Je
recente CD, DVD, plaat of boek geresenceerd op onze website? Stuur deze
dan naar de hoofdredactie! |
EP Recensie
28 juni 2012
MR.
SWEET LINDA BROWN/ JOHNNY FAY & THE BLAZZERS |
CD Recensies
GHOST
TRAIN/ 777 |
BOOGIE
MACHINE/ HORST WITH NO NAME Horst With No Name uit Hamburg (die wel degelijk een naam heeft, Horst Schneider alias Ingo Müller, speelde vroeger bij diverse rhythm ‘n’ blues, punk en rockabilly groepen waarvan ik enkel van midden jaren ’80 Die Spätheimkehrer ken) is een one-man-band, iemand die tegelijkertijd gitaar en drums (basdrum en een rechtopstaande snare en hi-hat bediend met een voetpedaal) bespeelt. Géén mondharmonica zoals je toch meestal bij zulke lieden aantreft. De zang wordt vervormd door de microfoon gestuurd, de drums zijn zo luid afgesteld/ gemixt dat ze al de helft van de flinke sound vormen, fuzzbas en banjo heeft ie neem ik aan zelf overgedubd, en diverse gasten spelen op enkele nummers solo’s op orgel, theremin, stylofoon (als u weet wat een stylofoon is hebt u de jaren ’70 nog meegemaakt), diverse koeienbellen, fietspompfluitje, ritsbalk, percussie en gekke geluidjes allerhande. Op één song heeft iemand een contrabas ingespeeld, maar die valt niet op tussen al die georganiseerde repetitieve chaos, vergelijkbaar met de eerste Wrestling Rock ‘n’ Roll releases van Lightnin’ Beat-Man (CH) maar dan zonder diens fuck you attitude. Ik vind deze trashy mix van rock ‘n’ roll, garagerock, surf en bluesbop Hot Boogie Chillun stijl onderhoudend en grappig (No Time, Grandma, My Name Is Horst, I Quit My Job), maar ik hou dan ook van dit soort huis-, tuin- en keuken anarchie. Wie daar niet van houdt zal dit gewoon als lawaai bestempelen. Info: www.part-records.de en www.horstwithnoname.com (Frantic Franky) |
21 juni 2012
LIVE
AT CAFE DE STAD 23-11-2011/ Zijn
er fans van The Blue Grass Boogiemen in de zaal? Dan hebben wij goed
nieuws voor u: ze hebben een nieuwe live-CD uit (en ze waren zo vriendelijk
hem op te sturen), hun derde als The Blue Grass Boogiemen na twee Hillbilly
Boogiemen CD’s, onze eigen home grown maar wereldberoemde Blue
Grass Boogiemen, enkel semantisch en één snaretrommel
verschillend met The Hillbilly Boogiemen, want zoals iedereen weet exact
dezelfde band bestaande uit Arnold Lasseur, Aart Schroevers, Bart van
Strien en Robert-Jan Kanis. Zeldzaam CD’tje ook naar verluidt,
want live opgenomen in Café De Stad in Utrecht waar ze elk jaar
het nieuwe jaar feestelijk inluiden. Al kan je dit evengoed als een
studioalbum beschouwen: dit soort muziek wordt door The Boogiemen in
de studio op exact dezelfde manier opgenomen, live en in één
take, terwijl de live-ervaring op de CD beperkt blijft tot hoogstens
de aankondiging van een songtitel, geen grappen en grollen zoals we
gewoon zijn van deze heren, zelfs de gastmuzikanten worden niet geïntroduceerd.
Na elk nummer klinkt beschaafd applaus, pas naar het einde toe bij de
contrabas solo’s in Right Or Wrong brengt het publiek wat leven
in de brouwerij. Is dat daar in Café De Stad een zittend luisterpubliek
of zo? Wat een verschil met wanneer ze in de kroeg hier om de hoek spelen:
dan breken zowel band als publiek het kot af, al kan dat natuurlijk
ook liggen aan de Grimbergen van het vat. Om u maar te zeggen: dit is
een volwaardig Boogiemen album, geen live-vluggertje wegens makkelijk,
goedkoop en geen nieuw songmateriaal voorhanden. Alle ingrediënten
zijn voorhanden die van The Boogiemen een van ’s werelds meest
gewaardeerde nieuwe en jonge bands in het bluegrass genre maken, ook
al zijn ze dan al 22 jaar on the road. Want vergis u niet, die Amerikanen
blijven zich een hoedje schrikken als blijkt dat een stel jonge honden
helemaal uit het verre onbekende Nederland geestdriftige fakkeldragers
zijn die de in vele hoeken als stoffig bestempelde bluegrassmuziek spelen
als waren ze neven van Bill Monroe zelve die nog nooit van de boerderij
naar de grote boze stad zijn gereisd. Melden present: door de banjo
voortgestuwde instrumentals, een mandoline in de vuurlijn, duelling
fiddles die balkende ezels imiteren, een mondharmonica die vossen achterna
zit, weeklagende treurzangen en tot vierstemmige vocalen die ze niet
in de kerk geleerd hebben, dat alles vakkundig ondersteund door contrabas
en akoestische gitaar, samen een gezellig onderonsje van bluegrass,
boogie, country van de oude stempel en shuffelende hillbilly bop. De
snelle nummers kunnen ze onderhand wel héél snel spelen:
opener Shanandoah Breakdown wordt erdoor gejaagd in 1 minuut 20 seconden,
de Fire On The Mountain brandt zo fel dat ie in exact één
minuut opgefikt is. |
CITY
BY NIGHT/ SUE MORENO & CHRIS CASELLO Sue
Moreno kennen we goed: vroeger schreef ze stukjes voor Boppin’
Around, tot ze het te druk kreeg met haar zangcarrière. Ze treedt
veel op in diverse buitenlanden (dit jaar staan Spanje, Finland, Engeland
en Amerika nog op haar speellijst, gelukkig kunnen we haar deze zomer
nog op verschillende Nederlandse festivals zien met haar Nederlandse
begeleidingsband The Handsome Men), wat betekent dat ze internationaal
al met heel wat bands heeft samengewerkt, wat resulteerde in “duet"
CD’s met Marco DiMaggio (Bye Bye Blues) en Jack Rabbit Slim (One
Track Mind). Haar nieuwste, inmiddels vijfde full album is opnieuw een
samenwerkingsverband, met de Amerikaanse gitarist Chris Casello, bekend
als begeleider van onder meer Johnny Powers en Jack Scott en zelf ook
maker van rockabilly CD’s met The Starlight Drifters en zijn eigen
Chris Casello Trio. Sue en Casello kennen mekaar van de Europese Original
Elvis Tribute tours uit 2010 en 2011 met Elvis sound-a-like Robert Washington,
bassist Duke Bardwell en pianisten Bobby Wood en Michael Jarrett, waarvoor
Casello gitaar speelde en Sue de backing vocals verzorgde en in de spotlights
Fever mocht zingen. Voor alle duidelijkheid: op deze CD staan geen duetten,
Sue zingt en Casello speelt gitaar. Niettemin is dit helemaal een project
van Sue en Chris Casello samen: met hun beidjes schreven ze 6 van de
13 tracks en selecteerden ze de muzikanten, waaronder drummers Jimmy
Lester (Chris Casello Trio en Los Straightjackets) en Sam Kallaos (samen
met Casello in de latin countrybilly band Brazilbilly), contrabassisten
Johnny G. d’Artenay (Hot Rod Lincoln) en Dave Roe (contrabassist
voor Johnny Cash van 1992 tot het einde), boogie woogie pianist Al Hill
(Bettye LaVette, Hill werkte ook samen met Lee Rocker gitarist Brophy
Dale), en op één track Eddie Angel maar dan wel een heel
rustige Eddie Angel, verwacht u hier niet aan Rampage. De CD werd opgenomen
in de analoge Fry Pharmacy studio te Nashville, volgestouwd met microfoons,
versterkers, tapemachines en apparatuur die voorheen in de RCA Studio
B in Nashville stond en waar grote namen als Elvis, Patsy Cline en Les
Paul nog mee gewerkt hebben. Toch is dit geen rock ‘n’ roll
CD geworden, maar een mix van jazz, swing, en exotica, oftewel in één
woord samengevat: croonermuziek met als ingrediënten korte jazzy
friedelsolo’s van Casello, akoestische gitaar, steel gitaar, piano
en zelfs een spaarzaam orgel, overdubs van vocalen en gitaren à
la Les Paul & Mary Ford, violen die nu eens niet klinken alsof ze
uit een doosje komen, en achtergrondvocalen die even integraal deel
uitmaken van de arrangementen als The Jordanaires deel uitmaakten van
Elvis. Die stijl past Sue Moreno, want ze heeft een zachte stem die
de rauwheid voor rock ‘n’ roll een beetje ontbeert. Sue
is eerder een Connie Francis dan een Wanda Jackson, als u ons permitteert,
en dat speelt ze hier beurtelings zwoel, diep gezongen en krols als
een kattin uit op sensuele ballades, torch songs en zelfs ragtime jazz.
Om u een idee te geven: de drie bekendste covers hier zijn Fever, How
High The Moon en Mr. Sandman. Broken Hearted Melody van Sarah Vaughan
koppelt een ballad in Elvis stijl aan cha cha cha ritmes, het eigen
Man Of Many Promises roept een jazzy nightclub op, Polynesian Blues
is Hawaiiaans. En Sue zou Sue niet zijn zonder een eresaluut aan Elvis:
titeltrack City By Night komt uit de Elvis film Double Trouble. Dit
is de eerste keer dat Sue zich aan een hele CD in deze stijl waagt,
en ‘t is een klasse album met mooie arrangementen en een warm
geluid geworden, nauwelijks rock ‘n’ roll, maar wel een
hele mooie CD voor wie houdt van croonsters als Julie London, Peggy
Lee, Rosemary Clooney, Doris Day en Dinah Shore. De liner notes zijn
geschreven door Michael Jarrett die in 1971 I’m Leavin’
pende voor Elvis. |
ON
THE RUN/ LAWEN STARK & THE SLIDE BOPPERS Naar de debuut-CD van een band
die je vanaf het ontstaan hebt gevolgd kijk je toch op een andere manier
uit. Je kijkt er niet zozeer naar uit, je leeft er naar toe. Wat gaat
er op staan? Zal de CD even goed zijn als de band op zijn best? Lawen
Stark & the Slide Boppers (B) is zo’n bandje dat wij helemaal
vanuit het niets hebben zien groot worden. Puur uit liefde voor de muziek
opgericht door Laurent Sterckx, jongeman die niet alleen een fifties
hoofd heeft (je hebt zo van die mensen) maar vooral ook fifties lééft
en ademt, en met een demootje met vier songs onder de arm overal in
Europa gespeeld van de Rockabilly Rave en Hemsby (GB) over High Rockabilly
(E) tot Zweden toe (Rocket Room). Zuiver op basis van die demo en van
mond aan mond reclame, niet omdat een platenfirma de groep daar plaatste
om CD’s te verkopen. Maar leidt dat alles ook tot een goeie CD,
dat is altijd de hamvraag. Toen ik de CD de eerste keer opzette als
achtergrondmuziekje vond ik ‘em veel te rustig, maar de les die
we daaruit leren is vooral dat je een CD niet kan reviewen terwijl je
de baby eten geeft. De CD bloeit namelijk helemaal open als je’m
écht beluistert. Neem openingstrack I Got Devils bijvoorbeeld:
ingehouden, zeker, maar in de solo’s explodeert het boeltje wel
degelijk. Of neem – Lawen Stark rijdt, gitaar op de rug, op zijn
paard de zonsondergang tegemoet – de schoonheid in ogenschouw
(of beter: oorschouw) van On The Run, zelfgeschreven melodieuze early
sixties countrybilly waar Paul Ansell wel weg mee zou weten. Of de meer
rurale rockabilly van Sonny Fisher’s I Can’t Loose. Of het
Elvis-op-Sun bekend in de oren klinkend I Really Don’t Want To
Know, terwijl deze fifties classic eigenlijk gedaan werd door onder
meer Les Paul & Mary Ford (1954), Billy Ward & the Dominoes
(1954) en The Flamingos (1955), Elvis deed het pas in 1970. En zo staat
hier nog meer moois voor u te pronken, van de beheerste rockabilly cover
van Pepper Hot Baby gezongen door drummer Jean Colling over de enkel
op akoestische gitaar begeleide Elvis ballade Forget Me Never tot de
rechtdoor hepcat rocker Come On Let’s Go. Leuk om eens te horen
in een nieuwe versie: contrabassist Guy De Caluwé die zijn eigen
Fly Away van The Hometown Gamblers covert. De CD werd opgenomen in de
home studio van gitarist Mario Mattucci, en eens te meer blijkt wat
voor een goeie gitarist hij wel is: de variatie waarmee hij Fly Away
opvult bijvoorbeeld, alsmede de verschillende sound van de gitaar op
de verschillende songs, hier Sun, daar Cash, dan weer Gene Vincent of
Johnny Burnette Trio. Op een nummer of drie hebben ze piano toegevoegd.
Toch heeft die home aanpak nadelen: de zang staat heel mooi voorop in
de mix (Lawen Stark staat letterlijk voor jou te zingen), maar de akoestische
gitaar en de crash en de snare van de drums vind ik soms iets te scherp
klinken, alsof de microfoon te dichtbij stond, maar da’s dan ook
het enige dat ik te zeuren heb. Zes van de twaalf songs zijn eigen nummers.
|
IT’S
SUMMERTIME/ BOBBY SMITH Wat doe je als reviewer wanneer je nog nooit van een artiest gehoord hebt? De man eens googelen, wat met een naam als Bobby Smith uiteraard hopeloos is. Vandaar allicht dat zijn website www.bobbymusicsmith.com is en niet bobbysmith.com of bobbysmithmusic.com of zo. In elk geval: echt veel info vonden we daarop niet, maar hij komt blijkbaar uit Baltimore en maakt al rock ‘n’ roll en blues sinds begin jaren ’80, “mostly on the East Coast and in Holland”. Heeft ie dan al in Nederland opgetreden of zo? Soit, hij heeft zo te zien al minstens 6 CD’s uit en bracht in 1987 de LP Two Sides uit op het Amerikaanse rockabilly label Ripsaw. Daarnaast zong hij back-up op de Ripsaw release Wanted True Rock ‘n’ Roll van Billy Hancock en stond hij op Ripsaw compilaties. Mooie credentials, maar levert dat ook een mooie CD op? Helaas niet, want na opener en titeltrack It’s Summertime (onder licentie van Ripsaw, het stond eerder op Two Sides), één vlot rock ‘n’ roll nummer (geen rockabilly) met piano, elektrische bas en sax, staat hier enkel nog ‘70s pop, pianoballades, een vleugje dixieland swing en platte blues op, al dan niet voorzien van funky wahwah. Nou, omdat het zomer is zetten we nog een half streepje bij het halfbakken stereotiep medium tempo countrydingetje Beg Borrow And Steel (moet dat niet Steal zijn?) en het strollerige Cicada Song kan je bij gebrek aan een betere omschrijving als Cramps-achtig beschouwen, maar dan houdt het op. Voeg daarbij héél middelmatige zang (Begin The Beguine van Cole Porter is vocaal en muzikaal zo over the top dat het een parodie op easy listening lijkt) en songs als Air Conditioning Beer en Too Poor To Be Eccentric die niet half zo grappig zijn als hun titel doet vermoeden (al zitten in zijn teksten een paar goeie vondsten), en u begrijpt dat ondergetekende niet echt enthousiast is. Van alles en nog wat maar géén rock ‘n’ roll, noemen wij zulks. Als Bobby Smith op deze bespreking een vertaalprogramma zet vermoeden we dat hij ons in de toekomst geen CD’s meer gaat sturen, maar wedden dat ie op www.bobbymusicsmith.com toch gaat schrijven dat ie in Holland “rave reviews” krijgt? (Frantic Franky) |
GREETINGS
FROM OUTBACKVILLE/ OUT OF LUCK Out
Of Luck: als groepen geen Engelse maar Nederlandstalige namen hadden
zou dit Duits trio (opgericht in 2007 door Karl Klee, ex-Frantic Flintstones
contrabassist, maar die band heeft al véél contrabassisten
versleten) luisteren naar de naam Pech. Na twee CD’s op Wolverine
Records (Out Of Luck, 2008 en Walking Down 10th Street, 2009) is dit
hun derde release en typisch zo’n CD die tussen twee stoelen valt,
want hun eigen omschrijving “a wild mixture of rock ‘n’
roll and psychobilly played with the energy of punkrock” is er
boenk op: dit is zware gitaargedreven ultramoderne rock ‘n’
roll met brutale meezing punkrefreinen en ritmes die té psychobilly
zijn voor rockabillies. Redeneren psychobillies hetzelfde in omgekeerde
richting? Weet ik eigenlijk niet, moet ik hen eens vragen op de volgende
Old-School Rockabilly Psychosis. Samengevat: niks nieuws, zeker niks
dat we niet al eerder gehoord hebben en eigenlijk helemaal niet ons
ding, maar goed genoeg om te erkennen dat dit gewaardeerd zal worden
door wie meer ‘90s groepen dan ‘50s stuff in de kast heeft
staan. Laat het triple slappen een aanvang nemen op www.part-records.de
en www.myspace.com/outofluckrnr
(Frantic Franky) |
SMOKEHOUSE
FOR SALE/ SMOKEHOUSE DAVE Luidens
de linernotes is Smokehouse Dave (USA, echte naam David Underberg) een
ontdekking van Nick Willet, die dan ook deze CD produceerde, ritmegitaar
speelde, backings inzong en meeschreef aan twee songs. De CD is niet
typisch Wild Records in de zin dat het nu eens géén ruige
rock ‘n’ roll is maar melodieuze rockabilly met veel invloed
van pré-rockabilly country: Underberg covert even vlot Real Gone
Daddy van Howie Stange als Rattlesnake Daddy van Bill Carlisle met gejodel
en al. Muzikaal doet het denken aan een Bear Family CD van een countryzanger
uit de jaren ’50 die ooit een paar rockabilly tracks opnam en
die op zijn Bear Family CD aangevuld ziet met een meerderheid aan hillbilly
songs (zie en hoor wat dat betreft ook de rhumba ritmes in Adios Mi
Amor), met dit verschil dat bij Smokehouse Dave de meerderheid van de
songs rockabilly zijn. Underberg’s southern drawl (hij komt blijkbaar
uit Mississippi) wordt vakkundig begeleid door Nick Willett, Joel Paterson
van The Modern Sounds op gitaar (en naar we veronderstellen ook op pedal
steel, wie die bespeelt wordt niet vermeld) en Brad S. Ber op contrabas,
ons onbekend maar blijkbaar lid van rhythm ‘n’ blues bands
The Chicago Blues Angels en The Cash Box Kings. Geen drummer, maar dat
valt nergens op, altijd een compliment voor de muziek. Evenmin typisch
Wild Records maar evenzeer positief is de heldere sound van de opnames.
Aangename kennismaking met slechts twee nadelen: je zou kunnen stellen
dat alles, hoe goed het ook is uitgevoerd, hetzelfde klinkt (maar dat
kan je ook weer zeggen van een Bear Family CD), en met 11 songs (7 covers,
4 eigen nummers) die net geen 25 minuten halen is deze CD toch aan de
korte kant. |
SINISTER
STREET/ JOHNNY KNIFE & HIS RIPPERS Voor
wie er aan moest twijfelen: er zijn nog steeds teddy boys. In Nederland
en België zijn ze zeldzaam, maar in Duitsland, Frankrijk en Scandinavië
lopen ze nog met bosjes rond. Deze CD is na de track Whipping Boy op
de vorig jaar op Old Rock verschenen verzamelaar Rockers Of The Round
Table: A Tribute To Black Knights het debuutalbum van een nieuw ted
trio dat je een Noors-Duits conglomeraat kan noemen, want de band bestaat
uit Johnny Knife (echte naam John Sindre Lynghaug, basgitaar bij Rebels
Revenge), Christian Hochmouth (Town Rebels) op gitaar en Sven Schürmann
(Foggy Mountain Rockers) op drums. De CD voldoet aan alle wetmatigheden
van het teddy boy genre anno 2012 (grijze drapes, smalle dassen, basgitaar,
gothisch lettertype, songs die het ted zijn bejubelen, een verwijzing
naar de Amerikaanse burgeroorlog met Yankee Belle, de Flying Saucers
cover Texas Calls You Home), maar de muziek vind ik meer Britse rock
‘n’ roll uit het Johnny Kidd tijdperk dan ted, en in die
zin is hun eigen omschrijving “Britse late ‘50s en early
‘60s rock ‘n’ roll gemixt met de power van de revival/
teddy boy sound” er pal op. Een vlotte drive, fatsoenlijke zang,
een scherpe gitaar (doorheen de hele CD hoor ik twee elektrische gitaren,
één als lead en één als ritmegitaar), stroll
tempo’s, melodieus maar toch met een dreigend, sinister sfeertje,
dat zijn zowat de kenmerken, al gaan een paar nummers door de backing
vocals zelfs richting pop, maar dat kan je uiteraard even goed zeggen
over Johnny Kidd van wie ze Growl coveren. Andere covers zijn twee keer
Screaming Lord Sutch met Jack The Ripper (met een gritty soul effect
op de stem) en het Chuck Berry-achtige schema rondje London Rocker,
het immer fantastische Gonna Type A Letter (Billy Fury) en de Britse
instrumentale gitaarclassic Saturday Night At The Duckpond die lijkt
achter te lopen op het ritme, met 12 eigen nummers met titels als Teddy
Boy Jive, Be Bop Teddy Girl, Riot At Leister Square en At The Ace samen
goed voor 18 tracks. Naar het einde toe beginnen die een beetje hetzelfde
te klinken, maar desalniettemin kan ik hier best mee leven. |
Demo Recensie
FIVE BY FIVE/ FIVE GUYS NAMED JOE Lang
bestaan ze nog niet maar de leden van Five Guys Named Joe hebben individueel
in diverse bands hun klasse al bewezen. Het is dan ook logisch dat
er relatief snel opnames gemaakt zijn. Deze opnames verschenen nog
niet op een officiële CD maar zijn gedeeltelijk al wel te horen
op hun site én op de demo die nu voor ons ligt. Erg in de smaak
valt de huisstijl van de band, uiteraard in jaren ‘40/50 stijl
maar daarbij in elk detail goed herkenbaar doorgevoerd, ook op hun
site. Compliment 1. Nog even voorstellen? Welja, Five Guys Named Joe
zijn Smokin’ Joe Rollins (Hans Sliepenbeek; zang/ gitaar), Jammin’
Joe 88 (Frans Heuvelmans; grand piano, Johnny Joe Valentine (Eric
van Spreuwel; contrabas), Gentle Joe Vanilla (Richard van de Pol;
tenor saxofoon/ gitaar) en Tummy Joe Tubs (Pierre de Rouw; drums/
zang). |
|
CD Recensies
7 juni 2012
GOOD
OL’ FASHIONED LOVE/ THE OVERTONES Doo-wop is eigenlijk nooit weg
geweest: in de revival rock ‘n’ roll van eind jaren zeventig
en begin jaren tachtig werd het nieuw leven ingeblazen en sporadisch
ook erna, al dan niet met een poppy sausje overgoten, zoals bij The
Flying Pickets (Only You 1983), Neil Young & The Shocking Pinks
namen in 1983 een pure 50’s LP op met enkele klasse doo-woppers,
Billy Joel (For The Longest Time 1984), The Housemartins (Caravan Of
Love 1985), Bobby McFerrin (Don’t Worry, Be Happy 1988)…
en nu dus: The Overtones. |
31 mei 2012
LUCKY
13/ MIKE BADGER & THE SHADY TRIO Full
album debuut van een band uit Liverpool onder leiding van Mike Badger,
in 1984 oprichter van rockband The La’s maar al opgestapt toen
die in 1988 de pophit There She Goes scoorden. Badger ploeterde verder
in de roots en de country en is sinds 2010 actief met dit Shady Trio,
bestaande uit de voor ons nobele onbekenden Barry Southern (gitaar),
Chris Marshall (contrabas) en Ian Laney (percussie). Op www.mikebadger.co.uk
staat een uitverkochte titelloze 6-track-CD uit 2010 waarvan drie nummers
hier worden hernomen, vorig jaar verscheen de door ons evenmin gehoorde
CD-single Another Christmas Carol/ Everybody’s Drinking. Met andere
woorden: we kunnen enkel dit full album beoordelen. |
THE
BEST OF RIPSAW RECORDS vol. 2 Nou,
hier is ie dan: volume 2 en de opvolger van het iets meer dan een jaar
geleden besproken deel 1 van het beste dat het Amerikaanse Ripsaw Records
te bieden had én heeft. Kijk desgewenst nog even terug naar de
review van het vorige volume voor de geschiedenis en meer info over
Ripsaw. |
LIVE
& JIVE LEGENDS Vol. 2 Deel 1 verscheen een jaar of
vijf terug, en net als op die CD staan hier een twintigtal Europese
en Amerikaanse bands op (22 tracks van 21 verschillende bands) die op
het Live & Jive festival in Zweden speelden, dat in februari jongstleden
aan zijn 20ste editie zat. Verrassing: op deze CD staat ook Drinkin’
Gasoline van The Baboons, in de linernotes omschreven als “the
future of the rockin’ scene”! Helaas is de schrijver van
die tekst overtuigd dat ze uit Nederland in plaats van uit België
komen... De CD-titel is evenwel misleidend op drie punten: dit zijn
géén live registraties van het festival maar gewoon studio
opnames, de muziek is geen jive maar een overzicht van de actuele rockabillyscene,
en die actuele bands nou legendes noemen... Ik bedoel: Jack Scott is
een legende. Santos niet. Dat gezegd zijnde is dit een goed overzicht
van de actuele trends in de rockabilly vandaag de dag, en die trends
bestaan contradictorisch genoeg voor een groot deel uit... niet-rockabilly!
Naast de oude favorietjes No Brakes (Go Getters) en hepcat pletwals
Orangutang Juice (Eddie & the Flatheads) besteedt de CD namelijk
veel aandacht aan harde sixties surf met The Ryan’s (het onuitgebrachte
Scrub Bucket met screams, geluidseffecten en dialoogfragmenten), Barbwires
(Roger Mohre’s Last Sigh) en Dragtones (het onuitgebrachte Drag
Off met ronkende motorsounds), moody early sixties rock met Race Track
van The Round Up Boys, en diverse zwarte rock ‘n’ roll vormen
als de bluesrock meezinger No Loving Queen van Domestic Bumblebees,
het ultraswing Red Hot Rockin’ Blues doorslagje On The Radio van
The Troubled Three, R ‘n’ B jive (Gonna Tear Your Playhouse
Down van Cherrry Casino & the Gamblers), en de smeuïge Sweet
Little Sixteen-achtige New Orleans rock ‘n’ roll Up To Date
Lover (Harmonica Sam), opgevrolijkt met piano en mondharmonica, anders
heette hij natuurlijk niet Harmonica Sam. Ook een teken des tijds: Wild
Records materiaal met Santos (Mrs. Kisses), Hi-Strung Ramblers (Telling
Lies) en Dusty Chance’s Cramps-achtige rockabilly stroll Uh Huh.
Meer klassieke rockabilly is het rollende Rome Wasn’t Built In
A Day (Mars Attacks) en de simpele Johnny Horton-billy Got What It Takes
(Wild Goners). |
Single Recensie
WILD,
WILD PARTY - LIVE IT UP/ Constateerde
Franky vorig jaar nog dat de CD van The Megatons in zijn geheel een
prima release was maar dat hun white rock wel wat clean klonk, nu hebben
we een heuse single in onze handen wat voor deze muziek wel eens een
positief teken zou kunnen zijn. |
CD Recensies
24 mei 2012
WILD
’N WEIRD/ IGNITION Tweede release van het vijftal uit Oss met de twee zangeressen, dit keer “onze ode aan de helden van de legendarische Sun studio”, met 18 Sun nummers waarbij vaak werd gekozen voor de (ook tekstgewijs) wildste Sun songs ooit. Verwacht u evenwel niet aan de klassieke rammelende Sun sound, nee, alles raast op z’n Ignition’s voorbij als een sneltrein, zelfs het oorspronkelijk heel medium tempo Bottle To The Baby (Charlie Feathers) wordt vier versnellingen sneller gespeeld. Zo kennen we Ignition, en zo vinden we ze goed, bijvoorbeeld Highschool Confidential (Jerry Lee Lewis) als gitaarrocker. Naast zangeressen Linda (zonder hoed) en Wendy (met hoed) zingt ook contrabassist Gilbert (met kuif, hij klinkt als een rots in de branding waarop de golven zich kapot slaan), en met hun drie verdelen ze de zang netjes onder elkaar, elk zes songs, best wel geinig trouwens om al die typisch mannelijke nummers zoals Wild One (Jerry Lee Lewis) eens een keertje door een vrouw geïnterpreteerd te horen. Dat zorgt voor variatie, en da’s nodig ook want de CD werd in één dag opgenomen en klinkt eigenlijk 18 songs lang hetzelfde, niks geen gastmuzikanten of overdubs of zo. Op de CD staat nergens een producer vermeld dus ik veronderstel dat ze zelf de mixing hebben gedaan, en in die richting gaan mijn enige opmerkingen. De zang (waarover wij niks te mopperen hebben) en het tingelen op de cymbalen zit namelijk heel mooi in de mix verweven, maar de bas(drum) is te dof beukend en de hi-hat en de crash van de cymbalen te indringend, met als gevolg dat een springerig nummer als Let’s Bop (Jack Earls) bijna neo klinkt, en ik kan me niet voorstellen dat dat Ignition’s bedoeling was. Ik had trouwens exact dezelfde opmerking bij Ignition’s vorige CD, dus ik neem aan dat dit wel degelijk het geluid is dat ze voor ogen hebben. Nou ja, sleutelen aan de voorinstellingen van je hi-fi-installatie thuis doet wonderen in deze. Van mij had in sommige solo’s gitarist Bjorn trouwens het effectpedaaltje mogen intrappen, want de gitaar blijft tijdens de solo’s op hetzelfde volume als tijdens de zang en omdat er geen ritmegitaar is krijg je tijdens sommige solo’s toch een machtsvacuüm waarin contrabas en drums tegen elkaar opboksen. Niet dat ik hier zomaar voor de lol wat kritiek zit te spuiten of het zelf beter zou kunnen hoor, ik ben heus niet aan het hengelen naar een baantje als producer. Ik weet namelijk wél hoe ik wil dat iets zou moeten klinken (handig als je CD’s reviewt), maar ik zou geen flauw idee hebben hoe ik die sound voor mekaar zou moeten krijgen in een studio. Ieder zijn job, en de job van Ignition is ongezouten rock ‘n’ roll spelen. Er zit wat teddy boy en wat neo in, maar eigenlijk is dit gewoon pure rechtdoor rock ‘n’ roll gespeeld met heel veel enthousiasme en tomeloze energie en zonder enige vorm van pretentie. Wij van onze kant dragen deze band een warm hart toe. U van uw kant weet wat u te doen staat. Releases in eigen beheer zijn vaak moeilijk te vinden, dus check hun speellijst op http://ignition-rockabilly.hyves.nl (Frantic Franky) |
FOR
THE LOVE OF CHARLIE/ CHARLIE GRACIE Charlie Gracie is een rock ‘n’ roll pionier, maar in die hoedanigheid eigenlijk ondergewaardeerd, wellicht omdat hij nooit in schandaaltjes verwikkeld raakte, niet jong stierf, en nooit de wildste rock ‘n’ roll aller tijden heeft opgenomen. Wat niet wegneemt dat hij nog steeds kan rekenen op een schare fans die zo trouw is dat hij op zijn 75ste (!) nog steeds jaarlijks meerdere weken kan toeren in Engeland. Ofwel heeft ie daar kinderen wonen en zijn die tours een soort betaalde vakantie, weet ik veel. Volgens zijn www.charliegracie.com website staat ie eind augustus begin september op een rock ‘n’ roll festival in Lille (F), en dat zou best wel eens Béthune kunnen zijn. Om maar te zeggen: Gracie is nog steeds actief, en dat is ook enkele fans in zijn thuisstad Philadelphia niet ontgaan, en omdat dat toevallig mensen waren die zelf ook liefhebberen in de muziek besloten ze de handen in elkaar te slaan om een gepast eerbetoon aan Charlie Gracie te maken. Nou hebben die mensen toevallig enige renommee, al zal hun namen de modale Charlie Gracie fan wellicht weinig zeggen: producer Al Kooper die Blood Sweat And Tears oprichtte en in het verleden met Bob Dylan, The Rolling Stones, Jimi Hendrix en Lynyrd Skynyrd werkte belde voor deze CD een paar vriendjes op als Peter Noone (Herman’s Hermits), Graham Nash (Crosby Stills Nash & Young), Jimmy Vivino (gitarist en bandleider voor Conan O'Brien), Craig Ross (keyboards bij Lenny Kravitz) en Dennis Diken (drummer van The Smithereens). De enige namen waar wij al van hadden gehoord zijn Eddie Angel (leadgitaar op één nummer) en gitarist/ bassist/ backing vocalist/ engineer en waarschijnlijk ging ie ook nog de broodjes kopen Quentin Jones van The Reach Out Rodeo Clowns die Lee Rocker inhuurden als producer van hun CD Circuit Rider (1999, hun Girl From Hell werd gecovered door Rocker op zijn Racin’ The Devil CD uit 2006) en gitarist op de titelloze CD van Robert Gordon uit 1996 op Llist Records waarvoor hij ook het nummer Lonely Blue Boy schreef. Samengevat: als wij Charlie Gracie waren hadden we ook geen nee gezegd, maar het resultaat is helaas niet geworden waar wij als Gracie liefhebber op gehoopt hadden. Met de songs op zich is niks mis, dat zijn gewoon leuke niemendalletjes gebaseerd op rock ‘n’ roll, Eddie Cochran rifs op Buddy Holly drums, een doorslagje van zijn Fabulous uit 1957, rock ‘n’ roll ballades, gospel, bluesrock, kinderrijmpjes en zelfs dixieland jazz. Maar hoe die liedjes door de producers ingevuld werden, daar gaat het mis. Opdringerige erop los riedelende rockgitaren, piano, blazers, accordeon, pedal steel, mandoline, slide, keyboards die klinken als synthesizers (en de blazers nadoen?), backing vocals, het verdringt mekaar allemaal tot een overproductie waarin het enige wat niet fake klinkt Charlie Gracie zelf is. Wat een vervelende, overbodige outro’s hebben al die liedjes ook allemaal, zeg. Wij gunnen Charlie Gracie deze CD 100%, maar zetten persoonlijk liever nog een keertje zijn Greatest Hits op. Charlie Gracie heeft immers geen update nodig, omdat Charlie Gracie van zichzelf al “fabulous” is. Info: www.abkco.com (Frantic Franky) |
DON’T
MESS WITH THE GRIZZLY/ THE GRIZZLY FAMILY The Grizzly Family komt uit Lyon (F) en werd in 1993 opgericht door muzikanten die vanaf begin jaren ’80 hun sporen verdienden in bands als The Bozefighters, Los Mescaleros en The Happy Drivers. Als The Grizzly Family brachten ze twee full-CD’s en een stuk of twee mini’s uit, en de opnames op deze nieuwe CD blijken al uit 2008 en 2009 te stammen, ingeblikt in de Electrophonic Recordings Studio in Lyon. Wat onmiddellijk opvalt is Jean-Paul Casas’ merkwaardige, erg hoge stem. Ze lijkt geforceerd, maar daar hij dit de hele CD volhoudt neem ik aan dat ie gewoon al jaren zo zingt, mogelijk in een halfgeslaagde poging om zijn toch onmiskenbaar aanwezige Franse accent te verbergen. Eén keer die stem gewoon hoor je dat The Grizzly Family best okee speelt, een hedendaagse sound met vinnig scherp gitaarwerk, wat twang, een scheut bijna neo (echo’s van The Polecats) en een injectie Gene Vincent (Now She’s Gone is helemaal gebaseerd op de gitaarrif van Cruisin’), met vlot samenspel tussen de muzikanten die hun shit duidelijk kennen, ingebed in een geslaagde productie. Covers als Motorcycle (Tom & Jerry, de latere Simon & Garfunkel, aangevuld met de gitaarsolo van Sandy Nelson’s Let There Be Drums in surf), Don’t Hang Around Me Anymore (Jimmy Ford), Number Nine Train (Tarheel Slim), Where The Rio De Rosa Flows (Carl Perkins, hier een beetje à la Johnny Burnette Rock ‘n’ Roll Trio) en I’m Lookin’ For Someone To Love (Buddy Holly) klinken zonder meer goed, de eigen songs zijn catchy en op het scherp van de snee. Titeltrack Don’t Mess With The Grizzly is een dreigende Killer Diller stijl gitaarinstrumental. Niks mis mee, alleen moeten ze eens beslissen met hoeveel familieleden ze eigenlijk zijn: op het hoesje staan er vier afgebeeld, achteraan op de CD staan er vijf, op het CD’tje zelf zes... Info: www.crazytimesmusic.com en www.thegrizzlyfamily.free.fr (Frantic Franky) |
DARK
DAYS DARK NIGHTS/ “De begin jaren ’90 opgerichte Reach Out Rodeo Clowns zijn de pioniers van de psychobilly aan de Amerikaanse Oostkust”, zo lezen wij. Da’s grappig, want op deze CD staat totaal géén psychobilly. Wat hierop staat is een soort alt-rock met elementen uit surf, Americana, Mexicana en zelfs Oost-Europeana en verwijzingen naar Chris Isaak (Wicked Ways), The Cramps (I Wasn’t Enough For You) en garagerock (Good Day To Die). Dat soort alt-rock is tegenwoordig helemaal niet meer zo alternatief, want een massa niet-rock ‘n’ roll artiesten brengen dat soort muziek en die pretenderen helemaal niet psychobilly of rockabilly of wat dan ook te zijn. In principe heb ik er ook niks op tegen, alleen heb ik al te veel rock ‘n’ roll bands gehoord die per sé rock willen spelen om hier nog warm voor te lopen. Naarmate de CD vordert krijgen we ook ongein met hoempabilly op Johnny Cash ritmes (Exit 14), uptempo killer country (Come On, zeg maar killer country rock), frat surfrock (Bad Dudes Too), gospel (Light Of Day) en country (My Dog Found Jesus, compleet met kerkorgel en gesproken middenstuk, en Cocaine And Cadillacs). Of u daarmee kan lachen hangt uiteraard volledig van uzelf af, ik persoonlijk heb al betere parodieën in die genres gehoord. Eindigen doen ze met moderne tongue in cheek rockabilly als Jesus And Satan en My Shit Back en zelfs een soort luidruchtige parodie op Runaround Sue in Done Fucked Up. De tekeningen in de inlay zijn van Jim Smith, co-creator van de geweldige tekenfilmreeks Ren & Stimpy, en wie deze CD goed vindt en een mondje Engels praat vindt op www.lanarkrecords.net een kort geïllustreerd verhaal gebaseerd op de songs. (Frantic Franky) |
20 april 2012
6
FEET DOWN/ THE BAD BACK BONES Debuut-CD
van deze in januari 2008 door vier Helmondse muzikanten met verschillende
muzikale achtergrond (Ernst Le Coq d’Armandville op ritmegitaar,
Marnix van den Biggelaar op sologitaar, Mike van Lierop op contrabas
en Charles Verrijt (ook bij Catslappin’ Chrissy) op drums, ze
nemen alle vier bij één of meerdere nummers de leadzang
voor hun rekening) opgerichte rockabilly band, geheel door de band zelf
in hun repetitieruimte opgenomen en gemixt en in eigen beheer geproduceerd.
Het zijn slechts tien songs geworden (alle tien zelfgeschreven), maar
ze duren allemaal bijna vier minuten, hahaha, ruim tijd om in een paar
van de songs een heel verhaaltje te vertellen. Vanaf het begin valt
op hoe rustig de CD: de meeste songs zijn relax gezongen en kalm strummend,
soms met jazzy ragtime ondertonen, maar steeds met de gitaar (hoor ik
een tweede overdubde gitaar?) als leidmotief. De intensiteit van die
lange nummers wordt opgevoerd naarmate ze vorderen. Daarnaast horen
we ook een tweetal western-achtige songs (Lonely Highway en Last December,
laat ik hopen dat dát géén waargebeurd verhaal
is), en To See You Cry is het soort Byrds countryrock dat in België
met name door Moonshine Reunion (B) wordt omarmd, een groep waaraan
The Bad Back Bones me op deze CD meermaals herinneren. Met Reborn bewijzen
ze dat ze ook probleemloos pretentieloos kunnen rockabilly-ën,
en in 6 Feet Down dat de vijf en een halve minuut haalt draaien ze hun
(in het geval van contrabassist Mike flink getatoeëerde) hand niet
om voor een meer neo-sound. We Are Through heeft dan weer een lichte
bluesy touch. |
PETE
& THE STARPHONICS/ |
THE
OTHER BREED/ THE CREMATORS Je vraagt je soms af waarom mensen dit soort CD’s naar ons opsturen. Dit Zweedse vijftal heeft namelijk niets met Boppin’ Around te maken. Niet dat wij iets tegen psychobilly hebben, verre van, en vele van onze lezers evenmin, maar er moet toch een klein beetje rock ‘n’ roll inzitten. Je moet er toch enigzíns op kunnen boppen. Afijn, u stuurt op, wij reviewen, en omdat deze Cremators ongetwijfeld in de bakken met hedendaagse CD’s zullen opduiken, serveren wij ons hooggeacht publiek deze waarschuwing: dit is een mokerslag van een pretpunk album met hoge meebrul factor, onversneden geserveerd en mét contrabas, maar met rock ‘n’ roll of zelfs neo rockabilly heeft het absoluut niets te zoeken. Uiteindelijk is het allemaal een kwestie van definities. Is voor u een met rochelende stem gezongen cocktail van punk en garagerock met contrabas psychobilly? Is psychobilly voor u rock ‘n’ roll? Ziet u een punkversie van Batmobile opgenomen met een knuddige mix wel zitten? Als u op die drie vragen gretig “ja” antwoordt bent u beter geplaatst dan ik om dit debuut te beoordelen. Voor de rest van de mensheid: na aankoop niet bij ons komen reclameren graag. Info: www.heptownrecords.com, www.myspace.com/cremators en www.thecremators.com (Frantic Franky) |
22 maart 2012
DJ
AT’S CRAZY RECORD HOP PRESENTS FOOT TAPPIN’ AND DANCE AT
THE SCREAMIN’ FESTIVAL Volume 4 Die
At, wat een kerel: vorig jaar nog geveld door een hartoperatie, dit
jaar DJ op festivals in Engeland, Frankrijk, Spanje, Italië en
Portugal. En gelukkig ook bij ons begin september op Rock ‘n’
Roll Street in Terschelling. At’s Crazy Record Hop of voor de
burgerlijke stand At Koning wordt in de Europese swing en jive wereld
namelijk beschouwd als een hele grote mijnheer, en als u wil weten waarom
hoeft u gewoon deze CD op te zetten. Maar liefst 27 tracks uit lang
vervlogen tijden volgen elkaar naadloos op, moeiteloos schaatsend tussen
diverse genres, ter vertier van voeten en heupen. Wat At’s muziekkeuze
zo avontuurlijk boeiend maakt is wellicht een streng bewaard geheim,
dat we misschien nog het best kunnen definiëren door wat hij NIET
draait. Bij At moet je niet zijn voor het allerobscuurste boppertje
waarvan nog slechts drie zwaar bekraste exemplaren in gewapend beton
bestaan, en evenmin zal hij de nieuwste hepcat sensatie opleggen. Het
laatste bandje snotapen uit godweetwaar dat voor de duizendste keer
het warm water heeft uitgevonden is aan deze krasse rock ‘n’
roll veteraan niet besteed. Daarvoor heeft ie al te veel bandjes zien
passeren. Maar plaatjes blijven eeuwig bestaan, en om die plaatjes is
het At te doen. At heeft er een handje van weg platen te hérontdekken,
platen die we vaak wel kennen maar al lang geen aandacht meer aan besteden,
en hij is niet te beroerd om klassiekers te draaien. Neem nou Be My
Guest van Fats Domino op deze CD. Hebben we waarschijnlijk allemáál
thuis steken op een Fats verzamelaar, maar wie speelt het nog wel eens?
Waar hoor je het nog? Nee, al die DJ’s willen allemaal zo onbekend
mogelijk spul spelen, terwijl Be My Guest gewoon een fantastisch dansnummer
is. Ik bedoel: het is geen toeval dat juist dit de hits waren in de
jaren ’50. Nog eentje van dat kaliber hier: het onverslijtbare
Honey Hush van Big Joe Turner. Western swing uitgevoerd door grote orkesten,
nog zoiets zaligs, omdat die mensen heus wel muziek konden spelen, hoor.
En zelfs zwarte big bands bleken western swing te plegen: de Chew Tobacco
Rag hier is van Lucky Millinder! Of het omgekeerde: de primitieve zwarte
stomper Cockroach van de blanke saxofonist Link Davis. Veel medium tempo
materiaal hier trouwens, omdat dat uitermate dansbaar is. Deze reeks
heet niet voor niets Foot Tappin’. ’t Is trouwens een wijdverbreid
misverstand dat goeie dansplaten snel moeten zijn. En zoals gezegd,
deze CD denkt niet in hokjes, want doo-wop, jive, hillbilly boogie,
female Sun rockabilly (Sentimental Fool van Barbara Pittman), Hawaiiaanse
eilandklanken, gospel (Satisfied van Martha Carson), big bands, rechtdoor
rockers, stokoude scatjazz (Fats Waller met Sweet Sue), boogie woogie,
skiffle, zelfs een flinke portie forties, het kan allemaal als je elastieken
benen hebt. Minder bekende covers, ook altijd leuk (Beer Drinking Blues
in countryrock versie door James Mask), net als themaplaatjes (science
fiction met Rockin’ In The Rocket Room van The Larks). Kan tellen
qua timing: Six Weeks Of Misery van Big Walter & his Thunderbirds
is de pas overleden Big Walter Price. Eén foutje: track 23 is
niet Eddie Bush met Pretty Baby maar Ted Daigle met Mary Lou. Maar U
had het al door: deze CD is onmisbaar voor iedereen die zijn dansen
serieus neemt ! Info: www.eltorrecords.com
en www.crazyrecordhop.com
(Frantic Franky) |
THIS
ROAD/ ROCKHOUSE TRIO Drumloos
rockabilly trio (al is op zes van de 14 nummers wel subtiele percussie
toegevoegd) opgericht in Zuid-Frankrijk in 2004, en dit is pas hun debuut-CD.
Dan zijn wij als oude rock ‘n’ roll rot natuurlijk op onze
hoede: er zo lang over doen voor je iets uitbrengt is nooit een goed
teken, en Frànsen dan nog. Elke twijfel verdwijnt evenwel onmiddellijk
zodra het eerste nummer uit de boxen spettert: My Advice van Billy Fury
wordt authentieke rockabilly in een flinke sound met geprononceerde
slap, de akoestische gitaar perfect op haar plaats, en een goeie welluidende
stem zonder overdreven Frans accent, al blijft het geinig om te horen
hoe die Fransen hun tanden breken over de klemtonen. Verrassing: I Walk
The Line in een heel nieuw arrangement dat klinkt als Union Avenue die
niet-Johnny Cash songs coveren in Johnny Cash stijl! Ook goed: hun spaarzame
tweestemmige versie van Act Naturally van Buck Owens, het enige countrynummer
ooit gecoverd door The Beatles, terwijl het Rockhouse Trio op hun beurt
de Fab Four coveren met I Feel Fine, een Beatles single uit 1964. Helaas
doen ze daar weinig meer mee dan het te vertolken in rockabilly bezetting,
en die oooooh backings hadden voor ons ook niet gehoeven. Dan vinden
wij bijvoorbeeld hun uitgepuurde rockabilly versie van I’m Out
van The Surf Riders (geen surf maar primitieve rock ‘n’
roll uit 1958) veel beter. Ook het dreigende Baby She’s Gone van
Jack Scott en het altijd mooie Lend Me Your Comb van Carl Perkins lenen
zich uitstekend tot de Rockhouse Trio benadering, en zelfs met Jungle
Rock van Hank Mizell doen ze iets sympathieks, niet evident omdat dat
op zich al een enorm powernummer is. Ja, muzikaal zit het vaak mooi
in elkaar, en het zijn de kleine dingetjes die het hem in deze doen,
bijvoorbeeld elementen uit western swing of gypsy jazz, of een solo
spelen op de akoestische gitaar terwijl de elektrische gitaar ondertussen
ritmegitaar speelt. De drie eigen nummers passen bovendien perfect in
het plaatje. Samengevat: niet perfect, maar qua aanpak, sound en muzikaliteit
een aangename ontdekking in het drumloze trio genre door een groep die
we omwille van de afstand wellicht nooit live zullen zien. |
15 maart 2012
MOVING ON/ THE TROUBLED THREE The
Troubled Three werden opgericht in 2009 in Stockholm door drie muzikanten
die eerder in diverse pop-, rock- en punkbands speelden. In 2011 haalden
ze de halve finale van het TV-programma Sweden's Got Talent, en na een
titelloos debuutalbum met enkel covers is dit hun eerste release met
enkel eigen songs. |
RED
HOT BUBBLEGUM/ GAGARIN BROTHERS Nieuw
werk van deze Russen van wie wij in 2009 de CD Twist Behind The Iron
Curtain bespraken. Op hun helaas enkel in het Russisch opgestelde www.gagarinbrothers.ru
zie ik dat ze in Rusland heel vaak spelen, alleen is me daarbij niet
duidelijk of dat in cafés, rock ‘n’ roll clubs dan
wel drie keer de week als behangmuziekje in de plaatselijke voetbalkantine
is. Met andere woorden, ik heb geen idee waar The Gagarin Brothers live
voor staan, ook al is deze nieuwe CD live. Hij is namelijk helemaal
anders dan die Twist Behind The Iron Curtain. Intussen hebben The Gagarin
Brothers in de Cruise Inn en Maloe Melo gespeeld, maar helaas was ik
daar toen niet bij, anders had ik het misschien wel geweten. Twist Behind
The Iron Curtain omschreven wij als cocktailmuziek vermengd met tango,
pop, volksmuziek uit de Balkan en het Russische equivalent van Duitse
schlagers, maar dat geldt dus niet voor deze CD die voornamelijk rock
‘n’ roll klassiekers bevat. Nog opvallende verschillen met
Twist Behind The Iron Curtain: de jazzy leadgitaar ruimde plaats voor
een rock ‘n’ roll gitaar, en de nieuwe live-CD is niet in
het Russisch maar wel degelijk in het Engels gezongen. Op sommige momenten
tamelijk fonetisch, maar niettemin Engels. Tot slot is de bezetting
compleet verschillend: van Twist Behind The Iron Curtain is enkel contrabassist
Dmitry Ilyin terug te vinden op de live-CD. Zelfs de zanger-leadgitarist
is een andere naam (vandaar misschien dat die gitaar anders klinkt),
al is het instrumentarium hetzelfde gebleven: zang en leadgitaar, contrabas
en drums, aangevuld met een accordeon die uiteraard het verschil maakt.
Ze zorgt uit de aard der dingen vooral voor opvulling, een accordeon
kan nu eenmaal niet gebruikt worden voor een flitsende solo, en de accordeonsolo’s
zijn hier dan ook voornamelijk de accordeon die een rondje speelt terwijl
de gitaar dat rondje haar kak inhoudt. Waar en wanneer de CD is opgenomen
staat nergens vermeld, maar de publieksparticipatie tijdens en tussen
de nummers is tot een minimum herleid, dus de songs klinken alsof ze
in de studio werden opgenomen. |
ROCKABILLY
FOOLS - TENNESSEE & TEXAS/ RAVENNA & THE MAGNETICS Eind
jaren zeventig waaide de rockabilly, in de gedaante van neo-rockabilly,
terug van Europa naar USA. Ronny Weiser, die al sinds begin jaren zeventig
zijn label Rollin’ Rock bestierde, probeerde tevergeefs de authentieke
rockabilly in een nieuw jasje aan de cat of kitten te brengen. De standaardreactie
die hij ontving was in de trant van dat die ouwe tijd voorbij was en
de muziek ouderwets. En opeens was daar in het verre Europa, aan de
andere kant van de Atlantische oceaan, een ware revival gaande. Hét
moment voor Ronny dus, om zijn aandachtsgebeid naar het oude continent
te verleggen. Het zouden gouden jaren worden voor de geboren Israëliër
uit Italië. (Aanvankelijk was het nog de bedoeling dat Mac Bouvrie
van Mac Records samen met Ronny een label zou beginnen in Los Angeles,
maar Mac was net getrouwd). In 1982 laat mailorder Rockhouse ons kennismaken
met de Amerikaanse rock ‘n’ roll via de compilatie American
Neo-Rockabillies, dat voor luttele 6 gulden toen in de schappen lag.
Een plaat ook, die nieuw (!) op enkele plaatsen oversloeg. Kan de plaat
zijn geweest of de opname. Maar goed, ik dwaal af. In ieder geval konden
we kennismaken met toen nog illustere namen als Buzz & The Flyers
of Levi & The Rockats. Schone Ravenna met haar gevolg was op dat
moment nog niet in mijn blikveld geraakt. Dat veranderde echter gauw.
In diezelfde tijd was het nog goed gebruik dat ook een warenhuis als
Vroom en Dreesmann rockabillyplaten in de schappen had liggen. Mijn
zakgeld reikte alleen voor cassettebandjes (de overeenkomstige LP’s
van die gekochte cassettes volgenden later in mijn verzameling) en dus
kocht ik steeds in januari, als alles in de balansuitverkoop werd gedaan,
drie heerlijke cassettes uit huize Rollin’ Rock voor samen slechts
10 gulden. Het is dertig jaar geleden, maar het is alsof het gisteren
heeft plaatsgevonden. De cassettes waren (en ik heb ze nog, nu collector
items, nog zeldzamer dan de LP’s van Rollin’ Rock): Ray
Campi (Rockabilly, C-001, Finland, met de aantekening dat op de cassette
één song ontbreekt t.o.v. de LP: Johnny Jives), Ravenna
& The Magnetics (Rockabilly Fools, C-025, Finland) en de compilatie
Rockabilly Music: The Rose Of Love (HEP HN4472, Finland), waarop The
Magnetics ook met twee nummers vertegenwoordigd zijn. Een Amerikaanse
neo-rockabillyband met een leadzangeres. Geen alledaags verschijnsel
in die tijd. Niettemin gitarist Jeff Poskin zingt ook een aantal nummers.
Tom Berghan is de oprichter van de band en het enige bandlid dat van
het prille begin (1979, nog als rockabillytrio) tot aan het bittere
einde (eind 1982) bij de band is gebleven. |
1 maart 2012
SIMPLY
AMAZIN’/ THE BE BOPS The
Be Bops vieren dit jaar hun 30ste verjaardag, en da’s niet veel
rockabillybands gegeven. Uiteraard kenden ze in die 30 jaar hoogtes
en laagtes en periodes waarin de band op een laag pitje stond, maar
toch: dertig jaar is langer dan heel wat liefhebbers van onze muziek
het volhouden en ouder dan de leeftijd van veel rock ‘n’
roll fans! Een andere vaststelling: dit is slechts de vijfde CD van
The Be Bops in die dertig jaar (ze zijn nog begonnen in de tijd dat
groepen vinyl singles uitbrachten), en die vier vorige CD’s verschenen
in een tijdspanne van tien jaar, van 1992 tot 2001. De opstoot van creativiteit
in de vorm van deze nieuwe CD kwam er misschien door de nieuwe frontman,
want het kwartet uit Walenland is inderdaad in 2009 veranderd van frontman,
nadat zanger-akoestisch ritmegitarist David Green er na een kwart eeuw
genoeg van had. Wat voor de meeste andere groepen zou leiden tot het
opheffen van de band bleek voor The Be Bops geen probleem: gitarist
Mario Mattucci, contrabassist Salvatore Dorange en drummer Roland Vandy
lijfden gewoon Renaud Dehan alias Nicky Black van Nicky Black &
the Mystery Strings (B) in, een band gespecialiseerd in het repertoire
van Cliff & the Shadows. Nou zijn er wel meer Cliff & the Shadows
bands (en dan vooral Shadows bands) in België en Nederland, maar
Nicky Black & the Mystery Strings verschillen hierin van de rest
van het peloton dat zij niet proberen de Britse pioniers zo correct
mogelijk na te spelen, maar gewoon stevige Britse rock ‘n’
roll spelen, net als Cliff & the Shadows eind ’50 begin ’60
dus. Best wel kleurrijk trouwens dat Nicky Black David Green
verving, hahaha. Black’s stem heeft uiteraard een ander (en minder
hoog) timbre dan David Green, maar ’t is een mooie en vlotte stem
die aansluit bij de traditionele rockabilly van The Be-Bop’s.
Bovendien heeft ie een breed bereik en zingt ie moeiteloos, alsof hij
zijn hele leven nooit anders heeft gedaan. Heeft ie misschien ook, weet
ik veel, maar feit is dat de positie als stem van The Be Bops hem past
als een strak gesneden gabardine jasje. Bovendien draagt ie creatief
gezien zijn steentje meer dan bij: zeven van de negen eigen nummers
hier zijn door hem gepend! De muziek is de melodieuze niet-agressieve
hepcat rockabilly avant la lettre die The Be Bops al dertig jaar vertolken,
maar toch liggen er net als op de vorige CD’s weer andere accenten:
gitaargewijs hoor ik veel Johnny Burnette (In Heaven) en Johnny Horton
(What Can You Do, en een van de slechts drie covers is Horton’s
minder bekende Take Me Like I Am). In contrast daarmee drijft A Man
Like Me dan weer op de exotisch melodieuze twang van een Lee Hazlewood
of Al Casey. Daarnaast is er plaats voor rechtdoor rockers als No Strange
Particular Wonder en de zwarte schreeuwlelijkerd cover Little Girl Don’t
You Understand (Bobby Freeman die klinkt als Chan Romero) met Sébi
Lee op gastpiano. Op twee andere nummers, Teen Queen van Huelyn Duvall
(een typevoorbeeld van de melodieuze stijl van The Be-Bop’s) en
A Man Like Me, horen we eveneens een piano, nu overgedubd door Mario
Mattucci. Afgesloten wordt met een ander stijlkenmerk van de groep:
Be My Valentine is meerstemmige samenzang op een bedje van akoestische
gitaar, denk Ricky Nelson die blanke doo-wop croont. |
2 februari 2012
ATOMIC
JUMP/ 44 SHAKEDOWN Ondergetekende
was flink enthousiast over de ‘demo’ die het voorproefje
vormde voor de CD van 44 Shakedown en keek dan ook benieuwd uit naar
dat full album debuut. Zouden Ben van Anrooy (drums), Marcel van de
Zee (zang, contrabas), Tim Blonk (alt- en baritonsax, soms over elkaar
gedubd) en Aram Stoop (zang, gitaar) er in slagen die kwaliteit een
hele CD vol te houden? Om meteen ter zake te komen: Boppin’ Around
heeft ‘em in avant-première en het antwoord luidt een volmondig
“YES”, ondanks het feit dat wat ik juist zo goed vond aan
de drie ‘demo’-tracks (het zo goed als ontbreken van een
vermaledijde rhythm ‘n’ blues gitaar) niet geldt voor de
full-CD! Die gitaar is namelijk wél aanwezig op de CD, maar nergens
in die mate de aandacht opeisend dat het voor mij, niet bepaald een
fan van rhythm ’n’ blues gitaren, storend wordt. Nee, ze
wordt netjes in toom gehouden in een voorbeeldig samenspel met de sax.
Ook zijn de songs op deze ode aan de rhythm ‘n’ blues van
eind jaren ’40 tot pakweg de tweede helft van de jaren ’50,
zeg maar aan de zwarte rock ‘n’ roll, meer R ‘n’
B gericht, met covers als I Can’t Stop It (Jimmy Liggins eind
jaren ‘40), Boogie Woogie Nighthawk (gitarist James Widemouth
Brown in 1951, de minder bekende broer van Clarence Gatemouth Brown),
en het net als het origineel met piano opgevrolijkte Gamblin’
Woman (Big Walter, 1956). De enige recente cover, de Ray Charles tribute
Mr RC Robinson van de Britse bluesband Paul Lamb & the King Snakes
uit 2005, klinkt even ouderwets als de rest van de CD, het enige eigen
nummer, de instrumentale titeltrack, combineert een Sheik Of Araby-achtig
melodietje met freestyle Les Paul gitaar. Twee nummers die wij als rock
‘n’ roll beschouwen klinken net iets anders: Ain’t
Nobody Here But Us Chickens (origineel van Louis Jordan uit 1946) is
verrassend rustig, Bim Bam (Sam Butera, 1958) klinkt wat zwarter en
wat minder jive. De CD sluit af met Bacon Fat van André Williams,
een goeie zaak, want er kan niet genoeg André Williams in deze
wereld zijn. De meeste nummers zijn medium tempo, wat uitnodigt tot
heupwiegen en meetappen met je voet, maar werken naar een intense climax
toe, een beetje zoals The Paladins dat in een heel ander bluesgenre
doen. Schreef ik vorige keer dat dit Radio Modern stuff is, nu durf
ik onomwonden stellen: dit hoort thuis op het podium van de Rhythm Riot
(GB). En voor alle duidelijkheid, dit zeggen we dus niet omdat ze uit
Nederland komen: ik ken de individuele groepsleden niet en heb de band
zelfs nog nooit live gezien. Eén nadeel: slechts 11 songs, samen
nipt een half uur. Vééls te kort voor zo’n goeie
muziek. U gelooft onze lofbetuigingen niet? Ga naar hun CD-release op
11 februari in De Unie in Rotterdam: gratis entrée en Miss Mary
Ann & the Ragtime Wranglers krijg je er nog bovenop als opwarmer.
Geraak je daar niet, overtuig dan uzelf met de MP3’s op www.44shakedown.com.
(Frantic Franky) |
Vinyl Recensies
12 januari 2012
COMPAÑEROS/
Een split-EP op groen vinyl gelimiteerd
op 500 exemplaren met vijf onuitgegeven studio-opnames van de oudste
én de nieuwste Nederlandse psychobillies, dat is ongetwijfeld
een collectors item voor de fans. En opvallend genoeg uitgebracht door
een Duits punk-/skinlabel dat eerder al het Cenobites album Paradise
For The Damned uitbracht. Misschien is er in Duitsland een groter publiek
voor psychobilly? Grappig is dan weer dat het artwork niet standaard
psychobilly is maar geknipt werd uit de poster van een Italiaanse spaghetti
western van Ennio Morricone uit 1970. Een A- of B-kant staan nergens
vermeld maar omdat Cenobites bovenaan staan en al het langste bestaan
beginnen we met hun drie tracks. De vaandeldragers van de psychobilly
in Nederland (bijna hadden we geschreven: vandaaldragers) openen met
het nummer El Camino Del Amor dat ik eerder als hele moderne hele snelle
rock ‘n’ roll met de nadruk op rock bestempel dan als psychobilly,
Leave Me Alone is dan weer een kruising tussen rock, speedrock en heavy
metal, ook door de manier van zingen en de twee gitaren. Midnight Madness
gaat helemáál richting speedrock en is een mokerstoot
van een song. |
MAD
OLD WITCH/ MARCEL BONTEMPI Na
Shag Rag is dit de tweede solosingle van Marcel Bontempi, zanger-gitarist
van The Montesas, een wat mij betreft erg leuke Duitse band die fratrock
en early ‘60s rock ‘n’ roll pleegt, en dan kan je
er van uitgaan dat deze EP evenmin standaard rockabilly zal bevatten.
Het is zelfs een concept EP geworden met vier songs over duivels en
heksen, met mooi artwork (Bontempi is grafisch ontwerper, bekijk zijn
werk op www.marcelbontempi.blogspot.com)
en zelfs – maar da’s puur toeval – een toepasselijke
labelnaam! Wie Bontempi hier begeleidt is onduidelijk, mogelijk speelde
hij alles zelf in. Alle vier songs zijn covers, wat voor één
keer niet erg is, want het enige bekende nummer, Race With The Devil
van Gene Vincent, krijgt een totaal ander arrangement, groovy boppend
met een lichte ‘60s truckerscountry twang en doorspekt met soundeffecten
van scheurende bolides. Titeltrack Mad Old Witch (de originele titel
is volgens mij gewoon Mad Witch) is een geflipt nummer uit 1957 van
komiek Dave Gardner, al schijnt er een nog oudere versie van ene Mel
Allen & the Emil Baffa Orchestra te bestaan. Bij Bontempi klinkt
het na een gesproken intro geknipt uit een oude krakende horrorfilm
als een rockende versie van Frankie Laine’s cowboyballades: uptempo
met rockende gitaren, geprononceerde snaredrum, en Ghostriders In The
Sky-achtige backing vocals maar dan griezeliger. Train Of Sin (met de
duivel als treinbestuurder) blijkt origineel een obscuriteit van Bill
Haley die in 1964 op de Guest Star LP The Rock Around The Clock King
stond, hier is het uptempo rockabilly op mamboritmes, in dezelfde stijl
als Mad Old Witch. Train To Satanville van Gin Gilette uit 1961, ook
gecoverd door Ruby Ann (P), is een goeie rocker met countrybop feel
en geluidseffecten. Kenmerken van deze EP zijn de stem die heel ‘50s
klinkt, veel gitaren en percussie, en veel gitaareffecten. Speciaal,
opvallend, en daarom een aanrader voor de verzamelaars van monster rock
‘n’ roll. Witchcraft is gebaseerd in Frankfurt en je kan
hun catalogus checken op www.witchcraft-international.de
(Frantic Franky) |
DVD Recensie
ROCKABILLY
RUHRPOTT Het
is helaas geen alledaags verschijnsel dat er een documentaire over de
rockabilly en teddyboy scene verschijnt. Wel zijn er afgelopen jaren
bij onze oosterburen enkele boeken verschenen over dat thema. Ook besteedt
men in Duitsland van tijd tot tijd aandacht eraan op TV, maar als je
geen Duitse TV ontvangt heb je er niks aan. Nu dan eindelijk een DVD,
zodat ook mensen buiten Duitsland de gemeenschappelijke Ted- en Rockabilly-gevoelens
kunnen delen. De Hepcats en Jivers worden terloops aangesproken Voor
hen die de taal van onze oosterburen niet machtig (willen) zijn, is
de film ook Engels ondertiteld afspeelbaar. Centraal staat de scene
in het Ruhrgebiet, zeg maar het Zuid-Limburg van Duitsland (gezien het
kolenmijnverleden en daaraan gerelateerde, destijds zeer sterk aanwezige,
prominente koempel (makker/maat) klimaat). Een gebied dat zich rock
& roll-matig kenmerkt door een grote Ted- en Rockabilly-scene in
de vorm van diverse dito clubs in de grotere steden, die op internet
ook hun forums (fora) hebben. Jullie redacteur zit ook in enkele van
die forums, die als kenmerk hebben: gastvriendelijk en genoeg discussievoer
‘op niveau’. Uiteraard ontbreken de clubs niet in de docu.
Centraal staan interviews met leden van verschillende bands uit het
gebied, de (ons allen wellicht welbekende) groepen Lou Cifer & The
Hellions, Black Raven, Foggy Mountain Rockers en Wildcats, die allen
ook al Nederland aangedaan hebben. Daarnaast zien en horen we spelen:
Furious, Town Rebels, Rock ’n’ Feller en Teenage Terror
plus de grotere acts, daarover zodadelijk meer. Het geheel van gepraat
wordt afgewisseld met aardig wat beeldmateriaal uit de 70’s, 80’s,
90’s en nu. Dat geeft een goed beeld van de sfeer in de scene
(ook al beleef je het natuurlijk het beste als je er zelf tussenin zit).
Alleen jammer en merkwaardig, dat enkele filmpjes erg mozaïekachtig
uitzien. Daar had men ook beter materiaal kunnen gebruiken, zeker wat
betreft de Stray Cats (immers, materiaal zat aanwezig). De enige Nederlandse
interviewbijdrage komt van het vaderlandse deel van Duits/Nederlandse
band The Wildcats. De film/documentaire probeert voor buitenstaanders,
aan de hand van makkers uit de scene, een beeld te geven van wat de
Rockabilly- en Ted-scene inhouden. Uiteraard begint het met wat rockabilly
is en wat teddyboy rock & roll is. Logischerwijs mogen dan beelden
van Stray Cats en Crazy Cavan & The Rhythm Rockers niet ontbreken.
Maar ook Matchbox en Shakin’ Stevens worden even aangestipt. Omdat
beide muziekstijlen onder andere uitgebeeld worden door kleding, zijn
hier de echte Teds en Rockabillies te zien. Eigenaarechtpaar van Red
Hot & Blue, een rockabillyzaak in Essen, die in de docu te zien
is (ben er diverse malen geweest: het loont om er enkele uurtjes voor
te rijden. Wil je dat niet, ze hebben ook een website: www.rockabilly-rules.com),
vertellen het een en ander daarover. Uiteraard ontbreken pin-ups niet
en een rockabella (geen chick), die in een goed gevuld bovendeel van
haar jurk (in het bloopergedeelte aan het einde van de DVD krijgt dat
nog eens extra aandacht) ingaat op pin-ups. Uiteraard is ook de haardracht
een uiting van Rockabilly of Ted zijn. Een scene-kapper gaat verder
in op de verschillende haarstijlen. Omdat een cat zonder auto dat is
wat een chick is zonder kleren, mogen hotrods, classic cars, custom
cars, muscle cars en hotrod races (chicken runs) niet ontbreken. Ze
krijgen apart aandacht. Als je zo de interviews beluistert, dan merk
je meteen dat het geen bal uitmaakt of je nu uit de Ruhrpott (bijnaam
voor Ruhrgebiet) komt, of honderden danwel duizenden kilometers verder
weg woont. Heel herkenbaar wat er allemaal verteld wordt over de muziek,
beleving en hoe men in de revivaltijd werd gezien door de buitenwereld
(dat je bijv. ook steeds Elvis genoemd werd). Hier zijn ‘onze’
mensen aan het woord, ook al hebben diverse makkers hun bijdrage geweigerd
vanwege de angst dat ze toch verkeerd worden weergegeven, zoals dat
op TV helaas wel voorkomt. De documentaire is zeker geen ‘omdat
Dick Brave en de Baseballs het toevallig goed doen in de charts’
film. Dick Brave komt eventjes aan de orde. De Baseballs niet, wellicht
omdat deze DVD (die op de cover fier productiejaar 2011 draagt en ook
in dat jaar op de markt kwam) al werd opgenomen vóór de
opkomst van het trio. Muzikale optredens flitsen voorbij van de eerder
genoemde bands. Volop muziek dus. Ook tijdens scene-beelden. Het is
mooi om bandleden die je zelf gepresenteerd on stage hebt, of live gezien
hebt, eens aan het woord hoort over hun beleving van de scene en hun
drive om de muziek te maken die ze maken. Ook wat Tiki en tatoeages
met de hedendaagse rockabillyscene te maken hebben, wordt uit de doeken
gedaan door een scene-tatoeëerder. Dit alles is mooi en aardig,
maar als er geen jongere generatie is, die deze muziekstijl in leven
houdt, dan sterft al het moois toch een stille dood. Dus wordt een lans
gebroken voor de ‘overlopers’ uit de hedendaagse popmuziek
(zoals velen van ons destijds in de 70’s en 80’s erin gerold
zijn). Een aardig in elkaar gedraaide docu, waarin men zich eens heeft
laten leiden door de mensen uit de scene zelf en die ook zelf aan het
woord laat. Een absolute aanrader voor nieuwkomers in de rock &
roll (meer specifiek de genoemde scenes) en eenieder die bij rock &
roll alleen maar denkt aan ‘States Quo en AC/DC….ow ja,
er was toch ook nog zo’n figuur namens Elvis….toch?’.
Kijk, voor hen is die docu dus zelfs een must! Voor de rest gewoon heerlijk
achterover leunen en eens enkele soortgenoten laten vertellen wat je
zelf al weet (smile): het wij-gevoel hoogtij laten vieren. Meer info:
www.rockabillyruhrpott.de.
De DVD is onder andere verkrijgbaar bij de webshop van Red Hot &
Blue. (Henri Smeets) |