Je
recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze
dan naar de hoofdredactie! |
CD Recensies
18
juni 2015
TWANG
KITCHEN/ DON DIEGO TRIO Het
Don Diego Trio is een – u had het al geraden – trio, ze
komen uit Sicilië, bestaan uit Diego Geraci (gitaar, zang), Sandro
Pittari (drums) en Luca Chiappara (contrabas), en zijn daarmee volgens
mij The Adels met een andere contrabassist. De CD (overigens niét
bij Rydell’s zelf opgenomen zoals gebruikelijk bij dat Franse
label) opent met een stukje instrumentale fingerpicking waarover Mouse
Zinn (Red Hot ‘n’ Blue, Space Cadets) bij wijze van intro
wat babbelt en doo-bie-doo-wapt alvorens de CD losbarst met enkele nummers
twangy truckin’ country in pure Junior Brown stijl: zelfde countrybilly,
zelfde diepe stem, zelfde diepe gitaar, zelfde improvisaties, beetje
lap steel. Dat vinden wij niet erg want het klinkt best lekker, gewoon
contrabas, drums, gitaar en zang opgenomen met een uitstekende klank.
Ook Don’t Wanna Be Like You is luie Junior Brown country op z’n
Singing The Blues, maar de CD varieert wel degelijk: Good Guy is een
rechtdoor kruising van Rockin’ Daddy en Rockabilly Guy (Polecats)
en door de sound bijna ted, I Hate You is zigeunerswing én een
geinig duetje met een zangeres, El Mamba is een in deze omgeving niet
echt passend Smokestack Lightnin’ meets Sue Moreno rumba duet
met een andere (Spaanstalige) zangeres. De meeste nummers zijn van de
hand van Geraci, covers Red Hot Mama, Chattanoogie Shoe Shine Boy (als
een soort Les Paul experiment), Honky Tonk Mind (de echte titel is The
Woman I Need, hier sneller dan Johnny Horton) en Barking Up The Wrong
Tree zijn zondermeer goed, het eigen Howl lijkt dan weer verdacht veel
op datzelfde Barking Up The Wrong Tree. Something is een overbodig bluesje
dat er enkel lijkt op te staan om te bewijzen dat Geraci dat ook kan,
maar dat hij een uitstekend gitarist is was al duidelijk uit het instrumentale
Guitar Gods waarin hij Paul Burlison, Luther Perkins, Cliff Gallup,
Les Paul en Arthur Smith channelt, al zullen de Joe Sixpacks onder u
er allicht nog andere gitaargoden uithalen. Helaas is Geraci’s
stem niet zo goed wanneer hij niet diep zingt, wat vooral opvalt in
de rustigere nummers zoals het kalm fingerpickend Your Cheatin’
Heart, omdat de stem heel dicht op de microfoon zit en je daarmee de
minste oneffenheid hoort, alsmede in de twee duetten met die twee zangeressen:
Geraci’s stem is okee, die van de zangeressen is beter. |
4 juni 2015
PICTURES/
RICKY FABIAN Tweede
album van Ricky Fabian die inmiddels van Zwitserland naar Berlijn verhuisde,
zo lezen wij, aldaar opgenomen bij Lightning Recorders en omschreven
als een “early sixties Elvis stijl soundtrack”, wat ons
inziens eerder slaat op lay-out en artwork van het CD boekje dan op
de CD zelf, want tussen deze 12 “Hits From The Movies” zoals
de ondertitel luidt is thematisch geen samenhang te vinden. Dat soundtrack
gegeven is dus meer een kapstok dan een referentie kader, en maar goed
ook want bij het woord soundtrack denken wij inderdaad aan Elvis soundtracks
van midden jaren ‘60, of erger nog, aan Cliff Richard soundtracks!
Gelukkig heeft dit album dus met geen van beide iets van doen, al was
het maar omdat Fabian’s stem helemaal niet Elvis klinkt, en trouwens
evenmin Ricky Nelson, de troefkaart die hij volop uitspeelde op zijn
eerste album, Big Bang Boogie. Een van de slechts twee covers is dan
toch weer wel van Ricky Nelson, Get Along Home Cindy Cindy, in 1959
in de western Rio Bravo een leuk westernduetje met Dean Martin, hier
opgewekte beschaafde rockabilly. Links en rechts doet er inderdaad wel
iets denken aan de Elvis soundtracks, in casu de de snellere nummers
daarop, het soort nummers waarvan je denkt “sympathiek, maar geen
Jailhouse Rock”, maar ook aan seventies Elvis. Zo zijn Believe
In Me en Put A Spell On Me seventies rock ‘n’ roll met wat
klinkt als elektrische bas, vrolijke gitaren en saxen en veel –
teveel – female koortjes. When I’m Gone swingt op een gospel
piano, Hideaway Blues is een Wondrous Place-achtig twangy duet met Ruby
Ann (P). Try Again is countrypop, Starlight is highschool toen highschool
al pop was, en A Thing Of The Past (de tweede cover hier, van The Shirelles
uit 1962) is zelfs een pure popballad. Is dit daarom slecht? Nee, hoegenaamd
niet: wij beoordelen elke release op zijn eigen merites, niet op onze
eigen smaak, en het grote pluspunt van deze CD is niet enkel dat het
allemaal uptempo is maar vooral dat het bijzonder goed is uitgevoerd.
Groot was dan ook onze verrassing toen we lazen dat dit werd ingespeeld
door het vaste Lightning Recorders clubje bestaande uit Axel Praefcke
(gitaar) en Michael Kirscht (gitaar, bas), hier aangevuld met een aantal
ons onbekende namen. Hulde aan de muzikanten én aan Ricky Fabian
om eens iets totaal anders te doen! Info: www.rickyfabian.com
en www.rhythmbomb.com (Frantic
Franky) |
TEEN
ANGELS AND OTHER LOVERS/ MARK DINNING Mark
Dinning: Teen Angel uit 1959, niet alleen een hit in wier pathos wij
als hormonaal uitgedaagde tiener mateloos zwelgden, maar vooral een
van de eerste “death discs”, want Teen Angel was een hit
vòòr Tell Laura I Love Her, Ebony Eyes en Johnny Remember
Me. Maar heeft Dinning nog andere goeie songs? Heeft ie überhaupt
nog wat anders gedaan? Jazeker, minstens twee LP’s en een hele
stapel singles, getuige deze dubbelaar op het Britse re-issue label
Jasmine, gespecialiseerd in het oplijsten van singles en LP’s.
Teen Angel was zo’n grote hit (nummer 1 in Amerika en nummer 37
in Engeland terwijl het daar geeneens op de radio mocht omwille van
het morbide onderwerp) dat Dinning inderdaad twee LP’s mocht uitbrengen
en het zal niet verwonderen dat de eerste, uiteraard Teen Angel getiteld,
in 1960 voornamelijk uit traag materiaal bestond: er staan welgeteld
twee uptempo nummers op waarvan The Blackeyed Gypsy uptempo teen pop
is. Dinning begon zijn carrière met country en dus krijgen we
twee Hank Williams covers, I’m So Lonesome I Could Cry en You
Win Again, uitgevoerd als een soort tiener country crooner. De plaat
houdt het midden tussen crooners (Danny Boy, Do You Know (There’s
A Someone Who Loves You), Remember), medium tempo teen pop (You Thrill
Me Through And Through) en teen ballads (A Life Of Love, I Lost), kortom
teen pop met alles erop en eraan: strijkers, achtergrondkoortjes, noem
maar op. Niet verwonderlijk: Little Angel is een soort vervolg op Teen
Angel. Het tweede en laatste uptempo nummer op die plaat, I’m
Too Young To Die, is een gunfighter ballad en daarmee een voorafspiegeling
van Dinning’s tweede LP, Wanderin’, ook uit 1960, ook teen
stuff en ook allemaal traag maar zoals de hoes al hint (Dinning hangt
met zijn gitaar om de nek aan een boxcar) meer richting folk georiënteerd
(1960 was dan ook het begin van de doorbraak en het succes van het Kingston
Trio), niet zozeer muzikaal maar wel thematisch met nummers als The
Japanese Farewell Song en de calypso Jamaica Farewell, aangevuld met
western dramatiek als het uptempo Roving Gambler met banjo en The Streets
Of Laredo. Dat soort songs mogen we ook situeren in het succes dat Johnny
Cash in die tijd oogste met zijn thema LP’s die voorlopers van
de americana werden. Ook hier trouwens twee Hank Wiliams covers, Ramblin’
Man en een suikerzoete Lost Highway. |
AINT
GONNA HUSH: Wie
had ooit gedacht dat we nog eens een CD zouden recenseren met Aretha
Franklin op het hoesje? Eerder bracht Fantastic Voyage (GB) al Voodoo
Voodoo: Feisty Fifties Females uit met zwarte zangeressen in het tijdsbestek
1949-1959, deze Ain’t Gonna Hush is wat er allemaal uit voortkwam:
zwarte rock ‘n’ roll madammen van 1952 tot 1962 en dus niet
tot 1965 wat je volgens het out-of-copyright principe zou verwachten,
maar net dat maakt deze driedubbelaar zo goed. Er zit immers deels jaren
‘60 invloed in, het soort jaren ’60 invloed dat op dit ogenblik
erg aanslaat in de rockin’ scene, maar de modernste nummers klinken
“slechts” als Ray Charles, bijvoorbeeld Rough Lover (Aretha
Franklin), Put On My Shoes (Mary Ann Fisher) en Love Me Right (LaVern
Baker). Grote namen worden afgewisseld met minder bekende maar daarom
niet minder begenadigde godinnen (zelfs de blanke rockabillyzangeres
Joyce Harris uit Kentucky die hier op No Way Out pekzwart klinkt) op
bekende (Specialty, Capitol, United Artists, Okeh, London, Atlantic,
Modern) en onbekendere labels als Triumph, Dra, Club 51, Harlem, Glad-Hamp,
Neptune en Cobra, klassiekers en semi-klassiekers als Tough Lover (Etta
James), Scorched (Varetta Dillard) en Till The Well Runs Dry (Wynona
Carr) dansen hand in hand met obscuriteiten. De ondertitel van de drie
CD’s had evengoed Queens Of Black Rock ‘n’ Roll kunnen
zijn want je kan geen zwarte rock ‘n’ roll stijl bedenken
of hij is van de partij: doo-wop en de daaruit voortvloeiende meidengroepen
(Oop Shoop van Shirley Gunter), doo-woppende mambo (of mambo-ënde
doo-wop, ’t is maar zoals je verkiest met Ruth Brown’s Mambo
Baby), rhythm ‘n’ blues (Big Mama’s Coming Home van
Big Mama Thornton), uptempo bluesharpen (You Did Me Wrong van diezelfde
Big Mama Thornton), big band swing (Blue And Lonesome van Jimmie Lee),
opzwepende gospel (Didn’t It Rain van Evelyn Freeman, The Devil
Is Mad van Dorothea Fleming), dansrages (If You Wanna van Baby Jean),
rechtdoor rockers vermomd als twist (Louisiana Twist van June Bug Bailey),
strollers (Puddentane van Lula Reed), voodoo stuff (Medicine Man van
Baby Washington), veel trage sleazy nightclub crooners (Ain’t
No Need van – de naam alleen al - Honey Brown, Wild As You Can
Be van Mary Ann Fisher), het soort muziek dat inderdaad uiteindelijk
zou evolueren tot soul (You Never Could Be Mine van Baby Washington)
en zelfs vooruitliep op Burt Bacharach (Love For Sale van Ernestine
Allen), tot en met pure rock ‘n’ roll (John John van Aggie
Dukes, G’wan About Your Business van Annisteen Allen, My Baby
Has Gone van Little Miss Jessie, Killer Diller van Betty Everett, Right
To Love You van Myrtle Jones, Don’t Freeze On Me van Jessie Mae),
en natuurlijk een hoop spul waar verzamelaars van dromen, originals
als de inktzwarte Whole Lotta Shakin’ Goin’ On van Big Maybelle
en de veel minder bekende originele Fujiyama Mama door Annisteen Allen
twee jaar vòòr Wanda Jackson), onverwachte covers (My
Babe in big band versie door Dakota Staton, A Rockin’ Good Way
door Odessa Harris, Hound Dog door Little Esther op z’n Bear Cat’s),
en antwoordsongs (You Ain’t So Such A Much van Blanche Thomas
als antwoord op Hound Dog, Ding Dong van Carmen Taylor ook als antwoord
op Hound Dog, Ain’t Gonna Hush van Cordella De Milo als antwoord
op Honey Hush, I’ve Got Nothing Working Now van Ann Cole als antwoord
op haar eigen Got My Mojo Working (jazeker, haar eigen Got My Mojo Working,
want Muddy Waters coverde het van hààr!), I’ve Got
A Man van Annie Williams als antwoord op I Got A Woman van Ray Charles,
I’m Wise van Ruth Durand als antwoord op Slippin’ And Slidin’).
En wat is Don’t Talk Back van Big Mama Thornton eigenlijk, een
antwoord op of een kopie van Don’t Let Go? Benieuwd waar Jai Malano
(USA) de mosterd haalt op haar Rocket Girl CD? Koop dan voor de prijs
van amper één CD deze in totaal 76 tracks waarbij de liefhebbers
van het genre duimen, vingers en andere lichaamsdelen zullen aflikken.
32 tracks werden ook uitgebracht op vinyl als dubbel LP FVDV217. Info:
www.fantasticvoyagemusic.com
(Frantic
Franky) |
21 mei 2015
UPTOWN
AND BACK AGAIN/ THE BABOONS Derde
van The Baboons, toch een van België’s top bands, en een
album waarover wij links en rechts hoorden zeggen dat het op geen kl*ten
trok. Daardoor laten wij ons evenwel niet beïnvloeden. Wij zijn
en blijven geheel onafhankelijk en doen niet aan vriendjespolitiek:
we proberen immer positief te zijn maar als iets ons niet zint zeggen
we het gewoon, anders hebt u er als consument ook niets aan. Dit gezegd
zijnde stelt deze CD zich nadrukkelijk niet-rock ‘n’ roll
op: een retro lettertype maar géén groepsfoto of andere
rock ‘n’ roll verwijzingen en in tegenstelling tot hun eerste
twee uit op een niet-rock ‘n‘ roll label. We zullen eens
luisteren, zie! |
THAT’S
US/ HOT JUMPIN’ 6 Wij
houden van jump ‘n’ jive, rockende rhythm ‘n’
blues of hoe je dat soort zwarte swing ook wil noemen en gelukkig zijn
er nog steeds veel bands actief in dat subgenre. Sterker, het lijken
er zelfs steeds meer te worden. Deze Hot Jumpin’ 6 werden opgericht
in Berlijn in 2009 en staan merkwaardig genoeg met zeven op het hoesje.
De bezetting bestaat uit zang/ritmegitaar, piano (Sascha Körner,
als ik mij niet bedrieg speelde die vroeger contrabas bij Little Neal
& the Blue Flames), gitaar, drums, tenorsax, baritonsax en contrabas
(Sascha Haack van Ray Collins’ Hot-Club) en als wij nog goed kunnen
tellen zijn dat er inderdaad zeven, op deze CD nog aangevuld met een
extra achtste man op extra tenorsax. |
THE
THIRD/ KITTY, DAISY & LEWIS Om
eerlijk te zijn: ik ben geen fan van Kitty, Daisy & Lewis (GB).
En om ter zake te komen: hun derde CD zal daar geen verandering in brengen.
Natuurlijk is het gegeven van twee retro tienerzusjes en -broertje begeleid
door mama en papa gefundeness fressen om een hype te creëren en
als dat allemaal op prime time TV komt is dat ongetwijfeld een goede
zaak voor ons allemaal, maar de rock ‘n’ roll op hun eerste
twee CD’s klonk in mijn oren vrij rommelig en te onbeholpen, en
er stond ook teveel niet-rock ‘n’ roll op. Op The Third
is het echter zoeken met een vergrootglas naar een goeie rock ‘n’
roll song. Wat zeg ik: het is zoeken naar een rock ‘n’ roll
song tout court. Ja, het geheel baadt in een retro sfeertje, maar dan
funky mid-jaren ’60. Ja, er staat blues op (Good Looking Woman,
It Ain’t Your Business) en een akoestische country blues (Developer’s
Disease) en drie ska/calypso-achtige dingen (Baby Bye Bye, Turkish Delight,
Ain’t Always Better Your Way), maar daarmee is dan ook alles gezegd.
Als u hun eerste twee hebt, zal dat volstaan. Als u nog niks van Kitty,
Daisy & Lewis hebt, beperk u dan tot die eerste twee. Info: www.kittydaisyandlewis.com
en www.sundaybest.net
(Frantic
Franky) |
ROCK
THAT SWING FESTIVAL COMPILATION 2015 Tweede
Rock That Swing sampler, naar aanleiding van de 10de editie van dit
swingfestival dat plaats vond van 12 tot 16 februari in München
met in totaal 16 studiotracks (+ één live track van Gordon
Webster) van 10 van de internationale bands die daar aantraden, samen
53 minuten swing in alle mogelijke verschijningsvormen. |
7 mei 2015
STRANGER
THAN FICTION Nieuwe
Fantastic Voyage 3 CD-set, nieuwe invalshoek: dit keer wordt de rockabilly
belicht vanuit het oogpunt van de jaren ’70. De allereerste rock
‘n’ roll revival eind jaren ’60 in Amerika leidde
in Engeland in de jaren ’70 tot de eerste rockabilly revival,
en laat ik voor de jonkies onder u even kort de toenmalige situatie
schetsen. Héél kort, want er was toen namelijk niéts.
Geen CD’s, geen internet, geen YouTube, geen rock ‘n’
roll magazines, geen e-mail, niks. Alleen greatest hits LP’s van
de grote rock ‘n’ roll supersterren. Originele platen werden
toen verkocht via opbod per mail order: je kreeg een getypte en gefotokopieerde
(en dààrvoor nog een gestencilde) lijst toegestuurd, schreef
terug met een bod op wat je wou (waarbij je gewoon intuïtief afging
op labels, namen en titels), en dan was het maanden wachten om te zien
wat je in de wacht sleepte. En met wat geluk kreeg je dan enkele maanden
later die plaatjes ook nog thuis, al dan niet in één stuk.
Wat dat laatste betreft is er trouwens sindsdien niet veel veranderd.
De rockabilly werd mondjesmaat herontdekt door verzamelaars en platenhandelaren
die ter plekke in de States op onderzoek gingen en werd binnen de kortste
keren heruitgegeven in Engeland – en ook in Nederland: White Label
(het latere Collector Records) heeft in deze vanuit ons eigen kikkerlandje
een pioniersrol gespeeld. Maar we hadden het dus over het Engeland van
de jaren ’70 waar heel wat nieuwe releases met oude rockabilly
het licht zagen, vaak illegaal, soms semi-legaal in overleg met de originele
Amerikaanse labeltjes, al valt de wettelijkheid daarvan ook nog te betwijfelen
– ik heb zo’n idee dat de artiesten in kwestie rond wie
het uiteindelijk allemaal draaide nooit een cent gezien hebben voor
hun werk, niet in de jaren ’50 en niet in de jaren ’70.
In het beste geval leidde het voor de artiesten uiteindelijk tot nieuwe
opnames en optredens in Europa, terwijl het voor ons Europeanen leidde
tot het ontdekken van een massa muziek die tot dan toe compleet onbekend
was, soms zelfs letterlijk want ook in de jaren ’50 onuitgebracht
gebleven materiaal vond zijn weg naar de Europese re-issue labels. En
ook in Amerika zelf waren re-issue labels actief waarvan het bekendste
wellicht Rollin’ Rock was. Vòòr Rollin’ Rock
Records nieuwe opnames uitbracht van artiesten als Ray Campi, Johnny
Carroll, Jackie Lee Cochran en Mac Curtis was het immers al actief als
re-issue label: al in 1972 bracht Ronny Weiser zijn eerste Rollin’
Rock EP uit van met name Jimmy Patton. Weiser zat bij de bron en spoorde
ter plekke al die fifties artiesten en labels op, wat leidde tot heruitgaves
op single en LP van labels als Sage & Sand, Excel, Aggie, RPM, Yucca,
Lin/ Kliff, Security, Hob Nob en Westport, en pas vanaf 1975 begon hij
met de bekende eigen nieuwe Rollin’ Rock opnames van Ray Campi
en co. |
SUN’S
FIRST BOOGIE-WOOGIE COUNTRY MAN/ Zijn
er nog Sun artiesten wier carrière nog niet in geuren en kleuren
in kaart is gebracht? Ja, zoals deze Joseph E. Baugh, bijgenaamd Smokey
Joe wegens zijn doorrookte stem, die twee singles uitbracht op Sun en
één op het minder bekende Sun sublabel Flip, minder bekend
omdat Sam Phillips na zeven Flip singles een proces aan zijn broek kreeg
van een Flip Records uit Los Angeles. Drie Smokey Joe singles dus, of
eigenlijk drie-en-een-half want zijn naam staat ook op de B-kant van
een Flip single van Bill Taylor waarover later meer, en die drie-en-een-halve
single kunnen we dan weer terugbrengen tot anderhalf want het gekke
is dat die Flip single en die twee Sun singles drie keer dezelfde single
was: Listen To Me Baby (uptempo rock ‘n’ roll) met op de
B-kant het gesproken nummer The Signifying Monkey waarin hij zijn vreemdste
stem bovenhaalt verscheen eerst in 1955 als Flip 228, dan als Sun 228,
en tenslotte nog een keer in 1964 als Sun 393 omdat Sam The Sham toen
The Signifying Monkey had gecoverd. Zijn andere Sun opnames die destijds
onuitgebracht bleven maar intussen reeds elders verschenen staan hier
ook op, met name het uitstekende Hula Bop (uptempo Sun rock ‘n’
roll met steel, hier in twee versies), het tragere maar evenzeer typisch
Sun She’s A Woman (in twee erg verschillende uitvoeringen) en
het uptempo gesproken The Midnight Ride Of Paul Revere. Heel andere
koek is dat duet met Bill Taylor: Split Personality is een medium tempo
hillbilly weeper waarbij Smokey Joe uiteraard de slechte kant van die
gespleten persoonlijkheid voor zijn rekening neemt. A-kant Lonesome
Sweetheart (zonder zang van Smokey Joe maar allicht wel met hem in de
band) is trage ouderwetse country. Daarnaast bracht Smokey Joe in de
jaren ’50 nog één single uit op Fonovox: Start All
Over Again is primitieve doch ten zeerste effectieve swing rock ‘n’
roll gedeclameerd met een kapotte wolfachtige inktzwarte stem terwijl
Baugh gewoon blank was, in een soort krankjorum uitvoering van The Big
Bopper. Die stem leende zich uitstekend tot novelties zoals Perfect
Girl, de B-kant van Start All Over Again. En wat Sam Phillips van Sun
Records zocht was toch een blanke die kon zingen met het charisma van
een zwarte, niet? Daarnaast speelde Baugh ook nog een tijdje piano voor
bluesman Howlin’ Wolf, met Paul Burlison pré Johnny Burnette
op gitaar. Kan tellen qua interraciaal samenwerkingsverband! Baugh staat
trouwens mee op foto’s van het Million Dollar Quartet maar speelde
blijkbaar niet mee op die jamsessie. |
THE
ROLLIN’ ROCK RECORDINGS VOLUME 2/ Voor
Volume 1 schreef Mac Curtis in 2012 nog een inleidend woordje, Volume
2 heeft ie helaas niet meer mogen meemaken: Curtis overleed op 16 september
2013 op 74-jarige leeftijd aan de gevolgen van een auto-ongeval. Van
het handjevol fifties rockers dat in de jaren ’70 opnieuw op de
rockabilly radar kwam door nieuwe opnames op het Amerikaanse label Rollin’
Rock was Mac Curtis met drie LP’s waarschijnlijk de productiefste
artiest na Ray Campi. Die eerste twee platen, Ruffabilly (1973) en Good
Rockin’ Tomorrow (1975), stonden op Volume 1, nu is Rock Me (1978)
aan de beurt aangevuld met het resterende materiaal, opgenomen tussen
1972 en 1979: 11 nummers die op zes singles verschenen (één
ervan was een split met op de andere kant Ray Campi) + drie tracks op
de verzamelLPs Rollin’ The Rock Volume 2 en 3. Is dit nu alles?
Op het eerste gehoor wel, maar de voortreffelijke Mac Curtis discografie
op de Fin-A-Billy website van Tapio Väisänen vermeldt twee
onuitgebrachte songs en de nummers Hungry Hill en More Love Where That
Came From waarvan het eerste in 1979 op Curtis’ Britse Radarscope
LP Rockin’ Mother met Rollin’ Rock materiaal stond en het
tweede in 1997 op de CD Rockabilly Uprising: The Best Of Mac Curtis
(van zijn Rollin’ Rock jaren, bedoelen ze) op Hightone HGM. De
LP Rock Me klinkt een pak gestroomlijnder dan het gebruikelijke rammelende
woonkamer geluid van Rollin’ Rock met Mac Curtis in goeie vorm
terwijl de leadgitaar er op los improviseert. De songs zijn soms gebaseerd
op bluesschema’s maar steevast rockabilly met country feel, ondanks
de aanwezigheid van een redelijk platte sax in I’d Run A Mile
To You wat in essentie toch een countryballad is. De losse nummers klinken
stevig maar toch typerender Rollin’ Rock en zijn doorspekt met
hiccuppende rockabilly (Ducktail). Niet ongewoon zijn heropnames van
Curtis’ eigen fifties songs als Grandaddy’s Rockin’,
Don’t You Love Me, If I Had Me A Woman en That Ain’t Nothin’
But Right en covers van klassiekers als You Oughta See Grandma Rock,
How Come It en Slip Slip Slippin’ In, opvallender zijn de odes
aan labelgenoot en mede-fifties artiest Johnny Carroll en aan het Rollin’
Rock label zelf, gemakshalve Johnny Carroll Rock en Rollin’ Rock
Rock getiteld. Waarom de zaken moeilijk maken? Die Rollin’ Rock
Rock was trouwens een cover: het origineel is van een Brit genaamd Bobby
Clifford. Dit materiaal verscheen in de loop der jaren al eerder op
diverse LP’s en CD’s maar om alles in één
klap bijeen te krijgen zit u gebeiteld met deze twee volumes, en dat
bovendien in een verzorgde uitgave: net als bij Volume 1 zit hier een
mooi boekje bij van 24 pagina’s met kleurenfoto’s, een sessiegrafie
en herinneringen door mensen die met Mac Curtis samenwerkten waaronder
Rollin’ Rock gitarist Kevin Fennell, boekingsagent Paul Barrett
(GB), John Lewis van The Rimshots, Mario Cobo van The Nu Niles én
onze eigen Junior Marvel! Info: www.part-records.de
(Frantic
Franky)
|
30 april 2015
HEY
DOLL BABY/ SHORTY LONG Als
de naam Shorty Long al een belletje doet rinkelen is dat wellicht door
zijn I Got Nine Little Kisses uit 1953, een hillbilly jiver die Bill
Haley echoot (de tussenwerping “kiss kiss kiss verybody”
- hoewel in een heel andere muzikale setting - klinkt verdacht als “rock
rock rock everybody”: beide artiesten kenden elkaar, zo lezen
we in het informatieve booklet van samensteller Dave Penny) en al sinds
de jaren ’70 wordt gebezigd door bijdehande deejays. Of als u
net als wij hoesnotas doorploetert: omdat Shorty Long de componist is
van Buddy Holly’s Rock Me My Baby, al heeft hij dat bij ons weten
nooit zelf opgenomen. Nu zijn wij van het slag dat zich dan meer dan
goed is voor een normaal mens afvraagt wie die Shorty Long dan toch
wel mag zijn. El Toro biedt het antwoord met deze allereerste compilatie
van Shorty Long die zijn hele carrière overloopt en begint met
zijn debuutopnames als fiddler en accordeonist bij The Santa Fe Rangers,
niet verwonderlijk hele oude oldtimey country over dode moedertjes (Sweeter
Than The Flowers) helemaal uit 1947 maar nòg ouder klinkend en
daardoor enkel voor de aanhangers ter zake. Ook Long’s eerste
opnames onder eigen naam vallen onder de banier stokoude accordeon country
en zijn zelfs ten dele – kan tellen qua pathetische dramatiek
– in het Italiaans gezongen (Mama). DezeCD bevat zeker niet Long’s
complete opnames maar dit zal ruimschoots volstaan: een 5-CD-box zou
teveel van het trage geweest zijn. Pas vanaf track 10 komt er schot
in de zaak met uptempo stuff zoals Goodbye Cincinnati Good Morning Tennessee
(1951) en de Hillbilly Wedding (1951, met zijn echtgenote Dolly Dimple)
die omgetoverd wordt in een squaredans hoedown in de stijl van de opgewekte
duetten van Tennessee Ernie Ford, terwijl Who Said I Said That (1953)
dan weer duidelijk beïnvloed is door trage rhythm ‘n’
blues swing. Inmiddels zijn we in 1956 aanbeland en is Long getekend
door RCA die hem zo te horen merkwaardig genoeg lanceerden als all round
entertainer: zijn output op RCA houdt het midden tussen variété
big band swing (hoewel nog steeds duidelijk geworteld in de country
zoals Luscious), verleidelijke jazz swing (Burnt Toast And Black Coffee),
big label big band big budget rock ‘n’ roll pogingen (Vacation
Rock), songs die we kennen van andere artiesten (Hey Doll Baby twee
jaar vòòr The Everly Brothers – het origineel is
van The Clovers) en zelf wat toen als pop werd aangeduid zoals You Don’t
Have To A Baby To Cry waarin Long zijn best Johnnie Ray imitatie bovenhaalt.
Tegelijkertijd werd Long bij RCA net als eerder bij King Records benut
als studiomuzikant en de CD sluit af met acht bonustracks die hij verluchtigt
met zijn pianospel en die het complete gamma van boppende hillbilly
tot rock ‘n’ roll omvatten gaande van The Davis Sisters
(Fiddle Diddle Boogie, Gotta Git A-Goin’), Bob Newman (Hangover
Boogie, de Pistol Packin’ Mama kopie Rover Rover) en Janis Martin
(Barefoot Baby) tot zelfs een sessie met Elvis (One Sided Love Affair,
I’m Gonna Sit Right Down And Cry, So Glad You’re Mine).
Hoewel (die sessietracks niet meetelt want de kans is groot dat u die
al hebt) het aantal échte rock ‘n’ roll tracks hier
op de vingers van één hand te tellen is zijn wij blij
dat we eindelijk weten wie Shorty Long is. Naar Hemsby zal hij niet
meer komen, want hij overleed in 1991. Info: www.eltororecords.com
(Frantic
Franky)
|
YIELD
TO TEMPTATION/ THE TEMPTATIONS Wie
had ooit gedacht dat wij een CD van The Temptations zouden recenseren?
The Temptations is immers toch die soulgroep die in 1965 en 1966 scoorde
met My Girl en Get Ready? Klopt, maar wie er onze overlijdensrubriek
op napluist weet dat daarin regelmatig leden van soul-, funk- en discogroepen
opduiken omdat de roots van al die soul, funk en discogroepen in de
doo-wop lagen en dat geldt evenzeer voor The Tempations. Ondertitel
The Early Works Of The Temptations Before Becoming Motown's #1 Group
is volkomen terecht: hierop staan de twee eerste singles van The Temptations
uit 1961 (Oh Mother Of Mine/ Romance Without Finance en Check Yourself/
Your Wonderful Love) die verschenen op Motown sublabel Miracle + 21
opnames uit de periode 1959-1962 van de klassieke Temptations bezetting
David Ruffin, Melvin Franklin, Paul Williams, Otis Williams en Eddie
Kendricks + later groepslid Richard Street, solo en in diverse andere
bands en configuraties onder de namen (Ty Hunter &) The Voice Masters,
The Distants en The Pirates. De sound situeert zich in het begin jaren
’60 shop shop doo wop idoom met die typerende vocale stylings
die inderdaad niet alleen de soul maar ook de popcorn aankondigden:
hoge stemmetjes alom dus. Als u zich daarbij weinig tot niets kan bij
voorstellen: denk Twist And Shout voor de snelle nummers en wat The
Drifters in die dagen deden voor het tragere werk. Op de 25 tracks vinden
we iets meer uptempo dan trage nummers in een mooie verdeling met hier
en daar een pareltje (Your Wonderful Love van The Temptations zelf)
maar evengoed een paar miskleunen (Hope And Pray van The Voice Masters,
en dat rare (dwars?)fluitje op sommige van hun nummers doet ook geen
goed), samen een tijdsbeeld van zwart Amerika begin jaren ’60:
zie Mr Bus Driver (Hurry) van David Ruffin over naar je date gaan met
de bus. Over de muzikale kwaliteit van het gebodene wil ik me niet uitspreken
wegens geen kenner (mijn voorkeur gaat uit naar de humoristische jaren
’50 doo-wop) maar een historisch document is het zeker. De broodnodige
wegwijzers in deze Temptations doolhof vind je in het 16 paginas tellend
booklet. Info: www.eltororecords.com
(Frantic
Franky)
|
25
april 2015
RETURN
OF/ THE PLANET ROCKERS De
in 1989 opgerichte Planet Rockers (“100 % Tennessee rock ‘n’
roll”) waren begin jaren ’90 heel eventjes de populairste
band in de rockabilly maar vielen even snel uit elkaar wegens wel hopen
succes maar geen centen aan overgehouden. Frontman Sonny George maakte
nog drie geslaagde solo LP’s en verdween daarna in de bossen van
Tennessee, gitarist Eddie Angel richtte het nu nog steeds succesvolle
Los Straitjackets op, contrabassist Mark Winchester mocht bij Brian
Setzer gaan bassen en dummer Bill Swartz speelde bij country-artiesten
Tom T. Hall en Hank Williams’ dochter Jett Williams, met achterlating
van een gezamnelijke indrukwekkende reputatie en – gek eigenlijk
in retrospect - slechts twee LP’s en de fantastische single Rampage.
Jarenlang hoorden we niks meer van Sonny George tot geruchten de ronde
deden dat ie al naargelang het verhaal was opgeblazen tot zeppelin formaat,
een baard tot op zijn knieën had, zorgde voor zijn oude zieke moedertje
en/of in een zware depressie dan wel in een instelling zat. Wat er ook
van zij: eind 2011 kwamen The Planet Rockers opnieuw bij elkaar in originele
bezetting en uiteraard stonden ze in geen tijd opnieuw op Europese podia.
Wie ze al aan het werk zag zal het met me eens zijn dat Sonny George,
nooit echt wat je op vestimentair gebied een voorbeeld noemt, er nu
inderdaad helemààl niet meer uitziet (de term “rock
‘n’ roll hippie” lijkt voor hem te zijn uitgevonden)
maar zijn rijke diepe stem gevormd door jarenlang naar de maan te huilen
is nog steeds intact en de Planet Rockers sound staat bijna 20 jaar
later nog steeds als een mansion op een plantage in het diepe zuiden.
Dat moest zich vertalen naar nieuw plaatwerk en dat gebeurde –
typisch – op voorspraak van Europa, met name Witchcraft International,
het label van de Duitse DJ Lucky Shooter. Eind vorig jaar was er de
single Voodoo Woman / Snakebit (WCI-113) en die staat nu ook op deze
CD, zij het met Voodoo Woman in een andere versie. Het geheel werd opgenomen
in de Sam Phillips Recording Service op Madison Avenue 639 in Memphis,
maar wel met een Duitse producer, met name die andere rock ‘n’
roll hippie Bernie Batke, frontman van Smokestack Lightnin’ (D).
De heren kennen elkaar al langer: wij zagen ooit een optreden van “The
Planet Rockers” die toen bleken te bestaan uit Sonny George, Eddie
Angel, Bernie Batke en Smokestack drummer Michael Kargel. |
BY
MY SIDE/ CAROLINA & HER RHYTHM ROCKETS |
SHAKE
IT BABY/ WILLIAM T. & THE BLACK 50’s William
T & the Black 50’s komen uit Italië, zijn met vier in
klassieke rockabilybezetting en werden opgericht in 2004, jaar waarin
hun debuut That’s It verscheen, en pas tien jaar later is er deze
opvolger. Op basis van de bandnaam verwachtte ik zwarte rock ‘n’
roll, maar niets is minder waar. William Telser heeft een Elvis-achtige
stem (en inderdaad een verleden als Elvis imitator, lezen we in de hoesnota’s)
die soms te geforceerd aandoet: luister naar het verschil in stem met
bijvoorbeeld What I Feel waarin hij volgens mij met zijn natuurlijke
stem zingt. De muziekstructuren van de 12 eigen composities zijn eenvoudig,
arrangementen blijven beperkt. Hoewel alles door die eenvoud wat in
dezelfde lijn loopt is niettemin gepoogd variatie te brengen: Come With
Us is uptempo travellin’ country stijl met jaren ’70 Gentle
On My Mind gitaarlicks, (het Engelstalige) Rock Am Tore is meer rechtdoor
met een meebrul refein en ongetwijfeld een wereldhit in de gelijknamige
kroeg in Merano, Italië. Vanaf de popballade What I Feel volgen
enkele songs als Albeline en Baby Look die wat meer richting pop gaan.
Bizar zijn de drie live tracks op het einde: dit soort uitgekauwde versies
van klassiekers als Great Balls Of Fire, Tutti Frutti en zelfs Suspicious
Minds hebben we al veel te vaak gehoord, zijn plat en overbodig en doen
de band geen recht. |
THE
SUGARHILLS/ THE SUGARHILLS |
GUITAR
PLAYER/ Waar
komt Nico Duportal eigenlijk vandaan? Uit Frankrijk, dat weet ik ook,
maar vanwáár? Geen idee, hij was er gewoon ineens en hij
was verdomde goed. Nu ja, ineens, Nico Duportal (gitaar, zang), Arnaud
Desprez (tenorsax), Alex Bertein (baritonsax), Olivier Cantrelle (piano),
Thibaut Chopin (contrabas) en Pascal Mucci (drums) spelen toch al een
jaar of vijf samen en daarvòòr maakte Duportal tussen
2002 en 2007 al drie CD’s met de band Rosebud Blue Sauce alvorens
in 2009 zijn debuut met The Rhythm Dudes onder de titel Meet Me In The
Basement in eigen beheer op de nietsvermoedende wereld los te laten.
Daarna waren er Goin’ Back To Ya (2011) en Real Rockin’
Papa (2013) en vorig jaar bracht Rhythm Bomb (D) al de 4-track vinyl-EP
When I’m Gone uit met vier nummers die nu ook op deze CD staan,
namelijk When I'm Gone, Real Good Lovin’ Tonight, Much Later en
Polish Woman dat in 2009 ook al op Meet Me In The Basement stond. Live
is Duportal aanbevelenswaard en ook deze CD is uitmuntend, dat hoor
je zodra het eerste nummer losbarst, de onweerstaanbare zwarte uptempo
jiver When I’m Gone. Lost In The Game is academisch beschouwd
rhythm ‘n’ blues, maar nog steeds rockend. Polish Woman
is trager en baadt in een zompig relaxte New Orleans sfeer. Snelle,
tragere en ja, ook meer bluesy nummers dus, in een voortreffelijk samenspel
tussen de muzikanten met evenveel ruimte voor de blazers als voor de
piano als voor de gitaar, gekoppeld aan Duportal’s onwaarschijnlijk
zwarte stem. Geen flauw idee in welke gitaarstijlen hij zich hier allemaal
uitleeft (Tiny Grimes, T-Bone Walker, Clarence Gatemouth Brown, de West
Coast sound, in een recenter tijdskader Hollywood Fats? Ik vrees dat
ik niet zo thuis ben in al die bluesgitaristen), maar zijn uitmuntend
gitaarspel klinkt fascinerend goed en de fantasievolle arrangementen
staan volledig ten dienste van het geheel. Voor wie geen idee heeft
van het belang van arrangementen inzake sfeerschepping: hoor het verschil
tussen de twee versies van Polish Woman hier. Het geheel zal links en
rechts wel als blues bestempeld worden, zeker omdat in Can’t Afford
To Lose Her ook een mondharmonica meeblaast, maar verrek, als alle “blues”
zo goed was zouden wij nogal eens bluesfans zijn! Nee, ik noem dit gewoon
een staalkaart van alle zwarte muziekstijlen van de jaren ’40
tot begin jaren’ 60 en daarmee dus gewoon rock ‘n’
roll. Zeven eigen nummers gaan de confrontatie aan met vijf covers van
het kaliber van Eddie Bo’s Oh Oh, Johnny Guitar Watson’s
Oh Baby en Much Later van Jackie Brenston & Ike Turner en komen
daar zeker niet als verliezer uit: het na The Paladins nog aandurven
van Big Mary’s te spelen en dan nog zo goed voor de dag komen
is chapeau. Weet u wat ik eens zou willen zien? Een battle of the bands
tussen Nico Duportal, Mike Sanchez en Ray Collins’ Hot-Club. Vuurwerk
verzekerd! Zoals ze bij ons in het café zeggen: straffen toebak!
Binnenkort ook op vinyl, belooft www.rhythmbomb.com.
Info: www.nicoduportal.com
(Frantic Franky)
|
THE
KABOOMS/ THE KABOOMS Dit
album is zo’n typisch voorbeeld van niet in je CD-player in de
auto plaatsen (gelukkig hebben de vintage cars dat niet… of alsnog
toch? Foei!) omdat je anders een gepimpte wagen zou hebben met een gewelfde
carrosserie en ook anderszins zouden onze overheidsdienaars van de goede
orde allicht weinig waardering kunnen opbrengen voor ophitsende kwaliteitsmuziek.
We cruisen door het hete Spanje waar tijdens de siësta geen kip
op de weg is maar desondanks ook geen ruimte voor slaapverwekkende muziek,
ook al klinkt leadzanger Matt Oliviera in de openingssong Beggin‘
On My Knees als Demis Roussos met een stembreuk in een Charlie Feathers
sfeertje, mid-tempo billy met Charlie Feathers hiccups. Een wijde jurk
zoals Demis die destijds droeg hoef je bij deze vetkuif niet te verwachten,
wel strakke jeans en een behoorlijke portie vet, althans in zijn haren
want de stem is minder gesmeerd en dat moet ook! Matt is ‘m vervolgens
gesmeerd met Only Mine (blijf af!) dat klinkt als een achtervolging
met de nodige knarsende piepende remmen, stevige rockabilly zoals we
die graag horen. Haast niet te geloven dat dit een debuutalbum is! Black
Days toont waarom ik dit schrijf: dit is goed in elkaar gedraaide rockabilly
waar zelfs Beethoven nog jaloers op wordt. Roll over, Beethoven en take
you rocket, Johnny! Het viertal rondom Matt en yeehaw schreeuwend bij
het horen van hun namen zijn El Lega (leadgitaar), Javier Carrasco (staande
bas) en Alex Granero (drums) en nemen voorgaande letterlijk in Johnny
Rocket, vettige rockabilly, yeah. Pretty Baby, een geliefde titel die
we in de muziekhistorie tig keren tegenkomen (recent nog bij Carolina
& the Rhythm Rockets, daar was het melancholisch, hier pittig),
is dirty rockabilly zoals het betaamt. Let’s Do It waarin het
goede Engels van de Spanjaard opvalt doet denken aan begin jaren zestig
toen tal van dansen over de teenagers werden uitgestort, ook al is deze
song hier met een behoorlijke smak rockabilly overgoten. Het zou zo
een nieuwe dansrage kunnen ontketenen als de juiste radiozenders met
deejays die nog gevoel hebben voor vakmanschap hen een kans zouden geven.
Lekker swingen around the dance floor met One More Time, wat zou het
cool zijn als auto’s op muziek zouden rijden, ik zou dit nummer
er x keer ingooien en met gemak 300 PK uit mijn Oldsmobile halen! Of
ik dan nog omringd ben door ramen en deuren is een ander verhaal. Ik
ben in ieder geval niet Always Late, mid-fifties rockabilly met een
catchy beat die naar meer smaakt en dat krijgen we in Burn The House,
ook al is het wat rustiger, een vingeraflikker voor liefhebbers van
top fifties styled rockabilly, net als Point Blank Range. Mocht je een
vriendin hebben die niet van rock ‘n’ roll houdt, draai
dan het turbonummer My Baby Don‘t Bop, het zou wel eens kunnen
dat je daarna je moeizaam opgebouwde platenverzameling moet verstoppen
omdat die niet langer meer van jou alleen is! Lekker stiekem genieten
van je collector items is voorbij, maar daar staat wel tegenover dat
je eindelijk ook rock ‘n’ roll-matig kunt zeggen She’s
My Woman. Deze song ligt in dezelfde lijn als zijn voorganger op dit
album, alleen ietwat rustiger. Pack Your Things And Go: daar is Demis
weer met rockabilly boots aan. Het voortkabbelende nummer is van een
dusdanig niveau dat we ons voorlopig in ieder geval geen zorgen hoeven
maken dat goeie rockabilly zal uitsterven. De fifties blijven voortleven!
|
2
april 2015
GOOD
TASTE IN BAD FRIENDS/ Na
de titelloze 6-track mini in min of meer eigen beheer van vorig jaar
is dit het full album debuut van de slechts 21-jarige Crystal Dawn,
dochter van Patrick Ouchène van en daarmee uiteraard begeleid
door de Belgische rockabilly band Runnin’ Wild, voor deze gelegenheid
uitgebreid met gastmuzikanten op lap steel en dobro (Tom Beardslee,
een Amerikaan die als hij in België is regelmatig Runnin’
Wild bijstaat op het podium), trompet en fiddle. Die uitstekende mini
deed ons stiekem de hoop koesteren dat Crystal in het kielzog van het
hitsucces van Imelda May zou opgepikt worden door een major maar het
is dus het Duitse rock ‘n’ roll label Rhythm Bomb geworden,
misschien niet eens zo slecht want beter groot in een kleine scene dan
helemaal opnieuw moeten beginnen in de pop-/ rockwereld waar de competitie
honderdvoudig is en die majors je toch even snel uitspuwen als ze niet
hun beoogde verkoopcijfers halen. Het voordeel van Rhythm Bomb is immers
dat ze een uitgebreide distributie én een afdeling in Amerika
hebben, wat er gelijk toe leidde dat Crystal onder auspiciën van
Rhythm Bomb in april haar CD mag gaan voorstellen op Viva Las Vegas,
waar uiteraard een toertje aan gebreid wordt. |
CAN’T
SADDLE ME/ THE LO-LITES The
Lo-Lites komen uit Helsinki, bestaan uit Miku Majuri (zang, gitaar),
Jate Haro (electrische bas) en Harri Nieminen (drums), en brachten sinds
2010 drie CD’s en twee singles (The Knock en Baton Rouge) uit,
allemaal op B-Top, dus we gaan er van uit dat dat hun eigen label is.
De muziek is van origine voornamelijk zwarte rock ‘n’ roll
(You Can’t Catch Me, Can’t Judge A Book By Its Cover, Rock
‘n’ Roll Deacon van Screamin’ Joe Neal, She’s
My Baby Doll van Terry Clement & the Tune Tunes, Monkey’s
Uncle van Ray Sharpe, als evengoed Mexicali Baby dat we nog nooit zo
snel hebben gehoord) maar hier gewoon rechtdoor gespeeld, gas erop en
niet omkijken. Uitgespuwde vocals, geen tijd voor breaks, finesse staat
niet in hun woordenboek en op de paar wat minder snelle nummers zoals
City Boy kunnen de teds strollen. De eigen nummers I Got The Diddleys,
Can’t Saddle Me en Low Lights passen naadloos in het rijtje wegens
toch alles in dezelfde toonaard. Maracca’s volstaan ter variatie
en om de schijn hoog te houden dat ze ook rhythm ‘n’ blues
spelen, en dan luidt onze conclusie dat dit een kruising is tussen rockende
café rhythm ’n blues en Screaming Lord Sutch. Wij zijn
met dit soort muziek groot geworden (en met koffiekoeken en af en toe
een stevig pak op ons bakkes) en soms moet het inderdaad niet meer zijn.
Niet te veel woorden aan vuilmaken: dit is krachtvoer voor de liefhebber!
En anders: op uw bakkes! Info: www.lo-lites.com
(Frantic
Franky)
|
KILLSWITCH/
THE RIP ‘EM UPS Vijf
Mexicanen uit Los Angeles, dan kom je haast automatisch bij Wild Records
uit, zeker als je wilde rock ‘n’ roll speelt, maar The Rip
‘Em Ups zijn daarvoor wellicht te gestructureerd en te weinig
chaotisch. Maakt niet uit: Rhythm Bomb is ook goed omdat die nu toch
een afdeling in de stad der engelen hebben. Wilde muziek, yep, maar
toch weer net iets anders: The Rip ‘Em Ups knopen aan bij hun
eigen roots, in casu de rijke traditie van Chicano rockers als Chan
Romero en Ritchie Valens (I Wanna Love You, Comprendeme Nena oftewel
Ooh My Head van Ritchie Valens in het Spaans), vermengd met zwarte rock
‘n’ roll zoals Don & Dewey (Spitfire) en early sixties
(de instrumentale rechtdoor rocker Killswitch) tot mid sixties (The
Game, een kruising tussen Louie Louie en The Sonics). Het tweede Spaanstalige
nummer Bailamos Rock ‘n’ Roll bevat een flinke scheet fratrock
en het geheel is overgoten met een Little Richard saus. Javier De La
Rosa’s hoge stem past verschrikkelijk goed bij hun muziek, een
scherpe leadgitaar verkent alle maar vooral de hogere regionen, en de
non stop meetoeterende sax laat in haar solo’s horen niettemin
erg veelzijdig uit de hoek te kunnen komen. Ook goed: een aantal pianosolo’s
(Carl Sonny Leyland werd bereid gevonden zijn pianola te dienste van
deze CD te stellen) alsmede het gebruik van elektrische bas in plaats
van contrabas wegens perfect passend bij deze muziek. De 11 zelfgepende
nummers + 1 cover worden erdoor gejaagd in 28 minuten, slechts één
keer wordt het tempo vertraagd op Wild Savage Woman, een sleazy south
of the border grinder, en omdat authenticiteit alles is werd dit opgenomen
door Wally Hersom in zijn Wallyphonic Studio in Pasadena. U hebt graag
een referentie voor deze niet aflatende uitputtingsslag? Doe dan maar
The Playboys (GB), die nemen ook geen gevangenen. Als u van recht voor
de raapse rock ‘n’ roll houdt: dit is héél
goed. Info: www.facebook.com/theripemups
en www.rhythmbomb.com
(Frantic
Franky)
|
DOWN
IN A HOLE/THE HAILBAILS -
En? Nog wat nieuws gehoord? |
Single Recensies
SMOOTH
& THE BULLY BOYS / Misschien
wel de hardwerkendste Belgische band maar helaas hier wat minder bekend,
wellicht omdat ze van bezuiden de taalgrens komen en in het powerbilly
genre zitten. Ten onrechte minder bekend: het trio rond zanger- gitarist
Michel Brasseur rockt al sinds 2001 en heeft minstens vier CD’s
op hun conto. En dan vinden wij het mooi dat ze toch nog de moeite doen
naar wij aannemen louter voor het prestige (want voor het geld moet
je het niet doen) in eigen beheer een vinyl-EP uit te brengen met vier
eigen nummers (denken we toch, componisten staan niet vermeld) ingeblikt
op 21 oktober 2014 op amper twee uur tijd in de legendarische Sun studio
in Memphis (ze waren er toch in de buurt voor hun derde Amerikaanse
toertje) met in de productiestoel Matt Ross-Spang, de recording engineer
die momenteel probeert Sun al zijn glorie te herstellen. |
ROCKABILLY
STROLL/ Handen
omhoog wie Johnny Austin kent! Rockin’ Johnny Austin is een minder
bekende naam uit het revival circuit van wie wij exact vijf songs kennen,
allemaal op Nervous Records (GB) en allemaal op vinyl om de simpele
reden dat ze dateren uit begin jaren ’80 toen de CD nog niet was
uitgevonden: All The Time en Born To Be A Raver op de split EP Johnny
Austin Meets The Feds (1980), deze City Lights/ Rockabilly Stroll, oorspronkelijk
uit 1981 met City Lights als A-kant, en het nummer Hit Man (begeleid
door The Ricochets) op de verzamel LP Stack-A-Records uit 1983. In 1992
was Austin te gast bij psychobilly band The Klingonz (GB) op hun 10-inch
Jobot die het tempo van zijn Rockabilly Stroll na enkele strofes optrokken
tot overdrive als Klingabilly Stroll. Sindsdien haalde Austin voornamelijk
de lokale pers met voetballiedjes voor het goede doel en in 2010 was
er zelfs een Santa Stroll. En nu helemaal uit het niets deze onuitgegeven
opnames uit 1995 met gitarist Darrel Higham in even grote letters en
mét foto op het hoesje aangezien Higham nu eenmaal veel bekender
is dan Austin. Beetje een onduidelijk verhaal, deze opnames, ook al
zijn de hoesnota’s van de hand van wandelende encyclopedie Marc
Fenech en dus zeer uitgebreid, maar helaas laat zijn geheugen hem 20
jaar na de feiten lichtelijk in de steek - wij citeren: “Nick
Hoadley op bas, ik denk Darrel Higham op gitaar {nvdr: aan de klank
van de gitaar te horen is dat wel zeker, zouden wij zo zeggen}, en op
drums moet het dan Les Curtis geweest zijn aangezien die drie toen samen
in Bob & the Bearcats zaten”. |
I
GOT A MAN/ SANDY LEE Het
principe van de Rockabilly Queens Serie op Rydell’s Records (F):
producer Steve Rydell lokt minder bekende buitenlandse zangeressen naar
zijn studio om ze daar niet met hun eigen band maar met zijn eigen vaste
studiomuzikanten op te nemen – waarbij de muziek zeker niet gelimiteerd
wordt tot rockabilly – en ze daarna te delen met de wereld. Zo
ook op deze Volume 5 met de 32-jarige Sandra Lehmann die in Duitsland
niet één maar twee eigen bands heeft, Sandy Lee &
the Wantons en The Candy Bombers (beide ons totaal onbekend, en ze schijnt
in Duitsland ook in TV-reeksen te spelen), hier gekoppeld aan de Rydell
crew Bruno Longo (gitaar), Pascal Freyche (contrabas), Gaël Pétetin
(drums), Jean-Pierre Cardot (piano) en Freddy Pohardy Riteau (sax).
|
BOP
AND STROLL WITH/ THE WISE GUYZ Wij
vinden The Wise Guyz een van de betere rockabilly bands anno nu, en
wij zijn blijkbaar niet de enige: het Spaanse label El Toro bracht al
vier CD’s en minstens één vinyl splitsingle uit
van het kwartet uit Oekraïne. Met deze Bop And Stroll doen ze er
nog een vinyl-EP bovenop met drie nummers die eerder op hun eerste drie
CD’s verschenen en één nummer waarvan de origine
minder evident is. Do The Crab Bop (van de CD Stay Cool) is boppende
rockabilly om mee wild te gaan op de dansvloer (niet dat dat in uw geval
een mooi zicht is) voorzien van alle benodigde ingrediënten om
een instant classic te maken: geprononceerd ritme, een goeie gitaarrif,
breaks en gitaarsolo’s waarin ze er nog een schep bovenop doen.
Do It Slow (van de CD Let’s Rock The Floor) mag ondanks de titel
als uptempo stroller beschouwd worden met een beetje een early sixties
British effect, en de B-kant opent met Hey Hey Little Chick (van de
CD Don’t Touch My Greasy Hair), authentieke rockabilly uit de
Johnny Burnette school. Wie fan is van The Wise Guyz zal deze drie nummers
waarschijnlijk al hebben, het laatste nummer daarentegen is een zeldzaamheidje:
Naked Beach komt uit Non-Stop Boogie uit 2008, voor zover wij weten
hun allereerste CD, want voor ze tekenden bij El Toro hadden ze zelf
al enkele CD’s uitgebracht en daar kan je natuurlijker een pak
moeilijker je klauwen op leggen. Bovendien bewijst deze Naked Beach,
een medium tempo gitaar/ sax instrumental met veel gesleur aan de Bigsby
tremolo hendel wat een surf effect geeft (vandaar allicht de titel),
dat The Wise Guyz toen ook al goed waren. Eveneens om op te strollen,
dames. Naakt, graag. Zoals de titel aangeeft: twee boppers en twee strollers,
en voor één keer hebben wij daar nu eens niets op aan
te merken, zie! Waar gaan we dàt schrijven? Info: www.eltororecords.com
(Frantic Franky)
|
CD Recensies
19 maart 2015
DJ AT’S CRAZY RECORD HOP PRESENTS FOOT TAPPIN’ AND DANCE AT THE SCREAMIN’ FESTIVAL Vol. 5 El Toro Records, ETCD 1060 Deze
lijkt ons al even uit maar hey, ‘t is een CD van DJ At en die
dragen we in ons hart – zowel de man als zijn CD’s. At Koning
is immers niet alleen een all round prima peer, ’t is ook nog
eens een verdomd goeie DJ met slechts één missie: de mensen
aan het dansen krijgen. Daar slaagt hij in omdat hij voldoet aan DJ
vereiste nummer één: ken je platen. Ik durf namelijk wedden
dat u thuis zelf een paar nummers van deze CD hebt zonder het te weten,
omdat ze weggestopt zijn op platen die u nooit draait. Een DJ die naam
waardig ként zijn platen, een goeie DJ kweekt een instinct dat
hem leidt bij het kiezen van de plaatjes die hij draait. En het verschil
tussen een goeie DJ en At’s Crazy Record Hop is dat At élke
dansplaat draait, zich niet te verheven boven het plebs voelt om daar
klassiekers tussen te steken (teveel DJ’s willen zo obscuur mogelijk
draaien, maar er is wel degelijk een reden dat die klassiekers klassiekers
werden), en hij zich niet beperkt tot rock ‘n’ roll, zowel
live on stage achter zijn draaitafels als op zijn compilaties. Ook op
dit Volume 5 leidt dat tot At’s vertrouwde concept van een handvol
klassiekers (Love Bug Crawl van Jimmy Edwards, Ain’t Nobody Here
But Us Chickens van The Jaye Brothers, Tootsie van Carl McVoy, de ultieme
bluesbopper Rock Everybody Rock van McKinley Mitchell) vermengd met
uiterst dansbare jive (Jackpot van Mike Pedicin), piano boogie, hillbilly
(Payday Saturday Night van Zeke Clements), swing en vocal harmony, daarbij
heel vaak terugharkend naar materiaal dat aan de muzikale stijl en aan
het gekraak te horen meer jaren ’40 dan jaren ’50 is (Red
Norvo met How Can I Thank You). Het leuke daarbij is dat het vaak gaat
om artiesten die je niet meteen met rock ‘n’ roll en aanverwanten
associeert: wij schuiven in de platenbakken mensen als Teresa Brewer
(Gonna Get Along Without You Now), Joe Loss (Are You Having Any Fun)
en zelfs Eddy Arnold (Hep Cat Baby) steevast opzij ten voordele van
de Glenn Millers en Porter Wagoners dezer wereld – soms ten onrechte,
zo blijkt hier. Altijd geinig zijn artiesten die niet zijn wie ze zijn:
Jitterbug Special van The Shadows zijn niét Cliff’s Shadows.
Ook typisch At: onbekende nummers die onmiddellijk vertrouwd aandoen
wegens in de stijl vàn: Bobby Day’s Gotta New Girl werd
duidelijk gefabriceerd in het kielzog van het hitsucces van Little Bitty
Pretty One en Lazy Mazy van Budd Hobbs & his Trail Herders lijkt
verdacht veel op Pistol Packin’ Mama. Sowieso opteert At vaak
voor minder bekende opnames: Train Of Love van Paul Anka, Almost 12
O’ Clock van Gene Summers, You Got A Heart Like A Rock van Charlie
Gracie, Let’s Do It (The Chicken Scratch) van Jimmy McCracklin
of Walk My Way Back Home van Dwight “Whitey” Pullen zijn
niet de meest voor de hand liggende titels van deze toch bekende artiesten.
Tot slot komt ook de thematische verzamelaar aan zijn/ haar trekken
met onverwachte covers (I Don’t Care If The Sun Don’t Shine
als swing door Georgia Gibbs) en Chinese (Sing Song Sing van Ella Fitzgerald),
Hawaiiaanse (Hopahula Boogie van Chuck Miller) en antwoord songs (The
Son Of Old Casey van Johnny Bond). |
ROCKET
GIRL/ JAI MALANO Begin
2013 recenseerden wij de CD Shuck And Jive van The Royal Rhythmaires
(USA) waarbij we over zangeres Jai Malano schreven dat haar stem “hoewel
voorzien van alle benodigde grollen en behoorlijk zwart toch iets te
weinig doorleefd klonk”. Dit is een solo CD van Jai Malano (bestaan
The Royal Rhythmaires eigenlijk nog?) en hierop gaat ze tot onze verrassing
en vreugde voluit en zingt ze erg zelfbewust. Malano is duidelijk gegroeid
als zangeres (verhip, we lijken wel échte muziekjournalisten)
en hoewel dat voorlopig nog niet resulteert in een stem met de kracht
van een orkaan zoals de big fat rock ‘n’ roll mamas van
weleer levert het wel een uitstekende CD op waarop Malano’s stem
nog meer tot haar recht komt omdat ze oerdegelijk wordt geruggesteund
door Nico Duportal & his Rhythm Dudes, notabene uit Frankrijk maar
momenteel wel een van de betere fifties rhythm ‘n’ blues,
zeg maar zwarte rock ‘n’ roll bands. Duportal’s gemene
rhythm ‘n’ blues gitaar vuurt een batterij blazers aan en
het geheel staat volledig ten dienste van Jai Malano. Daarenboven doet
deze CD zijn voordeel met goeie arrangementen in zowat alle zwarte rock
‘n’ roll stijlen, handig verweven met een vleugje soul en
een schep jungle voodoo. Ook straf: maar liefst acht van de 12 tracks
zijn eigen composities van Jai Malano, waarmee ze bewijst het idioom
heel goed onder de knie te hebben, al kan je dat eigenlijk ook al concluderen
aan de hand van de kwaliteit van haar succulente covers van Hound Dog
(zoals Big Mama Thornton’s gegromde origineel), Ike Turner's Matchbox
(I'm Gonna Forget About You), Joe Tex's Ain't I A Mess en Big Maybelle’s
So Good To My Baby. De CD werd opgenomen bij Black Shack in Calw (D)
maar dat had evengoed bij Cosimo Mattasa in New Orleans kunnen zijn
geweest, zo authentiek klinkt het. Zonder enige twijfel het betere werk
voor wie smelt voor zwarte sax rock ‘n’ roll met piepende
rhythm ‘n’ blues gitaar. Info: www.rhythmbomb.com
(Frantic
Franky)
|
LORRAINE
EXOTICA/ KING AUTOMATIC Op
de hoes staat vijf man, maar da’s vijf keer dezelfde: King Automatic
is een Franse one-man-band, al klopt dat technisch gezien niet: hij
bespeelt niet tegelijkertijd verschillende instrumenten maar speelt
zelf gitaar, keyboards, drums, percussie en accordeon in, met daarbovenop
op deze CD extra gasten op backing vocals, banjo en trombone. Geen flauw
idee wat dat live geeft, maar zijn vierde Voodoo Rhythm release sinds
2006 opent met moderne trashy rock en sixties garagerock waarbij de
stem ons doet denken aan Nigel Lewis (GB). Die lijn wordt evenwel niet
doorgetrokken want binnen de kortste keren vermengt King Automatic die
genres met Sonics, bluesrock, sixties orgeltjes, flamenco beat, easy
tunes, Franse sixties pop met echos van Jacques Dutronc en protestzanger
Antoine, ska en rocksteady, waarbij Oost-Euopese melodielijnen worden
verweven met Franse chanson accordeons. Als je dat zo leest denk je
“onmogelijk”, maar het werkt wel degelijk en is veel minder
trashy dan je zou verwachten, al heeft het uiteraard geen sikkepit met
rock ‘n’ roll te maken, laat dat duidelijk zijn. Ook uit
op LP VR1287, Nederlandse en Belgische verdeling via Clear Spot. Info:
www.voodoorhythm.com
(Frantic Franky)
|
HOT
SUMMER NIGHTS/ THE WISE GUYZ Oekraïne
lijkt me momenteel niet de meest gezellige plaats om te wonen, maar
ze hebben er in elk geval rockabilly: van The Wise Guyz bespraken wij
in 2011 Don’t Touch My Greasy Hair en deze Hot Summer Nights blijkt
al hun vierde album op het Spaanse label El Toro! Wij vonden Don’t
Touch My Greasy Hair prima omdat het puik gespeelde hedendaagse fifties
rockabilly was (een contradictie, we weten het, maar u begrijpt wat
we bedoelen: in essentie fifties rockabilly doch zo pittig gespeeld
en opgenomen dat het heel fris en modern klinkt) vermengd met invloeden
van doo-wop en met een gastsax. En misschien is hun muziek wel zo goed
omdat de roots van de band eind jaren ’90 in de neo en psychobilly
lagen! De sax, ingespeeld door de niet onbekende Ruki ‘V’
Briuki, is opnieuw in een paar nummers te gast op Hot Summer Nights,
een CD die even goed en even gevariëerd is: Crash is een gemene
instrumentale gitaar/ sax stroll, Don’t Break Your Poor Heart
is fingerpicking billy, titeltrack Hot Summer Nights rockabilly’t
én surft op mambo ritmes, Way That I Love is meer een western
ballade en Catch Your Wave is Mexicaans à la Carlos & the
Bandidos (GB), terwijl Rude Bad Boy (een heropname met sax van een nummer
dat in 2012 al op Stay Cool stond) dan weer fifties rhythm ‘n’
blues geïnspireerd is. De enige covers op de 16 nummers, Do It
Bop van Billy Prager & his Caravans en Diggin’ The Boogie
van Roy Hall, zijn prima omdat ze er iets mee doén, daarnaast
staat hier ook een hedendaagse cover op van Bop Disease van The Mad
Men (Kroatië). Qua invloeden gaan The Wise Guys op Hot Summer Nights
breder maar het resultaat is even goed en daarmee meer van hetzelfde,
maar hun geval absoluut niet slecht, want ze blijven een uitstekende
band met goeie ideeën die weet waar ze mee bezig zijn, luister
bijvoorbeeld naar het nummer Sad. Eind augustus staan ze in Schijndel
op Drive In Barn. El Toro bracht ook een nieuwe 4 track vinyl EP van
The Wise Guyz uit getiteld Bop And Stroll. Info: www.eltororecords.com
(Frantic
Franky)
|
BOOGIE
PIMPS/ THE JUKE JOINT PIMPS |
IT’S
A SCREAM “Original
soundtrack of the Screamin’ festival”: een leuk excuus voor
het zomerfestival in Calella, Barcelona om acht resident DJ’s
elk drie nummers te laten kiezen. At’s Crazy Record Hop is daar
niet bij (die heeft op El Toro gewoon zijn eigen CD reeks) maar wel
een andere Nederlander, Willie “The Kid” Storm, en dan zijn
wij toch altijd een heel klein beetje trots! Zijn drie keuzes zijn de
nog steeds buitenaards klinkende bona fide rockabilly classic annex
schoolvoorbeeld van rockabilly echo You Gotta Have A Ducktail van Billy
Adams (zowat het enige echte 100 % rockabilly nummer op deze CD!), de
doo-woppende zwarte sax jiver Don’t Change Your Pretty Ways (The
Midnighters) en de bluesy gitaarstroll Hey Then There Now (Jackie Burns).
Daar kunnen wij best mee leven. De wilde garage gitaarrocker Scream
van Ralph Nielsen & the Chancellors opent dit feest van vooral minder
bekende tracks van bekende namen als Big Al Downing (Yes I’m In
Love With You Baby), Wynonie Harris (Sweet Lucy Brown), Bull Moose Jackson
(Watch My Signals) en Little Esther (If It’s News To You), en
zo hoort het want zo leren we tenminste nog eens wat nieuws kennen,
al is het leven cirkelvormig en komen bepaalde zaken altijd terug: Hoots
Mon van Lord Rockingham’s XI en Leopard Man van Joe Wallace doen
al járen de ronde, om maar aan te geven dat dom en grappig nooit
uit de mode raakt. Evenzeer dom en geinig: de afsluitende gitaarinstrumentaal
Lasseon van Bob Hill. Anderzijds blijven covers en vooral sixties covers
een onuitputtelijke bron van inspiratie: Gray Criss maakt van Good Golly
Miss Molly een geslaagde rechtdoor gitaarrocker. Wie had gedacht dat
bluesknakker Howlin’ Wolf of soul hogepriester Solomon Burke nog
rock ‘n’ roll zouden hebben opgenomen? Luister naar respectievelijk
de rockende bluesbopper You’ll Be Mine en de pure sax jive Be
Bop Grandma en buig nederig uw gevetkuifde hoofd. Wat krijgen we nog
voorgeschoteld: inktzwarte rock ‘n’ roll shouters (Your
Line Was Busy van Big Bob), uptempo early sixties country beat (There’s
Been A Change In Me van Bill Phillips), uiteraard bluesbop (Big Legged
Woman van one-man-band Joe Hill Louis, in 1951 opgenomen bij de Memphis
Recording Service doch niet verschenen op Sun, wel op Modern), maar
ook het soort tragere, zwoelere nummers met exotica invloed die dicht
in de buurt van sleaze komen zoals Hey Boba Lou van Ronnie Hawkins of
zelfs Wanna Be Loved van die doodbrave Ricky Nelson. En wat te denken
van Jo Ann Campbell’s Nervous, eerder variété met
een backbeat dan rock ‘n’ roll? Wordt dit soort nummers
tegenwoordig als stroller benut? En vallen hier nu conclusies uit te
trekken, met andere woorden: wat zijn de huidige dansvloertendenzen?
|
5 maart 2015
CUTTING
OUT/ RAY COLLINS’ HOT-CLUB Ray
Collins’ Hot-Cub (D) is al jarenlang onze favoriete jump ‘n’
jive band en kan ons dan ook stijlsgewijs niet meer verrassen. Of toch?
Jazekerst, want de ondertitel van deze CD luidt “the big 40 piece
big band recording” en daar is geen woord van gelogen: dit werd
opgenomen met contrabas, gitaar, drums, twee baritonsaxen, twee tenorsaxen,
één altsax, vijf trompetten, vijf trombones, fluit, piano,
harp, pauken, drie violen, twee altviolen, twee cello’s en een
koor van 11 stemmen, dat alles onder leiding van twee dirigenten en
zes arrangeurs! Het resultaat: een crooner album in pure Frank Sinatra
stijl, meer bepaald in Sinatra’s Capitol stijl van midden jaren
’50 tot begin ’60, stilistisch gezien zijn vruchtbaarste
periode. Krek dezelfde arrangementen, krek dezelfde romantische benadering,
krek dezelfde melancholie in de stem. Bovendien werd niet voor de standaard,
euh, standaards gekozen want ik ken deze Sinatra nummers helemaal niet.
En dan blijkt dat alle 13 tracks werden geschreven door… Ray Collins
zelf! Out In The Blue is heel filmisch, beetje een bossa nova sfeer
in James Bond stijl, Tell Me is een croonerballad gekoppeld aan de zoetgevooisde
Ray Conniff Singers, en slechts twee nummers kunnen als rock ‘n’
roll betiteld worden: Summer Jamboree is een hele mooie ode aan het
gelijknamige festival in Italië uitgevoerd in Louis Prima stijl,
Little House (remake van een nummer dat in 2009 al op Goes International
stond) is met enkel rock ‘n’ roll gitaar, drumborsteltjes,
contrabas en backing vocals herleid tot zijn pure essentie en wordt
Dean Martin die beschaafd rock ‘n’ rollt - het resultaat
klinkt fantastisch. De wat korrelige zwart-wit foto’s in het tekstboekje
van deze openklapbare digipack zijn helemaal in de stijl van de foto’s
op oude platenhoezen en maken het plaatje helemáál af.
Over platen gesproken: dit is ook uit op LP. Brisk is hun eigen label
dus check www.the-hot-club.com
en www.briskrecords.com
(Frantic
Franky)
|
HELL
YEAH/ THE BONERS Met zulk een hoesje, titel en bandnaam denk je gelijk: dit wordt punky, maar dat valt best mee: de CD van dit kwartet uit Leicestershire (GB) bevat diverse muziekjes maar geen punk, trash of psychobilly. De CD opent met een moderne uitvoering van de bluesbop met mondharmonica (Baby Talks In Tongues, Babyshaker) om daarna over te gaan in fun-abilly (Muchacha, My Baby Don’t Like My Car, Hotel With No Name), terwijl andere nummers dan weer erg rock (Driving) of bluesrock (Lockdown), zeg maar moderne rock ‘n’ roll klinken. Een cleane powersound, goeie muzikanten en expressieve zang met extra punten voor de geinige maar niet boertige teksten zorgen samen voor een CD met 12 eigen songs die er dankzij zijn rock attitude bij het jonge grut wel zal ingaan als koek. Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/themboners (Frantic Franky) |
BACK
TO STREET HARMONIES/ Doo wop: vroeger een steunpilaar in de rock ‘n’ roll, nu een niche markt. Er zijn nog wel doo-wop groepen, maar ze zijn op de vingers van één hand te tellen. Daarom zijn we zo blij dat er nog eens een doo-wop bandje bijkomt, zeker als ie zo goed is als deze Freddy Velas & the Silvertones uit (denk ik) Italië, hetzelfde Italië waar de raciale roots lagen van zoveel blanke doo-wop groepen dat Italo doo-wop zelfs een eigen subgenre werd. Vroeger hadden wij met ex- (en nu ere-)hoofdredacteur Frans van Dongen een doo-wop expert eerste klas in huis, maar sinds hij zich terugtrok op een Duitse bergtop (daar is de echo het puurst) om het verzamelde werk van Dion Di Mucci te bestuderen komt die taak op mijn schouders. Ik hoor – voor zover ik er iets van ken - niet echt Italo doo-wop, want hoewel de band meer blank dan zwart klinkt lijkt me dit wel degelijk een kruising tussen blanke en zwarte doo-wop (en daarmee wat Marcels-achtig) met veel diddly wop shoo wop zanglijnen maar ook met invloed van close harmony, Sh Boom, The Three Chuckles, een beetje zoals de doo-wop die The Be-Bop’s (B, maar tegelijk halve Italianen) die in hun prille begin wel eens opnamen. Ook muzikaal zit alles snor: het hoofdinstrument is een sax die soms Sam Butera-achtig klinkt, terwijl er ook een gitaar en een piano doorheen rammelen. Ook een pluspunt voor de niet-fanatieke doo-wopper: op 13 tracks vinden we slechts twee ballads, Valerie en Shouldn’t I. Drie eigen songs is niet veel maar wat maakt het me uit want behalve Sorry (I Ran All The Way Home) van The Impalas ken ik geen enkele cover hier. Weet ik immers veel hoe de originelen van Dance Girl van The Charts, Looking For My Baby van Tony Morra & the Du-Wells (en van The Encounters en van The Earls), Crazy Over You van The Calvanes, Tell The World I Do van Nino & the Ebb-Tides, Life Is But A Dream van The Harptones (en van The Earls en van The Four Seasons en van Dion – ik hoop maar dat ik ze allemaal goed heb) tot zelfs Si Si So van crooner Domenico Modugno (die van Volare) klinken. Op het einde van de rit is het perfecte aan deze CD is dat ie net niét perfect is. We verklaren ons nader: de samenzang is niet perfect, de stemmen vibreren soms te veel en de hoge noten worden niet altijd gehaald… maar zo klinken ze wel exact hetzelfde als die letterlijk duizenden doo-wop plaatjes van eind ’50 begin ’60, en als pintje bij paaltje komt bruist deze CD van levenslust. Geniaal! Kom terug, Frans, dit moét je horen! Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky) |
NO
MILK NO SUGAR/BLACK PATTI Eerder kondigde Rhythm Bomb (D) al aan dat ze meer rhythm ‘n’ blues gingen uitbrengen en dit is er zo eentje: het debuutalbum van het in 2011 opgerichte Black Patti, een Duits akoestisch duo gespecialiseerd in diverse pré-war bluesstijlen uitgevoerd met metalen gitaar, mondharmonica, mandoline en twee roestige stemmen. Heel mooi gedaan en qua blues ongetwijfeld een huzarenstukje, maar het blijft blues en geen rock ‘n’ roll, al bewijst het in de maalstroom van het mainstream succes van CW Stoneking (Australië) en Pokey LaFarge (USA) wel dat de hier gecoverde artiesten als Sonny Boy Williamson I (The New Early in The Morning uit 1940), Muddy Waters (You Got To Take Sick And Die Some Of These Days, 1942), Kokomo Arnold (Busy Bootin’, 1935 doch verrassend sterk aanleunend bij Keep A Knockin’ van Little Richard), Willie Brown (Future Blues, 1930), The Mississippi Sheiks (Please Baby, 1931 en The New Shake That Thing, 1932) en Charley Patton (I’m Goin’ Home, 1929) driekwart eeuw later nog steeds muzikale relevantie hebben. Info: www.rhythmbomb.com en www.black-patti.de (Frantic Franky) |
Boek Recensie
26
februari 2015
Boeken
over rockabilly zijn er niet veel en fotoboeken over rockabilly nog
dunner gezaaid, en daarom zijn we zo blij met dit boek van Paula Kopzcynski
(D), een professionele fotografe die in 2011 al het boek Rock ‘n’
Hair uitbracht, een doe-het-zelf boek voor dames én heren over
vintage haarstijlen van de jaren ’40 tot begin jaren ’60
dat zowel in het Duits als het Engels verscheen. De foto’s in
het gebonden boek Grace And Glory werden gemaakt tussen 2009 en 2014
in Europa (zo te zien op die weekenders in Spanje), Amerika, Australië,
Zuid-Afrika en Rusland, zowel digitaal, analoog als met polaroid. Het
boek op Din A4 horizontaal formaat 21 x 30 cm bevat zo’n 200 foto’s,
bijna allemaal in kleur, en het mooie is dat het niet gaat om professionele
modellen (een enkele uitzondering niet te na gesproken: links en rechts
herkennen we iemand van het vrouwelijke geslacht die zo’n beetje
actief is als semi-professionele retro pin up) maar om gewone dames
en heren en jongens en meisjes en kerels en meiden uit onze scene. Het
bewijs: wij kennen toevallig een van de meisjes in dit boek en da’s
een heel gewone rockabilly chick, zij het een beeldschone rockabilly
chick. Alle meisjes die wij kennen zijn trouwens beeldschoon. Daarnaast
zie ik in dit boek ook mensen die we gewoon kennen van ziens, zoals
Koen Verbeek alias Johnny Trash (B) en die Nederlander die je op alle
festivals ziet met zijn Grolsch bierkrat waarin een geluidsinstallatie
is gebouwd en zijn zoon op klompen. Daarenboven werden niet noodzakelijk
de mooiste of perfectste exemplaren onder onze rock ‘n’
rollende medemens gekozen maar wel “karakterkoppen”, maar
nu ook weer niet de meest extreme figuren. En al die rockabilly mensen
zijn inderdaad zoals Kopzcynski zegt cool, stijlvol en echt.
|
CD Recensies
HONKERS/
44 SHAKEDOWN |
SAX
ATTACK/ Dani
Nel-lo was van 1985 tot 1997 tenorsaxofonist van Los Rebeldes, zowat
de belangrijkste Spaanse rockabilly revival groep. Daarna deed ie veel
rhythm ‘n’ blues en jazz, en de jongeren kennen hem misschien
wel van zijn huidige band Los Mambo Jambo. De Barcelona Big Blues Band
komt uit – u raadt het nooit – Barcelona en is een –
u raadt het nòg minder – big band bestaande uit een kop
of 13 inclusief contrabas, piano, drums, gitaar, twee trompetten, trombone,
bastrombone (!), baritonsax en zo maar eventjes viér tenorsaxen,
gekickstart in pakweg 2012 en in het verleden reeds Ray Gelato en Mike
Sanchez begeleid. |
21 februari 2015
IF
YOU GIVE ME ONE MORE TRY/ Zweden
2015, maar als u had gezegd Starday-Dixie 1955 hadden we toch even getwijfeld,
want zodra je de CD opzet van dit Zweedse kwartet in klassieke rockabilly
opstelling (opgericht in 2008, eerder brachten ze in eigen beheer de
CD Hot ‘n’ Back (2012) en de single The Bomb (2013) uit)
weerklinkt rurale rockabilly (ruraal zoals in “hetgeen den landbouw
betreft”) van het zuiverste water, in dit geval nog met de emmer
opgetrokken uit de waterput op het erf. Denk Sneaky Pete van Sonny Fisher
en Ice Water van Glenn Barber en dan heb je Terry O’Connel’s
universum: medium tempo doch indringend, slome langgerekte aanslagen
op de gitaar, en een stem die vibreert tussen lichtjes off key en compleet
vals. Die sfeer wordt niet de hele CD aangehouden want naarmate de CD
vordert voegen ze er elementen uit swing (Put’em In A Pot, Rag
Top), gitaarboogie (The Bomb) en Cash-abilly (Cupid I Blame You) aan
toe, en hun Hot Rod Mama dendert voort op het ritme van uptempo indianen
op het oorlogspad. De zang is dus niet bepaald geweldig (maar wel ten
zeerste effectief), de gitaar daarentegen is onwaarschijnlijk: ze doet
weinig, maar wàt ze doet en hoe ze klinkt is spectaculair. U
kan zich bij dit alles niks voorstellen? Koop dan deze CD, opgenomen
in de ons volstrekt onbekende Kolsundet vintage studio, want ze geeft
een geheel nieuwe dimensie aan het begrip authentiek. Alle nummers zijn
eigen composities, zes nummers, met andere woorden de helft van deze
CD, verschenen ook op de gelijknamige 33 toeren 7 inch vinyl EP ET-15.043
en vormen een mooie samenvatting van de CD. Da’s nog eens een
idee, zie: gewoon àlle CD’s op twee of drie EPs uitbrengen…
net als vroeger! Info: www.terryoconnel.com
en |
THE
SPACE SESSIONS/ THE SATELLITES Deze
Satellites komen uit Duitsland, werden opgericht in 2009, zijn met vijf
waaronder twee elektrische gitaren, en de stijl is late fifties gitaar
rock ‘n’ roll net voor die white rock werd, gebaseerd op
poepsimpele doch effectieve opgaande rifjes, met solo’s gespeeld
met losse noten in plaats van akkoorden, en met veel aandacht voor nonsensicale
backing vocals. Dat klinkt allemaal heel leuk en ouderwets en enthousiast,
waarbij drie geslaagde eigen nummers als Crazy Child en Satellite Bop
worden afgewisseld met covers als Ding Dong (The Dreamers), Pretty Linda
(Rudy Owen), Baggie Maggie (Henry Henry) en Betty Jo (Nicky Brazell
& the – jawel - Satellites) die echter in een enkel geval
eerder gekozen lijken omwille van het feit dat ze passen binnen het
space concept dan dat ze fantastabilly zijn: Tiny Space Man van Bill
Carlisle is nu niet bepaald de allerbeste rock ‘n’ roll
song ter wereld. Maar op hun best lijken The Satellites door de rond
zinderende sound en de schreeuwerige vocalen tienerbroertjes van The
Playboys (GB)! De CD bevat slechts 11 nummers en daarom valt het des
te meer op dat daar ook vier meer bluesy getinte songs tussen zitten.
Met de eigen bluesbopper Wild Girl kunnen wij leven, Farmer John van
Don & Dewey wordt rock ‘n‘ roll zoals de Britse rock
‘n’ rollers die begin jaren ’60 graag speelden, Keep
Your Arms Around Me van Joe Hill Louis is pure mondharmonica blues en
daarom niet ons kopje thee, en One More Chance With You van Little Walter
valt ondanks de mondharmonica nog mee door het hoge swamp pop gehalte.
Satellite Bop en Tiny Space Man verschenen ook op de El Toro vinylsingle
ET-15.041 in een oplage van 500 met de hand genummerde exemplaren. Info:
www.eltororecords.com
(Frantic
Franky)
|
12 februari 2015
GRANDE
Y SUCIO/ JAKE & THE LAWLESSMEN Wild
Records brengt steeds meer CD’s uit die eigenlijk geen Wild CD’s
zijn omdat ze niet bij Wild in Hollywood werden opgenomen. Daar is op
zich niks mis mee want dat doet élke platenfirma, alleen wordt
Wild dan inderdaad een platenfirma zoals elke andere platenfirma en
gaat dat unieke Wild karakter toch wat verloren: al roept Wild baas
Reb Kennedy op zijn hoesjes nog zo hard dat het gaat om bands die “met
hun intense en woeste live shows en eigen songs alle capaciteiten hebben
om een Wild artiest te zijn”, ze klinken simpelweg ànders.
Maar er wel een Mexicaanse CD titel op plakken, hahaha. Deze van Jake
& the Lawlessmen bijvoorbeeld, een Brits trio (contrabassist Garry
Tyrell Lynch zat/zit ook bij The Excellos, en samen met Jake Allen speelt/speelde
hij bij Craig Shaw & the Illuminators én een actuele versie
van Johnny & the Jailbirds) opgenomen in Engeland in de bezetting
zang/gitaar, contrabas en drums: de melodielijnen en hun uitwerking
vallen onder hedendaagse en niet onder fifties rock ‘n’
roll, terwijl de afgemeten en wat gecomprimeerd klinkende sound van
de CD en de klank van drums en contrabas dan weer richting Neo gaat.
Jake Allen zingt op een gelijkaardige manier als Paul Ansell in bijvoorbeeld
Boom Boom en doet bij momenten heel erg zijn best om ook zo te klinken.
This Night is dan weer zo’n zware bluesbop dat het bijna bluesrock
wordt. Wél typisch Wild is het niet vermelden van de componisten:
“all tracks by Jake Allen except 1 + 5 unknown”… Ik
bedoel: je moet geen genie zijn om te weten dat de instrumental Stampede
van The Scarlets uit 1959 is en Learn To Love Again een cover van de
hit van de Britse popband Lawson uit 2013 maar dan nog Paul Anseller
uitgevoerd dan Ansell zelf het zou kunnen. Bij Sex Appeal, een cover
van een àndere Wild artiest namelijk Santos, staan de componisten
dan weer wel netjes vermeld, hahaha. Onafgezien daarvan: best een okee
CD’tje voor wie het ietwat modern mag zijn. en |
LET
THE FUN BEGIN/BEBO & THE GOODTIME BOYS |
FRICK’S
LAMENT/ ANDY DALE PETTY Een banjomens op de hoes staat voor ons gelijk met bluegrass, maar deze Andy Dale Petty is een Amerikaander die vrolijk en blijgezind door het folk landschap dartelt. Folk is ten dele mede ontstaan uit bluegrass dus die invloed hoor je wel degelijk in bijvoorbeeld Train On A Island (het gaat dan ook terug tot een opname van JP Nestor tijdens de Bristol sessies uit 1927) maar The Building Is Doomed bevat dan weer oosterse melodieën en That Ol’ Day resulteert in poppy rock. Petty bezigt op dit album ook de akoestische gitaar en het zou Voodoo Rhythm niet zijn als er geen hoek af was, maar het resultaat is voor dit trashlabel opvallend sober en clean. Met rock ‘n’ roll heeft het evenwel geen sikkepit te maken. Volgende! Info: www.voodoorhythm.com (Frantic Franky) |
5
februari 2015
DRINKIN
WINE/ SPO-DEE-O-DEE Ook
al lang bezig, deze Berlijnse beren, al sinds de tijd dat vinyl op Tail
Records (Zweden) het coolste was dat een band kon uitbrengen, en da’s
exact wat Spo-Dee-O-Dee eind jaren ’90 deed met hun Solid Tail
Wailers EP en de LP High Voltage. Daarna volgden releases op onder meer
On The Hill (JP), Crazy Gator (F), Sleazy (E) en Part (D), maar om eerlijk
te zijn wist ik geeneens dat Spo-Dee-O-Dee nog bestond tot ik hen in
+/- 2013 plots op een festival zag en daar hadden ze een CD bij uit
2010, Go Ahead On. Nu is er opnieuw een nieuwe CD in dezelfde Go Ahead
On bezetting met Andy Warner (zang, gitaar), krullebol Ralf Summers
(contrabas), Ike Stoye van Ike & the Capers (gitaar, groepslid sinds
2001) en Gregor Gast (drums, groepslid sinds 2002). Ike Stoye is een
van de drijvende krachten achter de authentieke Lightning Recorders
Studio in Berlijn waar deze CD werd opgenomen, en die klinkt verrassend
genoeg meer rock ‘n’ roll dan de rockabilly die we gewend
zijn van Spo-Dee-O-Dee. Die rock ‘n’ roll zat bij herbeluistering
voor een heel klein stukje ook al in Go Ahead On, maar op Drinkin Wine
wordt de lijn doorgetrokken naar kalmere rockabilly volgens de Johnny
Carroll definitie (Black Slacks Pink Skirt), samenzang in de stijl van
de broertjes Burnette en Everly (Sweet Woman met in de gitaarsolo een
vonk Well All Right van Buddy Holly) en de vroege Buddy Holly (Little
Baby Of Mine), countryrock (Jeannie Come A Running, voor hen geschreven
door Axel Praefcke alias Cherry Casino) met steel gitaar (Let’s
Walk Walk Walk), wat twangier gitaren (Why Won’t You Set Me Free,
voor hen geschreven door Lloyd Tripp), doo-woppende melodielijnen (I
Told A Lie), rhythm ‘n’ blues invloeden (Messin’ With
The Kid, onder meer gedaan door Junior Wells) en rustige rechtdoor rock
‘n’ roll (Sally Was A Good Ole Girl, onder meer gedaan door
Fats Domino). Afsluiten doen ze met een herschreven eigen interpretatie
van de song waaraan ze hun naam ontleenden, Drinkin’ Wine Spo
Dee O Dee, in de stijl van de uitvoering van Johnny Burnette, maar toch
liggen nadruk, sfeer en melodietjes op deze CD helemaal anders. Een
echte stijlbreuk zou ik het niet noemen want het is meer een evolutie,
en er is absoluut niks mis mee: dit is gewoon een goeie CD. Info: www.spo-dee-o-dee.org
en www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)
|
DOWN
THE LINE/ |
COMMON
GROUND/ DAVE ALVIN & PHIL ALVIN Dave
en Phil Alvin zullen altijd wel een beetje onze helden blijven omdat
zij de oprichters, de ruggegraat en de smoel van The Blasters waren,
begin jaren ’80 de enige Amerikaanse rock ‘n’ roll
band die het in hun thuisland een klein beetje wist te maken buiten
de rockabilly scene. En natuurlijk omdat zij Marie Marie schreven en
als eerste opnamen! Dat betekent evenwel niet dat wij alles wat de broers
deden sinds The Blasters stopten en opnieuw begonnen (en opnieuw stopten
en opnieuw begonnen, ad infinitum) zomaar klakkeloos adoreren –
met name Dave maakte vooral carrière met muziek die eerder als
singer-songwriter rootsrock dient bestempeld. Ook deze Common Ground,
het eerste “solo” album van de broers samen én het
eerste album waarop ze samenwerken in bijna 30 jaar, heeft niets met
The Blasters van doen, want zoals ondertitel Dave Alvin & Phil Alvin
Play And Sing The Songs Of Big Bill Broonzy al aangeeft is dit een blues
CD. Broonzy was immers een blueszanger, en een van de eerste artiesten
van wie de broers als prille tiener platen begonnen te verzamelen, wat
allicht werd vergemakkelijkt door het feit dat Broonzy een lange carrière
had (hij bracht platen uit van 1927 tot 1954), en door die lange carrière
is zijn output ook erg gevarieerd, zoals blijkt uit de 12 Big Bill Broonzy
songs op deze tribute, opgenomen met sessiemuzikanten en muzikanten
uit Dave’s band van wie wij enkel drumster Lisa Pankratz kennen.
Blues dus, maar het zal niemand verwonderen dat het geheel onvermijdelijk
toch een Blasters gehalte heeft, al was het maar door de karakteristieke
stem van Phil Alvin, leadzanger van The Blasters. De verdeling van de
zangpartijen op deze CD is immers zes songs voor Phil en twee voor Dave,
plus drie duetten en één instrumental. Een andere Blasters
touch hier is de piano op enkele songs, ingespeeld door Blasters pianist
Gene Taylor. |
KOMINTERN
RADIO DISTURBANCE/ THE GAGARIN BROTHERS |
SHAKE/
THE HI-BOYS |
IT
TAKES TWO: |
29
januari 2015
21
DAYS IN JAIL/ THE BROADKASTERS Als
de tronies op het hoesje u bekend voorkomen hebt u gelijk: driekwart
van The Broadkasters zijn de voltallige Houserockers, of anders gezegd
zijn dit The Houserockers plus extra mondharmonica. De reden voor de
andere naam is wellicht te vinden in het feit dat Rob Glazebrook met
deze band heel andere muziek speelt, namelijk blues. Maar Glazebrook
zou Glazebrook niet zijn als hij er niet zijn eigen stempel op drukte:
hij speelt de blues zoals hij rockabilly speelt, namelijk gestript tot
op het bot, rauw, bijzonder intens en ontdaan van alle franjes. De omschrijving
“no nonsense blues with a rockabilly spirit” die wij ergens
lazen slaat dan ook de spijker op de kop, en wellicht daardoor waarderen
wij die gèèn bluesliefhebbers zijn deze CD toch hogelijk:
dit is opzwepende meestal uptempo fifties blues (zelfs de enkele tragere
nummers dragen onze goedkeuring weg) doorspekt met pure zwarte rock
‘n’ roll die niet zou misstaan op de setlist van The Houserockers.
Verschillende songs hebben trouwens géén mondharmonica
en kunnen dus technisch beschouwd worden als Houserockers opnames. Maar
is het nu Chicago blues of Memphis blues, zo vraagt die bebaarde bluesmens
hier naast mij aan de bar? Geen idee maar het stompt de pannen van het
dak, mijnheer, van alles wat zeker, want er staat evengoed mambobilly
(het door Mickey Baker geschreven Down To The Bottom van Larry Dale)
en inktzwarte rockabilly (21 Days In Jail van Magic Sam, Come Back Baby
van Little Walter, Stumblin’ Block Blues van Champion Jack Dupree)
en semi-akoestische countryblues (Feel Like Goin’ Home van Muddy
Waters) met fox chases op de mondharmonica (Just Keep A Lovin’
van Little Walter) op. Zoals gebruikelijk bij Glazebrook zijn dit voornamelijk
covers (zelden iemand tegengekomen die over zo’n uitgebreid songrepertoire
beschikt): op de 16 nummers vinden we slechts één eigen
song. De band schijnt al zes jaar te bestaan al hadden wij er eerlijk
gezegd nog nooit van gehoord, maar na deze CD kunnen we ze niet snel
genoeg live zien.Info: www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)
|
GOIN’
OLD SCHOOL/ THE ROB RYAN ROADSHOW Een buitenbeentje, deze Rob Ryan: een Amerikaan die in Duitsland woont, noch hij noch zijn band zien er standaard rockabilly uit (behalve uiteraard contrabassist Ralf Sommer van Spo Dee O Dee), en hun muziek tapt uit vele vaatjes: op deze CD staat niet alleen zowel ouderwetse (Song In My Head) als moderne melodieuze country (Stay In Bed), stevige rechtdoor rock ‘n’ roll (Call Me Shorty van Hayden Thompson, Catwalk Baby van Hasil Adkins maar properder, het eigen Not Good Enough), rockabilly (When I Found You van Jerry Reed) en Cashabilly (So Doggone Lonesome), maar evengoed een vleugje gospelcountry (Night Train To Memphis) en zogenaamde “country soul”, in de jaren ‘70 dankzij de toevoeging van instrumenten als sax en mondharmonica als modern en funky beschouwd. Luister bijvoorbeeld naar wat Ryan maakt van Missionary Man van popband The Eurythmics! Voeg daarbij een nasale Dwight Yoakam-achtige stem en een freewheelende leadgitaar die meer rock dan rockabilly klinkt en je krijgt een CD die helemaal niet zo oldschool is als de titel beweert, maar die titel verwijst dan ook niet naar de muziek maar naar de authentieke Lightning Recorders Studio in Berlijn waar dit werd opgenomen en Axel Praefcke achter de ongetwijfeld nog bakelieten knoppen zat, al vind ik persoonlijk het album enigszins gecomprimeerd klinken. Niemand kan Monkey Beat City even goed doen klinken als Ronnie Dawson, maar samen vormt het een gevarieerde CD die ook in de smaak zal vallen bij liefhebbers van rootsrock en americana maar voor rockabilies met oorkleppen wellicht te breed gaat. Wat Ryan mogelijk dan weer als een compliment beschouwt. Dit weekend spelen ze in Utrecht, Turnhout (B) en Bonheiden (B), voor de adressen zie onze Be There ©! Info: Info: www.rhythmbomb.com en www.therobryanroadshow.com (Frantic Franky) |
TRUE
LOVE HIGHWAY/ THE SHADOWMEN Het leuke aan een label dicht bij huis dat heel internationaal werkt én heel veel uitbrengt zoals Rhythm Bomb (D) is dat je regelmatig releases tegenkomt van bands waar je nog nooit van gehoord hebt, zoals deze Shadowmen uit Albuquerque, New Mexico. Bij mijn weten hebben ze nog nooit in Europa gespeeld maar dat zal na deze CD waarschijnlijk niet lang meer duren. Ze zijn met vijf en hun muziek situeert zich in de late jaren ’50 rock ‘n’ roll/ rockabilly: melodieus maar pittig gespeeld met vlijmscherpe leadgitaar en tweestemmige zang. Joe Bennett & the Sparkletones of The Fendermen, zeg maar! Vooral bij de snellere nummers als Revenoor Man, Love Bug (2x George Jones), Can’t Find The Doorknob (Jimmy & Johnny) en Warm Love (de Burnette broertjes) werkt die sympathieke aanpak, maar ook bij On The Rebound van Charlie Rich of Sleep Rock ‘n’ Roll van (en wat sneller dan) Alvis Wayne is het resultaat geslaagd. Rustigere eigen songs als Oh Sally, See It My Way, het swampy Poor Boy Blues, de twangy titeltrack of het op Carl Mann geïnspireerde Baby’s Gone klinken heerlijk fifties. Moeilijk te coveren nummers als Ain’t That A Dilly (Marlon Grisham) of Have A Ball (Clay Allen & the Country Dudes) evenaren niet de primaire kracht van de originele versies maar zijn zeker behoorlijke uitvoeringen. Deze stijl is hen uiteraard al voorgedaan door andere bands maar de ontwapenende benadering straalt naïef enthousiasme uit. Hedendaagse referenties: Dave & Deke Combo zonder de humor of ons eigen Mischief zonder de branie. Het resultaat? Een aangename CD. Als ze komen gaan wij zeker zien. Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky) |
THE
MANY SIDES OF/ BLACKBERRY & MR BOO-HOO Blackberry & Mr Boo-Hoo zijn twee Franse bluesprimitivo’s met mondharmonica en gitaar die met hun voetjes voor percussie zorgen op houten kistjes – of dat waren ze tenminste toen ik ze live zag, want op deze CD gaan ze veel breder. Ja, deze CD bevat wilde bluesbop (het bijna instrumentale Black Train) en fox chases en akoestische uptempo oldtimey countryblues met gospel samenzang en gitaren die klinken als banjo’s (Hey Mama, Say Yeah en nog een paar), maar er staan ook heel andere, rare dingen op, want de many sides van Blackberry & Mr Boo-Hoo strekken zich uit van pure blues over swampy toestanden tot gesproken hypnotische trance blues, met veel overgedubde percussie en bas, zo lijkt me. Voor mij staan hier pakweg vijf goeie nummers op op de 17 (met extra punten voor het charmante Franse accent), maar wij zijn dan ook de Boppin’ Around en niet de Bluesin’ Around. Spit de diverse rootsmuziek websites uit om te lezen wat de blueskenners ervan vinden! Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky) |
ALL
ABOUT ELVIS: A TRIBUTE TO THE KING |
15 januari 2015
TREAT
ME RIGHT/ THE HI-TOMBS Eerste
echte CD van de in 2007 opgerichte Hi-Tombs uit Helmond en Eindhoven
van wie we destijds de demo Move Around bespraken en sindsdien is er
veel veranderd: van die triobezetting uit 2007 gegroeid uit The Four
Dices blijven enkel contrabassist Mike van Lierop en gitarist Frederic
Minic over, in 2012 aangevuld met drummer Henk van Lieshout en op zang
de enige echte Junior Marvel, bekend van onder meer The Hi-Flyers en
uiteraard van zichzelf. De muziek op deze CD is traditionele authentieke
rockabilly die netjes binnen de rockabilly lijntjes kleurt waarbij de
zang het verschil maakt (op zich niet verwonderlijk: Junior Marvel zingt
al zo lang dat ie nog singles uitbracht op Mac Records), flink op de
voorgrond en heel close, alle VU metertjes in het rood, en gecontroleerd
rauw vanuit Marvel’s hart en ziel. Hij lijkt niet alleen een beetje
op de jonge Johnny Powers van wie ze hier Rock Rock coveren, hij klinkt
af en toe zelfs hetzelfde! De Sun styled bluesbopper I’m Gonna
Love You van Eddie Taylor uit 1957 beschouwen wij ook als rockabilly,
het enige nummer dat buiten die rockabilly valt is het bluesy You Don’t
Love Me van Willie Cobbs uit 1960, naar mijn gevoel wat misplaatst hier,
maar ieder die mij kent weet dat je mij van veel kan beschuldigen maar
niet van een bluesliefhebber laat staan een blueskenner te zijn, dus
maak hier zeker geen drama van. De muziek klinkt links en recht misschien
ongewild wat teddyboy-achtig, niet qua muziekstijl maar qua rechtlijnigheid,
bijvoorbeeld in Shake It Up And Move van Derrel Felts, zonder daar een
waardeoordeel aan vast te knopen, dit is zeker niet negatief bedoeld.
Opvallend: 8 van de 15 nummers zijn opgenomen als trio zonder Junior
Marvel met Mike op zang, en dat is opvallend omdat het juist niét
opvalt! Het album bevat 13 covers van onder meer Billy Lee Riley (Rock
With Me Baby), Kenny Parchman (Love Crazy Baby) en Art Adams (Rock Crazy
Baby) en onbekendere goden als The Rockin’ R’s (Crazy Baby),
Don Feger (Date On The Corner), Bob James (As My Heart Is To You) en
Don Ellis (het fantastische Blue Fire) + twee onuitgegeven eigen songs
van de hand van Jaap Slijk (in het verleden in diverse bands met Junior
Marvel), Lovin’ Man en titeltrack Treat Me Right. Samengevat:
deze CD is meer dan uw aandacht waard. Met Pasen staan ze op Rockin’
Around Turnhout (B)! De CD verscheen in eigen beheer en is dus het makkelijkst
aan te schaffen op hun concerten, zie www.facebook.com/Hi-Tombs
(Frantic Franky) |
YOU’RE
MY SUGAR/ FIA SCO & THE MAJESTICS Nieuwe
bands, laat ze maar komen: wij hadden nog nooit van Fia Sco & the
Majestics gehoord, ook al brachten ze vorig jaar al de vinyl single
The Big Heat/ You’re My Sugar uit op Squoodge Records (D). Eén
groepslid zou een koeiebelletje moeten doen rinkelen: contrabassist
Roland Guido Steiner is grafisch ontwerper Don De Vil. De groep komt
uit Wenen, grossiert in forties en fifties country, western swing, hillbilly
boogie en pre-rockabilly, en beschikt over een zangeres die niet echt
een fantastische (soms klinkt ze wat aarzelend, onervaren en onzeker,
maar die jazzy hillbilly stembuigingen zijn dan ook niet voor de poes)
maar wel een opvallende stem heeft: soms zo jong als The Collins Kids,
soms diep, soms zwoel, maar altijd, euh, merkwaardig, en daarom prima
passend in de muzikale stijl van deze bij Black Shack in Calw (D) opgenomen
CD. De contrabas plukt, de drum tikt er vrolijk op los en de steel neemt
de meeste solo’s voor haar rekening, afgewisseld met gitaar, in
een ouderwets gedempte mix. De tracklist bestaat uit semi-genreklassiekers
als Snatch It And Grab It (Freddie Hart), Sad Drag And Fall (Sid King),
Mr Whiz (Jerry Reed, hier veranderd in Misses Whiz), Hey Mr Cotton Picker
(Tennessee Ernie Ford), Ice Cold Water (Glenn Barber), Crawdad Song
(iedereen) en Catty Town (Pee Wee King), mooi melodieus jazzy spul als
The Donkey Song (Maddox Brothers & Rose) en vier in deze context
geslaagde eigen nummers van Steiner’s hand. Wie houdt van dit
subgenre en Fia Sco & the Majestics nog niet kent diene zeker polshoogte
te nemen. Info: www.rhythmbomb.com
en www.facebook.com/FiaSco.Official
(Frantic Franky) |