-CD van Chris Wilkinson en Yann Mahdjoub die gewoon op hun tweetjes als "hot string duo" (de hele band bestaat uit één gitaar en één contrabas) een tweemanskruistocht voeren voor authentieke muziek. En al ziet hun artwork er steeds meer jaren '30 ragtime uit, toch is deze CD een pak rockender dan zijn twee voorgangers, beduidend minder zigeuner en zeemans razzamatazz, meer Chet Atkins fingerpicking en pure rock 'n' roll. Weet u aan wie de Britse baronnen me op deze CD nog het meest doen denken? Aan Deke Dickerson. Niet zozeer de stem, wel de heldere manier van zingen, de parafrasering, de verhalende stijl en de humoristische woordspelingen. Koppel die Deke Dickerson elementen aan de standvastige muzikale structuren van een High Noon en u krijgt een idee hoe deze CD klinkt. Nummers als Whale Tail of Family Tree Rag hadden zo uit de koker van de Deke'ster kunnen komen rollen. Forget Me is een waarlijk schitterende dreigende rocker, ook weer pure Deke, met donderende drums. Jawel, met drums, want op twee nummers hebben ze Mark Kemlo van The Rimshots uitgenodigd, op het jodelende Sons Of The Pioneers-achtige Long Distance Baby mag een eenzame viool komen meekrassen, en op het instrumentale Mexican Wildfire, het tweede nummer met drums, doet zelfs een trompet mee (Dave Priseman van bij Imelda May), al doet het in de stukken waar de trompet niet meedoet meer denken aan een wilde indianen instro zoals Link Wray die begin jaren '60 placht te brengen. Denk ook: Eddie Angel die bij gebrek aan een Bigsby op de bovenkant van zijn Stratocaster mept. Birmingham Jail is het soort intieme samenzang dat The Everly Brothers deden op de LP Songs Our Daddy Taught Us. Want nog zoiets dat onopvallend bijdraagt aan de schoonheid van deze CD: de tot het essentiële minimum beperkte duozang. En zo doet ook de stijlvariatie op deze CD opnieuw aan Deke Dickerson denken. Voor alle duidelijkheid: al die nummers zijn dus geschreven door Chris Wilkinson!
Net als de goed-voor-alles tonicums die in de jaren stillekes door rondtrekkende medicine shows werden verkocht, is deze CD een onverbiddelijke pil tegen alle kommer en kwel. Tegengif voor alle kwalen! Info: www.western-star.co.uk, www.myspace.com/bonnevillebarons
en www.bonnevillebarons.co.uk (Frantic Franky)


THE JCR SESSIONS/ THE GRIZZLY FAMILY
Blue Lake Records, BLR-CD 19

The Grizzly Family is een Franse rockabillyband die in 1993 het levenslicht zag, maar nog niet veel geluidsdragers op haar naam heeft staan. Een mini-CD, en tevens vinylsingle, in 1994 en vervolgens een mini-CD pas in 2004 gevolgd door hun eerste volledige CD in 2006. Die laatste twee bespraken we destijds in ons gedrukte magazine. De opnames van deze nieuwe CD dateren ook al weer uit 2007, maar het Zwitserse Blue Lake Records heeft het album nu pas uitgebracht onder de titel The JCR Sessions. JCR is als het ware de huisstudio van Blue Lake.
De lui van The Grizzly Family creëerden altijd al een gemakkelijke, ongedwongen sfeer met hun muziek, toch hadden die vorige CD’s een andere sound. Die sound was misschien dan wel niet zo ‘authentiek’ klinkend als nu, maar de veelal vrolijke rockabillydeuntjes leken net wat meer lol uit te stralen. Bovendien hadden ze een voller geluid dat wellicht net wat minder typisch ‘vintage’ klonk, maar de met name de vuile mouth-harp en de echt goed akoestisch klinkende bas hieven dat mogelijke manco weer op. Ongecompliceerd blijft het zeker klinken en dat is een pluspunt. Bovendien lijkt het me dat gitarist Al ‘Baron Of Terror’ Casas zijn spel nog verder heeft weten te ontwikkelen. Het is helaas wel jammer dat de harmonica nu achterwege blijft want ik vond de band daar nu juist sterk in. Uiteraard is de hoofdmoot nog steeds rockabilly, maar de country- en bluesy invloeden zijn, mede daardoor, verdwenen. Daarvoor in de plaats balanceert de band nu tussen vintage rockabilly en stevige eind jaren ’50 rock ‘n’ roll met wilde songs als Annie Don’t Work (Ronnie Wade), Bad Bad Boy (Bobby Lollar), Vacation’s Over (Lou Josie), Hip Shakin’ Baby (Johnny Burnette, Roy Brown) en Ittie Bittie Everything (Benny Joy) die dan wel nergens de originelen benaderen, maar waarbij ze toch een heel eind komen. Bij zelf geschreven nummers is er niets te vergelijken, maar je moet ze wel zelf nog kunnen schrijven natuurlijk. Welnu, schrijven kunnen ze en we vinden er hier een viertal waarbij het opvallend is dat deze songs wat minder wild van aard zijn wat het album dus iets afwisselender maakt, al steken ze kwalitatief niet boven de covers uit. Opvallend is trouwens hoe zanger ‘Hot Jaypee’ zijn Franse accent niet helemaal, maar wel wat meer weg heeft weten te poetsen.
Dit is zeker geen slecht album en muzikaal is de band er denk ik op vooruit gegaan, maar op de één of andere manier had dat ongedwongen partysfeertje van voorheen toch ook wel zijn charme... Info: www.myspace.com/grizzlyfamily en www.bluelake.ch (Frans van Dongen)


STRIKE/ THE BASEBALLS
JMC Music/ Warner, 5051865422921

Het met rockabillytouch opnemen van popsongs is niet nieuw, sinds de trend werd ingezet door Dave Philips & The Hot Rod Gang in 1982 met het van Gloria Jones uit 1964 zijnde, en van Soft Cell bekende, Tainted Love. De Duitse band met Canadese alter-ego, Dick Brave & The Backbeats, rondom popzanger Sasha Schmitz liet zien (eigenlijk ‘horen’) dat deze muzikale benadering hoog kan scoren. In het kielzog van Dick Brave volgden Sasha’s vrienden Boppin’ B (die in 2005 nog Wanda Jackson begeleidden in de 3 uur durende marathon-uitzending ‘50 Jahre Rock’, daar waar de Nederlandse TV-zenders het niet nodig vonden dit historische feit te memoreren). Toen kwam, op dezelfde leest geschoeid, de countryband Texas Lightning op het podium (deden in 2006 mee aan het Eurovisie Songfestival en eindigden als 15de). Een band die live overigens ook aardige vintage styled rock ‘n’ roll ten gehore brengt. Daarna volgden The Rockhouse Brothers (rockabillyband met het popmuziek sideproject Obsessions), die bekend werden n.a.v. een simpele ontbijtshow op de Duitse commerciële TV-zender Sat1. Inmiddels meer dan 200 optredens per jaar. Zo kan dat gaan! Dus kon het niet uitblijven dat er weer een nieuwe act zou komen: The Baseballs (voor de puristen onder ons: veel base, maar weinig balls. Niettemin de vrijdenkers onder ons zullen deze band zeker kunnen waarderen). Hun producer (van onder meer Boppin' B. en tevens gitarist van de Backbeats) André Tolba, die ook in Nederland muziek studeerde en nu verdienstelijk aan de weg timmert met een op Brian Setzer Orchestra geschoeide rockin’ swing leest: The Adriano Batolba Orchestra, liet me weten dat dit project bewust in de wereld is gezet (in tegenstelling tot Dick Brave, dat gewoon puur toeval was en onverwacht tot een succes is geworden). De Baseballs hebben geen background in de rock ‘n’ roll/ rockabilly (Backbeats en Rockhouse Brothers wel). Des te verbazingwekkender is dit voortreffelijk vintage styled album Strike. Het label WEA (Warner Brothers) wilde het dal (zoiets als een ‘zomerpauze’/ komkommertijd) in de muziekbranche overbruggen en kwam met dit project op de proppen, aldus André. Dat het een gouden greep was, bleek al gauw toen de single Umbrella in de Duitse charts terechtkwam (43ste plaats) en in Zwitserland zelfs op een 9de plaats topte. In maart 2010 is dit nummer, met rijkelijke vertraging, binnengekomen op de 14de plaats in de voor Nederlandse begrippen eigenlijk toch belachelijke Mega Top 50 (wat moet een klein land als Nederland met een top 50, een grootte die zelfs het vijf maal grotere Duitsland heeft! De oude ‘Top 20’, zoals in de tienermagazines, zou beter zijn) en op een 3de plaats in de albumcharts. Het album Strike daarentegen was nóg succesvoller: 6de plaats in de Duitse charts en een 2de plaats zelfs in Zwitserland. In Finland, het rockabillymekka bij uitstek, won de band de Emma Award (hoogste Finse muziekonderscheiding). Bij dat succes komt spontaan de gedachte op: Stop And Stare (hun pure 50’s Fats Domino-achtige schuifelaar, gekoppeld aan Hot ’N Cold op CD-single in Duitsland).
Het album Strike wordt geopend met Rihanna’s Umbrella in typische Dick Brave-stijl. Lekkere rockabillystomper, gevolgd door Usher’s Love In This Club (heerlijke pianorocker). Centraal staat de harmonieuze samenzang van het in 2007 in Berlijn samengestelde gelegenheidstrio, bestaande uit Sam, Digger en Basti. Hey There Delilah (Plain White T’s) is een aardige stomper met in de verte soms, qua leadzang, wat denkend aan Paul Anka. De van Leona Lewis uitgeleende doo-wopper Bleeding Love (zonder drums) mag wellicht wel als het absolute topstuk van dit album aangemerkt worden! Wat een prachtnummer! Je zou spontaan met een paar kameraden weer op één of andere corner in New York gaan staan en de omstanders willen vereren met je, door je stembanden, tot melodieuze trillingen verwerkte lucht uit je rijkelijk gevulde longen. D’wappabilly Hot ’N Cold (Katy Perry), af en toe wat Grease-sfeer uitademend en qua mannelijke (!) leadzang doen denkend aan Cher, en Elvis-achtige stomper I Don’t Feel Like Dancing laten horen dat men een eigentijdse getinte sound voortreffelijk weet te combineren met vintage sound. Naast de zang valt vooral het geweldige vintage piano- en gitaarwerk op. Ook opvallend dat de drums niet nadrukkelijk aanwezig zijn, zoals helaas vaak bij moderne opnames gebruikelijk. Zo hoort het! Even wat livesfeer proeven in het softerotische Don’t Cha (Pussycat Dolls) met een opvallende lyrische aanpassing “I’m sure you should be fuckin’ with me… yeah that’s right” (met Elvisachtige diepe stem). Jennifer Lopez’ uitleensel Let’s Get Loud werd omgetoverd tot een pianostomper, daar waar Robbie Williams’ Angels in de uitvoering van de Baseballs heel duidelijk een vette knipoog is naar de early 60’s Doc Pomus/ Mort Shuman composities voor Elvis. Lekker loskomen in de uptempo rockabilly Crazy In Love (Beyonce Knowles) en vervolgens relaxen in de 50’s styled d’wapper This Love (Maroon 5) om het album uit te swingen met The Look (Roxette). Als je Dick Brave geweldig vond, dan kun je zeker ook van dit album genieten. De CD bevat tevens de lyrics om eens lekker mee te lallen. www.thebaseballs.com (Henri Smeets)


MIT 17 HAT MAN NOG TRÄUME/ VANESSA NEIGERT
Ariola/ Sony Music, 88697564732

Een nieuw jong stralend, in petticoat gestoken, sterretje aan het Duitse rock ‘n’ roll/ schlager firmament, ontsproten aan de Duitse Idols-variant ‘Deutschland Sucht Den Super Star (DSDS)’ (ik heb er vorig jaar de parodie Deutschland Sucht Den Super Joker op geschreven en opgenomen, want dit soort smakeloze overcommerciële talentenjachten doen geen recht aan de talentenjachten uit lang vervlogen tijden). Net dat zoals bij het Eurovisiesongfestival niet altijd de winnaars zegevierend in de annalen van de muziekhistorie vereeuwigd worden (denk aan het magere succes van rock ‘n’ roll-achtige act The Bobbysocks in 1985 met La Det Swing), maar juist de nummer twee of drie of zelfs nog lager met de eer gaan strijken, zo geldt ook voor Vanessa dat ze ondanks haar zesde plaats toch behoorlijk succes heeft.
Dit album, met de titel ontleend aan het origineel van Amerikaans/ Duitse Peggy March (die zelf ooit het highschool rockertje uithing), eindigde zelfs op een verdienstelijke 31ste plaat in de Duitse albumcharts. Ze startte de eerste ronde van DSDS met Schöner Fremder Mann (de Duitse versie van het enige, mij bekende, Nederlandse nummer van Connie Francis, Jij Bent Niet Van Mij uit 1961), dat destijds een nummer 2 hit (25 weken) is geweest voor de 50’s en 60’s diva Connie, maar waarvan de Nederlandse versie helaas nooit het vinyl zag. Vanessa eindigde in de zesde ronde met de twist Liebeskummer Lohnt Sich Nicht van Siw Malmkvist (die in Zweden in de 50’s nog enkele aardige rockertjes opnam en in Duitsland destijds met deze song een nummer 1 hit scoorde met 26 weken in de charts, en in Nederland op een derde plaats eindigde met 25-weken verblijf in de charts). Overduidelijk heeft men voor het hitalbum van mejuffrouw Neigert (Beierse, van Italiaanse origine) oude hits van zangeressen uit de Duitse charts uit de 50’s en 60’s gekozen. De scheidslijn tussen rock ‘n’ roll en schlager is in Duitsland vaak flinterdun, zie Peter Kraus (de officiële Duitse Elvis, helaas voor de echte Duitse Elvis Ted Herold). Toch is dit album zeker aanhoorbaar voor rock ‘n’ roll-fans!
De sound is lichtelijk eigentijds, wellicht een compromis om ook jongeren over te halen om te luisteren naar grootmoeders tienermuziek, zonder de oudere generatie voor het hoofd te stoten. Het Duitse spruitje heeft zelfs al een eigen fanclub (naar ik aanneem voornamelijk bestaande uit mannelijke pukkelnozempjes). Haar te omschrijven als de Duitse Connie Francis zou schromelijk overdreven zijn, maar zangmatig is het toch best behoorlijk! Een meisje van 17 jaar dat nummers zingt uit de 50’s en 60’s. Geen alledaags verschijnsel, al helemaal niet op een groot label als Ariola/ Sony. Soms klinkt het echter wel lachwekkend, zoals in Mit Siebzehn Hat Man Noch Träume (dat strikt genomen niet door een 17-jarige gezongen kan worden, ondanks de titel, omdat het een terugblik is op de tienerjaren). Okay, laten we eens een hoorproef (het vernederlandste Hörprobe) nemen van deze zangeres met overvolle optreedagenda, die zelfs de eerste plaats wist te bemachtigen in één van de vele charts die er zijn: de Newcomer Charts. Naast de reeds vernoemde covers Schöner Fremder Mann (dat ze met een accent zingt dat sterk doet denken aan dat van de Duits zingende Connie Francis), Mit 17 Hat Man Noch Träume (schlager), Ich Will ‘Nen Cowboy Als Mann (een cowboyschlager á la Ria Valk uit 1961 van de Deense Gitte) en Liebeskummer Lohnt Sich Nicht (twist), wordt het album bevolkt met de pure schlagers Zwei Kleine Italiener (Conny Froboess, 1962), Tipitipitipso (Caterina Valente, 1957) en Sag Mir Quando Sag Mir Wann (Caterina Valenta uit 1962, origineel van de Italiaan Tony Renis), maar daarnaast ook heerlijke highschool rockertjes. Het valt op dat de stem van Vanessa in alle nummers ouder klinkt dan die van een 17-jarige. Schuld War Nur Der Bossa Nova (van Eydie Gorme uit 1963 en toen in Nederland op de plaat gezongen door Johnny Lion met begeleiding van The Jumping Jewels) en Itsy Bitsie Teenie Weenie - van Brian Hyland uit 1960, in ons land door het Leedy Trio aan gekleurd vinyl (!) toevertrouwd) behoren tot de mid-tempo meezingers, terwijl het tam gezongen Ich Will Keine Schokolade (Ich Will Lieber Einen Mann) (Randy Randolphs Percolator, tegenwoordig ook gezongen door homo’s als de Duitse TV-persoonlijkheid Dirk Bach, zeg maar de Duitse Paul de Leeuw, en ooit door de Keulse Trude Herr met rauwe stem de hitparade in gezongen in 1960), Die Liebe Ist Ein Seltsames Spiel (de nummer 1 smashhit van Connie Francis uit 1960) en My Boy Lollipop (van de Jamaicaanse Millie Small uit 1964) weer meer swingen. Voor diegene die niet de hele CD wil beluisteren is er nog een samenvatting in de vorm van Vanessa’s Jive Party Mix (een parodie op Connie Francis’ nummer-2 medleyhit in de Duitse charts in 1992: Jive Connie).
Al met al een lovenswaardige poging om de jonge pukkelgezichtjes anno nu, vertrouwd te maken met echte ambachtelijke muziek, zoals die in de jaren vijftig en zestig nog gemeengoed was. Voor de ouderen is het lekker wegzwijmelen op schuifelaars en highschool rockers van gisteren. Eventueel door dit artikel geïnspireerde jonge Vanessasjes kunnen luidkeels meeblèren met de CD, want de lyrics zijn in het CD-boekje opgenomen. www.vanessaneigert.de (Henri Smeets)


naar boven

Boekrecensie



26 maart 2010


ON THE ROAD MET ELVIS/ KRIS CLERCKX
Uitgeverij Lannoo (www.lannoo.com),
ISBN: 9789020987140
257 pagina’s; verkoopprijs € 22,50

In dit 75ste Elvisjaar zullen ongetwijfeld weer kilo’s Elvisboeken van de persen rollen, maar zitten daar ook uitgaven bij die nog iets nieuws weten te melden? Of zijn het allemaal fotoboeken met veel mooie plaatjes en weinig lees? En nog belangrijker: zit er interessant leesvoer tussen in onze eigen moerstaal? Dit Nederlandstalige boek vertrekt in ieder geval van een originele invalshoek: auteur Kris Clerckx, reisjournalist voor de kranten De Standaard en het Nieuwsblad en reportagemaker voor het televisie programma Vlaanderen Vakantieland, doet in Amerika alle plaatsen aan die een rol speelden in het leven van Elvis. Wij die zelfs nog nooit in Memphis geweest zijn, gingen er eens goed voor zitten...
Clerckx volgt Elvis min of meer chronologisch vanuit Tupelo over Memphis, Nashville en Las Vegas naar Hollywood en Hawaii. Elvis' legerdienst in Duitsland komt niet aan bod. De auteur passeert uiteraard de bekende trekpleisters zoals Elvis' geboortehuisje, Lauderdale Courts, de Tupelo Hardware Store waar hij van moeder Gladys zijn eerste gitaar kreeg, Sun Records, kledingzaak Lansky's en Graceland, maar houdt ook halt bij plaatsen waar de Elvis herinneringen minder voor de hand liggen. Om er willekeurig twee te noemen: het Lyric Theatre in Tupelo waar Elvis als kind al zou hebben opgetreden, en de locaties waar de film Viva Las Vegas zich afspeelt. Zelfs een aantal Hard Rock Cafés en McDonalds die een Elvis hoekje hebben worden vermeld. Ook de meer bizarre vormen van Elvismania laat Clerkx niet links liggen, zoals verzamelaar Paul McLeod van Graceland 2. Naast de informatie vinden we stadplannetjes waarop alle plaatsen aangeduid zijn, adressen, websites, hotel- en restaurant info en handige tips. Een bijkomende troef is dat de auteur ook een overzicht geeft van niet-Elvis gerelateerde bezienswaardigheden in de steden die hij bezoekt (zo worden in enkele lijnen ook de Jack Daniel's slijterij in Lynchburg en de Rockabilly Hall Of Fame in Jackson aangehaald), en da's interessant omdat de meeste sporen van Elvis uiteraard te vinden zijn in Tupelo en Memphis. In Vegas, Nashville, Los Angeles en Hawaii blijven die grotendeels beperkt tot tribute shows en adressen waar Elvis ooit verbleef of platen en films opnam. Een fotografische vergelijking van die locaties anno Elvis en nu ware fantastisch geweest, maar is helaas niet aan de orde. Clerckx' commentaar bij alle bezienswaardigheden lijkt ons correct en eerlijk, maar tegelijkertijd kritisch en met een gezonde dosis ironie.
Naast reisgids en beknopte biografie is er nog een derde hoofdthema in On The Road Met Elvis: de auteur gaat wel heel gretig in op Elvis' liefdesleven, en het lijkt of hij elk lief waarmee Elvis ooit stoeide in kaart wil brengen, daarbij geen platvloersheid schuwend. We vragen ons af waar een aantal citaten van mensen uit Elvis' entourage vandaan komen, met name die waarbij het desbetreffende boek waaruit Clerckx citeert niet wordt vermeld. Er wordt verwezen naar een bibliografie met interviews en extras op www.krisclerckx.be, maar die site is niet operationeel.
Minder correct dan de tekst zelf zijn een aantal schrijf- en spelfouten én Elvis fouten. Namen als Bill Burk en Tuesday Weld worden verkeerd gespeld (al was die laatste ongetwijfeld “wild”), met "Shilling" wordt naar wij veronderstellen Jerry Schilling bedoelt, Elvis had géén dochter genaamd Priscilia, de Sun single Mystery/ I Forgot To Remember You spelt beide titels verkeerd, I Can't Help Falling In Love heet officieel Can't Help Falling In Love, de film Change Of A Habit is uiteraard Change Of Habit, de Rock Island diner in Waikiki wordt twee keer opgenomen in dezelfde lijst van restaurants, en Elvis stapte niet in 1855 over naar RCA. Zo lang is het nu ook weer niet geleden! Nee, dat zijn slordigheden die toch hadden kunnen vermeden worden. Ook mis ik links en rechts een verduidelijkend onderschrift bij sommige illustraties.
Ons oordeel: niemand is perfect, en ondanks enkele minpuntjes is On The Road Met Elvis toch de ideale starter voor wie liever niet naar het Amerika van Elvis reist met een georganiseerde fanclub trip. De fan voor wie Elvis heilig is zou overigens aanstoot kunnen nemen aan enkele passages in het boek, niet alleen wat betreft Elvis' liefdesleven, maar ook aan Clerckx' onverbloemde mening inzake sommige Elvis films en songs. Wacht overigens niet te lang om naar Amerika op vakantie te gaan, want hoewel dit boek up to date is (ook de Elvis show van Cirque Du Soleil in Las Vegas wordt vermeld) zijn sinds de publicatie enkele mijlpalen al verdwenen: de Poplar Tunes platenwinkel is dicht, en de Zippin Pippin is ook al definitief geschiedenis. Al wordt Elvis' favoriete roetsjbaan stilaan zelf een never ending story: volgens de allerlaatste berichten zou het stadje Green Bay in de staat Wisconsin 35.000 $ betaald hebben voor "de naam, het ontwerp en de geschiedenis" van de houten rollercoaster, en een budget van 3 miljoen $ hebben uitgetrokken om de Zippin Pippin tegen mei 2011 in al zijn vroegere glorie te herstellen in het Bay Beach Amusement Park.
Dit boek kreeg voor Kris Clerckx zelf nog een merkwaardig staartje. Toen hij toestemming vroeg aan Elvis Presley Enterprises om foto’s van Elvis te gebruiken, eiste EPE naast een financiële vergoeding ook voorafgaande inzage in de tekst. Na lezing volgde een njet omdat het boek "beledigende informatie die het imago van Elvis schaadt" zou bevatten. De opsomming van Elvis' veroveringen? Of het feit dat Clerckx durft te verwijzen naar Elvis' zwaarlijvigheid en pillengebruik? EPE stelde nog voor om zelf wijzigingen aan te brengen, waarna de uitgeverij de onderhandelingen stopzette en de rechten op een aantal Elvisfoto’s kocht via andere bronnen, zoals de Michael Ochs archieven en de collectie van Alfred Wertheimer. Het is inderdaad een sterk staaltje dat EPE - nota bene tegen betaling - gaat bepalen wat er wel en niet over Elvis gepubliceerd mag worden. Daarnaast staan in dit boek uiteraard ook vakantiekiekjes genomen door de auteur zelf.
In principe moet je dit boek in elke boekhandel kunnen bestellen. Als je het echt nergens vindt kan je de auteur contacteren via elvis@krisclerckx.be. (Frantic Franky)


naar boven

CD Recensies



HAIRDOS & HEARTACHES/ JACK RABBIT SLIM
Western Star Recording Company WSRC 038

De vierde CD van Jack Rabbit Slim blies ons meteen omver. Helaas niet om de juiste reden: opener en titeltrack Hairdos & Heartaches is namelijk melodieuze pop in een retrosfeertje. Voor alle zekerheid effe checken... Nee, dit is wel degelijk de nieuwe JRS, die duidelijk een flinke bocht hebben genomen, want dat popsfeertje wordt heel de CD aangehouden: in The Gift (met de intro én outro van Jungle Rock van Hank Mizell!) en Skin klinken ze heel glam. I Need You is Kinks garagerock (het is dan ook van Ray Davies, de enige cover hier) gekoppeld aan opnieuw glam. Everyday's Gonna Be Like Yesterday, High 'n' Mighty en Time Is A Wastin' (muzikaal exact hetzelfde als de twee versies daarvan op de CD waarop ze Sue Moreno begeleiden - volgens mij zijn gewoon de stemmen drie keer anders gemixt) zijn brave pop, nu eens early 60’s, dan weer balladerig. Sentimentally Yours is een Gene Vincent smoocher anno 1956. Ik had al gelezen dat JRS met deze CD mainstream gegaan was, maar hieraan verwachtte ik me zeker niet. Toch staat er nog een heel klein beetje "ouderwetse" JRS op, zoals de bluesbopper Shake Rag en de stevige rockers Typhoon en 21st Century Bettie Page. Maar het valt op dat ook deze nummers veel cleaner klinken dan we van het Britse kwartet gewend zijn. Die muzikale verbreding zat natuurlijk al voor een stuk in voorganger From The Waist Down en ook op de CD met Sue Moreno klinken ze heel beheerst, maar op deze Hairdos & Heartaches is de sleaze-a-billy ver te zoeken, dan mogen ze in Skin nog zoveel zingen als ze willen van I'll show you mine if you show me yours. Op zich vind ik dit een prima album, alleen kan ik het niet meteen koppelen aan JRS... Niks op tegen hoor, alleen roept dit soort muziek bij mij altijd schrikbeelden op van een Graham Fenton met baard. Ook het doel ontgaat me. Succes oogsten buiten het rockabilly wereldje? Nieuw publiek aanboren? Wil Bob Butfoy na 20 jaar in hetzelfde vakje gedrukt te worden wel eens zijn eigen ei kwijt? Benieuwd wat het gaat geven als ze op 3 april op Rockin' Around Turnhout staan! Info: www.western-star.co.uk en www.myspace.com/jackrabbitslimuk. (Frantic Franky)


MOTELS, GAS & BEER/ QUARTER MILE COMBO
6Volt Records, 6V001

Quarter Mile Combo uit Noord-Californië werd opgericht door gitarist Justin Barr, drummer Gary Daly en bassist Shawn Burrell van de groep Hopped Up! die in 2004 de CD Get Gone uitbracht op Rhythm Bomb. In de originele bezetting bracht het Quarter Mile Combo een EP met vier covers uit, Todd Jenkins nam in 2005 de bas over, de definitieve omschakeling kwam er in 2007 toen zangeres Nettie Hammar de band voegde. In 2008 speelden ze op Viva Las Vegas, waar ze dit jaar opnieuw op de affiche staan. Daarnaast wordt de groep ook als begeleidingsband gebruikt door Marti Brom. Van 10 tot 27 juni toeren ze op uitnodiging van Surfing Airlines door de Benelux, en om alvast wat promo te voeren stuurden ze ons deze CD, hun full length debuut dat in augustus vorig jaar verscheen. De CD bevat slechts 12 songs (allemaal eigen werk), maar wel 12 lange songs, want de CD haalt vlot de 44 minuten.
Hammar's opvallende stem is diep, zwoel, vierkant en een beetje gevaarlijk, en past prima in de sound van 1/4 Mile Combo, een zwaar geluid gedomineerd door inventief gitaarspel met een typische Gretsch klank. Typerend is ook dat die gitaar graag Reverend Horton Heat-gewijs uitweidt. De band klinkt daardoor heel modern, maar tegelijkertijd uitermate melodieus swingend en met respect voor de traditie. Een track als Electrified bijvoorbeeld is klassieke female rockabilly. Merkwaardig is ook dat 1/4 Mile Combo alle clichés van het genre omzeilt en toch rockt. Of die clichés nieuw leven inblaast door er heel onopvallend allerlei lekkers in te smokkelen. In Words To The Wise zit flamenco, 100 Miles To Heartbreak draaft in galop, en zo zitten er nog veel meer dingetjes en onverwachte loopjes in hun songs. Toch doet het geheel niet gekunsteld aan. Ze maken ook (spaarzaam) gebruik van achtergrondkoortjes, zoals in de doo-woppende rockabilly Wrecking Ball, die dan weer helemaal onverwacht een twangy gitaarsolo heeft. Regelmatig duikt er een drum- of een contrabassolo op. De obligate Johnny Burnette distortion ontbreekt evenmin. Kortom: hedendaagse, doch pure rock 'n' roll die nergens ontaardt in psychobilly. Of noemt u afsluiter Getting Wild (The Drinking Song) psycho? Ik noem dat wilde rock 'n' roll. Samen geeft dat een bijzonder verfrissende CD, gemaakt door muzikanten die - het is af en toe een verademing - echt kunnen spelen maar daar niet mee lopen te snoeven. Goed geluid ook. Hun MySpace staat vol lovende kritieken, en voor één keer kan ik mij daar volledig bij aansluiten. De muziek, de teksten en foto's in de inlay en de torenhoge coiffuur van Nettie Hammar, dit plaatje klopt helemaal, en als ze dat ook live kunnen waarmaken (en we hebben geen enkele reden om daaraan te twijfelen) wordt die Europese tour straks een aanrader. De CD, uitgebracht op hun eigen label, wordt hier verdeeld door www.rhythmbomb.com, en als je niet kan wachten tot juni kan je 'm ook rechtstreeks op internet kopen via CD Baby en iTunes. Doe ze op www.myspace.com/quartermilecombo de groeten van Boppin' Around! (Frantic Franky)


SPACE MISSION/ THE ROCKETS
Blue Lake Records, BLR-CD 21

The Rockets vormen een Zwitserse band die voorheen Jerry & the Rockets heette maar die na het vertrek van frontman, pianist en zanger Jerry het nu kort en bondig, maar wat clichématig, op The Rockets houdt. De nieuwe frontman is de ons onbekende, in Zwitserland woonachtige Nederlander Swen van Altena. Hij blijkt voorheen in een andere Zwitserse band, Hardcase uit Zürich, gespeeld te hebben. De band doet het nu blijkbaar zonder piano, want van Altena is zanger/ slaggitarist. Het CD-hoesje is best aardig vormgegeven waarbij de opvallend afgebeelde raket, gelijkend aan die van Kuifjes Raket Naar De Maan, het handelsmerk van de band moet zijn. Rock(e)t het, is dus de vraag!
Precies tweederde van het album werd geschreven door de band zelf, met name door Swen ‘Dutch’ van Altena. De zang van Dutch doet wat denken aan die van Rogier van The Reno Brothers. Een aardig voorbeeld van die gelijkenis horen we in het eigen nummer Drive. The Rockets hanteren een robuuste sax (Stefan Wiedemeier) waardoor het nummer een puike jaren ’50 garagerocker wordt. Andere nummers in deze late fifties sound zijn Jukebox Queen en Big Black Cadillac. De sax vormt, op een handjevol nummers na, sowieso een vast bestanddeel van de totale sound van de band zoals ook in meer ‘klassiekere’ rockers als Pop The Clutch. Sax of niet, de meeste nummers spreken erg aan en verreweg de meeste songs zijn ware ‘earcatchers’. Zo ook de opener Jump From 9 To 5, een uitstekende mid-tempo rocker met energiek gitaarspel (Walter Thut), en de melodieuze mainstream rocker My Love Is Gone die meteen blijft hangen. Prima klassieke rockabilly horen we middels Baby Left Me Blue en I Got You en dat de band ook een ballad kan schrijven en vertolken bewijst hun 20 Miles From Dover. Het nummer is country getint maar wel met sax. Omdat de sax niet in élk nummer mag opdraven heeft ie wel zijn eigen podium gekregen in de Roy Montrell cover Wild Saxophone. Dit is een prima uitvoering en dat kan, in uiterst contrast, ook gezegd worden van met name Long Lost John van Merle Trevis dat we hier met gemak het predikaat goeie rockabilly toebedelen.
Waar vele rock ‘n’ roll bands naar een eigen stijl zoeken, houden The Rockets het ‘gewoon’ bij de essentie van de rock ‘n’ roll: dynamiek, ongepolijstheid, eenvoud, enthousiasme en gedrevenheid, met uiteraard die solide back-beat (Roger Tellenbach, drums en ‘Mad’ Max Dolder, contrabas). Noem maar op, al die rock ‘n’ roll woorden staan synoniem voor The Rockets! Info: www.bluelake.ch en www.therockets.ch (Frans van Dongen)


naar boven



11 maart 2010




MISS A-BOMB/ ELLA & THE ROOSTERS
Blue Lake Records, BLR-CD 20

Je zou verwachten dat deze CD op El Toro uit zou komen, maar niets is minder waar. Het is het Zwitserse Blue Lake Records dat de Spaanse zangeres Ella en haar Roosters heeft weten te strikken voor hun debuutalbum.
Ella speelt ook samen met een andere Spaanse band, The Night Shouters, waar de originele zwarte rhythm & blues á la Ruth Brown en LaVern Baker centraal staat. Met haar Roosters zit ze min of meer in dezelfde hoek, maar dan toch anders. De sound van dit album is minimalistisch, de muziek klinkt eerlijk en puur en daardoor komt de term delta blues spontaan bij me op. Toch is dit geen pure blues. Verre van dat. De meeste werkjes zijn up tempo en dan zou je het toch weer rhythm & blues kunnen noemen. Gitaar, contrabas en drum, en dat is het. Naast uiteraard de zingende Ella een basic rockabillybezetting dus, met de vaste waarden uit de Spaanse rockabillyscéne Jorge en Daniel Nunes (Bop Pills, Nu-Niles etc.) op respectievelijk gitaar en bas, en om het compleet te maken, drummer Emilio Torres Martinez.
Ella is een relatief kleine, zwartharige, temperamentvolle dame die een stem heeft die je in eerste instantie helemaal niet zou verwachten bij het zien van haar foto op de hoes. Haar stem ligt een aantal octaven lager als die van de gemiddelde rockabillyzangeres en daardoor komt haar stem enigszins zwart over, wat gezien het genre helemaal niet verkeerd is. Of beter: waardoor het genre uitermate goed uit de verf komt. Zelfs de opener Too Hot of het nummer No Reason To Go Home, die overduidelijk in de categorie rockabilly vallen, doen dankzij haar stem toch denken aan authentieke rhythm & blues. Overigens mede en niet in de laatste plaats dankzij het primitief klinkende, maar toch volwassen gespeelde gitaarwerk. I Can’t Stand It No More is dan weer een stuk zwarter van aard (met lekker smerige gitaar) en dan kijk ik toch nog maar weer even naar het hoesje of het daadwerkelijk dit aardig meisje is dat dit nummer zingt... en ‘shout’, want dat doet ze ook met verve. Ja, dat ze Miss A-Bomb genoemd mag worden durf ik niet tegen te spreken. Jorge Nunes, die meer dan de helft van alle nummers schreef, pende het nummer met deze titel uiteraard speciaal voor haar. Grappig is het semi-instrumentale nummer Roosters Love Call met exact hetzelfde gitaarloopje als dat van Link Wray’s Run Chicken Run, hoewel het nummer echter niet zo sterk is als dat van Wray. De ‘echte’ covers dragen zeker bij tot het slagen van dit album. I Really Really Love You (is dat origineel niet van Jo Ann Campbell?) sluit qua sfeer en stramien helemaal aan bij de eigen nummers. Uiteraard klinkt dit wat ‘bescheidener’ met minder echo, en je zou kunnen zeggen wat minder bombastisch, dan de versie van Campbell maar is dan weer wel met vergelijkbare percussie voorzien. Verrassend in de zin dat ik het niet kende, is de cover Mole In The Hole van Margie Day, een zwarte rhythm & blues zangeres uit de fifties en derhalve prima aansluitend bij Ella’s repertoire. De bekendste cover is Ben Hewitt’s My Search waar niets mis mee is.
Geen fratsen en geen grollen. Wel een hoop energie en passie. Dat is Ella. Ik hou hier wel van. Info: www.bluelake.ch en www.myspace.com/roosterscall, hoewel het niet op het hoesje genoemde www.myspace.com/ellaandtheroosters actueler gehouden wordt. (Frans van Dongen)




BAD TASTE OF LIFE/ THE SEVENTY NINERS
Part Records, PART-CD 686.001

Tweede full-CD van een trio uit Vorarlberg, Oostenrijk dat al bestaat sinds 2002 en zichzelf noemde naar het jaar waarin The Stray Cats hun eerste hit scoorden. Toch is dit geen Stray Cats kloon, wel het soort moderne rock 'n' roll dat wel meer actuele bands plegen, met naast inderdaad de obligate Stray Cats invloed (occasioneel in de stem en de gitaar) alle gebruikelijke ingrediënten: een nummertje Hot Boogie Chillun bluesbop en een brok countryrock, samen een explosief mengsel dat evenwel - toch belangrijk om te vermelden - nergens psychobilly wordt. Alle 11 songs zijn zelfgepend. Niks nieuws, niks wereldschokkends, maar in het hedendaagse marktsegment verdienstelijk uitgevoerd. Ik heb de laatste tijd al te veel CD’s in dit genre achter de kiezen gekregen om nog echt een gat in de lucht te springen, maar ik erken objectief dat deze Alpenrockers alle benodigde muzikale en technische kwaliteiten in huis hebben om een waardevolle bijdrage te leveren aan de ultramoderne rock 'n' roll. 21ste eeuwse rockers dienen dan ook zeker beeld en geluid op www.myspace.com/seventyniners en www.79ers.at te raadplegen, Part Records kan je bereiken via www.rockabilly.de en www.myspace.com/partrecords (Frantic Franky)




SAVAGE AMERICAN ROCK/ RIP CARSON & THE TWILIGHT TRIO
STAND BACK/ RIP CARSON & THE TWILIGHT TRIO
Part Records PART-CD 682.001 & PART-CD 682.002

Heruitgave van de tweede en derde CD van Rip Carson (zijn debuut Laundromat Boogie bracht hij in eigen beheer uit op zijn zestiende!), origineel verschenen in 1999 en 2000 op Rollin' Rock, tijdens de "revival" van Rollin' Rock, toen dat label zich toelegde op nieuwe Amerikaanse bands, in tegenstelling tot de Ray Campi's, Jackie Lee Cochran's en Johnny Carroll's onzer wereld die het grootste deel van de output van het eerste leven van Rollin' Rock uitmaakten. Beide albums werden opgenomen met Carson's toenmalige band The Twilight Trio en we bespraken ze destijds in de gedrukte Boppin' Around, dus wie nog eens rustig wil nalezen wat hoofdredacteur Frans van Dongen er destijds van vond diene uitgave 30 en 34 op te diepen. Rip Carson was in die periode een van de jonge talenten die plotsklaps opdoken in Amerika, en hij trad ook bij ons op: ik heb 'm hier wel es gezien begeleid door onze eigen Tin Stars.
Uiteraard is op Savage American Rock rockabilly de name of the game, messcherpe nagelbijtende rockabilly met dezelfde nerveuze intensiteit als pakweg de reeds genoemde Johnny Carroll in de jaren '50, niets fancy, zelfs vrij basic allemaal: simplistische rockabilly uit de losse pols gespeeld door jong grut gebeten door het rock 'n' roll virus. Geen gitaartoverij, gewoon elektrische gitaar zonder enig effect, akoestische gitaar, contrabas en een drumstel van niks, in een kamerbreed geluid. Lees: dit klinkt alsof het in een huiskamer werd opgenomen, en Ronnie Weiser kennende zal dat wel Weiser's eigen huiskamer geweest zijn. Carson heeft wel een onwaarschijnlijk rauwe stem voor zo'n jong gastje. Het woordje "savage" in de titel is een overdrijving in Weiser's bekende lyrische stijl (zelfs een ordinaire scheet zou Weiser omschrijven als "een authentieke originele scheet geproduceerd in het wilde westen, de sound van Amerika's rebelerende jeugd"), maar vinnig is dit album ongetwijfeld. Alle 16 tracks zijn zelfgepend, maar Carson gebruikt (bewust of onbewust) nogal eens bestaande patronen: opener Don't Hold My Baby echoot Nobody's Guy van The Recalls, Full Of Sin is gewoon dezelfde standaardmelodie als Matchbox en Lonesome Baby Blues, All Alone And Blue ademt Brand New Cadillac, het nog geen klein beetje Carlos & the Bandidos klinkende Keep Your Pain bevat een flard Malagueña, I Gotta Rock bezigt krek hetzelfde stop-start schema als Rip It Up, Tornado Love maakt dankbaar gebruik van de intro van Outer Limits. Kortom: geen cliché wordt geschuwd, maar heeft iemand dat ooit Johnny Carroll verweten?

De verschillen tussen Savage American Rock en Stand Back van slechts een jaar later zijn miniem en subtiel, maar toch merk je dat de band (met nieuwe drummer Santos DeLeon, tegenwoordig bij The Rip'em Ups) de nodige progressie heeft gemaakt: de nummers klinken hechter, meer als echte nummers in plaats van een aaneenschakeling van bij elkaar gescharrelde rifs. Ook het gitaarspel van Danny Angelo is beter. Sommige songs zijn wilder als op Savage American Rock, andere zijn juist rustiger. We horen ook meer Sun invloed, zoals in Heart Attack en in After School Rock, dat Come On Little Mama van Ray Harris koppelt aan Fairlane Rock van Hayden Thompson. Want Rip blijft leentjebuur spelen: Don't Leave Me is - laten we eerlijk blijven - gewoon Born To Love One Woman van Don Johnston (en in de fifties gecoverd door Ric Cartey) met een andere tekst. De melodie van Can't Comfort Her heeft (net als You Can Find Another Man op Savage American Rock) wat weg van Don't Think Twice It's All Right van Bob Dylan. Onafgezien daarvan staan op Stand Back opnieuw enkel eigen songs, uitgezonderd twee covers: Little Red Hen (Little Red Rooster van Sonny Burgess & Bobby Crafford) en het mij onbekende Another Bridge To Burn (van Johnny Bush?). Op het einde van de rit klinkt Stand Back beter dan Savage American Rock, maar dat ligt volgens mij eerder aan de opnames zelf of aan de mastering.
Tien jaar na datum hebben deze twee CD’s nog niets van hun impact verloren (vooral Stand Back bijft een sterk authentic album), maar dat mag op zich geen wonder heten: rock 'n' roll is nu eenmaal tijdloos, en wij beluisteren hier dagelijks muziek die tussen de 50 en de 60 jaar oud is. Wie ze tien jaar geleden gemist heeft kan dus nu zijn schade inhalen. Beide albums op één schijfje ware nog beter geweest maar bleek niet haalbaar met een duur van respectievelijk 38 en 45 minuten. Wat Carson tegenwoordig doet kan je beluisteren op www.myspace.com/ripcarson en www.myspace.com/ripcarsonbooking (melodieuzere early 60’s rock die soms doet denken aan Big Sandy nú), waar de andere groepsleden momenteel uithangen is mij onbekend. Bassist Reece Linley runde nog een tijd een rockabilly jamsessie in Vancouver, Canada, eerste drummer Charles Henning speelde later nog in de Johnny Cash tribute band Cash'd Out. Wat gitarist Danny Angelo anno 2010 uitvreet: geen idee. Part Records is bereikbaar via www.rockabilly.de en www.myspace.com/partrecords. (Frantic Franky)


naar boven



8 maart 2010




HET GAAT GEBEUREN!/ JOHNNY VALENTINO
Pink/ Multidisk BV, MS 2238

Johnny Valentino is niet direct een naam waarbij onze rock ‘n’ roll belletjes gaan rinkelen, of hij zou z’n naam afgeleid moeten hebben van het nummer Johnny Valentine van fifties rockabilly Andy Anderson, wat we niet waarschijnlijk achten. Nee, Johnny Valentino is niet direct een rock ‘n’ roll artiest, en zeker niet een uit onze scéne. Waarom dan een bespreking van de nieuwe single-CD van Valentino? Om te beginnen zien we de naam Arnie Treffers als componist van de song Lekker Zoenen staan, een vertaling van Kiss Me Baby van Long Tall Ernie & the Shakers. Treffers, die we uiteraard beter kennen als de frontman van deze jaren ’70 rock ‘n’ roll hitformatie, ontdekte de zanger Johnny Valentino. De song die start als een ballad maar al snel over gaat in een mid-tempo rocker is prima strak uitgevoerd met piano- en (wat modern klinkend) gitaarwerk waarbij onze voorkeur toch naar de Engelstalige versie gaat, die als bonus ook op het schijfje staat. Maar de echte hit is het nummer Het Gaat Gebeuren dat de grote doorbraak zou moeten worden voor de Rotterdammer, en in het kader van de bijbehorende promotionele activiteiten om dit doel te bereiken werd zelfs Boppin’ Around niet vergeten. Het is een – hoe kan het ook anders – commercieel deuntje dat, zeker gezien het feit dat het nummer in het Nederlands is, veel aan John Spencer, de Nederlandstalige rock ‘n’ roll hitzanger, doet denken. De opzet is eigenlijk best wel goed gedaan want het is eigenlijk een cover van de Maxine Nightingale hitsong Right Back Where We Started From uit 1975 dat alleen nog maar qua melodie terug te herkennen is. Toen ging het richting disco, nu mag je het scharen onder de noemer rock ‘n’ roll. Ondanks de poppy inslag (orgeltje, vrouwenkoortje, je kent het wel) is het nummer aanstekelijk uitgevoerd, horen we een enthousiaste Johnny Valentino, en valt de aardige mondharmonicasolo op.
Het moge duidelijk zijn: de diehard rockabilly en de rocker die staat voor authenticiteit heeft hier niets te zoeken. Maar eerlijk is eerlijk: swingen doet het zeker. Enfin, klik zelf even naar YouTube. (Frans van Dongen)



DE ROCK ‘N’ ROLL METHODE 24 & 25
Sam Sam Music, CDHL 09095.

De carnaval is amper achter de rug, of ik heb een dubbelpack voor me liggen met een kerst-CD en een gewone CD. Zo gaat dat tegenwoordig, na de carnaval komt meteen de kerst er weer aan (smile). We hebben het dan over het dubbelpack De Rock & Roll Methode 24 & 25 uit huize Sam Sam Music, zeg huize Ligtvoet (we herinneren ons nog Tony Light & The Bellboys, die in 1963 (andere bronnen spreken van 1961) het bekende Twistin’ Patricia aan de plaat toevertrouwden). Voor diegenen die het ontgaan is: vorig jaar heeft Sam Sam Music het bekende cult-label Rarity Records, van Hans Smit alias Hans van Haarlem, overgenomen.
We komen er niet omheen even stil te staan bij de titel van de dubbelaar… De Rock & Roll Methode: welke oudere Nederlandse rock ‘n’ roll-fan komen bij het horen van deze naam niet ook (jeugd)herinneringen naar boven. Daar zat ik dan met mijn cassetterecordertje voor de radio (ik had nog te weinig zakgeld om platen te kunnen kopen) en daar waar Rockabilly Country (1981-1983) van David ‘Dave’ Simmons op de Britse legerzender BFBS (later Rock-Ola op Blue Suede Radio (tegenwoordig weer BFBS), tot op heden!) in het Duitse Heidelberg nog de platen keurig tot aan het einde liet uitspelen, lag ex-Maastrichtenaar Felix Meurders er halverwege al met zijn snuffel doorheen of anders dan wel een jingle. Ik herinner me nog de jingle van een kind door het nummer Let’s Talk About Us van Billy Lee Riley heen: “dit is de verschrikkelijke rock ‘n’ roll-methode”… gelijk had het jochie… op dat moment althans. Daardoor werden de sowieso met een overdosis ruis omgeven opnamen, nog eens op een andere manier (in mijn optiek van toen!) vakkundig om zeep geholpen (wat wellicht natuurlijk ook de bedoeling was van Meurders en de rechthebbenden). Dat beschouw ik als een minpuntje. Daartegenover staat de brede repertoirekeuze van Roermondenaar Louis Smeets, die ook niet-Amerikaanse en niet-Engelse rock ‘n’ roll-artiesten/ bands liet horen. Een absolute verademing! Heb op die manier toch aardig wat rock ‘n’ roll-sterren leren kennen en kunnen genieten van voor mij, op dat moment, onbetaalbare muziek! En dat is de rock ‘n’ roll nog steeds, onbetaalbaar, maar dan nu figuurlijk!
Na dit stukje onvermijdelijke jeugdsentiment, en iedere lezer(es) zal daar nog zijn/ haar eigen aanvullingen op hebben, richten we ons oor op de twee CD’s van deze recensie.
De gedachte bij de ‘Rock & Roll Methode’-serie is, getuige de begeleidende flyer die ons met de CD’s werd meegestuurd, dat men artiesten/ bands op de CD zet, die destijds in het roemruchte programma te horen waren. Echter Sue Moreno, Boppin’ Rhythm Boozers, PV & The Heartbeats, om maar enkelen te noemen, laten mijn wenkbrauwen fronsen… die bestonden toen nog helemaal niet. Voorts was het radioprogramma destijds onder andere een springplank voor Nederlands talent op rock ‘n’ roll-gebied. In dat opzicht is het jammer dat men voor het dubbelalbum veel bekende namen heeft geselecteerd. Daardoor wordt die springplanksfeer geen recht gedaan. But anyway.

Ook al is het qua layout begrijpelijkerwijs een low budget CD (gezien het illegaal kopiëren staat ook de opmaak van CD’s nu eenmaal onder druk, afgezien van de Buma/ Stemra rechten voor pakweg 50 songs, wat ook niet mis is), toch zou het fijn zijn om wat bio over de bands te geven (geeft een CD toch wat meer cachet, dan weet je tenminste naar wie je luistert: de mens achter de muziek). Op de flyer (en helaas ook Sam Sam Music’s website) staat “V/A 1957-1964 Dutch Groups”. Er staan echter diverse buitenlandse acts op de dubbel-CD, zoals Nokie Edwards (USA), Les Champions (F), The Starletts (B), Les Saphires (B), The Ramrods (USA), The Atlantics (AUS) en mogelijk nog meer? De enige opnames die voldoen aan het criterium van 1957-1964 zijn met zekerheid Warum Weinst Du Kleine Tamara uit 1962 van de Tielman Brothers, Santa Claus Boogie (1965) van Ricky & The Rhythm Strings, Josy uit 1963 van The Starletts (België), Take Me Back To My Boots And Saddle van The Ramrods (USA) uit 1961, Automne (1963) van Les Saphires (België), Surfer’s Paradise van The Atlantics (Australië) uit 1963 en L’idole Des Jeunes (= Teenage Idol, Ricky Nelson) van Les Champions (Frankrijk) uit 1963. De rest van de opnames (40 songs) zijn overduidelijk van (ver) na 1964!
Eerst zullen we de ‘normale’ CD (vol. 24) belichten, dan de kerst-CD (vol. 25). Alex Star, ondanks zijn naam een grote onbekende, opent met een heel verdienstelijke stem Puppet On A String, dat de teneur van de ‘normale’ CD zet: overwegend rustige nummers. Les Champions (hier ten onrechte als The Champions aangeduid) vervolgen dan op de instrumentale tour met L’idole Des Jeunes. The Tropics brengen een Shadows-geïnspireerde sound ten gehore, zoals de meeste songs op dit album. Dat doen ze met de instro When It’s Lamplighting In The Valley. Het meerstemmige Arms Of Mary van Twilight doet in de verte wat denken aan de Blue Diamonds met Strat-achtige begeleiding. Die Fender Strat(ocaster) sound weergalmt ook in Belle Et Sebastian van The Fellows (dat, net als de andere song van hen op dit album: Somewhere, zo spontaan uit mijn grijze hersencelletjes, van hun EP uit begin jaren ‘80 op Rocker Records moet zijn). De eerder genoemde Tony Light is op deze CD vertegenwoordigd met twee ballads: Ik Hou Van Je Suzie en Wanneer De Rozen Bloeien Op De Heide. Het is jammer dat te weinig Nederlandse (vintage styled) rock ‘n’ roll-acts nog in hun moedertaal durven te zingen. Het nummer klinkt echter lichtjes vals (net als een tape die niet met de juiste snelheid loopt, niet storend, maar toch nodig om te vermelden voor de puristen onder ons). Die opmerking geldt ook ten aanzien van de song Days Of Wine And Roses van Benny Scott (die toch wel doet denken aan Ben Steneker). The Starletts trakteren ons op het geweldige Josy. Spiritueel wegdromen op een ‘Shady’ manier met het gitaar-instrumentaaltje Life Itself Will Let You Know van The Elastic Band. Sunny Girl van Mike Vincent classificeer ik echter als een complete vergissing voor dit dubbelalbum. Wat heeft dat met rock ‘n’ roll (slow/ uptempo) van doen? Op een 70’s album zou het beter staan. Maar dat zijn we gauw vergeten als we de Hunters (ooit bekend als Johnny & His Cellar Rockers) Blue Tango horen spelen op hun gitaren. Zo uit het blote bolletje lijkt me dit nummer afkomstig te zijn van hun EP op Rocker Records uit de jaren ‘80. Werelds ingestelde rock ‘n’ roll-geesten, zoals jullie auteur, klinkt Automne van Les Saphires (foutief als Les Saphirs aangeduid) als muziek in de oren. Heerlijk dat een platenlabel nog het lef heeft een Franstalige rock ‘n’ roll-ballad uit de early 60’s op CD te zetten tussen Engelstalige en Nederlandstalige klanken. Dát is inderdaad de weerspiegeling van de Rock & Roll Methode! Cool. Terug naar de tijd van de beach girls en zonnige stranden met de instro Surfer’s Paradise van The Atlantics. Een zeer geslaagde vocale vertolking van Elvis’ Angel door Benny Scott. De Tielmans, zoals ze liefkozend genoemd worden, hebben destijds een cover van Rudi Schuricke uit 1951, elf jaar later, op hun onnavolgbare wijze opgenomen: Warum Weinst Du Kleine Tamara. In die tijd was ook de Amerikaanse gitaarband Ramrods actief en vertrouwden reeds een jaar eerder Take Me Back To My Boots And Saddle toe aan het vinyl. Smullen voor gitaarfreaks. Het (eind jaren zestig stijl) countrynummer Fly On van The Spokane Chiefs vind ik helaas wat misplaatst op een album dat voornamelijk rockt. Maar goed, ruimdenkende rock ‘n’ roll-liefhebbers zullen ermee kunnen leven. Explosion Rockers (onze goeie ouwe Explosion Rockets soms?) laten Conway Twitty op een waardige wijze hemels herleven met Heavenly. De Indoroots worden hoog gehouden op de schuifelaar van Jim & Eve Selection: Amukiriki, origineel van Les Paul & Mary Ford. Sneeuwballen gooien met The Great Snowman, onder het genot van de vocals van Jimmy Gordon. Even uitblazen bij het bezinnelijk klinkende instrumentaaltje Waar De Wind De Zomer Vindt van Eddy King. Na zoveel bezinnelijkheid kan de kerst toch niet meer ver weg zijn en dus stomen we door naar de tweede CD, de kerst-CD.

De in 1959 tot Nederlandse Elvis uitgeroepen Pim Maas (en je komt er niet om heen, juist omdat het zo leuk is, Ria Valk werd tweede (zeg maar vrouwelijke Nederlandse Elvis)) opent de CD met het van Elvis bekende Blue Christmas (origineel van Ernest Tubb, 1948). Een vergelijking met The King Of R&R laat ik hier achterwege, want dan heb ik alle Elvis-fans in mijn nek zitten. Op de rockige tour met Group 1961 in Jingle Bells en vooral in Santa Claus Is Back In Town van Viva Las Vegas (ook al een nummer bekend van Elvis, de trendsetter als het gaat om rockin’ christmas songs, zoals ook uit de vele covers van hem op dit kerstalbum blijkt). Mike Lorentz, de Indische zanger die beter bekend is als boegbeeld van de Rockin’ Devils, brengt een eerbetoon aan zijn grote idool, andermaal Elvis, met In My Father's House. Zanger of toch zangeres (moeilijk te horen) Roxy zingt zeer behoorlijk de slowrocker Please Come Home For Christmas en Andy White doet het dunnetjes over in Elvis-stijl met You Have Left Me On Christmas Day. The Aftons swingen er lekker instrumentaal op los met Santa Claus Is Coming To Town, terwijl Rock Of Ages het op dezelfde wijze, niet-vocaal, wat rustiger aan doet in När Juldagsmorgon Glimmar (een Zweedse adaptatie van een Duits kerstlied van Abel Burckhardt uit 1845). Tony Light zingt het dromerige rustige Winter In Holland, terwijl Mad Fred & The Maniacs op de midtempo tour gaan in Christmas With A Broken Heart met helaas toch wat matige zang, maar wel goede instrumentatie (desondanks een lekker in het gehoor liggend nummer). Voor de gluurders onder ons: I Saw Mama (eigenlijk Mommy) Kissing Santa Claus! Ook de instroband Invaders heeft het gezien en meteen er een swingertje van gemaakt! Dan eindelijk eens wat vrouwelijk vocaal schoon met ex-Boppin’ Aroundster Sue Moreno. En, zoals bekend mag worden verondersteld, is Sue geen hokjeszangeres, deze allrounder is van alle markten thuis en dat is ook hier te horen, een bluesrockerige ballad I’ll Be Home On Christmas Day met fluwelen zang. Nokie Edwards, de bekende ex-Ventures gitarist, speelt met begeleiding van het Nederlandse Adventure een gevoelige, gitaarmeesterlijke versie van White Christmas. Er zijn talloze versies van dit nummer, volgens mij net zoveel als ik baardstoppeltjes in mijn gezicht heb. Maar Elvis-fans komen aardig op hun kosten, want ook Andy Tielman klinkt rakelings als ‘de king’ in Mom And Dad And Santa Claus. Na dit familietreffen is het weer tijd voor een tranentrekker: de vocale ballad Lonely This Christmas die voortreffelijk tegen mijn oorschelp gezongen wordt door John Boy, begeleid door zijn Waltons. Winter Wonderland, andermaal vocaal, is een vertolking van The Sky Devils, die eens het luchtruim verruild hebben voor wat aardse sneeuw. Daarentegen klinkt Ricky & The Rhyhm Strings’ befaamde Santa Claus Boogie alsof de kerstman (of misschien toch sinterklaas) gelanceerd wordt. Immers ook marsmannetjes houden van cadeautjes. Dan is het voor hen maar te hopen dat de goed heiligman het aangenaam opzwepende Rocking Little Christmas van The Tuesday Blue Express (een parodie op het radioprogramma van weleer Bonte Dinsdagavond Trein?) in zijn rijk gevulde zak heeft. Op een kerst-CD mag het kerstlied der kerstliederen natuurlijk niet ontbreken, het door Franz Xaver Gruber in 1816 aan papier toevertrouwde, en in 1818 van melodie voorziene, Stille Nacht ofwel Silent Night. Ditmaal tekenen The Spinners voor de versie hier. Chuck Berry-achtig bluesen met de Wild Berrys in Merry Christmas Baby, waarna The Boppin’ Rhythm Boozers de fakkel (eigenlijk kaars) overnemen met een redelijke Santa’s Rockin’ Tonight (een kerstparodie op Good Rockin’ Tonight). PV & The Heartbeats halen nog even de gouden tijden van Rarity Records terug met Rarity Christmas (wat gewoon een verrockte (van de pot gerukte, zo goed!) versie van Jingle Bells op zijn rarities is). Frankie & The Real Rockers, doen het (ondanks dat ze zich ‘echte’ rockers noemen) toch rustig aan in deze redelijke slowrocker: X-Mas Is Nothing Without You vooraleer de oudgedienden Long Tall Ernie & The Shakers de vooruitgeschoven kerst afsluiten met Christmas Tune, dat een hoog “oogjes dicht, snaveltjes toe”-gehalte heeft.
Al met al mag deze dubbel-CD alleszins een zeer waardige jubileumuitgave worden genoemd. Hou je van rustige nummers (al dan niet instrumentaal) of een swingende (en dan weer eens een bezinnelijke) rock ‘n’ roll-kerst, dan is deze dubbellaar zeker een aanrader! Info: www.samsammusic.com (Henri Smeets)


naar boven



19 februari 2010




TRIBUTE/ HOT WIRE
Part Records, PART-CD 684.002
IF IT AIN'T ROCK 'N' ROLL WE'LL FIX IT/ HOT WIRE
Part Records, PART-CD 684.001

Het is inmiddels niets bijzonders meer: het coveren van moderne popmuziek om het te converteren naar rock ‘n’ roll nummers. In Duitsland is het een populaire en succesvolle bezigheid. Enkele jaren geleden scoorden Dick Brave & the Backbeats een nummer één hit met Walk This Way (Run DMC) en afgelopen zomer stonden The Baseballs nog zeer hoog in de Duitse charts met Umbrella (Rihanna). De groep Hot Wire uit het noorden van Duitsland vist voor haar album Tribute ook in de grote popvijver.
Als een origineel nummer al een rock ‘n’ roll structuur van zichzelf heeft is de keuze voor de hand liggend en in het geval van Hot Wire kan een tribute aan Mud (Dynamite) of Perfect (Fairground Attraction) er dan ook best mee door, zeker gezien het feit dat de band min of meer dezelfde muzikale kwaliteiten heeft als Dick Brave & the Backbeats en eigenlijk klinkt Hot Wire zelfs een beetje als deze band. De sound is even strak, wat modern maar beslist honderd procent rock ‘n’ roll, en de zang kent gelijkenissen met die van Dick Brave. Ook nummers als The Look (Roxette), Radio Sweatheart (Elvis Costello) blijken zeer geschikt te zijn om een rock ‘n’ roll behandeling te kunnen ondergaan. Grappig is de cover UFO van The Seatsniffers, die blijkbaar als een hedendaagse beroemde groep worden gezien (al vind ik dit nummer persoonlijk toevallig een van de mindere nummers van de Belgische band). The Joker van The Steve Miller Band is dan weer een geheel andere keuze en heeft weinig van doen met rock ‘n’ roll al weet de band het nummer in het refrein aardig op te krikken en het een rock ‘n’ roll ritme mee te geven. Aardig is verder I’m On Fire (Bruce Springsteen) en verrassend is Wonderful Life (Black) hoewel deze nummers op deze snelle wijze een beetje afgeraffeld overkomen. De typische popnummers die wat verder van de rock ‘n’ roll af staan komen wat mij betreft minder goed uit de verf. Mystify (INXS) en Under The Bridge (Red Hot Chili Peppers) blijven toch eerder rocknummers dan dat het heuse rock ‘n’ roll nummers worden en Like A Prayer (Madonna) blijft toch meer een popnummer dan het een rock ‘n’ roll nummer wordt, ondanks het gebruikte rock ‘n’ roll instrumentarium en de rock ‘n’ roll benadering. Waarom trouwens een tribute to Madonna? Omdat ze zulke goeie rock ‘n’ roll muziek gemaakt heeft? Dat is meteen ook de vraag die ik me stel voor het totale album. De band speelt namelijk ijzersterk en heeft volgens mij deze fratsen helemaal niet nodig. Aan het eind van het album vinden we nog drie tributes aan drie verschillende Duitse steden, om uiteenlopende redenen, waarvan Mary Ann opvalt als Sixteen Tons van Ernie Ford in een Stray Cat Strut jasje.
If It Ain’t Rock ‘n’ Roll We’ll Fix It. Zo zou je de benadering van Hot Wire en hun Tribute CD kunnen zien. Ware het niet dat dit juist de titel is voor hun tweede, opvallend genoeg vrij tegelijkertijd uitgebrachte CD is. Want nu gaat het om covers van nummers die eigenlijk al voor honderd procent rock ‘n’ roll zijn, of die door anderen al in een eerder stadium een rock ‘n’ roll jasje toegemeten kregen, zoals Tainted Love, oorspronkelijk van synthesizer groep Soft Cell door Dave Phillips. (Edit: Redacteur Henri maakt mij er op attent dat dit nummer origineel van de zwarte zangeres Gloria Jones is, uit 1964) Ook hier hetzelfde commentaar: de band speelt ijzer- en ijzersterk, maar waarom nu het eveneens ijzersterke, vrij recente Go Getters nummer No Heart To Spare exact en noot voor noot naspelen? Ook prima uitgevoerd zijn Proud Mary, Highschool Ceasar, Cocaine Blues en eigenlijk bijna alles want op de muzikale kundigheid van de band is helemaal niets aan te merken. Aan het einde van het album vinden we maar liefst 8 bonustracks (waardoor het totaal aantal tracks op 21 komt) van eveneens rock ‘n’ roll en rockabillycovers (Casting My Spell, Crazy Little Thing Called Love, Stray Cat Strut, Bop A Lena etc.) maar die samen een live uitsnede van een gig van de band vormen. En daarbij komen we meteen bij een bruggetje naar de eindconclusie : Hot Wire is bijna zeker en vast een belevenis om live te gaan bekijken want het is een meer dan uitstekende coverband (en je krijgt meteen al een kans op 27 februari in The Rambler te Eindhoven!). Ik vind echter wel dat de band zich teveel beperkt en vind het jammer dat ze niet op zoek gaat naar eigen ideeën want gezien de kwaliteiten die de muzikanten in huis hebben zouden daar best mooie dingen uit voort kunnen komen. Maar, ik riep het al eerder, dit is misschien alleen de typische mening van een recensent. Info: www.myspace.com/rockabillyhotwire en www.part-records.de (Frans van Dongen)


JUMP AND SHOUT/
LAURA B. & THE MOONLIGHTERS

El Toro Records, R&B 207

Dit is de debuut-CD van de vrouw die naar voor wordt geschoven als "de nieuwe Britse R&B diva", en de ondertitel van de CD luidt "14 rhythm 'n' blues jumpers and shouters". Maak u trouwens geen zorgen omtrent die term rhythm 'n' blues, want dit is het goeie soort rhythm 'n' blues, namelijk zwarte rock 'n' roll, in tegenstelling tot alle andere mogelijke betekenissen van R&B. Maar is Laura Blake inderdaad een nieuwe diva, of is dat een schaamteloos staaltje van zelfpromotie? Haar stem kan er in elk geval mee door, al vind ik ze niet superfantastisch. Moeilijk er juist de vinger op te leggen waarom, misschien krijg ik dat gevoel omdat het een vrij lage stem is, en wat rauw, en daardoor lijkt het of ze soms wat tekort komt. Om het oneerbiedig te stellen: Laura's stem is fijner en minder volumineus dan wat de archetypische dikke negerin bij elkaar brult. Of zou het liggen aan de opname of de mix? Toch gaat ze nergens in de fout, en sommige van de allerbeste vrouwelijke rock 'n' roll stemmen ooit waren absoluut niet perfect. Maar voor deze CD en in dit kader is Laura's stem zeker goed genoeg. Ook qua muziek zit alles snor: de zeskoppige Moonlighters bestaan uit muzikanten die eerder het mooie weer maakten bij goed volk als Mike Sanchez, Sugar Ray’s Flying Fortress, The Big Six, Alabama Slammers, Juke Joint Jump en Ocean's Seven, hier samengebracht in een bezetting van contrabas, drums, piano, tenor/ altsax, baritonsax en trompet. Dat betekent géén gitaar, en da's vrij uniek, want de meeste bands in dit genre steunen hard op een R&B-gitaar. Nee, hier legt de piano een boogie woogie fond waarop de blazers onstuimig loos gaan. Mooie arrangementen van die blazers die erg mooi samenwerken en tegen mekaar op soleren. Toch is dit niet het vaste gooi- en smijtwerk, want slechts pakweg de helft van de nummers zijn uptempo of medium tempo. De andere nummers vertonen een opvallende jazz invloed: That's A Pretty Good Love is jungle mambo, Comes Love heeft alles van een goeie nightclub smoocher, en in Then You Can Tell Me Goodbye zit door het orgeltje zelfs heel wat soul. Ook Act Right klinkt even soulvol als Sam Cooke zaliger. Je merkt het ook aan de covers, en het zijn alleen maar covers op deze CD, geen eigen materiaal. Laura B & the Moonlighters zoeken het namelijk niet in de standards van het genre. Ja, Whole Lotta Shakin' Goin' On is natuurlijk overbekend, maar niet in de oerversie van Big Maybelle, twee jaar vóór Jerry Lee. As Long As I'm Movin', ook niet het bekendste nummer van Ruth Brown. Nee, de ware inspiratiebronnen hier zijn Anisteen Allen (Lies Lies Lies), Patti Jerome (No Mama No Papa), Marilyn Scott (Beer Bottle Boogie), Charles Brown's echtgenote Mabel Scott (Elevator Boogie), Erline Harris (Jump And Shout) en Wynona Carr (Jump Jack Jump). Weet u hoe wij dat noemen? Pré-rock 'n' roll, mellow jive, en zwarte rock 'n' roll in Atlantic stijl. Conclusie: Laura Blake is de vrouwelijke Mike Sanchez. Eindoordeel: sterk debuut, dat hopelijk kan meedrijven op de media interesse voor die andere diva, Imelda May. Info: www.eltororecords.com, op www.myspace.com/laurabandthemoonlighters staan een massa clipjes. (Frantic Franky)


WESTERN STAR ROCKABILLIES vol. 4
Western Star Recording Compagny, WSRC 035

Het Western Star label, ofwel volmondig The Western Star Recording Company, is in tien jaar uitgegroeid tot één van de belangrijkste rockabillylabels van het Verenigd Koninkrijk. In een volgend volume van de verzamelserie Western Star Rockabillies, deel 4, genieten we weer van een smakelijk overview van wat het label de rockabillyliefhebber te bieden heeft.
Het label staat naast psychobilly zeker ook authentiek uitgevoerde rockabilly, zonder al te veel concessies aan het hedendaagse. En dat vind ik stiekem best opvallend omdat de labeleigenaar Alan Wilson toch echt oprichter is van de legendarische psychobillyband The Sharks. Hij was tevens de initiatiefnemer van het psychobillyblad Deathrow. Niets van dat alles dus op deze 20 tracker: dit is voer voor de ‘zuivere’ rockabillyfanaat. Bill Fadden & the Silvertone Flyers is de band waar het allemaal mee begon. Van hun debuutalbum zijn hier het nummer Rain en Rockin’ Rollin’ Stone vertegenwoordigd. Dit om het tienjarig bestaan te onderstrepen. Voor het merendeel horen we echter tracks van vrij recente releases, zoals de ruige bluesboppergeluiden van Jack Rabbit Slim, die sinds hun vorige CD iets van geluid lijken te zijn veranderd. Binnenkort bespreken we hun allernieuwste CD Hairdos & Heartaches. De band is ook vertegenwoordigd met twee tracks van hun CD met Sue Moreno die we recentelijk bespraken, namelijk het wilde Record Hop en het lieve The Fire Is Burnin’. Opvallend is dat het label twee gevestigde namen heeft weten te strikken, van wie we de albums uit 2009 nog niet gehoord hebben: Graham Fenton van Matchbox en de rockin’ lady Jean Vincent. Graham’s Three Month’s To Kill en Roly Poly (van het album Raging Heart) klinken, hoe kan het ook anders, puur en heeft niets van doen met de hitsound van Matchbox. Dat is niet in de laatste plaats dankzij de signatuur van de begeleidende huisband The Western All-Stars. Ook weer leuk om Jean Vincent weer eens te horen. Ze klinkt met Got A Lot Of Rhythm In My Soul (van het album New Hips & Panties) als Janis Martin! Een van de tofste tracks op de verzamelaar is (grappig genoeg een alternatieve versie van) Teen Age Bug van Rudy La Crioux & the All-Stars. Dat is werkelijk boppen geblazen! Volledigheidshalve noem ik als slot nog even de aanwezige niet nader genoemde bands, die overigens niet per se onder doen voor de overige bands: Rockin’ Rocket 88, Warren Scott & the Memphis Playboys, Lil’ Red & the Doghouse Trio, TJ & the Bellevue Bombers, The Kansas City Cryers en The Bonneville Barons, waarvan we hier binnenkort de nieuwe CD Cures What Ails You zullen bespreken.
Deze uitstekende verzamel-CD is zeker een koop waard. Info: Info: www.western-star.co.uk. (Frans van Dongen)


naar boven




7 februari 2010

ONE TRACK MIND/ SUE MORENO & JACK RABBIT SLIM
Western Star Recording Compagny, WSRC 037

In het booklet van dit nieuwe album wordt de combinatie Sue Moreno en Jack Rabbit Slim door Geoff Barker (BBC’s Saturday Night Rock ‘n’ Roll Party) gepresenteerd als ‘The Dream Team’. Zonder dat ik ook maar één noot gehoord heb ga ik dat natuurlijk niet tegenspreken, maar het is wel zo dat ik in eerste instantie de combinatie niet de meest voor de hand liggende vond. Sue heeft dat charismatische, mysterieuze overkomen, terwijl Jack Rabbit Slim je huis afbreken mochten ze bij je binnen spelen. Ik had dan ook eerder een album van Sue verwacht met de wat meer ‘subtielere’ Keytones (inclusief Sue’s boyfriend Jim, vandaar), zeker na een soortgelijke samenwerking met Marco DiMaggio met als resultaat de CD Bye Bye Blues.
Wat kan een mens zich vergissen. Luisterend naar het album lijkt het alsof we hier met een bestaande groep van doen hebben. De sound van de CD is gedegen, de muziek zit in een lekker jasje én er is over nagedacht (maar ook weer niet te lang). Het is zelfs zo dat de meeste songs speciaal voor dit album geschreven zijn. Sue schreef zelf The Fire Is Burnin’, dat zo’n zelfde sfeer en opzet heeft als Elvis’ You're Right I'm Left She's Gone. Jack Rabbit Slim zanger Bob Butfoy pende de meeste songs, soms ook min of meer, bewust of onbewust, gebaseerd op iets bestaands. Zo heeft zijn Too Late qua melodie weer wat weg van datzelfde, zojuist genoemde Elvis nummer en Don’t Hurt Me Baby doet denken aan Johnny Burnette’s Lonesome Tears In My Eyes. Gelijkend of niet, de songs worden met een zekere intensiteit gebracht waarbij de tandem Sue en Jack Rabbit Slim prima blijkt te voldoen. Erg geslaagd is de titeltrack One Track Mind, een ideale stroller, de prima jiver Cinderella Story doet het ook zeer goed (let ook op het gitaarspel!), en in contrast staat dan het uitgelaten, wilde Record Hop. (Nee, niet van The Tielman Brothers, maar van Butfoy). Het met piano gespeelde Walkin’ With Angels heeft, zeker dankzij de prima backingvocals een mooi gospelgeluid. Tussen de spaarzame covers valt de Everly Brothers song Gone Gone Gone misschien wel het meest op. Naast dat de song niet zo voor de hand liggend is, blijkt dit een duet te zijn met Sue en Bob. Het wordt volgens mij een fractie langzamer gebracht dan het origineel en aardig is het subtiele gitaarwerk, met een opvallend Bo Diddley gitaarriffje aan het einde van het nummer. Over duetten gesproken: Time Is A Wastin’ staat er twee keer op, waarvan de bonustrack een duet is.
Sue en de mannen van Jack Rabbit teamen goed samen en doen dit zonder dat ze hun identiteit verloochenen. Sue blijft warm en zwoel, Jack Rabbit Slim blijft puik en rockabilly. En zo krijg je samen een aantrekkelijk album. Info: www.western-star.co.uk, www.suemoreno.com en www.jackrabbitslim.co.uk (Frans van Dongen)


GOES INTERCONTINENTAL/ RAY COLLINS’ HOT CLUB
Brisk Records, BRCD001

Ray Collins’ Hot Club werd sinds haar eerste CD aan het begin van de jaren ’10 (ja, van deze eeuw, slimmerik!) door velen meteen beschouwd als de revelatie op jive-, swing- en R&B-gebied. De Duitse band werd onnoemelijk populair in diverse scénes en bewees haar kwaliteiten ook live op vele podia van diverse pluimage. Het nieuwe label Brisk Records is het label dat de nieuwste Ray Collins CD uitbrengt en de vraag is: kunnen de heren met dit vijfde album nog verrassen of hebben we alles al gehoord?
Als ik eerlijk moet zijn kunnen ze inderdaad nog verrassen. Zo werd ik er dankzij de uitmuntende Ray Collins’ Hot Club onbewust nog maar eens op gewezen dat er zelfs al in de jaren ’40 meer dan behoorlijke muziek werd gemaakt. Met Bitin’ Your Butt en Playing House wordt het tegendeel namelijk gelogenstraft. Okay, de titel van die eerste is niet echt forties, de arrangementen doen echt aan de tijden met Cab Calloway denken en het is zóóóóóó ontzettend geraffineerd uitgevoerd… Er zit behoorlijk wat variatie in het album en soms zijn de tegenstellingen tussen de nummers behoorlijk groot. Het nummer Crazy is vast geschreven in een dronken bui en is een combinatie tussen een niemendalletje en de trefzekerheid van Ray Collins’ Hot Club, de song The Old Cat heeft juist een donker thema dat zelfs met het klassieke Funeral March begint (van Mozart of Chopin? Ik ben niet zo thuis in klassieke muziek). Schrijven kunnen ze in ieder geval en het is erg opvallend dat maar liefst alle 16 nummers originele composities van de band zijn. Met een enkele verwijzing naar een ouder nummer, waarbij de ballad All I Want Is You duidelijk gebaseerd is op I Only Have Eyes For You van The Flamingoes, al is de doo-wop hier wat ondergeschikt. Vanzelfsprekend worden de medium tempo jivers van harte verwelkomd door de danslustigen onder ons en we rangschikken voor hen de opener Cheap Wine, het melodieuze en sfeervolle Little House, het instrumentale Flying Out, of - een tandje lager - Love Me Or Leave Me Baby. Met de afsluiter All Over The Mountains worden we heerlijk in de gospel gedrenkt, om nog maar eens de diversiteit van het album te benadrukken.
Als gerespecteerde gasten werden niemand minder dan saxhonker Big Jay McNeely en de Britse pianocat Mike Sanchez gevraagd. De band had het op eigen kracht ook wel gered, maar Funky Bug en That’s Bad Boogie zijn natuurlijk nummers waarop McNeely de show kan stelen én dat dan ook doet. Ook de bijdragen van Mike Sanchez zijn niet alleen hoorbaar, doch ook vóélbaar in het hevig rockende Rocking And Rolling Tonite (uiteraard met pianosolo), de ingetogen ballad Half Blind (al is dat iets teveel jazz naar mijn smaak) en de swinger Right Here In My Arms. Hoe het ook zij, de onderlinge krachten worden prima gebundeld en smelten mooi samen tot één geheel. En dat is dan meteen tevens mijn eindconclusie voor het gehele album. Topklasse! Info: www.the-hot-club.com (Frans van Dongen)


SILVER WEDDING/ THE HOT ROD GANG
Part Records, PART-CD 633.003

Al 25 jaar on the road is The Hot Rod Gang. 25 jaar onafgebroken is het trio in klassieke rockabillybezetting een vaste waarde in hun thuisland Duitsland, maar de band trad ook op in Engeland en in Nederland, zoals tijdens Rock Around Giethoorn enkele jaren geleden. Opvallend is dat de bezetting nog krek dezelfde is als in het begin in 1984. The Hot Rod Gang, wiens naam waarschijnlijk afgekeken is van Gene Vincent’s Hot Rod Gang, en met verder geen connecties naar Dave Phillips & the Hot Rod Gang, brengt stevige, maar vaak ook melodieuze, (neo-)rockabilly en aanverwante rock ‘n’ roll. Grappig is dat de bandleden op de cover als cartoonfiguren worden voorgesteld. Zo kun je je tenslotte geen voorstelling maken hoe oud ze inmiddels zijn geworden, ha ha!
Er staan een aantal leuke nummers op de CD waarbij mij vooral de eigen songs Silver Wedding Anniversary Song, Kings Of Jesterz en I Curse The Day opvallen. Goed gevonden, goed in het gehoor liggend en lekker strak gebracht. Eén van de leukste covers is Mercury Blues. Dit is niet de ’49 Mercury Blues van Brian Setzer, doch de versie van Mississippi bluesman K.C. Douglas’ Mercury Blues uit (toevallig) 1949. Het eveneens talloze malen gecoverde Honey Hush klinkt ondanks een complete verbouwing naar gitaarrocker best goed. Van het coveren van moderne muziek kun je flink uitglijden, maar de jongens weten hun vertolking van Tom Jones’ Sexbomb tot een serieuze rockabillysong om te toveren. (Hoor ik daar een orgel? Nou, vooruit dan maar!) Natuurlijk zal het arrangement op zich er al wel redelijk geschikt voor zijn, maar je moet het vervolgens nog doen ook. Ja, dit klinkt wel! Toch vind ik een handvol nummers wat minder. Zo vind ik de melodie, gitaargeluid en opzet van Beauty Queen wat aan de moderne kant, heb ik nooit wat gegeven om Little Less Conversation en lijkt me Rawhide een overbodige cover.
Resumerend: The Hot Rod Gang spelen prima stevige rockabilly waarbij de ruige gitaarsound het middelpunt vormt, maar waarbij de melodie beslist niet onderschikt is. De zang is prima en de back-beat is uitermate strak. Info: www.part-records.de en www.hot-rod-gang.de (Frans van Dongen)


LOVE RHYTHM AND HATE/ LOS BRIOLES
El Toro Records, ETCD 6045

Los Brioles is, zoals de naam al aangeeft, een Spaans trio, opgericht in 1987. Echt superproductief zijn ze nooit geweest: wij kennen van hen enkel het album Train Of Fools (1998) en de 10-inch Rocket Men (2000), die aangevuld met 8 nieuwe nummers uit 2003 ook verscheen op de CD Jungle Jamboree. Misschien is hun output zo beperkt omdat de broers Jorge en Daniel Nunes tussendoor ook in andere bands als Bop Pills, Ella & the Roosters en Nu-Niles opdoken. De stijl van Los Brioles leunt meer aan bij neo en vroege psycho dan bij rockabilly, en dat is ook de hoofdtoon op dit nieuwe album. De hoofdtoon, want Love Rhythm And Hate is meer dan enkel dat. De erg "volwassen" klinkende opener Show Me is strakke moderne rock ‘n’ roll op een rechtdoor gitaar, het aanstekelijk Pegado A Ti is gebaseerd op het repetitieve van medium tempo bluesbop. De klassieke ballad It's Only Make Believe krijgt een toffe uptempo versie, het instrumentale Nana Para Una Pesadilla is een kruising tussen surf, ska en flamenco. Toch baadt de meerderheid van de songs op deze CD kniediep in de neo, met kort afgemeten strakke nummers van de oude stempel gekarakteriseerd door moderne akkoordenwissels, veel open akkoorden en meebrulrefreinen. Helaas hangen een paar van die nummers als los zand aan elkaar. Enkele songs vinden een goeie balans tussen neo en moderne rock 'n' roll in. Vier tracks zijn gezongen in het Spaans, wat Los Brioles ook in het verleden reeds deden. Los Brioles doen overduidelijk hun eigen ding, en da's een ding dat je goed vindt of niet. Bovendien wordt de hele CD ingespeeld met gitaar, contrabas en drums zonder toevoeging van extra (gast)instrumenten, en klinkt ie daardoor soms vrij kaal. Op zich vind ik de CD na een paar beluisteringen okee, al beginnen vanaf halfweg sommige nummers nogal op elkaar te lijken, en da's nooit een goed teken bij een cd met 15 songs. Fans opgelet: Love Rhythm And Hate is ook uit als vinyl 10-inch (catalogusnummer BE 110), die evenwel een andere tracklisting heeft. Niet alle CD nummers staan namelijk op de 10-inch, die daarenboven drie tracks bevat die niet op de CD staan. Dat betekent dat als je alles wil hebben je de 10-inch moet kopen, want daar krijg je de CD gratis bij! Op www.eltororecords.com kan je Demasiado, She's Bad en Show Me The Way beluisteren, op www.myspace.com/somoslosbrioles vindt je live clipjes. (Frantic Franky)


RADIO MODERN: THE ABC OF SWING, BOP 'N ROLL
EMI Music, EMI 9641512

Radio Modern is goed bezig: veel mainstream media exposure, en ze worden tegenwoordig in België al ingehuurd door culturele centra en diverse overheidsinstanties om high profile avondjes, volksfeesten allerhande en bevrijdingsfeesten die de verjaardag van het einde van de tweede wereldoorlog vieren muzikaal en visueel te omkaderen. Het zij hen gegund! Dat ze dat succes verzilveren met een CD is niet opmerkelijk, wel dat die CD verschijnt op een major label en dat EMI hier genoeg brood in ziet om er een driedubbele CD van te maken. Al hadden twee CD’s misschien ook volstaan om die 64 tracks op te krijgen.
Wie al eens een avondje Radio Modern meemaakte weet dat deejays The Boppin' Benvis Brothers heel breed draaien, zo breed dat ze regelmatig buiten de rock 'n' roll om gaan en mikken op de grootste gemene dansdeler. Ook op deze CD’s wordt van het rechte rock 'n' roll pad afgeweken, zij het vooral in de richting van in strak maatpak respectievelijk avondjurk gestoken crooners en croonsters. Nog opvallender is dat dit niet gewoon een reeks nummers zijn waarvan het vijftig jaar oude copyright vervallen is, maar dat bijna 1 track op 3 "modern" is. Concreet: Gonna Tear Your Playhouse Down van Cherry Casino & the Gamblers (D) past hier naadloos tussen Rock The Joint van Bill Haley en Ain't Got No Home van Clarence "Frogman" Henry. Laten we beginnen met de fifties nummers, en één blik op de tracklisting leert ons dat dit een CD van contrasten is, waarop rock 'n' roll klassiekers als 5 Months 2 Weeks 2 Days (Louis Prima), Dynamite (Brenda Lee), Nervous Breakdown (Eddie Cochran), Honey Bop (Wanda Jackson), Little Bitty Pretty One (Thurston Harris) en Thirty Days (Chuck Berry) schouder aan schouder staan met zwarte voorlopers als Louis Jordan (Choo Choo Ch' Boogie), Tiny Bradshaw (Breakin' Up The House), Calvin Boze (Saphronia B), John Watson & Chuck Higgins (Motor Head Baby) en Gene Phillips (Big Fat Mama), piano boogie (Flip Flop And Bop van Floyd Cramer, Roll 'em Pete van Big Joe Turner, Bouncing Ball Boogie van Sugar Chile Robinson), big band swing (Sing Sing Sing van Benny Goodman, Leap Frog van Les Brown), jazz (Mox Nix van Art Farmer) en 60's pop (Sister Twister van Carl Perkins, Etta James' Seven Day Fool, Little Anthony & the Imperials' Shimmy Shimmy Ko Ko Bop, Pink Shoelaces van Dodie Stevens, Don't Stop The Wedding van Ann Cole). Daarnaast kan er worden gebopt (Honey Hush van Johnny Burnette, When I Found You van Jerry Reed, Everybody's Rockin' But Me van Bobby Lord, Rockin' Rollin' Stone van Andy Starr) en gestroll'd (Peter Gunn van Duane Eddy, Bertha Lou van Clint Miller, Have Love Will Travel van Richard Berry & the Pharaohs) en gemambo'd (Papa Loves Mambo van Perry Como, Mambo Jambo van Dave Barbour). Er is plaats voor wat doo-wop (Oh Yes van The Admirals) en doo-wop ballads (I Only Have Eyes For You van The Flamingos), en zoals gezegd ook voor crooners, toch zowat de antithesis van rock 'n' roll (Cha Cha Cha d'Amour van Dean Martin, Fly Me To The Moon van Julie London, Hey There van Rosemary Clooney, Things Are Swinging van Peggy Lee, At The Woodchoppers' Ball van Woody Herman, Call Me Irresponsible van Dinah Washington). Sorry voor deze droge opsomming van titels en uitvoerders, geheel in tegenstelling tot de muziek zelf die swingt dat het een lieve lust is...
Het grote voordeel van een major als EMI is dat zij het nodige gewicht in de schaal kunnen werpen om ook de rechten op hedendaagse opnames te verwerven. Sommige bands hier verzameld hebben al opgetreden voor Radio Modern, maar niet allemaal: het Brian Setzer Orchestra (The Dirty Boogie) hebben ze nog niet over de vloer gehad. We horen populaire namen als Mike Sanchez (One More Kiss), Ray Collins Hot-Club (Little House), The Jive Aces (Jive Jive Jive Aces), Big Bad Voodoo Daddy (Mambo Swing) en Ray Gelato (This Joint is Jumpin'), maar ook - opnieuw dankzij EMI - bands die bij grote labels zitten, zoals The Puppini Sisters (Crazy In Love) en het eerder vermelde Brian Setzer Orchestra. En het zijn niet alleen actuele bands: er wordt ook geoogst uit de roots van de swing revival met Jumpin' Jive van Joe Jackson (GB) uit 1981 en het charlestonnende Je Suis Swing van The Domino's (B) uit 1991, die niet onderdoen voor gloednieuwe stuff als Laura B & the Moonlighters (As Long As I'm Moving). Ook minder bekende neo swing komt aan bod met de Canadees Colin James (Train Kept A Rollin'), Casey MacGill & the Spirits Of Rhythm (Whadaya Want), of Lavay Smith & her Red Hot Skillet Lickers (Everybody's Talking About Miss Thing). Helemaal fijn is dat Radio Modern ook bands van eigen Belgische en Nederlandse bodem de kans geeft zich in dit exquise gezelschap voor te stellen aan het grote publiek, en ik neem aan dat groepen als The Big Four (The Wobble), Lady Linn (That's Alright), The Whodads (Chaquita) en The Young Sinatras (Higher Ground) daar erg blij mee zijn. Zoals u merkt zijn vele van de genoemde nummers en bands trouwens onderling uitwisselbaar in al die verschillende categorieën die we opsomden. Niet verwonderlijk, want deze bonte verzameling muziekjes vloeit makkelijk in mekaar over, met uiteindelijk als enige gemeenschappelijke noemer hun dansbaarheid. Weet u waar deze CD’s ons nog het meest aan doen denken? Aan de cassettes met onze favoriete muziek die wij vroeger opnamen voor vrienden. Een mooi compliment, toch?
Of jij dit als rock 'n' roll fanaat moet kopen hangt ervan af hoeveel van deze nummers je al hebt in je collectie, en van je tolerantie voor crooners. Belangrijker is evenwel dat dit ABC zijn weg vindt naar het "gewone" publiek dat Radio Modern bezoekt, dat op die manier kan kennismaken met een heleboel groepen die vandaag de dag heerlijk swingende retromuziek maken. P.S.: Deze rubriek dient om CD’s te bespreken, niet om er reclame voor te maken. Dit promoclipje is echter zo goed dat we het u niet willen onthouden. Info: www.radiomodern.be (Frantic Franky)


GOT THEM HILL BILLY BLUES
El Toro Records, ETCD1023

In deze thematisch opgezette CD draait het om de blanke invloed (country & western) op de zwarte muziek (rhythm & blues) in de jaren ‘50. In eerste instantie zou je het tegenovergestelde verwachten, maar volgens het booklet is er al veel geschreven en uitgebracht over hoe de blanken de zwarte muziek adopteerden en er, gebruik makend van hun eigen achtergrond, rockabilly en rock ‘n’ roll van maakten (hoewel de rock ‘n’ roll eigenlijk al lang in de zwarte rhythm & blues van de jaren ’50 en misschien zelfs eerder aanwezig was…).
Het resultaat is een fraaie compilatie van zwarte muziek waarin inderdaad soms duidelijk de country-invloed hoorbaar is, zoals de – zij het met piano – vertolkte rockabilly van Down On The Farm door onze vriend Big Al Downing (Onze vriend ja, want toen hij nog leefde maakte hij nog vriendelijk een praatje met ons op Hemsby), maar ook Hip Shakin’ Baby van Roy Brown en All Night Long van Johnnie Fuller. Opvallend is het bijna hillbilly Sally Jo van de doorgewinterde bluesman Rosco Gordon. Maar er zijn ook opnames waarin er nauwelijks een spoor van die blanke invloed waarneembaar is, zoals de bluesbopper Rock Everybody Rock van McKinley Mitchell of het toch zeer bluesy Honey Babe van (uiteraard) Arthur Gunter. Natuurlijk doet hier ook Chuck Berry mee. Chuck Berry die bekend staat als de zwarte rocker met de meest blanke invloed. Al moeten we dat natuurlijk in alle relativiteit bekijken. Feit is dat één van zijn bekendste songs, Maybelline, oorspronkelijk een hillbillytune was, getiteld Ida Mae. Dat nummer kennen we natuurlijk allemaal en staat derhalve niet op deze verzamelaar, maar wel The Down Bound Train dat, als je het nu nader bekijkt, toch opvallend zeer country klinkt. Het ‘antwoordnummer’ op Chucks Maybelline van John Greer, Come Back Maybelline staat hier trouwens wel op. Grappig is de aanwezigheid van een blanke die juist min of meer zwarte muziek maakte. In die hoedanigheid kun je zeggen dat hij de ‘zwarte’ muziek mixte met de ‘blanke’ invloed uit zijn eigen genen. We hebben het over Joe Clay en zijn fantastische Crackerjack, You Look That Good To Me en Get On The Right Track Baby. Dit blijven toch mee van mijn favorieten uit de jaren ’50: rauw, ongepolijst en vertolkt met een energie van jewelste. Andere nog niet aangehaalde topnummers zijn wat mij betreft het zeer aanstekelijke Roll Hot Rod Roll van Oscar McLollie, het voor eeuwig dansbare I Wanna Know (Why You Love Me So) door Eddie Daniels, het rauwe geëlektrificeerde My Baby’s Gone door Eddie Riff, en – tot slot – het bekendere Oh My Baby’s Gone van Ray Sharpe. Maar eigenlijk staat er geen enkel zwak nummer op tussen de 32 tracks (of het moet het onbedoeld komische, wat flauwe True Love van Mercy Dee zijn).
Al is het in deze rechtenvrije periode meer dan 50 jaar na dato natuurlijk gemakkelijker om een verzamelaar als deze af te leveren, is deze er beslist een geworden die we vaker op gaan zetten. Info: www.eltororecords.com (Frans van Dongen)


naar boven



21 januari 2010


THE STORY OF OUR LOVE/ THE VELVET CANDLES
El Toro Records, ETCD 6049

In Engeland, Amerika en Duitsland lopen verschillende doo-wop groepjes rond die deel uit maken van een heuse doo-wop scene of die gewoon als rock ‘n’ roll groep geaccepteerd worden in de ‘reguliere’ rock ‘n’ roll scene. Hoe anders is dat in Nederland. Echte doo-wop groepen zijn op één vinger te tellen en ik vraag me zelfs af of je überhaupt zo ver komt…
Spanje heeft in ieder geval The Velvet Candles, een trio dat bestaat uit Agusti Burriel, Eduardo Peregrin en de dame Mamen Salvador. De groep maakt verder gebruik van verschillende muzikanten én additionele zangers, want een triobezetting is voor een doo-wop groep wat magertjes. De groep bestaat sinds 2007, maar eerst in een iets andere bezetting onder de naam The Street Candles.
Ook in de doo-wop heb je verschillende genres en als we een grove tweedeling maken was er eerst de zwarte doo-wop die vaak sterk gelieerd is aan rhythm & blues, en de zoetere blanke doo-wop uit de eind jaren ’50/ begin jaren ’60, vaak ook aangeduid als Italo doo-wop omdat de Italiaanse Amerikanen veelal de boventoon voerden. Denk aan Dion & the Belmonts, maar ook aan namen als The Elegants (Little Star) en The Mystics (Hushabye). The Velvet Candles maken deel uit van deze laatste categorie en we bevinden ons dus duidelijk aan de Romantic Side Of Rock ‘n’ Roll. We kunnen dus genieten van romantische schuifelaars, maar zeker ook (en daar ben ik blij om) up-tempo doch melancholische uitvoeringen. Als we bij de ballads beginnen: uitermate sterk is de zelfgepende titeltrack The Story Of Love, het nummer Da Doo (van Dante & the Evergreens, de originele vertolkers van Alley Oop) is langzamer maar zeker zo sfeervol waarbij de kunstmatige violen beslist niet storen. Of zouden ze dan toch echt zijn? Mee van de langzaamste songs op het album is Image Of A Girl wat voor mij betreft nét iets over the top is, ondanks de prima saxsolo en de ook weer uitstekende zangstemmen. Het origineel van The Safaris is net iets ingetogener en in dit geval dus beter. Eigenlijk is dit het enige minpuntje op de 15 nummers tellende CD. In één aspect onderscheid de groep zich van eerder genoemde originele doo-wop groepen. In de jaren ’50 waren er, naast bijvoorbeeld The Platters of The Aquatones, niet zoveel mannelijke doo-wop groepen met daarbij een vrouwelijke zanger. The Velvet Candles hebben een solozangeres en nummers als My Spare Time (ook weer van The Safaris) en het snelle That’s How I Feel krijgen daardoor een ander gezicht en bovendien maken ze het album afwisselender. En via dit bruggetje belanden we dan tenslotte bij de up-tempo songs waarbij het moeilijk is om een favoriet aan te halen. Als ik het toch probeer hou ik het bij het lekkere clichématige Love Bells, het zelfgeschreven grappige (of flauwe – het is maar hoe je er tegenaan kijkt…) Robot Stomp dat zo’n zelfde sfeer heeft als The Purple People Eater, het accapella Why Denise Grew Up (een eigen antwoordsong op het bekende Denise van Randy & the Rainbows dat lijkt te beginnen als Girlfriend van The Cadillacs, en verder elementen heeft van The Diadems’ Why Don't You Believe Me en nog meer doo-wop klassiekers, maar tenslotte toch het meest weg heeft van Denise zelf), het vrolijke Runaround Baby (met een pluim voor de sax!) en het live (met piano!) vertolkte There’s A Girl dat de band zelf componeerde.
Hou je van de muziek van de Engelse Roomates, de Duitse Crystalairs of Amerikaanse Fabulous Harmonaires, dan zit je bij deze Velvet Candles voor honderd procent aan het juiste adres. Ook kwalitatief zitten ze wat mij betreft in dezelfde categorie en een extra pluspunt krijgen ze van mij voor de vele aanwezige up-tempo songs, wat voor doo-wop begrippen niet iets vanzelfsprekends is. Dit geslaagde album is het resultaat van prima samenzang ondersteund door gedegen muzikale begeleiding. Info: www.myspace.com/velvetcandles en www.eltororecords.com (Doo-wop Fraasie van Dongen)


KICK IT OVER THE MOON/ ROCKET IN A POCKET
R 'n' D Records/ BSC Music LC04902/ 307.0057.2

Als het vanuit Duitsland tot op ons hoofdkwartier geraakt is het vaak rockabilly of juist iets heel moderns dat weinig met rockabilly te maken heeft. Maar dat geldt niet voor deze Rocket In A Pocket. We leerden ze kennen via een vriendschapsverzoekje op onze www.myspace.com/boppinaround, en op eenvoudige vraag stuurden ze ons een exemplaar van dez CD toe. Waarvoor dank! De band werd in 2006 opgericht in Beieren en dit is hun debuut. Drie van de vijf bandleden spelen ook in een Ramones coverband (genaamd The Surfin' Birds!), maar die invloed hoor je gelukkig helemaal niet in Rocket In A Pocket. Wel valt op dat ze een piano in de line up hebben, en dat hebben niet veel rock ‘n’ roll bands. De saxofoniste die vermeldt staat op hun MySpace horen we dan weer niet terug op de CD. Countdown van 10 tot 1 en de Satellite stijgt op voor een shuttle vlucht van een half uur, goed voor 12 tracks die zich met titels als Rocketride, Girl From Outer Space, Rocket Bop en Rock Me To The Moon bijna allemaal in de ruimtevaartsfeer bevinden, een thema dat in de jaren '50 uitermate populair was. Bijna allemaal, want er zit ook een Wolfman tussen, hahaha.
Verrassend genoeg is de muziek melodieuze welhaast poppy rock 'n' roll, en dat klinkt lekker. Soms zijn de melodieën gebaseerd op rockpatronen, soms op wat hardere psychobilly, soms gewoon op rock 'n' roll, maar altijd blijven ze bijzonder consumptievriendelijk en netjes uitgevoerd, met veel doo-wop-achtige samenzang en achtergrondvocalen. Aan de lead vocals te horen lijkt de band me over twee leadzangers te beschikken. De piano wordt niet als hoofdinstrument gebruikt (dat is de gitaar) maar als begeleiding: ze rockt de hele CD staccato mee en legt hier en daar wat leuke bruggetjes. Alle nummers zijn zelfgepend, uitgezonderd afsluiter At The Hop, net ietsje steviger dan Danny & the Juniors (misschien gebaseerd op de versie van Flash Cadillac & the Continental Kids uit de film American Graffiti?), met zang die een heel klein beetje richting Trashmen gaat. Dit soort poprock is uiteraard niet bestemd voor hepcats of mensen die zweren bij obscure, primitieve of desperate rockabilly, maar wie houdt van cleane rock 'n' roll (en dat zijn best veel van onze "lezers", dat weten we uit jullie reacties) zal de kwaliteit van deze Rocket In A Pocket zeer zeker weten te waarderen. Luisteren maar op www.myspace.com/rocketinapocket, en op de site van hun platenfirma www.bscmusic.com staan nog een paar extra songs. Distributie via Rough Trade. (Frantic Franky)


ROCKABILLY HICKS
Buffalo Bop Bb-CD 99195

Ooit ben ik vol goeie moed begonnen met het verzamelen van de Buffalo Bop reeks, een serie boordevol obscure rockabilly en rock 'n' roll vergelijkbaar met de Collector reeks in Nederland. Buffalo Bop oogt iets hipper of meer desperate met hun hoesjes met reproducties van juvenile delinquent novels, maar het principe is hetzelfde: bijna 30 willekeurige tracks per CD op CD’s die willekeurige titels dragen. Dan lijken ze namelijk niet op een reeks en kan je ze los kopen. Reeksen appelleren immers aan verzamelaars, de rest van de mensheid koopt gewoon een verzamel-CD omdat ie goed lijkt of er goed uitziet, en een CD getiteld "Rockabilly Hicks" oogt beter dan een CD getiteld "More Crude Rockabilly From Some Label You Never Heard Of From Somewhere Deep Down In Virginia Volume 17". Je kan de Buffalo Bop reeks enkel identificeren aan de bestelnummers, en da's natuurlijk een extra stimulans voor de verzamelaars. Verzamelaars kopen reeksen vanaf volume 1, en zo ben ik dus in de loop der tijden begonnen aan een hele reeks, euh, reeksen, om meestal onderweg stil te vallen omdat ik het vertikte volume 9 te kopen zolang ik volume 8 niet had. Met Buffalo Bop ben ik tot CD 52 geraakt, Rocket Ship, voor zij die weten waar ik het over heb. Recentelijk nog eens een volstrekt willekeurige nieuwe Buffalo Bop uit de bakken gevist: blijken ze met deze Rockabilly Hicks - rekening houdend met het feit dat een heel aantal serienummers ontbreken omdat ze gekoppeld zijn aan CD’s van individuele artiesten of deel uitmaken van de Strictly Instrumental, Explosive Doo-Wops, of Teen Scene reeks (dat zijn dus wèl reeksen) - toch al wel niet aan CD 195 te zitten zeker!
Maar terzake: de titel doet vermoeden dat deze CD richting countrybilly gaat, en dat klopt als een vader zijn kinderen. De gemeenschappelijke noemer die de 28 nummers op deze CD verbindt is inderdaad rockende country in alle soorten en stijlen: van opgewekte rockabilly over hillbilly shuffletjes tot truckin' country en countrypop. Veel nummers zijn geëlektrificeerde country oftewel hillbillies die best een potje konden rocken als ze wilden, soms met honky tonk piano, steel, een swingende viool en vooral veel twangy gitaren. Let ook op de kwakende kikkers in Alligator Man van Stanley James, dat we kennen als het lijflied van cajun country zanger Jimmy C. Newman. Eén nummer is "unreleased in the 50’s" (het voortreffelijke 918 Miles van Al Oster, onbegrijpelijk dat dit destijds onuitgebracht is gebleven), maar eigenlijk geldt dat letterlijk althans voor veel nummers op deze CD: volgens mij zijn veel van deze tracks afkomstig uit (de eerste helft van?) de jaren '60. Moeilijk te zeggen waarom, maar je hóórt 't gewoon aan de stemmen en de instrumentatie. Hier en daar zit er een throwback naar western swing of een nummer gebaseerd op bluegrass patronen tussen, en sommige tracks zullen wellicht al in de jaren '60 verouderd hebben geklonken. Alle tracks zijn medium en uptempo, alles kabbelt gemoedelijk door met een mix van goeie, okee en middelmatige nummers, echte shit zit er niet tussen, de uitschieters zullen voor iedereen anders zijn. Mijn favorieten zijn de nummers die ik al kende: Jimmy Johnson's Woman Love (het origineel van Gene Vincent's Woman Love)/ All Stressed Up two-sider op Starday, en Glenn Barber's Ice Cold Water, eveneens op Starday, alle drie voorbeelden van doemerige op akoestische countryblues geïnspireerde primitieve bop. Wat me gelijk bij twee belangrijke punten brengt: hoe luider je dit materiaal speelt hoe beter het klinkt, en hoe vaker je het draait des te meer je 't gaat appreciëren. Op zoek naar keurige jukebox hits? Dan betekent voor u deze Rockabilly Hicks niks. Ja, die rijmelarij moest erin, hahaha. Maar als u interesse hebt in plaatjes die in een paar honderd exemplaren werden opgenomen door lokale countrybands om na hun wekelijkse gig in hun stamkroeg te verpatsen aan de locals, dan zal u plezier beleven aan deze CD. Check je dubbels op www.dee-jay-records.de waar u de tracklisting en hoesjes van álle Buffalo Bop CD’s vindt. Nu nog CD’s 53 tot 194 kopen... (Frantic Franky)


naar boven




7 januari 2010

BLACK AND WHITE/ SMOOTH & THE BULLY BOYS
Sprex Records SRCD-002

Toen ik dit Waalse trio voor het eerst zag, toch wel pakweg zeven jaar geleden ondertussen, waren Smooth & the Bully Boys een Stray Cats-achtig coverbandje. Inmiddels zijn ze - en gelukkig maar, want Stray Cats-achtige coverbandjes zijn er genoeg - geëvolueerd tot een band met een eigen geluid. Een hard werkende band ook, want ze spelen heel vaak, ook in Nederland, ongetwijfeld deels te danken aan hun energieke live show. Dit is na The Rage Is On (2005) en het live The Age Of Speed (2007) hun derde CD, en van de originele bezetting schiet enkel zanger-gitarist Michel Brasseur over. En zoals zo vaak is na de opname van de CD de bezetting opnieuw gewijzigd: contrabassist Mark Spreckley is vervangen door Erik Le Clerq van Casablanca Carambol Company.
De CD opent met ultramoderne rock 'n' roll met een eindeloos herhaald Rock Me Baby refrein en de obligate zwier aan de Gretsch Bigsby, de vier volgende nummers zijn hedendaagse uptempo countryrock, soms in de stijl van Gram Parsons, terwijl Sailor Of Love dan weer scheep zet op dezelfde zeeën die Smokestack Lightnin' bevaart. Vanaf You'll Never Know Who I Am zitten we helemaal in het Reverend straatje door de gelijkaardige uitweiding op de gitaar, hetzelfde soort pretbilly verhaaltjes, en ook door de zang, want Michel Brasseur's stemtimbre (met slechts een zweem van een accent, een zeldzaamheid voor een Franstalige) vertoont meer dan één gelijkenis met de Rev. De CD verliest helaas een deel van zijn impact en power door het doffe geluid in vergelijking met de surround sound van de Rev. Jammer, niet alleen omdat ik dan moet liggen sleutelen aan de voorinstellingen van mijn stereo installatie, maar vooral omdat het vermoeiend werkt dat de finesse deels verloren gaat in de brei. Je begint na een aantal tracks namelijk het gevoel te krijgen dat in sommige (maar heus niet alle) nummers erg weinig variatie zit. Een bruggetje hier en een overgangetje daar hadden wonderen kunnen doen. De afsluiter, kortweg D getiteld en gepend door Wayne Hopkins (het voormalige maatje van Mark Spreckley in The Playboys (GB) en daarnaast vooral bekend als contrabassist van het huisorkest van Hemsby), heeft dan weer alle hevigheid van psychobilly.
Samenvatting: een CD met goeie ideeën, maar ook een CD die meer had kunnen/ moeten zijn. De volgende keer graag een beter geluid, minder Rev en meer Smooth. Voor wie de band nog nooit aan het werk zag staat er ook een zwart-wit video clip op de CD met twee nauwelijks van elkaar verschillende takes van I'm Alright waarop ze zich verbazingwekkend inhouden. Een derde take wordt afgebroken als de gitaarsolo de mist in gaat. Info: www.myspace.com/smoothandthebullyboy (in het enkelvoud dus) en www.myspace.com/sprexrecords (Frantic Franky)


TIME TO HAVE A TIME/ THE NEVA RIVER ROCKETS
TCY Records, TCY 015

Sinds de invasie van Russische bands in de jaren '90 weten sommigen in West-Europa nu, dat St. Petersburg zoiets als het Memphis van Rusland is. Vanuit deze stad aan de Neva rivier (gaat door de stad, stromende van het Ladoga Meer naar de Oostzee) komen drie topklasse muzikanten: Kirill Prasolov (alias Mr. Key Pee, het schrijvend hart van het trio) op gitaar en zang, Peter ‘Sneaky Pete’ Mironov op de grote viool en zang, Paul 'Fidel' Vozlinski (drums). Sinds 2000 doen de jongens al mee en vanaf 2002 spelen ze wat ze het beste kunnen: Rockabilly, Hillbilly en Western Swing. Het kan dus niet verbazen, dat ook dit (derde officiële) album (na Rockets’ Roll en Moonshine Troubadours, beiden op TCY en hun eigen professionele demo Waitin’ For A Train) een echte Hepcat smaakmaker is. Het is niet eenvoudig voor de Russische bands om in het Westen groot te worden, en al helemaal niet als je rockabilly maakt voor fijnproevers. Niettemin, in de jaren dat ze meedraaien, is hun schare fans gestaag gestegen! Deze fans, en ook jullie (wanneer je spaarvarken nog wat spaarvet kwijtraakt), komen aan hun trekken bij songs die overwegend authentiek zijn, dan weer eens bluesachtig en dan weer meer eigentijdse rockabilly. De sound is oké en zoals het echte Russen betaamt, beheersen ze ook hun instrumenten formidabel. Jammer alleen, dat het zingen van Kirill ‘wil graag’ Amerikaans klinkt, dus is het meestal niet helemaal te verstaan wat er wordt gezongen. Of dit belangrijk is, is een kwestie van smaak, want het gaat toch meestal over liefde en rockabilly, maar als je de been- en voetspieren wilt gebruiken om te dansen en de vingerspieren voor ‘finger snapping’, dan is deze CD gewoonweg een ‘must’ voor Hepcats!
Highlights van het album zijn in mijn ogen de absolute party-rocker Brothers In Bop (ook al is het refrein steeds ‘Let’s Go’). Daar blijft geen vinger droog, zo lekker om af te likken! 20 Years Of Rockin' met een overduidelijke invloed van het Johnny Burnette Trio en de motordrivin' 95 Miles An Hour (Time To Have A Time wordt daarmee Time To Have A Party Time) zijn eveneens absolute toppers van het album. Oké, de ene heeft het graag wat pittiger, de ander graag wat rustiger. In dat opzicht is het voor ieder wat wils. Een echte smaakmaker vormen de 17 nummers samen in ieder geval! Dus voor het spaarvarken van de Hepcat is het nu Kerstmis. Info: www.tcy-records.com (Henri Smeets)


DANGEROUS CURVES/ TOM POWDER
TCY Records, TCY 016

Er was een tijd dat alleen meisjes ‘gevaarlijke bochten’ (dangerous curves) hadden. Tegenwoordig zijn het de artiesten, die na een bandcarrière op het solopad terecht komen, die door gevaarlijke bochten scheuren. Zelfs al is de covergirl op de CD echt dynamiet, de sound van dit album laat haar verbleken tot een muurbloempje. Tom’s Powder is namelijk al meer dan genoeg voor dynamiet! Zo ver alles in orde. Alleen, het probleem met covers is nu eenmaal, dat je steeds met het origineel vergeleken wordt. Wanneer je echter in staat bent om het in een eigen cultversie te gieten, zoals bijv. The Stray Cats, dan is de slogan 'You Can’t Do It Better Than The Master’ snel vergeten. Hoe dan ook, voor de meesten zijn covers hun 'doodvonnis'. Live heeft men geen keuze, mensen willen gewoon dansen en dan moet je het bekende spul laten horen, maar op een album kun je je afvragen of het wel handig is dat te doen. Dat geldt ook voor onze Zweedse makker Thomas Gahn, beter bekend als zanger en gitarist van de legendarische Black Knights, die zijn wortels (uiteraard) in de Engelse Teddyboy rock & roll heeft. Eigenlijk hoor je dat op dit album alleen in het eerste nummer, maar voor de rest is het eerder een mix van vintage gebaseerde rockabilly en een vleugje country. Men kan Tom misschien het best omschrijven als een ‘leerling’ van de Zweedse oud-meester Hank C. Burnette. Dus een 'one man band' (zanger, gitarist, bassist en drummer) in één persoon. Hoeveel armen heeft die man eigenlijk? In ieder geval genoeg om een schare Teddy Girls te omarmen. En die zullen vooral vreugde beleven aan zijn eigen compositie, Red Rose Tattoo dat (voor mij tenminste) het absolute hoogtepunt van het album is. Aan zijn hersens zijn nog twee succesvolle eigen compo’s ontsprongen (met name Gold Teeth 'N Silver Charms, omdat geen huid droog blijft: ‘zweet-rock’ op zijn best). Helaas zijn de covers enigszins matig, van een zwak Help Me Make It Thru The Night (Kris Kristofferson’s cover), zangmatig een beetje te hoog gegrepen voor Tom, tot een wel zeer geslaagde cover King Of Fools van Sun Records 'Schaduw van de Sterren' Ed Bruce. Wie houdt van pittig werk komt volledig aan zijn trekken. De 12 songs nodigen uit om te dansen. Dus het motto voor de doorsnee rock ‘n’ roll liefhebbers: peper in je achterste en rocken maar! Info: www.tcy-records.com (Henri Smeets)

naar boven


Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina