Je
recente release (muziek, boek of wat dan ook) gerecenseerd op onze website?
Stuur deze dan naar de hoofdredactie! |
31 december 2020
CD Recensies
|
YOUR LINE WAS BUSY/ BIG BOB KORNEGAY
In onze reeks De Grote Onbekenden Van De Rock 'n' Roll: graag uw aandacht
voor Big Bob Kornegay, uit te spreken als "carnegie" zoals
in Carnegie Hall. Zijn naam doet mogelijk alleen belletjes rinkelen
bij de verzamelaars van all things Expo 58, de Brusselse wereldtentoonstelling
van 1958, omdat hij een rock 'n' roll single getiteld Exposition Rock
opnam over Expo 58, mogelijk de enige rock 'n' roll single die bestaat
over Expo 58, waarin hij zingt dat hij naar de Expo gaat. Verderop
meer over dat merkwaardige nummer! The mystery man of rhythm 'n' blues,
zo wordt ie genoemd op deze CD die "28 rockers, blues en ballads"
bij elkaar brengt (vreemd aangezien de CD 30 nummers bevat), want
naast die Exposition Rock is zijn grootste claim to fame dat ie in
1957 blijkbaar bijna een hit te pakken had, de jazzy crooner The Man
In The Phone Booth, met op de twee kanten twee versies van hetzelfde
telefoongesprek, een naar zijn moeder en een naar zijn liefje. Opvallend
hierbij is dat Kornegay met dezelfde muzikanten exact dezelfde single
met exact hetzelfde arrangement opnam voor nog een ander label, Flair-X,
maar op deze CD staan enkel de Herald versies. Een ander veelvuldig
gecompileerd nummer onder de naam Big Bee Kornegay dat je nochtans
niet automatisch met hem associeert is de goeie rocker At The House
Of Frankenstein die menig halloween rock 'n' roll album siert. Pakweg
de helft van de nummers is onder Kornegay's eigen naam en variaties
als Big Bee Kornegay en Big Bob, de andere helft is onder namen als
Pork Chops, Dave & Bob en Big Daddy & his Boys, en als lid
van doo-wop groepen als The Du Droppers (Kornegay's foto op het hoesje
is geknipt uit een groepsfoto van The Du Droppers), The Dixieaires
(= The Du Droppers onder een andere naam op een ander label met de
jiver I'm Not Like I Used To Be), The Bells (die ook overlapten met
The Du Droppers en The Dixieaires met het uptempo Let Me Love Love
You) en The Ravens (die op hun beurt weer The Bells waren met de Willie
Dixon compositie I Can't Believe).
In
our series Rock 'n' Roll's Great Unknowns: may I have your attention
for Big Bob Kornegay, pronounced "carnegie" as in Carnegie
Hall. His name may only ring a bell with the collectors of all things
Expo 58, the 1958 Brussels world's fair, because he recorded a rock
'n' roll single entitled Exposition Rock about Expo 58, possibly the
only rock 'n' roll single ever recorded about Expo 58, in which he
sings that he's going to visit the Expo. Later on more about this
remarkable song! Kornegay is called the mystery man of rhythm 'n'
blues on this CD which compiles "28 rockers, blues and ballads"
(weird since the CD contains 30 songs), because apart from Exposition
Rock his biggest claim to fame appears to be the fact that he almost
had a hit in 1957, the jazzy crooner The Man In The Phone Booth, with
on both sides two different versions of the same phone call to his
mother and to his sweetheart. Kornegay recorded exactly the same single
with exactly the same musicians and exactly the same arrangement for
another label, Flair-X, but only the Herald versions are on this CD.
Another frequently compiled song under the name Big Bee Kornegay that
one doesn't automatically associate with him is the decent rocker
At The House Of Frankenstein which graces many a halloween rock 'n'
roll album. About half of the songs here are under Kornegay's own
name and variations like Big Bee Kornegay and Big Bob, the other half
is under names like Pork Chops, Dave & Bob and Big Daddy &
his Boys, and as a member of doo-wop groups like The Du Droppers (Kornegay's
photo on the cover is cut from a group photo of The Du Droppers),
The Dixieaires (= The Du Droppers under a different name on another
label with the jiver I'm Not Like I Used To Be), The Bells (who also
overlapped with The Du Droppers and The Dixieaires with the uptempo
Let Me Love Love You) and The Ravens (who in turn were The Bells with
the Willie Dixon composition I Can't Believe). |
|
CLIMB
ABOARD THE HELL TRAIN/ BILLY STRANGE
Spectaculaire titel voor een CD die zich voornamelijk afspeelt in
de gestroomlijnde hillbilly boogiebop. Ik associeer de naam Billy
Strange in de eerste plaats met een hele rits albums vanaf de tweede
helft van de jaren '60 tot begin jaren '70 vol enerzijds western en
James Bond thema’s en anderzijds instrumentale coverversies
van de hits van de dag. Een vroeg voorbeeld hiervan op deze CD is
zijn instrumentale versie van 16 Tons uit 1963 in een mysterieus klinkend
semi-akoestisch arrangement. Maar Strange (zijn echte naam!) was veel
meer dan dat, zo blijkt: hij was niet alleen gitarist bij de befaamde
groep studiomuzikanten uit Los Angeles die de geschiedenis ingingen
als de Wrecking Crew, maar hij werkte ook voor onder meer The Beach
Boys (Surfin' Safari), Nancy Sinatra (hij arrangeerde These Boots
Are Made For Walking en speelde op Something Stupid), Gene O'Quin
(Texas Boogie), Jerry Lee Lewis (de LP’s Killer Country en When
Two Worlds Collide), speelde op surfplaten van The Challengers, The
Avalanches, Bruce Johnston, Jan & Dean, Hal Blaine, The Hondells,
The Hot Doggers, The Rip Chords en The Super Stocks, én hij
vertolkte in 1980 Speedy West in de Loretta Lynn biopic Coal Miner's
Daughter. Meer dan wij kunnen zeggen! De Elvis connectie: Strange
schreef mee aan A Little Less Conversation, Charro, Clean Up Your
Own Backyard en Memories, en werkte mee aan de soundtracks van Fun
In Acapulco (1963), It Happened At The World's Fair (1963), Viva Las
Vegas (1963), Roustabout (1964), Charro (1968), Live A Little Love
A Little (1968) en The Trouble With Girls (1969). Véél
meer dan wij kunnen zeggen!
|
24 december 2020
Vinyl Recensie
|
HIGHLIGHT/
BOBBY DARIN
Bobby Darin was vroeger een van de artiesten die ik snel skipte. Splish
Splash, Queen Of The Hop en de ballade Dream Lover volstonden voor
mij, de rest was would be Sinatra. Ik heb er jaren over gedaan, maar
intussen waardeer ik zowat alles van Bobby Darin, al blijf ik het
moeilijk hebben met zijn folkperiode. Ja, hij wou eigenlijk gewoon
Sinatra zijn, maar hij swingde als geen ander (behalve Sinatra zelf
natuurlijk) met een onwaarschijnlijk naturel, zong enorm relaxt en
moeiteloos, was als artiest en als mens bereid om risico’s te
nemen in een evoluerende wereld en maatschappij, en dat deed alles
met een cool dat in deze wereld niet te koop is. Kortom, ik ben fan
geworden, en daarom stemt het me blij dat ik deze plaat kan toevoegen
aan mijn bescheiden collectie 10 inch vinyl, en bovendien op gekleurd
vinyl. Vreemde kleur wel: een soort bijna zwart metaalachtig militair
donkergroen. Dit is de heruitgave inclusief het originele artwork
met op de achterkant de songteksten en de Japanse lettertekens van
een Japanse 25 centimeter verschenen rond 1961, niemand schijnt het
exact te weten omdat die plaat zo zeldzaam is: originele exemplaren
verwisselen naar verluidt van eigenaar voor rond de 500 euro, en Bear
Family kon er eentje op de kop tikken via de Belgische verzamelaar
Marcel Meersman van Keep On Rockin'.
Bobby
Darin used to be one of the artists I used to skip quickly. Splish
Splash, Queen Of The Hop and the ballad
Dream Lover were sufficient for me, the rest was would be Sinatra.
It took me years, but I finally learned to appreciate just about everything
Bobby Darin did, though I still have a hard time with his folk period.
Sure, he obviously just wanted to be Sinatra, but he swung like nobody
else (except Sinatra himself of course) with an almost outerworldly
natural feeling, sang relaxed and effortless, was as an artist and
as a human being willing to take risks in an evolving world and society,
and did it all with a cool that simply cannot be bought in a store.
In short, I've become a fan, and that's why I'm happy to add this
platter to my modest collection of 10 inch vinyl, and on colored vinyl
too. Strange color though: a kind of almost black metallic military
dark green. This is a re-issue with the original artwork on the back
including the song lyrics and the Japanese characters of a Japanese
10 inch released around 1961 - nobody seems to know exactly when as
the record is rarer than hen's teeth: original copies apparently sell
for around 500 euros and Bear Family managed to get one through Belgian
collector Marcel Meersman of Keep On Rockin'. The songs are about
fifty fifty divided between rock 'n' roll and crooners and the platter
starts with the forgotten uptempo stroll rocker Oo-Ee-Train that would
have been better without the female teeny background chorus and without
the unfolding big band arrangement. It's pretty well sung though,
just like the intense uptempo jazz crooner Up A Lazy River. The pop
rocker Somebody To Love has too much backing vocals too, but as far
as I'm concerned Darin recorded the definitive version of jazz crooner
Mack The Knife. Clementine is a jazzy swing version of Oh My Darling
Clementine, I'll Be There is a high school ballad with violins, and
bona fide golden oldie Dream Lover needs no introduction. Essential
is Beyond The Sea, Darin's cover of the English translation of French
chansonnier Charles Trenet's 1946 La Mer, also the title of the 2004
Bobby Darin biopic starring Kevin Spacey as Bobby Darin. I don't like
biopics, but this one is a good introduction for newcomers to Darin.
The eight titles of the original 10 inch were extended with four bonus
tracks: the Eden Ahbez cover Nature Boy is mysterious sounding cha
cha popcorn pop with violins, You Must Have Been A Beautiful Baby
is uptempo rock 'n' roll pop, and the best rocker of the lot is despite
the backing vocal chorus the saxophone led Mighty Mighty Man, dancing
hand in hand with the Queen Of The Hop. The four rockinest tracks
of this Highlight are also on Bear Family's 2008 Bobby Darin CD Rocks
BCD16310, but still I'm very happy to own this re-release from a vocal
stylist who remains underrated to this day. All 12 tracks are Atco
recordings from 1959-1961, remastered and pressed on quality vinyl
for your quality record player. As an extra you get a large black
and white photo size 20 x 14 cm with Darin riding a scooter leading
a group of scooterists from the romantic 1961 comedy Come September
set in Italy with Rock Hudson, Gina Lollobrigida, Bobby Darin and
his future wife Sandra Dee. Unfortunately there is no justice in this
world: Bobby Darin died in 1973 at the age of 37 after heart surgery.
Attention: this green vinyl is limited to 500 copies. |
CD Recensies
|
THE
SINGLES 1953-1956/ FAYE ADAMS
In 1988 kocht ik de Faye Adams LP Shake A Hand op het Deense label
Official - zo staat het in elk geval op die plaat vermeld. En aangezien
mijn platen alfabetisch gerangschikt staan is Faye Adams de tweede
van links, na Roy Acuff en vóór Hasil Adkins, waarmee
u gelijk weet dat ik zo ongeveer álles graag hoor. Alle 16
tracks van die LP uitgezonderd Don't Forget To Smile staan nu op deze
CD, dus die LP mag nog niet buiten. Faye Adams scoorde in 1953 en
1954 drie rhythm 'n' blues hits: Shake A Hand (het soort door blazers
en piano gedreven traag nummer waar Fats Domino wereldberoemd mee
werd), I'll Be True en Hurts Me To My Heart, en wordt meestal ze in
het rijtje geplaatst van Ruth Brown door wie ze werd ontdekt, Lavern
Baker en zelfs Dinah Washington. Ik zou haar nalatenschap evenwel
als minder rockend bestempelen, want meer dan de helft van de 28 tracks
hier zijn trage torchers als I'm Going To Leave You, Happiness To
My Soul, Say A Prayer, Every Day, Crazy Mixed Up World en I Owe My
Heart To You. De CD bevat beide kantjes van haar eerste 14 singles
1953-1956 (waarbij de oudste opnames dateren van december 1952), zijnde
haar complete Atlantic en Herald output uitgezonderd één
B-kant, die Don't Forget To Smile, ietwat ongelukkig want dat is een
goeie uptempo swinger. Vaststelling: op de achterflap van een LP kan
beduidend meer tekst als in een CD-inlay, en de complete in 2005 verschenen
Classics CD The Chronological Faye Adams 1952-1954 staat hier integraal
op. Medium tempo songs, soms met een New Orleans roll (Sweet Talk),
zijn That's What Makes My Baby Fat, Hurts Me To My Heart, Love Ain't
Nothin' To Play With, Anything For A Friend en Your Love (Has My Heart
Burnin'), uptempo rhythm 'n' blues swing met een hele big band inclusief
baritonsax en trompet (I've Gotta Leave You), soms met gospeljubel
(Somebody Somewhere), is het door Bill Haley gecoverde I'll Be True,
en naarmate 1956 nadert wordt die rhythm 'n' blues swing steeds rockender
(Ain't Gonna Tell, You Ain't Been True), hoewel het ook dan meer ballades
(My Greatest Desire, Angels Tell Me, Same Old Me, Teen-Age Heart,
Anytime Anyplace Anywhere) zijn als medium (No Way Out) en uptempo
(Tag Along, Witness To The Crime, Takin' You Back) rock 'n' roll die
steeds beschaafd blijft. In
1988 I bought the Faye Adams LP Shake A Hand on the Danish label Official
- at least that's what it says on that record. Since my records are
arranged alphabetically, Faye Adams is the second from the left, after
Roy Acuff and before Hasil Adkins, so you know rightaway that I love
just about anything. The 16 tracks from that LP except Don't Forget
To Smile are now on this CD, so for the moment I will hold on to it.
Faye Adams scored three rhythm 'n' blues hits in 1953 and 1954: Shake
A Hand (the type of horn and piano driven slow song that made Fats
Domino world famous), I'll Be True and Hurts Me To My Heart, and she's
usually ranked alongside Ruth Brown who discovered her, Lavern Baker
and even Dinah Washington. IMHO her legacy is less rocking however,
since more than half of the 28 tracks here are slow torchers like
I'm Going To Leave You, Happiness To My Soul, Say A Prayer, Every
Day, Crazy Mixed Up World and I Owe My Heart To You. The CD contains
both sides of her first 14 singles 1953-1956 (with the oldest recordings
dating back to december 1952), constituting her complete Atlantic
and Herald output except for one B-side, the aforementioned Don't
Forget To Smile, somewhat unfortunate as that's a good uptempo swing
tune. Remark: on the back cover of an LP you can get significantly
more text than in a CD inlay, and the complete 2005 Classics CD The
Chronological Faye Adams 1952-1954 is included on this Jasmine CD.
Medium tempo songs, sometimes with a New Orleans roll (Sweet Talk),
are That's What Makes My Baby Fat, Hurts Me To My Heart, Love Ain't
Nothin' To Play With, Anything For A Friend and Your Love (Has My
Heart Burnin'), uptempo rhythm 'n' blues swing with a big band including
baritone sax and trumpet (I've Gotta Leave You), sometimes with gospel
jubilation (Somebody Somewhere), is I'll Be True, covered by Bill
Haley. As 1956 approaches this rhythm 'n' blues swing becomes more
and more rockin' (Ain't Gonna Tell, You Ain't Been True), although
there's still more ballads (My Greatest Desire, Angels Tell Me, Same
Old Me, Teen-Age Heart, Anytime Anyplace Anywhere) than medium (No
Way Out) and uptempo (Tag Along, Witness To The Crime, Takin' You
Back) rock 'n' roll in a style that always remains civilized. |
|
GOIN'
UPTOWN, THE R & B YEARS/ BIG AL SEARS
Al Sears is een tenorsaxofonist die vooral bekend werd als jazzmuzikant
en in de schaduw stond van honkers als Big Jay McNeely, Chuck Higgins
en Noble "Thin Man" Watts. Zijn carrière begon reeds
eind de jaren '20, in de jaren '40 speelde hij in de orkesten van
Lionel Hampton en Duke Ellington, en zijn bekendste nummer en enige
hit was het instrumentale Castle Rock uit 1951 dat verscheen onder
de naam van Sears' toenmalige bandleider Johnny Hodges en zo'n succes
was dat het zelfs in een gezongen versie werd opgenomen door Frank
Sinatra (tien jaar later werd het instrumentaal gecoverd door het
Bill Black Combo). Castle Rock was niet zozeer een echte honker maar
swingde wel en maakte zoveel indruk op Alan Freed toen die bezig was
de rock 'n' roll uit te vinden dat Freed Sears inhuurde voor het rock
'n' roll orkest dat hij gebruikte voor plaatopnames en liveshows.
Daarnaast was Sears in de jaren '50 erg actief als rock 'n' roll en
rhythm 'n' blues studiomuzikant. Vanaf de jaren '60 maakte hij vooral
opnieuw naam als jazzmuzikant.
Al
Sears is a tenor saxophonist who's mainly known as a jazz musician
standing in the shadow of honkers like Big Jay McNeely, Chuck Higgins
and Noble "Thin Man" Watts. His career started already in
the late twenties, in the forties he played in the orchestras of Lionel
Hampton and Duke Ellington, and his most famous song and only hit
was the 1951 instrumental Castle Rock released under the name of Johnny
Hodges, Sears' bandleader at the time, which became such a success
that it was even recorded in a vocal version by Frank Sinatra (ten
years later it was covered instrumentally by Bill Black's Combo).
Castle Rock was not a real honker but it swung like crazy and impressed
Alan Freed so much when he was inventing rock 'n' roll that Freed
hired Sears for the rock 'n' roll orchestra he used for recordings
and live shows. In the fifties Sears was also very active as a rock
'n' roll and rhythm 'n' blues studio musician, and in the sixties
he returned to jazz. This CD collects 30 tracks 1950-1960, a dozen
of Sears as a solo artist and the rest as a session player. The recordings
under his own name are partly jazz improvisations (Searsy), partly
catchy jazzy vocal rhythm 'n' blues swing (125th Street New York),
partly vocal gospel (Shake Hands) and mostly big band rock 'n' roll
instrumentals like Vo-Sa, the delicious Sear-Iously, a medium tempo
Tweedlee Dee and the wild swinging Marshall Plan named after drummer
Joe Marshall which is not a drum instrumental and doesn't even feature
a drum solo. Right Now Right Now appeared in the 1956 Alan Freed movie
Rock Rock Rock and another Al Sears recording with Alan Freed's band
is the instrumental Tina's Canteen aka Teener's Canteen. Not under
Sears' own name but as a member of Johnny Hodges' band is the uptempo
jazz improvisation Something To Pat Your Foot To. |
16 december 2020
CD Recensies
|
EUROPE'S
ROCKING Vreemd,
Rhythm Bomb brengt kort na elkaar twee keer exact dezelfde CD uit
met een andere titel, een ander hoesje en een ander catalogusnummer.
Onder de titel Farewell Britain speelt de CD in op de brexit waarop
de van oorsprong Duitse doch naar Engeland verhuisde platenfirma niet
heeft gewacht om eieren voor haar geld te kiezen en in november 2018
opnieuw haar zetel in Duitsland te vestigen. De idee achter de CD
was dan ook eenvoudig: een compilatie met 20 eerder op Rhythm Bomb
verschenen tracks van 20 Europese bands. Als je de CD beschouwt als
een staalkaart van de Europese rockabillyscene dan ziet het er slecht
uit voor die scene want bijna de helft van de CD is blues, dus de
Europe's Rocking ondertitel "homegrown roots music" is een
correctere beschrijving van de inhoud.
Rhythm Bomb releases twice in a row exactly the same CD with a different title, a different cover and a different catalog number. As Farewell Britain the CD taps into the brexit upon which the German label that moved to England decided not to wait as they already moved their headquarters back to Germany again in November 2018. The idea behind the CD is simple: a compilation of 20 previously released tracks by 20 European bands on Rhythm Bomb. If you consider the CD a sampler of the European rockabilly scene then it looks bad for that scene because almost half of the CD is blues, so the "homegrown roots music" subtitle of the Europe's Rocking version is a more accurate description of the content. The CD opens with Who Thinks About Me, the last track of this year's third CD by The Hoodoo Tones which is British sixties rhythm 'n' blues brought by a French rockabilly trio. Love-Hate by Dusty Dave & the Heart Attacks (D) is bluesrock boogie with mouth harp, but fortunately there's also raw rockabilly by the ass kicking Ramblin Bandits (DK) with Stone Cold Mamma and the solid I'm Gone by Twisted Rod (CZ). AJ & The Rockin' Trio (P) sound very modern with their straightforward rocker Done Me Wrong that is a highlight here, and Ray Allen's carefree piano boogie Jersey Pearl is just as good. A sort of rock-like modern rock 'n' roll from Finland is Sara Lee's Love Is Good, which we only know from a Rhythm Bomb vinyl single released this year. There's also traditional medium tempo rockabilly with Feels So Good by Eddie And The Head-Starts (F) and the more rolling approach from Swedish pianist Fireball Steven and his version of Tooter Boatman's Thunder And Lightning, which appears to be the only cover in the lot. More contemporary traditional jukebox rock 'n' roll is provided with Better Way To Move by Ray Black & the Flying Carpets (D), the title track of their 2018 debut CD. The French/British trio The Nut Jumpers play the stroll No Good No Good performed remarkably subdued for them, and much more old-fashioned is the hillbilly hop brought by Vince & the Sun Boppers (I) and their Mama Little Chicky. The swinging You're The Greatest by Cat Lee King & his Cocks (D) has already been compiled several times, or we played their excellent 2018 CD Cock Tales a lot, that's also possible. About the blues bands I'd like to be brief: there's swamp blues with half Frenchie Little Victor (So Blue), semi-acoustic country blues by Black Patti (D, Nagging Blues) and pure blues by Egidio "Juke" Ingala & The Jacknives (I, Little Ann), The Jelly Roll Men (N, Come Back Home To Me), BB & the Blues Shacks (D, Oh Little Girl) and their sister band Bonita & the Blues Shacks (D, Hottest Wing In Town). I prefer the irresistible bluesrock boogie from the band that everyone likes, the Swedish kings The Kokomo Kings with Fooled By The City Lights. Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky) |
|
DESTINATION
LUST, CHICKSVILLE USA
Deze opvolger van het begin 2020 verschenen Destination Lust bevat
33 "erotic fantasies from the vaults" uit de wereld van
"love, sex and violence", een excuus - alsof wij er een
nodig hadden - voor een succulente compilatie van deels vegas grind
instro’s en deels dubbelzinnige nummers daterend uit de tijdspanne
1949-1967.
This
successor to Destination Lust which appeared in early 2020 contains
33 "erotic fantasies from the vaults" from the world of
"love, sex and violence", the excuse - as if we needed one
- for a succulent compilation of partly vegas grind instros and partly
risqué songs spanning 1949-1967. The feast of seduction opens
with Jimmy Gray's sax rocker Chicksville USA which has nothing to
do with sex, and more (in)decent forgotten rock 'n' roll is Betty
Dickson's Shanty Tramp, the title theme of a 1967 movie (IMHO not
1961 as it says on the back cover) I have never seen, theme that in
itself is a fine fifties sax rocker supposedly sung by a hooker who
shamelessly offers herself ("I give my love and all I get is
money") - apparently Shanty Tramp is that kind of exploitation
movie. There's big band rock 'n' roll swing with both sides of Gale
Warning aka Frances Day's single Met Rock / Heartbreak Hotel and with
Ruth Wallis' Man It's A Jungle, or is that technically swing with
a beat? Vegas Grind was originally the name of a series of compilation
albums, first on LP, then on CD, that became so popular it gave its
name to the subgenre of often medium tempo bump 'n' grind instrumentals
and other assorted rock 'n' roll oddballs that can be used as the
soundtrack to take off your clothes should you feel the irresistible
urge to do so. Examples here are session guitarist Barney Kessel's
sax-guitar instro Honey Rock with seductive injections by a teenage
voice and the growling Hey Tiger by Felix & his Fabulous Cats
who link Tequila to a sixties organ (B-side Savage Girl is instrumental
oriental exotica). A dirty mind is a joy forever and with some (erotic)
fantasy any sax, piano and/or guitar instrumental can be considered
sexy, especially with titles like Man Eater (Big Jay McNeely), The
Strip (Little Richard's band The Upsetters led by saxophonist Grady
Gaines in 1958 who sounded more New Orleans than Little Richard),
Love Chain (The Spinners) or Scandal (King Rock & the Knights),
although a sensuous title is not obligatory, see and hear The Dig
by the Ken Kash Quintet and Sam "The Man" Taylor's Man That's
Choice. This also happened in a non-rock 'n' roll context like the
piano big band instrumental Lolita by Berlingeri & his Orchestra
which has nothing to do with the 1962 movie of the same name. |
|
ROCK
AND ROLL VIXENS # 1
Alweer een nieuwe reeks onder auspiciën van Rhythm Bomb, op een
paar jaar tijd uitgegroeid tot het productiefste re-issue label in
de rock 'n' roll scene. Er zouden in totaal zeven Rock And Roll Vixens
CD’s aan zitten te komen die focussen op zwarte zangeressen
waarvan de eerste twee reeds uit zijn.
Another
new series under the auspices of Rhythm Bomb who in a few years' time
have become the most productive re-issue label on the rock 'n' roll
scene. A total of seven Rock And Roll Vixens CDs will be released
focusing on black female singers of which the first two are already
out. |
9 december 2020
|
ROCK/
FRANK VIRTUE & THE VIRTUES
Guitar Boogie Shuffle uit 1958 van The Virtues, een cover van Arthur
Smith's Guitar Booogie uit 1945, werd in 1959 een instrumentale nummer
5 hit in de Billboard Hot 100 die ik nooit echt fantastisch vond wegens
teveel rondjes draaiend in het standaard twaalf maten Jef Er Ligt
Een Worst Op Tafel rock 'n' roll akkoordenschema. Zoveel jaar later
kan ik de deskundigheid waarderen, net als wanneer ik hem nu hier
hoor de fantastische geluidskwaliteit waarmee Bear Family dit laat
klinken. Wie die Virtues waren: geen idee, toen tenminste toch niet
want omdat ik die Guitar Boogie Shuffle niet zo denderend vond heb
ik me nooit verdiept in de massa’s singles die The Virtues uitbrachten.
Gelukkig brengt huis van vertrouwen Bear Family nu deze uitstekende
CD uit met 33 tracks, vergezeld van een booklet waarin het hele verhaal
van The Virtues van naaldje tot draadje staat uitgelegd, wat eigenlijk
het verhaal van Frank Virtue is, afkomstig uit Philadelphia waar ook
Bill Haley vandaan kwam die we in deze recensie nog een paar keer
gaan tegenkomen. Virtue begon zijn carrière reeds eind jaren
'30 als gitarist en leerde het vak als leider van een dansorkest van
de zeemacht. Na de oorlog ging hij verder in de muziek en het succes
van Bill Haley & the Comets begin jaren '50 ontging hem niet,
dus sprong Virtue binnen de kortste keren mee op wat de rock 'n roll
express zou worden. Om kort te gaan: Frank Virtue was there when it
happened.
The
Virtues' 1958 Guitar Boogie Shuffle, a cover of Arthur Smith's Guitar
Booogie from 1945, became an instrumental number 5 hit in Billboard's
Hot 100 in 1959 but is a tune I never really dug because it's too
much taking turns in the standard twelve bars rock 'n' roll blues
chord progression. All these years later I can appreciate its expertise
and how good Bear Family's technology makes it sound hear and now.
I never had a clue as to who The Virtues were, at least not at the
time, because since I never cared much for the Guitar Boogie Shuffle
I never made the effort to investigate the large number of 45s The
Virtues released. Fortunately the always dependable Bear Family Records
now offers this excellent 33 track CD, accompanied by a booklet explaining
the complete Virtues story, which is actually the story of Frank Virtue
from Philadelphia ,a city also frequented by Bill Haley who we will
run into a couple of times in this review. Virtue started his career
already in the late thirties as a guitarist and learned his trade
when leading a dance orchestra in the navy. After the war he continued
in the music business and the success of Bill Haley & the Comets
in the early fifties didn't go unnoticed, so in no time Virtue jumped
on what would become the rock 'n roll express. In short: Frank Virtue
was there when it happened. |
|
BURN
THAT CANDLE/ CHARLINE ARTHUR
I'm Having A Party All By Myself, Burn That Candle, Welcome To The
Club en Hello Baby: rockabillysongs van Charline Arthur, een countryzangeres
die in de jaren '50 haar mannetje stond, letterlijk zelfs want ze
mocht graag een broek in plaats van een mooi kleedje dragen. De Miss
Mary Ann's dezer wereld vonden flink wat inspiratie in haar in 1998
verschenen 32 track Bear Family CD Welcome To The Club en als u die
hebt hoeft u deze Jasmine CD niet te kopen want er is slechts één
song verschil, plus dat de I'm Having A Party All By Myself op Bear
Family live is.
|
|
CRAZY
CRAZY FEELIN'/ DOUG SAHM
Doug Sahm = Sir Douglas Quintet = de sixties pophits She's About A
Mover (1965) en Mendocino (1969), het eerste hoog scorend op de schaal
van Sam The Sham & the Pharaohs, het tweede tex mex. Sahm was
toen al een veteraan want hij maakte al platen sinds 1955 die in het
vinyl verleden bij elkaar werden gesprokkeld op LP’s als Way
Back When He Was Just Doug Sahm uit 1979 die toen zelfs is uitgekomen
op het Nederlandse label Rockhouse. Zelfs in 1955 was hij als kindsterretje
al een veteraan want er zijn foto’s uit december 1952 van Sahm
als 11-jarige samen met niemand minder dan Hank Williams! Sahm's debuutsingle
verscheen in januari 1955 en was western swingende hillbilly met de
gimmick van een kinderstemmetje die een ondanks de beloftevolle titel
Rollin' Rollin' weinig memorabel standaard traag countrynummer koppelde
aan een best sympathiek sneller nummer met honkytonk piano en vlot
fiddelende fiddles, A Real American Joe. We kunnen trouwens debateren
over de vraag of Sahm een echte American Joe was, want de man bleef
zijn hele leven lang een hippie, leven dat niet zo héél
lang duurde want Sahm overleed in 1999 op 58-jarige leeftijd in een
motel aan een hartaanval. Die hele Way Back When He Was Just Doug
Sahm LP staat nu op deze CD, net als de LP Texas Road Runner: The
Renner Sides 1961-1964 uit 1985, aangevuld met nog veel meer tot in
totaal 30 tracks waaronder zijn eerste twaalf singles tot 1964. Daarmee
doet deze CD zijn ondertitel The Definitive Early Doug Sahm eer aan,
al zal er allicht nog meer oud spul zijn waarop hij meedoet. De CD
bevat materiaal onder Sahm's eigen naam en als lid van of begeleid
door bands die luisteren naar namen als The Knights, The Pharaohs,
The Dell-Kings en The Markays voor obscure labels als Sarg, Warrior,
Satin, Harlem, Cobra en Renner. Rock 'n' roll nummers zijn Crazy Daisy
(aanwezig in een snelle versie met toeterende sax door The Knights
en een uptempo stroll versie met backing vocals door The Pharaohs)
en de piano-/ gitaarinstrumental Whirlaway die wat trager is dan Allen
Toussaint's origineel, en nog meer covers zijn er van Little Richard's
ballade Can't Believe You Wanna Leave, Lloyd Price's ballade Just
Because, een brutale versie van Larry Williams' Slow Down en zelfs
een bigband versie van Johnny Ray's Cry. Veel van de songs situeren
zich in de swamprock, een genre gekenmerkt door een multitude aan
ballades met luie saxofoons zoals If You Ever Need Me, Why Why Why,
een origineel onuitgebrachte alternatieve Just A Moment, Baby Tell
Me, More And More, Makes No Difference, Crazy Crazy Feelin', Two Hearts
In Love, Little Angel, Lucky Me en A Year Ago Today. Er is de New
Orleans instrumental Big Hat en blue eyed stroll soul als Sapphire
(ook weer in twee versies, met The Markays en met de band van saxofonist
Spot Barnett), maar helaas ook sixties pop (Bill Beaty) en bluesrock
(Mr. Kool en Jimmy Reed's Baby What's On Your Mind). Bonus tracks
zijn twee rockers van Jimmy Dee met Doug Sahm op gitaar (Rick Tick
Tock en de uptempo stroll I Feel Like Rockin') en een instrumentale
sax stroll van Spot Barnett getiteld Sweetmeats met Sahm op bas. Echt
spectaculaire dingen staan hier niet op, maar verzamelaars van swamp
rock zullen geïnteresseerd luisteren, terwijl iedereen die Doug
Sahm alleen kent van The Texas Tornados waar hij veel later deel van
zou uitmaken nogal zal opkijken.
Doug
Sahm = Sir Douglas Quintet = the sixties pop hits She's About A Mover
(1965) and Mendocino (1969), the first one scoring high on the scale
of Sam The Sham & the Pharaohs, the second one tex mex. At that
time Sahm was already a veteran as he had been making records since
1955 that in the vinyl past have been collected on LP’s like
1979's Way Back When He Was Just Doug Sahm. Even in 1955 as a child
star Sahm was already a veteran because there's photos of him at the
age of eleven in December 1952 together with the one and only Hank
Williams! Sahm's debut single released in January 1955 was western
swinging hillbilly with the gimmick of a child's voice that combined
a despite the promising title Rollin' Rollin' not so memorable standard
slow country song with a sympathetic faster song with honky tonk piano
and happyly fiddling fiddles titled A Real American Joe. Whether Sahm
was really a Real American Joe is debatable as he remained a hippie
all his life, life that didn't last very long because he died in 1999
at the age of 58 in a motel room from a heart attack. The complete
Way Back When He Was Just Doug Sahm LP is now on this CD, just like
the Texas Road Runner: The Renner Sides 1961-1964 LP from 1985, augmented
to a total of 30 tracks including his first twelve singles until 1964,
ensuring that this CD lives up to its subtitle The Definitive Early
Doug Sahm, although there's probably more old stuff out there that
he was involved in. The CD contains material under Sahm's own name
and as a member of or accompanied by bands like The Knights, The Pharaohs,
The Dell-Kings and The Markays for obscure labels like Sarg, Warrior,
Satin, Harlem, Cobra and Renner. Rock 'n' roll songs include Crazy
Daisy (in a fast version with thumping sax by The Knights and as an
uptempo stroll with backing vocals by The Pharaohs) and the piano
/ guitar instrumental Whirlaway taken a bit slower than Allen Toussaint's
original. Other covers include Little Richard's ballad Can't Believe
You Wanna Leave, Lloyd Price's ballad Just Because, a brutal version
of Larry Williams' Slow Down and even a big band version of Johnny
Ray's Cry. Many of the songs are swamp rock, a genre characterized
by a multitude of ballads with lazy saxophones such as If You Ever
Need Me, Why Why Why, an originally unreleased alternate Just A Moment,
Baby Tell Me, More And More, Makes No Difference, Crazy Crazy Feelin',
Two Hearts In Love, Little Angel, Lucky Me and A Year Ago Today. There
is the New Orleans instrumental Big Hat and blue eyed stroll soul
as Sapphire (again in two versions, with The Markays and with saxophonist
Spot Barnett's band), but unfortunately also sixties pop (Bill Beaty)
and bluesrock (Mr. Kool and Jimmy Reed's Baby What's On Your Mind).
Bonus tracks are two rockers by Jimmy Dee with Doug Sahm on guitar
(Rick Tick Tock and the uptempo stroll I Feel Like Rockin') and an
instrumental sax stroll by Spot Barnett entitled Sweetmeats with Sahm
on bass. There are no really spectacular things on here, but collectors
of swamp rock will listen with interest, and the CD will be an ear
opener for anyone who only knows Doug Sahm from The Texas Tornados
much later on. |
|
PEPPERMINT
TWISTIN' WITH/
Joey
Dee & the Starliters' Peppermint Twist was already a golden oldie
when I discovered the rock 'n' roll scene 40 years ago - we're getting
old - and it had probably been an oldie since two weeks after its
release in October 1961. It was a fun single whose classic status
was reinforced because of its inclusion in 1973 in the movie American
Graffiti, but I always had something against organs and against live
singles and always felt that both the song and the live LP from which
it was culled sounded a bit too easy and smart, a bit too general
and too much of a common denominator, especially when compared to
Chubby Checker's twists that sounded more rock 'n' roll.All these
years later I hope to have grown milder though not necessarily wiser
in my judgment and I've learned to appreciate this kind of party music
more, so it's time I gave Joey Dee & the Starliters a second chance
with this CD that contains a selection of 29 songs from the group
that started out as Italo doo-wop and had already released a few singles
before they started twisting at the Peppermint Lounge. Two are on
this CD including their debut single Lorraine / The Girl I Walk To
School from 1958 which as usual in those doo-wop days combined a slow
song with a fast song. The other early single on the CD linked in
1960 the dreamy pop ballad Face Of An Angel to Shimmy Baby, a rock
'n' roll song already containing more of the rhythm, drive and tempo
that would characterize the Peppermint Twist, the song that gave the
twist in the wake of Chubby Checker an extra boost and reputation.
Joey Dee & the Starliters were the house band of a small club
with a capacity of only 178, the Peppermint Lounge at 128 West 45th
Street in Manhattan, New York that when celebrities started to frequent
it became so famous that everybody from Jackie Kennedy over Marilyn
Monroe and Frank Sinatra to John Wayne and Robert Mitchum wanted to
be there to see and be seen. Dee wrote the Peppermint Twist which
enhanced the club's appeal even more: the Peppermint Lounge became
the ultimate twist temple and the single reached the first place in
the hit parade in early 1962, knocking Chubby Checker's The Twist
from the top position and becoming a gold record for selling one million
copies. |
|
THAT’LL
FLAT GIT IT Vol. 35:
Bear Family gaat keihard verder met het inventariseren van alle blanke
rock 'n' roll en rockabilly op labels groot en klein, en Mercury was
in de jaren '50 een van de grotere onafhankelijke labels. Dit is de
tweede CD gewijd aan Mercury in de reeks en da's uiteraard te danken
aan de grote hoeveelheid rock 'n' roll die verscheen op Mercury en
zusterlabel Limelight, waaronder een aantal bekende songs zoals Ben
Hewitt's geniale rockabillytrack My Search, het medium tempo Baby
Baby Baby (What Am I Gonna Do) en de uptempo rockabillycover van Ray
Charles' I Got A Woman door rockabillyheld Eddie Bond, en de uptempo
rockabillies Rock Roll Jump And Jive en Sittin' On Top Of The World
van Curtis Gordon wiens Draggin' hier op staat zonder de gebruikelijke
echo en reverb tijdens de intro. Bekende artiesten genoeg hoor, soms
op doortocht van het ene label naar het andere, zoals Conway Twitty
met de goeie Tear It Up copie Shake It Up (geen rockabilly maar volbloed
rock 'n' roll bop met sax en backing vocals), het medium tempo I Need
Your Lovin' dat hij eerder opnam voor Sun Records als Give Me Some
Love en de uptempo stroll met backing vocals Maybe Baby (niet het
Buddy Holly nummer). Iemand die u in het verleden mogelijk live zag
is Narvel Felts met de uptempo gitaarrocker Cry Baby Cry. Liefhebbers
van swamprock zullen raar opkijken bij Rod Bernard's Let's Get Together
Tonight dat meer rock 'n' roll is dan zijn bekendere opnames en een
bluesy gitaarsolo bevat. Nooit gehoord van Jape Richardson? U kent
hem onder zijn latere artiestennaam The Big Bopper en dit is zijn
debuutsingle, het aantrekkelijke medium tempo Crazy Blues uit 1957.
Namen die misschien een belletje doen rinkelen zijn Gary Shelton (de
standaard rocker Maybe Later Baby) die zich later Troy Shondell zou
noemen, Jimmy Edwards (de standaard rocker My Honey) die we kennen
van Love Bug Crawl, Royce Porter (het snelle Good Time) die we kennen
van Yes I Do, en de latere countryzanger Charlie Walker (de standaard
rocker I'll Never Let It Show). Nog minder bekend maar even goed zijn
de rockabilly Easy Money van James O'Gwynn (ooit nog de mechanieker
van George Jones), de female triobopper Rockin' Robert van The LaDell
Sisters, de fanatieke swinger Drop Top van Roy Perkins en de flitsende
hi yo silver rocker The Masked Man door Eddy Bell & the Bel-Aires
met Eddy Clearwater op gitaar. Cult is Dave "Diddle" Day's
Mexicaans getinte Blue Moon Baby en de wondere wegen van de rock 'n'
roll leveren Tommy Mitchell's vlotte rockabilly cover van Hardrock
Gunter's Jukebox Help Me Find My Baby en de strollende Gene Vincent
cover Five Feet Of Lovin' gezongen met krakende stem door Freddy Robinson
op. Slave Girl van Ray Ethier is ondanks de titel een standaard gitaarinstrumental,
een verrassing is Dangerous Redhead van Jerry Raines wegens op een
uptempo skaritme, en George Young was blank maar zet in Can't Stop
Me een verbazingwekkende imitatie van een zwarte schreeuwlelijkerd
weg. Die George Young was tijdens zijn legerdienst gestationeerd in
Freiburg (D) waar hij bevriend raakte met Elvis en er bestaat een
foto genomen in Bad Neuheim in 1960 waarop je hem ziet gitaar spelen
met Elvis aan de piano! Standaard jukebox rock 'n' roll is I'm Gonna
Keep It van Johnny Jay, Don't Do Me Wrong van The Playboys, en My
Foolish Fling van The Half Brothers. Halve!
Bear Family continues its inventory of all white rock 'n' roll and rockabilly on labels large and small, and Mercury Records was one of the larger independent labels in the 1950s. This is the second CD in this series dedicated to Mercury which is of course due to the large amount of rock 'n' roll that appeared on Mercury and sister label Limelight, including a number of famous songs such as Ben Hewitt's genius rockabilly track My Search, The medium tempo Baby Baby (What Am I Gonna Do) and the uptempo rockabilly cover of Ray Charles' I Got A Woman by rockabilly hero Eddie Bond, and the uptempo rockabillies Rock Roll Jump And Jive and Sittin' On Top Of The World by Curtis Gordon whose Draggin is heard here without the usual echo and reverb during the intro. There's a lotta famous artists present, sometimes hopping from one label to the next, like Conway Twitty with the good Tear It Up copy Shake It Up (not rockabilly but full blooded rock 'n' roll bop with sax and backing vocals), the medium tempo I Need Your Lovin' that he previously recorded for Sun Records as Give Me Some Love and the uptempo stroll with backing vocals Maybe Baby (not the Buddy Holly song). Someone you may have seen live in the past is Narvel Felts with the uptempo guitar rocker Cry Baby Cry. Fans of swamp rock will be surprised to hear Rod Bernard's Let's Get Together Tonight which is more rock 'n' roll than his more famous recordings and includes a bluesy guitar solo. Never heard of Jape Richardson? You know him under his later stage name The Big Bopper and this is his debut single, the attractive medium tempo Crazy Blues from 1957. Names that might ring a bell are Gary Shelton (the standard rocker Maybe Later Baby) who would later call himself Troy Shondell, Jimmy Edwards (the standard rocker My Honey) whom we know from Love Bug Crawl, Royce Porter (the fast Good Time) whom we know from Yes I Do, and the later country singer Charlie Walker (the standard rocker I'll Never Let It Show). Even less known are the rockabilly Easy Money by James O'Gwynn (at one time George Jones' mechanic), the female trio bopper Rockin' Robert by The LaDell Sisters, the fanatical swinger Drop Top by Roy Perkins and the flashy hi yo silver rocker The Masked Man by Eddy Bell & the Bel-Aires with Eddy Clearwater on guitar. Cult is Dave "Diddle" Day's Mexican flavoured Blue Moon Baby and rock 'n' roll's mysterious ways provide Tommy Mitchell's smooth rockabilly cover of Hardrock Gunter's Jukebox Help Me Find My Baby and the strolling Gene Vincent cover Five Feet Of Lovin' sung with a hoarse throat by Freddy Robinson. Slave Girl by Ray Ethier is despite its title a standard guitar instrumental, Dangerous Redhead by Jerry Raines surprises thanks to its uptempo ska rhythm, and George Young is a white guy who did an amazing imitation of a black screamer in Can't Stop Me. Young was stationed in Freiburg (D) during his military service where he befriended Elvis and in the booklet there's a picture taken in Bad Neuheim in 1960 where you see him playing the guitar with Elvis at the piano! Standard jukebox rock 'n' roll fare is Johnny Jay's I'm Gonna Keep It, The Playboys' Don't Do Me Wrong and The Half Brothers' My Foolish Fling. The sound quality is exemplary, the tempo is well maintained throughout so you won't get bored, and once you know all 35 tracks by heart you can dive into the 32 page booklet. Info:www.bear-family.com (Frantic Franky) |
3 december 2020
|
THE
ORIGINAL MONO SINGLES As & Bs/
|
|
IT'S
A WONDERFUL FAMILY CHRISTMAS The
Ultimate Koko-Mojo Christmas Party op Koko Mojo (KM-CD-80) droomt
van een zwarte kerst, dit is de blanke tegenhanger met kerstliedjes
in alle mogelijke sneeuwwitte muziekstijlen uit de goeie oude slechte
tijd, met veel aandacht voor gestroomlijnde country boogie als Red
Foley's Here Comes Santa Claus, Tex Ritter's Old Tex Kringle, Lefty
Frizzell's Mama en T. Texas Tyler's Snow On The Mountain. Johnny Horton
doet zijn ding in They Shined Up Rudolph's Nose en de kerstman draagt
een knalrode Stetson als hij gaat voor hillbilly met The Maddox Brothers
& Rose's enthousiaste versie van Jingle Bells. Er is bluegrass
met Lester Flatt & Earl Scruggs' Joy Bells en ragtime country
variété met Jimmy Wakely's It's Christmas en Christmas
Candy, dat tweede in duet met Margaret Whiting. Johnny Cash is op
zijn serieust (het was dan ook een diep religieus man) in The Little
Drummer Boy. Andere bekende countrynamen brengen nauwelijks country:
Chet Atkins' Jingle Bell Rock is een cleane easy listening gitaar
instrumental en Deck The Halls van The Louvin Brothers is gewoon plechtige
kerstmuziek.
The
Ultimate Koko-Mojo Christmas Party (Koko Mojo KM-CD-80) is dreaming
of a black Christmas, this is its white counterpart with carols in
all possible snow-white music styles from the bad old times, focusing
partly on streamlined country boogie like Red Foley's Here Comes Santa
Claus, Tex Ritter's Old Tex Kringle, Lefty Frizzell's Mama and T.
Texas Tyler's Snow On The Mountain. Johnny Horton does his thing in
They Shined Up Rudolph's Nose and Santa wears a bright red Stetson
when he goes hillbilly style with The Maddox Brothers & Rose's
enthusiastic version of Jingle Bells. There's bluegrass with Lester
Flatt & Earl Scruggs' Joy Bells and ragtime country variety with
Jimmy Wakely's It's Christmas and Christmas Candy, the latter a duet
with Margaret Whiting. Johnny Cash is his utmost serious self (after
all he was a deeply religious man) in The Little Drummer Boy. Other
famous country names hardly play country: Chet Atkins' Jingle Bell
Rock is a clean easy listening guitar instrumental and Deck The Halls
by The Louvin Brothers is just solemn Christmas music. |
|
THERE'S
GONNA BE A BALL
Mexicaanse rock 'n' roll zit al een tijdje in de lift: er waren reeds
verzamel-CD’s van verschillende individuele artiesten, daarvoor
waren er al El Mexican Rock 'n' Roll op El Toro en bootlegs als El
Loco Rocanrol, en in het vinyl verleden LP’s als Mexican Rock
'n' Roll Rumble And Psych-Out South Of The Border (1987) en Blue Demon's
Mexican Rock 'n' Roll Favorites (1988). En dáárvoor
kreeg ik op vakantie van Spaanse rockabillies al cassettes in mijn
handen gedrukt met opnames van bands als Los Teen Tops. Nu brengen
Bear Family en Atomicat tegelijk - great minds think alike, zullen
we maar zeggen - twee releases uit met Mexicaanse rock 'n' roll, Bear
Family met Episodio Uno van de reeks The Right To Rock, The Mexicano
And Chicano Rock 'n' Roll Rebellion 1955-1963 waarvan mij niet bekend
is uit hoeveel volumes ze zal bestaan, en Atomicat dat normaal reeksen
met losse volumes uitbrengt dit keer in één klap met
de 3 CD-box There's Gonna Be A Ball, Tres CD De Salvaje Rock 'n' Roll
Y Más. Als rock 'n' roll in de States al een middel tot rebellie
was, dan moet het dat voor tieners met Latijns-Amerikaanse roots die
vaak geconfronteerd werden met racisme en afwijzing nog veel meer
geweest zijn, net zoals de rassenbevrijding zich begin jaren '60 manifesteerde
in de muziek van zwarte artiesten. In dit verband hoeven we alleen
maar te denken aan de pachuco subcultuur en hun zoot suits in de jaren
'40. Genoeg sociologie, wij focussen op de muziek, en je kan de thema’s
behandeld in de Atomicat driedubbelaar, goed voor 3 x 28 tracks, onderverdelen
in grofweg drie categorieën: nummers van Amerikaanse artiesten
met Mexicaanse roots waarvan de bekendste Ritchie Valens (Boney Maronie),
Chris Montez (de orgel rocker Rocking Blues), Trini Lopez (het als
je aandachtig naar de tekst luistert als een chicano manifest te interpreteren
The Right To Rock, Here Comes Sally, de uitstekende jiver Yes You
Do, de stroll It Hurts To Be In Love) en Freddy Fender (I Can't Remember,
Bailando El Rock 'n' Roll oftewel Rip It Up - bezig bazig die Freddy
Fender want hij komt ook terug als Eddie con los Shades wier Lucy
Lucy eigenlijk Money That's What I Want is en als Scotty Wayne met
de swamprocker I'm Gonna Leave) zijn, Spaanstalige covers van Amerikaanse
hits, en instrumentals die inspelen op het monstersucces van Tequila
van The Champs. Vaak wordt beweerd dat die rock 'n' roll south of
the border wilder was dan zijn Amerikaanse tegenhanger en als je deze
CD’s beluistert is daar toch wel iets van aan, want veel van
de muziek hier is even flitsend en vlijmscherp als een versgeslepen
vlindermes, soms amateuristisch en primitief, zeker in sommige van
de covers zoals Rusty York's Sugaree door Carlos Diaz & the Royal
Tones. Met dat nummer zie je meteen hoe onvoorspelbaar het was welke
Amerikaanse songs gecoverd werden: 2 x Jack Scott bijvoorbeeld met
Leroy (Los Crazy Boys die nog eens passeren met een Spaanse Be-Bop-A-Lula)
en Geraldine (Los Locos Del Ritmo), High Class Baby van de Britse
Cliff Richard (Presumida door Los Teen Tops), Cliff's Move It (Mantequilla
door Los Locos Del Ritmo), de al even Britse Heinz' Just Like Eddie
(El Dinosaurio door Los Sleepers), It'll Be Me (Voy Bien O Me Regreso
door Los Teen Tops), Johnny Burnette & the Rock 'n' Roll Trio's
Lonesome Train (Tren Solitario door Los Boppers) of het instrumentale
Woo Hoo van The Rock-A-Teens door Los Estudiantes. Mule Skinner Blues
van The Fendermen? Si señor, ook in het Spaans gedaan als Escucha
Cowboy door Tony & Charley. Voor de hand liggender zijn Good Rockin'
Tonight (Buen Rock Esta Noche) en Jailhouse Rock (El Rock De La Cárcel)
door de bij momenten echt wel geniale Los Teen Tops, All Shook Up
(Estremecete door Los Llopis), Tutti Frutti en High School Confidential
alias Confidente De Secundaria (Los Teen Tops), Tallahassee Lassie
(het lichtjes fantastische La Chica Alborotada door Los Locos Del
Ritmo), Rip It Up (Bailando El Rock 'n' Roll door Freddy Fender),
een de sixties aankondigend Shake Rattle And Roll (Agitese Haga Ruido
Y Ruede door Los Loud Jets in 1961) en Brenda Lee's Sweet Nothings
(Dulces Tonterías door Las Mary Jets). Het is evenwel niet
alleen el primitivo rock y roll around the clock want andere nummers
zijn hartveroverend naïef zoals de Don't Be Cruel vertaling No
Seas Cruel van Baldemar Huerta, weer een ander pseudoniem van Freddy
Fender. Een speciale vermelding hier voor Alberto Vazquez wiens uitstekende
en opvallende popcorn arrangement uit 1963 van Tennessee Ernie Ford's
Sixteen Tons ondanks de Spaanse titel 16 Toneladas gewoon in het Engels
is gezongen. Origineel Spaanstalige nummers staan hier trouwens veel
minder op, maar een goed voorbeeld is Teddy Girl van Los Pájaros
Locos. De enkele Bear Family CD bevat zo maar eventjes 37 tracks waarvan als we niet scheef geteld hebben zeven dubbels met There's Gonna Be A Ball, en verder nog meer songs van Ritchie Valens (Dooby Dooby Wah, Ooh My Head, gitaar instrumental Fast Freight), Freddy Fender als Baldemar Huerta (de Jailhouse Rock vertaling El Rock De La Carcel), Tony Casanova (de wilde rockers Boogie Woogie Feeling en Showdown), Eddie Quinteros (Slow Down Sandy, het Ritchie Valens-achtige Come Dance With Me), Mando & the Chili Peppers (het toepasselijke South Of The Border in een heerlijk naïeve swampversie), Los Teen Tops (de Good Golly Miss Molly vertaling La Plaga), The Carlos Brothers (de betere teen rocker Come On Let's Dance), Augie Garcia (de hi yo silver sax rocker Hi Yo Silver), Lalo Guerrero's parodie Pound Dog en nog meer vokale rock 'n' roll van Chuck Rio (Don't Go Pretty Baby, Denise). Artiesten die niet op There's Gonna Be A Ball staan zijn de primitivobilly Chuck Berry cover Maybelline met slap bass en accordeon door Armando Almendarez, Pico Pete's schreeuwlelijkerd Chicken Little, de bal orkest versie van het bekende La Paloma door Tito Guizár & his El Rancho Rocks, Los Xochimilcas' trompet-accordeon instrumental Rock Rollin' Rock op een uptempo Bill Haley ritme, de wild om zich heen slaande Johnny Amelio & the Downbeats (Jo Ann Jo Ann, Jugue), en de niet griezelige gitaar-piano instrumental El Vampiro van Los Gibson Boys die ook een Spaanse Be-Bop-A-Lula en de Good Rockin' Tonight vertaling Rock De La Noche ten gehore brengen. Bear Family sluit af met een Sun demo getiteld Mexican Rock 'n' Roll door een zangeres wier naam niet bewaard is gebleven die pas boven water kwam in 2002 op de Bear Family box Memphis Belles, The Women Of Sun Records. Het nummer heeft een afwisselend traag mambo/ snel tempo en de typerende spaarzame Sun sound met piano, en dan wordt er steeds gehoopt dat dat Jerry Lee Lewis zou zijn, maar dat raadsel zal wellicht nooit opgelost worden. Beide
releases zijn culturele rock 'n' roll antropologie ten top en vullen
elkaar perfect aan, maar welke CD is nu de beste om je zuurverdiende
pesos aan uit te geven, de driedubbele Atomicat of de eerste van de
Bear Family reeks? De enige grote naam die er bij Atomicat niet opstaat
is Chan Romero, op Bear Family present met My Little Ruby, I Want
Some More en zijn bekendste song, de originele Hippy Hippy Shake,
maar muzikaal zijn ze alle twee zo heet als een peper, met dien verschille
dat Atomicat allesomvattender is en Bear Family "focust op ruige
rock 'n' roll en dus géén La Bamba bevat". Daarnaast
hangt het er een beetje af van hoe je tegenover dit soort releases
staat. Wil je alleen een stapel straffe muziek dan zit je op rozen
met Atomicat, wil je de full enchilada met een CD booklet van 36 pagina’s
biografische info en foto’s dan moet je voor Bear Family gaan.
Kiest u rustig, en doe mij ondertussen nog maar een tequila!
Mexican
rock 'n' roll has been gaining popularity for a while now: there are
several CDs available of individual artists, before that there was
El Mexican Rock 'n' Roll on El Toro and bootlegs like El Loco Rocanrol,
and in the vinyl past there were already LP’s like Mexican Rock
'n' Roll Rumble And Psych-Out South Of The Border (1987) and Blue
Demon's Mexican Rock 'n' Roll Favorites (1988). And even before that
while on vacation in sunny Spain local rockabillies swapped me cassette
tapes with recordings of bands like Los Teen Tops. Now Bear Family
and Atomicat almost simultaneously - great minds think alike - present
two new collections of Mexican bred rock 'n' roll, Bear Family with
Episodio Uno of the series The Right To Rock, The Mexicano And Chicano
Rock 'n' Roll Rebellion 1955-1963 (no idea how many volumes this will
be), and Atomicat which normally releases series with single volumes
this time with the 3 CD box There's Gonna Be A Ball, Tres CD De Salvaje
Rock 'n' Roll Y Más. If rock 'n' roll in the States was a means
to rebel, this must have been all the more true for teenagers with
Latin American roots who were often confronted with racism and prejudice,
just like the civil rights movement was reflected in the music of
black artists in the early sixties. In this context we only need to
think of the zoot suit wearing pachuco subculture in the 1940s. Enough
sociology, onward with the music, and the themes in the Atomicat triple
set, 3 x 28 tracks, can roughly be divided into three categories:
songs by American artists with Mexican roots including the biggies
Ritchie Valens (Boney Maronie), Chris Montez (the organ rocker Rocking
Blues), Trini Lopez (The Right To Rock which can be interpreted as
a chicano manifesto if you listen carefully to the lyrics, Here Comes
Sally, the excellent jiver Yes You Do, the stroll It Hurts To Be In
Love) and Freddy Fender (I Can't Remember, Bailando El Rock 'n' Roll
= Rip It Up - Freddy Fender must have been quite busy as he doubles
as Eddie con los Shades whose Lucy Lucy is actually Money That's What
I Want and as Scotty Wayne with the swamp rocker I'm Gonna Leave),
Spanish-language covers of American hits, and instrumentals in the
wake of the monster success of Tequila by The Champs. It's often said
that rock 'n' roll south of the border was wilder than its American
counterpart and these CDs make a strong case since much of the music
here is as flashy and sharp as a razor, sometimes amateurish and primitive,
especially in some of the covers like Rusty York's Sugaree by Carlos
Diaz & the Royal Tones. With that song you immediately see how
unpredictable it is which American songs were covered: 2 x Jack Scott
for example with Leroy (Los Crazy Boys who return with a Spanish-language
Be-Bop-A-Lula) and Geraldine (Los Locos Del Ritmo), High Class Baby
by Britain's Cliff Richard (Presumida by Los Teen Tops), Cliff's Move
It (Mantequilla by Los Locos Del Ritmo), the equally British Heinz'
Just Like Eddie (El Dinosaurio by Los Sleepers), It'll Be Me (Voy
Bien O Me Regreso by Los Teen Tops), Johnny Burnette & the Rock
'n' Roll Trio's Lonesome Train (Tren Solitario by Los Boppers) or
the instrumental Woo Hoo by The Rock-A-Teens by Los Estudiantes. Mule
Skinner Blues by The Fendermen? Si señor, also done down Mexico
way as Escucha Cowboy by Tony & Charley. More obvious are Good
Rockin' Tonight (Buen Rock Esta Noche) and Jailhouse Rock (El Rock
De La Cárcel) by the at times absolutely genius Los Teen Tops,
All Shook Up (Estremecete by Los Llopis), Tutti Frutti and High School
Confidential = Confidente De Secundaria (Los Teen Tops), Tallahassee
Lassie (the utterly fantastic La Chica Alborotada by Los Locos Del
Ritmo), Rip It Up (Bailando El Rock 'n' Roll by Freddy Fender), a
Shake Rattle And Roll announcing the 1960s (Agitese Haga Ruido Y Ruede
by Los Loud Jets in 1961) and Brenda Lee's Sweet Nothings (Dulces
Tonterías by Las Mary Jets). But these CDs are not just el
primitivo rock y roll around the clock as other songs are heartwarmingly
naive such as the Don't Be Cruel translation No Seas Cruel by Baldemar
Huerta, another one of Freddy Fender's pseudonyms. A special tip of
the sombrero here for Alberto Vazquez whose excellent and striking
1963 popcorn arrangement of Tennessee Ernie Ford's Sixteen Tons is
sung in English despite the Spanish title 16 Toneladas. There are
not nearly as many original songs in Spanish here as there are covers,
but a good one is Teddy Girl by Los Pájaros Locos. The Bear Family single CD contains no less than 37 tracks of which, if I counted correctly, seven double with the There's Gonna Be A Ball tracklisting. The other tunes feature more Ritchie Valens (Dooby Dooby Wah, Ooh My Head, guitar instrumental Fast Freight), Freddy Fender as Baldemar Huerta (the Jailhouse Rock translation El Rock De La Carcel), Tony Casanova (the wild rockers Boogie Woogie Feeling and Showdown), Eddie Quinteros (Slow Down Sandy, the Ritchie Valens-like Come Dance With Me), Mando & the Chili Peppers (the perfectly suited South Of The Border in a deliciously naive swamp version), Los Teen Tops (the Good Golly Miss Molly translation La Plaga), The Carlos Brothers (the good teen rocker Come On Let's Dance), Augie Garcia (the hi yo silver sax rocker Hi Yo Silver), Lalo Guerrero's parody Pound Dog and even more vocal rock 'n' roll by Chuck Rio (Don't Go Pretty Baby, Denise). Artists who are not on There's Gonna Be A Ball include the primitivobilly Chuck Berry cover Maybelline with slap bass and accordion by Armando Almendarez, Pico Pete's screamer Chicken Little, a dance band version of the classic La Paloma by Tito Guizár & his El Rancho Rocks, Los Xochimilcas' trumpet / accordion instrumental Rock Rollin' Rock set to an uptempo Bill Haley rhythm, the wild Johnny Amelio & the Downbeats (Jo Ann, Jugue), and the non-horror guitar /piano instrumental El Vampiro by Los Gibson Boys who also present a Spanish Be-Bop-A-Lula and the Good Rockin' Tonight translation Rock De La Noche. Bear Family closes with a Sun demo titled Mexican Rock 'n' Roll by a female singer whose name didn't survive, a recording that only resurfaced in 2002 on the Bear Family box Memphis Belles, The Women Of Sun Records. It has a alternating slow mambo / fast tempo and the characteristic spartan Sun sound and features piano, and whenever there's a piano on a Sun track people always hope it's Jerry Lee Lewis. It's a riddle that will probably never be solved. Both
releases are cultural rock 'n' roll anthropology at its best and complement
each other perfectly. So which one is the best to spend your hard-earned
pesos on? The only big name not on Atomicat is Chan Romero, present
on Bear Family with My Little Ruby, I Want Some More and his most
famous song, the original Hippy Hippy Shake. Musically both releases
are as hot as a pepper, with the difference that Atomicat is more
comprehensive and Bear Family "focuses on rough rock 'n' roll
and therefore does not contain La Bamba". Besides that it depends
a bit on how you feel about these kinds of releases. If you only want
a stack of cool music, you're on a roll with Atomicat. If you want
the full enchilada with a 36 page CD booklet of biographical info
and photos then you should go for Bear Family. Take your time to choose,
in the meantime I'll have another tequila. |
25 november 2020
|
FULL
HOUSE/ JUMP, JIVE & JOY Nieuwe
bands, laat ze maar komen, vooral als ze verdomd fijne CD'tjes afleveren
zoals Jump, Jive & Joy, opgericht eind 2019 door een stel enthousiastelingen
uit Roosendaal, Gorinchem, Halsteren en twee keer Wouw, en aan de
naam alleen al weet je dat dit geen teddyboy of surf of rockabilly
is maar swing en aanverwanten. Met die swing kan je uiteraard nog
alle kanten uit en Gert Vonk (zang, gitaar en gelukkig niet te veel
mondharmonica, hij zong eerder rhythm 'n blues à la Ray Charles
in The Treble Shooters), Jan Meesters (gitaar), Peter den Besten (contrabas),
Arjan de Swart (sax) en Pierre Castelijn (drums) kozen niet voor nog
authentieker dan authentiek maar opteerden voor de moderne, hedendaagse
variant die we dus makkelijkshalve onder de neo-swing onderbrengen,
een coole naam voor oude rhythm 'n blues in een nieuw jasje. En wat
voor een jasje!
We always welcome new bands, especially when they
bring with them damn fine CDs like Jump, Jive & Joy, founded at
the end of 2019 by a bunch of enthusiasts from the Dutch towns of Roosendaal,
Gorinchem, Halsteren and twice Wouw. Just from the band name you know
this is not going to be teddyboy or surf or rockabilly but swing and
the like. With swing you can still go in several directions and Gert
Vonk (vocals, guitar and luckily not too much harmonica, he sang rhythm
'n blues à la Ray Charles in The Treble Shooters), Jan Meesters
(guitar), Peter den Besten (double bass), Arjan de Swart (sax) and Pierre
Castelijn (drums) didn't opt for even more authentic than authentic
but chose the modern, contemporary style that fits the neo swing label,
a cool name for a fresh approach to old skool rhythm 'n blues. And what
an approach! Ten studio tracks recorded pré-corona found their
way onto a CD that explodes right from the start with Ray Sharpe's Linda
Lu, often covered in past and present but Linda Lu remains amazingly
fresh, especially in the fluently sung uptempo Jump, Jive & Joy
version with stops, rhythm 'n' blues guitar and fresh sax solo. Ladies,
let's stroll! The tone is set, the dance is opened and the feast of
recognition continues with Ron Holden's My Babe, a straight forward
rocker like The Fabulous Thunderbirds used to churn out but with sax
instead of harmonica. I Done Done It by Amos Milburn from 1954 gets
an inspired hypnotic uptempo rhythm 'n' blues interpretation and You
Can't Judge A Book sends Bo Diddley into the modern city jungle. Ray
Charles passes by twice with the modern bluesy Lonely Avenue and the
jumpy Mess Around, while the old standard Stormy Weather undergoes a
relaxed, almost doo-wopping treatment that reminds me of German revival
bands that manage to infiltrate the hit parade with pop rock. This undoubtedly
has something to do with the American TV theme sound of the saxophone,
but a man is allowed to dream, right? Hey, what did I say about The
Fabulous Thunderbirds? The smooth rocker Boom Papa Boom with cajun influence
turns out to be a solo song from 1994 by Jimmie Vaughan, from 1974 to
1990 the guitar player of... The Fabulous Thunderbirds! With the oriental
Goombay Rock we go to the casbah in what is originally a calypso song
by Blind Blake from 1952, and New Swing Thing is a cover of the Dutch
band Blue Moon Special from their The Scenic Route Through Hipsville
from the year 2000, completely in the urgent style of The Brian Setzer
Orchestra. |
|
EXTREME GUITAR CONDITIONS/ THE AQUA BARONS
Get That Beat Records, GTB001 English version: see below De in 2010 in Lechaion (in het oude Griekenland de havenstad aan de Korinthische Golf) opgerichte Aqua Barons leerden wij kennen in 2014 via hun twee tracks op de Green Cookie surfcompilatie Search For Atlantis GC040, en in 2016 recenseerden wij hun debuutalbum Southeast Stompers op Green Cookie GC052. Toen waren ze een trio, nu staan ze met vier op de hoes want er is een ritmegitarist bijgekomen, wat treft omdat wij op dat debuut toch al twee gitaren meenden te horen. The Aqua Barons behoren nog steeds tot de moderne school der surftraditionalisten met respect voor de traditie en de klassieke surf maar in de gitaar toch een hedendaags randje. Het nieuwe album bevat veel twangy gitaren en Ventures reverb en drumroffels maar minder galopperende ska invloed, minder fuzz en minder occasionele Dick Dale uithalen, en is daarom minder druk doch even uptempo, snedig en melodieus. De melodie is zelfs belangrijker geworden, want Extreme Guitar Conditions ligt helemaal in de stijl van het nummer Lonely Siren van dat debuut. De tien creatieve instrumentale gitaarimprovisaties zijn nog steeds gevarieerder van structuur dan het doorsnee surflijntje, met spacey geluidseffecten en onopvallende gastbijdragen van een lichtvoetig orgeltje dat op de achtergrond speels mee, euh, speelt in Spy Romance, een theremin in het Tornados-achtige Crazy Orbits en een vibrafoon in het dromerige Grand Final. Butterfly Valley is dromerig doch uptempo, Jungle Calling surft à la Dick Dale in een jungle van exotica meets spaghetti western. Dat spaghetti western thema duikt ook op in het uptempo Town Of Shelter en in het geneuried refrein van Unknown Seas, terwijl Gulag Party oosterse polka surf is. Get That Beat is een nieuw onafhankelijk label uit Essex. Info: www.getthatbeat.co.uk, www.facebook.com/theaquabarons en www.theaquabarons.bandcamp.com (Frantic Franky). The
Aqua Barons, founded in 2010 in Lechaion (in ancient Greece the port
in the Gulf of Corinth), first came to our attention in 2014 with their
two tracks on the Green Cookie surf compilation Search For Atlantis
GC040, and in 2016 we reviewed their debut album Southeast Stompers
on Green Cookie GC052. Back then they were a trio, now they're a quartet
as a rhythm guitarist has joined them, which comes in handy as we thought
we heard two guitars on that debut anyway. The Aqua Barons still belong
to the modern school of surfing traditionalists with respect for traditional
and classic surf but with a contemporary edge in the guitar sounds.
The new album contains a lot of twangy guitars and Ventures reverb and
drum rolls but less galloping ska influence, less fuzz and less occasional
Dick Dale licks, and therefor sounds less urgent but equally uptempo,
edgy and melodic. The melody has become even more important, as Extreme
Guitar Conditions leans mostly towards the style of the tune Lonely
Siren from that debut. The ten creative instrumental guitar improvisations
are still more varied in structure than the average surf riff, with
spacey sound effects and unobtrusive guest contributions from a light-footed
organ that plays along, er, playfully in the background of Spy Romance,
a theremin in the Tornados-like Crazy Orbits and a vibraphone in the
dreamy Grand Final. Butterfly Valley is dreamy but uptempo, Jungle Calling
surfs à la Dick Dale in a jungle of exotica meets spaghetti western.
The spaghetti western symbolism also pops up in the uptempo Town Of
Shelter and the hummed chorus of Unknown Seas, while Gulag Party is
oriental polka surf. |
|
LET'S
HAVE A DOO WOP CHRISTMAS
Koko Mojo, KM-CD-78 English version: see below Dit had ik nog niet: een kerst CD met enkel doo-wop en aanverwanten uit de jaren '50, en dan vooral zwarte of in elk geval zwart klinkende doo-wop. De CD opent gelijk met pure, klassieke meerstemmige doo-wop met belletjes in (het blanke!) Rudolph The Red Nosed Reindeer van The Melodeers en er volgt nog veel meer rock 'n' rollende doo-wop met Happy Holiday van The Shells, Jingle Jangle van The Penguins, Santa Claus Baby van The Voices, een tweede Rudolph The Red Nosed Reindeer nu door The Cadillacs, Rockin’ And Rollin’ With Santa Claus van The Hepsters, Merry Christmas van The Cameos, Hey Santa Claus van The Moonglows en Cool Cool Christmas van The Sabers. Doo-wop bestaat voor de helft uit ballads maar met kerstmis mag dat, en al dan niet medium tempo voorbeelden zijn Can This Be Christmas van The Falcons, Don’t Cry For Me This Christmas van The Marcels, Merry Christmas Darling van The Uniques, Just A Lonely Christmas van opnieuw The Moonglows, (It’s Gonna Be A) Lonely Christmas en What Are You Doing New Year's Eve van The Orioles, Christmas Letter van La Fets & Kitty (The La Fets?) en After New Year's Eve van The Heartbeats. Gonna Have A Merry Christmas van The Nic Nacs die eigenlijk The Robins waren aangevuld met zangeres Mickey Champion is een doo-woppende vocal harmony slow blues, en The Enchanters mambo-ën way down Mexico way in Mambo Santa Mambo. It’s Christmas Time van The Five Keys is een vocal harmony ballad, en als het dan toch vocal harmony moet zijn mag u ons altijd de meesterlijke Mills Brothers aanbieden, hier met I Believe In Santa Claus. Het is echter niet omdat het een bekende naam is dat het ook altijd goed is: The Platters klinken in Blue Christmas te poppy (popinvloed die we ook horen in Love For Christmas van The Ebonaires) en It’s Christmas Time Once Again is een popballade waarin Frankie Lymon wordt opgevoerd als crooner. Uptempo doo-wop even jubelend als gospel is Santa Claus Is Coming To Town van The Harmony Grits en ook het mooie Christmas Is Coming At Last van The Rhythm Kings heeft een gospel sfeertje. Tja, als hier bij ons zo in de kerk zou worden gezongen ging ik naar de middernachtsmis. Heel plechtig daarentegen zijn Christmas In Heaven van Billy Ward & the Dominoes en Let Christmas Ring van The Coolbreezers. Veel bekende namen, dat had u al gemerkt, en sommige nummers zijn dan ook welbekend zoals White Christmas in de versie van The Drifters uit 1954 (minder bekend hier is de White Christmas uit 1948 van The Ravens die wellicht The Drifters vocaal inspireerde) maar de meerderheid van deze 30 tracks zijn goudklompjes voor de verzamelaar. De beste kerst CD van het jaar? Als je liefhebber bent van doo-wop zeker wel! Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky) Here's
something I didn't have yet: a Christmas CD with nothing but fifties
doo-wop and related styles, mostly black or at least black sounding
doo-wop. The CD starts rightaway on a high with pure classic doo-wop
with chimes and a wide range of vocal parts in (the white! ) Rudolph
The Red Nosed Reindeer by The Melodeers, followed by much more rock
'n' rolling doo-wop such as Happy Holiday by The Shells, Jingle Jangle
by The Penguins, Santa Claus Baby by The Voices, a second Rudolph The
Red Nosed Reindeer this time by The Cadillacs, Rockin' And Rollin' With
Santa Claus by The Hepsters, Merry Christmas by The Cameos, Hey Santa
Claus by The Moonglows and Cool Cool Christmas by The Sabers. About
half of all the doo-wop ever recorded is ballads but at Christmas we
don't mind that and sometimes medium tempo examples here are Can This
Be Christmas by The Falcons, Don't Cry For Me This Christmas by The
Marcels, Merry Christmas Darling by The Uniques, Just A Lonely Christmas
by the returning Moonglows, (It's Gonna Be A) Lonely Christmas and What
Are You Doing New Year's Eve by The Orioles , Christmas Letter by La
Fets & Kitty (The La Fets? ) and After New Year's Eve by The Heartbeats.
Gonna Have A Merry Christmas by The Nic Nacs who were actually The Robins
supplemented by female singer Mickey Champion is a doo-wopping vocal
harmony slow blues, while The Enchanters mambo way down Mexico way in
The Mambo Santa Mambo. |
|
THE
ULTIMATE KOKO-MOJO CHRISTMAS PARTY
Koko Mojo, KM-CD-80 English version: see below Koko Mojo grossiert in aan zwarte rock 'n' roll gerelateerde muziekstijlen en deze CD bevat 28 kerstsongs in vooral zwarte muziekstijlen want dat hoor je soms niet zo duidelijk, en dan vooral in heel diverse zwarte muziekstijlen. Zoals daar zijn: de swingende rock 'n' roll van Oscar McLollie's Dig That Crazy Santa Claus, Ron Holden's geinige Who Says There Ain’t No Santa Claus en het relaxt doo-woppende Christmas In Jail van The Youngsters. Rockin' "J" Bells van Little Bobby Rey is een leuke instro sax-gitaar versie van Jingle Bells die klinkt als een kruising tussen The Champs en het bekendere Twistin' Bells van Santo & Johnny, ware het niet dat Rey twee jaar eerder was. Er is de excellente Franstalige rocker Le Twist Du Père Noel van Eddy Mitchell & les Chaussettes Noires, zwarte rock 'n' roll is het dubbelzinnige laat-me-je-kerstboom-snoeien Trim Your Tree van Jimmy Butler, en It’s Christmas Time van Marvin & Johnny is een zwarte ballade. Iets helemaal anders is de Django Reinhardt cover Christmas Swing door Michel Warlop, krassende zigeunerswing met viool en vingervlugge akoestische gitaar, een instrumentaaltje dat an sich niets met kerst te maken heeft tenzij er een mij onbekend kerstliedje in verscholen zit. Washboard Pete's Christmas Blues, Freddy King's Christmas Tears, Titus Turner's Christmas Morning en het uptempo boppende Happy New Year van Lightnin' Hopkins zijn authentieke blues, White Christmas Blues van Huey Piano Smith & the Clowns is dan weer geen blues maar doo-woppende New Orleans. Nog meer New Orleans klanken horen we in het opgewekte Mama's Twistin With Santa Claus van Mark Anthony. Poprock wordt opgediend door Jimmy Charles (I Saw Mommy Kissing Santa Claus), Dee Dee Ford (Good Morning Blues), Ray Agee (Merry Christmas My Love), Detroit Junior (This Time Last Christmas) en het bekende Jingle Bell Rock van Bobby Helms in de versie van The Platters. Er is early sixties met Christmas Song (Cadillac Baby) van Lee Jackson & the Cadillac Baby Specials en de meidenpop van Debbie & the Darnels en hun Santa Teach Me To Dance, en helemáál soul in the sixties zijn Lee Rogers' You Won’t Have To Wait Till Xmas, Little Jimmy Thomas' Sticks And Stones-achtige Deck The Halls (Fa La La La La) en Gary Walker's James Brown cover Santa's Got a Brand New Bag. Frikandel speciaal zijn de humoristische beatnik dialoog sketch I Was A Teenage Reindeer uit 1959 tegen de achtergrond van een instrumentale sax versie van Jingle Bells door acteur Jim Backus, James Dean's vader in de film Rebel Without A Cause, en er is nog een tweede spoken word comedy single met Phil Moore's Chinchy Old Scrooge. Monster Holiday, origineel van Bobby "Boris" Pickett's Monster Mash LP, wordt hier in 1965 gecoverd door Lon Chaney Jr, de horror acteur die vooral bekend werd als The Wolf Man in de gelijknamige film uit 1941. Evenmin voor gevoelige magen: I Know What You Want For Christmas, dubbelzinnige orgel jazz van Kay Martin, de rondborstige nachtclubzangeres wier LP I Know What He Wants For Christmas... But I Don't Know How To Wrap It uit 1962 steevast wordt bovengehaald als het om incredibly strange kerstplaten en hoezen gaat. Samenvatting: variëteit troef, maar vervelen is er niet bij. Doe ze dus nog maar eens vol! Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky) Koko
Mojo supplies black rock 'n' roll and its related music styles and this
CD contains 28 christmas songs, mostly in black music styles (sometimes
it's hard to distinguish), and especially in very diverse black music
styles. Such as: the swinging rock 'n' roll of Oscar McLollie's Dig
That Crazy Santa Claus, Ron Holden's funny Who Says There Ain't No Santa
Claus and the relaxed doo-wopping Christmas In Jail by The Youngsters.
Little Bobby Rey's Rockin' "J" Bells is a nice instro sax-guitar
version of Jingle Bells that sounds like a cross between The Champs
and the better known Twistin' Bells by Santo & Johnny, were it not
for the fact that Rey was two years earlier. There is the excellent
French rocker Le Twist Du Père Noel by Eddy Mitchell & les
Chaussettes Noires, the ambiguous Trim Your Tree by Jimmy Butler is
black rock 'n' roll, and It's Christmas Time by Marvin & Johnny
is a black ballad. Something completely different is the Django Reinhardt
cover Christmas Swing by Michel Warlop, squeaky gypsy swing with violin
and flying fingers on the fretboard, an instrumental that has nothing
to do with Christmas unless there's a Christmas song hidden in there
that I don't know. |
19 november 2020
|
HEADIN'
FOR THE CHRISTMAS BALL Bear
Family (D) has been releasing Christmas CDs for a couple of years now,
much to the delight of us collectors. This Christmas Ball with "31
swing and R 'n' B christmas crooners" from 1940 to 1967 opens rightaway
with a highlight, the simply fantastic jiver Christmas Ball by Bill
Darnell and the orchestra of Georgie Auld, a song that once again shows
how close rhythm 'n' blues boogie and big band swing were to each other
in this tune from 1951 perfectly fit to be covered by for example Jackson
Sloan. Shake Hands With Santa Claus proves how smooth Louis Prima already
was in 1951 before Buona Sera in this transition song in between his
thirties and forties jazz and his fifties rock swing. More big band
swing is Louis Armstrong's Christmas In New Orleans. Christmas Is On
Its Way by Bill Bronson's Overtones with Tommy Ferguson's Trio is female
trio vocal harmony but again extremely swinging and the one and only
Andrews Sisters are not absent with the lesser known Jing-A-Ling Jing-A-Ling,
a later recording from 1950 with a string arrangement that evokes a
convoy of Christmas sleighs. The inevitable Jingle Bells is given a
swinging interpretation on ragtime piano by Knuckles O'Toole & the
Brigadiers backed by the orchestra of Enoch Light & the Light Brigade
and It Ain't Snowin' Outside by once again Bill Darnell and the orchestra
of Georgie Auld is an irresistible Dean Martin styled song that makes
you wonder why it didn't become a Christmas standard. Leroy Anderson,
here with his "Pops" Orchestra on the instrumental Sleigh
Ride, could be considered the André Rieu of the 1950s as he conjures
up images of romantic technicolor movies with Cray Grant. And speaking
of the George Clooney of the forties and fifties: Christmas Lullaby
is a spoken word song by Cary Grant against a background of film music,
the only single Cary Grant ever released. Mickey Rooney puts his best
crooner foot forward in the Frosty The Snowman answer Susie The Snow
Girl and a third actor is Jerry Lewis in his heydays as a film comedian
with another spoken word record, I've Had A Very Merry Christmas. Christmas
goodies are Mister Santa by Dorothy Collins which is Mister Sandman
with Christmas lyrics, and two songs by Kay Martin, the big breasted
nightclub singer whose LP I Know What He Wants For Christmas... But
I Don't Know How To Wrap It from 1962 is always mentioned when it comes
to incredibly strange Christmas records and covers. This CD contains
two songs from that "adult entertainment" album, Come On Santa
Let's Have A Ball and Santa's Doing The Horizontal Twist, bizarre jazzy
organ pop with ambiguous lyrics. |
|
CHRISTMAS ON THE RANGE
Deze opvolger van Bear Family's Christmas On The Countryside (BCD17508)
uit 2017 focust niet op countrybop en hillbilly boogie maar op de zeemzoeterige
variant van de country: Bob Wills' When It's Christmas On The Range
(zang: Jack Lloyd) en het naar de tweede wereldoorlog refererende Empty
Chair At The Christmas Table (zang: Tommy Duncan) uit 1945 zijn géén
western swing (toegegeven, zijn Santa's On His Way (zang: Jack Lloyd)
is dan weer wel ragtime western swing), The Louvin Brothers' It's Christmas
Time, Little Jimmy Dickens' No Place Like Home On Christmas, Tex Ritter's
Christmas Carols By The Old Corral en Kitty Wells' Christmas Ain't Like
Christmas Anymore. Ray Salter & the Twin City Playboys' Christmas
Decoration, George Morgan's Blue Snowfall en Eddy Arnold's Christmas
Can't Be Far Away zijn standaard routineuze country, uptempo werk is
er met het fingerpickende Jolly Old St. Nicholas van Montana Slim (het
Amerikaanse pseudoniem van Canadees Wilf Carter) met orgel als hoofdinstrument.
Het vaste blik kerstklassiekers worden onder dik gehandschoende handen
genomen door Gene Autry met zijn originele auteursversie van Here Comes
Santa Claus uit 1947, neuzelaar Ernest Tubb met White Christmas, Jim
Reeves op z'n gladst in Blue Christmas, Red Foley met drie van zijn
dochters als The Little Foleys met orgel en ouderwetsch jazzke in Rudolph
The Red-Nosed Reindeer, Skeeter Davis met Santa Claus Is Coming (To
Town) en Bill Monroe met zijn bluegrass original van Christmas Time's
A-Coming uit 1951. Home At Christmas is klaaglijke bluegrass van Nelson
Young uit 1962, een paar zonnestelsels verwijderd van zijn primitieve
bopper Rock Old Sputnik uit 1958. De in 1956 negen jaar jonge Brenda
Lee is op haar schattigst in I'm Gonna Lasso Santa Claus, en uit de
band springen Billy Briggs met de country boogie North Pole Boogie met
satanische lach en de honky tonker New Baby For Christmas van George
Jones met muziekdoos, muziekdoos die ook terugkomt in het walsje The
Night Before Christmas In Texas That is van Wilf Carter. The Prairie
Ramblers maken van Jingle Bells een square dans in Cowboy Santa Claus
en Snowflakes van Cliff Bruner & his Texas Wanderers (zang: gitarist
Buddy Duhon) is western swing. We Wanna See Santa Do The Mambo van Truck
Driving Man Terry Fell is geen mambo maar vlotte hillbilly boogie en
een van de beste nummers op deze CD. Afsluiter I Wish Every Day Was
Christmas van opnieuw Ray Salter & the Twin City Playboys is een
goeie hoempaboogie, maar wat betekent in godsnaam "I wish every
day was christmas and christmas came every week"?
This
successor to Bear Family's Christmas On The Countryside (BCD17508) from
2017 does not focus on country bop and hillbilly boogie but on the sugary
sweet version of country music with Bob Wills' When It's Christmas On
The Range (vocals: Jack Lloyd) and Empty Chair At The Christmas Table
(vocals: Tommy Duncan) from 1945 which refers to world war II are not
western swing (though admittedly his Santa's On His Way (vocals: Jack
Lloyd) is indeed ragtime western swing), The Louvin Brothers' It's Christmas
Time, Little Jimmy Dickens' No Place Like Home On Christmas, Tex Ritter's
Christmas Carols By The Old Corral and Kitty Wells' Christmas Ain't
Like Christmas Anymore. Ray Salter & the Twin City Playboys' Christmas
Decoration, George Morgan's Blue Snowfall and Eddy Arnold's Christmas
Can't Be Far Away are standard routine country, uptempo stuff is the
fingerpicking Jolly Old St. Nicholas sung by Montana Slim (the American
pseudonym of Canadian Wilf Carter) with an organ as its main instrument.
There's all the usual christmas suspects with Gene Autry's original
author's version of Here Comes Santa Claus from 1947, Ernest Tubb singing
White Christmas through his nose, Jim Reeves at his smoothest in Blue
Christmas, Red Foley starring three of his daughters as The Little Foleys
with organ and old-fashioned musical accompaniment in Rudolph The Red-Nosed
Reindeer, Skeeter Davis with Santa Claus Is Coming (To Town) and Bill
Monroe's bluegrass original of Christmas Time's A-Coming from 1951.
Home At Christmas is plaintive bluegrass by Nelson Young from 1962,
several solar systems removed from his primitive Rock Old Sputnik bopper
from 1958. Nine-year-old Brenda Lee was in 1956 at her cutest in I'm
Gonna Lasso Santa Claus, and the star attractions here are Billy Briggs'
country boogie North Pole Boogie with satanic laughter and George Jones'
honky tonker New Baby For Christmas that features the sounds of a music
box, which also turns up in Wilf Carter's waltz The Night Before Christmas
In Texas That is. The Prairie Ramblers turn Jingle Bells into a square
dance in Cowboy Santa Claus and Snowflakes by Cliff Bruner & his
Texas Wanderers (vocals: guitarist Buddy Duhon) is western swing. We
Wanna See Santa Do The Mambo by Truck Driving Man Terry Fell is not
mambo but smooth hillbilly boogie and one of the best songs here. The
CD ends with I Wish Every Day Was Christmas, another Ray Salter &
the Twin City Playboys track, this one being a nice polonaise boogie,
but what the hell does "I wish every day was christmas and christmas
came every week" mean? |
|
CHRISTMAS
TIME'S A-COMIN'
Ain't
that something: Rhythm Bomb (D) informs us that their best selling CDs
are their Christmas CDs! That calls for another load, like this Christmas
Time's A-Comin' which is subtitled "A Hillbilly Christmas"
but contains a lot of traditional standard country fare from days long
gone by such as Kitty Wells' Christmas Ain't Like Christmas Anymore
(she'll drop by twice again with Dasher With A Light Upon His Tail and
Always In A Manger), Jimmy Wakely's That's Santa Claus who's blowing
a military trumpet, Wesley Tuttle's Christmas Carols By The Old Corral,
Jimmy Heap's My Angel Isn't On My Christmas Tree and even a pre-Comets
Bill Haley in 1951 with his Saddlemen in A Year Ago This Christmas.
In a conservative genre like country music it seems logical that much
of this material turns out to be all round popular variety entertainment
like Gene Autry's Up On The Housetop (Ho Ho Ho), Elton Brit's (Before
You Know It) Christmas Will Be Here, Tennessee Ernie Ford's Jingle-O-The
Brownie, Martha Carson's Christmas Time Is Here, George Morgan's Blue
Snowfall, Roy Drusky's Jolly Old Saint Nicholas, Dick Thomas' Christmas
In The Country and Rex Allen & Janice Klein's Why Daddy. Ernest
Tubb shows up four times with I'm Trimming My Christmas Tree With Teardrops
and the more recent sounding Christmas Is Just Another Day For Me (copied
from a record that you can actually hear skipping! ), and having a colourful
christmas singing White Christmas and Blue Christmas through his nose,
teh latter sporting a fairground organ. This brings us to the absolute
Christmas classics, graciously supplied by Margaret Whiting & Jimmy
Wakely (Silver Bells), Dallas Frazier who was sixteen years old in 1956
singing Jingle Bells with a children's voice, Cliffie Stone's version
of Here Comes Santa Claus that's so old fashioned that he adds an accordion,
and Christmas Time's A-Comin' in Bill Monroe's original 1951 bluegrass
performance. Traditional yet modern sounding bluegrass is Old Fashioned
Christmas by ex-Bill Monroe's Blue Grass Boys Jimmy Martin. |
|
HEY
LITTLE ONE, THE VERY BEST OF DORSEY BURNETTE 1958-1962/ DORSEY BURNETTE
De in 1979 op 46-jarige leeftijd aan een hartaanval overleden Dorsey
Burnette resideert als de anderhalf jaar oudere broer van Johnny Burnette
en als contrabassist van Johnny Burnette & the Rock 'n' Roll Trio
in het pantheon van de rock 'n' roll legendes. Zijn bekendste songs
zijn evenwel Great Shakin' Fever dat tussen rockabilly en highschool
hangt en het highschool nummer Tall Oak Tree. Dorsey Burnette bracht
massa’s singles uit op massa’s labels (en de CD gaat dan
nog voorbij aan zijn duo singles met broer Johnny als The Burnette Brothers,
The Texans en The Shamrocks) en deze 34 tracker bevat bijna al zijn
singles tot 1962: volgens ons ontbreken alleen zes B-kantjes en één
A-kant.
Dorsey Burnette,
who died of a heart attack in 1979 at the age of 46, belongs up there
in the pantheon of rock 'n' roll legends as the one and a half year
older brother of Johnny Burnette and as the double bass player of Johnny
Burnette & the Rock 'n' Roll Trio. His best known songs however
are Great Shakin' Fever that hangs in between rockabilly and highschool
and the highschool song Tall Oak Tree. Dorsey Burnette released loads
of 45s on loads of labels (not to mention his duo singles with brother
Johnny as The Burnette Brothers, The Texans and The Shamrocks) and this
34 track CD contains almost all his solo singles until 1962: at first
sight only six B-sides and one A-side seem to be missing. The CD takes
off with one Johnny Burnette & the Rock 'n' Roll Trio song, Midnight
Train from 1956, not hardcore rockabilly but a melodic uptempo western
ballad on which Dorsey sang lead, not the only Rock 'n' Roll Trio song
on which Dorsey sang by the way: Sweet Love On My Mind for example is
another one which is not on this CD. What is on the CD is his best rock
'n' roll recordings like the melodic rockabilly Let's Fall In Love,
the mysterybilly The Devil's Queen and the super fast rock 'n' roll
stroll Bertha Lou, in 1957 on Surf Records the original version of this
song with Johnny Burnette on backing vocals. Surf withdrew the single
because Dorsey was still under contract to Coral and added the voice
of Johnny Faire, who later became Donnie Brooks, on top of Dorsey's.
Bertha Lou B-side Til The Law Says Stop is good clean rockabilly that
forms the transition between the Rock 'n' Roll Trio and highschool,
and another transitional track was the Ricky Nelson styled (the Burnettes
wrote Waitin' in School, Believe What You Say and It's Late for the
Rickster) Way In The Middle Of The Night, while Circle Rock is another
song which with some imagination can be considered in the Ricky Nelson
mould. The well known Great Shakin' Fever from 1961 formed in turn the
transition between rock 'n' roll and highschool. At A Distance is -
the shape of things to come - a dreamy country slow with Hawaiian steel,
and also in Jungle Magic, the mambobilly on the B-side, the jungle was
located in Hawaii. |
|
WILDCAT
TAMER, THE TARHEEL SLIM STORY 1950-1962/ TARHEEL SLIM
Tarheel Slim is bij ons op de dansvloer bekend van de straffe dubbelzijdige
single Wildcat Tamer/ Number 9 Train uit 1959, twee schoolvoorbeelden
van het zeldzaamste aller rock 'n' roll beesten, de zwarte rockabilly
bopper. Ik had geen flauw benul of en zo ja wát hij verder nog
deed, maar dat blijkt heel wat, te oordelen naar deze Tarheel Slim CD
met een selectie van 28 tracks uit zijn omvangrijke oeuvre: twaalf als
Tarheel Slim, zes onder zijn echte naam Allen Bunn, en tien als zanger/
gitarist van andere groepen. Zoals bijna elke zwarte artiest begon Tarheel
Slim te zingen in de kerk en zijn eerste opnames waren gospel, erg goeie
vocal harmony gospel (Why Not Today van The Selah Singers), zelfs in
Mills Brothers stijl (Get On The Road To Glory van The Jubilators).
Hoe dicht die gospel harmony bij de gewone wereldse vocal harmony lag
die ook vaak hemels klonk hoor je in het dubbelzinnige Lemon Squeezer
van The Four Barons, en je had zelfs plaatjes die inspeelden op die
dunne scheidingslijn: met een titel als Eyesight To The Blind van The
Larks ga je er van uit dat het gospel betreft, maar 't is een akoestisch
countryblues nummer over een vrouw die zelfs een blinde kan doen zien,
wat uiteraard kan tellen qua mirakel. Die Larks horen we met nog een
ander nummer, het opnieuw dubbelzinnige Little Side Car. The Guy With
A 45 en I Got You Covered van Allen Bunn zijn gangster rhythm 'n' blues
pianoboogie. Voeg daar een sax bij en we vliegen richting rock ‘n’
roll (My Flight), al dan niet in New Orleans sfeer zoals in Wine. Too
Much Competition is een bluesbopper, en de fantastische jiver Let's
Have A Ball van The Wheels uit 1956 werd bij The Stray Cats in 1981
bekend als Gonna Ball, de titel van hun tweede LP zelfs, met "anoniem"
tussen haakjes bij de componisten, maar die componist was helemaal niet
anoniem maar gewoon Allen Bunn alias Tarheel Slim die er geen centen
van zag wegens op dat moment helaas al in 1977 op 53-jarige leeftijd
overleden aan keelkanker.
Tarheel
Slim is known to all of us out here on the dancefloor for his powerful
double sided single Wildcat Tamer / Number 9 Train from 1959, two prime
examples of the rarest of all rock 'n' roll beasts, the black rockabilly
bopper. I had no idea if and what else he did besides that, but it turns
out to be quite a lot, judging by this Tarheel Slim CD with a selection
of 28 tracks from his prolific output : twelve songs as Tarheel Slim,
six under his real name Allen Bunn, and ten as singer/guitarist of other
groups. Like almost all black artists Tarheel Slim started singing in
church and his first recordings were gospel, very good vocal harmony
gospel (Why Not Today by The Selah Singers), even in Mills Brothers
style (Get On The Road To Glory by The Jubilators). How close gospel
harmony came to regular wordly vocal harmony that often sounded heavenly
can be heard in the double entendre Lemon Squeezer by The Four Barons,
and there were even records that exploited that thin dividing line:
a song title like The Larks' Eyesight To The Blind suggests gospel but
turns out to be an acoustic country blues about a woman who can even
make the blind see, which is of course quite a miracle. There's also
a second risqué Larks song titled Little Side Car. The Guy With
A 45 and I Got You Covered by Allen Bunn are gangster rhythm 'n' blues
piano boogie - add a saxophone and we fly towards rock n' roll (My Flight),
occasionally musically located in New Orleans as in 1953's Wine. Too
Much Competition is a bluesbopper, and the fantastic 1956 jiver Let's
Have A Ball by The Wheels became famous in 1981 as The Stray Cats' Gonna
Ball which even became the title of their second LP, with "anonymous"
in the composer credits, although that composer wasn't anonymous at
all - it was Allen Bunn alias Tarheel Slim who didn't receive a penny
for it due to the fact that he'd already succumbed to throat cancer
at the age of 53 in 1977. |
11 november 2020
|
LET'S STOMP: THE BRITS ARE ROCKING Vol. 5/ |
|
MORE THAN JUST SIXTEEN CANDLES/ Doo
wop groepen met een hit waren eendagsvliegen als uitzondering op de
regel in tegenstelling tot de overgrote meerderheid van de doo-wop groepen
die nuldagsvliegen waren. The Crests waren meerdagsvliegen: ze haalden
de hitparade met onder meer Sweetest One, Flower Of Love, Step By Step,
Trouble In Paradise en Six Nights A Week. Sterker nog: ál hun
singles tot 1961 haalden de Top 100! Hun Sixteen Candles (in 1984 gecoverd
door The Stray Cats voor de gelijknamige bioscoopfilm getiteld Sixteen
Candles) werd in februari 1959 nummer 2 op de Billboard Hot 100, een
millionseller, een gouden plaat en een golden oldie, maar ook het uptempo
The Angels Listened In is nog steeds populair. De ballade In The Still
Of The Night op deze CD is echter een cover uit 1960: de echte hit was
voor The Five Satins in 1956. The Crests waren samen met The Dell-Vikings
een van de eerste raciaal geïntegreerde groepen met drie Afro-Amerikanen
waaronder één vrouw die na drie singles de groep verliet,
één Puertoricaan en één Italo-Amerikaan
in de rangen, en klonken meer zwart als blank. Deze 31 tracker bevat
een selectie uit hun uitgebreide output 1957-1962, volgens de geijkte
formule van de dag netjes verdeeld over plechtige trage (Sweetest One,
No One To Love, Beside You, Six Nights A Week, Journey Of Love) en snelle
nummers Trouble In Paradise, Isn't It Amazing, IOU, Pretty Little Angel
met de binnen het genre verplichte belletjes en het in tegenstelling
tot wat je zou verwachten niet-Mexicaans klinkende Juanita. Wij gaan
uiteraard voor de snelle omdat het leven aan de rappen is, maar Sixteen
Candles blijft een dijk van een klassieke ballade uit de tijd dat je
nog ongegeneerd je liefde voor zestienjarige meisjes mocht bejubelen.
Vreemd genoeg bezitten een aantal nummers als Flower Of Love, Molly
Mae, Paper Crown en Gee (But I'd Give The World) een Platters sfeertje,
rijk georchestreerde crooners vermomd als vocal harmony. A Year Ago
Tonight is een uptempo vervolg op Sixteen Candles, althans thematisch
en niet muzikaal want het is een leuke medium tempo deun, en de grote
verrassing in What A Surprise is ook een verjaardag. De strijkerspartijen
in Model Girl zijn al heel highschool en Step By Step, We've Got To
Tell Them en The Warning Voice drijven richting pop. De Crests nummers
worden aangevuld met solosingles van leadzanger Johnny Maestro alias
Johnny Mastro in dezelfde stijl en volgens hetzelfde stramien (de stemmen
van The Crests werden vervangen door instrumentatie), nummers met een
andere vocale groep doch uitgebracht als Johnny Maestro & the Crests,
singles van Johnny Maestro & the Coeds (het poppy Mr. Happiness
en Test Of Love dat een prachtvoorbeeld van duistere exotica had geweest
moest het trager gebracht zijn), het Crests nummer The Great Physician
uit 1960 dat dan weer uitkwam onder het pseudoniem Johnny Masters in
een poging Maestro's solo carrière een boost te geven, en Crests
singles ná Maestro's vertrek eind 1960 met andere leadzangers,
Tony Middleton van The Willows op het poppy Little Miracles in 1961
en James Ancrum op The Actor en Guilty in 1962. Probeer daar maar aan
uit te raken! De CD loopt tot en met 1962 dus alle Johnny Maestro en
alle Crests singles van na 1962 staan er niet op, wat thematisch vooral
jammer is voor het Sixteen Candles vervolg You Blew Out The Candles
uit 1964. Wat er evenmin op staat zijn de covers van Good Golly Miss
Molly, Tweedlee Dee, Silhouettes, Earth Angel en Party Doll van hun
LP The Crests Sing All Biggies uit 1960, en uiteraard evenmin de origineel
onuitgebracht gebleven Crests opnames uit 1958-1960 die pas in 1990-1991
voor het eerst verschenen op twee Ace CD’s. Toch is More Than
Just Sixteen Candles verplichte kost voor de amateurs van de echte doo-wop
die nog niets van The Crests in huis hebben want zij zullen kwijlen
bij het aanhoren van zoveel schoonheid. Johnny Maestro overleed in 2010
op 70-jarige leeftijd aan kanker, The Crests zelf treden nog steeds
op onder leiding van JT Carter, het enige nog levende originele groepslid.
|
Vinyl Recensie
|
TAYLOR
MADE/ KING SIZE TAYLOR Van
King Size Taylor & the Dominoes die meer succes hadden in het Duitse
clubcircuit als in hun eigen thuisstad Liverpool, verscheen begin 2020
de CD Dr. Feelgood (BCD17603) als Volume 3 in Bear Family's The Brits
Are Rocking reeks. Nu volgt een soort Best Of daarvan als 10 inch vinyl
langspielplatte in een tot 500 stuks gelimiteerde luxe uitgave met gratis
CD. Tien van de 12 nummers op de 10 inch werden in Duitsland opgenomen
voor Decca/ Ariola in 1964. Het uptempo Hello Josephine en het (fake
live?) Heeby Jeebies (Little Richard) krijgen een twistend drumritme,
Stupidity (Solomon Burke in 1962) en Short Of Love (Gus Backus) gaan
richting vroege uptempo soul, en de invloed van de opkomende beatmuziek
is te horen is in het fake live Lipstick Powder And Paint (Big Joe Turner,
u kent het nog van Shakin' Stevens uit 1985). In zijn geheel staat de
muziek evenwel als een sax/ gitaar rock 'n' roll rots in de beat branding
en die BSA rocker moto op de hoes, het hoesje van zijn EP Teenbeat 2
uit 1964, zal dan ook geen toeval geweest zijn temidden van het Beatles
tijdperk. De vermelding op www.bear-family.com dat "slechts vier
tracks van de LP/ CD combo ook op The Brits Are Rocking staan"
is misleidend want dat slaat op vier nummers van de hier bijgeleverde
CD en niet op de 10 inch waarvan 10 van de 12 nummers ook op The Brits
Are Rocking staan. De twee nummers die daar niet op staan, een Decca
single uit 1964 met de Gloria Brown cover Looking For My Baby en de
Ted Taylor cover Somebody's Always Trying, denderen al meer richting
sixties en staan beide ook op de bijgeleverde CD, net als twee van de
demo’s op de 10 inch die de hoofdbrok vormen van de CD, de eerste
legale release op CD van de demo-opnames van King Size Taylor &
the Dominoes uit 1957-1958, 25 songs opgenomen bij Dominoes pianist
Sam Hardie thuis in een sobere bezetting van zo te horen piano, bas,
drums, twee akoestische gitaren die soms zelfs klinken als een mandoline
en piepjonge stemmetjes (bijna de helft door originele zanger Arthur
Baker, een paar nummers gezongen door bassist Bobby Thompson en pianist
Sam Hardie) maar geen sax die in de jaren '60 een integraal deel zou
uitmaken van de King Size Taylor sound. De geluidskwaliteit van die
met één microfoon opgenomen en op 78 toeren acetaten bewaarde
sessies rauwe ongefilterde rock 'n' roll die klinken als Collector demo’s
of de live radio-opnames van fifties rockabillies is uiteraard niet
bepaald DDD, maar het blijft verbazingwekkend dat je meer dan 60 jaar
na datum vanuit je luie zetel kan beluisteren wat een stel pukkelkoppen
toen in al hun primitieve glorie deden in de huiskamer, namelijk zich
door een reeks bona fide klassiekers werken als Whole Lotta Shakin'
Goin' On (twee versies), Roll Over Beethoven (twee versies), de instrumentale
Guitar Boogie (zelfs drie versies), Mean Woman Blues, Fats Domino's
So Long en I Want You To Know, Carl Perkins' Your True Love en Lend
Me Your Comb, Matchbox, Good Golly Miss Molly, Shortnin' Bread Rock,
en Little Richard's Hey Hey Hey Hey en een supersnel Ooh My Soul, waarvan
King Size Taylor er vijf jaar later in Duitsland nog steeds een deel
zou spelen en opnemen, wat meteen verklaart waarom die toen zo goed
gerodeerd klonken. Minder voor de hand liggend is de tango-achtige instrumental
Autumn Leaves op akoestische gitaar, en er staan ook drie eigen nummers
op, het fantastische Saw My Baby With Another Guy, het excellent rockende
Sad And Blue en het door gitarist Charlie Flynn gepende melodieuze Baby
(ook in twee versies) die ze bij mijn weten later nooit officieel zouden
opnemen. Een deel van die nummers klinkt exact hetzelfde en het is soms
nog vechten tegen het tegenwringende tempo (Great Balls Of Fire), maar
het blijft een uniek stukje muziekarcheologie want de opnames vonden
plaats vijf jaar vóór hun officiële platendebuut.
|
4 november 2020
CD Recensies
|
CANNONBALL
RAG/ JAMES BURTON |
|
DIESEL SMOKE, DANGEROUS CURVES AND HOT GUITAR/ GRADY MARTIN
De in 2001 op 72-jarige leeftijd overleden Grady Martin speelde als
gitarist van Nashville's A-Team op ontelbare opnamesessies en was de
enige mens ter wereld die zonder liegen kon zeggen dat hij speelde voor
Hank Williams (als fiddler, ze staan zelfs samen op de foto), Elvis
(Suspicion), Buddy Holly (Rock Around With Ollie Vee), Roy Orbison (Oh
Pretty Woman) én Johnny Burnette (de helft van Paul Burlison's
Rock 'n' Roll Trio rockabilly solo’s), om nog maar te zwijgen
van Johnny Horton (Honky Tonk Man, I'm A One Woman Man), Don Woody (Barking
Up The Wrong Tree, Bird Dog), Marty Robbins (El Paso) en Loretta Lynn
(Coal Miner's Daughter) want de lijst is eindeloos. |
|
WE
AIN'T GONNA WASH FOR A WEEK/
The Brook Brothers werden in 1960 gelanceerd als de Britse tegenhanger,
nee, als regelrechte kopie van Everly Brothers en de gelijkenis is inderdaad
zeer opvallend: hoewel hun stemmen niet echt op Don en Phil lijken en
je ze nooit zal verwisselen met the real thing vertonen hun stemmen
wel exact dezelfde knikjes en de manier van samenzingen is vooral als
ze er tweestemmig tegenaan gaan - yeah, yeah - griezelig gelijklopend.
Tja, echte broers die samenzingen, het heeft iets genetisch. Bovendien
is na beluistering duidelijk dat zowel bij de songkeuze als in de studio
er alles aan is gedaan om die gelijkenissen niet alleen zoveel mogelijk
in de verf te zetten maar ook zo goed mogelijk uit te buiten en te versterken
door muzikale arrangementen in de stijl van The Everly Brothers. Die
pauken! Eén groot verschil: de muziek van The Brook Brothers
heeft niet de soms duistere ondergrond van hun beroemdere voorbeelden.
De CD bevat slechts één Everly cover, When Will I Be Loved,
naast covers van andere artiesten uitgevoerd in de stijl van The Everly
Brothers zoals The Brothers Four's Green Fields, Hank Locklin's Please
Help Me I'm Falling, Neil Sedaka's Little Devil, Fats Domino's I'm In
Love Again (geïnspireerd door de versie van Ricky Nelson?), diezelfde
Ricky Nelson's Hello Mary Lou en Hank Williams' Your Cheatin' Heart.
Tussen de minder bekende nummers staan echter ook veel covers zoals
Barry Darvell's How Will It End, Brady & Grady Sneed's Little Bitty
Heart, Barry Mann's Warpaint (hun enige Top 5 hit), Eddie Hodges' Ain't
Gonna Wash For A Week, One Last Kiss uit de musical Bye Bye Birdie,
Frankie Avalon's Married, The Crickets' He's Old Enough To Know Better,
Curtis Lee's Just Another Fool, Gene Pitney's I Wanna Love My Life Away,
Jeff Barry's Welcome Home Baby, Myron Lee's door Dorsey Burnette gepende
Town Girl en Bobby Vinton's Trouble Is My Middle Name. Origineel materiaal
is Say The Word, Everything But Love, Tell Her, Win Or Lose, Tell Tale,
Too Scared en Let The Good Times Roll. De CD bevat al hun singles tot
en met 1962 en twee live tracks die klinken als studio opnames uit 1961
van het BBC radioprogramma Saturday Club, Love Or Money van The Blackwells
en Sea Of Heartbreak van Don Gibson. Van hun titelloze LP uit 1961 ontbreken
echter twee songs, de Hank Williams cover Half As Much en de Judy Garland
pop cover The Trolley Song. De CD krijgt extra punten omdat ie met zo
maar eventjes 37 tracks 1960-1962 op één CD echt wel helemaal
tot het gaatje vol staat, en vooral omdat de overgrote meerderheid daarvan
uptempo is. Op een paar nummers doet een kermisorgeltje mee, en tegen
1962 krijgt hun muziek in nummers als Too Scared, Just Another Fool,
Double Trouble en Welcome Home Baby een Bobby Vee popvibe. Toch laat
deze merkwaardige CD zich het best beluisteren als nummers die The Everly
Brothers hadden kunnen opnemen, want bijvoorbeeld - en ik noem volstrekt
willekeurig - Say The Word en Everything But Love zijn inderdaad 100
% op maat van Don en Phil. Het resultaat is een brok Britse teenrock
en highschool zowel interessant voor fans van de mooiste broederstemmen
uit de popgeschiedenis als voor verzamelaars van curiosa. Het duo dat
in 1963 nog de affiche deelde met The Beatles ging uiteindelijk ten
onder aan de beatlemania: in 1963 en 1964 verschenen nog drie singles
die hier niet op staan, rond 1965 stopten The Brook Brothers. Beide
broers leven nog: Richard "Ricky" Brook is nu 80 jaar, Geoffrey
is er 77. Haal ze naar de Rave! |
|
THAT'S
ON JACK THAT'S ON/
Tha Cats And The Fiddle waren een zangkwartet bestaande uit een leadzanger,
twee tenors en een baszanger die zich bedienden van een akoestische
tenorgitaar, contrabas, ukulele en een tiple, een tiensnarig instrument
verwant aan de ukulele. In de loop der jaren dat ze bestonden, van 1937
tot 1951, maakte een vijftiental muzikanten deel uit van de groep die
zo'n 35 78 toeren platen uitbracht (samen zijn dat 2730 toeren, hahaha)
op labels met mooie, euh, labels als Bluebird, Manor en Gotham vol akoestische
Minor Swing Django Reinhardt gitaren, unisono en heterofoongescat, stemmetjes
die blaasinstrumenten imiteren, vocale hoogstandjes en contrabassolos
om u tegen te zeggen. In de dagen dat The Inkspots en The Mills Brothers
de ongekroonde koningen van de vocal harmony scene waren had deze groep
had het allemaal en op deze dubbel-CD is het allemaal te horen. Onwaarschijnlijk
ook hoe modern nummers als Thursday Evening Swing uit 1939 of Blue Skies
uit 1941 tachtig (!) jaar na datum nog steeds klinken. Ik weet niet
op welk criterium de selectie van de 53 tracks is gebaseerd maar het
zijn vooral uptempo nummers, en in de zalig weghappende mediumtempo
songs komen ze heel dicht in de buurt van die Mills Brothers. Vanaf
pakweg 1941 doet er soms ook een piano mee wat nummers als Sighing And
Crying een boogiewoogie injectie geeft. Hun bekendste nummer ontbreekt
niet, het medium tempo I Miss You So uit 1939, later gecoverd door zichzelf
en door The Mills Brothers, The Orioles, Fats Domino, Little Anthony
& the Imperials, Paul Anka, Connie Francis, Brenda Lee, Charlie
Rich en Mickey Gilley. Een ander bekend nummer hier is That's My Desire
(dat niet origineel van The Cats And The Fiddle is maar later werd)
overgedaan door onder meer The Flamingos, The Spiders, The Channels,
Chuck Berry, Buddy Holly, Cliff Richard, Dion & the Belmonts en
Pat Boone. Een later nummer als Wine Drinker uit 1950 toont dan weer
hoe dicht ze bij rock 'n' roll stonden. Op één nummer,
I'll Never Never Let You Go uit 1949, is de leadzang voor rekening van
zangeres Doris Knighton die korte tijd deel uitmaakte van de groep die
je zou kunnen omschrijven als een lollige versie van The Mills Brothers,
zeg maar de Louis Prima uitvoering, want The Cats And The Fiddle waren
smokin' hot en daardoor het summum van cool. |
28 oktober 2020
|
HOODLUM'S
WILDEST WINGDING |
|
CHERRIES
ON THE LOSE VOLUME 1 |
|
LARRY'S
BOYS/ LARRY PARNES Larry
Parnes heeft nooit van zijn leven één noot gezongen maar
voerde wel steeds het hoogste woord want hij was de bekendste en invloedrijkste
rock 'n' roll manager/ impressario/ agent in Engeland eind jaren '50,
de man die zijn artiesten graag adjectieven als achternaam gaf (Marty
Wilde, Vince Eager, Johnny Gentle) en daarnaast grossierde in krachtigdadige
achternamen als Billy Fury en Duffy Power. Deze 33 tracker dient dan
ook enkel als excuus voor een bloemlezing van de grootste Britse tieneridolen
uit de periode 1956-1962 uitgezonderd Clliff Richard. |
|
LOOKIN'
FOR THE GREEN: Nummer
twee in de vijfdelige reeks Hillbilly And Rustic Rockabilly Bop waarvan
de muziek tot nu toe naar mijn definitie geen, euh, hillbilly en rustieke
rockabilly bop is maar voornamelijk de vlotte en gebruiksvriendelijke
uptempo jaren '50 country die bij Bear Family onderdak vindt in de Gonna
Shake This Shack Tonight reeks. Twee voorbeelden: Don Gibson's I Ain't
Gonna Waste My Time hier is pure country in tegenstelling tot de bij
ons bekendere rockabillyversie van twee jaar later van Wiley Barkdull,
en Hawkshaw Hawkins' tragere cover van Autry Inman's It Would Be A Doggone
Lie, nochtans allebei uit 1956. Ach, uiteindelijk is dat slechts een
semantisch verschil en u zal mij geen slecht woord horen zeggen over
Eddy Arnold's Live Fast Love Hard Die Young, The Louvin Brothers' Plenty
Of Everything But You of Jerry Reed's I'm A Lover Not A Fighter want
wie mij een beetje kent weet dat ik een onvoorwaardelijke liefde koester
voor deze muziek, op deze CD aangevuld met de occasionele jodel (Harrison
Crump's Lonesome Long Gone Railroad Blues) en een enkel uitstapje naar
honky tonk piano (Jerry Jericho's When I'm Gone), een budget Cash cover
als Foreman Slim's There You Go, oude hillbilly (Tommy Elliot &
the Line Riders' Sold Out Doc uit 1950), nog stokoudere bluegrass (Bill
Carlisle's Gonna Raise A Ruckus Tonight uit 1939) en de traditionele
country van Skeets McDonald's Gotta Get You From That Crowd, Buck Griffin's
Lookin' For The Green en Twenty Cigarettes waarin Little Jimmy Dickens
voor het stelen van één pakje sigaretten veroordeeld wordt
tot de chain gang. De goeie ouwe tijd! Toptracks zijn voor mij de semi-akoestische
springer Bumble Rumble van Sid Silver, Little Jimmy Dickens' populaire
stamper Salty Boogie, het minder bekende maar geweldig boppende Grandpa's
Rock van The Trailblazers, de instrumentale Be Bop A Lula copie Sweet
Lucy van Shorty Ashford waarin countrypicking bijna surfgitaar wordt,
de hillbillyboogie Cat Man Boogie van Sandy Ford en het nagenoeg perfecte
Royal Flush van Darnell Miller with the Swing Kings. De hoesfoto dekt
dus geenszins de lading want rustiek is uiteindelijk enkel Al Ferrier's
My Baby Done Gone Away, al mag het soms inderdaad wat simplistischer
zoals in Darrell Glenn & his Rhythm Riders' Hang Up That Telephone
en de primitieve rockabillybopper I’m Long Gone van Carl Belew
& his Riff Riders. Dat we veel grote namen tegenkomen had u al door,
maar altijd met minder bekende songs. Dit is een ijzersterke compilatie
met het beste uit pakweg 1939-1960. Laat volume 3, 4 en 5 maar komen,
ik verwelkom ze met open armen. Info: www.atomi-c.at
(Frantic
Franky) |
|
ROCKIN'
SCHLAGER PARTY Nr. 1 |
21 oktober 2020
|
THE
MOJO MAN'S HALLOWEEN PARTY Aha,
op de valreep nog een Halloween-CD op het schavotje, met een mix van
28 Halloween favorieten, onbekend werk en twee grote namen, The Champs
met de definitieve sax strollversie van Henry Mancini's filmthema Experiment
In Terror en Screamin' Jay Hawkins met twee van zijn gestoorde meesterwerkjes,
Little Demon en There’s Something Wrong With You. Usual suspects
op elke rock 'n' roll Halloween party zijn onder meer Big Bee Kornegay
(At The House Of Frankenstein), Bob McFadden (Frankie And Igor At A
Rock 'n' Roll Party), Tyrone A’Saurus & his Cro-Magnons (The
Monster Twist), cool ghoul John Zacherle (Happy Halloween) en The Duponts
doo-woppend op het Screamin’ Ball (At Dracula Hall). "Nieuwe"
oudjes zijn Tony & the Monstrosities (Igor’s Party), de female
girlgroup sound van Sonny Richard’s Panics (The Voodoo Walk) en
Claudine Clark (Walking Through A Cemetary) en Bobby Hendricks' vrolijke
Psycho, een novelty song die een gesprek voorstelt tussen een psychiater
en zijn patiënt en in 1960 zelfs de Billboard Hot 100 haalde. Geen
idee hoe het komt maar bij de doo-wop valt altijd veel griezel te rapen,
en op deze CD zijn de daders The Three D’s (Graveyard Cha Cha),
The Monotones (Legend Of Sleepy Hollow), The Interiors (Voodoo Doll)
en The Verdicts (The Mummy’s Ball). Een deel van de minder bekende
nummers zijn echter minder bekend omdat ze in andere moerassen vissen
als rock 'n' roll, zoals daar zijn calypso (Zombie Jamboree van Calypso
Carnival featuring King Flash uit 1957 wat een calypso classic moet
zijn want ik heb er verschillende uitvoeringen van) en sixties met de
garage rockgitaar instro Haunted House van Oscar Hamod & his Majestics
uit 1964 en de uptempo net-geen-soul van The Blenders' Graveyard uit
1962. Ook de doo-wopper The House In The Alley van The Brassets, nochtans
uit 1959, gaat reeds richting sixties. Wat ons tot slot brengt bij de
instrumentals die uitgezonderd de titel niets met horror te maken hebben
zoals de saxer Haunted Sax van The Nite Caps, de primitieve gitaar-piano
instrumental Transylvania van The Mysterions, The Nightmare van The
Nightmares die eerder op een jungle compilatie thuis hoort, en Zombie
van The Harlem Wildcats, vooroorlogse jazz swing uit 1940. Met de muziek
van die nummers is op zich niks mis, maar in het Halloween kader is
het leuker als Bill Doggett er op zijn soft sax grinder (Doggett was
nochtans een orgelist, de toeteraar van dienst is Doggett's vaste saxofonist
Clifford Scott) Monster Party uit 1959 tenminste nog een aantal versnelde
smurfenstemmetjes bij sleurt en Frank N. Stein & the Tombstones
op hun gitaar/ saxer Graveyard Giggle wat gruwelijk gegiechel. De CD
werd samengesteld door Mojo Man Little Victor en die smokkelde één
hedendaags nummer van zichzelf op de tracklist dat niet uit de toon
valt want de bluesbopper Graveyard Boogie (van zijn in 2018 verschenen
Deluxe Lo-Fi CD RBR 5886) is ouderwets primitief. |
|
BUZZIN'
1958-1962/ BUZZ CLIFFORD |
|
SANDMEN
& LOLLIPOPS... GREATEST HITS 1954-1961/ |
|
TRY
THE IMPOSSIBLE/ LEE ANDREWS & THE HEARTS |
|
AARON AND ART & THAT NEW ORLEANS ROCK & ROLL BEAT 1955
TO 1962/ THE NEVILLE BROTHERS
Toen ik mij verdiepte in de geschiedenis van de rock 'n' roll kwam ik
vaak de naam van The Neville Brothers tegen, steevast omschreven als
de peetvaders van de Neville dynastie en van zeer groot belang voor
de ontwikkeling van de rock 'n' roll in New Orleans, wat ik nooit begreep
omdat ik Art en Aaron Neville alleen kende van soul en funkmuziek en
als lid van The Meters. Deze CD met beide kantjes van Art's eerste zeven
singles en van Aaron's eerste zeven singles (en dus zonder nummers van
The Neville Brothers samen als groep, die naam gebruikten ze pas sinds
eind jaren '70) die de periode 1955-1962 omvatten moet deze leemte in
mijn kennis dan ook vullen, of niet? |
|
HIS
GUITAR, HIS HEPCATS & HIS ROCKING RHYTHM ORCHESTRA/ GOREE CARTER |
14 oktober 2020
|
ROCKS,
CLOCKS AND ALLIGATORS:
Bill Haley is de rock 'n' roll pionier waarvan ik het meeste spijt heb
dat ik 'm nooit live zag. Eén keer de kans gehad, in Nederland
zelfs, maar dat was in een bordeel en te duur voor mijn portemonnee.
|
|
BOUNCING,
ROCKING AND ROLLING 1950-1962/ |
|
I
SING 'EM AND I WRITE 'EM/ OTIS BLACKWELL
Otis Blackwell is de zwarte componist van de blanke rock 'n' roll klassiekers
Don't Be Cruel, Return To Sender, All Shook Up, Great Balls Of Fire,
Let's Talk About Us en Breathless, én van Nine Times Out Of Ten
(Cliff Richard) én van Fever én van Handy Man (Jimmy Jones)
én van Hey Little Girl (Dee Clark) maar daarvan staat op deze
30 tracker niet Blackwell's versie. Ik heb zelfs geen flauwe notie of
daarvan wel een versie van Blackwell bestaat, al meen ik ooit zijn demo’s
gehoord te hebben van Paralyzed en van het niet door hemzelf maar door
Kal Mann en Bernie Lowe gecomponeerde (Let Me Be You) Teddy Bear. Ook
zijn One Broken Heart For Sale demo voor Elvis die wél bestaat
staat er niet op. Wat er wel opstaat is een selectie van Blackwell's
eigen output, want minder bekend dan zijn songs voor anderen zijn zijn
eigen platen die nooit even succesvol zijn geworden. Ten onrechte, zo
blijkt! De CD bevat 30 tracks geschreven én gezongen door Otis
Blackwell die lopen van 1952 tot 1958 en beginnen met inktzwart roffelende
rock 'n' roll geroot in de rijke rhythm 'n' blues traditie van een muziekstad
als New Orleans (hoewel opgenomen in New York) als Wake Up Fool, Fool
That I Be, Tears Tears Tears, On That Power Line en het in 1965 door
The Who gecoverde Daddy Rollin' Stone, waarbij Number 000 en vooral
Please Help Me Find My Way Home een diepere blues feeling hebben. Songs
als Don't Know How I Loved You, I'm Travelin' On, Go Away Mr Blues,
My Josephine, I'm Comin' Back Baby en Oh What A Babe zijn meer traditionele
rock 'n' roll, vaak met sax en piano, en ik kan me voorstellen dat een
nummer als Bartender Fill It Up Again in de juiste (productie)handen
een hitje had kunnen worden. Ain't Got No Time en My Poor Broken Heart
bijvoorbeeld hadden perfect gepast voor Fats Domino. Omdat de markt
dicteert staan er ook een aantal ballades tussen als Here Am I en You're
My Love maar mijn voorkeur gaat uiteraard naar een dreigende stomper
als Oh What A Wonderful Time met een heel orkest blazers waarvan je
zou zweren dat ie het had geschreven voor... Ray Collins' Hot-Club!
Een nadeel is dat Blackwell, hoewel een niet onverdienstelijk zanger,
al die nummers op nagenoeg dezelfde toonhoogte zingt waardoor het al
snel op mekaar begint te lijken en dat vermindert de impact. Daarnaast
zijn veel songs vrij standaard van structuur, wellicht omdat ze op maat
van de markt werden geschreven. Hoe meer we opschuiven naar 1958 hoe
beter de songs worden, met als hoogtepunten de combo jiver You Move
Me Baby en Let The Daddy Hold You, een volbloed rocker met een New Orleans
King Creole sfeer. Vanaf 1957 bevatten de songs achtergrondkoortjes
en mikt Blackwell op de tienermarkt met mooie, plechtige dromerige ballades
als When You're Around en It's Love And It's Real en vlotte teen rockers
als Don't Take My Word (Take My Heart), Turtle Dove en Don't Run Away.
Met Make Ready For Love en het aan Charlie Gracie's Fabulous herinnerende
What A Coincidence probeerde hij ongetwijfeld Elvis nog een keertje
aan de haak te slaan... Ik neem aan dat Blackwell die in totaal meer
dan 1000 songs zou schrijven zijn zaakjes genoeg op orde had om aan
zijn hits voor anderen een flinke cent te kunnen verdienen, maar geld
alleen maakt niet gelukkig: Otis Blackwell raakte in 1991 na een beroerte
verlamd en overleed in 2002 op 71-jarige leeftijd aan een hartaanval.
One broken heart, inderdaad. Met deze CD die een stukje vergeten muziekgeschiedenis
inclusief zijn volledige New Orleans rock 'n' roll LP Singin' The Blues
uit 1957 (in 1991 met drie bonustracks op CD heruitgebracht door Flyright
Records onder de titel 1953-1955, dus die CD staat in zijn geheel ook
op I Sing 'Em And I Write 'Em) bewaart voor het nageslacht krijgt hij
alsnog eerherstel als uitvoerder. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic
Franky) |
|
FUJIYAMA
MAMA/ ANNISTEEN ALLEN
Iedereen kent Wanda Jackson's Fujiyama Mama, niemand kent de originele
zwarte versie van Annisteen Allen uit 1954, drie jaar vóór
Wanda Jackson. Er zat trouwens nog een goeie versie tussen, van Eileen
Barton in 1955. Fujiyama Mama was voor Annisteen Allen zou je kunnen
beschouwen als de culminatie van een carrière die reeds begon
in de jaren '40 en dan weet u als deze CD aanvangt in 1945 dat dat niet
echt met rock 'n' roll zal zijn. De muziek waarmee de CD opent is een
geslaagde mengvorm van bigband swing, GI jive, rhythm 'n' blues en crooners
in een nachtclub omgeving met veel piano waarin ik graag mag vertoeven,
en Allen blijkt over een uitstekend ontwikkeld stel stembanden te beschikken.
Jazeker, dit is het soort muziek dat voor mij de hele dag mag opstaan
en me niet zal vervelen. De 29 tracks op deze CD zijn al haar solosingles
van 1945 tot en met 1955 uitgezonderd één B-kant, de crooner
I'm Still In Love With You uit 1955. Daar is niet veel aan verloren,
wel aan bijvoorbeeld G'wan Bout Your Business dat in 1954 onuitgebracht
bleef, en out-of-copyright geldt vanaf de datum van verschijnen, niet
vanaf de datum van opname. Wat niet op de CD staat zijn haar I'll Never
Be Free duet met Big John Greer en haar opnames als zangeres bij de
orkesten van Bull Moose Jackson en vooral Lucky Millinder met wie ze
nochtans goed spul opnam, bijvoorbeeld Bongo Boogie uit 1951. Buiten
Fujiyama Mama staan hier geen bekende nummers op, al richt ik uw aandacht
graag op de mamborock Take A Chance On Me, op de double entendre I Know
How To Do It en op twee antwoord songs: Baby I'm Doing It uit 1953 als
antwoord op Baby Don't Do It van The Five Royales en Yes I Know uit
1953 als antwoord op I Don't Know van Willie Mabon. Verbazingwekkend
overigens hoe hard nummers als Lies Lies Lies en Hard To Get Along al
rockten in 1951, en zeker vanaf 1953 is haar output voor de opkomende
rock 'n' roll markt de moeite waard, luister naar My Baby Keeps Rollin',
My Brand Of Loving, Down By The River, Wheels Of Love en Mine All Mine.
Daarom is het jammer dat haar opnames ná 1955 niet op de CD staan,
want bijvoorbeeld Rough Lover en Pardon Me uit 1957 waren pure rock
'n' roll. En die originele Fujiyama Mama? Een stevige zwarte stroller
dat door de belletjes en de breaks met de gesproken tussenstukken doet
denken aan Ling Ting Tong van The Five Keys dat werd opgenomen drie
maanden vóór Fujiyama Mama. Op het moment dat Annisteen
Allen Fujiyama Mama inblikte was Ling Ting Tong flink op weg een hit
te worden, dus de gelijkenis zal wel geen toeval zijn. De verhouding
tussen rock 'n' roll en pré-rock 'n' roll op deze CD is pakweg
fifty fifty en de geluidskwaliteit is fascinerend, met het voorbehoud
dat de oudste opnames dat mooie, warme vooroorlogse patina dragen, behalve
Arkansas dat ruist als een 78 toeren plaat. Deze CD is absoluut het
ontdekken waard voor de liefhebbers van bijvoorbeeld Ruth Brown en Lavern
Baker. Annisteen Allen overleed in 1992 op 71-jarige leeftijd. Info:
www.jasmine-records.co.uk
(Frantic
Franky) |
|
LOOKING
BACK/ JUSTIN TUBB
Ik wist niet goed wat ik van deze "the very best of Justin Tubb
1953-1962" moest verwachten want ik kende alleen zijn veelvuldig
gecompileerde Rock It On Down To My House uit 1958, vaak gepresenteerd
als rockabilly, maar dan wel de big label popbilly variant. Ik vrees
trouwens (uw reporter is nooit te beroerd om toe te geven dat hij er
soms compleet naast zit) dat ik hem altijd heb verward met Jimmie Rodgers
van Honeycomb. Een mens is nooit te oud om te leren en deze CD leert
me dat Justin Tubb, de zoon van countrylegende Ernest Tubb wiens stem
totaal anders klinkt als zijn pa, nog heel veel meer uitbracht naast
Rock It On Down To My House, te beginnen in 1952 met de betere westernswingende
hillbilly via de nep-cajun novelty Ooh La La (Mon Petite Chouchou) dat
bol staat van de jolie blondes en mon chéries met als excuus
dat ie zijn liefje leerde kennen in gay Paris. De schuld van Hank Williams'
Jambalaya zeker? Nog zo'n novelty song is het Kawliga-achtige indianenverhaal
Somebody Ughed On You. Ja, vrolijke opgewekte hillbilly waren in die
begindagen Tubb's forte, op basis van honkytonk piano, spinnende steelgitaren,
goed geoliede fiddles en leuke duetjes als Sure Fire Kisses. Nashville
pompte dat in de jaren '50 met miljoenen tegelijk uit de hitfabriek
maar het blijft goed, en dan vooral omdat het zo'n charmante, positieve,
vriendelijke muziek is. Drie van deze nummers zijn bekend: een uitstekend
Looking Back To See (origineel van The Browns) en twee nummers die we
beter kennen als rockabilly. Het eerste daarvan, Pepper Hot Baby, was
oorspronkelijk swing van Jaye P. Morgan en van Gisele MacKenzie, als
swing jive gedaan door The Belvederes. Tubb's versie stamt uit 1955,
één jaar vóór de rockabilly cover van Phil
Gray & his Go Boys. Het tweede, You Nearly Lose Your Mind, is rockabilly
van Roy Moss uit 1955, maar origineel van papa Ernest Tubb uit 1942!
Beide songs krijgen hier een onweerstaanbare hillbilly uitvoering en
zijn illustratief voor het sterke punt van de eerste helft van de CD,
namelijk de grote hoeveelheid uptempo nummers (My Heart's Not For Little
Girls To Play With, de Marvin Rainwater cover I Gotta Go Get My Baby)
naast de verplichte mediumtempo’s (I'm Looking For A Date Tonight,
I'm Sorry I Stayed Away So Long) en ballades (I Miss You So). Maar de
CD bevat ook Nashville pop met Anita Kerr Singers achtergrondkoortjes
die uiteraard geworteld is in country, zoals If You'll Be My Love, There'll
Be No Teardrops Tonight, Bonaparte's Retreat en Sugar Lips. Dat pop
en Rock It On Down To My House rock n' roll uitstapje heeft wellicht
niet al te lang geduurd want vanaf eind 1958 is Tubb's muziek pure country,
zowel traag, medium tempo als honkytonk. Goeie country, zeker, en niks
mis mee zolang het uptempo is (Buster's Gang), maar het betekent uiteindelijk
wel dat één derde van deze CD standaard country van elvendertig
in een dozijn is, uitgezonderd - louter om historische redenen - twee
duetjes met Roger Miller op tweede stem, Mine Is A Lonely Life en I
Know You Do. Tofste nummer van die gestroomlijnde country: Justin's
cover van papa Ernest Tubb's grote hit Walking The Floor Over You. Zeker
niet al goud wat blinkt dus, maar voor een CD die voor mij één
groot vraagteken was valt ie reuze mee. Justin Tubb overleed in 1998
op 62-jarige leeftijd. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic
Franky) |
7 oktober 2020
|
VOL.
I/ THE EDWARDIAN DEVILS
The Edwardian Devils spelt "TEDs" en is een e-bass trio uit
Oostenrijk voorgezeten door King D. Evil, in de jaren '90 frontman van
The King Edward Teds die opnamen voor King Ed en Castle Records. Daarnaast
bracht hij met zijn andere bands The New Attention en King D & the
Royals Of Rhythm in 2017 een split 10-inch uit op Sleazy. |
|
COWBOYS
& COSMONAUTS/ LOS SANTOS
Dit is minstens het vijfde album van Duitsers die denken dat ze Mexicanen
zijn en handelen in kermismuziek, een combinatie van rock 'n' roll,
schlagermuziek, Europeana en Russische volksmuziek, een cocktail van
twang en orgel, accordeon, trompet, trombone, bugel, steel en banjo,
deels in het Engels en deels in het Spaans gezongen met diepe stem en
uitgevoerd in politie-uniformen en met foute snorren terwijl zangeres
Lucia Schlör (zonder foute snor) bij momenten doet denken aan Hillbilly
Moon Explosion. Bo Diddley's Who Do You Love krijgt een cocktail cover,
Atomic Girl is een tango, Cancion Del Cosmonauta en Rajita De Canela
zijn cumbia, Buscando Mi Amor en Saturno 2000 zijn salsa, Perfidia en
Space Buckaroo zijn ska en Cuando Sale La Luna is een wals. Kan nooit
werken? Toegegeven, met rock 'n' roll heeft het niet veel meer te maken,
maar het werkt wél en groovet geweldig. Verslavende feestplaat!
Info: www.los-santos.eu
en www.part-records.de
(Frantic
Franky) |
|
ROOTS 'N' FRUITS/ THE TRI-GANTICS
Merkwaardig dat deze CD verschijnt op een rockabillylabel als Part Records
(D) want de Oostenrijkse Tri-Gantics zijn ondanks de triobezetting van
gitaar (zanger-gitarist Martin Telfser is het lief van de Amerikaanse
zangeres Barbara Clifford), drums en contrabas een bluesgroep die grossiert
in bluesrock (After Work Drinks met slide gitaar en gast-mondharmonica,
Boogie All Night) en mojoblues op stroll tempo 1 (Black Hole, Mojo's
Back), met echo’s van Susie Q in Who Do You Think You Are: merk
de symmetrie met de Susie Q zinssnede "I like the way you walk".
G-Blues Boogie is een instrumentale bluesimprovisatie, maar ik ben noch
een blueskenner noch een bluesliefhebber en daarom niet de geschiktste
persoon om een professioneel oordeel te vellen of dit albumdebuut met
12 eigen composities nu vernieuwend is of niet. Mijn buikgevoel vertelt
me echter behalve dat ik weer maar eens te zwaar getafeld heb, dat de
CD niet verveelt wegens geen ellenlange trage blues-en en dat ie goed
klinkt wegens opgenomen in de vintage Black Shack studio in Calw (D).
The Tri-Gantics vertrekken meer vanuit de roots dan vanuit de blues
en bluesband is dan ook een te enge omschrijving want ze vertoeven in
dezelfde swamps waar ook bands als The Detonics hun inspiratie vonden
en maken daarbij uitstapjes naar de bluesabilly oftewel rockabilly met
blues inslag, bijvoorbeeld op Ain't No Stoppin', het instrumentale A-Picking
Song, de bluesbopper Don't Stop Me en op Summertime Baby Blues dat Boogie
Woogie Country Girl echoot. Toch gaat dit volgens mij meer inslaan op
een blues als op een rock 'n' roll festival, behalve dan uiteraard bij
de rockabillies die houden van bands als - ik noem maar wat - T-99.
Als bonus staat er op de CD een zwart-wit videoclip van Who Do You Think
You Are (met alleen Martin Telfser die in beeld komt) die ik als technologie-onkundige
wel kan afspelen op de laptop maar niet op mijn DVD-speler. |
|
SWEDISH
ROCK ’N’ ROLL 1954-1962
Terwijl het coronavirus helaas haar eigen party viert waardoor wij naar
de huiskamer verdreven worden, bekruipt mij het rock ‘n’
roll virus waarmee zich het keiharde heden laat verdrijven door de rockende
fifties. In de speler ligt een album vol pittige en frisse rock ‘n’
roll uit Zweden. Daar waar men in Nederland in de vijftiger jaren helaas
enigszins succesvol probeerde het rock ‘n’ roll virus zo
lang mogelijk buiten de nationale huiskamers te houden mochten de Zweedse
teens lekker hun vetkuiven en petticoats laten waaien in de uit Amerika
overgewaaide verfrissende rock ‘n’ roll wind die naarmate
de jaren verstreken zou aangroeien tot een de “gezapige"
muziek wegvagende storm. De rock ‘n’ roll heeft letterlijk
de hele wereld veroverd, alleen al mijn verzameling telt rockin’
stuff uit meer dan 60 landen! Rock ’n’ roll is grenzeloos,
zodat ook talen geen probleem meer vormen, want in de tijd van de teenagers
draaide het sowieso alleen maar om rock, girls en cars - voor de bakvisjes
onder ons zal die volgorde er evenwel anders uitgezien hebben. Toch
had ieder land zijn eigen sound, ingegeven door culturele verschillen,
en dat hoor je mooi terug: Britse rock is anders dan Franse, en die
is weer anders dan Duitse, Nederlandse of Zweedse rock. De Zweden pikten
deze hete muziek van overzee goed op met opruiende ruige rock ‘n’
roll waarvan men in die tijd in Nederland alleen maar kon dromen. Daar
waar de vaderlandse platenmaatschappijen via Nederlandstalige versies
probeerden de rock ‘n’ roll wat tammer en zedelijker te
maken, rockten de Zweden er lustig op los in onvervalst Engels, niet
zoals hier ten lande toen in steenkolen Engels. Maar er waren ook ‘nationalistische’
rockers die het Zweeds als vocale uitlaatklep voor hun rockin’
expressie vonden, en daartoe behoorde Egon Kjerrman die in 1960 de Zweedse
teens Peter & de Rockets‘ eeuwige hit Kom Van Dat Dak Af uit
1959 probeerde begrijpelijk te maken als Kom Ner Fran Taket. Dit nummer
staat op de elfde plaats op dit album, maar terug naar het begin ervan.
|
|
WHO
PUT THE BOMP IN THE BOMP BOMP BOMP/ Barry
Mann's enige hit Who Put The Bomp (In The Bomp Bomp Bomp) was in 1961
tegelijkertijd een hommage aan en een parodie op de doo-wop. Het is
het enige nummer in die stijl dat Mann die vooral naam en faam maakte
als songschrijver uitbracht, want deze CD sandwicht vlotjes tussen teenrock
(War Paint, Counting Teardrops, Footsteps, de Neil Sedaka-achtige liedjes
Sweet Little You en Little Miss USA dat een twintigtal Amerikaanse staten
oplijst), tienerballades (Happy Birthday Broken Heart, The Millionaire,
Bless You), crooners à la Paul Anka (All The Things You Are,
The Way Of The Clown) en pop (Hey Baby I'm Dancin', A Love To Last A
Lifetime). Mijn favoriet is het novelty nummer Teenage Has-Been dat
een parodie lijkt op zichzelf of op een artiest als Ricky Nelson. Het
enige andere bekende nummer naast Who Put The Bomp is een nog suikerzoeterdere
cover van het op zich al suikerzoete I Love How You Love Me, origineel
van The Paris Sisters maar wel geschreven door Barry Mann. Het door
Paul Evans geschreven Dix-A-Billy, de B-kant van Mann's nooit eerder
officiëel op CD verschenen debuutsingle uit 1958, toen nog onder
het pseudoniem Buddy Brooks (A-kant They Could Be Wrong staat niet op
deze CD), is variété charleston rock 'n' roll gecoverd
door LaVern Baker en heeft niets met dixie noch met rockabilly te maken:
dixie verwijst hier naar de New Orleans dixieland jazz. De 19 nummers
1958-1962 waaronder Mann's complete Who Put The Bomp LP uit 1961 en
al zijn JDS en ABC-Paramount singles worden aangevuld met 14 tussen
1959 en 1962 opgenomen demo’s die tot nu toe enkel beschikbaar
waren op de in 1995 verschenen driedubbele Duitse Barry Mann bootleg-CD
Inside The Brill Building, Complete Recordings 1959-1964 doch klinken
als volwaardige en volledig afgewerkte studio-opnames. Barry Mann was
namelijk songsmid in de beroemde Brill Building in New York waar hij
een duo vormde met zijn echtgenote Cynthia Weil en samen met haar was
hij verantwoordelijk voor onder meer I Just Can't Help Believing (Elvis),
You've Lost That Loving Feeling (Righteous Brothers), He's Sure The
Boy I Love (Crystals), Walking In The Rain (Ronettes) en Saturday Night
At The Movies (Drifters). Ook deze opnames bewandelen het slappe koord
tussen teenrock (One Girl, A Beggar With A Dream) met als uitschieter
Time Machine met zijn diepe parlando, pop (Wandering Love, My Ex-Best
Friend) en ballades (Sure As You're Born, I Whisper Your Name, Don't
Play No. 9) die een enkele keer aan The Everly Brothers doen denken
(Lonesome Lullabye). De bekendste van die "demo’s" is
Mann's originele uitvoering van Venus In Blue Jeans, een jaar later
een hit voor Jimmy Clanton. |
|
BA-BA-B-B-BA-BA/
JAN & DEAN
Jan & Dean, de populairste vocale surfgroep nà The Beach
Boys, scoorden bij ons in Nederland in 1979 een hit met hun Surf City
uit 1963 nadat Veronica op TV de Jan & Dean biopic Deadman's Curve
uit 1978 vertoonde. Surf City staat niet op deze CD omdat het Britse
re-issue label Jasmine grossiert in muziek waarvan het copyright in
Engeland vervallen is, dus tot 1962, wat betekent dat Deadman's Curve
en The Little Old Lady From Pasadena uit 1964 evenmin op deze CD staan.
Wat er wél op staat is een flink deel van hun pré-Surf
City uitput, te beginnen met de drie Jan & Ernie singles van Jan
Berry en Arnie Ginsburg uit 1958 - Dean Torrence vervulde op dat moment
zijn dienstplicht. De bekendste nummers daarvan zijn Jennie Lee en Gas
Money, maar alle zes kantjes zijn vrolijke uptempo doo-wop rock 'n'
roll, gevolgd door een selectie uit de veertien Jan & Dean singles
tot en met 1962, vaak gemaakt volgens dezelfde formule en die was op
zijn best knettergekke chaotische blanke fun rock 'n' roll met veel
doo-woppende stemmetjes en soms met sax als Baby Talk, Jeanette Get
Your Hair Done, White Tennis Sneakers, Heart And Soul, Don't Fly Away,
Tennessee en een sympathieke interpretatie van het oude volksliedje
Clementine, nummers die in hun enthousiasme nogal eens lijken te vertragen
maar ideaal zijn om op te twisten - gek eigenlijk dat ze nooit geen
twist hebben opgenomen. There's A Girl, Cindy, Rosie Lane, Judy's An
Angel, Julie, My Favourite Dream en de Crows cover Gee gaan al meer
naar de rustigere teenrock, Baggy Pants, A Sunday Kind Of Love, Poor
Litle Puppet, Your Heart Has Changed Its Mind, het Four Seasons-achtige
Linda en het erg geslaagde Wanted One Girl zijn pop, terwijl de ballades
We Go Together en Such A Good Night For Dreaming verdrinken in de strijkers
en easy listening backing vocals. In totaal zijn dat alles samen zomaar
eventjes 34 tracks met als bekendste en misschien ook beste nummer hun
gedreven Barbara Ann uit 1962 ná The Regents (opgenomen in 1958
of 1959 maar pas verschenen in 1961) maar vòòr de versie
van The Beach Boys uit 1965 met verrassend genoeg Dean Torrence op lead
vocal samen met Brian Wilson. Omdat kerst er staat aan te komen staat
hier een geinige uitvoering van het klassieke kerstliedje Frosty (The
Snow Man) op, en de CD bevat ook Jan Bery's solosingle Tomorrow's Teardrops/
Midsummer Night's Dream uit 1960, 2 x teenpop. En voor wie zich net
als Barry Mann altijd heeft afgevraagd wie nu eigenlijk de bomp in de
bomp bomp bomp stak: het antwoord is Jan & Dean die in hun een beetje
flauwe Who Put The Bomp cover de tekst veranderden in we put the bomp!
Een vervolg op hun eigen Baby Talk is dan weer She's Still Talkin' Baby
Talk. Conclusie: veel toffe nonsensikale rock 'n' roll die vandaag de
zon doet schijnen ten huize Boppin' Around, maar je moet er wel pakweg
een dozijn standaardpop en teenrock bijnemen. |
30 september 2020
|
THE
SHADOW KNOWS MORE Ik
hou van Halloween (u vindt mij dan ook terecht een griezel), maar niet
van alle commercie errond. De hoeveelheid crap die ik in de winkels
zie vanaf medio september is belachelijk en van een bedroevend slechte
kwaliteit. Nee, geef mij maar klassieke Gotische griezelverhalen uit
de 19de eeuw en de oude Universal en Hammer films, of als het dan toch
modern moet een dikke pil van Stephen King. En geef mij horrorliedjes
uit de tijd dat die oude films in de late uurtjes en op de zondagmorgen
op televisie te zien waren, het kleine scherm werd geteisterd door de
Munsters en de Addams Family, en mensen als u en ik alleen maar bang
moesten zijn van een fantasiemonster in de drive-in bioscoop en niet
van onze medemens. Om maar te zeggen: u kan mij geen groter plezier
doen dan met nog maar eens een Halloween CD met horror rock uit de oude
doosch, zeker als die boordevol staat met nummers die ik nog niet heb,
al is daar in dit geval een gegronde reden voor. Bear Family put voor
deze opvolger van hun twee jaar geleden verschenen The Shadow Knows
(BCD 17534) immers ook rijkelijk uit andere bronnen als enkel rock 'n'
roll en dan vooral uit crooners en exotica, kan ook niet anders als
de songs een selectie zijn uit de jaren 1936-1966. |
|
SEXY
ROCK: THE BRITS ARE ROCKING Vol. 4/ LITTLE
BOY BLUE, THE ROCK & ROLL YEARS/ Bear
Family en Jasmine brachten zo goed als gelijktijdig een CD uit van Colin
Hicks, met notabene op het hoesje dezelfde foto, en de foto die bij
Bear Family op de CD zelf is gedrukt staat bij Jasmine op de achterkant.
Colin wie? Colin Hicks, de vier jaar jongere broer van Thomas Hicks
alias Tommy Steele aan wie Volume 1 (BCD 17581) van The Brits Are Rocking
was gewijd. In de frasering en de klank van de twee stemmen van de broers
zijn er zeker gelijkenissen te bespeuren, maar Hicks zingt in de rockers
steviger en minder variété-achtig. Vergelijkt u rustig
zelf door Tallahassee Lassie en Giddy Up A Ding Dong zij aan zij te
beluisteren, nummers die beide broers opnamen en op hun beider The Brits
Are Rocking CD staan. Het zijn niet de enige covers van Amerikaanse
hits hier want dat was symptomatisch voor de begindagen van de Britse
rock 'n' roll. Ook Colin Hicks coverde tegen de sterren op en de bekende
rock 'n' roll klassiekers vliegen u op deze twee CD’s rond de
oren. Toch zitten daar een hoop uitstekend gerief tussen zoals Johnny
B. Goode en Tutti Frutti, ook omdat Hicks flink de gas erop houdt en
omdat Whole Lotta Shakin' Goin' On heerlijk chaotisch klinkt. Hicks
levert geslaagde gitaarversies af van Giddy Up A Ding Dong en Lovin'
Up A Storm, een vinnige Oh Boy, een wilde Mean Woman Blues met piano,
een drumversie van Twenty Flight Rock en een mooi Crickets-achtig Love's
Made A Fool Of You. Brand New Cadillac is copy/paste Vince Taylor, maar
het is niet al goud wat blinkt: Tallahassee Lassie is slechts een zwak
broertje in vergelijking met Freddy Cannon en klinkt als een demo op
een white rock plaat. Teenager In Love van Dion is braaf maar Book Of
Love van The Monotones is door zijn naïviteit erg mooi, en in het
filmisch jazzy Hallelujah I Love Her So doet Hicks een dappere poging
te croonen. De beste nummers zijn zoals te verwachten de oudste waarop
Hicks te keer gaat met zijn eigen band The Cabin Boys met een gitarist
die getuigt van een bijna amateuristische genialiteit en een net niet
vals blazende white rock toetersax, vóór de platenfirma
gebruik ging maken van studiomuzikanten om er de scherpe kantjes af
te vijlen met variété als Jambalaya. Toch bevatten beide
CD’s ook heel wat origineel materiaal en onbekendere covers. Hicks
levert vlotte rockers af als Put Me Down en het gedreven Yea Yea dat
de gitaar intro van Carl Perkins' Honey Don't pikt. Empty Arms Blues,
Wild Eyes And Tender Lips en Robot Man houden het midden tussen vlotte
variété rock 'n' roll en geslaagde teen rock waarvan de
kwaliteit gewaarborgd wordt door de professionele productiewaarden van
een groot label met achtergrondvocalen en ontdaan van elk gevaar voor
de schoolgaande jeugd maar daarom niet minder swingend. Hanging Around
strollt sympathiek uit een klassiek vaatje en een song als That Little
Girl Of Mine heeft een goeie drive en klinkt heerlijk primitief. Het
voor een klein stukje in het Italiaans gezongen Impazzivo Per Te is
mooie poprock die in 1960 "enkel verscheen in Italië op flexi
disc als magazine supplement". Het kan immers raar lopen in de
showbizz: Hicks werd door zijn platenfirma al na amper drie singles
ontslagen wegens te weinig succes en te veel praatjes, maar nadat enkele
live clipjes van hem in 1958 in de Italiaanse mondo documentaire Europa
Di Notte over het nachtleven in Europa terechtkwamen (ook The Platters
waren daarin te zien) werd ie in Italië ingehaald als the real
thing en deed ie er een paar jaar zulke goeie zaken dat hij er zelfs
een tijdje is gaan wonen. Hicks was er te zien in nog drie films en
bracht er veel meer platen uit als in Engeland, wat allicht ook weer
deels die veelheid aan covers verklaart. Het opvallendste nummer op
de CD’s is evenwel Sexy Rock, maar dan enkel omwille van de titel
want deze rocker met sax in Crickets stijl en met Holly hiccups bevat
qua tekst niets maar dan ook helemaal nada sexuele connotaties. |
|
SUSIE
DARLIN', THE ROBIN LUKE STORY/ Wie
iet of wat zijn rock 'n' roll geschiedenis kent weet dat Robin Luke
één hit op zijn naam heeft, het licht exotische, net niet
Latijns-Amerikaanse Susie Darlin', en in het allerbeste geval kent u
ook nog zijn Chicka Chicka Honey. Susie Darlin' is een intieme, gevoelige
existentiële rockaballad met ukelele, een liefdesbrief op cha cha
cha ritme die in 1958 menig dromerig tienerhart zal hebben beroerd.
Het wat snellere Chicka Chicka Honey bevat eveneens dat mysterieuze,
en ook My Girl en de uptempo teenbilly You Can't Stop Me From Dreaming
mogen er zijn. Living's Loving You klinkt met zijn spaarzame instrumentatie
en gigantische echo als Roy Orbison op een Sun demo. Op deze CD met
een ruime selectie van zijn Bertram en Dot opnames 1958-1962 behoren
songs als Strollin' Blues, Five Minutes More, Won't You Please Be Mine,
Who's Gonna Hold Your Hand, Poor Me en School Bus Love Affair tot de
betere rustige teen rock gebaseerd op een akoestische gitaar en niet
op een strijkersorkest, met als opvallendste song een natuurgetrouwe
cover van Bad Boy van Marty Wilde, want het gebeurde niet elke dag dat
een Amerikaan een Brit coverde. Walking In The Moonlight is uptempo
en de rocker Sugar heeft een goeie drive met zang die de sixties aankondigt.
De highschool komt toch ook om het hoekje piepen met So Alone, It Had
To Happen, Don't Cry For You I Love, Poor Little Rich Boy en Foggin'
Up The Windows, terwijl het ondanks de vreemde titel uptempo Rotten
Love pop is, net als Pollyanna, Wide Wide World, Hayride, Everlovin'
en All Because Of You die leiden tot sixties pop als Mighty River en
It Hurts A Little While. En zo kabbelt deze CD gezapig 34 songs verder
tot grote vreugd van wie houdt van poprock en niet maalt om die sixties
wind die door sommige nummers waait. Voor de rest van de wereldbevolking
zal evenwel een LP met zijn beste dozijn nummers volstaan. De CD bevat
een tiental origineel niet uitgebrachte songs die eerder verschenen
op Bear Family's Robin Luke CD, een CD waarvan de tracklisting trouwens
exact dezelfde is als de nieuwe Jasmine CD. Vreemd, niet? Alleen de
drie bonustracks op de Jasmine CD had ik nog nooit gehoord: Susie Darlin'
Take 1 met studiocommentaar die na 1 minuut de mist ingaat, Susie Darlin'
Take 2 met studio count off die erg nauw aansluit bij de uitgebrachte
versie, en een alternatieve Living's Loving You, ook met studio commentaar
en count off. Robin Luke gaf in 1965 de muziek op, werd later universiteitsprofessor
marketing en loopt nu tegen de 80. Haal 'em naar de Rave! Info: www.robinluke.com
en www.jasmine-records.co.uk
(Frantic
Franky) |
|
EL
BEBOP KID PART 1 - EN ESPAÑOL/ FREDDY FENDER
EL BEBOP KID PART 2 - IN ENGLISH/ FREDDY FENDER De
Texaan Freddy Fender scoorde in 1975 ook bij ons twee wereldhits met
de slows Wasted Days And Wasted Nights en Before The Next Teardrop Falls,
de culminatie van een carrière die bijna twintig jaar eerder
begon in de jaren '50. Fender nam namelijk sinds zijn tienerjaren rock
'n' roll op, en de gelukkigen onder u hebben misschien zijn Krazy Kat
LP The Early Years 1959-1963 uit 1986 of een andere gelijkaardige heruitgave
van zijn vroege werk. Voor de anderen is de jonge Freddy Fender een
goed bewaard geheim, tot nu, want Jasmine metselt de muur tussen Texas
en Mexico dicht met deze twee apart verkrijgbare CD’s met in totaal
een (lang niet complete) selectie van 64 nummers die Fender opnam van
1957 tot 1962 onder zijn echte naam Baldemar Huerta, als Freddy Fender,
en onder de namen Scotty Wayne en Eddie con los Shades. Sommige van
die (studio, niet live) opnames werden gemaakt in 1961 in de gevangenis
waar Fender toen een straf uitzat voor het bezit van marihuana! Part
1 bevat enkel Spaanstalige songs, Part 2 enkel Engelstalige nummers
waarvan er sommige voorzien van overdubs later in het kielzog van Wasted
Days And Wasted Nights en Before The Next Teardrop Falls opdoken op
obscure releases van dubieuze platenfirma’s. De hifi kwaliteit
van Fender’s sax /piano rock 'n' roll met backing vocals is aan
de simpele kant (vooral de saxofonist lijkt een beginner)want sommige
nummers klinken als demo’s - mixen stond blijkbaar niet hoog op
het verlanglijstje, maar de nummers zijn wel van een aandoenlijke charme.
|
24 september 2020
|
DESTINY/
JARROD
Het afgelopen jaar recenseerden wij de strapatsen van ex-Keytones gitarist
Jim Knowler's nieuwe rockabillyband Bamboozle, en daarom doet het ons
als onvoorwaardelijke Keytones fans uitermate genoegen u te kunnen melden
dat het nu de beurt is aan Keytones contrabassist Jarrod Coombes om
solowerk uit te brengen. En solo kan je dit zeker noemen: Coombes verzorgde
niet alleen alle stemmenwerk maar speelde ook contrabas en op een aantal
nummers drums en keyboards in, met de ruggensteun van andere muzikanten.
|
|
ROCK THAT SWING 2020
Het vijftiende Rock That Swing festival in februari in München
moet zowat het laatste festival zijn geweest dat dit jaar nog is doorgegaan
en daar hoort sinds zeven jaar een jaarlijkse CD-sampler bij met de
bands die er spelen. Ook bij ons zitten lindy hop, balboa, shag en andere
kronkeldansen uit de jaren '20 tot '50 in de lift, maar de Rock That
Swing weekender lijkt me hun jaarlijkse hoogmis. Ik ben er nog nooit
geweest maar zou dat eigenlijk eens een keertje moeten doen, al vraag
ik me af of ik met mijn drie linkerbenen daar tussen al die workshops
op mijn plaats zou zijn - ik ben meer van het slag dat met een pilsje
in de hand tegen het podium geleund naar de band staat te kijken. Tot
het zover is zijn die Rock That Swing CD’s mijn jaarlijkse rendezvous
met alles wat swingt in de neo-swingscene, want het mooie is dat ze
die swing combineren met jive. Dit keer is dat niet anders met 23 tracks
van 13 bands uit Engeland, Zweden, Oostenrijk, Italië, Duitsland
en Frankrijk. Bekende namen uit het rock 'n' roll circuit zijn stijlpuristen
Cherry Casino & the Gamblers die bewijzen dat ze niet alleen kunnen
jiven (Let's Have A Crazy Ball) maar even goed thuis zijn in rustige
melodieuze teenpop (Just One Look), de immer opruimde Jackson Sloan
in Louis Prima mood (No No Don't Do It) en op de mondharmonica rock
'n' roll trein (Ghost Train), dynamo Si Cranstoun (Rosie Lees) en de
gezellige gravel boogie woogie rock 'n' roll van Cat Lee King &
his Cocks (Ain't Cha en de Ray Charles snuif You're The Greatest). Vergelijkbaar
met Cat Lee King & his Cocks doch bij ons (voorlopig?) nog minder
bekend zijn Boogie Banausen (Bump Jump Boogie). Van swing band Jumpin'
Up (Phil Play The Guitar, Fine Brown Frame) recenseerden wij al CD’s
en tot die big band swing behoren ook de NP Big Band en het Hot Swing
Sextet dat het instrumentaal doet met trompet. The Hot Gravel Eskimos
brengen rustige Hollywood crooner big band swing en nog meer ouderwets
klinkende vooroorlogse jazz swing serveert Andrej Hermlin & his
Swing Dance Orchestra. Er staan ook twee keer live opnames tussen de
nummers en dat is iets waar ik niet zo van hou omdat ik live gejuich
op studio albums steevast de sfeer vind ruïneren. Live is live
en studio is studio wat mij betreft en je moet die twee niet door elkaar
gooien. Met de twee nummers van de CD 100% Approved van de Mojo Blues
Band uit Oostenrijk, met zijn 43 jaar op de teller ongetwijfeld een
van de oudste blues boogie bands van Europa, is op zich nochtans niks
mis: Check It Out Baby is piano boogie swing met sax en in Chuck Berry's
Promised Land in Johnnie Allan's cajun rock 'n' roll arrangement wordt
de accordeon vervangen door mondharmonica waardoor het richting Fabulous
Thunderbirds gaat. Ook The Carling Family doet het in levenden lijve
op één van hun twee instrumentale charlestons, Big Apple
van hun live CD Harlem Joy. Zoek eens een keertje hun clipjes op YouTube:
tromboniste Gunhild Carling moet zowat het zotste mens uit die hele
swing scene zijn. Nog meer charleston: Nine Pennies met de instrumentale
Cantina Song, niet uit de jaren stillekens maar afkomstig van John Williams'
soundtrack van de film Stars Wars Episode IV: A New Hope! Minder mooi:
dat nummer stond al op de Rock That Swing 2015 CD. Alle nummers zijn
trouwens reeds eerder uitgebracht. |
|
THE
BALLADS OF/ JERRY LEE LEWIS
Jerry Lee Lewis was de artiest die het langst en het meest opnam voor
het mythische Sun Records en je kan dan ook Jerry Lee Lewis CDs blíjven
kopen, tenzij je een lening afsluit om de 4 kilo zware exhaustieve 18
CD-doos Jerry Lee Lewis At Sun Records, The Collected Works aan te schaffen.
Wij hebben inmiddels genoeg Great Balls Of Fire's en Whole Lotta Shakin'
Goin' On's om nog twee levens lang toe te komen, maar deze CD met 27
Sun tracks 1956-1963 biedt toch weer een ander uitgangspunt. Jerry Lee
wordt voor één keer namelijk niet als de Killer belicht,
maar de spot wordt gericht op zijn introspectieve kant. Op al zijn Sun
CD’s staan tussen de rockers door wel een paar van zulke ballades
maar menig rock 'n' roll fan skipt die nogal eens, en juist daarom is
het zo interessant dat ingetogen materiaal eens op zichzelf te beluisteren.
Jerry Lee Lewis was immers als geen ander een stilist die eender welk
genre tot het zijne kon maken, elke song naar zijn hand kon zetten,
en dat alles telkenmale helemaal liet klinken als Jerry Lee. Vaak is
de basis country (en als het country is is het met You Win Again, Cold
Cold Heart en de heropname uit 1959 van I Could Never Be Ashamed Of
You vaak Hank Williams), maar Lewis putte evengoed uit gospel (Will
The Circle Be Unbroken), crooners (Someday) of desnoods uit teenpop
(Love Made A Fool Of me). Zelfs van Pat Boone's Love Letters In The
Sand maakt die dekselse Jerry Lee een gezellige boogie woogie! 't Is
een cliché, maar weinigen konden zo doorleefd gevoelige ballades
ten gehore kon brengen als Jerry Lee Lewis. Ballades én medium
tempo honky tonkers, want de Ballads reeks van Bear Family beperkt zich
heus niet enkel en alleen tot trage nummers. Sommige nummers zijn welbekend
zoals Crazy Arms, Born To Lose, That Lucky Old Sun en Goodnight Irene,
andere zullen de meesten onder u nog nooit gehoord hebben, weer andere
kwamen pas járen later voor het eerst uit in het kielzog van
zijn countrysuccessen vanaf eind jaren ‘60, en de CD bevat ook
duetten met Charlie Rich (Sail Away) en zus Linda Gail Lewis (Seasons
Of My Heart). Soms wordt er een orgeltje (Set My Mind At Ease) of zelfs
een kermisorgeltje (Love On Broadway) bijgesleurd of een mannelijk dan
wel suikerzoet vrouwelijk koortje op geplakt, soms doet een heel strijkersorkest
mee (Invitation To Your Party) en dan is het weer Jerry Lee Lewis helemaal
in zijn eentje aan de piano met alleen die vreemd vibrerende stem, maar
ook dan klinkt hij majestueus. The Ballads is een Jerry Lee voor in
de vroege uurtjes als de kroeg op sluiten staat. Info: www.bear-family.com
(Frantic
Franky) |
|
LET'S
THROW A PAJAMA PARTY VOLUME 2
Volume 2 gaat verder waar Volume 1 ophield: een mix van bekende fifties/early
sixties hits, het onbekendere werk, voze instrumentals en dit keer in
vergelijking met Volume 1 veel doo-wop maar geen country, in een verhouding
van 1 klassieker op 3. Tot de eerste categorie behoren Ral Donner die
zijn innerlijke Elvis channelt in het mooie Girl Of My Best Friend en
het mijns inziens overbodige wegens te overbekende Walk Don't Run van
The Ventures. Een pyjamafeestje is niet compleet zonder slows en Pat
Boone brengt de redding met I Almost Lost My Mind terwijl Johnny Tillotson
Hank Williams' I'm So Lomesome I Could Cry een plechtige beurt geeft.
Nog zo'n schuifelaar: What Time It Is van The Jive Five. Doo-wop klassiekers
zijn The Heartbeats' eeuwige A Thousand Miles Away en voor wie het graag
wat sneller heeft Gee van The Crows, Bobby Day's That's All I Want dat
een stuk van de melodie van Rockin' Robin steelt, en het aanstekelijke
Pretty Little Angel Eyes van Curtis Lee. De betere rock 'n' roll die
het nooit tot hitstatus bracht is Please Please van Kimball Coburn,
Hands Off van Donna Hightower, het gezellige Rock Everybody van The
Teen Queens, Young Jessie's jiver Hit Git And Split, Donna Dameron's
Chantilly Lace antwoord Bopper 486609, het uptempo doo- woppende Can‘t
We Be Sweethearts van The Cleftones, de fijne jiver Hey Boy Hey Girl
van Oscar McLollie & Jeanette Baker, en eindelijk heb ik Chico Holiday's
fantastische stomper Cuckoo Girl, een generatie geleden in België
gecoverd door The Domino's. Ook iets wat je niet iedere dag hoort is
Barbie Gaye's originele My Boy Lollipop en Get A Job in de beschaafde
vocal harmony versie van de zoetgevooisde Mills Brothers. Voor rare
instrumentals zijn wij altijd te vinden en Goose Part 1 van Don Markham
& the Marksmen is zeker een vreemd beestje, een piano in stroll
tempo op een strak bedje van gitaar. The Green Mosquito van The Tune
Rockers, een favorietje van mij, is een zware sax-/gitaarsleper waarin
een mug wordt doodgemept, terwijl saxofonist Chuck Higgins in Wet Back
Hop een lesje honken geeft. Tot de betere teenrock behoren Pretty Baby
van Gino & Gina, Lovey Dovey Baby van Dave Burgess van The Champs
(de intro en de basis van het nummer klinken inderdaad als een Champs
instrumental) en Mark Dinning's Cutie Cutie, maar Gale Storm klinkt
in I Hear You Knocking als Mae West, Plaything van Nick Todd is een
platte kaas en I Wish That We Were Married van Ronnie & the Hi Lites
is helemáál een draak, de enige twee smetten op deze voor
de rest meer dan okee compilatie met 30 zeer gevarieerde tracks uit
1953-1962. Het derde en laatste deel in de reeks is inmiddels ook uit,
maar hou er rekening mee dat de CD’s geen hoesnota’s bevatten.Info:
www.atomi-c.at
(Frantic
Franky) |
16 september 2020
FINALLY/ RONNIE NIGHTINGALE & THE HAYDOCKS |
MAMA
HE TREATS YOUR DAUGHTER MEAN/ |
GONNA
SHAKE THIS SHACK TONIGHT, Bear Family's Gonna Shake This Shack Tonight reeks bevat intussen al een 40-tal CD’s van individuele artiesten maar dit is na RCA/X en Sage/Sand in die serie nog maar de derde various artists CD gewijd aan één label, in casu Decca Records en sublabel Coral. In die zin zijn die drie CD’s vergelijkbaar met Bear Family's Let's Flat Git It labelreeks, behalve dat Let's Flat Git It de rockabilly inventariseert en Gonna Shake This Shack Tonight de uptempo country rock en hillbilly bop die de roots vormde van die rockabilly en wel de drive van rock 'n' roll bezit doch net niet rockabilly genoeg is om op Let's Flat Git It te mogen. Op dat genre zijn wij al verliefd sinds de Boppin' Hillbilly reeks op White Label (NL) eind jaren '80 en we zijn er zoveel jaar later nog steeds niet op uitgeluisterd. Deze 30 tracker 1950-1957 is dan ook een geweerkolfje naar onze hand met veel bekende artiesten als Hardrock Gunter (de enige hardrock die wij goed vinden, we zagen hem ooit nog in Hemsby zo doof als een pot maar dat drukte de pret niet), gitaarheld Hank Garland met een zeldzaam gezongen nummer (Guitar Shuffle) en Wayne Raney (40th And Plum). Sommige van die artiesten namen ook rockabilly op zoals Chuck Murphy (Blue Ribbon Boogie) en Autry Inman (Happy Go Lucky), andere zijn bekend om andere redenen zoals Chet Atkins' halfbroer Jimmy Atkins, Lonnie Glosson (de mondharmonicaspeler voor The Delmore Brothers en Wayne Raney die hem dan ook begeleiden op zijn Delmore Brothers cover Pan American Boogie), Kenny Roberts (de artiest die Bill Haley leerde jodelen), Rusty Keefer (componist van Bill Haley's R-O-C-K) en Tex Williams (tien jaar eerder vocalist op Spade Cooley's Shame On You). Ook een paar songs zijn bekend zoals Cherokee Boogie in de piano boogie versie van Jimmie Davis en Lattie Moore's Juke Joint Johnny hier door Jimmy Atkins. Soms komen ze uit onverwachte hoek zoals Rusty Keefer's medium tempo bluegrass geïnspireerde versie uit 1953 van I'm Here To Get My Baby Out Of Jail, een stokoude song bekender als ballade in de hitversie van The Everly Brothers uit 1962. Dat die zingende cowboys daarbij graag zwarte hits mochten verblanken is geen geheim, en er was dan ook geen enkele reden om aan te nemen dat een liedje dat populair was bij het zwarte publiek geen succes zou kennen bij een blank publiek zolang het maar door een blank orkest werd uitgevoerd. Voorbeelden van rhythm 'n' blues gone western swing zijn Sixty Minute Man van The Dominoes en You Played On My Piano van Helen Humes, beide door Hardrock Gunter, maar dat die kruisbestuiving ook in omgekeerde richting plaats vond wordt vaak vergeten, en zo hoor je het steevast met Wynonie Harris geassocieerde Bloodshot Eyes hier in de originele versie van... Hank Penny! Andere songs werden rechtstreeks uit de jazz overgenomen zoals Benny Goodman's tongtwister Ding Dong Daddy (From Dumas), hier uitstekend uitgevoerd door Jimmy Atkins. Deze CD heeft het allemaal: instrumentals (Rancho Boogie van Tex Williams), zangeressen (Tabby West, Roberta Lee), western swing en uptempo boogies, een topselectie uit het genre met een hoog rock 'n' roll gehalte, deels ook door de songthematiek zoals T. Texas Tyler's Hot Rod Rag, met alle ingrediënten die het genre zo fascinerend maken als slappende contrabas, jazzy honkytonk en boogiewoogie piano, elektrische leadgitaren, stop-start structuren, stevig in het gelid swingende fiddles, en de invloed van zowel bluegrass (Grandpa Jones' Eight More Miles To Louisville, Kenny Roberts' I'm Looking For The Bully Of The Town) als cajun (de Link Davis cover Pretty Little Dedon door Tabby West). Een element dat we niet terughoren in rock 'n' roll is daarentegen de foutloze dictie, welbespraaktheid en warme stemtimbres van de meeste van deze zangers. In elk geval: een waarlijk schitterende verzameling muziek op het kruispunt van western swing en hillbilly boogie uit de tijd dat schoenpoetsertjes en krantenverkopertjes nog shaketen, countryzangers nog cowboyhoeden droegen en de violen nog fiedelden dat het een lieve lust was. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky) |
20 augustus 2020
TRINIDAD,
THE LAND OF CALYPSO/ Waarom
wij een calypso-CD recenseren terwijl dat muziekgenre in de tweede helft
van de jaren '50 juichend werd ingehaald als de rage die die vermaledijde
rock 'n' roll van het aardoppervlak zou wegvegen? Wel vrienden, dat
is om twee redenen. Wij houden wel degelijk van een potje calypso op
tijd en stond, allemaal de schuld van filmacteur Robert Mitchum met
wiens LP Calypso Is Like So uit 1957 het is begonnen voor ons, maar
tegenwoordig kunnen wij zelfs Harry Belafonte naar waarde schatten.
Ten tweede: Jamaica Johnny heeft nooit één voet in Jamaica
of Trinidad gezet maar kwam via Suriname gewoon uit ons eigen koude
kikkerlandje! De in 1919 in de Surinaamse hoofdstad Paramaribo geboren
Cornelis Lionel Liefeld ging in de tweede wereldoorlog bij de Koninklijke
Marine, werd na de bevrijding gestationeerd in Katwijk, en trok van
Katwijk naar Amsterdam waar hij ging zingen in het orkest van de eveneens
Surinaams-Nederlandse Max Woiski Sr (BB met R oftewel Bruine Bonen Met
Rijst, een hit in 1950). Midden jaren '50 ging Liefeld solo als Jamaica
Johnny en vormde hij zijn Milagro Boys met wie hij opnam voor Phillips
van 1957 tot 1962, platen die ook verschenen in Frankrijk, Denemarken
en Noorwegen waar hij zo populair werd dat hij er ook toerde - Raspeballer
op deze CD is een Engelstalig nummer over Noorse delicatessen! |
TREN
SOLITARIO/ LOS BOPPERS
Ik hoorde voor de eerste keer van de in 1960 in Mexico City opgerichte
Los Boppers toen hun Tren Solitario, een Spaanse vertaling van Johnny
Burnette's rockabilly classic Lonesome Train (On A Lonesome Track),
in 1988 op Desperate Rock 'n' Roll Volume 9 stond. En kijk: 32 jaar
later (we worden oud) kan je van Los Boppers een CD kopen met 32 tracks
uit 1961 en 1962, voor zover wij weten de eerste Los Boppers CD die
verschijnt buiten Mexico. Er staan géén instrumentals
op, alle nummers zijn in het Spaans gezongen, en de CD bevat slechts
één eigen nummer, de prima oosters-exotica rock-a-pitta-ballad
Ali Baba, plus één cover van een andere Mexicaanse band,
de rocker Vuelve Primavera, origineel van Los Blue Caps. De overige
30 nummers zijn vertalingen van Amerikaanse songs, veelal bekende hits
zoals Itsy Bitsy Teenie Weenie Yellow Polka Dot Bikini (Bikini Amarillo),
Rip It Up (En La Fiesta De Hoy), When The Saints Go Marchin' In (Rock
De Los Santos), Hard Headed Woman (Mujer Cabeza Dura), Singin' The Blues
(Cantando El Blues), Party Doll (El Baile De La Muneca), Corina Corina
en Just Because (Porque Soy Rebelde) - de minst bekende zijn (Baby)
Hully van The Olympics (Ale Jale Gale), I Love You In The Same Old Way
van Paul Anka (Te Quiero Como Siempre), You Don't Owe Me A Thing van
Marty Robbins (Olvidame), Kissin' Time van Bobby Rydell (Tan Solo Un
Besito), Pretty Blue Eyes van Steve Lawrence (Hermosos Ojos Azules),
Round And Round van Perry Como (Vuelta Y Vuelta), Little Miss Stuck-Up
van The Playmates (Adios Tu) en Why Do I Love You So van Johnny Tillotson
(Porque Te Amo Tanto). Een flink deel van de track listing zijn ballads
en teenrock zoals Blueberry Bill (Colina Azul), Dreamin' (Soñando)
en Trying To Get To You (Tratando De Conseguirte). Van Tren Solitario,
Amante Soñador (Dream Lover), Dificultades (Trouble van Elvis)
en Saco Sport Blanco (A White Sport Coat) horen we twee verschillende
versies (de tweede Tren Solitario is trager) omdat Los Boppers vóór
ze rond 1965 uit elkaar vielen op hun drie LP’s en een vuistvol
singles nogal wat nummers heropnamen. Gelukkig staan niet ál
hun heropnames op de CD, want ik hoor van een band waarvan ik niets
anders heb liever twee verschillende songs dan twee versies van dezelfde
song. Alleen al de grootte van hun output wijst erop dat de origineel
maar liefst zevenkoppige Los Boppers een van de betere Mexicaanse bands
moet zijn geweest en zowel de meerstemmige zang met twee leadzangers
als de instrumentatie met gitaar en piano zijn hoogstaand en van een
ontwapenend naïeve charme door de zwabberende gitaren en de ongepolijste
sound. Vaak vertonen hun arrangementen van die bekende songs opvallende
wijzigingen tegenover de originele hitversies, en het feit dat alles
in het Spaans is geeft uiteraard een extra exotische toets. Verplichte
kost voor de liefhebber van el salvaje rock y roll die ook niet-zo-salvaje
rock 'y' roll weet te smaken! |
A
REAL COOL CAT: |
SOUTHERN
BRED TEXAS R & B ROCKERS Damn,
Koko Mojo brengt ze sneller uit dan wij ze kunnen recenseren, en wel
zo snel dat wij compleet de tel kwijtraken. Zo blijkt dit ineens volume
10 te zijn van de Southern Bred reeks, al is dat opletten geblazen want
ze heten allemaal hetzelfde en dragen dat woordje "volume"
niet in de titel - eigenlijk kan je ze enkel uit elkaar halen aan de
foto’s op het hoesje, aan het catalogusnummer en uiteraard aan
de tracklisting. Degene die wij vandaag ter hand nemen is de tiende
Southern Bred waarvan de eerste vijf Mississippi R & B Rockers waren
en de tweede vijf Texas R & B Rockers, waarbij Mississippi en Texas
staan voor de geboortestaat van de artiesten die er op staan, zo lees
ik. Daarmee weet u gelijk waarom wij de reeks nu pas oppikken: rhythm
'n' blues is niet ons ding, in het geval van onderhavige CD geheel ten
onrechte want de muziek is gewoon zwarte rock 'n' roll die nu eenmaal
voortvloeide uit de rhythm 'n' blues en daar flink wat elementen uit
overnam, maar evengoed uit swing. De 28 tracks werden uitgekozen door
de Britse DJ Mark Armstrong die al veel rock 'n' roll- en hillbilly-CD’s
samenstelde voor zusterlabel Atomicat maar ook geheel thuis blijkt in
de zwarte varianten. |
GOOD
OLD SUMMERTIME |
KUSTOM
KULTURE KLASSICS Met
een compilatie over auto’s - en er zijn er veel - ga je zelden
uit de bocht omdat de meeste car songs snelheid en het daarmee gepaard
gaande gevoel van vrijheid evoceren. Het verschil met andere car comps
is dat Kustom Kulture Klassics tussen de fifties nummers drie hedendaagse
bands uit de Rhythm Bomb garage verstopt. Op de CD staan ze er kris
kras tussen maar voor deze recensie is het handig als we ze groeperen.
Jason Lee Wilson (USA) brengt moderne hedendaagse rock 'n' roll doorspekt
met een bluesrock slidegitaar, maar in deze context van scheurende bolides
levert die goed werkende mix in Pure Horsepower de nodige paardenkracht.
De andere twee "moderne" nummers zijn Burn It Ernie van de
altijd authentiek klinkende Ike & the Capers (D) en Race Track van
hun alter ego The Round Up Boys. Het mooie: de casual listener zal ze
er niet als recent kunnen uithalen! Car classics uit het verleden die
hun groot gelijk niet meer moeten bewijzen zijn Rocky Davis' Hot Rod
Baby, Richie Deran's Girl And A Hot Rod, Rudy Preston's Four Tired Car,
Bobby Verne's Red Hot Car, Jimmy Carroll's Big Green Car en Ronnie Dawson's
Action Packed onder het pseudoniem Ronnie Dee. Wat softer zijn Wayne
Cochran's Last Kiss dat gaat over een auto ongeval en The Manin Brothers'
Hot Rod Suzie. Instrumentals ontbreken geenszins met de traditionele
gitaarinstro Stick Shift van The Duals en de steviger gitaarinstro Drag
Strip van The Fender Benders met Link Wray op gitaar. Nog zo'n instrumentale
gitaarflitsers zijn Johnny Fortune's Dragster en Lou Berry And The Bel
Raves' Hot Rod. Minder evidente keuzes zijn Corvette Baby van Bob Cass
& the Corvettes, de rustieke hillbilly bop van Johnny Tyler's Devil's
Hot Rod, de primitieve rock 'n' roll bopper Go Hot Rod van The Stripes
dat volgens mij gewoon Hot Rod heet, de wat gemeen klinkende blanke
rocker Draggin’ The Drive-Inn's van Cookie Roberts, Hermy Herman's
swing bop Hey Hot Rod, The Alabama Kid's white rock Rocking Jalopy,
Johnny Lane's nog primitievere Rocking On The Dragstrip, en Donnie &
Diane met hun hot rod surf cover van Eddie Cochran's Weekend getiteld
Hot Rod Weekend. In de reeks grappig en toch goed stemmen we op Bobby
Johnston's zwarte stroll Flat Tire die bekender is in de originele versie
van The Del Vikings en Roger Miller's cover van de ultieme hot rod song
Hot Rod Lincoln. Van Hoit Rod Lincoln staat op Kustom Kulture Klassics
ook een tweede versie door ene Eddie Butler die zichzelf blijkbaar de
leukste vond door dat nummer te declameren met een posh Brits accent.
Beetje overbodig, dunkt ons, en dan is Mr. Bear & his Bearcats'
Radar, net als Flat Tire zo'n typisch zwart rock 'n' roll verhaaltje,
grappiger. Kustom Kulture Klassics bevat goed spul, maar omdat veel
van de 28 songs al op andere soortgelijke verzamel-CD’s staan
is checken wat je al hebt de boodschap. |
TALKING
ON THE TELEPHONE Toen
papa beer Richard Weize enkele jaren geleden uit Bear Family stapte
om met zijn nieuwe Richard Weize Archives label nog kleinere rock 'n'
roll niches te exploreren bracht hij in 2017 twee volumes Talking On
The Telephone uit gewijd aan "bijna een halve eeuw muziek over
de telefoon", zijnde enerzijds blues, rhythm 'n' blues en gospel
en anderzijds hillbilly. Volume 3 en 4 zouden over rock 'n' roll en
pop gaan maar voor het zover was stopte Weize om onder meer gezondheidsredenen
met Richard Weize Archives. Bear Family zelf pikt nu de telefoondraad
weer op met een derde deel dat nergens het woordje "volume"
draagt en rock 'n' roll en teenpop behandelt in één CD.
De twee RWA CD’s hadden een historische benadering omdat de muziek
deels terugging tot de tijd waarin de telefoon nog als een half wonder
werd beschouwd, maar tegen de jaren '50 was het een dagelijks gebruiksvoorwerp
dat vaak in liedjes opdook omdat het nu eenmaal een handig communicatiemiddel
tussen geliefden vormde én omdat het privacy inhield, vertrouwelijke
gesprekken tussen verliefde tieners ver weg van de bemoeizieke oortjes
van hun ouders. Met andere woorden: déze Talking On The Telephone
draait gewoon om de muziek met aan boord verschillende rock 'n' roll
klassiekers als Chantilly Lace van The Big Bopper (Donna Dameron's door
The Big Bopper zelf geschreven antwoord Bopper 486009 staat er ook op,
en in het CD-booklet staat eindelijk het volledige verhaal achter die
single), Buzz Buzz A Diddle It van Freddy Cannon en Memphis Tennessee
van Chuck Berry die nog een tweede keer opbelt met het iets minder bekende
Come On. Brenda Lee mag ons altijd uit bed bellen en doet dat hier twee
keer met de beschaafde rockers Bigelow 6-200 en Ring-A-My Phone. Van
die Ring-A-My Phone staat op de CD ook een tweede versie van Dinah Washington
in een ander, meer uitgewerkt arrangement, een rock 'n' roll nummer
van Dinah Washington dat helaas niet op haar recente Bear Family CD
A Rockin' Good Way (BCD17520) stond terwijl het nochtans een van haar
weinige échte rock 'n' roll nummers is. Bekende namen met minder
bekende songs zijn Jerry Lee Lewis' medium tempo Hello Hello Baby op
Sun Records dat een bluesy insteek heeft, Billy Fury met de stroll Phone
Call, Lew Williams' primitieve rhythm 'n' blues stomper Teenagers Talkin'
On The Phone, Ring My Phone van Tommy Sands, Carl Perkins' ietwat vrijblijvende
Columbia opname Just Thought I'd Call die nochtans uit 1958 stamt, en
Mickey & Sylvia met het hypnotiserend mooie Can't Get You On The
Phone. Johnny Burnette's pas in 2003 uitgebrachte uptempo één-man-op-één-akoestische-gitaar
demo Operator (er bestaat geen afgewerkte versie van) is uitstekend,
het in 1962 onuitgebracht gebleven I Just Called Up To Say Goodbye is
met violen en vrouwelijke achtergrondkoren doordrenkte highschool Roy
Orbison waardig. Ook Paul Anka's medium tempo Kissin' On The Phone is
teen rock, terwijl Bobby Darin de pop tour op swingt met If A Man Answers.
Ex-Du Droppers Big Bob Kornegay's Your Line Was Busy is een zwarte rock
'n' roll screamer, zwarte rock 'n' roll op stroll tempo is Ron Holden's
bijna hetzelfde getiteld Your Line Is Busy. Bill Woods levert een scheve
streep primitivobilly af met Phone Me Baby, Hello van The Nutmegs en
Here At My Phone van Mel Williams zijn doo-wop ballades. Minder voor
de hand liggend maar sympathiek en vrolijk rockend zijn The Orlons met
Don't Hang Up. Claudine Clark's The Telephone Game uit 1962 is meidenpop
die richting Motown gaat, en The Marvelettes in Beechwood 4-5789 op
Motown sublabel Tamla uit datzelfde jaar 1962 zijn een meidengroep die
meer meidengroep als Motown klinken. Nog early sixties maar in een andere,
meer laid back stijl die later zou evolueren tot popcorn is Got To Call
That Number van Bobby Mitchell, een song die niet op zijn recente Jasmine
CD Try Rock And Roll (JASCD) staat. Stilistisch is deze CD met 28 tracks
1955-1963 erg gevarieerd, maar dat maakt juist de charme uit van dit
soort releases, samen met de mooie presentatie, want zoals altijd bij
de Duitse re-issue wereldkampioen steekt er een verzorgd full colour
boekje van 32 pagina’s bij met foto’s, retro-illustraties
en track per track info. Info: www.bear-family.com
(Frantic
Franky) |
WE
SHALL ALL BE REUNITED: Wie
iet of wat op de hoogte is van de ontstaansgeschiedenis van de countrymuziek
weet dat de wieg van de country pal op de grens van Tennessee en Virginia
stond, meer bepaald in 1927 in het stadje Bristol toen producer Ralph
Peer van de Victor Talking Machine Company daar zijn opnameapparatuur
neerpootte op zoek naar "original musical features" die moesten
voorzien in de groeiende vraag van het steeds talrijker worden platenkopende
publiek naar countrymuziek op 78 toeren, op dat moment het summum van
high fidelity. De big bang van de country muziek, weet u wel, al dient
die term figuurlijk geïnterpreteerd en niet letterlijk, want hillbilly
muziek zoals het toen nog heette bestond in 1927 natuurlijk al en was
toen zelfs heel populair, vandaar ook die zoektocht naar nieuw talent.
In elk geval werden in 1927 in Bristol de artiesten ontdekt die zouden
uitgroeien tot de eerste supersterren van de country, met name Jimmie
Rodgers en The Carter Family, artiesten die een onwaarschijnlijke stempel
op de ontwikkeling van het genre hebben gedrukt en in het geval van
The Carter Family via Johnny Cash' huwelijk met Carter Family dochter
June Carter zelfs een bloedlijn hebben gesticht die doorloopt tot nu.
In het beste geval heb je dan nog gehoord van Ernest Stoneman die ook
een country dynastie stichtte (zijn jongste dochter Roni Stoneman treedt
anno 2020 op haar 82ste nog steeds op), en Charles McReynolds van The
Bull Mountain Moonshiners, hier aanwezig met het nummer Johnny Goodwin,
was de grootvader van jaren '60 bluegrass duo Jim & Jesse, maar
de andere artiesten die in Bristol opnamen zijn een eeuw later compleet
vergeten, net als het feit dat er vóór Bristol en in het
kielzog van Ralph Peer's initiële succes nog andere gelijkaardige
talentenjachten plaats vonden in andere steden in andere staten door
andere platenfirma’s: Okeh Records deed het al in 1925 en er volgden
tot 1937 nog vijf andere platenmaatschappijen. Een van de redenen dat
niemand dat nog weet is heel eenvoudig: de occasionele LP en CD niet
te na gesproken is al deze muziek simpelweg niet beschikbaar, en daar
kwam pas verandering in toen Bear Family zowel de complete Bristol Sessions
(in 2011) als de complete Columbia Records Johnson City Sessions 1928-1929
(in 2013) als de complete Brunswick/ Vocalion Records Knoxville Sessions
1929-1930 (in 2016) uitbracht op drie somptueuze 4 en 5-CD dozen, uitgaves
die door hun luxueus karakter en daaraan vasthangend prijskaartje niet
elke muziekliefhebber bereikten, daarbij niet geholpen door het feit
dat ze evenmin beschikbaar zijn op digitale online platforms. Vorig
jaar verscheen onder de titel Tell It To Me: Revisiting The Johnson
City Sessions 1928-1929 (BCD 17591) een enkele CD met een samenvatting
van de Johnson City sessions, nu zijn de Bristol sessies zelf aan de
beurt op deze enkele We Shall All Be Reunited CD met 26 tracks van 26
acts die je nog het best kan omschrijven als de échte muziek
van de film O Brother Where Art Thou: string bands, appalachian music,
mountain ballads, gospel, Tin Pan Alley songs, finger picking en clawhammer
banjo die hemelse samenzang koppelen aan plechtige, klaaglijke muziek
(My Mother Is Waiting For Me In Heaven Above van The Smith Brothers)
met elementen uit nóg oudere volksmuziek die daardoor doet denken
aan Ierse folk (The Wreck Of The Virginian van Blind Alfred Reed, The
Soldier's Poor Little Boy van The Johnson Brothers with the Tennessee
Wildcats), hypnotiserend door zijn rechtlijnige repetitiviteit. Ik hoor
ook elementen uit gospel (Standing On The Promises van The Tennessee
Mountaineers) en square dans (Your Blue Eyes Run Me Crazy van The West
Virginia Coon Hunters, Susanna's Gal van Dad Blackard's Moonshiners),
maar evengoed akoestische country blues (Unknown Blues van Tarter &
Gray) en voorlopers van de fox chase op mondharmonica (Rain Crow Bill
van Henry Whitter, Narrow Gauge Blues van El Watson), of misschien bestond
die stijl toen al 500 jaar, ik zou het niet weten. Dit amalgaam van
rootsmuziek vormt de, euh, roots van al die vreemdsoortige muziek die
al die zwaar getattoeëerde gothische bluegrass bands from hell
de dag van heden spelen op podia als Sjock (B) en die zij dus geenszins
zelf hebben uitgevonden. Omwille van al die redenen klinkt een nummer
als Black-Eyed Susie van JP Nester nog steeds erg hedendaags en zeker
geen bijna 100 jaar oud. Jodelaar Jimmie Rodgers en The Carter Family
staan hier uiteraard op met respectievelijk de klasssieker Sleep Baby
Sleep en het minder bekende The Poor Orphan Child. Sommige nummers zijn
gaan behoren tot het collectief muziekgeheugen: The Longest Train I
Ever Saw van The Tenneva Ramblers kent u als In The Pines gezongen door
onder meer Charlie Feathers, en Shine On Me van Ernest Phipps &
his Holiness Singers doet denken aan Amazing Grace. De nummers klinken
uiteraard oud maar door Bear Family's nieuwe remastering verbazingwekkend
goed en nog steeds vitaal voor muziek uit de tijd toen er nog geen elektrische
versterking bestond, die enkel verscheen op 78 toeren en waarvan geen
master tapes bestaan omdat ze werd opgenomen op wassen cylinders - ter
vergelijking: de allereerste gesproken film werd gemaakt in oktober
1927. U zal er de dansvloer niet vol mee krijgen op uw volgende barbecue,
maar de muziekhistorici onder u zullen watertanden. Het booklet van
maar liefst 44 pagina’s bevat een essay dat u alles leert over
de Bristol sessies, de context waarin ze plaatsvonden, hun relevantie,
en de artiesten op deze CD. Voorbeluisteren is zeker geen overbodige
luxe en kan op www.bear-family.com
(Frantic
Franky) |
2 augustus 2020
COMPLETE
MASTERS 1957-1962/ PAUL EVANS
Hebben we niet allemaal ooit stiekem gedroomd op de achterbank te huggen
en te kissen zoals Fred met Seven Little Girls Sitting In The Back Seat
want zo luidt de complete titel, in 1959 de grootste hit van Paul Evans?
Die Fred ben ik nooit tegengekomen en die Paul Evans was een one hit
wonder... of niet? Jasmine brengt op deze dubbel CD namelijk - zet u
en drinkt iets - 66 Paul Evans songs bij elkaar, samen goed voor de
A- en B- kant van al zijn 18 singles 1957-1962 en drie LP’s, Paul
Evans Sings The Fabulous Teens (1960), Hear Paul Evans In Your Home
Tonight (1961) en Folk Songs Of Many Lands (1961). Een bijzonder bezig
baasje dus voor een one hit wonder, en daarnaast was Evans ook buiten
de spotlights werkzaam als auteur van I Gotta Know voor Elvis, When
voor The Kalin Twins en Roses Are Red voor Bobby Vinton, om alleen maar
zijn drie beroemdste composities te noemen. Vóór hij scoorde
met Seven Little Girls Sitting In The Back Seat had Evans vanaf december
1956 al vijf singles opgenomen en uitgebracht die zonken als een baksteen.
Die staan hier allemaal op en de CD waarvan het hoesje verdacht veel
lijkt op dat van Evans' demo’s/ onuitgegeven materiaal CD Happy
Go Lucky Me: The Paul Evans Songbook op Sanctuary Records (CMRCD 715)
uit 2003 (zelfde foto, zelfde opmaak, zelfde kleuren, zo goed als hetzelfde
lettertype) opent met een paar goeie vocale rockers zoals zijn debuutsingle
What Do You Know, Looking For A Sweetie, Caught en Beat Generation naast
de verplichte tienerballades als Any Little Thing en Mickey My Love
met orgel en plechtige rock-a-ballads als Dorothy. Seven Little Girls
Sitting In The Back Seat B-kant Worshipping An Idol bevat hetzelfde
meisjeskoortje als de hitkant, en Seven Little Girls Sitting In The
Back Seat opvolger Midnight Special ontbreekt uiteraard niet, net zo
min als Evans' enige andere Top 10 hit, het vrolijk lachende Happy Go
Lucky Me dat je eerder bij een grapjurk als Roger Miller verwacht, net
als de van een toink toink mondharpje voorziene Happy Go Lucky Me B-kant
Fish In The Ocean (Bubbly Bum Bum). Na de hits volgden niet alleen vocale
rockers (Long Gone), clean cut rock 'n' roll (Hushabye Little Guitar,
After The Hurricane) en vooral veel teenrock (D-Darling, Gonna Build
A Mountain, Why, Fire In My Soul, The King Of Broken Hearts) maar ook
ballades (Blind Boy), pop (Gilding The Lily), variété
poprock (Feelin' No Pain, Long Live Love, Just Because I Love You, Show
Folk), pure crooners (I Love To Make Love To You, Not Me, de Jess Conrad
cover This Pullover) en zelfs een croonerpop kerstkitsch single (The
Bell That Couldn't Jingle) tot en met calypso (Sisal Twine). |
29 juli 2020
LONESOME
TOWN/ LOUIS KING
Normaliter had zo ongeveer nu Louis King in Nederland en België
een reeks one nighters moeten afwerken begeleid door zijn Nederlandse
collega’s Coen Molenschot op drums en Deon Buck op contrabas,
maar het coronavirus heeft er anders over beslist. Dit is de nieuwe
CD die King zou hebben bijgehad, de tiende of iets van die strekking
sinds 1995 van de Australische king of rockin' blues die eigenlijk geboren
werd in Schotland maar in 1972 als tiener naar kangoeroe country emigreerde
en daar het vak leerde, eerst als drummer in soul- en skabands en later
in rockabillyoutfits als The Straight 8's - King drumt onder de naam
Hollywood Tommy Mac op hun LP Runnin' Late, wat meteen verklaart waarom
hij op deze nieuwe niet alleen zoals we live on stage van hem gewend
zijn flitsend gitaar speelt en kwalitatief zingt maar ook meer dan acceptabel
drumt. Lonesome Town mag dan wel zijn tiende "solo" CD zijn,
't is pas zijn tweede rockabilly-CD als we Standing In The Sun uit 2001
als de eerste rekenen. Wie Louis King echter een beetje kent of de man
al live zag weet dat deze geboren entertainer niet voor één
gat te vangen is. De 12 eigen composities op Lonesome Town vullen dan
ook vele rock 'n' roll vaten, en ze gaan trouwens een pak breder dan
die Standing In The Sun. |
TRY
ROCK AND ROLL/ BOBBY MITCHELL
Bobby Mitchell's grootste claim to fame is zijn originele opname van
I'm Gonna Be A Wheel Someday uit 1957 dat twee jaar later een hit werd
voor Fats Domino, al zal Mitchell er niet rijk van zijn geworden aangezien
hij het nummer niet zelf schreef. Mitchell's uitvoering klinkt heel
anders dan de Fat Man, zonder blazers maar met slappende contrabas en
geen rhythm 'n' blues maar erg geslaagde medium tempo rock 'n' roll,
een van de topnummers maar tegelijk een buitenbeentje op deze CD die
alle Imperial singles van Bobby Mitchell 1953-1962 chronologisch oplijst,
alles samen 32 tracks. Dat I'm Gonna Be A Wheel Someday bij Fats Domino
terecht kwam was geen toeval. Dave Bartholomew was co-auteur, en de
schaduw van de belangrijkste producer en bandleider van New Orleans
hangt dan ook over deze CD: Bartholomew speelt trompet op een aantal
nummers (andere begeleiders van Fats Domino op deze CD zijn tenorsaxofonist
Lee Allen, baritonsaxofonist Alvin "Red" Tyler en drummer
Earl Palmer, en op vier nummers speelt Fats Domino himself piano), schreef
naast I'm Gonna Be A Wheel Someday mee aan 18 andere nummers, nam die
nummers onder zijn supervisie op in de studio van Cosimo Matassa, liet
Mitchell vanaf 1956 klinken als Fats Domino, en was daarnaast uiteraard
hoofdkaas bij Imperial Records. De eerste helft van de CD is een mix
van New Orleans mardi gras feestgumbo en zwarte doo-wop (Mitchell kwam
uit de doo-wop en één derde van deze songs werden opgenomen
door en uitgebracht als Bobby Mitchell & the Toppers), soms met
een vleugje rhythm 'n' blues (School Boy Blues), daarbij steevast een
snel of minstens medium tempo nummer koppelend aan een trage song. |
LITTLE
BITTY PRETTY ONE/ THURSTON HARRIS
Het opgewekte Little Bitty Pretty One uit 1957 van Thurston Harris is
een onweerstaanbaar nummer, de eenvoud zelve (een drumritme als intro,
handclaps, wat geneurie, twee stroofjes en een tot in het oneindige
herhaald refrein, meer is het uiteindelijk niet) doch zorgvuldig opgebouwd
in laagjes, een onstuimig bruisende ode aan alle beloftes die rock 'n'
roll kan inhouden. Little Bitty Pretty One was niet van Thurston Harris
zelf doch van zijn collega Bobby Day uit datzelfde jaar 1957, maar Harris'
versie is voller, minder spaarzaam, en werd een hit die de zesde plaats
van de Billboard lijst en de tweede plaats in de R 'n' B charts haalde
en vervolgens een golden oldie werd die op de soundtrack van de film
Christine (1983) prijkte. Na Thurston Harris deden ook Frankie Lymon
in 1960, Clyde McPhatter in 1962, Johnny Hallyday in 1962 in Frankrijk
als C'est Le Mashed Potatoes, The Dave Clark Five in 1965 en zelfs Michael
Jackson ten tijde van The Jackson 5 in 1972 een goeie zaak met Little
Bitty Pretty One, en Bobby Day mag dan wel de hit gemist hebben maar
we hopen dat ie zijn financiële zaakjes goed op orde had en de
nodige royalties opstreek als auteur van het nummer. Deze CD met zo
maar eventjes 35 tracks bevat "alle solo-opnames 1957-1962"
van Thurston Harris die zoals zoveel van zijn concurrenten uit het moeras
van eerst de gospel en daarna de doo-wop kwam (zijn singles als lid
van The Lamplighters 1953-1954 staan niét op deze CD, wel op
de Jasmine CD Evolution Of A Vocal Group, From The Lamplighters To The
Rivingtons 1953-1962 (JASCD 856)) en dat is te horen aan Little Bitty
Pretty One, en je hoort het zelfs alleen al aan de kadans van die vier
woordjes op zich. Die uptempo doo-wop zit ook in het even goede, op
dezelfde gelaagde leest gestoelde en daarom even aanstekelijke Do What
You Did, in 1958 zijn enige andere hit, in 1980 gecoverd door Shakin'
Stevens op zijn LP Take One. Nog meer doo-woppende rock 'n' roll zijn
Harris' andere Bobby Day cover Over And Over, I'm Out To Get'cha, Be
Baba Leba, In The Bottom Of My Heart en Poop-A-Loop dat doet denken
aan zowel Over And Over als Buzz Buzz Buzz van The Hollywood Flames.
Maar eigenlijk komen zijn vocale kwaliteiten, vergelijkbaar met die
van één van zijn inspiratiebronnen, Clyde McPhatter, nog
veel beter tot hun recht op de in grote getale op de CD aanwezige Platters-styled
croonerpop als I Hope You Won't Hold It Against Me, I'm Asking For Forgiveness,
Over Somebody's Shoulder, I Hear A Rhapsody, Only One Love Is Blessed,
Recess In Heaven, Bless Your Heart, Paradise Hill, Moonlight Cocktails,
Cross My Heart, Tell Me So en I'd Like To Start Over Again. Zelfs Little
Richard's Send Me Some Loving klinkt in handen van Thurston Harris als
Tony Williams van The Platters, en latere nummers als Mr. Satan gaan
richting Drifters. Staan hier voorts ook nog op: Runk Bunk dat in Engeland
werd gecoverd door Adam Faith, het origineel onuitgebrachte "zelfgeschreven"
Fine Fine Frame dat een pure copie van Fine Brown Frame is, zijn rock
'n' roll cover van Amos Milburn's One Scotch One Bourbon One Beer, Hey
Little Girl dat in Harris' originele versie nog niet de Bo Diddley beat
van de Dee Clark cover had, en de voor mij overbodige bluesjes You Don't
Know How Much I Love You en She's The One die gecompenseerd worden door
mijn persoonlijke favorietje, het geschifte Purple Stew oftewel de Purple
People Eater meets Stranded In The Jungle terwijl de Witch Doctor ook
nog dag komt zeggen! |
22 juli 2020
THAT’LL
FLAT GIT IT Vol. 34: Het
grote voordeel van Bear Family's niet alleen door het aantal volumes
maar vooral door de schatkamer aan fantastische muziek die die volumes
bevatten impressionante That'll Flat Git It reeks is dat zowel de grote
bekende labels als de kleine, compleet vergeten broertjes aan bod komen.
Tot die laatste categorie behoren Blue Moon en Bella, twee labels uit
California van ene mijnheer John Pusateri, een man die in het CD-booklet
zelfs poseert naast Hank Williams, maar het waarom en hoe van die ontmoeting
wordt helaas niet uitgelegd. Wij hadden evenmin ooit van Blue Moon en
Bella gehoord en geen enkele van de 33 tracks op deze CD deed bij ons
een belletje rinkelen, maar als je dan denkt dat dit slappe koek gaat
zijn: think again, want deze CD staat stampvol spul even sterk als een
carajillo koffie. |
TELL
HIM, POPCORN BRIT GIRLS 1960-1962
Kent u Look Who It Is van Helen Shapiro? Dat staat niet op deze dubbel-CD,
wel haar I Don't Care en Don't Treat Me Like a Child, tezamen met nog
- ga er voor zitten en neem er een bak koffie bij - 66 andere liedjes
van 48 andere zangeressen in die in speelse strijkers verpakte stijl
waarin elementen uit zowel The Four Seasons, The Drifters, cha cha cha
en namaak-charleston, uit hits als Telstar, Johnny Remember Me en Itsy
Bitsy Teenie Weenie Yellow Polka Dot Bikini, en af en toe zelfs uit
Shadows gitaren en doo-wop (A Wonderful Dream van The Avons) doorklinken.
Alle 68 songs komen uit 1960-1962, het tijdperk waarin "twist"
rijmde op "kissed" (You Know What I Mean van The Vernons Girls,
het (fake?) live Ma Let's Twist van Lorne Lesley), en klinken soms plechtig,
soms dramatisch (Demon Lover van ex-Vernons Girls Lynn Cornell), soms
novelty (He Just Couldn't Resist her With Her Pocket Transistor van
Alma Cogan), soms onschuldig, soms dromerig en soms sexy (Bobby's Lovin'
Touch van Susan Singer, I'm Just A Baby van Louise Cordet). Met popcorn
heeft dit niets te maken, met britpop evenmin want dat is een muziekstroming
uit de jaren '90, maar ik hoor wel voorlopers van zowel popcorn als
folkpop. De bekendste song is Like I Do van Maureen Evans, de bekendste
zangeressen zijn de niet voor popmuziek bekend staande jazz zangeres
Cleo Laine (You'll Answer To Me), Dusty Springfield als lid van The
Springfields (Island Of Dreams) en Petula Clark (Jumble Sale). Amerikaanse
hits nazingen was in die tijd aan de orde van de dag en dat verklaart
de aanwezigheid van covers, soms copies, soms met een heel ander arrangement
en soms zelfs bijzonder geslaagd, van Will You Love Me Tomorrow (Jackie
Lee & the Teardrops), Tell Him (Billie Davis), Bobby's Girl (Susan
Maughan), He's A Rebel (de Vernons Girls afsplitsing The Breakaways),
It Might As Well Rain Until September (The Delaine Sisters die weer
een andere Vernons Girls afsplitsing waren), Johnny Angel (Patti Lynn),
Mama He Treats Your Daughter Mean (Lita Roza) en zelfs een goeie instrumentale
orgel versie van Money That's What I Want (Cherry Wainer). Sailor door
Petula Clark kennen wij in onze moerstaal van Caterina Valente, zonder
uiteraard Ciska Peters in 1981 te vergeten, hahaha. Deze dubbelaar staat
boordevol te ontdekken poppareltjes waarmee de liefhebbers en verzamelaars
ter zake - en dat zijn er veel - uren even zoet mee zullen zijn als
deze dames klinken. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky) |
15 juli 2020
Vinyl Recensies
SOUNDS
LIKE/ GENE VINCENT
De Bear Family 10 inch Vinyl Club maakt inzake artwork minitueuze heruitgaves
op kleurvinyl van zeldzame 10 inches, en dit keer is het opnieuw de
beurt aan rock 'n' roll god Gene Vincent die reeds drie keer eerder
deze eer te beurt viel met de inmiddels uitverkochte Australische Bluejean
Bop uit 1956 (BAF 11004) en de nog beschikbare Japanse A Gene Vincent
Recording Date uit 1958 (BAF 11019) en This Is Gene Vincent uit 1959
(BAF 11011). Nummer vier wordt de in 1959 verschenen 10 inch Sounds
Like Gene Vincent. Die plaat kwam in dat formaat enkel uit in Japan,
de Amerikaanse versie was een reguliere LP met vier nummers meer dan
de amper acht songs van de 10 inch, en My Baby Don't Low, I Might Have
Known, het bluesje Vincent's Blues en de ballade Can't Believe You Wanna
Leave staan dan ook niét op de 10 inch. Sounds Like Gene Vincent
was reeds zijn vijfde album, met opnames uit 1958 wat betekent dat de
muziek rock 'n' roll met gitaar, sax, tingel tangel piano en backing
vocals is, in tegenstelling tot de pure gitaar rockabilly van Gene Vincent
anno 1956 stijl Be-Bop-A-Lula, Jump Back Honey Jump Back, B-I-Bickey-Bi
Bo-Bo-Go of Red Blue Jeans And A Ponytail. Staan hier wel op: de Little
Richard cover Ready Teddy, de Chuck Berry cover Maybelline, de door
Johnny Carroll gepende mamborocker Maybe, de door Johnny Burnette gepende
brave rockers My Heart en I Got To Get To You Yet, het wat oosters getinte
In Love Again in Bo Diddley stijl en de ballades Now Is The Hour en
You Are The One For Me, want niemand maar dan ook niemand kon een ballade
zo mooi zingen als Gene Vincent. Zoals altijd in de Vinyl Club worden
de originele tracks aangevuld met bonusnummers, en dat werden niet de
songs die in Amerika de LP vormden maar wel de rocker Be Bop Boogie
Boy en de ballades The Night Is So Lonely en Over The Rainbow van dezelfde
opnamesessies uit 1958 als de overige songs. De in totaal dus 11 songs
zijn minder wild en anarchistisch dan - ik noem maar wat - Well I Knocked
Bim Bam maar minder bekend in de Gene Vincent canon, wat deze heruitgave
rechtvaardigt. Vincent zingt hemels en de 10 inch klinkt niet alleen
goed, hij ziet er ook mooi uit op dat metaalzilver (lees: grijs) vinyl,
en je krijgt er nog een gratis zwart/wit postkaart van Vincent bovenop.
Gelimiteerd op 500 exemplaren, dus hou je collectie compleet! |
DARK LONELY STREET/ EDDIE COCHRAN
Op 17 april was het exact zestig jaar geleden dat Eddie Cochran op tour
in Engeland om het leven kwam bij een auto ongeval dat hem gelijk de
eeuwigheid in slingerde, en Cochran wordt tot op de dag van heden door
heelder volksstammen vereerd als rock 'n' roll pionier. Voor iemand
die op zijn 21ste uit het leven werd gerukt liet ie een indrukwekkende
muzikale nalatenschap achter die u in alle mogelijke vormen kan kopen
op Bear Family, van de complete 8 CD-doos Somethin' Else: The Ultimate
Collection (BCD15989) tot thema releases en de Town Hall Party live
DVD (BVD 20002). Op deze Dark Lonely Street herverpakt Bear Family Eddie
Cochran nog een keer op 10 inch kwaliteitsvinyl, een luxueuze uitgave
met verbluffende hifi kwaliteit, een bonus full-CD met niet minder dan
28 tracks, een kleurenpostkaart en 12 pagina’s tekst, foto’s
maar helaas qua info betreffende de CD-tracks net iets summiere uitleg
op formaat 20 x 20 cm. De 12 tracks op de 10 inch die klinken alsof
ze gisteren werden opgenomen bestaan uit Cochran's klassiekers Summertime
Blues, C'mon Everybody en Teenage Heaven, minder bekende rustige rock
'n' roll als Stockings And Shoes en de Sittin' In The Balcony kloon
One Kiss, ballades als I Remember, Teresa en Dark Lonely Street, de
dreigende instrumental Strollin' Guitar (om contractuele redenen uitgebracht
onder de naam van zijn begeleidingsband The Kelly Four) en zeldzamere
uitvoeringen zoals de 2 track stereoversie van de piano rocker Pretty
Girl, de ballade Little Angel zonder overgedubd achtergrondkoortje en
de instrumentale backingtrack van My Way zonder zang dat zo een stroll
wordt. |
THE
MYSTERY OF/ DENNIS HERROLD
De onwaarschijnlijke drive van Dennis Herrold's zelfverzekerde Hip Hip
Baby uit 1957, met zijn snedige gitaarwerk, donderende drums en galm
een prachtvoorbeeld van alles wat goed is aan de bronstige levenslust
uitgestraald door rock 'n' roll, kwam voor het eerst onder de rockabilly
aandacht toen de Nederlander Cees Klop het in 1974 op zijn Collector
LP I Love Rock 'n' Roll plaatste, een jaar later gevolgd door Hip Hip
Baby's even onweerstaanbare B-kant Make With The Lovin' op Super Rock
'n' Roll Part C. Beide songs werden vervolgens klassiekers toen ze in
1977 en 1979 op de Britse verzamel LP’s Imperial Rockabillies
en Imperial Rockabillies Volume Two verschenen, en Hip Hip Baby werd
dan ook nog eens gecoverd door The Polecats. In die pré-internet
dagen moest je het qua artiesteninfo stellen met wat er op de achterkant
van die LP’s stond en dat was in het geval van Dennis Herrold
bitter weinig. Waarom wordt duidelijk na lezing van de vier pagina’s
kleine druk op het 20 x 20 cm inlegvel dat bij deze 10 inch steekt,
de fatsoenlijkste Dennis Herrold biografie tot nu toe. De in 2002 op
74-jarige leeftijd overleden Herrold blijkt het immers niet altijd even
nauw te hebben genomen met de wet en verhuisde nogal wat in zijn leven.
De summiere info die tot op heden over Herrold beschikbaar was blijkt
ook niet te kloppen omdat ze deels berustte op wat zijn mentor en manager,
hillbillyzanger Dub Dickerson, vertelde in een telefonisch interview
uit 1997... terwijl achteraf bleek dat Dickerson al in 1979 overleed!
Soit, de detectives van het Bear Family agentschap in Duitsland hebben
zich op een van de laatste mysteries van de rock 'n' roll gestort, de
zaak tot op het bot uitgespit en Herrold's familieleden opgespoord,
en via hen kan nu eindelijk zijn volledige verhaal verteld worden, inclusief
twee foto’s waaronder de wazige livefoto die de hoes siert, zijn
registratiekaart van het leger uit 1946, en zijn zo goed als volledige
muzikale nalatenschap, want drie demo’s waarvan het bestaan bekend
is blijven spoorloos. Twee daarvan dateren uit de eerste helft van de
jaren '50 en waren dus waarschijnlijk country, de derde is dubbel jammer
want dat was Herrold's demo van Ricky Nelson's Stood Up dat werd gecomponeerd
door Herrold's toenmalige echtgenote. Mogelijk zijn ze definitief verloren,
hoewel Stood Up kan getraceerd worden tot +/- 2005 toen rockabillyzanger
en platendealer Mack Stevens die acetaat verkocht aan iemand die 15
jaar later niet meer gelokaliseerd kan worden en waarvan Stevens blijkbaar
verzuimde een back up kopie te maken. Hopelijk duiken ze alle drie nog
op in het kielzog van deze release! Herrold's complete output zonder
die demo’s blijken welgeteld vier nummers, opgenomen op 17 oktober
1957: Hip Hip Baby, Make With The Lovin', de wat rustigere minder urgente
en onwaarschijnlijk genoeg tot nu toe onuitgebrachte rocker Don't Push
Away die niettemin een even vlijmscherpe gitaar heeft als Hip Hip Baby,
en You Arouse My Curiosity, eveneens een meer traditionele rocker met
naast opnieuw die scherpe gitaar een prominentere piano. Beide nummers
zijn goed, maar ze op dezelfde eenzame hoogte plaatsen als Hip Hip Baby
zou de waarheid geweld aandoen. Die vier nummers worden vervolledigd
door een alternatieve Hip Hip Baby die een andere sound heeft, wat meer
tegenwringt en iets minder dynamisch klinkt, wat ook geldt voor de langere
versie van Make With The Lovin' die via een fade out werd ingekort tot
de versie die we allemaal kennen. De zes kantjes werden door Bear Family
wat weinig bevonden voor een 10 inch en aangevuld met drie nummers van
Dub Dickerson, de vlotte rockers Sugar Lips met prima gitaarwerk en
(I Think I'm) Falling In Love uit 1958, met als klapstuk de eerste openbaring
op vinyl (bootleggers tellen niet mee) van de daverende uptempo anderhalve
minuut rockabillybopper Boppin' In The Dark, in 1957 opgenomen maar
pas in 2000 uitgebracht op Bear Family's gelijknamige Dub Dickerson
verzamel-CD (BCD 16372). |
8 juli 2020
CD Recensie
THUNDER
& LIGHTNING/ FIREBALL STEVEN
Met een naam als Fireball Steven verwachtte ik mij aan een Great Balls
Of Fire pianist maar dat is Fireball Steven (echte naam: Nic Nilsson)
niet, al zit er wel een piano in de band. Dit is de derde CD van de
Zweed en de stijl is authentieke rock 'n' roll of beter gezegd rockabilly
met piano als begeleidingsinstrument maar géén piano rock
'n' roll: de piano rammelt mee maar er zijn meer gitaarsolo’s
als pianosolo’s. Dat rockt danig, met als enige punt van kritiek
dat niet alle songs even geschikt zijn voor de toonhoogte van zijn vrij
gewone en tamelijk veel tússen de toonhoogtes zwabberende stem.
Wanneer alles goed zit zoals in Get Off My Toe (van Cliff Blakely op
Starday) valt op het resultaat evenwel niets aan te merken. Laat ik
dan ook niet te streng zijn voor ik hier weer bakken bagger over me
heen krijg want muzikaal is de CD een schoolvoorbeeld van lekker ouderwets
klinkende dreigende contrabas rockabilly, bij momenten in pure Sun stijl.
De CD bestaat zo goed als volledig uit voornamelijk minder bekende covers
- de bekendste zijn Thunder And Lightning en Will Of Love van Tooter
Boatman, Little Miss Linda van Mac Curtis en de Sun cover Huh Baby van
Luke McDaniel. Het laatste van de 13 nummers, Söderns Son, is in
het Zweeds gezongen en een cover van een swingend rock 'n' roll nummer
uit 1961 van de Zweedse groep The Brothers! De uitgave op vinyl is onderweg.
Info: www.rhythmbomb.com/fireball-steven
(Frantic Franky) |
Stream/download Recensies
COME
BACK JOSEPHINE/ THE NIGHTDRIVERS
Eerder dit jaar recenseerden wij de digitale release Stay Away van The
Nightdrivers, een Zweedse band opgericht eind 1981 die in de jaren 2000
een jaar of vijf fungeerde als begeleidingsband van de Zweedse Jerry
Lee Lewis incarnatie Micke Muster, en in die straks 40 jaar brachten
ze in 1984 de single Outlaw/ Golden Sunburst uit en in 2004 de CD Let
Me Take You For A Ride... op het Nederlandse label Rarity Records! In
2013 was er de digitale 4-track EP Carlene en vorig jaar de 1-track
CD single My Ancient Car die beiden ook op promo-CD verschenen. Na Stay
Away is er nu een tweede digitale 1-track single ter promotie van een
later dit jaar te verschijnen nieuw album, en dan zijn wij verheugd
te kunnen melden dat we Come Back Josephine beter vinden dan het wat
vrijblijvende en iets teveel cliché Stay Away, en dan vooral
omdat het geen poprock touch heeft zoals Stay Away. De geluidskwaliteit
is even krachtig en helder, en Come Back Josephine is een sympathieke
modern klinkende rocker waarvan de traditionele rock 'n' roll structuur
wisselt tussen medium shuffle tempo en uptempo rechtdoor, het eerste
gelardeerd met New Orleans piano en het tweede eerder Chuck Berry gitaar
rock 'n' roll is. Samen geeft dat volwassen rock 'n' roll van een band
die weet waar ze mee bezig zijn en die het beste doet vermoeden voor
dat op komst zijnde full abum. |
1 juli 2020
CD Recensies
BOSS
BLACK ROCKERS VOL. 6: MARDI GRAS ROCK
Damn. Koko Mojo brengt ze sneller uit dan wij ze kunnen recenseren:
met Boss Black Rockers zitten ze al aan volume 6 van wat een reeks van
10 gaat worden, en wij hebben er nog geen enkele gerecenseerd. Nochtans
is CD’s van dit hoge kaliber recenseren heus niet zo moeilijk,
dus vooruit dan maar, gelijk vooruit met de geit, in dit geval zwarte
geiten want zoals de titel Boss Black Rockers correct aangeeft eert
deze reeks de zwarte rock 'n' roll waarbij volume 6 niet specifiek New
Orleans mardi gras muziek bevat zoals je zou kunnen veronderstellen.
Verschroeiende klassiekers met schurende sax, rinkelende piano en knetterende
knettergekke gitaar als Pretty Boy's Rockin' The Mule, Bunker Hill's
The Girl Can't Dance, Amos Milburn's Chicken Shack Boogie en Esquerita's
Rockin' The Joint die in de jaren '50 door de goegemeente ongetwijfeld
als ketelmuziek van de kansel verketterd zullen geweest zijn feesten
hand in hand met qua tempo minder fanatieke maar daarom niet mindere
rockers, jivers en strollers als Joe Tex' She's Mine, Harold Burrage's
She Knocks Me Out, het instrumentale All Nite Long Part 2 van Robert
Parker en Strollie Bun van The Blonde Bomber die niét blonde
bomber Ronnie Dawson is. De CD bevat ook rockende doo-wop met The Ecuadors
die in 1959 bij Chess Records het achtergrondkoortje waren voor Chuck
Berry - hun Say You'll Be Mine werd opgenomen met exact dezelfde bezetting
als Berry's eigen opnames in 1959 maar klinkt helemaal anders, hoewel
Chuck Berry zijn karakteristieke gitaargeluid uiteraard niet kan wegsteken
- en bij momenten waait er een New Orleans wind door de CD dankzij Eddie
Bo (Oh-Oh) en Big Al Downing (Just Around The Corner). Zoals u uit voorgaande
kan afleiden bevat de CD een evenwichtige afwisseling tussen enerzijds
bekende namen met minder bekende songs (haal uw LP’s van hen uit
de kast en ze staan er misschien op) als Bobby Freeman (Mardi Gras Rock),
Eugene Church (Miami), Young Jessie (Hit Git And Split), Roy Gaines
(De Dat De Dum Dum), Jackie Wilson (If I Can't Have You), Don &
Dewey (Bim Bam), Bobby Day (Three Young Rebs From Georgia), Barrett
Strong (Let's Rock) en Clarence "Frogman" Henry (I'm In Love)
en anderzijds door de mazen van de muziekgeschiedenis geglipte artiesten
als Little Mac (het Money That's What I Want doorslagje I Need Love),
The Vibes (Let The Old Folks Talk), Mr. PT & the Party-Timers (Crazy
Sadie), The Seniors (Pitter Patter Heart), The Egyptians (Flipping Their
Top) en Jim Breedlove op wiens Whole Lotta Shakin' Goin' On geen ene
noot valt af te dingen. |
ROCK
AND ROLL TO SAVE MY SOUL: Wij
zijn zo neurotisch dat we CD’s reeksen graag in volgorde kopen
én recenseren maar Atomicat brengt ze zo snel uit dat wij zoals
altijd onderweg de pedalen kwijtraken en daarom gelijk over naar het
vierde en laatste deeltje in hun Rock 'n' Roll Kittens reeks - ga niet
langs start, u ontvangt geen geld - en die kittens zijn de rock 'n'
roll zangeressen die niet voor hun mannelijke collega’s moesten
onderdoen en geen katjes waren om zonder handschoentjes aan te pakken.
Zo zijn er al veel verzamel-CD’s en series in omloop en deze CD
dupliceert haast onvermijdelijk een aantal songs die je mogelijk elders
al in je collectie hebt. De CD bevat 25 zowel blanke als zwarte dames
in alle mogelijke rock 'n' roll subgenres zoals honky tonk piano rock
(Betty Johnson's Honky Tonk Rock), cha cha cha poprock (Arleemah Wadood's
Oh Baby), highschool met orgeltje (Janie Grant's Romeo), sixties popchicks
(The Young Sisters' Casanova Brown), hoempapa hillbilly (Laura Lee's
My Confession), Les Paul & Mary Ford vingervlugheid op de frets
(Martha Lynn's Learning To Love), zwarte schreeuwlelijkerds (Marie Knight's
I Thought I Told You Not To Tell Them, Little Esther's If It's News
To You, Anne Laurie's Rockin' And Rollin' Again), rhythm 'n' blues rock
'n' roll (Louise Brown's Son-In-Law dat niets van doen heeft met Ernie
K. Doe's Mother-In-Law), big band gospelrock (Pearl Bailey's I Can't
Rock 'n' Roll To Save My Soul), zelfs bluesboppers (Betty James' I'm
A Little Mixed Up), en natuurlijk gewoon een hoop, euh, rock 'n' roll
met onder meer Jeanette Baker (Crazy With You), Jo-Ann Campbell (Tall
Boy), Mary McCoy (Deep Elm Blues), Lilyan Carol (Stop The Clock), Shirley
Caddell (The Big Bounce), Norma Brock die iets Tequila-achtig in haar
Evergood smokkelt, en Judy & Joyce met wier Washboard Sam ik Kitty,
Daisy & Lewis nog wel iets hoor aanvangen. Ook qua rockabilly moesten
de ladies niet onderdoen voor de heren, luister maar aan Janis Martin
met haar cover van Roy Orbison's Ooby Dooby, Patsy Cline's Stop Look
And Listen en Bunny Paul's Sweet Talk die behoren tot de klassiekers
van het genre. Leuk is het Work With Me Annie antwoord My Name Ain't
Annie van Linda Hayes. |