Je
recente release (muziek, boek of wat dan ook) gerecenseerd op onze website?
Stuur deze dan naar de hoofdredactie! |
CD Recensies
29 december 2021
THE
DIDDLEY DADDY SOUND
Hey
Bo Diddley! De grootste verdienste van de in 2008 op 79-jarige leeftijd
overleden Bo Diddley is dat ie een unieke eigen rock 'n' roll stijl
uitvond die meer dan een sound was, namelijk een al dan niet op Afrikaanse
vruchtbaarheidsrites gebaseerd ritme geaccentueerd door heavy tremolo
gitaar, en niet de meest bescheiden mens ter wereld zijnde dat ritme
bovendien naar zichzelf noemde. Helaas kan je op een ritme geen auteursrecht
claimen en de Bo Diddley beat werd dan ook door iedereen gekopieerd,
wat roots groep Mike Henderson & the Bluebloods er in 1996 toe
bracht het nummer Pay Bo Diddley op te nemen. Dat staat hier niet
op, wel 28 nummers 1955-1963 die met elkaar gemeen hebben dat ze werden
beïnvloed door big bad Bo. Als u het hoort donderen in Keulen
(een ander onderdeel van de Bo Diddley beat trouwens) dan zet Buddy
Holly u op het juiste spoor met zijn Not Fade Away, het bekendste
nummer op de door Mark Armstrong samengestelde CD. Evenmin onbekend:
Sleepy LaBeef's ongefilterde Turn Me Loose, Dee Clark's daarentegen
gekuiste Bo Diddley beat genaamd Hey Little Girl en de instrumentale
Brontosaurus Stomp van The Piltdown Men die gezellige uptempo saxofoons
toevoegen aan de basis Bo Diddley beat. Een andere hele bekende, Willie
And The Hand Jive van Johnny Otis, staat er niet op, maar wel diens
voodoo recept Castin' My Spell én zijn Crazy Country Hop, met
behoud van de Diddley bop perfect op maat van het grote publiek gesneden.
Wat een gitaarklank en wat een prachtnummer! Bo's beat bleek multi
inzetbaar in nummers zowel gebaseerd op doo-wop (Rocks In Your Head
van Cora Woods, Look At Me van The Sharps met Duane Eddy op gitaar),
geadapteerd naar Duane Eddy's twangy rebel instrumentals in Cannon
Ball, in dreigend percussie onweer (Pretty Plaid Skirt van Mel Smith),
girl group pop (Your Dog van The J's with Jamie), vroege garage (You
Don’t Love Me van Jay Swan uit 1961), sixties garage soul met
orgel (Yes Love van Mel Smith uit 1963), of gewoon als late fifties
rock 'n' roll (Pat Shannon's ook van Cliff Richard bekende The Snake
And The Bookworm hier in de versie van Richard Barrett, You've Done
It Again van Andy & the Live Wires), terwijl Clara van Ronnie
Hawkins dan weer erg beïnvloed lijkt door Mona (I Need You Baby)
van de Diddley daddy. Je kon er ook gospel in laten doorklinken zoals
Lattimore Brown doet in Chick Chick Chicky Chick, en Bo's tentakels
strekten zich logischerwijze ook uit tot in de blues, met als voorbeelden
hier I Hate To See You Go van Little Walter met Bo zelf op gitaar,
Billy Boy Arnold's voor 1955 heel sixties garage klinkende I Wish
You Would, en Muddy Waters' overbekende Mannish Boy uit 1955, een
bewerking van en een antwoord op Diddley's I'm A Man. Andere nummers
zijn subtieler: Hey Clarice van Freddy Koenig & the Jades, een
heel fifties klinkend soort white garagerock met mondharmonica uit
1963, is meer gebaseerd op Diddley's LP tracks met vreemde gitaargeluiden
dan op de Bo Diddley beat zelf, en Woman van Etta James bereidt op
basis van Bo's I'm A Man een scorchende groover in de stijl van haar
I Just Want To Make Love To You. De CD bevat ook twee heel verschillende
covers uit 1955 van Bo Diddley's naar zichzelf genoemde nummer Bo
Diddley (we zeiden al dat bescheidenheid niet tot zijn deugden behoorde):
Jean Dinning van The Dinning Sisters' vreemde, haast crooner-achtige
uitvoering krijgt een bluesy insteek door de mondharmonica, en Joe
Reisman maakt er opwindende big band vocal harmony swing door een
mambo orkest van, een buitenbeentje hier, maar dat was Bo Diddley
zelf natuurlijk ook. Excellente CD voor wie houdt van Bo Diddley,
jungle ritmes en scratchende gitaren.
Hey Bo Diddley! The greatest achievement of Bo Diddley who died in 2008 at the age of 79 is that he invented a unique rock 'n' roll style all his own that was more than a sound. It was a rhythm accentuated by the use of heavy tremolo guitar, perhaps based on African fertility rites, and not being the most modest man in the world he named that rhythm after himself. Unfortunately you cannot copyright a rhythm and the Bo Diddley beat was copied by everybody, which led roots group Mike Henderson & the Bluebloods to record a song titled Pay Bo Diddley in 1996. That song is not on here, but 28 songs 1955-1963 that have in common that they were influenced by big bad Bo, are. If you haven't got a clue what I'm talking about Buddy Holly puts you on the right track with Not Fade Away, the best known song on this Mark Armstrong compilation. Not unknown either: Sleepy LaBeef's unfiltered Turn Me Loose, Dee Clark's on the contrary cleansed Bo Diddley beat called Hey Little Girl and the instrumental Brontosaurus Stomp by The Piltdown Men who add cosy uptempo saxophones to the basic Bo Diddley beat. Another very famous Bo Diddley copy, Johnny Otis' Willie And The Hand Jive, is not on here, but his voodoo recipe Castin' My Spell is, as is his Crazy Country Hop which while retaining the Diddley bop is perfectly tailored to the general public. What a guitar sound and what a magnificent song! Bo's beat proved multi-functional in songs based upon doo-wop (Cora Woods' Rocks In Your Head, The Sharps' Look At Me featuring Duane Eddy on guitar) and adaptable to Duane Eddy's twangy rebel instrumentals in Cannon Ball, in menacing percussive thunder (Mel Smith's Pretty Plaid Skirt), girl group pop (The J's with Jamie's Your Dog), early garage (Jay Swan's You Don't Love Me from 1961), sixties garage soul with organ (Mel Smith's Yes Love from 1963), or simply in the form of late fifties rock 'n' roll (Richard Barrett's The Snake And The Bookworm, a song originally done by Pat Shannon which you might know from Cliff Richard, Andy & the Live Wires' You've Done it Again), while Ronnie Hawkins' Clara seems to be heavily influenced by the Diddley daddy's Mona (I Need You Baby). One could mix it with gospel sounds as Lattimore Brown does in Chick Chick Chicky Chick, and Bo's tentacles logically also extended to the blues, as exemplified here by Little Walter's I Hate To See You Go featuring Bo himself on guitar, Billy Boy Arnold's for 1955 very sixties garage sounding I Wish You Would, and Muddy Waters' well known Mannish Boy, a 1955 adaptation of and response to Diddley's I'm A Man. Other tracks are more subtle: Freddy Koenig & the Jades' Hey Clarice, a very fifties sounding kind of white garage rock with harmonica from 1963, is based more on Diddley's LP tracks with strange guitar sounds than on the Bo Diddley beat itself, and Etta James' Woman uses Bo's I'm A Man to concoct a scorching groover in the style of her I Just Want To Make Love To You. The CD also contains two very different 1955 covers of Bo Diddley's self-titled song Bo Diddley (we said modesty was not one of his virtues): a harmonica gives Jean Dinning of the Dinning Sisters' strange, almost crooner-like rendition a bluesy edge, and Joe Reisman turns it into exciting big band vocal harmony swing by using a mambo orchestra. That one's kinda an odd one out here, but so was Bo Diddley himself of course. Excellent CD if you love Bo Diddley, jungle rhythms and screeching guitars. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
70 YEARS OF THE SUN SOUND VOL. 1: THE ROCKERS
Het
kleine, mythische Sun Records was wellicht het bekendste en het belangrijkste
onafhankelijke label in de ontwikkeling van de rock 'n' roll, want
niet alleen Elvis debuteerde er maar ook Jerry Lee Lewis, Johnny Cash,
Carl Perkins, Roy Orbison, Charlie Rich, Conway Twitty, Rufus Thomas,
Ike Turner en Howlin' Wolf hebben er hun eerste stapjes gezet aan
het handje van producer Sam Phillips. De rol van Sun Records in de
rock 'n' roll geschiedenis kan niet overschat worden, zo eenvoudig
is dat. Het verhaal is bekend: platen- en studiobaas Sam Phillips
begon begin jaren '50 met het opnemen van eerst zwarte en daarna blanke
muziek, om al snel te experimenteren met mengvormen daarvan in zijn
niet aflatende queeste naar een blanke artiest met het charisma van
een zwarte performer. Phillips opende in februari 1950 de Memphis
Recording Service op Union Avenue 706 in Memphis en richtte twee jaar
later de Sun Record Company op, en naar aanleiding van die 70ste verjaardag
plukte samensteller DJ Mark Armstrong uit de rijke Sun schatkamer
2 x 30 tracks 1952-1963 voor een tweeluik waarvan volume 1 gewijd
is aan de rock 'n' roll in ruimere zin, want de CD begint met Sun
197 uit 1954, Boogie Blues van Earl Peterson, geen blues en geen rock
'n' roll maar wel hillbily met fiddle, een soort uptempo Hank Williams
inclusief gejodel op een boogie woogie basisstructuur, een treffend
voorbeeld van het beste van wat die pré-rock 'n' roll country
te bieden had en daarmee de ideale uitvalsbasis voor Sam Phillips
druk op zoek naar de perfecte mix van zwarte en blanke muziek verkoopbaar
aan een blank tienerpubliek. Dat geldt evenzeer voor Gonna Dance All
Night van Hardrock Gunter, de enige hardrock die wij goed vinden want
het is uptempo variété piano boogie woogie country inclusief
flashy steel gitaar, een contrabas solo én een voor hillbilly
ongebruikelijke sax solo, in vergelijking waarmee Peepin' Eyes van
Charlie Feathers heel traditioneel, ja zelfs ouderwets is, maar wel
ontzettend mooi. Smokey Joe's Listen To Me Baby en Hardrock Gunter's
Fiddle Bop zijn experimenten met elektrische gitaren, echo, drums
en saxofoon in de country, maar in een nummer als het nochtans erg
melodieuze Movie Magg van Carl Perkins dat in essentie uptempo country
met een drumbeat en elektrische gitaar is hoor je letterlijk de rockabilly
geboren worden uit de hemelse samenzang van nummers als Someday You
Will Pay van The Miller Sisters. Vergelijk die Someday You Will Pay
met hun Ten Cats Down en u hebt pré-rock 'n' roll, want dit
alles leidde tot de fameuze en welbekende Sun rock 'n' roll sound,
hier te horen in nummers van Jean Chapel (Welcome To The Club), Barbara
Pittman (I Need A Man, Everlasting Love), Ray Smith (Right Behind
You Baby), Edwin Bruce (Sweet Woman) en Carl McVoy (Tootsie) boordevol
knetterende gitaren, gezellig toeterende saxofoons en die fameuze
Sun piano die er bijna altijd tussendoor beukt. Die Sun rock 'n' roll
sound is uiteraard nauw verwant met de even beroemde rammelende, echorijke
uit duizenden te herkennen donderende Sun rockabilly sound, hier te
horen in al zijn glorie in nummers van Hayden Thompson (Love My Baby),
Wade & Dick (Bop Bop Baby), Edwin Bruce (de existentiële
traag/snel afwisseling Rock Boppin’ Baby), Dickey Lee (Good
Lovin') en Tommy Blake (Lordy Hoody). Begin jaren '60 kwam Sun uit
bij meer gestroomlijnde rock 'n' roll van Jerry Lee Lewis (de Chuck
Berry cover Sweet Little Sixteen met orgel), Charlie Rich (Gonna Be
Waitin'), Carl Mann (Baby I Don't Care) en Bobby Wood (Everybody's
Searching), en zelfs funky early sixties als Harold Dorman's Uncle
Jonah's Place en David Houston's Miss Brown. De CD biedt een voortreffelijke
mix van bekende en minder bekende nummers, twee willekeurige voorbeelden
van de tweede soort zijn Lovestruck van Jerry McGill & the Topcoats
en Barbara Pittman's duistere bijna popcorn Handsome Man. De voor
de hand liggende Sun's greatest hits door de Billy Lee Riley's en
Sonny Burgess-sen dezer wereld worden vermeden, doch genadeloze opnames
als Alton & Jimmy's No More Crying The Blues werden wel degelijk
weerhouden. Niet alles werd opgenomen bij Sun zelf: Sam Phillips leasde
af en toe producties van elders zoals de nummers van Johnny Carroll
(That's The Way I Love) en Hardrock Gunter, maar het verscheen wel
allemaal op Sun en sublabels Flip en Phillips International en het
klinkt ook allemaal rockin’ & boppin’ Memphis style,
de sensationele sound die als je'm een tijdje niet meer hebt gehoord
plots weer helemaal fris klinkt. Niet te missen, maar dat geldt eigenlijk
voor álles wat op Sun verscheen.
The small, mythical Sun Records was probably the most famous and the most important independent label in the development of rock 'n' roll, as not only Elvis debuted there but also Jerry Lee Lewis, Johnny Cash, Carl Perkins, Roy Orbison, Charlie Rich, Conway Twitty, Rufus Thomas, Ike Turner and Howlin' Wolf took their first steps holding hands with producer Sam Phillips. The role of Sun Records in the history of rock 'n' roll cannot be overstated, simple as that. Its story has become legend: label boss and studio owner Sam Phillips began recording first black and then white music in the early 1950s, quickly starting to mix both genres in a quest to find a white artist with the charisma of a black performer. Phillips opened the Memphis Recording Service at 706 Union Avenue in Memphis in february 1950 and founded the Sun Record Company two years later, and to celebrate that 70th anniversary compiler DJ Mark Armstrong plucked 2 x 30 tracks 1952-1963 from the well stacked Sun treasure trove vaults for a double whammy dose of nuggets, dedicating Volume 1 to rock 'n' roll in its broader sense as the CD starts with Sun 197 from 1954, Earl Peterson's Boogie Blues, no blues and no rock 'n' roll but hillbilly with fiddle, a kind of uptempo Hank Williams including yodelling on a boogie woogie structure, a striking example of the best of what that pré-rock 'n' roll country music had to offer and thus the ideal starting point in Sam Phillips' search for the perfect blend of black and white music marketable to a white teenage audience. The same goes for Gonna Dance All Night by Hardrock Gunter, the only hard rock we like because it's uptempo piano boogie woogie variety country music with flashy steel guitar, a double bass solo and an unusual sax solo for hillbilly music. In comparison Charlie Feathers' Peepin' Eyes is very traditional, yes, even old fashioned, but it's also incredibly beautiful. Smokey Joe's Listen To Me Baby and Hardrock Gunter's Fiddle Bop are experiments with electric guitars, echo, drums and saxophone in country music, but in a song like Carl Perkins' very melodic Movie Magg, essentially uptempo country music with a drum beat and electric guitar, you can literally witness the birth of rockabilly out of the heavenly harmonies of songs like The Miller Sisters' Someday You Will Pay. Compare Someday You Will Pay with their Ten Cats Down and you have pré-rock 'n' roll which directly led to the famous and well known Sun rock 'n' roll sound, heard here in songs by Jean Chapel (Welcome To The Club), Barbara Pittman (I Need A Man, Everlasting Love), Ray Smith (Right Behind You Baby), Edwin Bruce (Sweet Woman) and Carl McVoy (Tootsie) full of crackling guitars, cosy honking saxophones and almost always the Sun piano hammering through it all. The Sun rock 'n' roll sound is of course closely related to the equally famous rattling Sun rockabilly echo sound, heard here in all its thundering glory in songs by Hayden Thompson (Love My Baby), Wade & Dick (Bop Bop Baby), Edwin Bruce (the existential slow/fast alternating Rock Boppin' Baby), Dickey Lee (Good Lovin') and Tommy Blake (Lordy Hoody). In the early sixties Sun moved towards more streamlined rock 'n' roll from Jerry Lee Lewis (the Chuck Berry cover Sweet Little Sixteen with organ), Charlie Rich (Gonna Be Waitin'), Carl Mann (Baby I Don't Care) and Bobby Wood (Everybody's Searching), and even recorded funky early sixties songs like Harold Dorman's Uncle Jonah's Place and David Houston's Miss Brown. The CD offers a decent mix of familiar and less familiar songs, two random examples of the latter being Jerry McGill & the Topcoats' Lovestruck and Barbara Pittman's dark almost popcorn Handsome Man. The obvious Sun's greatest hits by the Billy Lee Riley's and Sonny Burgess-ses of this world have been avoided, but thankfully merciless recordings like Alton & Jimmy's No More Crying The Blues were included. Not everything was recorded at Sun itself: Sam Phillips occasionally leased productions from elsewhere like the Johnny Carroll (That's The Way I Love) and Hardrock Gunter tracks, but they were all released on Sun and sublabels Flip and Phillips International and it's all rockin' & boppin' Memphis style, the sensational sound that when you haven't heard it for a while all of a sudden sounds fresh again. This CD is not to be missed, but that basicly goes for everything that was recorded at Sun. Info: www.706unionavenue.nl en www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
70
YEARS OF THE SUN SOUND VOL. 2: THE R&B PERFORMERS
Sam Phillips begon Sun Records oorspronkelijk als een zwart label voor zwarte artiesten. Pas ná Elvis verschoof die focus in de tweede helft van de jaren '50 naar blanke rock 'n' roll artiesten, maar ook dan bleef hij zwarte artiesten opnemen en uitbrengen op Sun Records en sublabels Flip en Phillips International. De 30 tracks 1952-1962 op deze CD zijn een succulente selectie daaruit die verder gaat dan alleen blues, met vlijmscherpe gitaren, de occasionele blazers en gelukkig niet te veel mondharmonica, en met als gemeenschappelijke factor dat ze barsten van ongebreideld bronstige energie en klinken alsof de duivel hen op de hielen zat. Twee volstrekt willekeurige voorbeelden: Baby No No van Big Memphis Ma Rainey en Baker Shop Boogie van Willie Nix. De CD bevat zowel harde stompers, bijvoorbeeld The Woodchuck van Billy "The Kid" Emerson, als Phillips' idee van doo-wop, Don't Do That van The Five Tinos. Bekende nummers zijn Rufus Thomas' Bear Cat antwoord op Big Mama Thornton's Hound Dog opgenomen in 1953 dus vóór Elvis Hound Dog coverde, Billy "The Kid" Emerson's springerige originele versie van het door Billy Lee Riley gecoverde Red Hot, en de uptempo rockende bluesbopper Feelin' Good van Little Junior Parker & the Blue Flames. In die bluesbop stijl staan er natuurlijk nog veel meer op, zoals de Chicago Breakdown van Doctor Ross (onwaarschijnlijk hoeveel lawaai één man op gitaar en mondharmonica en één man op wasbord samen kunnen maken) en We All Gotta Go Sometime van Joe Hill Louis, net zoals we nog meer rock 'n' roll horen: My Baby van James Cotton, de zwarte rockabilly Love My Baby van Little Junior Parker & the Blue Flames (luister naar Hayden Thompson's cover op Volume 1 en zoek de zeven verschillen), James Cotton's muzikaal in dezelfde groove opererende Hold Me In Your Arms, en Rufus Thomas' vanaf de '68 Comeback Special live door Elvis gecoverde Tiger Man (King Of The Jungle). Bij Sam Phillips werd dat allemaal één pot nat, en een ander voorbeeld van door mekaar geklutste bluesbop en zwarte rockabilly is I Feel So Worried van Sammy Lewis & Willie Johnson. Het mag evenmin verwonderen dat er in de tweede helft van de jaren '50 meer rock 'n 'roll doorsijpelde, nummers als Shoobie Oobie (Rosco Gordon), Something For Nothing (Billy "The Kid" Emerson), After The Hop (Bill Pinkney van The Drifters), ja eigenlijk zo ongeveer de laatste 10 tracks hier zijn gewoon rock 'n' roll, punt andere lijn, alvorens de CD eindigt met enerzijds Frank Frost's Slim Harpo-achtige mondharmonica instrumental Crawlback uit 1962 en anderzijds met soulvolle early sixties (I Ain't Never van Jeb Stuart & the Chippers, You Gotta Learn To Rock 'n' Roll van Frank Ballard, beide uit 1962), zelfs inclusief een volledig strijkorkest nog aan toe in Don't Make Me Cry van Freddie North die anno 1961 duidelijk inspiratie vond bij zangers als Brook Benton, Roy Hamilton, Jackie Wilson en Jimmy Jones. Pasten strijkers in Sam Phillips' nieuwe studio in Madison Avenue 639 of was dit een geleasde opname? De blues erfenis van Sun Records is in het verleden al vaak vereeuwigd op diverse en ook exhaustieve releases waaronder heelder box sets, maar dit blijft verplichte kost. Als u al thuis bent in de materie dient u uiteraard wel even te checken hoeveel u hiervan al op de plank hebt staan. Info: www.706unionavenue.nl en www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) Sam Phillips originally started Sun Records as a black label for black artists. Only after Elvis did that focus shift in the second half of the 1950s to white rock 'n' roll artists, but even then Phillips continued to record and release black artists on Sun Records and sublabels Flip and Phillips International. The 30 tracks 1952-1962 on this CD are a succulent selection from the sepia side of Sun Records that go well beyond only blues music, featuring razor sharp guitars, the occasional saxophone and thankfully not too much harmonica, the common factor being that all the tracks burst with unbridled horny energy and sound like the devil was at their heels. Two random examples: Big Memphis Ma Rainey's Baby No No and Willie Nix' Baker Shop Boogie. The CD contains both hard stompers, for example Billy "The Kid" Emerson's The Woodchuck, and Phillips' idea of doo-wop, The Five Tinos' Don't Do That. Well known tracks include Rufus Thomas' Bear Cat answer to Big Mama Thornton's Hound Dog recorded in 1953 so before Elvis covered Hound Dog, Billy "The Kid" Emerson's bouncy original version of Billy Lee Riley's Red Hot, and Little Junior Parker & the Blue Flames' uptempo rockin' blues bopper Feelin' Good. There are of course several more tracks in that blues bop style, such as Doctor Ross' Chicago Breakdown (incredible how much noise one man on guitar and harmonica and one man on washboard can make together) and Joe Hill Louis' We All Gotta Go Sometime, just like we hear more rock 'n' roll: James Cotton's My Baby, Little Junior Parker & the Blue Flames' black rockabilly Love My Baby (listen to Hayden Thompson's cover on Volume 1 and spot the seven differences), James Cotton's Hold Me In Your Arms which continues the same groove, and Rufus Thomas' Tiger Man (King Of The Jungle), covered by Elvis live on stage since the '68 Comeback Special. Sam Phillips turned all of this into one style, and another example of blues bop and black rockabilly mixed together is Sammy Lewis & Willie Johnson's I Feel So Worried. It should also come as no surprise that in the second half of the 1950s more rock 'n' roll started to seep through in songs like Rosco Gordon's Shoobie Oobie, Billy "The Kid" Emerson's Something For Nothing and The Drifters' Bill Pinkney's After The Hop, and in fact just about the last 10 tracks here are rock 'n' roll, no doubts about that, before the CD finishes with on the one hand Frank Frost's 1962 Slim Harpo-style harmonica instrumental Crawlback, and on the other hand with soulful early sixties (Jeb Stuart & the Chippers' I Ain't Never, Frank Ballard's You Gotta Learn To Rock 'n' Roll, both from 1962), even including a full string orchestra in Don't Make Me Cry by Freddie North who in 1961 was clearly inspired by singers like Brook Benton, Roy Hamilton, Jackie Wilson and Jimmy Jones. Did Sam Phillips have room for an orchestra in his new studio at 639 Madison Avenue or was this a leased recording? The blues legacy of Sun Records has already been preserved on several compilations in the past including exhaustive box sets, but it remains a must have, so if you are familiar with the subject check how much of the songs here you already have. Info: www.706unionavenue.nl en www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
22 december 2021
ROCKS/
JIMMY REED Na
Slim Harpo, Piano Red alias Dr. Feelgood, Clarence "Gatemouth"
Brown, Arthur "Big Boy" Crudup en Little Junior Parker krijgt
de letterlijk op een plantage geboren Jimmy Reed een Bear Family Rocks
CD aan zijn broek, terwijl hij in de grote muziekencyclopedie toch
geboekstaafd staat als elektrische bluesgitarist en mondharmonicaspeler.
Dat was hij zeer zeker, maar hij is tegelijk de bedenker en originele
uitvoerder van bijna een handvol nummers onafscheidelijk gelinkt aan
de rock 'n' roll, in de eerste plaats Baby What You Want Me To Do
(1959) en Big Boss Man (1961), beide nog geen klein beetje de eeuwigheid
ingezongen door Elvis, en in iets mindere mate Ain't That Loving You
Baby (1956, gecoverd door Link Wray), Shame Shame Shame (1963, gecoverd
door Sleepy LaBeef) en Bright Lights Big City (1961, gezongen door
onder meer Sonny Burgess). Ik heb eens gelezen dat Reed de meest gecoverde
blues artiest zou zijn, wat best zou kunnen als je de Britse rhythm
'n' blues boom van de jaren '60 bekijkt waarin Reed een even grote
rol lijkt te hebben gespeeld als Chuck Berry en Bo Diddley. De CD
bevat 25 Chance, Regency en vooral Vee-Jay tracks 1953-1965 + 4 nummers
van Reed's mentor Eddie Taylor (leadgitarist op een tiental tracks
hier) met Jimmy Reed op gitaar en/of mondharmonica die iets meer blues
getint zijn en Reed's stijl vanuit een andere hoek belichten. Ik moet
tot mijn schande eerlijk bekennen dat ik nog niets van Reed in huis
had, en te oordelen naar deze CD is dat geheel ten onrechte. De samenstellers
bewezen dat ze voor pure kwaliteit gingen door in deze context voor
de hand liggende nummers met titels als Jimmy's Boogie, Jimmy's Rock
en Rockin' With Reed resoluut van de hand te wijzen, naar eigen zeggen
wegens niet goed genoeg en alleen maar zo getiteld om in te spelen
op de markt! De CD zit inderdaad tsjokvol goed spul, boordevol gemeen
stekende uptempo bluesrockers met mondharmonica zoals I Don't Go For
That, vaak in Big Boss Man stijl als I'm Going Upside Your Head en
Baby What's Wrong, en veel subtiele variaties daarop als Let's Get
Together. De CD bevat zowel harde trage stompers (I Found My Baby,
When Girls Do It, High And Lonesome, I'm Gonna Ruin You) als sfeervolle
boogie shuffles (Bright Lights Big City, Good Lover) en is rauwer
dan een Slim Harpo aan wie die mondharp vaak doet denken. Reed's originele
versie van Baby What You Want Me To Do is verrassend traag en geil,
soms doet er een boogie piano mee (She Don't Want Me No More), en
het achtergrondkoortje van een enkel cleaner nummer als I'm A Love
You lijkt te mikken op, tja, op wat eigenlijk? De tienermarkt? De
hitparade? Voor iemand die niet van blues houdt vind ik deze CD met
de kracht van een orkaan, een aanrader voor eenieder die ook Bo Diddley's
escapades lust, toch weer machtig mooi. Hij staat hier al heel de
dag non-stop te spelen en ik ben hem nog niet beu, want Reed's rockende
bluesstijl blijkt erg toegankelijk. Zou ik het aandurven nog meer
Jimmy Reed CD’s te kopen, of gaan die dan weer vol trage blues
staan? Tekst en uitleg staan in het CD booklet van 34 pagina’s,
een fascinerende introductie voor een bluesleek als mezelf, mede door
de interessante analyse van de plaatopnames en van de bedrieglijk
simpele bluesgitaar structuren van Jimmy Reed en Eddie Taylor. Het
voorwoord is van Jimmie Vaughan van The Fabulous Thunderbirds die
zich "de grootste Jimmy Reed en Eddie Taylor fan" noemt
en dat bewees door op al zijn solo releases sinds 2010 een Jimmy Reed
cover te zetten. Reed, een gepatenteerde alcoholicus die aan epilepsie
leed, overleed in 1976 aan ademhalingsproblemen acht dagen vóór
zijn 51ste verjaardag, Eddie Taylor overleed op kerstdag 1985 op 62-jarige
leeftijd aan een hartaanval.
After
Slim Harpo, Piano Red aka Dr. Feelgood, Clarence "Gatemouth"
Brown, Arthur "Big Boy" Crudup and Little Junior Parker
it's Jimmy Reed's turn to get his own Bear Family Rocks CD, which
might seem strange considering the fact that Reed who was literally
born on a plantation is defined in the great music encyclopaedia as
an electric blues guitarist and harmonica player. That he most certainly
was, but he's also the creator and original performer of a handful
of songs inseparably linked to rock 'n' roll, first and foremost Baby
What You Want Me To Do (1959) and Big Boss Man (1961) which Elvis
turned into Elvis classics, and to a slightly lesser extent Ain't
That Loving You Baby (1956, covered by Link Wray), Shame Shame Shame
(1963, covered by Sleepy LaBeef) and Bright Lights Big City (1961,
sung by amongst others Sonny Burgess). I read somewhere that Reed
may be the most covered blues artist ever, which could be true when
you look at the British rhythm 'n' blues boom of the 1960s in which
Reed seems to have played as big a role as Chuck Berry and Bo Diddley.
The CD contains 25 Chance, Regency and especially Vee-Jay tracks 1953-1965
+ 4 songs by Reed's mentor Eddie Taylor (lead guitarist on a dozen
tracks here) with Jimmy Reed on guitar and/or harmonica that are a
little bit more bluesy and demonstrate Reed's style from a different
angle. To my embarrassment I have to admit that I didn't have anything
by Reed, and judging by this CD that was completely unjustified. The
compilers proved that they went for quality by rejecting in this context
obvious song titles like Jimmy's Boogie, Jimmy's Rock and Rockin'
With Reed, in their own words because these aren't good enough and
were only titled that way to suit the market! The CD is indeed chock
full of the good stuff, mean uptempo blues rockers with harmonica
like I Don't Go For That, often in Big Boss Man style like I'm Going
Upside Your Head and Baby What's Wrong, and many subtle variations
on it like Let's Get Together. The CD contains both hard slow stompers
(I Found My Baby, When Girls Do It, High And Lonesome, I'm Gonna Ruin
You) and atmospheric boogie shuffles (Bright Lights Big City, Good
Lover) and is rawer than an artist like Slim Harpo whom that mouth
harp often reminds me of. Reed's original version of Baby What You
Want Me To Do is surprisingly slow and horny, sometimes a boogie piano
joins in (She Don't Want me No More), and the backing chorus of a
solitary cleaner song like I'm A Love You seems to aim for, well,
for what exactly? The teenage market? The hit parade? While not really
liking blues music I find that this CD with the power of a hurricane,
a must for anyone who likes Bo Diddley's escapades, does a mighty
fine job. It's been on duty here non stop all day long and I ain't
tired of it yet, because Reed's rockin' blues style turns out to be
very accessible. Would I dare buying more Jimmy Reed CD’s, or
will these be full of slow blues? The 34 page CD booklet is a fascinating
introduction for a blues layman like myself, also because of the interesting
analysis of the recordings and of the deceptively simple blues guitar
structures of Jimmy Reed and Eddie Taylor. The foreword is written
by The Fabulous Thunderbirds' Jimmie Vaughan who calls himself "the
biggest Jimmy Reed and Eddie Taylor fan" and proved it by including
a Jimmy Reed cover on all his solo records since 2010. Reed, an alcoholic
who suffered from epilepsy, died in 1976 of respiratory failure eight
days short of his 51st birthday, Eddie Taylor died of a heart attack
on christmas day 1985 at the age of 62. |
LITTLE
STAR/ THE ELEGANTS "Fantastische
band!", zo zei me iemand die veel meer van doo-wop kent dan uw
nederige dienaar toen ik hem deze nieuwe CD toonde. Tja, ik kende
van dit blanke doo-wop kwintet uit Staten Island, New York ook alleen
maar hun klassieker Little Star, door groepsleden Vito Picone en Arthur
Venosa geschreven op basis van het Amerikaanse slaapliedje Twinkle
Twinkle Little Star. Hun debuutsingle Little Star was echter allesbehalve
slaapverwekkend, en dit schitterende voorbeeld van dromerige blanke
Italo doo-wop bereikte in 1958 de top van zowel de Billboard Hot 100
als de R 'n' B Best Sellers hitparade. Technisch gezien zijn The Elegants
géén one hit wonders want ze haalden nog twee keer heel
kort de hitlijsten met Please Believe Me en Goodnight, maar het grote
succes konden ze nooit meer herhalen, misschien ten onrechte op basis
van deze CD die zo goed als alles bevat wat ze opnamen tot 1962 voor
Apt, Hull, United Artists, ABC-Paramount en Photo Records, inclusief
verschillende nummers die nooit eerder officieel op CD verschenen
en de origineel onuitgebrachte songs Rain Rain Go Away en All Of A
Sudden. Volgens mij staan echter niet àl hun singles er op,
en ook de geniale acappella demo van Getting Dizzy en (nauwelijks
verschillende) alternatieve versies van True Love Affair en Little
Boy Blue (Is Blue No More) ontbreken. De CD bevat zowel rockende jivers
(Getting Dizzy) als dromerige pop met steel gitaar (Speak Low, Let
My Prayers Be With You), uptempo en medium tempo nummers, vaak met
pop invloeden (Rain Rain Go Away, I've Seen Everything, Little Boy
Blue, Pay Day, True Love Affair) en zelfs met ska ritmes (Dressin'
Up). Ballades als All Of A Sudden, A Dream Can Come True, Goodnight,
Get Well Soon en I'll Still Be Waiting ontbreken uiteraard niet, en
in violen verpakte doo-pop als het Little Star doorslagje Happiness
evenmin. Daar favorieten uitpikken hangt van je eigen smaak af, maar
erg aardig zijn de Dion-achtige nummers Spiral, Please Believe Me
en het Little Star doorslagje Tiny Cloud. Interessant hierbij is dat
Dion Little Star coverde, net als Bobby Vee, Randy & the Rainbows
en Linda Scott. Als bonus krijgt u er beide door Vito Picone geschreven
kantjes van de enige single van Pat Cordel & the Crescents uit
1956 bovenop, een groep met in de rangen de toekomstige Elegants Carman
Romano en Vito Picone. My Tears / Darling Come Back is van hetzelfde
traag / snel doo-wop laken een mantelpakje want die Pat Cordel was
dus een zangeres. In 1960 in het kielzog van het succes van Little
Star werd die aandoenlijke single op slinkse wijze heruitgebracht
onder de naam Pat Cordel & the Elegants. Constaclusie: 't zijn
zeker niet allemaal Little Star's hier, maar als u zich iets kan voorstellen
bij een kruising tussen Little Star, pop en Dion dan hebt u een idee
van wat u mag verwachten. The Elegants bestaan anno 2021 nog steeds:
Vito Picone is nu 80 jaar en treedt nog steeds op samen met origineel
groepslid James Moschello. "Fantastic band!", a buddy of mine who knows much more about doo-wop than your humble servant told me when I showed him this new CD. Like most people the only song I knew from this white doo-wop quintet from Staten Island, New York is their millionseller Little Star, written by group members Vito Picone and Arthur Venosa based on the lullaby/nursery rhyme Twinkle Twinkle Little Star. The Elegants' debut 45 Little Star turned out to be anything but a lullaby and this beautiful example of dreamy white Italo doo-wop reached the top of both the Billboard Hot 100 and the R 'n' B Best Sellers list in 1958. Technically they were not one hit wonders as they briefly dented the charts two more times with Please Believe Me and Goodnight, but they never managed to repeat their big success, perhaps unfairly on the basis of this CD which contains almost everything they recorded up to 1962 for Apt, Hull, United Artists, ABC-Paramount and Photo Records, including several songs that were never officially released on CD before and the originally unreleased songs Rain Go Away and All Of A Sudden. I don't think all their singles are on here though, and the brilliant acappella demo of Getting Dizzy and (hardly different) alternative versions of True Love Affair and Little Boy Blue (Is Blue No More) are also missing. The CD contains both rockin' jivers (Getting Dizzy) and dreamy pop with steel guitar (Speak Low, Let My Prayers Be With You), uptempo and medium tempo songs, often with pop influences (Rain Rain Go Away, I've Seen Everything, Little Boy Blue, Pay Day, True Love Affair) and even with ska rhythms (Dressin' Up). Ballads like All Of A Sudden, A Dream Can Come True, Goodnight, Get Well Soon and I'll Still Be Waiting are of course not lacking, nor is violin-wrapped doo-pop like the Little Star copy Happiness. Picking out favourites depends on your own taste, but the Dion-like songs Spiral, Please Believe Me and the Little Star copy Tiny Cloud are quite nice. An interesting side note is that Dion covered Little Star, as did Bobby Vee, Randy & the Rainbows and Linda Scott. As a bonus you get both Vito Picone written sides of the only single by Pat Cordel & the Crescents, a 1956 group with future Elegants Carman Romano and Vito Picone in their ranks. My Tears / Darling Come Back is archetypical slow / fast doo-wop fare with a different edge because Pat Cordel was a girl. In 1960 in the wake of the success of Little Star this charming 45 was re-released under the name Pat Cordel & the Elegants. Conclusion: most certainly not everything here is Little Star quality, but if you can imagine a cross between Little Star, pop and Dion then you have an idea of what to expect. The Elegants still exist in 2021: Vito Picone is 80 years old now but keeps on performing with original bandmember James Moschello. Info: www.theelegants.net en www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
CLASSIC
TRIO ALBUMS/ TENNESSEE ERNIE FORD Tennessee Ernie Ford, de zanger met de warme bas/bariton stem, heeft veel meer opgenomen dan die ene grote hit Sixteen Tons uit 1955. Héél veel meer: van 1956 tot 1984 bracht hij een stuk of 60 LP’s uit. U kent wellicht zijn jaren '50 hillbilly boogie nummers als Shotgun Boogie en Blackberry Boogie, maar tussen zijn Hawaiiaanse LP’s en zijn Amerikaanse burgeroorlog LP’s in zijn de twee LP’s samengebracht op deze CD, Country Hits... Feelin' Blue (1964) en Ernie Sings & Glen Picks (1975) niet de bekendste noch de populairste. Ten onrechte, want op die twee akoestische albums opgenomen voor Capitol Records kan je ten volle genieten van Ford's in extra vierge olijfolie gestoofde stem, omdat het die fluwelen stem is die centraal staat, enkel omringd door een contrabas en één akoestische gitaar, en die gitaar was ook niet de eerste de beste: in 1964 was het Billy Strange, in 1975 Glen Campbell, aangevuld met respectievelijk de klassiek geschoolde jazzbassist John Mosher en sessiebassist Chuck Domanico. Omdat die expressieve stem centraal staat, staat ook de song centraal, en het resultaat klinkt niet enkel relaxed maar vooral erg intiem en geeft een nieuwe invulling aan nummers als Funny How Time Slips Away, Born To Lose, No Letter Today, Don't Rob Another Man's Castle, (I'd Be) A Legend In My Time, There Goes My Everything, Trouble In Mind, I Really Don't Want To Know, For The Good Times, May You Never Be Alone, Take Me Back And Try Me One More Time en Sweet Dreams. Een beetje the great American country song book, quoi, waarbij een nummer als There'll Be No Teardrops Tonight van Hank Williams wordt uitgekleed tot op het bot en herleidt tot de naakte essentie, het geheel ondersteund door Ford's genuanceerde zang die enkel rijper werd naar mate hij ouder werd en door de soms bijna bluesy akoestische gitaar. De twee minimalistische LP’s sluiten naadloos bij elkaar aan, en de luisterervaring wordt nog vergroot door de ronduit fantastische geluidskwaliteit: dit klinkt alsof Ford zo dicht bij je staat dat je zijn pijp kan ruiken. Wie enkel kickt op Ford's leuke nummers als Milk 'Em In The Morning Blues zal hier niet veel aan vinden, maar als je houdt van unplugged muziek in zijn puurste vorm is deze CD om in het halfduister van te genieten in je meest comfortabele zetel met een bel cognac in je hand. De CD kwam er in samenwerking met de familie van Tennessee Ernie Ford en het CD booklet van 26 pagina van de hand van een universiteitsprofessor in Appalachian Studies (!) bevat onuitgegeven foto’s van de opnamesessies uit het familie archief. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)
Tennessee Ernie Ford, the singer with the warm bass/baritone voice, recorded much more than his 1955 hit Sixteen Tons. A lot more: from 1956 to 1984 he released some 60 LP’s. You may know his fifties hillbilly boogie songs like Shotgun Boogie and Blackberry Boogie, but in between his Hawaiian LP’s and his American civil war LP’s the two albums collected on this CD, Country Hits... Feelin' Blue (1964) and Ernie Sings & Glen Picks (1975), are not his best known nor his most popular ones. Unjustly so, because these two acoustic albums recorded for Capitol Records allow you to enjoy Ford's voice stewed in extra virgin olive oil to the full extent, because that velvety voice takes centre stage, accompanied by nothing more than a double bass and one acoustic guitar, and not anybody's guitar either: in 1964 it was Billy Strange, in 1975 Glen Campbell, joined respectively by classically trained jazz bassist John Mosher and session bassist Chuck Domanico. Because that expressive voice takes center stage, so does the song, and the result sounds not only relaxed but also very intimate, injecting new meaning and depth into songs like Funny How Time Slips Away, Born To Lose, No Letter Today, Don't Rob Another Man's Castle, (I'd Be) A Legend In My Time, There Goes My Everything, Trouble In Mind, I Really Don't Want To Know, For The Good Times, May You Never Be Alone, Take Me Back And Try Me One More Time and Sweet Dreams. The great American country song book, in short, and a song like Hank Williams' There'll Be No Teardrops Tonight is stripped down to its bare essentials, supported by the sometimes almost bluesy acoustic guitar and Ford's amazing voice that only grew more mature as he grew older. The listening experience is enhanced even more by the simply fantastic sound quality and amazing clarity and depth: it sounds as if Ford is standing so close to you that you can smell his pipe. If you only dig Ford's fun filled songs like Milk 'Em In The Morning Blues you will not find much to your liking here, but if you know how to appreciate unplugged music in its purest form, this CD is to be savoured in your most comfortable armchair with a brandy in your hand and the lights down low. The CD was made in collaboration with Tennessee Ernie Ford's estate and the 26 page CD booklet by a university professor of Appalachian Studies (!) includes unpublished photos from the recording sessions straight out of the family archives. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky) |
ELLE
EST TERRIBLE/ JOHNNY HALLYDAY Toen in de tweede helft van de jaren '50 de rock 'n' roll overwaaide van Amerika naar Europadoken er in elk land lokale rock 'n 'roll helden op. Engeland had Cliff Richard, wij hadden Peter Koelewijn, en in Frankrijk was Johnny Hallyday de plaatselijke troonpretendent en de grootste ster van het triumviraat Johnny Hallyday, Eddy Mitchell en Dick Rivers, de heilige drievuldigheid van de rock 'n' roll made in France. Ze hielden er alle drie een levenslange carrière aan over (alleen Eddy Mitchell leeft nog), maar de grootste is altijd Hallyday gebleven, de man die in zijn eentje de paparazzi pers in Frankrijk een full time broodwinning bezorgde en dat vier jaar na zijn dood begin december 2017 op 74-jarige leeftijd aan longkanker nog steeds doet, niet slecht voor een voormalige straatjongen (volgens zijn eigen legende althans, de historische bronnen wijzen in een andere richting) wiens uitvaartplechtigheid werd bijgewoond door drie Franse presidenten. Wie wel eens in Frankrijk in een platenwinkel is binnengestapt weet dat de muziek van Hallyday alomtegenwoordig is, en dat is er sinds de out-of-copyright wetten zijn muziek hebben ingehaald niet op verminderd. Hallyday was een wereldster in het Franstalige deel van de wereld, en de cijfers zijn verbijsterend: hij nam naar schatting 80 studioplaten op waarvan hij 110 miljoen exemplaren sleet, stond 60 keer op de cover van het boulevardblad Paris Match, was te zien in meer dan 50 films, deed zo'n 200 uitverkochte tournées voor een publiek van naar schatting 30 miljoen mensen, en 15 miljoen mensen zagen op TV hoe één miljoen mensen langs de Champs-Élysées zijn begrafenisstoet zagen passeren. Buiten de Frans sprekende wereld brak hij echter nooit potten, en vandaar dat het toch opmerkelijk is dat een Brits re-issue label nog eens een poging onderneemt Hallyday te introduceren in het Engelse taalgebied. Elle Est Terrible bevat consumptievriendelijke rock 'n' roll en kwaliteitspop als Laisse Les Filles, de Franstalige Barbara Evans cover Souvenirs Souvenirs en het een beetje Elvis-achtige Tu M'Plais, twist als Wap-Dou-Wap (Tu Aimes Le Twist) en Si Tu Me Telephones, en ballades als het door crooner Charles Aznavour gepende Retiens La Nuit waarvan de erg verschillende Engelse versie Hold Back The Sun zonder violen maar met een mondharmonica die er een western sfeertje aan geeft hier ook op staat. Tussen zijn grote output zaten zoals destijds de gewoonte veel vertalingen, en zo noteer ik hier Franse versies van rockers als Eddie Cochran's Somethin' Else (Elle Est Terrible) en Cliff Richard's Apron Strings (Tout Bas Tout Bas Tout Bas), twist als Let's Twist Again (het fake live Viens Danser Le Twist), madison met Johnny Morisette’s Meet Me At The Twistin' Place (Madison Time), een door gospel beïnvloede cover van Roy Hamilton's You Can Have Her (Tu Peux La Prendre), Hey Baby van Bruce Channel, Billy Crash Craddock/Johnny Kidd’s zwoele bijna popcorn I Want That (Oui Mon Cher), de ballades Cathy's Clown (Le P'tit Clown De Ton Coeur) en Ben E. King’s Don't Play That Song (Pas Cette Chanson), pop met A Hundred Pounds Of Clay (Avec Une Poignée De Terre) en Gene Pitney’s Garden Of Love (Dans Un Jardin D'Amour), en zelfs een Franse vertaling van het uit België afkomstige nonsens liedje Kili Watch van The Cousins. Ook een van Hallyday's allergrootste hits uit die vroege jaren '60, de ballade L'Idole Des Jeunes, is een vertaling, met name van Ricky Nelson's Teenage Idol. Aangezien Jasmine een Brits label is ruimen ze ook ruim plaats in voor Hallyday's Engelstalige opnames, ingeblikt in Nashville in 1962, want zo'n Franse kip met gouden eieren werd door de platenfirma uiteraard gepoogd aan de man en vooral vrouw te brengen op de nog grotere buitenlandse markt middels nummers als Hello Mary Lou, I Got A Woman, Feel So Fine, een traag bluesy Be-Bop-A-Lula, een ook weer in gospel gedrenkte cover van Titus Turner's Shake The Hand Of A Fool met een Yakety Sax-achtige saxsolo door Boots Randolph (Shake The Hand Of A Fool staat ook in de Franse versie Serre La Main D'Un Fou op de CD), popnummers als Caravan Of Lonely Men en Hey Little Girl, een popversie van Blueberry Hill, een popstroll cover van Johnny Burnette's You're Sixteen, en Whole Lotta Shakin' Goin' On op een twist ritme. Hallyday had net als zovele Fransozen die trachten te zingen in de taal van Shakespeare een gigantisch accent, maar dat zal destijds door de promo afdeling wel als exotisch schattig zijn verkocht. Wie een beetje thuis is in de omvangrijke muzikale nalatenschap van de zanger die ooit "de grootste artiest van wie je nog nooit gehoord hebt" is genoemd zal tussen deze 32 tracks 1960-1962 ongetwijfeld een aantal van zijn favorieten missen, maar voor de nieuwkomer is dit een handig overzicht van de verschillende rock 'n' roll en popstijlen die Hallyday in zijn portfolio had. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)
When rock 'n' roll swept across Europe in the second half of the 1950s local rock 'n' roll heroes stepped up in every country. England had Cliff Richard, Italy had Adriano Celentano, and in France Johnny Hallyday was the local pretender to Elvis' throne and the biggest star of the triumvirate Johnny Hallyday, Eddy Mitchell and Dick Rivers, the holy trinity of rock 'n' roll made in France. All three had lifelong careers (only Eddy Mitchell is still alive), but the biggest was and always remained Hallyday, the man who single-handedly provided the paparazzi in France with a full time job and still does four years after his death in december 2017 at the age of 74 from lung cancer, not bad for a boy who grew up in the gutter (at least according to his own legend, the historical sources point in a different direction) whose funeral was attended by three French presidents. Anyone who's ever walked into a record shop in France can testify that Hallyday's music is readily available everywhere, and this has amplified even more since the out-of-copyright laws started to apply to his recordings. Hallyday was a superstar in the French speaking corners of the earth, and the statistics are mind boggling: he recorded an estimated 80 studio albums which sold 110 million copies, he graced the cover of the weekly Paris Match news magazine 60 times, appeared in more than 50 films, did some 200 sold-out tours for an audience of an estimated 30 million people, and 15 million people watched on TV how one million people along the Champs-Élysées saw his funeral procession pass by. Outside the French speaking world however he never made it, which is why it's remarkable that a British re-issue label once again attempts to introduce Hallyday to the English speaking world. Elle Est Terrible contains consumer friendly rock 'n' roll and quality pop like Laisse Les Filles, the French Barbara Evans cover Souvenirs Souvenirs and the almost Elvis-like Tu M'Plais, twists like Wap-Dou-Wap (Tu Aimes Le Twist) and Si Tu Me Telephones, and ballads like Retiens La Nuit, penned by crooner Charles Aznavour, of which the very different English version Hold Back The Sun without violins but with a harmonica that gives it a western feel is also on here. Among his large output were, as was the custom at the time, many translations, and I note here French versions of rockers like Eddie Cochran's Somethin' Else (Elle Est Terrible) and Cliff Richard's Apron Strings (Tout Bas Tout Bas Tout Bas), twist songs like Let's Twist Again (the fake live Viens Danser Le Twist), madison with Johnny Morisette's Meet Me At The Twistin' Place (Madison Time), a gospel influenced cover of Roy Hamilton's You Can Have Her (Tu Peux La Prendre), Bruce Channel's Hey Baby, Billy Crash Craddock/Johnny Kidd's sultry almost popcorn I Want That (Oui Mon Cher), the ballads Cathy's Clown (Le P'tit Clown De Ton Coeur) and Ben E. King's Don't Play That Song (Pas Cette Chanson), pop with A Hundred Pounds Of Clay (Avec Une Poignée De Terre) and Gene Pitney's Garden Of Love (Dans Un Jardin D'Amour), and even a French translation of the The Cousins' Belgian nonsense song Kili Watch. One of Hallyday's biggest hits from the early sixties, the ballad L'Idole Des Jeunes, is also a translation, of Ricky Nelson's Teenage Idol. Since Jasmine is a British label they also made room for Hallyday's English language recordings, canned in Nashville in 1962, because the record company obviously tried to sell its French goose with the golden eggs to the even bigger foreign market with songs like Hello Mary Lou, I Got A Woman, Feel So Fine, a slow bluesy Be-Bop-A-Lula, a gospel infused cover of Titus Turner's Shake The Hand Of A Fool with a Yakety Sax-style sax solo by Boots Randolph (Shake The Hand Of A Fool is also on the CD in its French version Serre La Main D'Un Fou), pop numbers like Caravan Of Lonely Men and Hey Little Girl, a pop version of Blueberry Hill, a pop stroll cover of Johnny Burnette's You're Sixteen, and Whole Lotta Shakin' Goin' On set to a twist rhythm. Hallyday, like so many Frenchmen who try to sing the language of Shakespeare, had a huge accent, which was probably marketed by the promo department as exotic and cute. If you are familiar with Johnny Hallyday's gigantic musical legacy you'll undoubtedly miss some of your favourites among these 32 tracks 1960-1962, but if you're new to the man dubbed "the greatest rock star you never heard of", this is a handy overview of the various rock 'n' roll and pop styles that were in Hallyday's portolio. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
A
HUNDRED YEARS OF ROCK 'N' ROLL/ ALAN FREED Eén
van de belangrijkste rock 'n' roll pioniers achter de schermen was
de man die rock 'n' roll zijn naam gaf, Alan Freed, in de eerste plaats
radio DJ maar ook invloedrijk als rock 'n' roll ondernemer die van
vele walletjes at als concertorganisator, filmproducer (Rock Around
The Clock, Don't Knock The Rock, Rock Rock Rock), componist (dat hij
geen noot schreef van de nummers waarvan hij zich een stuk toe-eigende
doet niet ter zake en hoorde bij zijn dienstbetoon) en zelfs als artiest,
alweer niet gehinderd door het feit dat hij zelf geen noot muziek
speelde noch kon zingen, want de door hem of op zijn minst in zijn
naam samengestelde Alan Freed Rock 'n' Roll Band bracht minstens twee
LP’s uit. Daarnaast leende hij zijn naam aan de LP Alan Freed
Presents The King's Henchmen (een studiogroep met onder meer saxofonisten
Sam "The Man" Taylor en King Curtis) Playing New Orleans
Rock 'n' Roll waarvan we hier de burlesque blazer Gosah horen en aan
de LP Go Go Go Alan Freed's TV Record Hop. Toen ik pas in de rock
'n' roll kwam deden er ook enkele Alan Freed Rock 'n' Roll Dance Party
LP’s de ronde met obscure live opnames van bekende rock 'n'
roll artiesten, naar verluidt live opgenomen bij de door Freed georganiseerde
concerten. Als ie in 1965 op zijn 43ste niet berooid zou gestorven
zijn aan teveel alcohol maar was blijven leven zou Freed op 15 december
2021 100 jaar zijn geworden, en Bear Family viert die mijlpaal met
deze CD samengesteld uit wilde big band instrumentals als Moon Dog
Boogie (Freddie Mitchell) en The Whip (Gil Bernal) door muzikanten
die het vak leerden bij orkestleiders als Lionel Hampton, Chick Webb,
Duke Ellington en Benny Carter (Freed was een liefhebber van saxhonkers,
zoveel is duidelijk), met radio introducties en veel toeters en bellen
door Alan Freed 1952-1959. De CD bevat ook nummers van die Alan Freed
Rock 'n' Roll Band LP’s zoals Teener's Canteen met saxofonisten
als Sam "The Man" Taylor en Big Al Sears, pop versies van
Only You van The Platters en big band versies van Rock Around The
Clock en See You Later Alligator door The Modernaires die nog met
Glenn Miller hadden gewerkt, en jazz crooners als Ernie Andrews' Make
Me A Present Of You effectief begeleid door de band van Benny Carter,
dat alles in schril contrast met Freed's reguliere out-of-control
stijl. Tussendoor staan een paar tracks van die live LP’s met
Little Richard's voor +/- 1957 erg stevige Lucille wellicht afkomstig
van een Alan Freed package show en Jimmy Cavallo & the House Rockers'
Rock Rock Rock, een live radio opname uit 1956. Steve Allen's The
Space Man is een copie van Buchanan & Goodman's "break-in"
novelty single The Flying Saucer met Alan Freed achter de radiomicrofoon,
en Rock 'n' Roll Boogie van Ronnie Aldrich & the Squadronaires
is een Britse cover van een Alan Freed gerelateerd nummer. Het geheel
wordt aan elkaar geplakt met door Alan Freed aan elkaar gebabbelde
swingende rock 'n' roll songs (de introducties zijn soms uit Freed's
films geknipt) zoals Chuck Berry's Oh Baby Doll, Johnny Burnette &
the Rock 'n' Roll Trio's Lonesome Train (On A Lonesome Track), Bo
Diddley's Bo Diddley, het Hearts Of Stone vervolg Two Hearts van The
Charms, Rock Love van Eddie Fontaine, Otis Blackwell's You Move Me
Baby en Marie Adams & Junior Ryder's Johnny Otis productie Boom
Diddy Wa Wa, plus een enkele ballade als Jesse Belvin's Goodnight
My Love. Dat alles wordt op zijn beurt dan weer doorspekt met door
Freed voorgelezen commercials voor bier, meubels, haarconditioner,
auto’s, autowax, onderhoudsbeurten (de fifties hadden iets met
auto’s), televisies en de Kirk Douglas western Man Without A
Star. Geweldige stuff als je houdt van rockende big band jive en fifties
DJ opnames, een vol uur en twintig minuten non-stop aan elkaar gerateld
in de stijl van de Cruisin' LP reeks van weleer. De sound is trouwens
opmerkelijk voor radio opnames die bijna 70 jaar oud zijn, want dit
klinkt even warm als ware het recht uit zo'n oud houten buizenradiomeubel
gekomen. Zet deze CD op in de auto en droom dat je aan het cruisen
bent in 1956 in de nieuwste Mercury Montclair convertible in plaats
van in 2021 in je Tesla in de file te staan. One
of the most important rock 'n' roll pioneers behind the scenes was
the man who gave rock 'n' roll its name, Alan Freed, first and foremost
a radio DJ but also an influential rock 'n' roll businessman who had
his fingers in many pies as concert promotor, film producer (Rock
Around The Clock, Don't Knock The Rock, Rock Rock), composer (the
fact that he didn't write a single note of the songs of which he appropriated
himself a part is irrelevant and was all part of he deal) and even
as an artist, again not hindered by the fact that he didn't play a
note of music himself and couldn't carry a tune in a bucket, because
the Alan Freed Rock 'n' Roll Band which he put together or was perhaps
put together in his name, released at least two LP’s. He also
lent his name to the LP Alan Freed Presents The King's Henchmen (a
session group including saxophonists Sam "The Man" Taylor
and King Curtis) Playing New Orleans Rock 'n' Roll from which we hear
the burlesque stomper Gosah and to the LP Go Go Go Alan Freed's TV
Record Hop. When I first got into rock 'n' roll there were also a
couple of Alan Freed Rock 'n' Roll Dance Party LP’s floating
around with obscure live recordings of big rock 'n' roll names, allegedly
recorded live at Freed's concerts. If he hadn't died penniless from
too much alcohol in 1965 at the age of 43 and would still be alive
Freed would have celebrated his 100th birthday on december 15, 2021,
and Bear Family celebrates that milestone with this CD filled with
wild big band instrumentals with lots of saxophones like Freddie Mitchell's
Moon Dog Boogie and Gil Bernal's The Whip (Freed was a huge fan of
sax honkers, that much is certain), played by musicians who learned
the trade in the orchestras of Lionel Hampton, Chick Webb, Duke Ellington
and Benny Carter, with radio introductions by Alan Freed 1952-1959.
The CD also contains tracks from those Alan Freed Rock 'n' Roll Band
LP’s such as Teener's Canteen by sax players like Sam "The
Man" Taylor and Big Al Sears, pop versions of The Platters' Only
You and big band versions of Rock Around The Clock and See You Later
Alligator by The Modernaires who had even worked with Glenn Miller,
as well as jazz crooners like Ernie Andrews' Make Me A Present Of
You indeed accompanied by Benny Carter's band, all in stark contrast
to Freed's usual out-of-control style. Mixed in between are a couple
of tracks from those live LP’s with Little Richard's for +/-
1957 very loud Lucille perhaps recorded at an Alan Freed package show
and Jimmy Cavallo & the House Rockers' Rock Rock Rock, a live
radio recording from 1956. Steve Allen's The Space Man is a copy of
Buchanan & Goodman's "break-in" novelty 45 The Flying
Saucer with Alan Freed behind the radio microphone, and Ronnie Aldrich
& the Squadronaires' Rock 'n' Roll Boogie is a British cover of
an Alan Freed related tune. The whole thing is packed with swinging
rock 'n' roll songs (the introductions are sometimes from Freed's
films) like Chuck Berry's Oh Baby Doll, Johnny Burnette & the
Rock 'n' Roll Trio's Lonesome Train (On A Lonesome Track), Bo Diddley's
Bo Diddley, The Charms' Hearts Of Stone sequel Two Hearts, Eddie Fontaine's
Rock Love, Otis Blackwell's You Move Me Baby and Marie Adams &
Junior Ryder's Johnny Otis production Boom Diddy Wa Wa, plus the occasional
ballad like Jesse Belvin's Goodnight My Love, all interspersed with
Freed reading out commercials for beer, furniture, hair conditioner,
cars, car wax, car maintenance (the fifties were the ultimate car
era), television sets and the Kirk Douglas western Man Without A Star.
It's fabulous stuff if you dig rockin' big band jive and fifties DJ
recordings, a full hour and twenty minutes of non-stop rock 'n' roll
radio in the style of the Cruisin' LP series of long ago. The sound
is remarkable for radio recordings that are almost 70 years old, because
this sounds as warm as if it came straight out of an old wooden tube
radio. Put this in the CD player in your car and dream that you're
cruising in the latest Mercury Montclair convertible in 1956 instead
of standing still in traffic jams in 2021 in your Tesla. |
HOTTER
THAN A PISTOL / MIKE PEDICIN Als
u Mike Pedicin kent dan is de kans groot dat dat van zijn Burnt Toast
And Black Coffee is (origineel van Shorty Long), een ska-achtig nummer
dat de laatste tijd erg populair is op rock 'n' roll dansvloeren.
Pedicin kwam uit dezelfde muzikale kweekvijver in Philadelphia en
New Jersey die ook Bill Haley & the Comets voortbracht en deed
in feite hetzelfde, namelijk zwarte muziek "verblanken",
maar hun muziek kon niet verschillend zijn. Bill Haley & the Comets
brachten pure rock 'n' roll, de muziek van Mike Pedicin is big band
rock 'n' roll swing in combo vorm gebracht door een kwintet of een
kwartet, een subgenre dat wel eens betiteld wordt als de rock 'n'
roll voorloper house rock. Vergelijk Pedicin's versie van Mambo Rock
met Bill Haley en zoek de zeven verschillen. Haley kwam dan ook uit
de country maar Pedicin, acht jaar ouder dan Bill Haley (en zelfs
Haley werd al oud bevonden toen Elvis eenmaal op het toneel verscheen),
begon reeds in de tweede helft van de jaren '30 in de swing en het
variété en begeleidde op een mooie dag in 1944 zelfs
nog een keertje Frank Sinatra. Daarom is het interessant dat er op
de CD een aantal pré-rock 'n' roll tracks van hem staan, zodat
je hoort vanuit welke muziek Pedicin vertrok, namelijk soms bijna
vooroorlogs klinkende cocktail crooners als I'll Always Love You Some
en I'm Hip, en vocal harmony swing als Mmm Boy, vaak met een cocktail
piano. Zet daar een groot orkest achter en je krijgt big band swing
waarop het zalig jiven is zoals One Potato Two Potato en It's My Heart
To Give. Een gitaar/piano boogie als Disc Jockey's Boogie krijgt een
jazzy blazersinvulling, een ragtime standaard als Sweet Georgia Brown
wordt dan weer heel rockend gebracht met honkende sax en de elektrische
gitaar die een extra rock 'n' roll dimensie aan de nummers geeft.
Nummers als I Wanna Hug You Kiss You Squeeze You, You Gotta Go (met
Sam “The Man” Taylor op sax), Jackpot en The Beat zijn
perfect op maat van de liefhebbers van bekendere artiesten in dit
genre als Freddie Bell & the Bell Boys, Jimmy Cavallo, The Treniers
en Boyd Bennett. Met Cavallo's achtergrond mag het niet verwonderen
dat de CD veel rockende variété bevat als Fe-Fi-Fo-Fum,
The Hot Barcarolle, The Banjo Rock, Save Us Preacher Davis, Calypso
Rock en Please Don't Talk About Me When I'm Gone. Covers van bekende
nummers zijn een uptempo St. James' Infirmary, een instrumentale saxofoonversie
van The Hucklebuck en zijn Cameo Records cover van Faye Adams' Shake
A Hand uit 1958 dat ie al eerder had opgenomen in 1955 voor 20th Century,
versie die hier niét op staat. Terzijde: Mike Pedicin is de
bandleider en saxofonist hier, de zang wisselde hij af met de zoetgevooisde
drummer Alexander ‘Al’ Mauro die meestal de snellere nummers
voor zijn rekening nam. De CD bevat maar liefst 33 tracks 1952-1962
en vormt een perfecte blend van swing, charleston, ragtime, rock 'n'
roll, jive, twist, jazz en variété. Een flink deel van
de nummers maar niet allemaal stonden in 1993 al op de Bear Family
CD Jive Medicin, maar die bevatte ook een 20 minuten durend live concert
van Mike Pedicin uit 1955 dat niet op de Jasmine CD staat. Pedicin
trad op tot ie al een stuk in de 90 was en overleed in 2016 op 98-jarige
leeftijd. If the name Mike Pedicin sounds familiar, chances are it's from his Burnt Toast And Black Coffee (originally by Shorty Long), a song with a ska rhythm that's been rather popular on rock 'n' roll dance floors lately. Pedicin came from the same musical breeding ground in Philadelphia and New Jersey that produced Bill Haley & the Comets and in fact both artists were alike in being white musicians playing black music, but the music they came up with couldn't have been more different. Bill Haley & the Comets played pure rock 'n' roll, Mike Pedicin's music is big band rock 'n' roll swing performed in combo form by a quintet or a quartet, a subgenre sometimes referred to as the rock 'n' roll precursor house rock. Compare Pedicin's version of Mambo Rock with Bill Haley and spot the seven differences. Haley started out with country music but Pedicin, eight years older than Bill Haley (and even Haley was considered old once Elvis appeared on the scene), started out in swing and variety music way back in the second half of the 1930s and on one occasion in 1944 even accompanied Frank Sinatra. That's why it's interesting that the CD contains a few of his pré-rock 'n' roll tracks, so you can hear which type of music Pedicin started out with: almost pré-world war II sounding cocktail crooners like I'll Always Love You Some and I'm Hip, and vocal harmony swing like Mmm Boy, often with a cocktail piano. Put a big orchestra behind this and you get big band swing perfect for jiving like One Potato Two Potato and It's My Heart To Give. A guitar/piano boogie like Disc Jockey's Boogie is given a jazzy saxophone interpretation, a ragtime standard like Sweet Georgia Brown is performed very rockin' with honking sax and the electric guitar giving an extra rock 'n' roll dimension to the tunes. Songs like I Wanna Hug You Kiss You Squeeze You, You Gotta Go (with Sam "The Man" Taylor on sax), Jackpot and The Beat are essential stuff for fans of better known artists in this genre like Freddie Bell & the Bell Boys, Jimmy Cavallo, The Treniers and Boyd Bennett. With Pedicin's background in mind it doesn't come as a surprise that the CD contains plenty of rockin' rollin' variety music like Fe-Fi-Fo-Fum, The Hot Barcarolle, The Banjo Rock, Save Us Preacher Davis, Calypso Rock and Please Don't Talk About Me When I'm Gone. Covers of familiar songs include an uptempo St. James' Infirmary, an instrumental sax version of The Hucklebuck and his 1958 Cameo Records cover of Faye Adams' Shake A Hand which he'd previously recorded in 1955 for 20th Century, version which is not on the CD. On a side note, Mike Pedicin is the bandleader and saxophonist here, alternating vocal duties with honey voiced drummer Alexander 'Al' Mauro who usually took care of the faster songs. The CD contains no less than 33 tracks 1952-1962 and is a perfect blend of swing, charleston, ragtime, rock 'n' roll, jive, twist, jazz and variety music. Many but not all of these songs previously appeared on the 1993 Bear Family CD Jive Medicin, but that CD also included a 20 minute live concert by Mike Pedicin from 1955 which is absent on the Jasmine CD. Pedicin performed until he was well into his nineties and passed away in 2016 at the age of 98. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
ROCKS/
JIMMY CAVALLO
Als
u tenorsaxofonist Jimmy Cavallo kent dan is de kans groot dat dat
van zijn verschijning in de Alan Freed film Rock Rock Rock (1956)
is: Jimmy Cavallo & the House Rockers zingen de titeltrack over
de generiek en zijn twee keer in de film te zien, met datzelfde Rock
Rock Rock en met het al even wilde The Big Beat dat uiteraard ook
op de CD staat. Rock Rock Rock is een ultrasnel nummer met veel saxofoonwerk,
en zo bevat deze 27 track CD met Cavallo's complete jaren '50 opnames
er nog veel meer zoals de nòg snellere Earl Bostic cover That's
The Groovy Thing, een al even supersonisch The Treniers waardig Rock
This Joint opgenomen vóór Bill Haley (het origineel
is van Jimmy Preston uit 1949), Leave Married Women Alone, Soda Shoppe
Rock en Let 'M Roll, allemaal aangevuurd door die scheurende, toeterende,
piepende en honkende saxofoons. I Got Eyes For You en Ooh-Wee (You
Sure Look Good To Me) zijn meer medium tempo, al is dat in deze omgeving
nog steeds tamelijk snel, met in eerste instantie als enige rustpunt
de dromerige ballade Teenage Lover. Daarnaast bevat de CD ook verrockte
crooners (I'm With You) en doet Cavallo het soms op z'n Louis Prima's
(Yo-Yo Baby) in de Italiaanse variété (de Fats Waller
cover Blue Turning Grey Over You). Die wilde Rock Rock Rock stijl
wordt immers gaandeweg geabsorbeerd in meer standaard rock 'n' roll
als Dream Toy en Don't Move Me No More, gezellige sax instrumentals
als Chicken Talk, covers van rockaballads als Marvin & Johnny's
Cherry Pie (de hit was nà Jimmy Cavallo voor Skip & Flip),
een early sixties stroll versie van Roy Brown/Wynonie Harris' Miss
Fanny Brown en nog meer van dat soort frat rock werk als Early In
The Morning en de in 1972 opgenomen Fats Domino cover La-La. Het lijkt
soms een beetje lopende band werk, maar dan lopende band werk gemaakt
met bijzonder veel talent (Cavallo leerde het vak in de jaren '40
in swing bands en was mogelijk de eerste blanke bandleader die zwarte
jump blues speelde), schwung en bravoure. Cavallo is zo lang blijven
spelen dat hij nog meegesleurd werd in de swing revival van begin
jaren 2000 en de CD bevat ook twee recentere nummers van hem afkomstig
van comeback CD’s, de trage Louis Jordan jazz cover I'm Gonna
Move To The Outskirts Of Town uit 2002 (het jaar dat Cavallo zijn
Europese debuut maakte op de Rhythm Riot) en de neo swingende Wynonie
Harris cover I Feel That Old Age Coming On uit 2006. De CD sluit af
met twee live uitvoeringen uit 1956 van Rock Rock Rock en That's The
Groovy Thing geïntroduceerd door Alan Freed. Cavallo overleed
in december 2019 op 92-jarige leeftijd. De CD inclusief booklet van
36 pagina’s gebaseerd op interviews met Cavallo himself samengevat
in één zin? Vuurwerk voor de fans van de bekendere Freddie
Bell & the Bellboys! |
17 december 2021
SADIE'S
GENTLEMEN'S CLUB VISIT 01: LOVER Een
nieuw concept op Atomicat Records: vijf CD’s met per CD 30 rock
'n' roll en greasy rhythm 'n' blues tracks, titty shakers, popcorn,
twist, pop, exotica, space-age, swing en soul van de jaren '40 tot
1963, genres die in het verleden al veelvuldig zijn ontgonnen op diverse
verzamelreeksen zoals Tabu en Las Vegas Grind op labels als Stag-O-Lee
en Spoonful. De reeks werd samengesteld door DJ Mark Armstrong, de
levendige, pulserende sound is het resultaat van de remastering door
The Studio That Time Forgot in El Paso, Texas die al veel re-issue
compilaties onder handen namen voor de overkoepelende Rockstar/Rhythm
Bomb groep, en het artwork is van Gito Lima. Kom binnen, zet u neer,
drink iets en laat u verleiden door wat heus niet alleen titty shakers
zijn maar eerder omschreven dient als hip shakers, zoals daar zijn
Barbie Gaye's originele versie van het in deze omstandigheden dubbelzinnig
te interpreteren skankende My Boy Lollipop acht jaar vóór
Millie Small. Zet u schrap maar hou uw broekzakken dicht en uw portemonnée
in de gaten voor uptempo rock 'n' roll met de doo-woppende Larktones
en hun Rockin' Swingin' Man en de exotica rock 'n' roll van David
Hill's Wild Child. Ook in Hayden Thompson's Spaans getinte Whatcha
Gonna Do zit exotica, en Boom-A-Lay van The Astro-Jets is jungle exotica
doo-wop verpakt als folk. Een andere rocker komt van zangeres Dodie
Randle, maar kijk wel uit want zij is op een Man Hunt. Ook op de dansvloer
is het uitkijken geblazen want de kans is groot dat die vol staat
als de DJ van dienst de jiver Be My Pussy Cat van The Boptones draait.
Getrouw aan het Atomicat credo bevat de CD heel diverse rock 'n' roll
stijlen waaronder twist (Shake Baby Shake van Celestine Zonderachternaam,
It's Twistin' Time van Hank Ballard & the Midnighters) en mysterieuze
gitaar instrumentals (The Caterpillar Crawl van Dick Dixon & the
Roommates, Tall Man van Chuck Hensley & the Strollers). The Egyptians
koppelen in Inkster Boogie verschroeidend knetterende rhythm 'n' blues
gitaren aan een diepe baritonsax en algemene white rock chaos. Dubbelzinnige
rhythm 'n' blues piano boogie van kort na de oorlog is Vivian Greene's
Bowlegged Boogie uit 1948, en Bull Moose Jackson's Oh John mag dan
wel een jaartje jonger zijn (1949), hij klinkt nòg ouder maar
swingt als geen ander, net als Wynonie Harris' Sittin’ On It
All The Time, ook uit 1949 en in Harris' kenmerkende swingende rhythm
'n' blues boogie stijl, wellicht alleen hier opgenomen vanwege de
double entendres. Het aantal echte striptease sleurders is eigenlijk
dik in de minderheid, maar de medium tempo sax/gitaar instrumental
Sylvia's Callin' van Doc Bagby voldoet aan alle vereisten. Etta James'
bekende I Just Want To Make Love To You past perfect in deze striptease
context, vreemder in de schemer van de striptease bar zijn swingcrooners
als Ella Fitzgerald's Lover en Sarah Vaughan's That Old Black Magic,
of het zou moeten zijn vanwege het onderwerp van deze songs. Een fake
crooner daarentegen is de duivelse pitta versie van Temptation door
Screaming Jay Hawkins die eigenlijk operazanger wou worden maar daar
net iets te geflipt voor bleek. Ook op medium tempo blues swing kan
je je ritmisch ontkleden (dames krijgen voorrang), zoals gedemonstreerd
door BB King in Whole Lotta Love. De dames van madame Sadie dansen
ook op popcorn als Bob Kayli's Tie Me Tight en Joe Valino's waarlijk
magistrale dramatische stroller (Everything I Touched Turned To) Gold,
terwijl Bobby Towers' Bondage Of Love popcorn vermengt met ska blazers.
Tot slot zijn er early sixties klanken als Marv Johnson's I Love The
Way You Love, Prince Conley's funky I'm Going Home en The Pleasures'
Music City dat exact klinkt zoals sommige recente "moderne"
Ray Collins' Hot-Club opnames, alsmede snoeiharde vroege soul met
Don't Cry No More van Bobby “Blue” Bland uit 1961 en ?Love
(Can't You Hear Me) van The Knight Brothers uit 1963. Met die paar
pure crooners als vreemde eend in de pin up club springt de CD een
beetje van de hak op de tak, maar wie een voorliefde heeft voor vooral
zwarte muziekjes en niet maalt dat er vroege soul tussen zit komt
met deze groovy CD gegarandeerd aan zijn, euh, trekken. Release datum:
januari. The
latest Atomicat Records concept: five CDs each featuring 30 rock 'n'
roll, greasy rhythm 'n' blues, titty shakers, popcorn, twist, pop,
exotica, space-age, swing and soul tracks from the 1940s to 1963,
genres that have also been mined intensively by labels like Stag-O-Lee
and Spoonful on compilation series such as Tabu and Las Vegas Grind.
The lively, pulsating sound is the result of the remastering by The
Studio That Time Forgot in El Paso, Texas who already worked on many
re-issue compilations for the Rockstar/Rhythm Bomb group, the artwork
is by Gito Lima, and the series is the brainchild of DJ Mark Armstrong.
Come in, have a seat, grab a tall cool one and let yourself be seduced
by what are not only titty shakers but should rather be described
as hip shakers, like Barbie Gaye's original version of the in this
setting ambiguously interpretable skanking My Boy Lollipop eight years
before Millie Small. Brace yourself but keep your pockets closed for
uptempo rock'n'roll from the doo-woppin' Larktones and their Rockin'
Swingin' Man and the exotic rock'n'roll of David Hill's Wild Child.
Hayden Thompson's Spanish-style Whatcha Gonna Do also contains exotica,
and The Astro-Jets' Boom-A-Lay is jungle exotica doo-wop disguised
as folk. Another rocker comes from singer Dodie Randle, but watch
out for she's on a Man Hunt. On the dance floor you have to watch
out as well because chances are it will be packed when the DJ plays
The Boptones' jiver Be My Pussy Cat. True to the Atomicat credo the
CD contains very diverse rock 'n' roll styles including twist (Celestine
Withoutalastname's Shake Baby Shake, Hank Ballard & the Midnighters'
It's Twistin' Time) and mysterious guitar instrumentals (Dick Dixon
& the Roommates' The Caterpillar Crawl, Chuck Hensley & the
Strollers' Tall Man). The Egyptians' Inkster Boogie combines scorching
rhythm 'n' blues guitars with a deep baritone sax and general white
rock chaos. Risqué rhythm 'n' blues piano boogie from shortly
after world war II is Vivian Greene's Bowlegged Boogie from 1948,
and while Bull Moose Jackson's Oh John may be one year younger (1949),
it sounds even older but swings along with the best of them, as does
Wynonie Harris' Sittin' On It All The Time, also from 1949 and in
Harris' characteristic swinging rhythm 'n' blues boogie style, perhaps
only included here because of the double entendres. In truth there
are not that many real striptease tunes on here, but Doc Bagby's medium
tempo sax/guitar instrumental Sylvia's Callin' is 100 % up to the
task. Etta James' well known I Just Want To Make Love To You fits
perfectly into this striptease context, as opposed to swing crooners
like Ella Fitzgerald's Lover and Sarah Vaughan's That Old Black Magic,
unless these are included because of their subject matter. A fake
crooner on the other hand is the devilish shawarma version of Temptation
by Screaming Jay Hawkins who actually wanted to become an opera singer
but turned out to be a bit too much out of his mind for that. You
can also undress rhythmically (ladies first) on medium tempo blues
swing, as demonstrated by BB King in Whole Lotta Love. Madame Sadie's
ladies also dance to popcorn tunes like Bob Kayli's Tie Me Tight and
Joe Valino's truly masterful dramatic Stroller (Everything I Touched
Turned To) Gold, while Bobby Towers' Bondage Of Love mixes popcorn
with ska saxophones. Our stag night ends with early sixties sounds
like Marv Johnson's I Love The Way You Love, Prince Conley's funky
I'm Going Home and The Pleasures' Music City which sounds exactly
like some of the more recent "modern" Ray Collins' Hot-Club
recordings, and with hardcore early soul like Bobby "Blue"
Bland's Don't Cry No More from 1961 and The Knight Brothers' Love
(Can't You Hear Me) from 1963. The couple of crooners are the odd
one out in this pin up club, but if you have a preference for mainly
black music and don't mind a bit of early soul music you're guaranteed
to enjoy this groovy CD. Release date: January. |
CRAZY
CRAZY PARTY: ATOMICAT ROCKERS ISSUE 02
Over volume 1 van deze nieuwe vijfdelige reeks van DJ Mark Armstrong waren wij ten zeerste te spreken, en dan is de vraag natuurlijk: is volume 2 even geweldig als de foto op het hoesje? Stilistisch was volume 1, Rock-A-Beatin' Boogie (ACCD093), een sterke mix van bekende en minder bekende blanke en zwarte rock 'n' roll in de voor Atomicat kenmerkende veelvoud aan stijlen, nu ligt de nadruk van de 28 nummers 1954-1962 op doo-wop, jive en teen rock. Er staan een paar bekende artiesten op en de CD opent met een overbekend nummer, maar zoals hier heb je Good Golly Miss Molly nog niet vaak gehoord, als doo-woppende jiver door The Crests. De CD bevat veel uptempo zwarte doo-wop zoals Oh But She Did van The Opals en het vrolijke There Goes My Girl van The Five Chancellors, naast vroege pré-doo-wop als Go Get Some More van The? Marks uit 1954 en doo-woppende big band swing jive met Crazy Crazy Party van The Cues, en zo staan er nog veel meer kristalhelder klinkende (de overkoepelende Rhythm Bomb groep heeft sinds 2019 meer dan 10.000 jaren '50 nummers laten remasteren) onverbiddelijk op de dansvloer mikkende big band big label jivers op als Slick Slavin's Speed Crazy, Bobby Dean's Go Mr. Dillon, Russ Marlo & the Kingpins' Tom Cattin', Don, Dick & Jimmy's Too Young To Bop en zelfs Whole Wide World van The Deep River Boys. Ik dacht dat die enkel vocal harmony spirituals maakten, maar in 1956, het jaar waarin deze single verscheen, zat hun platenverkoop in Amerika helemaal in het slop, dus was deze pure jiver misschien wel een laatste wanhoopspoging van RCA alvorens de groep buiten te gooien! De derde hoofdcomponent zijn de betere vlotte uptempo teen rockers als Still In Love With You van The Tu-Tones, Oh Little Girl van Jimmy Craig, het Johnny Burnette-achtige Walking In My Dreams van Chuck & Betty, Freddy Tate & the Toppers' wat softere Ricky Nelson cover Just A Little Too Much, Thomas Wayne's originele uitvoering van het door Elvis gecoverde Girl Next Door (Went A Walkin') en zelfs Neil Sedaka's vergeten stroll Going Home To Mary Lou. Dit leidt ons tot het enige buitenbeentje op de CD, het in violen verpakte Nobody Loves Me Like You van The Flamingos, geschreven door Sam Cooke in zijn typerende stijl maar voor zover wij weten nooit door hem opgenomen. Sommige nummers zoals Dean Allen's Ooh Ooh Baby slagen er in elementen uit al die genres te combineren! In muzikale variatie wordt voorzien door een enkele wilde zwarte schreeuwlelijkerd als Emmett Davis' How About It Baby en een female rocker als de Britse zangeres Janice Peters met het door Move it componist Ian Samwell geschreven A Girl Likes, helaas geen Move it maar niettemin een aangename, zij het cleane rocker uit 1958. Er zijn twee instrumentals: Fats Domino's saxofonist Lee Allen die in het gezellige Hot Rod Special klinkt als Fats Domino die Louis Prima naspeelt, en pianist Floyd Cramer's in violen verpakte cocktail cover van Hank Williams' Hey Good Lookin', met tussendoor een enkele twist als Johnny Keaton & the Twisters' budget cover van Chubby Checker's Twistin' USA en een gekkigheidje/rariteit als La Carrera Del Oso van Los Sinners, een platte Spaanstalige cover van Running Bear van Johnny Preston. Een andere verrassing is Peanuts Wilson's original van het vooral van Buddy Holly bekende You've Got Love, een aangename rockaballad die op de B-kant van Wilson's ultrawilde Cast Iron Arm stond. Wilson schreef het nummer samen met producer Norman Petty (nou ja, het werd bij Petty opgenomen en zijn naam staat er in elk geval mee op) en met Roy Orbison - hij was gitarist in Orbison's eerste bandje The Teen Kings ten tijde van Sun Records. Prima CD, mede door de relatieve onbekendheid van het materiaal, voor diegenen onder u die graag de dansbeentjes uitslaan. Je vindt 'em samen met nog heel veel andere gelijkaardige CD’s uit de omvangrijke Rhythm Bomb/Atomicat/Koko Mojo catalogus op www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
We were rather pleased with volume 1 of this new five part CD series compiled by DJ Mark Armstrong, so the obvious question is: is volume 2 as fantastic as the picture on the cover? Stylistically volume 1 (Rock-A-Beatin' Boogie ACCD093) was a strong mix of well known and lesser known white and black rock 'n' roll in the typical Atomicat variety of styles, but here the emphasis of the 28 tracks 1954-1962 is on doo-wop, jive and teen rock. There's a couple of famous names on here and the CD opens with a very familiar song, but you haven't heard Good Golly Miss Molly like this very often: The Crests turn it into a doo-woppin' jiver. The CD contains a lot of uptempo black doo-wop like The Opals' Oh But She Did and The Five Chancellors' cheerful There Goes My Girl, as well as early pré-doo-wop such as The? Marks' Go Get Some More from 1954 and doo-woppin' big band swing jive with The Cues' Crazy Crazy Party, plus many more crystal clear sounding tracks (the Rhythm Bomb group has remastered more than 10. 000 songs from the 1950s since 2019) aiming straight at the dance floor, big band big label jivers like Slick Slavin's Speed Crazy, Bobby Dean's Go Mr. Dillon, Russ Marlo & the Kingpins' Tom Cattin', Don, Dick & Jimmy's Too Young To Bop and even The Deep River Boys' Whole Wide World. I thought The Deep River Boys only sang vocal harmony spirituals, but in 1956, the year this single came out, their record sales in America were so low that this great jiver may have been a hopeless last effort by RCA before they threw the group out! The third main component are uptempo teen rockers like The Tu-Tones' Still In Love With You, Jimmy Craig's Oh Little Girl, Chuck & Betty's Johnny Burnette styled Walking In My Dream, Freddy Tate & the Toppers' softer Ricky Nelson cover Just A Little Too Much, Thomas Wayne's original version of Girl Next Door (Went A Walkin') as covered by Elvis and even Neil Sedaka's forgotten stroll Going Home To Mary Lou. This leads us to the only odd one out on the CD, The Flamingos' violin wrapped Nobody Loves Me Like You, written by Sam Cooke in his typical style but as far as we know never recorded by him. Some songs like Dean Allen's Ooh Ooh Baby manage to combine elements from all those genres! Musical variation is provided by Emmett Davis' savage black screamer How About It Baby and British singer Janice Peters' female rocker A Girl Likes, written by Move it composer Ian Samwell. It ain't no Move but it's nevertheless a pleasant albeit clean 1958 rocker. There are two instrumentals: Fats Domino's sax man Lee Allen who sounds like Fats Domino imitating Louis Prima in the easy going Hot Rod Special and pianist Floyd Cramer's violin wrapped cocktail cover of Hank Williams' Hey Good Lookin', switched in between an occasional twist like Johnny Keaton & the Twisters' budget cover of Chubby Checker's Twistin' USA and a quirky rarity like La Carrera Del Oso, Los Sinners' flat sounding Spanish language cover of Johnny Preston's Running Bear. Another surprise is Peanuts Wilson's original version of You've Got Love, the pleasant rockaballad that was on the B-side of his ultra wild Cast Iron Arm and is better known in Buddy Holly's cover version. Wilson co-wrote the song with producer Norman Petty (well, at least it was recorded at Petty's studio and his name is on it) and with Roy Orbison - he was guitarist in Orbison's first band The Teen Kings in the Sun Records days. Great CD, partly because of the relative unfamiliarity of the material, for those of you who enjoy dancing to the big beat. You can find it with many other similar CDs from the extensive Rhythm Bomb/Atomicat/Koko Mojo catalogue at www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
Kerst LP en CD Recensies
THERE'S TROUBLE BREWIN'
Bear Family bracht in het verleden al verschillende kerstalbums uit op zowel CD als LP die zich stilistisch toespitsten op crooner, pop, country en blues, maar deze There's Trouble Brewin' brengt "16 serious rockin' crackers and storming seasonal rarities" bij elkaar op good old vinyl (waarvan er vijf twee jaar geleden al op de Bear Family CD Yulesville stonden), en bovendien op gekleurd vinyl, het donkergroen dat je zo vaak ziet in kerst inpakpapier. Dat van die rock 'n' roll klopt grotendeels, al staat er naast solide rock 'n' roll ook hillbilly boogie op, maar dat van die rariteiten klopt minder want een paar van de 16 tracks 1951-1963 zijn vaste prik op elke kerst rock 'n 'roll compilatie zoals Chuck Berry met de pure, euh, Chuck Berry rocker Run Rudolph Run, Johnny Cash met de cash-a-billy It Was Jesus (zonder het toegevoegd Anita Kerr gospelkoortje) die geen kerstnummer is maar bijbelverhalen over Jezus, Jack Scott's vlotte in massa’s achtergrondkoortjes ingepakte poprocker There's Trouble Brewin', en de rockers Rockin' Santa Claus van The Moods en Sleigh Bell Rock van Three Aces & a Joker (de joker, Hal "Holiday" Schneider, treedt nog steeds op). Minder bekend is de versie van datzelfde nummer door Chuck Blevins, de broer van twee groepsleden van Three Aces & a Joker. Op het hillbilly front worden de pakjes geopend door The Davis Sisters met de Christmas Boogie en de zwarte rock 'n' roll tak is vertegenwoordigd met de uptempo doo-wop Hey Santa Claus van The Moonglows en de jiver Rock Around The Christmas Tree van Big Bud. Dat zijn de bekendste tracks, minder bekend zijn de een beetje als Bill Black's Combo klinkende pizzicato sax-gitaar instrumental Winter Wonderland van Allan & the Flames, de flink ruisende old time hillbilly Be-Bop Santa Claus van Earney Vandagriff (het enige nummer dat wij hardnekkige kerstcollectionneurs nog niet hadden), de uptempo "in a souped up model A" rockende Tommy Lee & the Orbits met hun white rock versie van Jingle Bells getiteld Jingle Rock inclusief de voor dat subgenre vereiste platte sax solo, Charlie Starr's Christmas Twist die wel heel erg veel lijkt op Chubby Checker/Hank Ballard's The Twist, Billy Briggs die Tennessee Ernie Ford nadoet in North Pole Boogie, en de primitivobilly van Cordell Jackson's Rock 'n' Roll Christmas en Little Joey Farr's Rock 'n' Roll Santa. En wij mogen als hardnekkige kerstcollectionneurs die nummers dan wel kennen, over de meeste uitvoerders weten we drie keer niks, en dan komt de achterflap van de LP superhandig van pas want die bevat per track een hele paragraaf info van de hand van Bill Dahl, zowat de vaste Bear Family scribent dezer dagen. Ideale LP voor wie tijdens het kerstfeest liever de muziek dan de catering verzorgt, dus doe ons nog maar een emmer caipirinha. En een dessertje of drie. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky) |
8 december 2021
IT'S
CHRISTMAS ONCE AGAIN
Het
is weer kerst en dat zal u geweten hebben want van zodra u de deur
buiten komt wordt u om de oren geslagen met Mariah Carey. Hou uzelf
mentaal gezond met dit antigif, 30 kerstliedjes 1949-1962 uitgezocht
door DJ Mark Armstrong, de man die een volle dagtaak heeft aan het
samenstellen van CDs voor Rhythm Bomb. Hij heeft een beetje gesmokkeld
door enkele songs op te nemen die niets te maken hebben met het kerstfeest
maar wel alles met feesten zoals Doug & Josie's rhythm 'n' blues
jiver Wine Dine And Dance en Larry Amato's We're Gonna Have A Party,
een Neil Sedaka-Howard Greenfield compositie uit 1958 van het soort
laat ons zoveel mogelijk namen van artiesten in één
liedje proppen. Ook Rockin' Robin, hier in de onbekende coverversie
van ene Jerry Duane die wat meer variété gericht is
(hoe kan het anders met het Enoch Light Orchestra als begeleiders),
heeft niets met the most wonderful time of the year te maken, of het
zou moeten zijn omdat het roodborstje een wintervogel is. Maakt allemaal
niet uit zolang het nummers van dit kaliber zijn! Net zoals bijna
alle Atomicat CD’s en net als de zak van de kerstman is dit
een mixed bag waarin zowat alle rock 'n' roll en aanverwante stijlen
de revue passeren, uiteraard te beginnen met leuke rock 'n' roll als
de immer gezellige Huey ''Piano'' Smith & the Clowns' Rock 'n'
Roll Santa Claus, Ron Holden & the Thunderbirds' Who Said There
Ain't No Santa Claus en Chuck Blevins' minder bekende cover van de
klassieker Sleigh Bell Rock van Three Aces & a Joker door de broer
van twee groepsleden van die Three Aces & a Joker! Een ander semi-bekend
nummer is Big John Greer's We Wanna See Santa Do The Mambo dat ook
bestaat als hillbilly (Terry Fell) en als echte mambo (Bill Darnell).
Ik heb geen idee wie eerst was! Big Bud's Rock Around The Christmas
Tree is een erg bekende kerstrocker, de B-kant daarvan is dat al veel
minder, geheel ten onrechte want Snow-Man Rock rockt, jivet en swingt
als de be(e)sten. Lillian Briggs'? Rock 'n' Roll-y Poly Santa Claus
is big band rock 'n' roll, en hoe dicht al die genres bij elkaar liggen
hoor je in Johnny Mercer & the Pied Pipers' Santa Claus Is Coming
To Town. Is deze Capitol opname uit 1949 nu big band swing of country?
Maakt niet uit zolang het nummers van dit kaliber zijn! Tot de betere
country variété behoren in elk geval Porter Wagoner's
Frosty The Snowman, Faron Young's I'm Gonna Tell Santa Claus On You,
Tennessee Ernie Ford met een opsomming van het menu van het Christmas
Dinner inclusief dankgebed, en Faron Young's big budget big label
poging een rock 'n' roll graantje mee te pikken met Snowball dat niets
met kerstmis maar alles met de winter te maken heeft. Tot die categorie
behoren eveneens Carl Smith's swingende fingerpicking annex steelgitaar
instrumental Snowdeer en Bill Monroe's bluegrass classic Footprints
In The Snow. Te situeren in de countryhoek zijn verder de plechtige
religieuze country schmaltz samenzang in Joy To The World door The
Louvin Brothers samen met een gospelkoor, maar dan hoor ik ze toch
liever gewoon met hun twee, euh, alleen in het opgewekte Santa's Big
Parade. Nog meer echte religieuze kerstmuziek is er met Big Maybelle's
indrukwekkende uitvoering van Silent Night. Haar versie van White
Christmas daarentegen klasseer ik onder crooner. Brenda Lee's Papa
Noel balanceerde in 1958 met verve op het randje van rock 'n roll,
pop en variété, en hetzelfde zou je kunnen zeggen van
Chet Atkins' semi-instrumentale Jingle Bell Rock, maar Frankie Lymon
was reeds in 1957 al helemaal op de croonertoer met zijn It's Christmas
Once Again. Pop in de positieve betekenis van het woord en niet bedoeld
als waarde oordeel is Jimmy Charles' Santa Won't Be Blue This Christmas,
en net zoals de eindejaarsshows vroeger op televisie is er nog meer
variété met Dorothy Collins' Mister Santa, een kerstversie
van Mister Sandman. Earl Grant's Swingin' Christmas is pure jazz die
begint als detective swing maar al snel wordt overgoten met een laagje
orgel. Om de een of andere reden worden er veel kerstliedjes opgenomen
door kindertjes (ik neem aan dat dat schattig wordt bevonden) en een
van de verrassingen van de CD is Joe Poovey & Earney Vandagriff
with The Big "D" Boys' hillbilly nummer Santa's Helper.
Poovey maakte zijn eerste opnames als kindsterretje toen hij amper
tien was en Santa's Helper dateert luidens de hoesnota’s uit
1955, dus moet hij veertien zijn geweest. Een paar jaar later nam
hij als Groovey Joe Poovey de rock 'n' roll classic Ten Long Fingers
op! De CD sluit af met twee oudjaarsliedjes, Billy Ward & the
Dominoes' vocal harmony meezinger Ringing In A Brand New Year en Jo
Ann Campbell's popzwijmelaar Happy New Year Baby, een andere Neil
Sedaka-Howard Greenfield compositie. En samen vormt dat een gevarieerde
CD voor alle mensen van goede wil. Als u voor mij nog een flesje wijn
opentrekt, dan leg ik 'em nog een keer op.
It's
Christmas once again and there's no escape possible: as soon as you
step outside the door you're hit on the head with Mariah Carey. Keep
yourself mentally healthy en make sure you get your vaccine, these
30 Christmas songs 1949-1962 selected by DJ Mark Armstrong, the man
who spends his days listening to old music and his nights compiling
Rhythm Bomb CDs for your listening and dancing entertainment. He smuggled
in a few songs here that have nothing to do with christmas but everything
with partying such as Doug & Josie's rhythm 'n' blues jiver Wine
Dine And Dance and Larry Amato's We're Gonna Have A Party, a 1958
Neil Sedaka-Howard Greenfield composition of the kind that crams as
many names of artists as humanly possible into one song. Also Rockin'
Robin, here in an unknown cover version by one Jerry Duane that is
more variety oriented (how could it be otherwise with the Enoch Light
Orchestra in tow), has nothing to do with the most wonderful time
of the year, unless it's because the robin is a winter bird. Doesn't
matter as long as the songs are this good! Like almost all Atomicat
CDs and just like Santa's bag, this is a mixed bag in which just about
each and every rock 'n' roll and related style is represented, starting
with fun rock 'n' roll like the always cosy Huey ''Piano'' Smith &
the Clowns' Rock 'n' Roll Santa Claus, Ron Holden & the Thunderbirds'
Who Said There Ain't No Santa Claus and Chuck Blevins' lesser known
cover of Three Aces & a Joker's classic Sleigh Bell Rock by the
brother of two Three Aces & a Joker band members! Another more
or less famous song is Big John Greer's We Wanna See Santa Do The
Mambo that was also recorded as hillbilly by Terry Fell and as a real
mambo by Bill Darnell. I have no idea who was first! Big Bud's Rock
Around The Christmas Tree is another familiar Christmas rocker, the
flip of which is seldom heard, unjustly so because Snow-Man Rock rocks,
jives and swings along with the best of them. Lillian Briggs' Rock
'n' Roll-y Poly Santa Claus is big band rock 'n' roll, and how all
those genres blend can be heard in Johnny Mercer & the Pied Pipers'
Santa Claus Is Coming To Town. Is this 1949 Capitol recording big
band swing or country? Doesn't matter as long as the songs are this
good! Porter Wagoner's Frosty The Snowman, Faron Young's I'm Gonna
Tell Santa Claus On You, Tennessee Ernie Ford's Christmas Dinner including
the entire menu and the thanksgiving, and Faron Young's big budget
big label attempt at rock 'n' roll titled Snowball, which again has
nothing to do with Christmas but everything with winter, all belong
to the better than average country stylings, and the same goes for
Carl Smith's swinging fingerpicking/steelguitar instrumental Snowdeer
and Bill Monroe's bluegrass classic Footprints In The Snow. More country
capers are the solemn religious country schmaltz of Joy To The World
by The Louvin Brothers together with a gospel choir, but I prefer
to hear just the two of them, err, alone in the cheerful Santa's Big
Parade. There is even more real religious christmas music with Big
Maybelle's impressive performance on Silent Night. Her version of
White Christmas on the other hand I file under crooner. In 1958 Brenda
Lee's Papa Noel balanced with verve on the edge of rock 'n roll, pop
and variety music and the same can be said of Chet Atkins' semi-instrumental
Jingle Bell Rock, while Frankie Lymon had already gone 100 % crooner
in 1957 with It's Christmas Once Again. Pop in the positive sense
of the word and not intended as a value judgement is Jimmy Charles'
Santa Won't Be Blue This Christmas, and just like the new year's eve
shows they used to have on television there is even more variety music
with Dorothy Collins' Mister Santa, a christmas version of Mister
Sandman. Earl Grant's Swingin' Christmas is pure jazz, starting out
as detective swing but all too soon topped with a layer of organ.
For some reason many christmas songs are recorded by children (I suppose
it's considered cute) and one of the surprises of the CD is Joe Poovey
& Earney Vandagriff with The Big "D" Boys' hillbilly
number Santa's Helper. Poovey made his first recordings as a child
star when he was barely ten and according to the sleeve notes Santa's
Helper is from 1955, so he must have been fourteen. A few years later
he recorded the rock 'n' roll classic Ten Long Fingers as Groovey
Joe Poovey! The CD closes with two new year's eve songs, Billy Ward
& the Dominoes' vocal harmony singalong Ringing In A Brand New
Year and Jo Ann Campbell's swooning pop track Happy New Year Baby,
another Neil Sedaka-Howard Greenfield composition. And together this
makes for a varied CD for all people of good will. If you open me
up another bottle of wine, I'll put it on again. |
WHITE
CHRISTMAS White Christmas van Bing Crosby blijft alle Mariah Careys dezer wereld ten spijt nog steeds het beroemdste kerstliedje ooit, ook al is het dan intussen 79 jaar oud. De originele versie komt niet uit de gelijknamige film uit 1954 want Crosby had het op kerstdag 1941 al gezongen op de radio en in 1942 zat het al in de musical Holiday Inn. Het liedje won dat jaar de oscar voor Best Original Song (componist Irving Berlin die naar verluidt zelf kerstmis háátte omdat zijn eerstgeboren zoon Irving Jr overleed op kerstdag 1928 opende de enveloppe en las zijn eigen naam voor als winnaar) en White Christmas werd zo populair dat de sneeuwwitte Crosby er zelfs de top van de zwarte hitparade mee bereikte. In 1954 was het hek helemaal van de dam nadat er de gelijknamige musical werd rond gebreid, een feel good film die iedereen eigenlijk elk jaar verplicht zou moeten zien rond de kerst. Samen met It's A Wonderful Life uit 1946, en niet met Home Alone. White Christmas is niet alleen het beroemdste kerstliedje ooit, maar misschien ook het beroemdste liedje ooit tout court, én het meest verkochte én het meest gecoverde, want er bestaan meer dan 2000 covers van in meer dan 30 talen. Jasmine verzamelde er op deze CD 27, aangevuld met Crosby's originele plaatopname daterend van 29 mei 1942 (meestal wordt zijn heropname uit 1947 gedraaid), en dat zijn negen versies gezongen door een zanger, zeven door een zangeres, zeven door duo’s of groepen en vijf instrumentale, met als uitschieters de speelse doo-wop versie van The Drifters uit 1954 met Clyde McPhatter en Bill Pinkney die trouwens in Home Alone zit, en de pré-doo-wop vocal harmony versie van The Ravens uit 1948. Rock 'n' roll namen die White Christmas verpakken als pop zijn Emile Ford & the Checkmates, de dromerige Les Paul & Mary Ford en Bobby Vee, de al even dromerige gitaarversie van Chet Atkins, en er zijn ook pop versies door The Statues (een doo-wop groep die zich zo te horen oriënteerde op The Four Seasons) en de met krakende stem gezongen versie van Sister Rosetta Tharpe. Altijd leuk om tegen te komen in zo'n select internationaal gezelschap: de pop samenzang van onze eigen Blue Diamonds (1960) en de instrumentale Hawaiiaanse versie van de Belgische studiogroep The Waikikis (1962, alleen jammer van dat orgeltje). Minder bekend doch ook uit België: orkestleider Vic Barrell. Bing Crosby's versie hier komt dus niét uit de film White Christmas, wél uit de soundtrack daarvan is de crooner uitvoering van Rosemary Clooney die met haar This Ole House ooit nog heel dicht in de buurt van de rock 'n' roll kwam (vraag maar aan Shakin' Stevens) en de tante was van acteur George Clooney, de 21ste eeuwse reïncarnatie van de jaren '40 en '50 acteur Cary Grant. Uiteraard staan er op de CD veel croonerversies door onder meer Ella Fitzgerald, Billy Vaughn, Keely Smith (de vrouw van Louis Prima), rhythm 'n' blues zangeres Big Maybelle, Dean Martin, Peggy Lee, Johnny Mathis, Mahalia Jackson, de in Duitsland blijven plakken zwarte operazanger Kenneth Spencer met de vertaling Weisse Weihnacht, het strijkorkest van Mantovani en zelfs de vertelversie van acteur Walter Brennan - u kent hem als de mopperende mankepoot en het vijfde wiel aan de huifkar in de John Wayne/Dean Martin/Ricky Nelson western Rio Bravo (1959). Crooners + White Christmas = Frank Sinatra, en zijn versie hier is die uit 1944 want ook Sinatra nam het nummer diverse keren op. De White Christmas van Bill Ribbon & the Blue Jays is een platte instrumentale sax/orgel uitvoering, verrassender is de ska pop uitvoering van het Jamaicaanse duo Simms & Robinson die zo in Jools Holland's Hootenanny oudejaarsshow op de BBC kan. De CD sluit af met de bekende versie van Elvis' eerste kerst LP uit 1957. Geef de kaviaar nog eens door! Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)
In spite of all the Mariah Careys in the world Bing Crosby's White Christmas remains the most famous christmas song ever, even though it's already 79 years old. The original version is not from the 1954 movie of the same name as Crosby had already sung it on the radio on christmas day 1941 and in 1942 it was featured in the musical Holiday Inn. That year the song won the oscar for Best Original Song (composer Irving Berlin who reportedly hated christmas because his firstborn son Irving Jr died on christmas day 1928, opened the envelope and read out his own name as the winner) and White Christmas became so popular that snow white Crosby even took it all the way to the top of the black charts. In 1954 followed the musical of the same title, a feel-good film that should be obligatory viewing for everybody around christmas. Together with It's A Wonderful Life from 1946, not with Home Alone. White Christmas is not only the most famous christmas song in the world, but perhaps also the most famous song ever in general, ànd the most sold ànd the most covered song in the world, as there are more than 2000 White Christmas covers out there in more than 30 languages. Jasmine has collected 27 versions on this CD, supplemented by Crosby's original recording from May 29, 1942 (usually his 1947 re-recording is played), which comes down to nine male versions, seven female versions, seven duo or group versions and five instrumentals, the highlights being the playful 1954 doo-wop version by The Drifters with Clyde McPhatter and Bill Pinkney which can be heard in Home Alone, and the 1948 pré-doo-wop vocal harmony version by The Ravens. Rock 'n' roll artists who turn White Christmas into pop are Emile Ford & the Checkmates, the dreamy Les Paul & Mary Ford and Bobby Vee versions, as well as Chet Atkins' equally dreamy guitar version. More pop versions are supplied by The Statues (a doo-wop group that sounds like it was inspired by The Four Seasons), the crackling voice of Sister Rosetta Tharpe, the pop stylings of Holland's Blue Diamonds and the instrumental Hawaiian version by Belgian studio group The Waikikis (pity about the organ though). Bing Crosby's version may not be from the White Christmas movie soundtrack, but another version is, courtesy of Rosemary Clooney who at one point came very close to rock 'n' roll with This Ole House (just ask Shakin' Stevens) and happened to be the aunt of actor George Clooney, the 21st century reincarnation of forties/fifties actor Cary Grant. The CD obviously contains several crooner versions by the likes of Ella Fitzgerald, Billy Vaughn, Keely Smith (Mrs. Louis Prima), rhythm 'n' blues singer Big Maybelle, Dean Martin, Peggy Lee, Johnny Mathis, Mahalia Jackson, black opera singer Kenneth Spencer's German translation Weisse Weihnacht, Mantovani's cascading strings and even the narrative by actor Walter Brennan - you know him as the mumbling and limping fifth wheel on the covered wagon in the 1959 John Wayne/Dean Martin/Ricky Nelson western Rio Bravo. Crooners + White Christmas = Frank Sinatra, and the chairman of the board's version here is the one from 1944, as also Sinatra revisited the song several times. Bill Ribbon & the Blue Jays provide a flat instrumental sax/organ version, while the ska pop version by Jamaican duo Simms & Robinson, a much more pleasant discovery, would fit perfectly in Jools Holland's Hootenanny new year's eve show on the BBC. The CD finishes with Elvis' well known version from his first christmas LP in 1957. Pass the caviar, please! Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
BRONZE
CHRISTMAS
Mojo
Man Little Victor Mac verblijdt ons met een nieuwe selectie zwarte
muziekjes, dit keer onder de titel "bronzen kerst", want
“brons “was destijds in Amerika een ander eufemisme om
de gekleurde medemens aan te duiden. De 28 tracks zijn niet alleen
erg gevarieerd qua stijl maar ook qua bekendheid en omvatten naast
Chuck Berry's overbekende prima deluxe rocker Run Rudolph Run zowel
bekende songs als Sugar "Chile" Robinson's piano boogie
woogie Christmas Boogie, de altijd even gezellige Huey Piano Smith's
Rock 'n' Roll Santa Claus en de zwarte rocker Rock Around The Christmas
Tree van Big Bud, als obscuriteiten, véél obscuriteiten,
en daar gaat het de verzamelaar uiteraard om. Wij nemen nota van de
instrumental Jingle Bell Hop, een toeterende versie van het onverwoestbare
Jingle Bells door The Jackson Trio, niet te verwarren met The Three
Jacksons uit Nederland, hahaha. Cool Cool Christmas van de onwaarschijnlijk
genaamde Bobby & Boobie is uptempo wacko doo-wop, Christmas Twist
van The Twistin' Kings is eerder medium tempo early sixties dan twist,
en Frank Cosmo's Merry Christmas is skankende pretpop. Louis Armstrong
levert met Christmas Night In Harlem en Cool Yule een dubbele portie
trompetterende jazzswing aan, en diva Ella Fitzgerald draagt de onwaarschijnlijk
swingende uptempo crooner Jingle Bells aan. Voorts is er vocal harmony
met The Mills Brothers' Here Comes Santa Claus (mogelijk een inspiratiebron
voor Elvis’ versie) en is het cocktail time met Christmas Eve
Baby van Frankie Ervin & Johnny Moore's Blazers. Op alle door
Little Victor samengestelde CD’s wordt plaats ingeruimd voor
de blues, hier middels ballades (Hank Ballard's Christmas Time For
Everybody But Me, Jimmy McCracklin's Christmas Time Part 1, Jimmy
Witherspoon's Christmas Blues), piano interludia (Little Willie Littlefield's
Merry Xmas, Harry Crafton's Bring That Cadillac Back), big band blues
swing (Larry Darnell's Christmas Blues) en krakende vooroorlogse akoestische
countryblues (pechvogel Leroy Carr die zijn Christmas In Jail, Ain't
That A Thing moet doorbrengen). Van hetzelfde countryblues laken een
hobo pak: Smokey Hogg's My Christmas Baby. Allemaal goed en wel, maar
minder leuk vind ik dat er overlappingen zijn met de gelijktijdig
verschenen More Doo Wop Christmas Gems CD, namelijk Santa Done Got
Hip van The Marquees en het als vocal harmony gospel gezongen I'll
Be Home For Christmas van The Pilgrim Travellers, ook weer mogelijk
een inspiratiebron voor Elvis' versie. Niks mis met vooral dat eerste
nummer, maar dubbels zijn nooit leuk. De CD bevat ook twee oudjaars
songs, Happy New Year Baby van Lem Tally begeleid door het orkest
van Johnny Otis dat klinkt als pré-rock 'n' roll rhythm 'n'
blues swing en niet als hand jive, en de klassieker Auld Lang Syne
in de swingende big band boogie versie van het orkest van Freddie
Mitchell. Christmas wordt met met deze CD allicht een stukje minder
white, maar deze bronzen CD is goud waard. Elke rechtgeaarde liefhebber
van oude muziekjes allerhande zal zijn gading op vinden op deze ideale
CD om tijdens het familiefeest wat positieve vibes binnen te smokkelen,
dus doe mij nog maar een kalkoen. Mojo
Man Little Victor Mac brings joy to the world with a new selection
of black yuletide music, this time under the heading "Bronze
Christmas", because at the time “bronze” was another
euphemism in America to indicate one's coloured fellow man. The 28
tracks are very varied in style and include well known songs like
Chuck Berry's familiar deluxe rocker Run Rudolph Run, Sugar "Chile"
Robinson's piano boogie woogie Christmas Boogie, the always cosy Huey
Piano Smith's Rock 'n' Roll Santa Claus and Big Bud's black rocker
Rock Around The Christmas Tree, as well as obscurities, many obscurities,
and that's of course what the dedicated collector is after. We note
the instrumental Jingle Bell Hop, a honking version of the indestructible
Jingle Bells by The Jackson Trio, not to be confused with Michael
Jackson's Jacksons, hahaha. Cool Cool Christmas by the improbably
named Bobby & Boobie is uptempo wacko doo-wop, Christmas Twist
by The Twistin' Kings is medium tempo early sixties rather than twist,
and Frank Cosmo's Merry Christmas is skanking fun pop. Louis Armstrong
delivers a double portion of trumpeteer jazz swing with Christmas
Night In Harlem and Cool Yule, while diva Ella Fitzgerald contributes
the incredibly swinging uptempo crooner Jingle Bells. There is vocal
harmony with The Mills Brothers' Here Comes Santa Claus (possibly
an inspiration for Elvis' version) and it's cocktail time with Christmas
Eve Baby by Frankie Ervin & Johnny Moore's Blazers. On all Little
Victor's CDs there is room for the blues, here through ballads (Hank
Ballard's Christmas Time For Everybody But Me, Jimmy McCracklin's
Christmas Time Part 1, Jimmy Witherspoon's Christmas Blues), piano
interludes (Little Willie Littlefield's Merry Xmas, Harry Crafton's
Bring That Cadillac Back), big band blues swing (Larry Darnell's Christmas
Blues) and crackling pré-war acoustic country blues, unlucky
Leroy Carr having to spend his Christmas In Jail, Ain't That A Thing.
Another one in the same country blues variety is Smokey Hogg's My
Christmas Baby. All's well that ends well, but what I don't like is
that there are overlaps with the simultaneously released More Doo
Wop Christmas Gems CD, The Marquees' Santa Done Got Hip and The Pilgrim
Travellers' vocal harmony gospel I'll Be Home For Christmas, again
possibly an inspiration for Elvis' version. Nothing wrong with that
first song in particular, but it’s never fun to have doubles.
The CD also contains two new year's eve songs, Happy New Year Baby
by Lem Tally accompanied by Johnny Otis' orchestra which sounds more
like pré-rock 'n' roll rhythm 'n' blues swing than hand jive,
and the traditional Auld Lang Syne in the swinging big band boogie
version by Freddie Mitchell's orchestra. Christmas may be a little
less white with this CD, but this bronze CD is worth its weight in
gold. Every fan of old tunes in his right mind will find something
to his liking on this CD. It’s perfect for smuggling in positive
vibes at the family gathering, so I guess I'll have another turkey. |
ATOMICAT
HOOTENANNY
Eind
vorig jaar bracht Atomicat de CD When The Clock Chimes Twelve ACCD033
uit, een oudjaarscompilatie zonder oudjaar liedjes maar boordevol
muziek waarmee u gegarandeerd een feestje op gang trekt. Dit jaar
verschijnt het gelijkaardige Atomicat Hootenanny, opnieuw een door
Mark Armstrong samengestelde CD waarvan het artwork hint naar oudjaar
maar zonder oudjaarsongs zoals er wel degelijk een handvol stonden
op de verschillende kerst-CD’s die dit jaar werden uitgebracht
door de overkoepelende Rockstar groep. Ik zou die allemaal eens op
één CD willen verzameld zien, want ik heb véél
kerstcompilaties maar geen enkele nieuwjaarscompilatie. Soit, het
grote voordeel is dat je deze CD het hele jaar door kan draaien want
het is een verzameling vlotte rockers zoals Tommy Lamonte's geflipte
Yeah Yeah Yeah, Gene Simmons' Sun rocker Drinkin’ Wine en Billy
Lee Riley's post-Sun saxrocker Is That All To The Ball Mr. Hall, vrolijke
early sixties klanken met Eddie Carroll's I've Got It Made, Lenny
Johnson's Walk Ginny Walk en Guitar Red's Just You And I, en jivers
met Gene Lewis' Crazy Legs en Charles Senns' Gee Whiz Liz. Er is rockabilly
met Charlie Feathers' Jungle Fever en echobilly anno 1956 met Jimmy
Witter & the Shadows'? If You Love My Woman op het - ik maak geen
grapje - Elvis label. Big Green Car kent u wellicht in de originele
versie van Jimmy Carroll, hier hoort u de minder bekende Nieuw-Zeelandse
cover door Johnny Devlin, iets minder wild maar even chaotisch. Qua
female rockers is het ongetwijfeld goed feesten met de in I'm Your
Slave erg wild klinkende Jeanie Allen die de dubbelzinnigheden blijkbaar
niet schuwde aangezien haar band The Beavers heette, terwijl Betty
McQuade allesbehalve met haar mond vol tanden staat in de tongbreker
Tongue Tied. Als u denkt dat er nooit een einde zal komen aan het
materiaal waaruit geput kan worden voor dit soort verzamel-CD’s
trekken we het bodemloze vat instrumentals open, en daaruit komen
de scherpe doodsgitaren van The Rialtos featuring Freddie Thomas en
hun door de donder doorkliefde Like Thunder. De bliksem moet u er
zelf bij denken! Ja, waarlijk alle stijlen passeren de revue, van
een teenrocker als Douglas Cornell & the Hot Rods' Hey Cool over
Mel Dorsey's nog steeds verschroeiende sax sleurder Little Lil tot
een uptempo Goldband swamp rocker als Gabe Dean & the Moon Men's
Slop And Stroll Jolie Blonde die niets met het internationale cajun
volkslied Jolie Blonde te maken heeft. De CD bevat ook een goeie selectie
zwarte tracks met onder meer Square Walton's bluesbopper Bad Hangover
met Mickey Baker op gitaar en Sonny Terry op mondharmonica, Bob Williams'
stroller My Goose Is Cooked en Mac Sims' Drivin’ Wheel dat klinkt
als Chuck Berry met sax. King Charles' Bop Cat Stomp is een wilde
uptempo instrumentale rhythm 'n' blues gitaarrocker, Sammy Cotton's
Give Me One More Drink is doo-woppende rhythm 'n' blues swingjive,
en Junior Wells doet de voodoo in Two Head Woman. Jimmy McCracklin's
The Walk passeert in de mij onbekende coverversie uit 1962 van ene
Lue Cazz begeleid door... het Jimmy McCracklin Orchestra! Cazz klinkt
niet beter of slechter dan de originele uitvoering maar evenwaardig,
zij het wel degelijk anders door de nadruk op de drum, en het is dit
soort ontdekkingen dat dit soort CD’s de moeite blijft maken.
De luie DJ kan op uw oudjaarsfeest eenvoudigweg deze CD opleggen en
naar de bar sluipen. Doe mij dus nog maar een fles bubbels. Party
time, en ook van ons de beste boppende wensen!
At
the end of last year Atomicat released the CD When The Clock Chimes
Twelve ACCD033, a new year's eve compilation without any new year's
eve songs but packed with music guaranteed to get your party started.
This year sees the release of the similar CD Atomicat Hootenanny,
another Mark Armstrong compilation with artwork hinting at new year's
eve but without any new year's eve songs. Nevertheless several rockin'
new year's eve songs found their way onto the various christmas CDs
released this year by the Rockstar group, and I'd love to have them
all together on one CD, because I have lots of christmas compilations
but no new year's eve compilation. Well, never mind my bitching, the
big advantage is that you can play this CD all year round as it's
a collection of decent rockers like Tommy Lamonte's flipped Yeah Yeah
Yeah, Gene Simmons' Sun rocker Drinkin' Wine and Billy Lee Riley's
post-Sun sax rocker Is That All To The Ball Mr. Hall, upbeat early
sixties sounds like Eddie Carroll's I've Got It Made, Lenny Johnson's
Walk Ginny Walk and Guitar Red's Just You And I, and jivers like Gene
Lewis' Crazy Legs and Charles Senns' Gee Whiz Liz. There's rockabilly
with Charlie Feathers' Jungle Fever and 1956 echobilly with Jimmy
Witter & the Shadows' If You Love My Woman on the - I kid you
not - Elvis label. You're probably familiar with Jimmy Carroll's original
version of Big Green Car, but here we are treated to the lesser known
New Zealand cover by Johnny Devlin, a bit less wild but equally chaotic.
In terms of female rockers you're guaranteed a good time with the
wild I'm Your Slave by Jeanie Allen who apparently did not shy away
from double entendres since her band was called The Beavers, while
Betty McQuade is anything but tongue tied in the tongue-twister Tongue
Tied. And if you think there will never be an end to the material
to draw from for this kind of compilations, let's open up the bottomless
barrel of instrumentals and out come the lethal guitars of The Rialtos
featuring Freddie Thomas and their thunder ridden Like Thunder. You
have to imagine the lightning yourself though! Yes, all rock 'n' roll
styles are truly featured here, from a teen rocker like Douglas Cornell
& the Hot Rods' Hey Cool over Mel Dorsey's after all these years
still scorching sax stomper Little Lil to an uptempo Goldband swamp
rocker like Gabe Dean & the Moon Men's Slop And Stroll Jolie Blonde
which has nothing to do with the international cajun anthem Jolie
Blonde. The CD also contains a fine selection of black tracks including
Square Walton's blues bopper Bad Hangover with Mickey Baker on guitar
and Sonny Terry on harmonica, Bob Williams' stroller My Goose Is Cooked
and Mac Sims' Drivin' Wheel that sounds like Chuck Berry with sax
added. King Charles' Bop Cat Stomp is a wild uptempo instrumental
rhythm 'n' blues guitar rocker, Sammy Cotton's Give Me One More Drink
is doo-wopping rhythm 'n' blues swing jive, and Junior Wells goes
voodoo in Two Head Woman. Jimmy McCracklin's The Walk is featured
in the unknown 1962 cover version by one Lue Cazz, accompanied by...
the Jimmy McCracklin Orchestra! Cazz sounds no better or worse than
the original version but just as good, albeit different because of
the emphasis on the drums, and it's discoveries like this that make
this type of CDs worthwhile. The lazy DJ at your new year's eve party
can simply put this CD on and sneak off to the bar, so I'll just have
another bottle of bubbly. Party time, and best boppin' wishes from
all of us! |
LET'S
HAVE A FUNNY LITTLE CHRISTMAS
Dat
ontbrak er nog aan: een novelty kerst CD boordevol hilarische parodieën
en andere dommigheden zoals doo-wop exotica (The Marquees' Christmas
In The Congo), vooroorlogs klinkende calypso (Lord Beginner's Christmas
Morning The Rum Had Me Yawning), Malcolm Dodds' fake Duitstalige (joodse?)
poprock stroller Ich Bin Very Happy (Merry Merry Christmas) en nog
meer jiddische gibberisch met Yogi Yorgesson's I Just Go Nuts At Christmas.
Mad Milo's Elvis For X-mas doet denken aan het knip- en plakwerk van
Buchanan & Goodman, zelf ook aanwezig op het kerstfeest met de
twee delen van hun Santa And The Satellite. Als het om komische nummers
gaat mag Ray Stevens niet ontbreken (Santa Claus Is Watching You),
en voor genadeloze anarchie kon je altijd terecht bij Spike Jones
(All I Want For Christmas Is My Two Front Teeth) en Stan Freberg,
present met de spoken word tracks The Night Before Christmas en Christmas
Dragnet waarin hij het kerstgegeven koppelt aan de in de jaren '50
populaire politiereeks Dragnet. Al even spoken word: de jazzy beatnik
jive van Edd "Kookie" Byrnes' Yulesville. Niet alle nummers
zijn lachen gieren brullen want op It's A Funny Little Christmas staan
ook reguliere kerstrockers zoals The Moods' Rockin' Santa Claus, The
Hepsters' doo-wopper Rockin' 'n' Rollin' With Santa Claus, The Holly
Twins' I Want Elvis For Christmas met Eddie Cochran op echovolle baby
baby baby b-b-b-backings, en de onstuimige blanke gitaar/sax rocker
Jingle Rock van Tommy Lee & the Orbits. The Four Imperials' Santa's
Got A Coupe De Ville is vokale surf, alleen jammer dat dat ook op
de gelijktijdig verschenen CD More Doo Wop Christmas Gems staat. Er
is mambo met Jimmy Boyd's I Saw Mommy Do The Mambo With You Know Who
en Augie Rios' Donde Esta Santa Claus, en variété met
that bad Eartha Kitt op haar onschuldigst in Nothin' For Christmas.
De steel gitaar doet Brenda Lee's bekende I’m Gonna Lasso Santa
Claus dan weer bijna Hawaiiaans klinken. Er is nog meer kleine kindjes
rock met Little Joey Farr's prima I Want A Big White Cadillac For
Christmas en zijn chaotische primitivobilly Rock 'n' Roll Santa, en
met de fanfare die schuinsmarcheert in Gayla Peevey's I Want A Hippopotamus
For Christma. Johnny Preston's I Want A Rock 'n' Roll Guitar is brave
poprock en Barry Richards' Baby Sittin' Santa is een copy/paste kerstversie
van Buzz Clifford's Baby Sittin Boogie. De CD sluit af met twee eindejaarsnummers,
de vooroorlogse variété van George Formby's Letting
The New Year In en Auld Lang Syne in de Bill Black Combo styled instrumentale
orgel/sax versie van The Rockin' Stockin' op Sun Records die volgens
de legende Billy Lee Riley & the Little Green Men waren. Dom?
Bij momenten zeker. Fout? Ongetwijfeld. Mijn favoriet onder de kerstreleases
dit jaar? Ik vrees van wel, dus doe mij nog maar een porto. Neem die
van 10 jaar maar. And
when you think you've heard it all, here's a novelty Christmas CD
full of hilarious parodies and other silly songs starring doo-wop
exotica (The Marquees' Christmas In The Congo), pré-war sounding
calypso (Lord Beginner's Christmas Morning The Rum Had Me Yawning),
Malcolm Dodds' fake German language (jewish????) pop-rock stroller
Ich Bin Very Happy (Merry Merry Christmas) and even more yiddish gibberish
with Yogi Yorgesson's I Just Go Nuts At Christmas. Mad Milo's Elvis
For XMas belongs to the Buchanan & Goodman's cut and glue school
of rock 'n' roll, and Buchanan & Goodman themselves also join
in the fun with both parts of their Santa And The Satellite. When
it comes to novelty tunes Ray Stevens is always at hand (Santa Claus
Is Watching You), and for merciless anarchy one could always depend
on Spike Jones (All I Want For Christmas Is My Two Front Teeth) and
Stan Freberg, his usual out of control self with the spoken word tracks
The Night Before Christmas and Christmas Dragnet in which he links
the christmas theme to the Dragnet police series that was hugely popular
in the fifties. Another spoken word track is the jazzy beatnik jive
of Edd "Kookie" Byrnes' Yulesville. Not all the tracks are
crazy rockers because It's A Funny Little Christmas also features
regular Christmas rockers like The Moods' Rockin' Santa Claus, The
Hepsters' doo-woppin' Rockin' 'n' Rollin' With Santa Claus, The Holly
Twins' I Want Elvis For Christmas with Eddie Cochran on echoing baby
baby b-b-b-backings, and Tommy Lee & the Orbits' boisterous white
guitar/sax rocker Jingle Rock. The Four Imperials' Santa's Got A Coupe
De Ville is vocal surf, too bad this one is also on the simultaneously
released CD More Doo Wop Christmas Gems. There's mambo with Jimmy
Boyd's I Saw Mommy Do The Mambo With You Know Who and Augie Rios'
Donde Esta Santa Claus, variety music with that bad Eartha Kitt at
her most innocent in Nothin' For Christmas, and the steel guitar makes
Brenda Lee's popular I'm Gonna Lasso Santa Claus sound almost Hawaiian.
There's more little kiddie rock with Little Joey Farr's fine I Want
A Big White Cadillac For Christmas and his chaotic primitivobilly
Rock 'n' Roll Santa, and with the brass band marching along to Gayla
Peevey's I Want A Hippopotamus For Christmas. Johnny Preston's I Want
A Rock 'n' Roll Guitar is fair enough pop rock and Barry Richards'
Baby Sittin' Santa is a copy/paste christmas version of Buzz Clifford's
Baby Sittin Boogie. The CD finishes with two new year's eve numbers,
the pré-war music hall variety of George Formby's Letting The
New Year In and Auld Lang Syne in the Bill Black Combo styled instrumental
organ/sax version of The Rockin' Stockin' on Sun Records which is
supposed to have been Billy Lee Riley & the Little Green Men.
Silly? At times certainly. Incorrect by today's standards? Without
any doubt. My favourite of the Christmas releases this year? Probably,
so I'll just have another glass of porto. Make it the ten year old. |
MEET
MRS. SANTA CLAUS
Samensteller
Little Victor Mac is niet alleen een Mojo Man maar ook een ladies'
man want op deze CD biedt hij een forum aan 28 zangeressen die het
hele scala aan rock 'n' roll stijlen omarmen en zoals op alle Rhythm
Bomb kerst CD’s die stijlen ook overschrijden. Meet Mrs. Santa
Claus bevat immers zowel rhythm 'n' blues boogie woogie swing (Mabel
Scott's Boogie Woogie Santa Claus, Thelma Cooper's I Need A Man) als
bluesy swing ballades (Little Esther & Mel Walker's Far Away Blues
alias XMas Blues, Julia Lee's Christmas Spirit), doo-wop ballades
(The Nic Nacs' Gonna Have A Merry Christmas), big band rock 'n' roll
(Lillian Briggs' Rock 'n' Roll-y Poly Santa Claus, Marlene Paula's
I Wanna Spend Christmas With Elvis met woordspelingen als "heartbreak
noël" en "you ain't nothing but a reindeer" en
gek genoeg met Be-Bop-A-Lula en Bluejean Bop ook referenties naar
Gene Vincent), big band cha cha cha en mambo (Pearl Bailey's Jingle
Bells Cha-Cha-Cha, Tina Robin's Winter Wonderland Cha Cha, Joan Shaw's
I Want A Man For Christmas), al dan niet dubbelzinnige akoestische
pré-war countryblues (Bertha "Chippie" Hill's Christmas
Man Blues, Bessie Smith's At The Christmas Ball), zwarte én
blanke croonerswing (Ole (old, niet olé) Santa van Dinah Washinton,
Santa Claus Is Coming To Town van Patti Page) en meidenpop (The Del-Vetts'
I Want A Boy For Christmas, het dubbelzinnige You Trimmed My Christmas
Tree van Baby Jane & the Blenders). Er is daarenboven novelty
met Mimi Hines' I Saw Mommy Kissing With Santa Claus en zelfs met
de toch niet bepaald als grapjurken te boek staande Platters met het
vooral van Spike Jones bekende All I Want For Christmas Is My Two
Front Teeth. Bloedserieus daarentegen is Mahalia Jackson's religieuze
Go Tell It On The Mountain, in sterk contrast met de popmuziek die
in die dagen variété werd genoemd zoals Alma Cogan's
Mrs. Santa Claus, The Andrews Sisters' Sleigh Ride, Molly Bee's Where
Did My Snowman Go, Peggy Lee's The Christmas List, Ruby Wright's Santa's
Little Sleigh Bells, Jan Bradley's Christmas Time en Ella Fitzgerald's
Santa Claus Got Stuck In My Chimmy, een dubbel want hij verscheen
gelijktijdig op More Doo Wop Christmas Gems. Ook Eartha Kitt's Santa
Baby had een dubbel kunnen zijn maar deze hier is een live versie
uit 1962. Als iemand die crooners apprecieert vind ik dit een prachtige
CD, maar ik ben me er van bewust dat de rock 'n' roll dik in de minderheid
is en dat verwacht je niet van Koko-Mojo. Nou ja, omdat het kerstmis
is zijn wij mensen van goede wil, dus doe mij nog maar een whiskey.
Maak er maar een dubbele van. Compiler Little Victor Mac is not only a Mojo Man but also a ladies' man and on this CD he offers a forum to 28 female singers who embrace the entire range of different rock 'n' roll styles and, as on all Rhythm Bomb christmas CDs, also transcend those styles. To be precisely Meet Mrs. Santa Claus contains rhythm 'n' blues boogie woogie swing (Mabel Scott's Boogie Woogie Santa Claus, Thelma Cooper's I Need A Man), bluesy swing ballads (Little Esther & Mel Walker's Far Away Blues aka XMas Blues, Julia Lee's Christmas Spirit), doo-wop ballads (The Nic Nacs' Gonna Have A Merry Christmas), big band rock 'n' roll (Lillian Briggs' Rock 'n' Roll-y Poly Santa Claus, Marlene Paula's I Wanna Spend Christmas With Elvis with puns like "heartbreak noël" and "you ain't nothing but a reindeer" and oddly enough with Be-Bop-A-Lula and Bluejean Bop also references to Gene Vincent), big band cha cha and mambo (Pearl Bailey's Jingle Bells Cha-Cha-Cha, Tina Robin's Winter Wonderland Cha Cha, Joan Shaw's I Want A Man For Christmas), sometimes double entendre acoustic pré-war country blues (Bertha "Chippie" Hill's Christmas Man Blues, Bessie Smith's At The Christmas Ball), black and white crooner swing (Dinah Washinton's Ole (old, not olé) Santa, Patti Page's Santa Claus Is Coming To Town), as well as girl group sounds (The Del-Vetts' I Want A Boy For Christmas, Baby Jane & the Blenders' double entendre You Trimmed My Christmas Tree). There's also novelty with Mimi Hines' I Saw Mommy Kissing With Santa Claus and even with The Platters, not exactly known for comedy, and their version of Spike Jones' hilarious All I Want For Christmas Is My Two Front Teeth. Dead serious on the other hand is Mahalia Jackson's religious Go Tell It On The Mountain, in stark contrast to the pop music that in those days used to be called variety music, like Alma Cogan's Mrs. Santa Claus, The Andrews Sisters' Sleigh Ride, Molly Bee's Where Did My Snowman Go, Peggy Lee's The Christmas List, Ruby Wright's Santa's Little Sleigh Bells, Jan Bradley's Christmas Time and Ella Fitzgerald's Santa Claus Got Stuck In My Chimmy, a double as it appeared simultaneously on More Doo Wop Christmas Gems. Eartha Kitt's Santa Baby could also have been a double but is a live version from 1962. As someone who appreciates crooners I find this to be a wonderful CD, but I am aware that rock 'n' roll islargely outnumbered here, and that's something you don't expect from Koko-Mojo. Well, since it's Christmas we are people of good will, so I'll just have another whiskey. Make it a double. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
MORE
DOO WOP CHRISTMAS GEMS
More Doo Wop Christmas Gems is de opvolger van Let's have A Doo Wop Christmas KM-CD-78 met 30 door DJ Mark Armstrong geselecteerde tracks van vooral zwarte maar ook blanke, geïntegreerde en niet-identificeerbare doo-wop groepen, met zowel leuke versies van de traditionele kerstliedjes als Winter Wonderland door de erg traditioneel klinkende Blue Notes (hun Oh Holy Night heeft een hoog gospel gehalte), de vooroorlogse music hall variété versie van Santa Claus Is Coming To Town door Sonny Schuyler & George Hall uit 1934, The Pilgrim Travellers die I‘ll Be Home For Christmas eerder een plechtige vocal harmony dan een gospel invulling geven en White Christmas door The Statues die zo te horen dachten dat ze de nieuwe Four Seasons waren, als eigen composities (denk ik toch) als Santa Done Got Hip van The Marquees waarin die hippe kerstman zich niet verplaatst met een slee maar in een ruimteschip, Santa Claus Boogie van The Voices, The Christmas Tree van The Episodes, Christmas Bell Rock van Barry & the Highlights, en Santa Claus Is Coming van Hank Ballard & the Midniters. Huey "Piano" Smith, een van de weinige rock 'n' roll artiesten die reeds in de jaren '50 (nou ja, 1962) een hele kerst LP opnam, combineerde de twee door White Christmas te gebruiken als refrein voor zijn "eigen" nummer White Christmas Blue(s). The Marcels geven een, euh, twist aan hun Merry Twist-Mas, pechvogels The Youngsters brengen hun Christmas In Jail door, en er is vocale surf met het van gierende autobanden voorziene Santa's Got A Coupe De Ville van The Four Imperials. Ook surfy in de zin van geïnspireerd door de harmonieën van The Beach Boys waren The Faces met Christmas. I Will Miss You This Christmas van Marvin & the Chirps is de verplichte doo-wop ballade, en I Want A Boy For Christmas van The Del-Vetts is opgewekte meidenpop. Eartha Kitt's Santa Baby doo-wop noemen is overdreven, maar het blijft een geinige dubbelzinnige crooner en hij heeft een "boom boom" koortje. Ook croonerpop: Ella Fitzgerald's Santa Claus Got Stuck In My Chimney en Nat King Cole's Mrs. Santa Claus. The Mills Brothers' You Don't Have To Be Santa Claus (When Christmas Comes Around), The Pixies' Santa's Too Fat For The Hula Hoop en The Crew Cuts' Dance Mr. Snowman Dance zijn vocal harmony pop, maar dat laatste boogiet absoluut niet onaardig. Irving Berlin's Count Your Blessings (Instead Of Sheep) van The Demensions is teen rock met een Runaway orgeltje, en een andere teen rocker, Christmas Will Soon Be Here van John Gaudet & the Laurels, wordt opgevrolijkt door een leuk meidenkoortje. Limbo Under The Christmas Tree van The Classic Four is dan weer klassieke pop. De voorraad kerstliedjes is een bodemloos vat, maar de CD bevat ook vier voorbeelden van een veel zeldzamere liedjessoort, de nieuwjaarssong. The Cool Breezers vermengen in Hello Mr. New Year doo-wop met cool swingende jazz combo klanken, New Years Eve van The Del Vues is een breekbare doo-wop ballade, en New Years Resolution van The Faces en What Are You Doing New Year's Eve van Dante & the Evergreens zijn meer doo-pop dan wop. De CD gaat veel breder dan alleen doo-wop, maar met kerstmis zijn wij altijd van iets betere wil. Doe mij dus nog maar een glühwein of twee. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
More Doo Wop Christmas Gems is the follow up to Let's Have A Doo Wop Christmas KM-CD-78 featuring 30 tracks selected by DJ Mark Armstrong from mostly black but also white, integrated and unidentifiable doo-wop groups, with both fun versions of traditional christmas songs like Winter Wonderland by the very traditional sounding Blue Notes (their Oh Holy Night has a high gospel content), the pré-war music hall variety version of Santa Claus Is Coming To Town by Sonny Schuyler & George Hall from 1934, The Pilgrim Travellers who give I'll Be Home For Christmas a solemn vocal harmony delivery rather than a gospel interpretation, and White Christmas by The Statues who seemed to think they were the new Four Seasons, as well as original compositions (I think) like The Marquees' Santa Done Got Hip in which hip Father Christmas doesn't travel by sleigh but in a spaceship, The Voices' Santa Claus Boogie, The Episodes' The Christmas Tree, Barry & the Highlights' Christmas Bell Rock and Hank Ballard & the Midniters' Santa Claus Is Coming. Huey "Piano" Smith, one of the few rock 'n' roll artists to record an entire christmas LP back in the 1950s (okay, 1962), combined the two by using White Christmas as the chorus for his "own" song White Christmas Blue(s). The Marcels give a, err, twist to their Merry Twist-Mas, the unlucky Youngsters spend Christmas In Jail, and there's vocal surf with the Four Imperials' Santa's Got A Coupe De Ville complete with screeching car tyres. Also surfy in the sense of being inspired by the harmonies of The Beach Boys were The Faces with Christmas. I Will Miss You This Christmas by Marvin & the Chirps is the obligatory doo-wop ballad, and I Want A Boy For Christmas by The Del-Vetts is upbeat girl group sounds. Calling Eartha Kitt's Santa Baby doo-wop would be an exaggeration, but it sure is a witty ambiguous crooner and it has a "boom boom" chorus. Also crooner pop: Ella Fitzgerald's Santa Claus Got Stuck In My Chimney and Nat King Cole's Mrs. Santa Claus. The Mills Brothers' You Don't Have To Be Santa Claus (When Christmas Comes Around), The Pixies' Santa's Too Fat For The Hula Hoop and The Crew Cuts' Dance Mr. Snowman Dance are vocal harmony pop, but that last one boogies along quite nicely. Irving Berlin's Count Your Blessings (Instead Of Sheep) by The Demensions is teen rock with a Runaway organ, and another teen rocker, Christmas Will Soon Be Here by John Gaudet & the Laurels, gets lively thanks to the fun girl goup bqackings. Limbo Under The Christmas Tree by The Classic Four is classic pop. The stock of christmas songs is a bottomless barrel, but the CD also contains four examples of a much rarer type of song, the new year's eve song. The Cool Breezers mix doo-wop with cool swinging jazz combo sounds in Hello Mr. New Year, New Years Eve by The Del Vues is a fragile doo-wop ballad, and New Years Resolution by The Faces and What Are You Doing New Year's Eve by Dante & the Evergreens are more doo-pop than wop. The CD goes way beyond only doo-wop, but on christmas we're always of slightly better will, so I'll just have another mulled wine or two. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
5 december 2021
THAT’LL
FLAT GIT IT Vol. 38: ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM
THE VAULTS OF LIBERTY & FREEDOM RECORDS
The
bop don't stop, ondanks alle desastreuze berichten over de instortende
verkoop van geluidsdragers. Vinyl verkoopt tegenwoordig meer dan CD,
maar in die statistieken zullen vooral de Abba's en Adele's dezer
wereld geteld zijn, niet de rock 'n' roll singles geperst in een vinyl
oplage van een paar 100 stuks. Eén van de weinige zekerheden
in dit leven is evenwel dat Bear Family tot het einde der tijden of
in elk geval zolang u ze blijft kopen label profiles zal uitbrengen
op fraai vormgegeven CD’s in hun That'll Flat Git It reeks.
Volume 38 inventariseert Liberty Records (inclusief het kortstondige
sublabel Freedom Records en twee nummers verschenen op het door Liberty
verdeelde Dolton Records) dat we vooral kennen van Eddie Cochran's
hits Summertime Blues en C'mon Everybody die hier niét op staan
en van Johnny Burnette, maar waarop ook opnames verschenen van Al
Casey, Johnny Olenn en Bobby Vee. De Willie Nelson hier is daarentegen
niet dé Willie Nelson maar een neef van Ricky Nelson die getuige
No Dough helaas niet evenveel talent bezat. Een aantal van de maar
liefst 37 nummers 1956-1962 zijn redelijk bekend, in de eerste plaats
uiteraard het enthousiaste Sweet Baby Doll en Me And The Bear van
Johnny Burnette, zijnde de overgang tussen de hardcore rockabilly
van zijn Rock 'n' Roll Trio en de pop van You're Sixteen en Dreamin',
en daarnaast vooral Am I Blue en Twenty Flight Rock van Eddie Cochran.
Evenmin onbekend: Bill Lawrence's Hey Baby, Gary Hodges' killer Not
For Love Or Money, de sfeervolle gitaarinstrumental Werewolf van The
Frantics die meer doet denken aan indianen op het oorlogspad dan aan
weerwolven op de loer, alsmede de potente met piano overgoten uptempo
stroll Willa Mae van gitarist Al Casey voor één keer
vocaal, wat ie absoluut niet slecht deed. B-kant She Gotta Shake is
met zijn eindeloos herhaalde hypnotiserende gitaar, het soort rif
dat je zo vaak hoort in alles waar Casey en mede-componist Lee Hazlewood
bij betrokken waren, een hoekige mysterieuze mexicobilly stroll. Minder
bekend maar niets om beschaamd over te zijn, integendeel: Wally Lewis'
aanstekelijke Lover Boy, Jack C. Smith's melodieuze gitaarrocker There'll
Never Be Another in de stijl van Buddy Holly, Bobby Lonero's stop-time
jiver Little Bit, ex-Bob Wills & the Texas Playboys zanger Lee
Ross' rockabilly getinte Lies, Dick Banks' opgewekte All Shook Up
stijl boogie jiver Dirty Dog, Steve Rowland's hardcore country bopper
How Many Miles, de Jimmy Dean Big Bad John parodie Tough Top Cat (een
cover van een nummer van Marvin Rainwater) door Skeeter Davis' echtgenoot
Ralph Emery, en Andy & the Live Wires' You've Done It Again dat
shaket op een Bo Diddley-light beat. Een halve handvol geslaagde instrumentals
zijn de gitaar instro Flyin' High die de B-kant was van Bobby Vee's
debuutsingle (Vee passeert nog een keer met een paar Crickets in het
getouw met de uitstekende sixties Chuck Berry cover Little Queenie),
en het gitaar/sax werkje in Duane Eddy stijl maar dan met veel distortie
What Time Is It van The Raiders waarin we een andere halve Cricket
aantreffen, Tommy Allsup. Niks speciaal is de female rocker Buddy
van Jackie Dee (pseudoniem van Jackie DeShannon) die hier klinkt als
Brenda Lee in een song die niets met Buddy Holly te maken heeft. Een
andere zangeres, Diana Lee (de zangeres die in haar eentje het achtergrondkoortje
voor Short Shorts van The Royal Teens vormde: haar stem werd verschillende
keren overgedubd tot ze klonk als een voltallige meidengroep), kunnen
we getuige haar You Upset Me eerder tot de chaosbilly rekenen. Schone
liedjes duren niet lang, zo luidt het spreekwoord, maar dat klopt
niet in het geval van het amper net iets meer dan anderhalve minuut
tellende bevreemdende Billy Billy van Dee Dee Doroty, al zijn beide
dames samen nog niet half zo raar en gaar als Suzanne & the Band-Aides
die in 1960/1961 met You May Never Know inclusief fluit blijkbaar
mentaal al midden in een psychedelische trip zaten. Voor de verzamelaars
van hot boppin' gals is er tot slot Ricky Page (schrijfster van Eddie
Cochran's Jeannie Jeannie Jeannie) met de niet onaardige bubblegumbilly
Wee Willie, en voor de verzamelaars van weirdo sh*t is er voorts Ned
& Gary's vreemde duet Lovin'. De termen rock 'n' roll en zeker
rockabilly worden zéér ruim geïnterpreteerd met
Jack Grayson's popcorn noir Go Ahead On, Andy Caldwell's jiver She's
So Fine en de twee swingende saxofoon stomp 'n' roll songs van de
immer olijke Johnny Olenn, I Ain't Gonna Cry No More dat ie zong in
de film The Girl Can't Help It en de Liberty heropname van Sally Let
Your Bangs Hang Down dat ie eerder had opgenomen voor TNT Records
en op That'll Flat Git It Vol. 36: Rockabilly & Rock 'n' Roll
From The Vaults Of TNT & Marathon Records staat. Samenvatting:
veel goeie tracks, een paar middelmatige, en een paar, euh, speciale.
Er steekt naar beregoede Bear Family gewoonte weer zo'n machtig boekje
bij van 34 pagina’s achtergrondinfo over Liberty en de artiesten
en nummers op de CD.
The bop don't stop, despite all the disastrous news about the declining sales of sound carriers. Vinyl apparently sells more than CD these days, but those statistics probably only include the Abba's and Adele's of this world, not the rock 'n' roll 45s pressed in limited quantities of a few 100 copies. One of the few certainties in this life however is that until the end of time or at least as long as we keep buying 'em Bear Family will be releasing label profiles on beautifully designed CDs in their That'll Flat Git It series. Volume 38 inventorises Liberty Records (including its short-lived sublabel Freedom Records and two songs released on Dolton Records which was distributed by Liberty), mainly known for Eddie Cochran's hits Summertime Blues and C'mon Everybody which are not on here and for Johnny Burnette, but also releasing records by Al Casey, Johnny Olenn and Bobby Vee. The Willie Nelson here is not thee Willie Nelson but a nephew of Ricky Nelson who as proven by No Dough unfortunately did not possess as much talent. A number of the no less than 37 1956-1962 tracks are fairly well known, first of all of course Johnny Burnette's enthusiastic Sweet Baby Doll and Me And The Bear, the transition from his hardcore Rock 'n' Roll Trio rockabilly to the pop music of You're Sixteen and Dreamin', as well as Eddie Cochran's Am I Blue and Twenty Flight Rock. Also not unknown: Bill Lawrence's Hey Baby, Gary Hodges' killer Not For Love Or Money, The Frantics' atmospheric guitar instrumental Werewolf that is more reminiscent of injuns on the warpath than of werewolves on the prowl, the potent piano drenched uptempo stroll Willa Mae by guitarist Al Casey for the occasion also on vocals, which he pulled off quite expertly. B-side She Gotta Shake is with its endlessly repeated hypnotic guitar, the kind of riff you hear so often in everything Casey and fellow composer Lee Hazlewood were involved in, an angular mysterious mexicobilly stroll. Lesser known but nothing to be ashamed of, quite the opposite, are Wally Lewis' infectious Lover Boy, Jack C. Smith's melodic guitar rocker There'll Never Be Another in the style of Buddy Holly, Bobby Lonero's stop-time jiver Little Bit, ex-Bob Wills & the Texas Playboys vocalist Lee Ross' rockabilly tinged Lies, Dick Banks' upbeat All Shook Up style boogie jiver Dirty Dog, Steve Rowland's hardcore country bopper How Many Miles, the Jimmy Dean Big Bad John parody Tough Top Cat (a cover of a Marvin Rainwater song) by Skeeter Davis' husband Ralph Emery, and Andy & the Live Wires' You've Done It Again that shakes to a Bo Diddley-light beat. Half a handful of fine instrumentals include the guitar instro Flyin' High that was on the back of Bobby Vee's debut single (Vee turns up a second time with a couple of Crickets playing on his excellent sixties Chuck Berry cover Little Queenie), and The Raiders' Duane Eddy styled guitar/sax workout with a double dose of distortion on which we hear another unofficial Cricket, Tommy Allsup. The female rocker Buddy by Jackie Dee (pseudonym of Jackie DeShannon) who sounds like Brenda Lee in a song that has nothing to do with Buddy Holly is nothing special. Another girl singer, Diana Lee (she single-handedly formed the backing choir for The Royal Teens' Short Shorts: her voice was overdubbed several times until it sounded like a full group), should be dubbed chaosbilly based upon her You Upset Me. Short is sweet, but most certainly not in the case of Dee Dee Doroty's strange Billy Billy which is just over a minute and a half long, and both ladies together are not even half as weird as Suzanne & the Band-Aides whose flute laced You May Never Know sounds as if their minds were already set on a psychedelic trip in 1960/1961. For the collectors of hot boppin' gals there's also Ricky Page who wrote Eddie Cochran's Jeannie Jeannie with the not unpleasant bubblegumbilly Wee Willie, and for the collectors of weirdo sh*t there's also Ned & Gary's strange duet Lovin'. The definitions of rock 'n' roll and certainly rockabilly are stretched with Jack Grayson's popcorn noir Go Ahead On, Andy Caldwell's jiver She's So Fine and the always rollicking Johnny Olenn's two swinging saxophone stomp 'n' rollers I Ain't Gonna Cry No More which he sang in the movie The Girl Can't Help It and the Liberty re-recording of Sally Let Your Bangs Hang Down which he had previously recorded for TNT Records and can be found on That'll Flat Git It Vol. 36: Rockabilly & Rock 'n' Roll From The Vaults Of TNT & Marathon Records. Summary: a lotta good tracks, a few mediocre ones, and a few, uh, special ones. As usual there's a mighty fine 34 page Bear Family booklet with background info on Liberty and the artists and songs. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky) |
ROCK-A-BEATIN'
BOOGIE: ATOMICAT ROCKERS ISSUE 01
De
Rhythm Bomb labelgroep blijft ze onverbiddelijk op ons afvuren en
dit is de start van alweer een nieuwe reeks van minstens vijf CD’s,
samengesteld door Mark Armstrong in een grafische vormgeving van Urban
Zotel, want de mensen die ervoor zorgen dat al die CD’s niet
alleen lekker luistervoer zijn maar ook mooi ogen vergeet ik te vaak
te vermelden. Afgaande op Volume 1 wordt Atomicat Rockers een mix
van blanke en zwarte rock 'n' roll in de voor Atomicat kenmerkende
veelvoud aan stijlen. Ricky Nelson's vergeten Oh Yeah I'm In Love
is een perfect voorbeeld van kwalitatief hoogstaande supercleane teen
rock 'n' roll (die twangy gitaarsolo!), en nog zo'n geheel ten onrechte
vergeten nummer van een bekende groep is The Drifters' swingende met
gospel geïnjecteerde I Gotta Get Myself A Woman. Die twee nummers
alleen al geven al aan hoe breed deze CD gaat, van superswingende
big band hepcat jive als Louisiana Rug Roll van The Belairs (niet
de surfgroep) en nog veel meer beschaafd swingende, euh, swing met
Blue Suede Shoes in de maatpak uitvoering van Boyd Bennett ("you
can steal my car, drink my liquor from an old fruit jar" wordt
bij hem "you can wreck my car, spend my dough at the soda bar")
en Lee Lamar's instrumentale Teenage Pedal Pushers tot en met een
onvervalste Elvis classic met One-Sided Love Affair, een onvervalste
rockabilly classic met Ray Campi's Give That Love To Me en een onvervalste
doo-wop classic met The Willows' Church Bells May Ring met Neil Sedaka
op de klokken. Tonight I Fell In Love van The Tokens, spierwitte doo-wop
met violen, klinkt met zijn dam-doobie-dams heel Neil Sedaka (Sedaka
begon zijn carrière bij The Tokens) maar Rock-A-Beatin' Boogie
bevat ook inktzwarte rock 'n' roll (Earl Williams' You Ain't Puttin'
Out), doo-wop (Jeep Smith's Chemise, Otis Williams' Gum Drop, The
Cadillacs' Cool It Fool) en uptempo vocal harmony gospel (Honey In
The Rock van The Larks). Clarence "Frogman" Henry's It Won't
Be Long is een doorslagje van Let The Four Winds Blow. Er zijn superwilde
zwarte sax shakers als Sugar Boy Crawford's Overboard en Rockin' Bradley
was met zijn Lookout een van de vele Little Richard imitatoren. Leave
My Woman Alone is Ray Charles' soulvolle origineel van het nummer
dat u misschien beter kent van The Everly Brothers, en Jimmy Donley
klinkt in Honey Stop Twistin' muzikaal dan weer exact als Ray Charles
begin jaren '60. Big Joe Turner's originele doch te vaak over het
hoofd geziene versie van Boogie Woogie Country Girl is zalige boogie
rock, het beschaafd swingende Rock-A-Beatin' Boogie van The Treniers,
de titeltrack van de CD, is daarentegen niét de originele versie
van dit van door Bill Haley geschreven nummer. Die was namelijk van
The Esquire Boys vóór The Treniers, maar The Treniers
waren gek genoeg wel vóór Bill Haley & the Comets.
Aan de blanke kant van de raciale rock 'n' roll grens is er rockende
countryrock met Paul Marvin's Gamblin' Man (gebaseerd op dezelfde
traditional als maar rustiger dan Marvin Rainwater's Roving Gambler)
en teenrock met Elson Smith's Flip Flop. Ook Conway Twitty levert
met Foggy River een vlotte rocker met achtergrondkoortje af, en Eddie
Bond gaat de rockende hoempapa toer op met Hershey Bar compleet met
draaiorgel. Narvel Felts' Rocket Ride, de stevig toeterende sax instro
van Felts' begeleidingsband The Rockets met Jerry Tuttle op sax, is
de snelle versie van Rocket Ride Stroll dat niet de single op een
fout toerental zou zijn geweest doch werd ingespeeld door het orkest
van Sil Austin. En wat zegt onze volksjury over Rock-A-Beatin' Boogie?
Een sterke mix van bekend en minder bekend maar even goed, en daarom
een veelbelovende start voor deze reeks. Deze CD verschijnt in december.
The Rhythm Bomb label group keeps releasing them at breakneck speed and this is the start of yet another series of at least five CDs compiled by Mark Armstrong and designed by Urban Zotel, because I far too often forget to mention the people who make sure all these CDs are not only good tot listen to but also beautiful to look at. Judging from Volume 1 Atomicat Rockers will be a mix of white and black rock 'n' roll in the multitude of styles characteristic for the Atomicat releases. Ricky Nelson's forgotten Oh Yeah I'm In Love is a perfect example of high quality super clean teen rock 'n' roll (that twangy guitar solo!), and another completely unjustly forgotten song from a well known group is The Drifters' swinging gospel infused I Gotta Get Myself A Woman. Those two songs alone already indicate just how broad this CD rocks, from super swinging big band hepcat jive like Louisiana Rug Roll by The Belairs (not the surf group) and more civilized swinging, err, swing with Boyd Bennett's cleaned up version of Blue Suede Shoes ("you can steal my car, drink my liquor from an old fruit jar" becomes "you can wreck my car, spend my dough at the soda bar") and Lee Lamar's instrumental Teenage Pedal Pushers to an Elvis classic (One-Sided Love Affair), a rockabilly classic (Ray Campi's Give That Love To Me) and a doo-wop classic, The Willows' Church Bells May Ring with Neil Sedaka on chimes. The Tokens' Tonight I Fell In Love, white doo-wop with violins, sounds very Neil Sedaka with its dam-doobie-dams (Sedaka began his career with The Tokens) but Rock-A-Beatin' Boogie also includes 100 % black rock 'n' roll (Earl Williams' You Ain't Puttin' Out), doo-wop (Jeep Smith's Chemise, Otis Williams' Gum Drop, The Cadillacs' Cool It Fool) and uptempo vocal harmony gospel (The Larks' Honey In The Rock). Clarence "Frogman" Henry's It Won't Be Long is a copycat of Let The Four Winds Blow. There are super wild black sax shakers like Sugar Boy Crawford's Overboard and Rockin' Bradley (Lookout) was one of many Little Richard imitators. Leave My Woman Alone is Ray Charles' soulful original of the song you might know better from The Everly Brothers, and Jimmy Donley's Honey Stop Twistin' sounds musically exactly like Ray Charles in the early sixties. Big Joe Turner's original but too often overlooked version of Boogie Woogie Country Girl is blissful boogie rock, the civilized swinging Rock-A-Beatin' Boogie by The Treniers, the title track of the CD, is on the other hand not the original version of this song written by Bill Haley. The Esquire Boys did it before The Treniers, but strangely enough The Treniers did it before Bill Haley & the Comets as well. On the white side of the racial rock 'n' roll divide there is rockin' country rock with Paul Marvin's Gamblin' Man (based on the same traditional as but calmer than Marvin Rainwater's Roving Gambler) and teen rock with Elson Smith's Flip Flop. Conway Twitty also delivers a smooth rocker with background chorusses in Foggy River, and Eddie Bond rocks the bunny hop with a barrel organ in Hershey Bar. Narvel Felts' Rocket Ride, the hard honking sax instrumental by Felts' backing band The Rockets with Jerry Tuttle on sax, is the fast version of their Rocket Ride Stroll which apparently was not the 45 played at the wrong speed but a different recording by Sil Austin's orchestra. So what does the people's jury say about Rock-A-Beatin' Boogie? It's a strong mix of well known and lesser known but equally good tracks, and thus a promising start for this series. This CD will be released in December. Info www.vintagerockinroots.com. Guess I'll already reserve the next four. (Frantic Franky). |
THE
UNCHAINED MELODY De ballade Unchained Melody is het bekendst in de hitversie uit 1965 van The Righteous Brothers (al wordt het door slechts één Righteous broer gezongen) die in 1990/1991 de top van de Nederlandse hitparade bereikte nadat het nummer in de film Ghost zat. Oorspronkelijk was Unchained Melody het thema uit de gevangenisfilm Unchained uit 1955, en volgens de laatste telling bestaan er inmiddels meer dan 1500 covers van door minstens 670 artiesten. Daarvan heeft Jasmine er vijf instrumentale en 24 gezongen verzameld op deze CD. Waarom wij geeks dan blij zijn? In de eerste plaats omdat het liedje dat in 1955 een Oscarnominatie kreeg voor Best Original Song (Love Is a Many-Splendored Thing uit de gelijknamige film won) maar waarin gek genoeg het woord "unchained" niet voorkomt zo'n mooi nummer is (heeft allicht te maken met de ongewone harmonische structuur, maar dan zitten we helemaal in de muziektheorie en daar gaan we u niet mee vervelen), maar ook omdat de helft van de artiesten op de CD behoren tot de rock 'n' roll. Dat gaat van de plechtige uitvoering van Sam Cooke en de breekbare acapella Fleetwoods over de dromerige Ricky Nelson tot Cliff Richard met zijn typische Shadows sound, en dat is nog maar het begin. Niemand kon een ballade met zoveel gevoel zingen als Gene Vincent en zijn uitvoering is dan ook een erg sterke. Er zijn de gouden stembanden van de door Elvis bewonderde zwarte crooner Roy Hamilton wiens Unchained Melody nummer 1 werd in de Billboard R & B lijst en zo te horen mogelijk The Righteous Brothers heeft beïnvloed, en Bobby Day, de man van rockers als Rockin' Robin en Little Bitty Pretty One, levert een opvallend beheerste en erg knappe doorleefde versie af die vocaal richting Roy Hamilton gaat. Ook de prestatie van Pat Boone kan je niet anders dan glansrijk noemen. Snelle rock n' roll versies moet je uit de aard van het beestje niet verwachten, en de versies van The Teddy Bears, Steve Alaimo, de immer kreunende Conway Twitty en zelfs van de voor country bekend staande Browns en idem Marty Robbins zijn mooie pop, waarbij al die artiesten hun unieke en tegelijk heel herkenbare eigen stempel op dit fantastische nummer drukken. Tot de instrumentale uitvoeringen behoren de twangy filmische versie van Duane Eddy tegen een soort Italiaans-achtige achtergrond van pizzicato akoestische gitaarpicking en een strijkersorkest, de in een symfonisch orkest verpakte cocktail piano versie van Floyd Cramer, Chet Atkins' fingerpicking en helaas ook de schmaltz van Liberace's piano. Tot de niet-rock 'n' roll gerelateerde artiesten behoren tot slot de heel filmische versie van Les Baxter die in Amerika nummer 1 werd, Tony Middleton met een uptempo popcorn versie, de croonerversies van Andy Williams, Mantovani, June Valli en Jimmy Young die in Engeland nummer 1 werd (hier met zijn eerste versie uit 1955, niet zijn heropname uit 1964), de early sixties popversie van Gerry Granahan, de popversie van The Blackwells van wie Jasmine recent een hele CD uitbracht, de folky Lettermen, en Frank "I Remember You" Ifield die bijna jodelt. De CD sluit af met de originele korte versie van de zwarte operazanger Todd Duncan geknipt uit de film Unchained. Al deze soms toch erg verschillende interpretaties zijn mooi, en de grote afwezigen zijn de definitieve hitversie van The Righteous Brothers en de live versie van Elvis uit zijn laatste TV special twee maanden vóór zijn dood, maar dat kon dit out-of-copyright label uiteraard niet maken. De twéé live versies van Elvis moeten we zeggen, beide trouwens met studio overdubs, want er stond een andere live versie op Elvis' laatste LP Moody Blue. Andere potentiëel interessante versies die niet op de CD staan zijn die van The Crew Cuts (1955), Cab Calloway (1955), Peter Sellers & Spike Milligan van The Goons (1955), Eddy Arnold (1955), Jimmie Rodgers (1958), Johnny O'Keefe (1959), Charlie Rich (1960), The Platters (1962), de uptempo doo-wop versie van Vito & the Salutations (1963) die in 1990 in de gangsterfilm Goodfellas zat, Tony Sheridan & the Beat Brothers (1964), Bobby Vinton (1964), Gene Pitney (1965), Roy Orbison (1969) en Elvis soundalike Ronnie McDowell (1991). Materiaal genoeg voor een tweede volume, zeggen wij! Enige voorwaarde: je moet uiteraard het nummer zelf heel graag horen, anders is beluistering in één zitting een marteling. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) The most famous version of the ballad Unchained Melody is the 1965 hit version by The Righteous Brothers (although sung by only one Righteous brother) and its popularity gained new heights after its inclusion in the 1990 film Ghost. Originally the song was the theme from the 1955 prison film Unchained and according to the latest count there are now over 1500 cover versions by at least 670 artists. Jasmine Records collected five instrumental and 24 vocal Unchained Melody's on this CD, which makes us geeks very happy. Why? In the first place because the song that received an oscar nomination for Best Original Song in 1955 (Love Is a Many-Splendored Thing from the film of the same name won) but which strangely enough does not contain the word "unchained", is such a beautiful song (probably because of its unusual harmonic structure, but that's music theory we won't bore you with), and also because half of the artists on the CD are rock 'n' roll, ranging from the solemn performance of Sam Cooke and the fragile acapella Fleetwoods over a dreamy Ricky Nelson to Cliff Richard with his typical Shadows sound, and that's only the beginning. Nobody could sing a ballad with as much feeling as Gene Vincent and his performance is very strong. There's the golden vocal chords of Elvis' favorite black crooner Roy Hamilton whose Unchained Melody reached number 1 on the Billboard R 'n' B list and may have influenced The Righteous Brothers, and Bobby Day who sang rockers like Rockin' Robin and Little Bitty Pretty One delivers a remarkably controlled but very intense interpretation that covers the same vocal territory as Roy Hamilton. Pat Boone's performance is stellar too. As long as you don't expect any fast rock n' roll covers, the versions of The Teddy Bears, Steve Alaimo, the always groaning Conway Twitty and even of country artists like The Browns and Marty Robbins are beautiful pop, all of them putting their own unique and at the same time very recognizable stamp on this fantastic song. The instrumental versions include Duane Eddy's twangy cinematic version against an almost Italian backdrop of pizzicato acoustic guitar picking and a string orchestra, Floyd Cramer's cocktail piano version wrapped in a symphony orchestra, Chet Atkins' fingerpicking and, unfortunately, Liberace's schmaltz piano. The non-rock 'n' roll artists include the very cinematic version by Les Baxter that became number 1 in America, Tony Middleton with an uptempo popcorn version, the crooner versions by Andy Williams, Mantovani, June Valli and Jimmy Young who made it to number 1 in England (here with his first version from 1955, not his 1964 re-recording), the early sixties pop version by Gerry Granahan, the pop version by The Blackwells to whom Jasmine recently dedicated an entire CD, the folky Lettermen, and Frank "I Remember You" Ifield almost yodelling. The CD closes with the original short version as performed by black opera singer Todd Duncan in the film Unchained. All these sometimes very different interpretations are good, and the only versions missing are the definitive hit version by The Righteous Brothers and the live version of Elvis from his last TV special two months before his death, as this is obviously impossible for a label operating in the out-of-copyright domain like Jasmine. The two live versions of Elvis, we should say, both with studio overdubs, because there was another live version on Elvis' last LP Moody Blue. Other potentially interesting versions that are not on the CD are by The Crew Cuts (1955), Cab Calloway (1955), Peter Sellers & Spike Milligan of The Goons (1955), Eddy Arnold (1955), Jimmie Rodgers (1958), Johnny O'Keefe (1959), Charlie Rich (1960), The Platters (1962), the uptempo doo-wop version by Vito & the Salutations (1963) that was in the 1990 gangster film Goodfellas, Tony Sheridan & the Beat Brothers (1964), Bobby Vinton (1964), Gene Pitney (1965), Roy Orbison (1969) and Elvis soundalike Ronnie McDowell (1991). Enough material for a second volume, if you ask us! The only prerequisite: you need to love the tune, otherwise listening to the entire CD in one sitting is torture. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
24 november 2021
CD Recensies
I'M
A MAN/ FABIAN
Fabian
heeft altijd de kwalijke reputatie van fake rock 'n' roll getorst,
een slap afkooksel van het echte werk door een artiest die het meer
van zijn knappe looks en gebeeldhouwde kuif moest hebben dan van zijn
vocale prestaties. Op zijn veertiende werd hij namelijk op basis van
zijn uiterlijk en met name van zijn gelijkenis met Ricky Nelson letterlijk
van de straat geplukt om door het team dat eerder Frankie Avalon lanceerde
in enkele maanden gekneed te worden tot tieneridool dat door de marketingafdeling
kon verkocht worden als de kruising tussen Elvis en Ricky Nelson.
Terecht of niet? Na al die jaren kunnen we de balans opmaken, maar
het zegt al veel dat deze CD verschijnt in Bear Family's The Drugstore's
Rockin' reeks die focust op de softere jukebox rock 'n' roll, terwijl
iemand als Pat Boone dan weer wél een CD in de Rocks reeks
kreeg. Ja, het is waar dat Fabian meer roepend dan melodieus zingt,
maar dat past als gegoten in de pompende stijl van zijn opnames en
het is honderdvoudig bewezen dat je geen Caruso moest zijn om het
ver te schoppen in de rock 'n' roll. Fabian's bekendste nummers I'm
A Man, Tiger, Tongue Tied en Hound Dog Man zijn uitstekende voorbeelden
van hoe een platenmaatschappij, in casu Chancellor Records, alles
in de schaal wierp om energieke rock'n' roll plaatjes te maken met
de beste componisten (I'm A Man is van Doc Pomus & Mort Shuman),
hoge productiewaarden, een fatsoenlijk arrangement en studiomuzikanten
die van wanten weten als drummer Earl Palmer, saxofonist Plas Johnson
en gitaristen Rene Hall, Barney Kessel en Al Caiola. Helaas wordt
de ritmische drive van gitaarrockers als Remember Me en Got The Feeling
niet aangehouden en werd Fabian al snel een grootleverancier in bravere
standaard rock 'n' roll van dertien in een dozijn met steeds meer
achtergrondkoortjes als Ooh What You Do, I’ve Got Nobody, Gonna
Get You, Stop Thief, Everything Is Just Right en het wat Eddie Cochran-achtige
Little Meanie Jeanie, charmante nummers met punch die allemaal een
beetje op elkaar lijken maar wel sprankelen, al worden ze na een tijdje
wel wat flauwer (Lilly Lou, Kissin' And Twistin', het pijnlijk slecht
gezongen Shivers), zeker als ze er strijkers achter plakken (Grapevine)
of richting variété gaan (Wild Party, I’m Gonna
Sit Right Down And Write Myself A Letter). Positief is dat de samenstellers
onvoorwaardelijk opteerden voor uptempo materiaal (en Fabian nam veel
meer snelle dan trage nummers op), want het aantal trage nummers is
beperkt tot het absolute minimum. Een best of Fabian is immers niet
compleet zonder de schuifelende zwoele bump 'n' grind slow Turn Me
Loose, en nog zo eentje hier gericht op de gillende bakvissen is Come
On And Get Me. Opvallende songs zijn het oosters geïnspireerde
Hong Kong, het mysterieus-exotische uptempo Take Me en About This
Thing Called Love, en Hey Little Girl van Dee Clark dat een interessant
sneller Bo Diddley-soft arrangement met pizzicato gitaar krijgt.
Fabian has always
been maligned as fake rock 'n' roll, a pale imitation of the real
stuff, an artist whose sales had more to do with his good looks and
sculpted quiff than with his vocal performance. At the age of fourteen
he was literally plucked off the street for his looks and especially
for his resemblance to Ricky Nelson, iin order to be moulded in a
few months' time by the team that had previously turned Frankie Avalon
into a teen idol into a commodity that could be sold by the marketing
department as a cross between Elvis and Ricky Nelson. Is this assertation
correct or not? After all these years it's time to sit back and reflect,
but it says a lot that this CD appears in Bear Family's The Drugstore's
Rockin' series which focuses on the softer side of jukebox rock 'n'
roll, while Pat Boone got a CD in the Rocks series. Yes, it's true
that Fabian sings more in a shouting style than melodic, but that
fits the pumping style of his recordings perfectly and it has already
been proven a hundredfold that you didn't have to be a Caruso to make
it as a rock 'n' roll star. Fabian's best known songs I'm A Man, Tiger,
Tongue Tied and Hound Dog Man are excellent examples of how a record
company, in this case Chancellor Records, did everything they could
to create energetic rock'n'roll records with the best composers (I'm
A Man is by Doc Pomus & Mort Shuman), high production values,
a decent arrangement and studio musicians who knew what they're doing
like drummer Earl Palmer, saxophonist Plas Johnson and guitarists
Rene Hall, Barney Kessel and Al Caiola. Unfortunately the rhythmic
drive of guitar rockers Remember Me and Got The Feeling is not maintained
throughout and Fabian soon became a wholeseller of tamed, standard
a dime a dozen rock 'n' roll fare with more and more backing vocals
like Ooh What You Do, I've Got Nobody, Gonna Get You, Stop Thief,
Everything Is Just Right and the somewhat Eddie Cochran-esque Little
Meanie Jeanie, charming songs with punch that are all a bit alike
but do sparkle, even if they get a bit bland after a while (Lilly
Lou, Kissin' And Twistin', the painfully badly sung Shivers), especially
when they add strings (Grapevine) or become variety music (Wild Party,
I'm Gonna Sit Right Down And Write Myself A Letter). On the positive
side, the compilers clearly opted for uptempo material (and Fabian
recorded far more fast than slow songs), because the number of slow
songs here is limited to the absolute minimum. After all a Best Of
Fabian is not complete without the sultry hipshakin' bump 'n' grind
slow Turn Me Loose, and another one in that style here aimed at the
screaming bobbysoxers is Come On And Get Me. Songs that are a bit
different include the oriental Hong Kong, the mysterious exotic uptempo
Take Me and About This Thing Called Love, and Dee Clark's Hey Little
Girl in an interesting faster Bo Diddley-soft arrangement with pizzicato
guitar. |
WOULD
YOU MIND?/ HANK SNOW & HIS RAINBOW RANCH BOYS Ik
heb twee Bear Family boxen van Hank Snow, The Singing Ranger Volume
2 en 3, samen 16 CD’s. Voor Volume 1 en 4, voor The Thesauraus
Transcriptions en voor The Yodelling Ranger, samen nog eens 23 CD’s,
ben ik nog aan het sparen. Tot ik de lotto win zal ik mij moeten behelpen
met losse CD’s, en daarvan bracht Bear Family er bij mijn weten
ook al negen uit. Jasmine bracht in het begin van de 21ste eeuw ook
al drie Hank Snow CD’s uit waaronder een half instrumentale,
en omdat een mens nooit genoeg Hank Snow in huis kan hebben is er
nu deze Would You Mind. Snow's carrière begon al in 1936 (tot
1984 zou hij officieel zo'n 840 nummers opnemen), maar hij brak definitief
door begin jaren '50, dus zit je met deze 30 semi-akoestische (veel
solo’s worden gespeeld op akoestische gitaar) mono "UK
78s & 45s complete 1950-1955" helemaal goed in het zadel
voor een flinke dosis van de grootste flaporen en de neuzeligste bariton
uit de geschiedenis van de country muziek. Fiddles opgesteld in slagorde
en daar gaan we! Bekende songs zijn The Rhumba Boogie, The Golden
Rocket en het door Snow geschreven en origineel opgenomen I'm Moving
On. Meer uptempo materiaal uit de tijd dat country nog hillbilly was
zijn Honeymoon On A Rocket Ship (het waren tenslotte de door science
fiction gefascineerde jaren '50), The Boogie Woogie Flying Cloud,
The Gold Rush Is Over, Lady's Man en de two-step squaredans Would
You Mind. Country blijft country, dus zijn er ook ballades en semi-ballades,
al dan niet met gesproken tussenstukken, zoals zijn andere original
A Fool Such As I zeven jaar vóór Elvis, With This Ring
I Thee Wed, My Two Timin' Woman, Between Fire And Water, Why Do You
Punish Me (For Loving You) en Yellow Roses, de tranentrekkende crooner
in countrypak I Went To Your Wedding, en walsjes als Down The Trail
Of Achin' Hearts, een duet met Anita Carter. Gelukkig niet te veel,
want er is ook mambo cha cha cha (The Gal Who Invented Kissin', Panamama,
My Arabian Baby, Spanish Fire Ball), novelty (When Mexican Joe Met
Jole Blon), gospel novelty (The Alphabet) en gospel bizarria, religieuze
liedjes die geen gospel zijn als He'll Understand And Say Well Done,
I'm Moving On To Glory over een trein richting hemelen met reeds in
1952 The Jordanaires aan boord, en I Just Telephone Upstairs uit de
tijd toen je nog gewoon naar Hierboven kon bellen. Al onze moderne
technologie ten spijt lukt dat met de nieuwe iPhone 14 Max heden te
dage niet meer.
I got two Hank Snow Bear Family box sets, The Singing Ranger Volume 2 and 3, comprising 16 CDs in all. I'm still trying to save up for Volume 1 and 4, for The Thesauraus Transcriptions and for The Yodelling Ranger, totalling another 23 CDs. Until I win the lottery, I will have to make do with individual Hank Snow CDs, and as far as I know Bear Family already released nine of those. In the beginning of the 21st century Jasmine also released three Hank Snow CDs including one that's half instrumental, but since one can never have enough Hank Snow around the house, here's a brand new compilation. Snow's career already started in 1936 (until 1984 he would rack up some 840 commercial recordings), but his definitive breakthrough was in the early 1950s, so you could do a lot worse than these 30 semi-acoustic (many guitar solos are played on the acoustic guitar) mono "UK 78s & 45s complete 1950-1955" by the biggest ears and the most nasal baritone in the history of country music. Fiddles lined up in battle order? Here we go! Famous songs are The Rhumba Boogie, The Golden Rocket and I'm Moving On as written and originally recorded by Snow. More uptempo material from the time when country was still hillbilly are Honeymoon On A Rocket Ship (after all, the 1950s were fascinated by science fiction), The Boogie Woogie Flying Cloud, The Gold Rush Is Over, Lady's Man and the two-step square dance Would You Mind. Country remains country, so there's also ballads and semi-ballads, with or without a spoken middle part, like his other original A Fool Such As I seven years before Elvis, With This Ring I Thee Wed, My Two Timin' Woman, Between Fire And Water, Why Do You Punish Me (For Loving You) and Yellow Roses, the tear-jerking crooner dressed up as country I Went To Your Wedding, and waltzes like Down The Trail Of Achin' Hearts, a duet with Anita Carter. Fortunately not too many of those,as there's also mambo cha cha cha (The Gal Who Invented Kissin', Panamama, My Arabian Baby, Spanish Fire Ball), novelty (When Mexican Joe Met Jole Blon), gospel novelty (The Alphabet) and gospel bizarria, religious songs that are not gospel like He'll Understand And Say Well Done, I'm Moving On To Glory about a train to heaven with already in 1952 The Jordanaires on board, and I Just Telephone Upstairs from the time when you could simply give The Man In The Sky a call. Despite all our modern technology you can't do that with the new iPhone 14 Max. If you haven't heard of Hank Snow the variety and quality on Would You Mind make this CD the ideal introduction to further explore his legacy for anyone who appreciates phrases like "hot rod cars are just too tame, my girlfriend likes bigger game" from the train song Mainliner. Hank Snow died in 1999 at the age of 85. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
NO
OTHER BABY, THE DICKIE BISHOP STORY 1955-1961/ DICKIE BISHOP
De
in 2018 op 82-jarige leeftijd overleden Dickie Bishop behoorde tot
de skiffle, de meest typisch Britse bijdrage aan het grote rock 'n'
roll verhaal en de voorloper en de fundering van alle Britse rock
'n' roll tout court door zowel de doe-het-zelf attitude, de toegankelijkheid
en de opwinding die de skiffle veroorzaakte. Bishop's naam is minder
bekend dan die van Lonnie Donegan en Chris Barber omdat hij ondanks
vier singles onder eigen naam voornamelijk bedrijvig was als gitarist
en banjospeler voor de grote jongens. Van zijn eigen songs is de country
ballade No Other Baby de bekendste wegens gecoverd door skifflegroep
The Vipers, door de Amerikaanse countryzanger Bobby Helms die er in
Engeland de Top 30 mee haalde, door Shakin' Stevens en door Paul McCartney
van The Beatles die er in 1999 eveneens de hitlijsten mee haalde.
Dickie
Bishop, who died in 2018 at the age of 82, was part of the skiffle
movement, Britain's most British contribution to the great rock 'n'
roll story and the forerunner and foundation of àll British
rock 'n' roll, because of the DIY attitude, the accessibility, and
the excitement that skiffle generated. Despite four singles under
his own name, Bishop is not as well known as Lonnie Donegan and Chris
Barber, for he was mainly active as guitarist and banjo player for
the big boys. Of his own songs country ballad No Other Baby is the
most famous thanks to covers by skiffle group The Vipers, by American
country singer Bobby Helms who made the British Top 30 with it, by
Shakin' Stevens and by Paul McCartney of The Beatles who in 1999 took
it again into the charts. This CD contains both sides of Bishop's
four solo singles from 1957-1958 (not eight but seven sides: No Other
Baby was the B-side on one single and the A-side on another) + 21
songs 1955-1961 by Chris Barber, Lonnie Donegan, Johnny Duncan, Kenny
Ball and Chris Barber's clarinetist Monty Sunshine on which Bishop
sang or sang along with his pleasant voice and/or played on. He made
his first recordings in 1955 as a member of Lonnie Donegan's Skiffle
Group (in itself part of Chris Barber's jazz band) when he sang lead
on Donegan's Worried Man Blues, which he also did on Stackalee and
The Ballad Of Jesse James. He sings second voice on Midnight Special,
Lost John, Stewball and Railroad Bill, among others. When Donegan
left Barber he was replaced by American bluegrass singer Johnny Duncan
who came to England as a GI and stuck around, and during that period
Duncan sang lead vocals on The Chris Barber Skiffle Group's Doin'
My Time and Where Could I Go, and Bishop sang lead on Can't You Line
'Em and Gypsy Davy, recordings on which Bishop usually played acoustic
guitar while on the Chris Barber Jazz Band recordings he mostly played
banjo. A Chris Barber Jazz Band number here with Bishop behind the
mike is the jazz dixieland swing number We Shall Walk Through The
Valley which is reminiscent of Red River Valley and When The Saints
Go Marching In, and another dixieland number is the Sidney Bechet
clarinet instrumental Petite Fleur. At the end of 1956 Bishop left
Chris Barber to join Lonnie Donegan for a very short spell, just long
enough to appear on the Donegan On Stage live EP recorded in January
1957 in London from which we hear Mule Skinner Blues and Glory with
Bishop on harmony vocals. Two other tracks from that live recording
here, Precious Memories with Bishop on lead and the Brother Moses
Smote The Water duet with Lonnie Donegan, were to our knowledge not
released until 1999 when they saw the light of day on the CD Live
1957 The Complete Conway Hall Concert. Shortly after these recordings
Bishop went solo, an adventure that ended after only four singles,
and from then on he earned his living as a musician in the shadow
of Kenny Ball and Monty Sunshine with whom he occasionally sang a
song. Eventually he would settle down in Germany as a jazz musician.
Many of the songs on this CD are traditionals or covers of traditionals,
and you probably know The Ballad Of Jesse James, Mule Skinner Blues,
Doin' My Time (Johnny Cash) and Stackalee aka Stagger Lee. The Prisoner's
Song was recorded by Sonny Burgess, Midnight Special by CCR. Worried
Man Blues was done by The Rimshots, Wabash Cannonball by The Riot
Rockers and Lonnie Donegan's Cumberland Gap by The Shakin' Pyramids.
Musically the CD contains all the different styles that made skiffle
such a popular genre: workman's songs, folk, gospel, oompah, New Orleans
Dixieland swing and rockabilly. All skiffle CDs are entertaining and
good fun, and Dickie Bishop is no exception. |
17 november 2021
DUTCH
TREATS/ PIA BECK
Aha, u dacht dat de boogie in Nederland werd geïntroduceerd door Jaap Dekker? Mis poes, want het was jazzpianiste Pieternella "Pia" Beck die de 88 zwart-witte toetsen voor het eerst in vuur en vlam zette in ons groen groen knollenland en dat deed ze al vanaf haar debuutsingle, het krakerige Chickery Chick uit 1946 dat hier ook op staat. De internationale carrière van de Vliegende Hollandse omvatte maar liefst zeven decennia waarin ze over de hele wereld optrad, het respect verdiende van grote jazznamen als Dizzy Gillespie, Oscar Peterson en Erroll Garner, en ze haar, euh, mannetje stond maar - omdat ze een vrouw én Nederlandse én lesbisch was? - toch altijd in de schaduw bleef van artiesten als Nat King Cole, Art Tatum en Hadda Brooks. Deze Britse CD, volgens Jasmine de eerste CD die van haar verschijnt in Engeland, presenteert een fascinerende selectie van 27 "hot boogie en cool bop" tracks uit de periode 1946-1959. Wat ons eraan doet denken: wat is er eigenlijk nog van haar te koop in Nederland? Instrumentals als Pia's Boogie, Beck's Boogie en My Guy's Come Back zijn supersnelle, opwindende boogie woogie, jazzy, zeker, vooral de gitaar- en contrabas solo’s, maar oh zo swingend. Ze worden afgewisseld met gezongen jazzy crooners in trio bezetting als I Didn't Slip I Wasn't Pushed I Fell, Walkin' My Baby Back Home, Almost Like Being In Love, Congratulations To Someone en I'm Feeling Like A Stranger In This Big Town, en uptempo swing nummers als I'm Feeling Blue At The Blue Note, For You My Love, Your Voice en Pretty Eyed Baby, vaak met een Nederlands accent dat internationaal wellicht als schattig werd bestempeld. Beat Me Daddy Eight To The Bar waarvan verschillende rock 'n' roll versies bestaan (Commander Cody, Asleep At The Wheel) wordt hier gezongen door haar muzikale partner Eddy Doorenbos aan wie je helaas ook duidelijk hoort dat ie uit Nederland komt. Een ander ook als rock 'n' roll bekend nummer is het instrumentale Flight Of The Bumble Bee, en dat klassieke stuk van Nicolai Rimsky-Korsakov heb ik zelden zo snel weten spelen. De CD bevat naast echte in strijkers verpakte crooners opgenomen met een groot orkest als You Better Go Now en Gone With The Wind ook een aantal nummers uit het grote Amerikaanse song boek (Dancing On The Ceiling, Begin The Beguine, Lullaby Of Birdland in een instrumentale en een Franstalige versie) en enkele pure jazzwerkjes als het van steel gitaar en drukknop geluiden voorzien Oh Lady Be Good en het avant garde Bop Kiss dat ik graag had gehoord door Slim Gaillard. Dit is geen CD om alle dagen op te zetten noch om in één ruk uit te zitten, maar wel een CD voor fijnproevers, al vraag ik toch af of er geen CD bestaat met al haar rock 'n' roll getinte opnames als Flip Flop And Fly en Ding Dong Boogie. Pia Beck nam in 2003 op haar 78ste verjaardag afscheid van het publiek en raakte tot aan haar dood in 2009 geen piano meer aan. In 2017 werd een tot dan toe naamloze brug in Amsterdam officieel naar haar genoemd. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)
In 1946 jazz pianist Pieternella "Pia" Beck introduced the piano boogie woogie in her native Holland with her debut single, the crackling Chickery Chick which is also featured here. The international career of the Flying Dutchess spanned no less than seven decades in which she performed all over the world and earned the respect of big jazz names like Dizzy Gillespie, Oscar Peterson and Erroll Garner, but - because she was a woman ànd Dutch ànd a lesbian? - always stayed in the shadow of artists like Nat King Cole, Art Tatum and Hadda Brooks. This CD, according to Jasmine the first British Pia Beck CD, presents a fascinating selection of 27 "hot boogie and cool bop" tracks covering 1946-1959. Instrumentals like Pia's Boogie, Beck's Boogie and My Guy's Come Back are super fast, exciting boogie woogie, jazzy, sure, especially the guitar and double bass solos, but oh so swinging. They are interspersed with vocal jazzy crooners in trio formation like I Didn't Slip I Wasn't Pushed I Fell, Walkin' My Baby Back Home, Almost Like Being In Love, Congratulations To Someone and I'm Feeling Like A Stranger In This Big Town, and uptempo swing numbers like I'm Feeling Blue At The Blue Note, For You My Love, Your Voice and Pretty Eyed Baby, often with a Dutch accent that was probably considered cute. Beat Me Daddy Eight To The Bar of which several rock 'n' roll versions exist (Commander Cody, Asleep At The Wheel) is sung here by her musical partner Eddy Doorenbos who unfortunately also sounds too much like a Dutchman. Another song also known as rock 'n' roll is the instrumental Flight Of The Bumble Bee, and I have seldom heard that classical piece by Nicolai Rimsky-Korsakov played so fast. The CD contains apart from real crooners recorded with strings and a big orchestra like You Better Go Now and Gone With The Wind also several songs from the great American song book (Dancing On The Ceiling, Begin The Beguine, Lullaby Of Birdland in an instrumental and a French version) and a couple of pure jazz tunes like the steel guitar and push button sounds of Oh Lady Be Good and the avant garde Bop Kiss that would prefectly suit Slim Gaillard. This is not a CD to listen to every day or even in one sitting, but a CD for connoisseurs, although I keep wondering if there isn't a CD available with all her rock 'n' roll styled recordings like Flip Flop And Fly and Ding Dong Boogie. Pia Beck gave her final performance on her 78th birthday in 2003 and didn't touch a piano again until her death in 2009. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
THE
LION SLEEPS TONIGHT/ THE TOKENS
The
Tokens staan synoniem met The Lion Sleeps Tonight, een liedje uit
1961 waar al heelder boeken aan zijn gewijd, maar die discussie gaan
we hier niet herhalen. Die multi millionseller mag dan wel het enige
nummer zijn dat wij Europeanen ons van hen herinneren, maar in de
States waren ze geen one hit wonder: hun debuutsingle verscheen reeds
vijf jaar vóór The Lion Sleeps Tonight, met Tonight
I Fell In Love hadden ze vóór The Lion Sleeps Tonight
al een millionseller binnengehaald, en van 1962 tot 1970 zouden ze
nog negen keer de Top 100 bereiken, maar dat valt buiten het bereik
van deze CD met 28 nummers 1956-1962, zijnde de A- en B-zijde van
al hun singles + een selectie nummers van hun eerste twee LP’s
The Lion Sleeps Tonight (1961) en We Sing Folk (1962), aangevuld met
nog eens zes bonustracks waarover straks meer. Naast The Lion Sleeps
Tonight is de tweede claim to fame van de groep uit Brooklyn, New
York dat Neil Sedaka oprichtend groepslid was, en zijn schaduw doemt
inderdaad deels op over deze CD: een nummer als Dry Your Eyes is heel
Oh Carol-achtig, en in hun debuutsingle hoor je in de backing vocals
van I Love My Baby duidelijk Sedaka's karakteristieke stem terwijl
hij in While I Dream de leadzang voor zijn rekening neemt. Die twee
songs zijn gepend door de tandem Neil Sedaka/ Howard Greenfield die
later Sedaka songs als Oh Carol, Breaking Up Is Hard To Do, Calendar
Girl, Little Devil en Happy Birthday Sweet Sixteen zou bedenken. Sedaka
stapte in 1957 uit de groep die pas in 1960 opnieuw actief werd, zonder
Sedaka, en zich specialiseerde in in onschuld badende vocale hoogstandjes,
soms vrolijk doo-woppend rockend (I Love My Baby) maar vaker voorzien
van strijkersarrangementen (Tonight I Fell In Love, When I Go To Sleep
At Night) waardoor het uiteraard al snel pop wordt, pure popmuziek
(When Summer Is Through, I'll Do My Crying Tomorrow, Hindi Lullaby),
vaak met hoge The Lion Sleeps Tonight stemmen. Een nummer als I’ll
Always Love You liep in 1961 al vooruit op de hemelse harmonieën
die The Beach Boys zouden maken, en toen we deze zin schreven hadden
we nog geeneens hun The Wreck Of The John B gehoord. Daarmee zitten
we in de folk, waartoe je evengoed The Lion Sleeps Tonight zou kunnen
rekenen, net als de traditionals Michael (Row The Boat Ashore), The
Riddle en Children Go Where I Send Thee. Er staan nog enkele vocal
harmony songs in exotische The Lion Sleeps Tonight stijl op zoals
Tina, Monkey Vendor en B'wa Nina, verrassender is de uptempo popcover
van Sincerely van The Moonglows of een nummer als Big Boat dat jungle
exotica vermengt met Papa Oom Mow Mow nonsens. A Token Of Love lijkt
op Greenfields van The Brothers Four, in The Mountain Boy wordt gejodeld
en enkele woorden Duits gezongen, hun La Bamba getiteld La Bomba krijgt
een meer Caraïbische invulling.
The
Tokens are synonymous with The Lion Sleeps Tonight, a 1961 song about
which entire books have been written, but we will not go into that
discussion here. The Tokens were no one-hit wonder: their debut single
was released five years before The Lion Sleeps Tonight, with Tonight
I Fell In Love they'd already scored a millionseller before The Lion
Sleeps Tonight, and from 1962 to 1970 they would reach the Top 100
nine more times, but that is beyond the scope of this CD with 28 tracks
1956-1962, featuring the A- and B-sides of all their singles + a selection
of songs from their first two LP’s The Lion Sleeps Tonight (1961)
and We Sing Folk (1962), completed with six bonus tracks about which
more later. Apart from The Lion Sleeps Tonight the second claim to
fame of the group from Brooklyn, New York is that Neil Sedaka was
a founding member, and his shadow does indeed partly loom over this
CD. A song like Dry Your Eyes is very Oh Carol-like, and on their
debut single you can clearly hear Sedaka's characteristic voice in
the backing vocals of I Love My Baby while he sings lead in While
I Dream. Those two songs were penned by the Neil Sedaka/Howard Greenfield
team who would later write Sedaka songs like Oh Carol, Breaking Up
Is Hard To Do, Calendar Girl, Little Devil and Happy Birthday Sweet
Sixteen. Sedaka left in 1957 and it wasn't until 1960 that the Tokens
were reactived without Sedaka, specialising in vocal gems bathing
in innocence, sometimes merrily rockin' the doo-wop (I Love My Baby)
but more often with string arrangements (Tonight I Fell In Love, When
I Go To Sleep At Night) which of course quickly turned into pop, pure
pop music (When Summer Is Through, I'll Do My Crying Tomorrow, Hindi
Lullaby), often with high The Lion Sleeps Tonight voices. A song like
I'll Always Love You in 1961 already anticipated the heavenly harmonies
that The Beach Boys would become famous for, and when we wrote that
sentence we hadn't even heard their The Wreck Of The John B yet. This
brings us to the folk genre which includes The Lion Sleeps Tonight
as well as traditionals like Michael (Row The Boat Ashore), The Riddle
and Children Go Where I Send Thee. There are more vocal harmony songs
in exotic The Lion Sleeps Tonight style like Tina, Monkey Vendor and
B'wa Nina, but more surprising are their uptempo pop cover of The
Moonglows' Sincerely or a song like Big Boat that mixes jungle exotica
with Papa Oom Mow Mow nonsense. A Token Of Love resembles The Brothers
Four's Greenfields, in The Mountain Boy they yodel and sing a few
words in German, while their La Bamba entitled La Bomba gets a more
caribbean treatment. |
GOOD
ROCK AND ROLL FOR DANCING/ THE LEIBER-STOLLER BIG BAND
Jerry
Leiber en Mike Stoller behoren als componistenteam tot de architecten
van de rock 'n' roll en schreven samen oernummers als Treat Me Nice,
King Creole, Trouble, Love Potion N° 9, Ruby Baby, Lucky Lips
en Stand By Me. Minder bekend is dat ze ook zelf twee LP’s uitbrachten,
het in 1956 door Jerry Leiber solo uitgebrachte Scooby Doo (ondertitel
in kleine lettertjes: Good Rock & Roll For Dancing), in 1959 heruitgebracht
onder de naam The Jerry Leiber Big Beat Band en een jaar later gevolgd
door de LP Yakety Yak onder de naam Leiber-Stoller Big Band. Die twee
LP’s staan nu integraal op deze Jasmine CD. Scooby Doo dat niets
te maken heeft met het pas in 1969 bedachte tekenfilmfiguurtje was
een Jerry Leiber productie met als arrangeur pianist Ernie Freeman
die de leiding had over een studiogroep bestaande uit de crème
de la crème van de (jazz)muzikanten uit Los Angeles waarvan
wij alleen tenorsaxofonist Plas Johnson kennen en voor de gelegenheid
ook tweederde van de nummers op de plaat uit zijn mouw schudde, want
gek genoeg staat er geen enkele Jerry Leiber compositie op. Wat juist
Leiber's rol als "producer" was is ons dan ook een raadsel.
De plaat bestaat volledig uit instrumentale big band blazersmuziek
met drie saxofoons, trompet en trombone. Plas Johnson's Last Call
is het soort semi-trage striptease sax werk dat vroeger als stroll
werd verkocht, Ernie's Journey en Love Of My Life zijn vrolijke huppeldepup
dixieland swingpop, en daarmee is de toon gezet voor die LP, een mengelmoesje
van trad jazz, mainstream swing (Shove Off, de jazz standaard Moonglow)
en wat we heden ten dage als striptease muziek bestempelen. De melodie
van Ernie Freeman's Mama's Boy leunt aan bij het niet door Jerry Leiber
geschreven I'm In Love Again van Fats Domino, en Deacon's Hop is het
Big Jay McNeely nummer uit 1949 in een tragere big band versie. Tombstone
Blues heeft een detective noir sfeertje. Kortom: met rock 'n' roll
heeft dit bitter weinig te maken, uitgezonderd een enkel nummer als
het met een boogie piano overgoten Golden Rock dat je met wat goeie
wil kan beschouwen als big band rock 'n' roll.
Songwriting
partners Jerry Leiber and Mike Stoller are among the architects of
rock 'n' roll and as a team they composed essential songs like Treat
Me Nice, King Creole, Trouble, Love Potion N° 9, Ruby Baby, Lucky
Lips and Stand By Me. It's less known that they also released two
LP’s themselves, the 1956 Jerry Leiber solo LP Scooby Doo (subtitle
in small print: Good Rock & Roll For Dancing), reissued in 1959
under the name The Jerry Leiber Big Beat Band and followed a year
later by the LP Yakety Yak under the name Leiber-Stoller Big Band.
Both are featured in their entirety on this Jasmine CD. Scooby Doo
which has nothing to do with the cartoon character that was only invented
in 1969, was a Jerry Leiber production arranged by pianist Ernie Freeman
who was in charge of a studio group consisting of the finest Los Angeles
(jazz) musicians of whom we only know tenor saxophonist Plas Johnson,
and for the occasion he also thought up two thirds of the songs on
the record, as strangely enough the LP does not contain a single Jerry
Leiber composition. What exactly Leiber's role was as "producer"
therefore remains a mystery to us. The record consists entirely of
instrumental big band music with three saxophones, trumpet and trombone.
Plas Johnson's Last Call is the kind of semi slow striptease sax stuff
that used to be sold as stroll, Ernie's Journey and Love Of My Life
are cheerful dixieland swing pop, setting the tone for an LP combining
trad jazz, mainstream swing (Shove Off, the jazz standard Moonglow)
and what we nowadays refer to as burlesque music. The melody of Ernie
Freeman's Mama's Boy leans towards Fats Domino's I'm In Love Again
which was not composed by Jerry Leiber, and Deacon's Hop is the 1949
Big Jay McNeely number in a slower big band version. Tombstone Blues
has a detective noir atmosphere. In short: all this has very little
to do with rock 'n' roll, except for a few songs like Golden Rock
featuring a boogie piano that with a bit of goodwill could be passed
off as big band rock 'n' roll. |
SORRY
(I RAN ALL THE WAY HOME)/ THE IMPALAS
Ik ken exact één nummer van The Impalas, de in 1958 opgerichte groep uit Brooklyn die zich volgens de ene versie noemde naar de gelijknamige Chevrolet en volgens de andere versie naar de gelijknamige antilope. Dat ene nummer is Sorry (I Ran All The Way Home), uptempo blanke doo-wop in een popjasje en met een licht ska ritme. Leuk liedje, zeker, maar met de fanfare die meedoet een beetje luchtig en te vrijblijvend. Mijn inschatting zal wel totaal verkeerd zijn want in 1959 werd Sorry (I Ran All The Way Home) vlotjes een millionseller die enkel van de top van de hitparade werd gehouden door Happy Organ van Dave ‘Baby’ Cortez. Zo'n dikke hit dient uiteraard onmiddellijk verzilverd met een LP en die staat hier in zijn geheel op. Nu is pop niet mijn vakgebied (dat is halfgare rockabilly) en ik wist dat ik geen Jungle Rock moest verwachten, maar ik vind die LP toch een tweesnijdend zwaard. De verhouding uptempo nummers/ ballades helt met 7 tegen 5 iets over naar de snelle kant, maar de muzikale kwaliteit varieert van aangenaam (Cupid, Oh What A Fool, Mommy-O) tot weinig zeggende standaard pop (She belongs To Me, Chum) en van de betere ballade (Fool Fool Fool) tot naar mijn smaak platte ballades (Sandy Went Away), ook weer in die blanke pop doo-wop stijl. Doo-pop? Pop-wop? Persoonlijk hoor ik hen het liefst in ongecompliceerde uptempo liedjes als het timberende Woodchuck Song, al doet daar middenin ineens ook weer een hele big band mee. Na de LP volgden nog de geheel in dezelfde lichtgewicht lijn liggende singles Bye Everybody/ Peggy Darling en When My Heart Does All The Talking/ All Alone, die laatste uitgebracht als Speedo & the Impalas. Die staan ook op de CD, maar in 1961 was het over en uit voor The Impalas. Samen met de monosingle versie van Sorry (I Ran All The Way Home) vormen deze in totaal 17 tracks 1959-1960 dan ook de complete opnames van The Impalas, een groep die we kunnen situeren ergens tussen Dion & the Belmonts en The Four Seasons in, maar zeker nooit even goed want het is duidelijk dat de in 2014 op 70-jarige leeftijd overleden leadzanger Joe "Speedo" Frazier geen Frankie Valli of Dion DiMucci was. De CD sluit voor de volledigheid af met de single I Was A Fool/ First Date van een andere doo-wop popgroep genaamd The Impalas die totaal anders klinken, niet in het minst omdat ze een zangeres hadden. Nog een geluk dat Jasmine ook weer niet té volledig wou zijn, want The Impalas was blijkbaar zo'n populaire naam dat er ook singles zijn van andere Impalas op Gee-Kay, Whittier, Echo, Usana, Back Beat en Checker! Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)
I know exactly one song by The Impalas, the Brooklyn group founded in 1958 and named, according to one version, after the Chevrolet of the same name, and according to another version after the antelope of the same name. That song is Sorry (I Ran All The Way Home), uptempo white doo-wop in a pop mold and with a light ska rhythm. Nice tune, sure, but with the brass band joining in a bit lighthearted and too non-committal. Of course my assessment proves totally wrong as in 1959 Sorry (I Ran All The Way Home) effortlessly became a millionseller that was only kept from the top of the hitparade by Dave 'Baby' Cortez' Happy Organ. Such a big hit is always followed by an LP and that LP is reproduced here in its entirety. Now pop music is not my field of expertise (that's half-assed rockabilly) and I knew this was not going to be Jungle Rock, but I do find this LP a double-edged sword. The ratio of uptempo songs to slow tunes is 7 to 5 so slightly tilted towards the fast lane, but the musical quality varies from pleasant (Cupid, Oh What A Fool, Mommy-O) to uninspiring standard pop (She Belongs To Me, Chum) and from the better balladry (Fool Fool Fool) to for me at least flat ballads (Sandy Went Away), again in that white pop doo-wop style. Doo-pop? Pop-wop? Personally I prefer to hear them in uncomplicated uptempo ditties like the timbering Woodchuck Song, even though in the middle all of a sudden a complete big band joins in. The LP was followed in the same featherweight style by the singles Bye Everybody / Peggy Darling and When My Heart Does All The Talking / All Alone, the latter released as by Speedo & the Impalas. These are also on the CD, but in 1961 the Impalas story was over and done. Add the mono single version of Sorry (I Ran All The Way Home) and these 17 tracks 1959-1960 are the complete recordings of a group we can position somewhere between but were never as good as Dion & the Belmonts and The Four Seasons, as it was clear from the start that lead singer Joe "Speedo" Frazier who died in 2014 at the age of 70 was no Frankie Valli or Dion DiMucci. For completists the CD finishes with the single I Was A Fool / First Date by another doo-wop pop group called The Impalas who sound totally different, not in the least because they had a girl singer. Fortunately Jasmine didn't want to be too complete either because The Impalas was apparently such a popular name that there are also singles by other Impalas on Gee-Kay, Whittier, Echo, Usana, Back Beat and Checker! Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
THE
DREAMERS TO THE BLOSSOMS, EVOLUTION OF A VOCAL GROUP/
The
Blossoms, omdat u hen ongetwijfeld al gehoord had voor u ván
hen gehoord had, ooit omschreven als de beroemdste onbekende meidengroep
uit de jaren '60, zongen in 1962 He's A Rebel en He's Sure The Boy
I Love in voor producer Phil Spector die de nummers uitbracht onder
de naam van The Crystals, een compleet andere meidengroep die vervolgens
met de eer, de roem en het geld ging lopen. Wij hebben dat verhaal
ook al duizend keer gelezen, maar wie die Blossoms eigenlijk waren:
geen flauw idee. Gelukkig is er nu deze CD, opnieuw een sterk staaltje
discografische speurneuzerij van de muzikale Sherlock Holmessen van
het Britse re-issue label Jasmine Records. The Dreamers To The Blossoms,
Evolution Of A Vocal Group bevat chronologisch opgelijst 32 songs
1954-1962, zijnde alle singles van The Blossoms zelf en van hun eerdere
incarnaties The Dreamers, The Rollettes en The Playgirls, plus een
aantal nummers waarop ze meezingen als achtergrondzangeressen, bijvoorbeeld
op Ed Townsend's ballade For Your Love. De groep die in de periode
gecoverd door deze CD tien verschillende zangeressen in haar rangen
telde begon inderdaad als achtergrondkoortje, met name van Richard
Berry, in 1957 schrijver en originele uitvoerder van Louie Louie en
een man van wie Jasmine ook eens dringend een overzicht zou moeten
uitbrengen. De CD opent met vijf tracks van Richard Berry & the
Dreamers en die Dreamers waren dus de latere Blossoms. De muziek van
Richard Berry & the Dreamers hier is doo-wop (Bye Bye (Baby),
Daddy Daddy, Good Love) en dan vooral de dromerige teen pop variant
van doo-wop (Together en At Last, inderdaad dezelfde At Last van Etta
James die evenwel origineel van Glenn Miller uit 1942 is), de stijl
die ook hun opnames onder de naam The Rollettes kenmerkt zoals Sad
Fool, More Than You Realise en Kiss Me Benny waarop ze klinken als
The Chordettes. Hiermee zijn we gelijk aanbeland bij de meisjeskoortjes
die een directe aansluiting vormen met de meidenpop waarnaar hun muziek
evolueert via ballades als Since You've Been Gone, Do Not Forget (samen
de enige "solo" single van The Dreamers), He Promised Me,
Have Faith In Me, Gee But I'm Lonesome, en No Other Love, en via uptempo
songs als Baby Daddy-O, Move On, Little Louie dat niets te maken heeft
met Louie Louie, Hey Sport, Young Love Swings The World en Sugar Beat,
nummers die deels verschenen als The Blossoms en deels als The Playgirls,
in den beginne ondersteund door een rock ‘n’ rollende
big band, opnieuw met echo’s van The Chordettes maar ook verrassender
van Les Paul & Mary Ford, en culminerend in de pure girl group
sound van het Mother-In-Law antwoord Son-In-Law, I'll Wait (ook uitgebracht
onder de naam The Co-Eds), Write Me A Letter en Hard To Get tot het
soulvolle The Search Is Over, en dat zijn dan weer allemaal Blossoms
nummers. Interessant is dat ergens rond 1958 de zestienjarige Darlene
Wright als leadzangeres bij de groep kwam. Zij is de link met Phil
Spector en zou als Darlene Love een van zijn belangrijkste pionnen
worden. De CD sluit af met vijf liedjes die u al ontelbare keren hebt
gehoord maar waarvan u niet wist dat het The Blossoms waren, hits
van andere artiesten waarvoor The Blossoms de backing vocals voor
hun rekening namen, namelijk Shelley Fabares' dromerige pop ballade
Johnny Angel, Duane Eddy's (Dance With The) Guitar Man waarop zij
The Rebelettes waren, en de Phil Spector producties Zip-A-Dee-Doo-Dah
van Bob B. Soxx & the Blue Jeans (The Blossoms waren The Blue
Jeans) en He's A Rebel en He's Sure The Boy I Love van The Crystals,
het nummer waarmee ook voor hen de cirkel rond was die begon toen
ze meezongen op de plaatjes van Richard Berry, een passend slot voor
deze CD want als achtergrondzangeressen begon en eindigde het allemaal
voor de meidengroep die pas in 1967 opnieuw singles onder eigen naam
zou uitbrengen en in 1968 meezong in Elvis' Comeback Special. Andere
bekende nummers waarop The Blossoms meedoen die niet op de CD staan
zijn Be My Baby van The Ronettes, Everybody Loves To Cha-Cha-Cha van
Sam Cooke, The Shoop Shoop Song (It's In His Kiss) van Betty Everett
en Monster Mash van Bobby "Boris" Pickett. Wat er evenmin
opstaat is de single What Makes Love/ I’m In Love uit 1962 op
OKeh, want dat waren compleet andere Blossoms.
The Blossoms have been described as the most famous unknown girl group
of the 1960s, because you're bound to have heard them before you heard
of them: in 1962 they recorded He's A Rebel and He's Sure The Boy
I Love for producer Phil Spector who released the songs under the
name of The Crystals, a completely different girl group who took all
the credit, fame and money. We've read that story a thousand times
as well, but who the Blossoms really were: no idea. Their story is
told on this CD, another fascinating example of discographic detective
work by the musical Sherlock Holmesses of UK re-issue label Jasmine
Records. The Dreamers To The Blossoms, Evolution Of A Vocal Group
chronologically features 32 songs 1954-1962, comprising all the 45s
by The Blossoms themselves and by their earlier incarnations The Dreamers,
The Rollettes and The Playgirls, plus a number of songs featuring
the girls on backing vocals, for example on Ed Townsend's ballad For
Your Love. The group who in the period covered by this CD had ten
different singers in its ranks did indeed start out as backing vocalists,
notably on the recordings of Richard Berry, in 1957 the author and
original performer of Louie Louie and an artist who would make the
perfect subject for a Jasmine CD himself. The CD opens with five tracks
by Richard Berry & the Dreamers and those Dreamers were the later
Blossoms. The music of Richard Berry & the Dreamers here is doo-wop
(Bye Bye (Baby), Daddy Daddy, Good Love) and especially the dreamy
teen pop variant of doo-wop (Together and At Last, indeed the same
At Last made famous by Etta James, originally a 1942 Glenn Miller
tune), the style that also characterises their recordings under the
name The Rollettes such as Sad Fool, More Than You Realise and Kiss
Me Benny on which they sound like The Chordettes. This brings us straight
to the female vocal groups that form a direct link with the girl group
pop sound into which their music evolves via ballads like Since You've
Been Gone, Do Not Forget (these two make up the only "solo"
single by The Dreamers), He Promised Me, Have Faith In Me, Gee But
I'm Lonesome and No Other Love, and via uptempo songs like Baby Daddy-O,
Move On, Little Louie who has nothing to do with Louie Louie, Hey
Sport, Young Love Swings The World and Sugar Beat, songs that appeared
partly as by The Blossoms and partly as by The Playgirls, in the beginning
accompanied by a rock 'n' roll big band, again with echoes of The
Chordettes but also more surprisingly of Les Paul & Mary Ford,
and culminating in the real girl group sound of the Mother-In-Law
answer Son-In-Law, I'll Wait (also released under the name The Co-Eds),
Write Me A Letter, Hard To Get and the soulful The Search Is Over,
all of these released as by The Blossoms. Interestingly, somewhere
around 1958 sixteen-year-old Darlene Wright joined the group as lead
vocalist. She is the link to Phil Spector and would become one of
his most important pawns as Darlene Love. The CD finishes with five
songs you've heard countless times before but didn't know were The
Blossoms, hits by other artists for which The Blossoms provided the
backing vocals, namely Shelley Fabares' dreamy pop ballad Johnny Angel,
Duane Eddy's (Dance With The) Guitar Man on which they were The Rebelettes,
and the Phil Spector productions Zip-A-Dee-Doo-Dah by Bob B. Soxx
& the Blue Jeans (The Blossoms were The Blue Jeans) and He's A
Rebel and He's Sure The Boy I Love by The Crystals, the song that
completes the circle that began when they sang on Richard Berry's
records and a fitting ending for the CD, as it all began and ended
as backing vocalists for this girl group who would not release singles
under their own name again until 1967 and also sang on Elvis' Comeback
Special in 1968. Other well known songs on which The Blossoms participate
that are not on the CD are The Ronettes' Be My Baby, Sam Cooke's Everybody
Loves To Cha-Cha-Cha, Betty Everett's The Shoop Shoop Song (It's In
His Kiss) and Bobby "Boris" Pickett's Monster Mash. Not
included either is the 1962 single What Makes Love / I'm In Love on
OKeh by a completely different group called The Blossoms. |
SELECTED
SINGLES 1953-1960/ THE STANLEY BROTHERS
Het
zal wel iets te maken hebben met in het bloed zitten, maar in de bluegrass
muziek, de meer rurale variant van de hillbilly, zitten opvallend
veel broeder acts waarvan de bekendste Bill, Birch & Charlie Monroe,
Jim & Jesse McReynolds, Bobby & Sonny Osborne en Carter &
Ralph Stanley zijn. Van die laatste twee is Ralph de bekendste omdat
hij, nadat de twee jaar oudere Carter zich eind 1966 had doodgezopen
(hij overleed op zijn 41ste aan levercirrose), een nog succesvollere
solocarrière van bijna een halve eeuw had. De broers namen
op vanaf 1947 tot midden jaren '60 en deze CD bevat met 30 nummers
die tussen 1953 en 1960, hun beste jaren, verschenen op Mercury, Starday
en King slechts een kleine selectie uit hun omvangrijke discografie.
It probably has something to do with bloodlines, but bluegrass music,
the more rural variant of hillbilly, is famous for its brother acts,
the best known of which are Bill, Birch & Charlie Monroe, Jim
& Jesse McReynolds, Bobby & Sonny Osborne and Carter &
Ralph Stanley. Of these last two Ralph is the best known because after
two years older Carter drank himself to death in 1966 (he died at
the age of 41 of liver cirrhosis ) Ralph Stanley had an even more
successful solo career that lasted almost half a century. The brothers
recorded from 1947 to the mid-1960s and this CD contains only a small
selection from their extensive discography, 30 tracks released on
Mercury, Starday and King between 1953 and 1960, their best years.
|
HARLEM
NOCTURNE/ THE VISCOUNTS
De
rond 1958 in New Jersey opgerichte instrumentale groep The Viscounts
is vooral - of eigenlijk alleen - bekend van hun sprankelende, kleurrijke
instrumental Harlem Nocturne, een onwaarschijnlijk goed nummer, zeker
als je bedenkt dat het een traag nummer is. Een heel filmisch nummer
ook, want met die zwoele sax en dat plectrum dat over de snaren glijdt
is het "haunting" zoals je dat zo mooi kan omschrijven in
het Engels, maar ik kan zo meteen geen Nederlands equivalent bedenken.
Betoverend? Mogelijk herinnert u zich Harlem Nocturne nog uit de film
Christine (1983) in de scene waarin de Plymouth Fury uit 1958 zichzelf
repareert. The Viscounts waren een van de vele instrumentale groepen
in het Amerika van eind jaren '50, de golden age van de instrumental,
maar hun sound was uniek, origineel, evocatief en volwassener dan
die van hun tijdgenoten. Deze verzamelaar bevat 27 mono tracks 1959-1962,
zijnde de 11 tracks van hun Harlem Nocturne LP uit 1959 + 13 single
tracks en drie demo’s, wat helaas niet hun volledige output
is want verschillende single tracks ontbreken. Harlem Nocturne was
begin 1960 een hit voor hen maar het nummer zelf is al veel ouder:
de originele versie werd al in 1939 opgenomen door het orkest van
Ray Noble en er bestaan meer dan 500 verschillende versies van. De
hit werd gevolgd door die LP die niet verwonderlijk verschillende
nummers bevatte in dezelfde stijl zoals I Cover The Waterfront (ook
weer heavy tremolo gitaar gekoppeld aan een duizelingwekkend melancholische
Earl Bostic sax, even traag als Harlem Nocturne en een beetje in een
dromerige sfeer), Summertime met een spookachtig kerkorgel erbovenop,
The Touch (het thema uit de Franse gansterfilm Touchez Pas Au Grisbi
uit 1954, in Amerika uitgebracht als The Touch en bij ons in de bioscopen
als De onderwereld Van Montmartre) en September Song met opnieuw dat
crescendo op de cymbalen, en allemáál met die geil slurpende
sax. Jimmy Forrest's Night Train krijgt een uptempo striptease invulling
en er stonden ook een paar snellere nummers op zoals het sfeervolle
Chug-A-Lug dat met zijn piercende gitaar, sax en bongos een uptempo
Harlem Nocturne lijkt, alleen jammer van dat lijntje orgel dat er
heel af en toe tussen komt gekropen. Traditionelere gitaar/ sax rock
'n' roll instrumentals zijn het dreigende uptempo Dig en het standaard
gitaar/ sax/ orgel rondjesschema Viscount Rock. When The Saints Go
Marching In kreeg een voor de hand liggende beetje Bill Haley &
the Comets-achtige sax bewerking en het eigen Along The Navajo Trail
strollt medium tempo keurig volgens alle regeltjes van de kunst in
een vaag indianen sfeertje. De single tracks zijn zowel uptempo werk
als de oudjes Wabash Blues in On Top Of Old Smokie stijl en Little
Brown Jug als standaard sax/ gitaar/ orgel instrumental, met Ballin'
The Jack en de vage indianenversie van When Johnny Comes Marching
Home als uitschieters. De swing jazz standaard Opus One voegt daar
een paar jazzy lijnen aan toe en er zijn burlesque nummers als So
Slow, Shadrach en het oosterse Night For Love. Nog meer jazzy Harlem
Nocturne-achtige nummers ontbreken evenmin zoals het van bongos doordrongen
Night Fight, This Place, A Girl Like You, Mark's Mood en Duke Ellington's
Sophisticated Lady. De bonustracks zijn nauwelijks verschillende demo
versies van Harlem Nocturne, Dig en Viscount Rock. Instrumental
band The Viscounts, founded around 1958 in New Jersey, is mainly -
or only - known for their sparkling, colourful instrumental Harlem
Nocturne, an incredibly strong tune, especially considering that it's
a slow. A very cinematic tune too, because with that sultry sax and
that plectrum sliding over the strings it's haunting, and you may
in fact remember Harlem Nocturne from the scene in the film Christine
(1983) where the 1958 Plymouth Fury repairs itself. The Viscounts
were one of many instrumental groups at the end of the 1950s, the
golden age of the instrumental, but their sound was unique, original,
evocative and more mature than their contemporaries. This compilation
contains 27 mono tracks 1959-1962, being the 11 tracks of their 1959
Harlem Nocturne LP + 13 single tracks and three demos, which unfortunately
is not their complete output as several single tracks are absent.
Harlem Nocturne was a hit for them in the early 1960s but the tune
itself is much older: the original version was recorded by Ray Noble's
orchestra back in 1939 and there are over 500 different versions.
The hit was followed by the LP which not surprisingly contained several
tracks in the same style such as I Cover The Waterfront (again heavy
tremolo guitar coupled with a dazzlingly melancholic Earl Bostic sax,
as slow as Harlem Nocturne and a bit dreamy), Summertime which added
a spooky church organ, The Touch (the theme from the 1954 French ganster
film Touchez Pas Au Grisbi, released in the States as The Touch) and
September Song with again that crescendo on the cymbals, and all of
them with that horny slurping sax. Jimmy Forrest's Night Train gets
an uptempo striptease interpretation and there were also a couple
of faster tunes like the atmospheric Chug-A-Lug with piercing guitar,
sax and bongos making it sound like an uptempo Harlem Nocturne, it's
just a pity that that little organ line comes squeezing in every now
and then. More traditional guitar/sax rock 'n' roll instrumentals
are the menacing uptempo Dig and the standard guitar/sax/organ loop
Viscount Rock. When The Saints Go Marching In gets a too obvious Bill
Haley & the Comets-styled sax arrangement and the selfpenned Along
The Navajo Trail neatly strolls at medium pace abiding by all the
rules of the art in a vague injun atmosphere. The single tracks include
uptempo workouts as well as the oldies Wabash Blues done On Top Of
Old Smokie style and Little Brown Jug as a standard sax/guitar/organ
instrumental, with Ballin' The Jack and the vaguely injun sounding
version of When Johnny Comes Marching Home being highlights. The swing
jazz standard Opus One adds a few jazzy lines and there are burlesque
numbers like So Slow, Shadrach and the oriental Night For Love. Even
more jazzy Harlem Nocturne-styled numbers are not lacking either,
for example the bongo infested Night Fight, This Place, A Girl Like
You, Mark's Mood and Duke Ellington's Sophisticated Lady. The bonus
tracks are barely different demo versions of Harlem Nocturne, Dig
and Viscount Rock. |
10 november 2021
DO
ME RIGHT/ THE RAGGED ROSES
Last June we wrote that Belgian band Shotgun
Sally was calling it quits after six years, one CD (2017) and a vinyl
single (2019), because they were heading in a different musical direction,
but singer Katrien Van Proeyen immediately announced that we were
not rid of her yet. Lo and behold: six months later she presents the
debut CD of her new band The Ragged Roses, a clear break in style
with the straight ahead jukebox rock 'n' roll of Shotgun Sally's early
days, but at the same time the logical continuation of it, and recorded
with the last Shotgun Sally live line up. Both sides of the Shotgun
Sally single we were so enthusiastic about, Never Gonna Break My Heart
and Sugar Coated Lovin', also feature on the Ragged Roses CD which
rocks in the same let's give it all style. Katrien sings, moans, groans
and hiccups like a cat in heat and puts her whole soul and body into
her vocal performance, adequately supported by drummer Jimmy Van Iersel
(after these recordings replaced by Johan Bekkers, a new face in our
scene but really good, the band assures us) and double bass player
Sébi Lee, normally lord, master and all round entertainer on
his piano but here in a modest and restrained role: no trace of a
piano on the whole CD. The Ragged Roses sound is determined by guitarist
Bart "Rico" Ulens (Benvis & his Rockets, Rhumba Kings
and a lot of other Belgian bands) who breaks out of the rockabilly
mold and steers his rock 'n' roll guitar partly in a rock direction
that fits the modern Ragged Roses songs like a glove, from the bouncy
Hoodoo Voodoo over the flashy finger blistering Crying Over You to
cheerful songs like Tell Me and title track Do Me Right, interspersing
echoes of The Stray Cats (the descending chord progression of One
Look), The Paladins, The Seatsniffers and Sin Alley with swamp fever
dreams like the hypnotic Cravin' For Your Lovin' and the sultry Falling
Out Of Love with which they go down the funnel of love. Right Track
is the wildest right track track since Joe Clay's Get On The Right
Track, and they finish the job with Way Back Home, a soulful ballad
that is neither soul nor blues, just excellent. The CD contains 11
songs written by Bart Ulens and Katrien Van Proeyen and one cover,
but what a cover: Runaway, slower than Del Shannon, with Katrien writhing
around, turning it into a sexy, horny song, and a guitar that slithers
from mexicana over exotica to surf, almost six minutes long but of
an orgasmic power. I had no idea what to expect from The Ragged Roses
as I have not yet seen them, but I am impressed by this debut of a
band that has discovered its maturity. The competition in Belgium
will have to take notice, both on rock 'n' roll and non-rock 'n' roll
stages. The official CD release party takes place on friday November
12 in the Musicafé in Leuven (B). |
ENCORE/
WANDA JACKSON
Na een carrière van 65 jaar kondigde de nu 84-jarige Wanda
Jackson in 2019 aan te stoppen. Dit nieuwe album, haar 32ste studioalbum,
werd opgenomen vóór die beslissing viel maar verscheen
pas deze zomer, en die hoesfoto van toen ze er absoluut als een spetter
uitzag met die stralende glimlach richting een toekomst waarin alles
mogelijk was, is ontroerend als je die plaatst tegenover het frele
vrouwtje dat ze nu is. Voor we wat wordt bestempeld als haar allerlaatste
album aan de luistertest onderwerpen dienen we u eraan te herinneren
dat zo goed als al haar recente "comeback" albums, van Heart
Trouble (2003) over de Jack White productie The Party Ain’t
Over (2011) tot de Justin Townes Earle productie Unfinished Business
(2012), erg modern waren en niét teruggrepen naar de rock 'n'
roll van Let's Have A Party, alsof de producers van die albums absoluut
wilden bewijzen dat Wanda Jackson nog steeds relevant is in de jaren
2000.
After
a career spanning 65 years Wanda Jackson, who recently celebrated
her 84th birthday, announced her retirement in 2019. This new album,
her 32nd studio album, was recorded before that decision was made
public but only released this summer, and the cover photo from when
she looked absolutely stunning with that smile beaming toward a future
where anything was possible, is very touching when you juxtapose it
with the frail little woman that she is today. Before we listen to
what is being promoted as her final album we should remind you that
pretty much all of her recent "comeback" albums, from Heart
Trouble (2003) over the Jack White production The Party Ain't Over
(2011) to the Justin Townes Earle production Unfinished Business (2012),
were very modern and did not hark back to the rock 'n' roll of Let's
Have A Party, as if the producers absolutely wanted to prove that
Wanda Jackson was still relevant in the 2000s. Encore, her first album
since Unfinished Business, contains only eight songs (less than 25
minutes) and was produced by rock chick Joan Jett of Joan Jett &
the Blackhearts whose non-rock 'n' roll song I Love Rock 'n' Roll
topped the charts in 1982. The good news is that Wanda Jackson sounds
very relaxed, yes, even utterly fantastic on Encore: she hits all
the right notes, sounds sultry, sexy, sweet and sassy, and actually
sings much better than the last couple of times we saw her live on
stage. The not so good news is that this album contains way too many
modern rock and slide guitars and backing vocals. And the funny news
is something no one else seems to have noticed, namely that Wanda
Jackson already released an album titled Encore in 1988. |
LP Recensie
DEAL
WITH THE DEVIL/ THE BACKSEAT BOOGIE
The Backseat Boogie is a trio founded in 2007
and often operating as a quartet, and you can't tell they're from
Italy as singer-guitarist Michele Cantù's English is perfect.
This is at least their fifth album (currently only available on vinyl
and as a download!) which continues the stylistic direction of its
predecessors, which is the modern melodic pop rock version of rock
'n' roll applying all the rules of the trade as demonstrated in opener
and title track Deal With The Devil: a decent guitar hook, slide guitars
and a calm middle part. Except for the atmospheric Take It Or Leave
It, it won't get calm anymore because the whole CD follows that contemporary
line. Burnout, a stroll rhythm in overdrive with twangy guitar, features
a ripping sax that returns in Julisa, an easy going melodic straight
ahead pop rocker that would be a guaranteed jive hit if released on
45 RPM. Right On Time is a blues bopper with distortion and a mean
guest harmonica, and Struck On The Road To Memphis is beefed up fingerpicking
banjobilly. Only downside is that in the solos the sound sometimes
collapses, whereas you'd expect them to pump that up with a few foot
pedals for extra power. It does not implode like a failed souflé
and it certainly doesn't happen in every song that the added volume
of the vocals disappears, but once you start paying attention you
notice it, although it is never so obvious that your listening enjoyment
disappears as well. To avoid all ambiguity and doubt: there are worse
half hours imaginable. As usual with The Backseat Boogie, the kind
of band that Part Records seems to have the patent on, all eleven
songs are selfpenned. The LP will be released in December, the CD
will not be released for the time being. |
3 november 2021
CD Recensies
BOOM
CHICKA BOOM
Een CD boordevol Johnny Cash soundalikes: goed idee voor een compilatie, zij het geen nieuw idee want we hadden al de Mark Lee Allen compilatie Cash-A-Likes waarop gelukkig nauwelijks overlappingen met deze Boom Chicka Boom staan. Als u dacht dat Cash tegenwoordig populair is moet u zich eens voorstellen wat dat moet geweest zijn toen de man hoog in de hitlijsten stond en op TV te zien was. Imitatie is de hoogste vorm van vleierij en het aantal Cash-a-likes was eind jaren '50 begin jaren '60 dan ook niet bij te houden. De CD kan ruwweg verdeeld worden in soundalikes en covers, en tot die tweede soort behoren Johnny Sea (Frankie's Man Johnny, verrassend genoeg een van zijn nummers waarop zijn stem het minst op Johnny Cash lijkt, op zijn It Won't Be Easy To Forget hier is Sea's timbre veel mee gemodelleerd op de Man In Black), Bobby Rowan (een sneller So Doggone Lonesome), Howard Crockett (I Got Stripes), Jeff Johnson (Doin' My Time), Benny Barnes (Train Of Love en There You Go) en zelfs Sleepy LaBeef (Home Of The Blues). Sandy Bob & the Rhythm Rangers geven dan weer een meer hillbilly invulling aan Cry Cry Cry. De soundalikes zijn echter heus niet allemaal copycats als Hal Smith (Makin' A Livin' With My Guitar), Lonnie Smithson (Quarter In The Jukebox), Bill Compton (Iron Man), Durwood Daly (That's The Way It Goes) of Bobby Wayne (Big Train) die meestal klinken als de muziek van Johnny Cash met een andere zanger. De CD bevat namelijk ook songs die niet zozeer soundalikes zijn maar vaagweg hetzelfde sfeerbeeld opnoemen zoals EC Beatty's Ski King. Nummers in de stijl van (en dan vooral instrumentaal in de stijl van) zijn Warren Smith's Black Jack David, Tom Edwards' Cook County Jail en Red Kirk's It's Nothing To Me (de versie uit 1957, niet zijn heropname uit 1967), een van de pakweg 15 verschillende versies van dat nummer dat misschien het bekendst is van Sanford Clark. Het origineel is van Loy Clingman, maar zelfs de versie van Jim Reeves is geweldig. Andere artiesten voegen aan die spaarzame boom chicka boom sound een klaaglijke steelgitaar (Dusty Owens' Hey Honey, u kent het misschien van Wiley Barkdull) of een rockabilly drum (Billy Walker's I've Got Leaving On My Mind, gecoverd door onze Miss Mary Ann & the Ragtime Wranglers) toe. Tot slot heb je de slimmeriken voor wie de kassa extra rinkelde omdat ze nummers bewerkten: Bill Mack maakte van Frankie's Man Johnny Johnny's Gal Frankie en If You Call That Love van The Three Ramblers is gewoon Folsom Prison Blues met een andere tekst. En omdat er al eens gelachen mag worden: Mitchell Torok klinkt in All Over Again And Again als Stan Freberg die Johnny Cash vakkundig de nek omwringt. Drie tracks zijn moderne opnames: twee keer Rayburn Anthony met Alabama Baby van zijn Rhythm Bomb CD Big Bad City (2006) en You're So Easy To Love van zijn Rhythm Bomb CD My Baby's Car Crazy (2006, stonden die paar seconden studiogelach er ook toen al op?), en Chrome Daddies frontman Jason Lee Wilson met Viel Zu Spät, een cover van Johnny Cash's eigen Duitse versie van I Got Stripes. Dit nummer is onuitgebracht! Leute, was sollen wir dazu sagen? Nou, voor Johnny Cash fans - en zijn we dat niet allemaal? - is dit van begin tot einde feest. Don't take your guns to town, son... gewoon deze CD kopen! Boom Chicka Boom verschijnt op 8 november. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) A CD chock full of Johnny Cash soundalikes: a great idea for a compilation, though not a new idea as we already have the Mark Lee Allen compilation Cash-A-Likes which fortunately contains hardly any overlaps with this Boom Chicka Boom. If you thought Cash is popular nowadays try to imagine what it must have been like when the man was riding, err, high on the charts and regularly appeared on TV. Imitation is the highest form of flattery and so the number of Cash-a-likes in the late fifties and early sixties was impossible to keep up with. The CD can be roughly divided into soundalikes and covers, and the covers include Johnny Sea (Frankie's Man Johnny, surprisingly one of the songs in which Sea's voice sounds the least like Johnny Cash, compare it with It Won't Be Easy To Forget here where Sea's timbre is much more modeled on the Man In Black), Bobby Rowan (a faster So Doggone Lonesome), Howard Crockett (I Got Stripes), Jeff Johnson (Doin' My Time), Benny Barnes (Train Of Love and There You Go) and even Sleepy LaBeef (Home Of The Blues). Sandy Bob & the Rhythm Rangers on the other hand give a more hillbilly interpretation to Cry Cry Cry. The soundalikes are not only copycats like Hal Smith (Makin' A Livin' With My Guitar), Lonnie Smithson (Quarter In The Jukebox), Bill Compton (Iron Man), Durwood Daly (That's The Way It Goes) or Bobby Wayne (Big Train) who mostly sound like the music of Johnny Cash with a different singer, as the CD contains also recordings that are not so much soundalikes but vaguely evoke the same mood like EC Beatty's Ski King. Songs in the style of (and especially instrumentally in the style of) are Warren Smith's Black Jack David, Tom Edwards' Cook County Jail and Red Kirk's It's Nothing To Me (the 1957 version, not his 1967 re-recording), one of about 15 different versions of that song which is perhaps best known from Sanford Clark. Loy Clingman recorded it first, but even Jim Reeves' version is great. Other artists add to that sparse boom chicka boom sound a plaintive steel guitar (Dusty Owens' Hey Honey, you may know that song from Wiley Barkdull) or rockabilly drums (Billy Walker's I've Got Leaving On My Mind). Finally there are the smart ones who generated more revenue by adapting songs: Bill Mack turned Frankie's Man Johnny into Johnny's Gal Frankie while The Three Ramblers' If You Call That Love is Folsom Prison Blues with different lyrics. And because there's nothing wrong with poking fun: Mitchell Torok sounds like Stan Freberg murdering Johnny Cash in All Over Again And Again. Three tracks are modern recordings: Rayburn Anthony with Alabama Baby from his Rhythm Bomb CD Big Bad City (2006) and You're So Easy To Love from his Rhythm Bomb CD My Baby's Car Crazy (2006, were those few seconds of studio laughter on there back then?), and Chrome Daddies frontman Jason Lee Wilson with Viel Zu Spät, a cover of Johnny Cash's own German language version of I Got Stripes. This track is unreleased! Leute, was sollen wir dazu sagen? Well, for Johnny Cash fans - and aren't we all? - this is party time from start to finish. Don't take your guns to town, son.... just buy this CD! Boom Chicka Boom will be released on November 8. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
TRUE
AND FAITHFUL De King had vele discipelen en deze CD verzamelt 35 Elvis soundalikes. Of waren het wannabes? Elvis' schaduw reikte ver, maar dat die invloed er wàs mag geen verrassing heten want in 1956-1962, de periode die deze CD bestrijkt, wou iedereen Elvis zijn of op zijn minst zijn deel van de kruimels inpikken die van Elvis' tafel vielen. Apen apen apen na, zeker, vraag maar aan Barry Stanton (Beggin' On My Knees), maar sommigen konden de King zo griezelig goed na-apen dat je oren al in een perfecte stereohoek van 90 graden moeten staan om te horen dat niet Elvis Such A Night zingt maar Vince Everett die zich noemde naar Elvis' personage in de film Jailhouse Rock, begeleid door de enige echte Jordanaires en swingend als een aalgladde, euh, aal. Ja, sommigen zijn echt straf zoals Bobby Stevens' His Latest Flame of Jimmy Meng's magistrale True And Faithful. Een aantal songs hier zijn zo bekend dat je de link met Elvis niet meer hoort, zoals Conway Twitty's ballade Lonely Blue Boy, Eddie Cochran's Twenty Flight Rock (hier in de alternatieve filmversie met een Jordanaires-stijl achtergrondkoortje voor The Girl Can't Help It) en een brokje Sun Records met Ray Smith's Break Up, Hayden Thompson's Love My Baby, Vernon Taylor's Mystery Train, Charlie Rich's Rebound en Luke McDaniel alias Jeff Daniels' My Baby Don't Rock, maar de CD dwingt je te luisteren en zet je aan het denken. Toegegeven, onze sterkste kant is dat evenmin, maar toch, als je de songs objectief beluistert begint in een aantal gevallen je euro te vallen. The Phantom's ultrawilde Love Me uit 1959, beschouwd als een van de voorlopers van de psychobilly? Ja, eventueel, op sommige plaatsen de stembuigingen en de echo daarop, en een solo die klinkt als Scotty Moore/ Bill Black/ DJ Fontana op speed en in het kwadraat. Billy Adams' You Gotta Have A Ducktail? Glen Glenn's Blue Jeans And A Boys' Shirt? Johnny Restivo's The Shape I'm In? Cliff Richard's "live" Apron Strings (de versie afkomstig van Cliff's debuut LP live in de studio opgenomen voor een levend publiek, niet de studioversie op de B-kant van Living Doll)? Billy Fury's Save The Last Dance For Me antwoord You're Having The Last Dance With Me? Zoek zelf de zeven verschillen... Naast de echte soundalike covers als Don Robertson's demo van Anything That's Part Of You, Denny Reed's I'm Comin' Home, Terry Dene's Like A Baby, Big Jim Sullivan Combo's You Don't Know What You've Got (staat ook op Jasmine's recente Big Jim Sullivan CD Trambone, maar wie de Elvis van dienst was is niet bewaard gebleven) en Thomas Wayne's Girl Next Door (staat ook op Jasmine's recente Thomas Wayne CD Tragedy) - de een uiteraard al geslaagder dan de andere - zijn sommige "eigen" songs geheel geschreven in de stijl en op maat van bekende Elvissongs zoals Charlie Gracie's bekende Fabulous, Ben Hewitt's For Quite A While, Gary Middleton's Don't Be Shy, Bill Rice's I'll Run And Hide en Ral Donner's I Got Burned (hij zou in 1981 in de documentaire This Is Elvis de stem van Elvis inspreken). Hoeveel noten verschil moet er weer zijn of het is plagiaat? Andere songs krijgen niet zozeer Elvis zang maar een Elvis arrangement: The Fool had zo kunnen klinken bij RCA als Jamie Coe Elvis was geweest. En Johnny Rivers' Baby Come Back is gewoon Santa Bring My Baby Back (To Me) met een andere tekst! Onafgezien van het thema is deze CD voor u een uitstekende collectie rock 'n' roll , en voor ons - Elvis geeks als we zijn - uitermate geschikt voor een spelletje what if: hoe zouden deze songs hebben geklonken als ze door Elvis waren opgenomen? Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)
The King had many disciples and this CD collects 35 Elvis soundalikes. Or were they wannabes? Elvis' shadow reached far, but that his influence was definitely out there should come as no surprise because in 1956-1962, the period covered by this CD, everyone wanted to be Elvis or at least make sure they got their share of the crumbs that fell from Elvis' table. Monkey see monkey do, sure, just ask Barry Stanton (Beggin' On My Knees), but some could mimic the King so uncannily well that you have to position your ears in a perfect 90 degree stereo angle to hear that it's not Elvis singing Such A Night but Vince Everett who named himself after Elvis' character in the movie Jailhouse Rock, accompanied by the one and only Jordanaires and swinging like the real thing. Yes, some of the artists here pull it off really well like Bobby Stevens' His Latest Flame or Jimmy Meng's masterly True And Faithful. A few songs here are so familiar that you don't hear the Elvis link anymore, like Conway Twitty's ballad Lonely Blue Boy, Eddie Cochran's Twenty Flight Rock (here in the alternate The Girl Can't Help It film version with a Jordanaires style backing chorus) and a chunk of Sun Records with Ray Smith's Break Up, Hayden Thompson's Love My Baby, Vernon Taylor's Mystery Train, Charlie Rich's Rebound and Luke McDaniel aka Jeff Daniels' My Baby Don't Rock, but this CD forces you to listen and makes you think. Admittedly, that's not what we're known for either, but still, if you listen to the songs objectively, you can start to hear it. The Phantom's ultra wild Love Me from 1959, considered one of the precursors of psychobilly? Yes, possibly, in some places the vocal inclinations and the echo on them, and a solo that sounds like Scotty Moore/ Bill Black/ DJ Fontana on speed going haywire. Billy Adams' You Gotta Have A Ducktail? Glen Glenn's Blue Jeans And A Boys' Shirt? Johnny Restivo's The Shape I'm In? Cliff Richard's "live" Apron Strings, the version taken from Cliff's debut LP recorded live in the studio in front of a live audience, not the studio version that appeared on the B-side of Living Doll? Billy Fury's Save The Last Dance For Me answer You're Having The Last Dance With Me? Find the seven differences yourself.... Besides the real soundalike covers like Don Robertson's demo of Anything That's Part Of You, Denny Reed's I'm Comin' Home, Terry Dene's Like A Baby, Big Jim Sullivan Combo's You Don't Know What You've Got (also found on Jasmine's recent Big Jim Sullivan CD Trambone, but who the Elvis on duty was has been forgotten) and Thomas Wayne's Girl Next Door (also on Jasmine's recent Thomas Wayne CD Tragedy) - some obviously more successful than others - several "own" songs were written entirely in the style of and tailored to popular Elvis songs such as Charlie Gracie's well known Fabulous, Ben Hewitt's For Quite A While, Gary Middleton's Don't Be Shy, Bill Rice's I'll Run And Hide and Ral Donner's I Got Burned (Donner in 1981 would do voice work for the cinema documentary This Is Elvis). How many notes of difference do you need to avoid plagiarism? Other songs did not have Elvis vocals but an Elvis arrangement: The Fool could have sounded like this at RCA if Jamie Coe had been Elvis. And Johnny Rivers' Baby Come Back is Santa Bring My Baby Back (To Me) with different lyrics! Regardless of the theme, this CD is an excellent rock 'n' roll collection for you, and for us Elvis nerds it's perfect for a game of what if: how would these songs have sounded if they had been recorded by the real Elvis? Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
TEEN
LOVER
Teen
Lover is volume 48 in de Pan American reeks die verscheen in Zwitserland
van pakweg 2005 tot 2010 en in 2019 plots werd opgepikt door Rhythm
Bomb. Ik kan de 26 tracks samenvatten in drie woorden: rockabilly,
rockabilly en rockabilly! Omdat u een kenner bent mag het iets gedetailleerder,
dus bevat de CD naast pure obscure rockabilly (Phil Gray's Bluest
Boy In Town, Little Bit Lonesome van de fantastisch genaamde Charles
Ross & his Boys From Paris) ook veel vlijmscherpe blanke gitaar
rock 'n' roll (Ray Melton's Boppin' Guitar, Bobby Lawson's If You
Want My Love, Eddy Reynolds' springerige Teen Lover), strollers (Jerry
Langford's Tell Me, Darrell Rhodes & the Falcons' Runnin' And
Chasin'), white rock chaos (The Tempests' Rockin' Rochester USA),
primitivobilly (Long Grey Highway van Frank Thayer & the Lyonals)
tot en met zelfs het allerzeldzaamste van alle met uitsterven bedreigde
diersoorten, de zwarte rockabilly (Hill Billy Blues van Clear Waters,
uiteraard een pseudoniem van Eddy Clearwater). Hey Sally Mae van The
Fabulous Silver Tones klinkt dan weer erg rhythm 'n' blues rock 'n'
roll en ook de honderdduizendste versie van My Baby door Jerry Moore
klinkt als blanken die rhythm 'n' blues plegen. Whatcha Gonna Do is
een sfeervolle op Spaanse leest geschoeide rock-a-ballad van Hayden
Thompson met exact dezelfde akkoordenprogressie in de intro als Del
Shannon's Runaway, en Bobby Wall zou zijn Baby It's Too Much hier
een half jaar later onder de naam Bracey Everett heropnemen als Lover's
Curse: beide nummers zijn exact hetzelfde met een andere tekst, en
ze zijn ook even aantrekkelijk! Die Lover's Curse verscheen op Atlantic
Records maar is met zijn rockabilly sound totaal atypisch voor Atlantic.
Qua genre en variatie is de muziek op Teen Lover trouwens vergelijkbaar
met wat op Bear Family's That'll Flat Get It Reeks staat, maar uiteraard
zonder de hoesnota’s waar Bear Family om bekend is. Alles komt
rechtstreeks van de originele bakelieten singles wat betekent dat
er links en rechts nogal wat ruis op zit, maar neemt u gerust blindelings
van ons aan dat met nummers als Crazy Lover van Billy Barton de bop
niet stopt ten kantore Boppin' Around. Straffen toebak, zou mijn grootvader
zaliger zeggen.
Teen
Lover is volume 48 in the Pan American series which was released in
Switzerland between say 2005 and 2010 and was suddenly picked up again
by Rhythm Bomb in 2019. I can summarize the 26 tracks in three words:
rockabilly, rockabilly and rockabilly! Since you are a connoisseur,
we can go a little bit more into detail, as the CD contains not only
pure obscure rockabilly (Phil Gray's Bluest Boy In Town, Little Bit
Lonesome by the fantastically named Charles Ross & his Boys From
Paris) but also plenty of razor sharp white guitar rock 'n' roll (Ray
Melton's Boppin' Guitar, Bobby Lawson's If You Want My Love, Eddy
Reynolds' jumping Teen Lover), strollers (Jerry Langford's Tell Me,
Darrell Rhodes & the Falcons' Runnin' And Chasin'), white rock
chaos (The Tempests' Rockin' Rochester USA) and primitivobilly (Frank
Thayer & the Lyonals' Long Grey Highway), up to and including
even the rarest of all endangered species, black rockabilly (Hill
Billy Blues by Clear Waters, an obvious pseudonym of Eddy Clearwater).
Hey Sally Mae by The Fabulous Silver Tones sounds very rhythm 'n'
blues rock 'n' roll, and Jerry Moore's one hundred thousandth version
of My Baby also sounds like white people committing rhythm 'n' blues.
Whatcha Gonna Do is an atmospheric Spanish inspired rock-a-ballad
by Hayden Thompson with exactly the same chord progression in the
intro as Del Shannon's Runaway, and Bobby Wall would re-record his
Baby It's Too Much as featured here six months later under the name
Bracey Everett as Lover's Curse: both songs are exactly the same with
different lyrics, and they're equally appealing too! That Lover's
Curse appeared on Atlantic Records but its rockabilly sound is totally
atypical of Atlantic. In terms of genre and variety the music on Teen
Lover is similar to Bear Family's That'll Flat Get It Series, but
of course without the liner notes for which Bear Family is known.
Everything was transferred directly from the original bakelite singles
which means there's quite a bit of surface noise here and there, but
take it from us that with songs like Billy Barton's Crazy Lover the
bop doesn't stop at the Boppin' Around office. As my late grandfather
would say: this is the real shit. |
20 oktober 2021
LP Recensie
WE
SURE MISS YOU/ GENE VINCENT Op 12 oktober was het exact 50 jaar geleden dat Gene Vincent na een leven boordevol rock 'n' roll uitspattingen op amper 36-jarige leeftijd overleed aan een maagbloeding. Een halve eeuw, inderdaad, maar Vincent wordt nog steeds door helder volksstammen vereerd als een van de goden op de rock 'n' roll Olympus. Bear Family maakte in het verleden Vincent's back catalogus op bijzonder respectueuze en zeer fraaie wijze ten gelde met onder meer de 8 CD koffer The Road Is Rocky 1956-1971, het 6 CD boxje The Outtakes, specifieke Rocks en Ballads CDs, en drie gekleurde 10 inch vinyls. Deze nieuwe 10 inch is op gewoon zwart vinyl maar krijgt de Bear Family luxe uitvoering met als goodies een CD met de 12 tracks van de vinyl + niet minder dan 21 bonustracks, een booklet van 12 pagina’s op formaat 21 x 21 centimeter dat vooral interessant is voor de foto’s want de tekst, een korte biografie van Vincent, biedt niets nieuws en zegt totaal niets over de herkomst van de bonustracks, en een zwart-witte portretfoto formaat 15 x 21 centimeter oftewel DIN A5 voor de slimmeriken onder u. Hoogtepunt van de 10 inch is uiteraard de Blue Caps sound anno 1956, een haast buitenaards geluid met een in het luchtledige klinkende echo, de als een krolse kat klinkende gitaren van Cliff Gallup en zijn opvolger Johnny Meeks, en drums die knallen als een geweer: Be-Bop-A-Lula, de mokerslag Who Slapped John, Pretty Pretty Baby, Bluejean Bop, B-I-Bickey-Bi Bo Bo Go, Crazy Legs en Teenage Partner, de eerste versie uit 1956, niet de meer Latino getinte heropname uit 1958, aangevuld met minder harde maar daarom niet minder rockende nummers met veel backing vocals zoals de ode aan de leeghoofdige schoonheid Flea Brain, Rollin' Danny en Dance To The Bop, afgerond met de ballade I Sure Miss You want Gene Vincent kon slows zingen als de besten. Beter dan de besten. Al die nummers tonen één voor één aan wat een fantastische rock 'n' roll interpretant Gene Vincent was: hij zingt die teksten niet zo maar, hij spéélt er mee. Ze staan alle twaalf dus ook op de bijhorende CD, aangevuld met nog meer fraais als de celebratie van fifties materialisme Pink Thunderbird, Bop Street, Cat Man en You Better Believe, opnieuw iets softere nummers als Gonna Back Up Baby, Race With The Devil, Lotta Lovin' en You Told A Fib, en nog meer wonderschone ballades als Important Words, Wedding Bells (Are Breaking Up That Old Gang Of Mine) en You'll Never Walk Alone. Vincent kon ook spelen met die genres, luister bijvoorbeeld naar zijn uitvoering van Blues Stay Away From Me. Samen vormt dit een schitterende selectie Gene Vincent grand cru 1956-1957 als u het ons vraagt, maar dat alles hebt u als Gene Vincent fan en als rock 'n' roll fan tout court natuurlijk al in het lang en het breed. De kers op deze verjaardagstaart zijn dan ook de échte bonustracks, zoals de 12 seconden durende door de Cat Man himself ingesproken "this is Gene Vincent and you're listening to..." radio station identification en drie live opnames: Be-Bop-A-Lula (gillende fans galore) en verrassend genoeg Hound Dog in Blue Caps stijl van een Alan Freed show uit 1957, en een Town Hall Party TV opname uit 1958 waarin Gene Vincent Jerry Butler's gevoelige ballade For Your Precious Love covert, en die laatste twee nummers heeft hij nooit opgenomen in de studio. Zes nummers hebben zijdelings met de Black Leather Rebel te maken via zijn muzikale cohorten, en dat zijn de meesterlijke sax stroll Midnight Cryin' Time van Scotty McKay (als Max K. Lipscomb co-auteur van Yes I Love You Baby en kortstondig Blue Cap die ritmegitaar speelde op Baby Blue, I Got A Baby en Yes I Love You Baby), en solo nummers van diverse Blue Caps als clapper boy Paul Peek's zware, bijzonder zwart én chaotisch klinkende piano-gitaar-sax rocker The Rock-A-Round, clapper boy Tommy Facenda's brave teen rocker Little Baby, drummer Dickie Harrell (de enige artiest hier die nog leeft?) die in de sax/orgel instrumental Goon Bat een poging doet mee te profiteren van de slipstream van Sandy Nelson, en Johnny Meeks op gitaar in de Coasters-achtige zwarte rocker Don't Wake Up The Kids van The Four Dots. Ook interessant: een voorbeeld van wat gitarist Cliff Gallup deed vóór Gene Vincent, namelijk de rock 'n' roll boogie spelen op traditionele countrybilly in Hot Time In Nashville van The Phelps Brothers. Gelimiteerde uitgave van 1500 stuks. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)
On October 12 it was exactly 50 years ago that Gene Vincent died from
a ruptured stomach ulcer at the mere age of 36 after a life filled
with rock 'n' roll excesses. Half a century already, but Vincent is
still revered by entire tribes as one of the gods on the rock 'n'
roll Olympus. Bear Family monetized Vincent's back catalog in a respectful
and qualitative way with the LP sized 8 CD box set The Road Is Rocky
1956-1971, the small 6 CD box The Outtakes, specific Rocks and Ballads
CDs, and three colored 10 inch vinyls. This new 10 inch is on regular
black vinyl but gets the Bear Family deluxe treatment with extra goodies:
a CD with the 12 vinyl tracks + no less than 21 bonus tracks, a 12
page booklet size 21 x 21 centimeters that is mainly interesting for
the pictures because the text, a short biography of Vincent, offers
no new insights and says nothing about the origin of the bonus tracks,
and a black and white portrait photo size 15 x 21 centimeters or DIN
A5 for those among you who went to university. Highlight of the 10
inch is of course the almost otherworldly Blue Caps 1956 sound with
an echo that seems to have been recorded in a vacuum, the guitars
of Cliff Gallup and his successor Johnny Meeks sounding like cats
in heat, and drums that bang like a mortar gun: Be-Bop-A-Lula, the
hammer drilling Who Slapped John, Pretty Pretty Baby, Bluejean Bop,
B-I-Bickey-Bi Bo Bo Go, Crazy Legs and the 1956 version of Teenage
Partner, not the more Latin -tinged 1958 re-recording, supplemented
with less hard-hitting but no less rockin' songs with lots of backing
vocals like the ode to empty-headed beauty Flea Brain, Rollin' Danny
and Dance To The Bop, rounded out with the ballad I Sure Miss You
because Gene Vincent could sing slows like the best of them. Better
than the best. All those songs show one by one what a fantastic rock
'n' roll interpreter Gene Vincent was: he doesn't just sing the lyrics,
he plays with them. All twelve are also on the accompanying CD, augmented
with more fantastic songs like the celebration of fifties materialism
Pink Thunderbird, Bop Street, Cat Man and You Better Believe, again
slightly softer songs like Gonna Back Up Baby, Race With The Devil,
Lotta Lovin' and You Told A Fib, and more wonderful ballads like Important
Words, Wedding Bells (Are Breaking Up That Old Gang Of Mine) and You'll
Never Walk Alone. Vincent could also play with those genres, listen
for example to his rendition of Blues Stay Away From Me. Together
this forms a brilliant selection of Gene Vincent grand cru 1956-1957
if you ask us, but as true Gene Vincent fan and as rock 'n' roll fan
in general you're likely to already have all of this. The icing on
the birthday cake are therefor the real bonus tracks like the 12 second
"this is Gene Vincent and you're listening to..." radio
station identification spoken by the Cat Man himself and three live
recordings: Be-Bop-A-Lula (screaming fans galore) and surprisingly
Hound Dog done Blue Caps style from a 1957 Alan Freed show, and a
1958 Town Hall Party TV recording in which Gene Vincent covers Jerry
Butler's sensitive ballad For Your Precious Love. Note that The Black
Leather Rebel never recorded those last two songs in a studio setting.
|
CD Recensies
BLOW
YOUR BRAINS OUT/ WYNONIE HARRIS De
titel van Tony Collins' biografie van blues shouter Wynonie Harris
uit 1994 luidt Rock Mr. Blues, de nagel op de kop betreffende Wynonie
Harris. De man die als bijnaam "Mr. Blues" had was immers
een voorloper van de rock 'n' roll wiens carrière ondanks 16
Top 10 R 'n' B hits tussen 1945 en 1952 die hier alle 16 op staan
ironisch genoeg in het slop raakte door de opkomst van die rock 'n'
roll. Toch zal Wynonie Harris eeuwig verbonden blijven met met name
Elvis via zijn versie van Good Rockin' Tonight uit 1948, al is dat
niet de originele versie want die was van Roy Brown een half jaar
eerder. De versies van Roy Brown en Wynonie Harris zijn vergelijkbaar
en als je die van Wynonie Harris hoort is het met die handclaps en
die opvallende scheurende trompet boogie woogie en geen rockabilly
zoals bij Elvis. Zo heeft Harris er nog een aantal in zijn petto,
maar we beginnen bij het begin met zijn opnamedebuut in 1944 als zanger
bij het orkest van Lucky Millinder, Who Threw The Whiskey In The Well
dat na een plechtige intro overgaat in pré-war swing, een soort
zwarte versie van Glenn Miller zou je overgesimplifiëerd kunnen
zeggen, met blazers, piano, tromgeroffel, veel handjeklap en een gesproken
sermoen, de start van 28 mono tracks gezellig boogie-ënde pré-rock
'n' roll, met dien verstande dat ze af en toe heel jazzy gaan (de
piano in Playful Baby, de blazers in Blow Your Brains Out en I Feel
That Old Age Coming On). Verrassend genoeg waait er ook vaak een New
Orleans wind doorheen zoals in dat I Feel That Old Age Coming On.
Harris liet geen kans onbenut om zijn troefkaarten uit te spelen,
want naast het Good Rockin' Tonight vervolg Bad News Baby (There'll
Be No Rockin' Tonight) staat op Blow Your Brains Out zelfs een mambo
versie van Good Rockin' Tonight op getiteld Good Mambo Tonight, en
zelfs All She Wants To Do Is Rock werd nog eens opgenomen als All
She Wants To Do Is Mambo. Maar hij heeft er nog veel meer als Good
Rockin' Tonight want ook zijn dubbelzinnige Lollipop Mama rockt, of
zoals die andere reeds vermelde songtitel luidt: All She Wants To
Do Is Rock. Double entendre's waren blijkbaar een van Harris' fortes:
ook I Like My Baby's Pudding en Keep On Churnin' (Till The Butter
Comes) zijn voor meer dan één interpretatie vatbaar.
Good Morning Judge, Lovin' Machine en Bloodshot Eyes zijn erg bekend,
Wynonie's Blues begeleid door het orkest van Illinois Jacquet heeft
wat weg van Flip Flop And Fly, de vocale harmonieën van Grandma
Plays The Numbers zijn een voorafspiegeling van de doo-wop, en I Want
My Fanny Brown is een vervolg op Roy Brown's Miss Fanny Brown. Een
aantal songs kennen we van andere artiesten: Drinkin' Wine Spo-Dee-O-Dee
natuurlijk, Oh Babe dat eerst werd gedaan door Louis Prima met wie
Wynonie Harris vergelijkbaar is, en het ook al dubbelzinnige Wasn't
That Good dat werd gecoverd door The Stray Cats, Dana Gillespie en
onze eigen Gigantjes. Night Train is een van de verschillende vocale
versies van Jimmy Forrest's sax instrumental. Alle 28 chronologisch
geordende tracks hebben dat vooroorlogse geluidspatina, ook al dateert
dit allemaal uit de periode 1944 tot 1955 en evolueert de muziek van
goedgemutste tweede wereldoorlog swing tot big band swing (Adam Come
And Get Your Rib) en jumpin' jive (Down Boy Down). Van die "dancefloor
favourites" op het hoesje is in elk geval geen woord gelogen,
want volgens mij kan DJ At's Crazy Record Hop ze alle 28 spelen. Verplichte
kost voor fans van Roy Brown, Louis Jordan en Cab Calloway! Wynonie
Harris overleed grotendeels vergeten in 1969 op 52-jarige leeftijd
aan slokdarmkanker.
Tony Collins' 1994 biography of blues shouter Wynonie Harris is titled Rock Mr. Blues, a good way to describe the man whose nickname was "Mr. Blues". Wynonie Harris was a precursor to rock 'n' roll whose career, despite 16 Top 10 R 'n' B hits between 1945 and 1952, all of which are on this CD, ironically went down the drain with the rise of that very same rock 'n' roll. Harris will forever be linked to Elvis though through his 1948 version of Good Rockin' Tonight, although his is not the original version, recorded six months earlier by Roy Brown. Roy Brown and Wynonie Harris' versions are similar and when you hear Wynonie Harris the handclaps and the distinctive rip roaring trumpet indicate this is boogie woogie and not rockabilly like Elvis. Harris has several more songs like it up his sleeve, but we'll start at the beginning with Who Threw The Whiskey In The Well, his 1944 recording debut as the singer with Lucky Millinder's orchestra, which after a solemn intro turns into pré-war swing which oversimplifying could be described as a sort of black version of Glenn Miller with horns, piano, drum rolls, lotsa handclaps and a spoken sermon, the start of 28 mono tracks of cozy boogie-ing pré-rock 'n' roll, except for the fact that they occasionally foray into jazzy territory (the piano in Playful Baby, the horns in Blow Your Brains Out and I Feel That Old Age Coming On). Surprisingly, a New Orleans wind often blows through the tunes, for example in that I Feel That Old Age Coming On. Harris didn't miss any opportunity to play his trump cards, as in addition to the Good Rockin' Tonight sequel Bad News Baby (There'll Be No Rockin' Tonight), Blow Your Brains Out also features a mambo version of Good Rockin' Tonight entitled Good Mambo Tonight, and even All She Wants To Do Is Rock was re-recorded as All She Wants To Do Is Mambo. And there's many more Good Rockin' Tonight's here, as his ambiguous Lollipop Mama rocks as well, or as the already mentioned song title indicates: All She Wants To Do Is Rock. Double entendres were apparently one of Harris' fortes: also I Like My Baby's Pudding and Keep On Churnin' (Till The Butter Comes) are open to more than one interpretation. Good Morning Judge, Lovin' Machine and Bloodshot Eyes are familiar, Wynonie's Blues accompanied by Illinois Jacquet's orchestra is a bit like Flip Flop And Fly, the vocal harmonies of Grandma Plays The Numbers predate doo-wop, and I Want My Fanny Brown is a follow up to Roy Brown's Miss Fanny Brown. A number of songs we know from other artists: Drinkin' Wine Spo-Dee-O-Dee of course, while Oh Babe was first done by Louis Prima, an artist in several ways comparable with Wynonie Harris. The again ambiguous Wasn't That Good was covered by The Stray Cats and Dana Gillespie, and Night Train is one of several vocal versions of Jimmy Forrest's sax instrumental. All 28 chronological tracks have that pré-war sound patina, even though they cover the time frame 1944-1955, the music evolving from good natured World War II swing to big band swing (Adam Come And Get Your Rib) and jumpin' jive (Down Boy Down). The "dancefloor favorites" tagline on the cover says it all: this is mandatory listening for fans of Roy Brown, Louis Jordan and Cab Calloway! Wynonie Harris died almost completely forgotten in 1969 at the age of 52 from esophageal cancer. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
SEE
THE BIG MAN CRY/ ED BRUCE
The
Sun Years, Plus wordt in het geval van Ed Bruce de 30 track CD The
Complete Sun And Wand Recordings, Plus, zijn complete opnames tot
1965, niet slecht voor een artiest die onder de naam Edwin Bruce in
totaal slechts twee singles uitbracht op Sun Records. Het prijsbeest
is uiteraard Sun 276, het verschroeiende Rock Boppin' Baby uit 1957,
met zijn afwisseling van ingehouden en rockende strofes een schoolvoorbeeld
van geheimzinnige, existentiële Sunbilly noir die zelfs geen
solo nodig had. Lorrie Collins van The Collins Kids heeft er trouwens
een nog intensere cover van opgenomen. More Than Yesterday, de B-kant
van Rock Boppin' Baby, was een country ballade, en zijn tweede Sun
single koppelde in 1958 de ballade Part Of My Life met zoveel backing
vocals dat het bijna doo-wop werd aan de broeierige rocker Sweet Woman,
broeierig door dat oh zo herkenbare Sun geluid (Stan Kessler op Bas,
Jimmy Van Eaton op drums) met die er doorheen laverende piano (Jimmy
Wilson) en door Bruce's dreigende stem. Op zich is het best een mooie
rock 'n' roll song, luister naar de naakte demo versie hier met alleen
Ed Bruce op elektrische gitaar. Dat is één van de maar
liefst tien Sun demo’s uit 1957 en vooral 1958 op deze CD die
voor het eerst verschenen in 1986 op de Bear Family LP Rock Boppin'
Baby BFX 15194, LP die integraal is hernomen op deze CD. De meeste
daarvan zijn ballades (You Come To Me, Just Being With You), rockaballads
(Alone With A Broken Heart, King Of Fools in twee versies, Bruce alleen
op zijn gitaar en met een volledige band) en verhalende western ballades
(Ballad Of Ringo). Vaak is het alleen Bruce en zijn gitaar, maar sommige
"demo’s" klinken volledig afgewerkt met een complete
band zoals de verhalende uptempo ballade Eight Wheel Driver, de uitstekende
rocker Doll Baby en de Jerry Lee Lewis-achtige rocker Baby That's
Good van dezelfde sessie als Sweet Woman. Die afgewerkte nummers maken
duidelijk dat Ed Bruce meer had kunnen uitbrengen op Sun Records,
maar de release politiek van Sam Phillips was zoals geweten ondoorzichtig,
onvoorspelbaar en vooral financieel moeilijk te dragen, en achteraf
hebben we natuurlijk makkelijk praten.
The Sun Years, Plus becomes in Ed Bruce's case the 30 track CD The Complete
Sun And Wand Recordings, Plus, being his complete recordings up to
1965, not too shabby for an artist who under the name Edwin Bruce
released the ashtonishing total of exactly two singles on Sun Records.
The prize bull is of course Sun 276, the scorcher Rock Boppin' Baby
from 1957, with its alternation of restrained and rocking stanzas
a textbook example of mysterious, existential Sunbilly noir that didn't
even need a solo. Lorrie Collins of The Collins Kids by the way recorded
an even more intense cover of it. Rock Boppin' Baby's flip More Than
Yesterday was a country ballad and in 1958 Bruce's second Sun single
paired the ballad Part Of My Life with so many backing vocals that
it almost became doo-wop with the sultry rocker Sweet Woman, sultry
because of that oh-so-recognizable Sun sound (Stan Kessler on bass,
Jimmy Van Eaton on drums) with the piano lurching through it (Jimmy
Wilson) and because of Bruce's menacing voice, as in itself Sweet
Woman is a rather nice rock 'n' roll song, just listen to the naked
demo version here with only Ed Bruce and his electric guitar. It's
one of the no less than ten Sun demos from 1957 and especially 1958
on this CD that first appeared in 1986 on the Bear Family LP Rock
Boppin' Baby BFX 15194, LP which is reissued in its entirety on this
CD. Most of these are ballads (You Come To Me, Just Being With You),
rockaballads (Alone With A Broken Heart, King Of Fools in two versions,
Bruce alone on his guitar and with a full band) and narrative western
ballads (Ballad Of Ringo). Often it's indeed only Bruce and his guitar,
but some "demos" sound completely finished with a full band
like the uptempo narrative ballad Eight Wheel Driver, the excellent
rocker Doll Baby and the Jerry Lee Lewis-styled rocker Baby That's
Good from the same session as Sweet Woman. Those finished tracks make
it clear that Ed Bruce could have released more on Sun Records, but
as we all know Sam Phillips' release policy was arbitrary, unpredictable
and mostly a costly affair, and of course in hindsight is easy for
us to say we would have done a better job. |
CADETS,
JACKS & FLARES: EVOLUTION OF A VOCAL GROUP/ THE CADETS
Great
googa mooga! Ik ben altijd gefascineerd geweest door doo-wop groep
The Cadets, in de eerste plaats door hun Coasters-achtige hit Stranded
In The Jungle, die afwisseling van jungle exotica met rockende doo-wop.
Het nummer is overigens niet van The Cadets zelf maar oorspronkelijk
van een andere doo-wop groep, The Jay Hawks, en de Cadets versie was
de succesvolste van de verschillende Stranded In The Jungle covers,
zoals bekend in de jaren '50 een courante en volledig geaccepteerde
praktijk die we op deze CD nog vaak zullen tegenkomen. De link met
The Coasters leg ik niet zomaar: de diepe stem op Stranded In The
Jungle ("that's when I found out they was-a cookin' me!"),
baszanger Wull "Dub" Jones, verving van 1958 tot 1967 Bobby
Nunn bij The Coasters waar hij de basstem was op Charlie Brown ("why
is everybody always pickin' on me?") en Yakety Yak ("don't
talk back"). Wat evenwel de doorslag gaf was de in 1987 verschenen
Ace LP The Cadets Meet The Jacks (later zoals gebruikelijk qua tracklisting
niet 100 % exact heruitgebracht op CD) waaruit bleek dat The Cadets
op Modern Records gelijktijdig een tweede carrière hadden als
The Jacks op Modern sublabel RPM, exact dezelfde groep met dien onderscheid
dat Willie Davis meestal lead zong bij The Jacks en Aaron Collins
of Will Jones bij The Cadets. De wegen van de platenindustrie zijn
ondoorgrondelijk. Maar alles blijkt nòg ingewikkelder! Deze
Cadets, Jacks & Flares: Evolution Of A Vocal Group leert ons dat
The Cadets/ Jacks niet alleen andere artiesten als Donna Hightower
(het sympathieke Dog Gone It), Young Jessie (het bekende Mary Lou)
en Richard Berry (Jelly Roll) begeleidden maar dat verschillende groepsleden
later opnamen met groepen als The Flares alias The Flairs (de groep
van Richard Berry en Young Jessie, naast Cornell Gunter die samen
met Will Jones zou overstappen naar The Coasters), The Peppers en
The Thor-Ables. Eén pot nat, en dan staat hier nog geeneens
de single Pretty Evey/ Rum Jamaica Rum uit 1957 van Aaron Collins
& the Cadets op ingezongen door Aaron Collins van The Cadets zònder
Cadets maar met studiozangers! De CD bevat 30 tracks 1955-1962 van
acht verschillende acts op negen verschillende labels met uiteraard
Stranded In The Jungle en nog meer covers als Annie Met Henry van
The Champions, hun beschaafde versie van Nappy Brown's Gonna Be Angry,
Church Bells May Ring van The Willows in een heel ander arrangement,
en een belletjes nummer zonder belletjes met de IV Leaguers cover
Ring Chimes. Klap op de cover vuurpijl: Elvis’s Heartbreak Hotel
gezongen met een lijzige diepe basstem. Love Bandit is hun Coasters
stijl versie van Johnny Guitar Watson's Gangster Of Love, Rollin'
Stone (ook weer een cover, dit keer van The Marigolds) lijkt wat op
Honey Love van Clyde McPhatter & the Drifters, Do You Wanna Rock
is - laten we een kat een kat noemen - gewoon What’cha Gonna
Do van diezelfde Drifters, en Dancin' Dan is een gekuiste versie van
Sixty Minute Man van The Dominoes met een andere titel. I'm Confessin',
So Wrong, Why Did I Fall In Love, de Johnnie & Joe cover I’ll
Be Spinning en de Feathers cover Why Don't You Write Me zijn de voor
doo-wop verplichte ballades. Na de split van The Cadets eind 1957
zongen Aaron Collins en Willie Davis bij de al in 1953 opgerichte
Flairs/ Flares van wie vijf nummers op de CD staan, naast twee latere
Cadets singles uit 1960 opgenomen met diverse Cadets configuraties,
het weirde Car Crash en I’m Looking For A Job dat in tegenstelling
tot wat je zou denken niets te maken heeft met Get A Job van The Silhouettes.
De CD bevat niet alleen schitterende zwarte doo-wop en aanverwante
muziek maar is ook nog eens een mooi staaltje speurwerk met als vreemdste
eend in de bijt Rock 'n' Roll Heaven Part 1, een gospel nummer vermengd
met fragmenten uit All Shook Up (Elvis) en The Great Pretender (Platters)!
|
HILLBILLY RAMBLERS AND SUGAR BEES/
Met fiddler Cleveland Crochet duikt Bear Family in de krochten van de cajun, de volksmuziek recht uit de swamplands van Louisiana uitgevoerd met fiddle en accordeon en gezongen in koeterwaals. Crochet was de eerste cajun artiest die de Billboard pop charts haalde (zijn Sugar Bee bereikte in 1961 de 80ste plaats) en deze dubbel CD met 38 tracks origineel verschenen van 1954 tot 1971 op Folk-Star, Khoury's, Goldband, Lyric en Swallow bevat niet alleen Crochet's complete opnames inclusief alle origineel onuitgebrachte masters en vier bewaard gebleven alternatieve versies en edits, maar ook alle solo opnames van zijn bandleden accordeonist Shorty LeBlanc, steelgitarist Jay Stutes en accordeonist Doris Mott die ook regelmatig zongen op de platen van Crochet en op die "solo" opnames meestal begeleid werden door Crochet's groep The Sugar Bees. Cajun is ondanks zijn strikt traditionele regels zoals elke uiting van volkscultuur altijd beïnvloed geweest door elementen van buitenaf, en zo is Deedle-E-Deedle-D-Da een Franstalige pure cajun interpretatie met steel gitaar van Keep A Knockin' uit 1954. Inderdaad, vier jaar vóór Little Richard, want het nummer is op zich veel ouder: de oudste bekende versie stamt uit 1921 en het zou dus best wel eens een traditional kunnen zijn. Er zijn two-steps (Shorty LeBlanc's Boss Cajun), primitieve cajun met onder meer de walsjes Big Boy Waltz en Sha Meon Waltz met opnieuw met die voor cajun toch opvallende steel, maar andere walsjes als Drunkard's Dream en Telephone Port Arthur klinken meer country. Midnight Blues uit 1958, Sugar Bee uit 1960 en Come Back Little Girl uit 1961 gaan ondanks die steel dan weer richting blues rock waardoor ze klinken als zydeco, de zwarte tegenhanger van cajun! Ja, die knettergekke cajuns gooiden net als bij hun eten allerlei dingen door elkaar en maakten er iets lekkers van. Hound Dog Baby uit 1961 heeft niets te maken met Elvis maar is een medium tempo rockende accordeon boogie, en ook in Time And Time Again (Shorty LeBlanc) uit 1962 horen we de invloed van rock 'n' roll. Playmates (Jay Stutes) is het rockabilly nummer van Derrell Felts dat origineel eigenlijk uit begin jaren '40 dateert, en Coming Home (Jay Stutes) is Old Black Joe in onverstaanbaar patois. Van Stutes onthouden we voorts vooral zijn bluesrockende cover van Kawliga en uptempo werk als Mariez-Vous Donc Jamais, LeBlanc levert onder meer de funky instrumental My Little Cabbage uit 1962 op. De CD sluit af met enkele "recentere" nummers als Stutes' rauwe Hey Boss Man uit 1971 dat eigenlijk Big Boss Man is waar hij doodleuk zijn eigen naam onder zette (die cajuns waren voor niks verlegen), en de versies van Sugar Bee en Come Back Little Girl waar ze in de jaren '70 een fuzz gitaar (Danny James) en een vette baslijn overdubden. Zo goed als alle nummers hier werden geproduced door Eddie Shuler van Goldband Records en in zijn totaliteit behoort dit tot de meest authentieke cajun ooit. De uitgave zelf is voorbeeldig, behalve dat er blijkbaar een slordigheidje is over het hoofd gezien bij de mastering: op CD 2 staan twee extra nummers aangezien track 16 niet één maar drie nummers bevat. Op het eerste gehoor lijkt het ene nummer me Waltz Of A Broken Heart dat er dus twee keer op staat, het andere herken ik niet. Het CD booklet van 36 pagina’s bevat info, een sessionografie, labelshots en onuitgegeven foto’s. Cleveland Crochet overleed in 2011 op 92-jarige leeftijd en krijgt met deze CD eerherstel, want de bij ons weten enige andere CD van hem, uitgebracht door Goldband Records zelf, was een infoloos vluggertje met overgedubde opnames dat in een identieke versie verscheen onder de naam Shorty LeBlanc. De enige fatsoenlijke release vindt u dan ook op www.bear-family.com (Frantic Franky) With fiddler Cleveland Crochet Bear Family delves into the caverns of cajun, the folk music from deep of the heart of Louisiana's swamplands performed with fiddle and accordion and sung in French patois. Crochet was the first cajun artist to make the Billboard pop charts (his Sugar Bee reached # 80 in 1961) and this double CD with 38 tracks originally released between 1954 and 1971 on Folk-Star, Khoury's, Goldband, Lyric and Swallow contains not only Crochet's complete recordings including all originally unreleased masters plus four surviving alternate versions and edits, but also all the solo recordings by his bandmates accordionist Shorty LeBlanc, steel guitarist Jay Stutes and accordionist Doris Mott who sang regularly on Crochet's records and on those "solo" recordings were usually accompanied by Crochet's group The Sugar Bees. Despite its strict and confining traditional rules cajun music like any other cultural expression has always been influenced by outside elements, and Deedle-E-Deedle-D-Da is a French language pure cajun interpretation with steel guitar of Keep A Knockin' from 1954. That's right, four years before Little Richard, because the song itself is much older: the oldest known version dates from 1921 and so it could very well be a traditional. There are two-steps (Shorty LeBlanc's Boss Cajun) and primitive cajun with waltzes like Big Boy Waltz and Sha Meon Waltz, again with the for cajun odd steel guitar, while other waltzes like Drunkard's Dream and Telephone Port Arthur sound more country. 1958's Midnight Blues, 1960's Sugar Bee and 1961's Come Back Little Girl move toward blues rock despite the steel, which makes them sound like zydeco, cajun's black counterpart! Yep, those crazy cajuns mixed everything just like they do when the cook, turning it into something tasty. 1961's Hound Dog Baby has nothing to do with Elvis but is a medium tempo rockin' accordion boogie, and we also hear the influence of rock 'n' roll in 1962's Time And Time Again (Shorty LeBlanc). Playmates (Jay Stutes) is the Derrell Felts rockabilly song that originally dates back to the early forties, and Coming Home (Jay Stutes) is Old Black Joe sung in some kind of unintelligible French dialect. Stutes' best offerings further include his blues rockin' Kawliga cover and uptempo material like Mariez-Vous Donc Jamais, while LeBlanc delivers the funky 1962 instrumental My Little Cabbage. The CD finishes with a few more recent songs like Stutes' raucous 1971 Hey Boss Man which is actually Big Boss Man with his own name in the composer credits (those cajuns weren't afraid of anything), and the versions of Sugar Bee and Come Back Little Girl where a fuzz guitar (Danny James) and a big fat bass line were overdubbed in the seventies. Most songs were produced by Eddie Shuler from Goldband Records and it's probably the most authentic cajun you will ever hear. It's an exemplary release, except for one mistake apparently overlooked in the mastering: on CD 2 there are two extra songs as track 16 contains not one but three songs. At first hearing one of them sounds like Waltz Of A Broken Heart which would then appear twice on the set, while the other song I don't recognize. The 36 page CD booklet contains info, a sessionography, label shots and unreleased photos. Cleveland Crochet passed away in 2011 at the age of 92 and finally gets his due with this double CD, as the only other Cleveland Crochet CD available that we know, released by Goldband Records itself, was a dodgy affair with overdubbed recordings and no info whatsoever that also appeared in an identical version as by Shorty LeBlanc. Get the real deal at www.bear-family.com (Frantic Franky) |
TRAMBONE,
EARLY GROUPS & SESSIONS/ BIG JIM SULLIVAN
De
bekendste Britse rock 'n' roll gitaarpionier was misschien Bert Weedon
wiens roem vooral berust op zijn hits als Guitar Boogie Shuffle (1959)
en op de leerboeken voor gitaar die hij schreef. De innovatiefste
en invloedrijkste Britse gitaarpionier van de eerste rock 'n roll
generatie was evenwel Big Jim Sullivan, op zijn zeventiende het mooie
weer makend in Marty Wilde's begeleidingsband The Wildcats (hij speelde
op Teenager In Love, Sea Of Love en Bad Boy) en vandaar pijlsnel opgeklommen
tot studiogitarist nummer 1 die met zijn gitaarklanken hits als Mike
Berry's Tribute To Buddy Holly (1961), Jet Harris' Besame Mucho (1962)
en Jet Harris & Tony Meehan's Diamonds (1962) opfleurde, en dat
zou dus op die laatste twee nummers in de plaats van Jet Harris zelf
zijn geweest. Daarnaast speelde hij op talloze opnamesessies, en deze
CD met 33 mono tracks 1960-1962 met Sullivan onder eigen naam, als
bandlid of als studiogitarist is dan ook een who's who van de Britse
rock 'n' roll en popmuziek pré-Beatles. Die Britse rock 'n'
roll geschiedenis bestaat natuurlijk voor een deel uit covers en dat
weerspiegelt zich op deze CD met een natuurgetrouwe You Don't Know
What You've Got (Big Jim Sullivan Combo), een frisse Sweet Little
Sixteen (Michael Cox), een dramatisch strollende Jezebel (Marty Wilde)
en een poppy Oh Lonesome Me (Craig Douglas) gered door Sullivan's
rockende gitaar. Anderen waren financieel slimmer en coverden niet
maar kopieerden, zoals Billy Fury's duidelijk op The Everly Brothers
geënte Collette. Sullivan was broodmuzikant en speelde dus álles,
niet alleen pop (Lessons In Love van The Allisons), poprock (Can't
You Hear My Heart van Danny Rivers), pop ballades (I Don't Know Why
van Eden Kane, No More Tomorrows van Gerry Temple, Lonesome van Adam
Faith) en moody rockaballads (Marty Wilde's Tomorrow's Clown, Johnny
Kidd & the Pirates' Please Don't Bring Me Down met een Shakin'
All Over gitaar), maar ook bijvoorbeeld ragtime pop als Shane Fenton
& the Fentones' It's All Over Now dat ook al wordt gered wordt
door Sullivan's rock 'n' roll gitaar. En dat alles speelde hij even
goed als wilde striptease rock 'n' roll als Jimmy Powell's Sugar Babe
(Part 2)! Sullivan werd ook samen met de rest van The Wildcats ingehuurd
om bezoekende Amerikaanse artiesten te begeleiden, en zo staat hier
een live Saturday Club radio opname op van Gene Vincent uit 1960 van
de standaard Summertime die erg mooi is, of wat had u anders verwacht?
Volgens de legende was het trouwens de bedoeling dat Sullivan zou
meerijden in de auto waarin Eddie Cochran verongelukte, wat niet door
ging omdat hij die noodlottige avond teruggefloten werd van die tour
om Marty Wilde te begeleiden op een ander concert. Het kan raar lopen.
Dat live is er overigens niet aan te horen, in tegenstelling tot Sullivan's
eigen live opname Big Guitar hier, een cover van een nummer van gitarist
Al Caiola afkomstig van een Saturday Club radio opname uit 1962 die
hifi-gewijs ondermaats klinkt. Tja, het is dat of niks, en we mogen
al blij zijn dat het bewaard is.
The best known British rock 'n' roll guitar pioneer is probably Bert Weedon
whose fame rests primarily on his hits like Guitar Boogie Shuffle
(1959) and on the guitar books he wrote. The most innovative and influential
British guitar pioneer of the first rock 'n roll generation was however
Big Jim Sullivan, at the age of seventeen making a name for himself
in Marty Wilde's backing band The Wildcats (he played on Teenager
In Love, Sea Of Love and Bad Boy) and rapidly becoming a rising star
on his way to be studio guitarist number 1 who enlivened hits like
Mike Berry's Tribute To Buddy Holly (1961), Jet Harris' Besame Mucho
(1962) and Jet Harris & Tony Meehan's Diamonds (1962), which means
that on those last two Sullivan played instead of Jet Harris himself.
Sullivan played on thousands of sessions and this CD with 33 mono
tracks 1960-1962 featuring Sullivan under his own name, as band member
or as studio guitarist is a real who's who of British rock and pop
before The Beatles. The British rock 'n' roll history is of course
partly composed of covers which is reflected with the inclusion of
a faithful You Don't Know What You've Got (Big Jim Sullivan Combo),
a fresh sounding Sweet Little Sixteen (Michael Cox), a dramatic strollin'
rendition of Jezebel (Marty Wilde) and a poppy Oh Lonesome Me (Craig
Douglas) saved by Sullivan's rockin' guitar. Others were financially
smarter and didn't cover but copied, like Billy Fury's clearly Everly
Brothers-based Collette. Sullivan played music for a living so he
played all types of music, including pop (The Allisons' Lessons In
Love), pop rock (Danny Rivers' Can't You Hear My Heart), pop ballads
(Eden Kane's I Don't Know Why, Gerry Temple's No More Tomorrows, Adam
Faith's Lonesome) and moody rock ballads (Marty Wilde's Tomorrow's
Clown, Johnny Kidd & the Pirates' Please Don't Bring Me Down with
a Shakin' All Over guitar), but also for example ragtime pop like
Shane Fenton & the Fentones' It's All Over Now which is also saved
by Sullivan's rock 'n' roll guitar, making it sound as good as when
he was playing wild striptease rock 'n' roll like Jimmy Powell's Sugar
Babe (Part 2)! Sullivan was also hired along with the rest of The
Wildcats to accompany visiting American artists, hence a live Saturday
Club radio recording by Gene Vincent from 1960 of the standard Summertime
which is very well sung. What else would you expect from Gene Vincent?
Legend has it that Sullivan was supposed to ride along with Vincent
and Eddie Cochran in the car that crashed and took Cochran's life,
but he was called back from the tour that night to accompany Marty
Wilde at another gig. The rock 'n' roll gods work in mysterious ways.
You can't hear that Summertime is a live recording, unlike Sullivan's
own live track here, a cover of guitarist Al Caiola's Big Guitar from
a 1962 Saturday Club radio broadcast that doesn't exactly score high
in the hi fi department. Guess it's either this or nothing and we're
lucky that it was preserved at all. |
A
HANDSOME GUY/ DICK GLASSER aka DICK LORY
Dick
Glasser ken ik vooral van Catty Town en Ball Room Baby van grootmeester
Pee Wee King bij wiens western swing orkest Glasser zanger was toen
King een nobele poging deed zijn deel van de koek van de rock 'n'
roll rage in te palmen. Catty Town is een van die top western swing
songs die zo vlot, euh, swingen dat het met zijn stop/ start breaks,
zijn rockende steel gitaar en zijn boogie woogie piano solo een gegeerde
jiver is geworden. King's Ball Room Baby staat niet op deze CD, wel
Glasser's rockender RCA heropname, big label rockabilly met opnieuw
veel stops en starts en de Nashville studiomuzikanten in topvorm met
een knallende snaredum, een sax op de achtergrond die naar voor stapt
voor twee wailende solo’s en een piano die zich daartussen boort,
dat alles overgoten met een gigantische echo. Die versie kwam uit
onder de naam Dick Lory, en Dick Glasser alias Dick Lory zou de rest
van zijn carrière schijnbaar arbitrair wisselen tussen die
twee namen. Voorts is het enige nummer dat ik van hem ken Crazy Alligator,
een al wat softer rock 'n' roll nummer met veel backing vocals dat
gered wordt door de kwaliteit van de muzikale begeleiding, de nonsens
tekst over een gekke alligator in de bayou swamps in Louisiana en
de zang, want Glasser kon zingen, zoals overduidelijk blijkt uit de
33 mono tracks 1956-1962 hier die deels nooit eerder op CD verschenen.
Helaas werd die stem vooral gebruikt voor poprock en pop. Er zitten
enkele fatsoenlijke rockers tussen, zeker, bijvoorbeeld het folky
rockend Baby Bye Bye (van Dickie & The Gee’s, een groep
met Glasser en drie van zijn vier broers) en het door een big band
met piano en sax uitgevoerde Cool It Baby waarop het goed jiven is
uit de mij geheel onbekende film Teenage Rebel (het nummer is bekender
in Eddie Fontaine's versie uit een bekendere film, The Girl Can’t
Help It), naast kwalitatieve maar ongevaarlijke big label pop rock
'n' roll als de stroll That's What I'm Gonna Do, het een beetje Charlie
Gracie-achtige Crazy Love en de door doo-wop beïnvloede songs
Love Me en Make Believe Wedding Bells, met uitschieters als Crazy
Little Daisy en de stroll Jeannie's Bikini. Deze Best Of bevat voorts
poprock (Go Along Baby, Wild-Blooded Woman, Leave Me Alone (And Let
Me Cry), het bluesy Midnight To Daylight), teeners (Don't Be A Fool
For Love, Heartaches Over You, City Of Love, Tell Me Why van The Toppers,
opnieuw Glasser samen met zijn broers die ook apart opnamen als The
Three G's) en plechtige rockaballads (Everything But You, Foolish
Tears (Dickie & The Gee’s), No One But You Knows When).
Vanaf pakweg 1960 wordt dat pure schmaltzpop als Time Can Change,
Lover's Dreamland, Broken Hearted, Handsome Guy, Welcome Home Again,
het Paul Anka-achtige The Pain Is Here of het van een creepy orgeltje
voorziene Terri. Hello Walls is een pop cover van Faron Young's country
hit en My Last Date (With You) is een cover van Skeeter Davis’s
vokale cover van Floyd Cramer’s Nashville sound piano instrumental
Last Date. Glasser's debuutsingle uit 1953, Angels In The Sky, staat
niet op de CD, wel de Columbia heropname uit 1959.
In
my neck of the woods Dick Glasser is best known for being the singer
on western swing grandmaster Pee Wee King's stabs at rockabilly Catty
Town and Ball Room Baby. Catty Town is one of those top western swing
songs that, err, swings so smoothly with its stop/start breaks, its
rockin' steel guitar and its boogie woogie piano solo that it has
become a favorite jiver. King's Ball Room Baby is not on this CD but
Glasser's more rockin' RCA re-recording is, big label rockabilly with
again lots of stops and starts and the Nashville studio musicians
in top form with a banging snare, a sax in the background stepping
to the front for two wailing solos and a piano drilling its way in
there, the whole thing sounding like it was recorded in a gigantic
echo tank. That version was released as by Dick Lory, and Dick Glasser
aka Dick Lory would apparently arbitrarily switch between those two
names for the rest of his career. Apart from Catty Town and Ball Room
Baby the only one of his songs that I know is Crazy Alligator, an
already softer rock 'n' roll song with lots of backing vocals which
is saved by the quality of the musical accompaniment, the nonsense
lyrics about a crazy alligator in the bayou swamps in Louisiana, and
by the vocals, because Glasser could sing, as is abundantly clear
from the 33 mono tracks 1956-1962 collected here, some of which never
appeared on CD before. Unfortunately that voice was mostly used for
pop rock and pop. Sure, there are some decent rockers among the lot
such as the folky rockin' Baby Bye Bye (by Dickie & The Gee's,
a group featuring Glasser and three of his four brothers) and the
fine jiver Cool It Baby performed by a big band with a piano and a
sax from a movie I never heard of called Teenage Rebel (the song is
better known in Eddie Fontaine's version from a better known film,
The Girl Can't Help It), alongside good but harmless big label pop
rock 'n' roll like the stroll That's What I'm Gonna Do, the somewhat
Charlie Gracie-like Crazy Love and the doo-wop influenced songs Love
Me and Make Believe Wedding Bells, with Crazy Little Daisy and the
stroll Jeannie's Bikini being standouts. This Best Of further includes
pop rock (Go Along Baby, Wild-Blooded Woman, Leave Me Alone (And Let
Me Cry), the bluesy Midnight To Daylight), teen songs (Don't Be A
Fool For Love, Heartaches Over You, City Of Love, Tell Me Why by The
Toppers, again Glasser along with his brothers who also recorded separately
as The Three G's) and solemn rockaballads (Everything But You, Foolish
Tears (Dickie & The Gee's), No One But You Knows When). From around
1960 onwards this became pure pop schmaltz such as Time Can Change,
Lover's Dreamland, Broken Hearted, Handsome Guy, Welcome Home Again
and the Paul Anka-like The Pain Is Here, while Terri features a creepy
organ. Hello Walls is a pop cover of Faron Young's country hit and
My Last Date (With You) is a cover of Skeeter Davis's vocal cover
of Floyd Cramer's Nashville sound piano instrumental Last Date. Glasser's
1953 debut single, Angels In The Sky, is not included on the CD, but
his 1959 Columbia re-recording is. |
12 oktober 2021
THIS
SILLY GAME/ THE ATOMIC 4
The
Atomic 4 werden in 2016 opgericht door Antoine Hoeksma (zang, akoestische
gitaar), Rob Smit (gitaar) en Pascal Delang (drums). Na door corona
noodgedwongen anderhalf jaar stil te liggen presenteren ze vol trots
hun eerste boreling, want na vijf jaar ben je het natuurlijk beu dat
de mensen naar een CD blijven vragen. Meestal speelt Mike Van Lierop
(Hi-Tombs) contrabas maar voor deze opnames had Louis van Deurzen
de eer en het is van Deurzen's naam die op de CD staat, een mini CD
geproduceerd en gemixed door Pascal Snijders van Supersonics en Taildraggers
die rockabilly van binnen en van buiten kent, en dat weet je gelijk
dat dit niet slecht kan zijn. De CD bevat één eigen
nummer en vijf covers, de bona fide rockabilly classics Go Boy Boy
(Carl Smith), Bop-A-Lena (Ronnie Self), Sad Drag And Fall (Sid King),
Watch Dog (Al Terry) en Blue Days Black Nights (Buddy Holly). Die
nummers zijn overbekend en liggen dus gemakkelijk in het oor wegens
al heel vaak gecoverd, maar The Atomic 4 laten ze klinken zoals ze
moeten klinken: pittig, met een urgente drive en met de gas erop in
een sound die een beetje een throwback is naar de jaren '80 revival
rockabilly, vlot gespeeld, branievol gezongen, en met backing vocals
in de refreinen. De nummers klinken alsof The Atomic 4 ze probleemloos
een hele avond aan één stuk door uit de mouw kunnen
schudden en dat is waarschijnlijk wat ze met plezier op elke kroegentocht
doen. Het enige eigen nummer is gelijk het buitenbeentje van de CD:
titeltrack This Silly Game is sfeervolle, een beetje americana-achtige
moderne medium tempo rockabilly die een heel andere kant van The Atomic
4 laat horen.
The
Atomic 4 were founded in 2016 by Antoine Hoeksma (vocals, acoustic
guitar), Rob Smit (guitar) and Pascal Delang (drums). After corona
forced them to lay low for a year and a half they now proudly present
their first born, as after five years one obviously gets tired of
being asked if one has a CD for sale. Live on stage double bass duties
are usually handled by Mike Van Lierop (Hi-Tombs) but here the honours
were done by Louis van Deurzen and his name is on the back of the
mini CD produced and mixed by Pascal Snijders of Supersonics and Taildraggers
fame who knows rockabilly inside out, so you know beforehand that
this cannot be bad. The CD contains one original song and five covers,
the bona fide rockabilly classics Go Boy Boy (Carl Smith), Bop-A-Lena
(Ronnie Self), Sad Drag And Fall (Sid King), Watch Dog (Al Terry)
and Blue Days Black Nights (Buddy Holly). These are overfamiliar and
easy on the ears as they've been covered many times before, but The
Atomic 4 make 'em sound like they should sound: a lot of punch, an
urgent drive and the pedal to the metal in a sound that's a bit of
a throwback to eighties revival rockabilly, played fluently and sung
with lots of confidence and with backing vocals in the choruses. The
songs sound as if The Atomic 4 could play 'em like this the whole
night long and that's probably what the boys enjoy doing at any pub
crawl. The only selfpenned song is the odd one out: title track This
Silly Game is atmospheric almost americana-like modern medium tempo
rockabilly that shows a completely different side of The Atomic 4.
There can never be enough of this type of bands and The Atomic 4 honour
the tradition and set the bar high. |
GOTTA
HAVE THE RUMBLE/ BRIAN SETZER Al
jaren brengt de grootmeester van de neo rockabilly en neo swing zijn
albums uit op Surfdog Records. Het zou me niet eens verbazen als Brian
Setzer deze independant onder de platenmaatschappijen in zijn eentje
overeind houdt. The Stray Cats is een van de favoriete bands uit de
jeugd van jullie redacteur, dus schrijf ik enerzijds met bewondering
maar anderzijds na Setzer's zoveelste album ook met een kritische
kijk op de zaak. Ik dacht even dat de CD player vreugdesprongetjes
maakte nadat ik het album erin gelegd had, maar het geheel stond niet
stabiel. Ook de CD speler is een paar jaartjes ouder geworden, net
als jullie redacteur die mijmert van de early eighties toen The Stray
Cats nog rockin’ hot waren. Inmiddels heeft Setzer al jaren
een super succesvolle solocarrière, maar hij laat zich desondanks
niet verleiden om een album vol te proppen met meezing covers die
je al honderdduizend keer gehoord hebt. Nee, Brian doet het op zijn
Setzers, een album met uitsluitend zelfgeschreven songs. Voorweg,
het is een stevige compacte sound zoals je dat van een hot rod en
bike fan mag verwachten. Als je jezelf als een biker afbeeldt op een
Triumph dan verwacht je ook een sound die als vlammen uit de uitlaat
spat. Checkered Flag is absoluut een puike billy knipoog naar de Stray
Cats tijd, maar hier en daar klinkt het als The Boss Hoss?! Smash
Up On Highway One, hier en daar met een vleugje heavy metal en vreemd
genoeg ook Turkse melodielijnen, is stevige motorbilly met oriëntale
flair, een vreemde combinatie, maar goed. Stack My Money is klassieke
rockabilly met teddyboy touch in het refrein, The Wrong Side Of The
Tracks heeft believe it or not zelfs een strijkorkest als begeleiding.
Zoals Buddy Holly destijds liet zien dat een strijkorkest goed samen
kan met rock 'n' roll, zo ben ik verbaasd dat de mix van stevige rockabilly
met big band swing en viooltjes toch niet klote hoeft te klinken.
Is het een film sound track? Daar heeft het anders wel wat van weg.
Drip Drop, een rustig calypso rockertje dat een frisse afwisseling
vormt met de voorgaande songs, is zeker bedacht voor de pauzes tijdens
de motorritten. In The Cat With 9 Wives (leuke woordspeling) dat doet
denken aan uptempo 1940s jumpblues en eerder een cover dan een eigen
compositie lijkt komt eindelijk Setzer’s virtuose gitaarwerk
enigszins tot zijn recht, en een slapping bass solo rondt deze vijf
minuten durende song af. Stilzitten is er bij dit album absoluut niet
bij. It turns me on, en Turn You On Turn Me On is daar een bewijs
van, rockabilly met wederom zoals eerder al in zang en muziek een
knipoog naar een aanzet van heavy metal. Rockabilly Riot is pure teddyboy
rock ‘n’ roll, haal de mottenballen maar uit je leren
jack en boppen! Off Your Rocker is een quasi biografische song vol
met coole billy, One Bad Habit is ouderwetse rockabilly zoals je die
nog in je geheugen hebt uit lang vervlogen tijden, en na al dit geweld
sluiten we het album af met Rockabilly Banjo dat geen rockabilly ritme
en sound kent maar pure country polka is. Het album met een warme
stevige contrabas sound als rode draad laat zien dat Brian Setzer
met Victor Indrizzo op drums en David Roe Rorick op contrabas nog
steeds garant staat voor rockabilly van topkwaliteit. Je merkt wel
heel duidelijk dat Setzer nogal wat inspiratie uit andere songs in
zowel rock als pop heeft gehaald, maar dat maakt het album desondanks
niet minder begeerlijk. In het booklet staan de songteksten die deels
levenswijsheid en deels de drang naar speed and flames bevatten.
For several years now the grandmaster of neo rockabilly and neo swing has been releasing his albums on Surfdog Records, and I wouldn't be surprised if Brian Setzer singlehandedly keeps this independent record label alive. The Stray Cats is one of the favorite bands from when your editor was young, so I write with admiration but also with a critical eye after Setzer's umpteenth album. For a moment I thought the CD player was jumping with joy after I put the album in, but the darn thing was not stable. Well, the CD player has aged acouple of years, just like your editor who muses of the early eighties when The Stray Cats were still rockin' hot. Setzer has had a super successful solo career for years but he is nevertheless not tempted to quickly churn out an album of singalong covers that you've heard a hundred thousand times. No, Brian does it the Setzer way with an album with only self-written songs and a solid compact sound like you'd expect from a hot rod and bike fan. If you portray yourself as a biker on a Triumph then one indeed expects a sound that blows out of the exhaust like flames. Checkered Flag is definitely an excellent billy nod to the Stray Cats era, but occasionally sounds like The Boss Hoss?! Smash Up On Highway One, with a touch of heavy metal here and there and strangely enoughTurkish melody lines, is solid motorbilly with oriental flair, a strange combination, but okay. Stack My Money is classic rockabilly with a teddyboy feel in the chorus, The Wrong Side Of The Tracks believe it or not even features a string section. Just like Buddy Holly showed that a string orchestra can go well with rock 'n' roll, I'm surprised that the mix of solid rockabilly with big band swing and violins doesn't have to sound shitty at all. Is it a movie sound track? It kinda sounds like one. Drip Drop, a calm calypso rocker that provides a fresh change from the previous songs, is certainly meant for the breaks during motorcycle rides. In The Cat With 9 Wives (nice pun) which is reminiscent of uptempo 1940s jump blues and sounds more like a cover than like an original composition, Setzer's virtuoso guitar work finally comes front stage, and a slapping bass solo ends the five minute song. There's absolutely no time to sit still on this album. It turns me on, and Turn You On Turn Me On is proof of that, rockabilly with just like before a vocal and musical nod to what could become heavy metal. Rockabilly Riot is pure teddyboy rock 'n' roll, take the mothballs out of your leather jacket and bop! Off Your Rocker is a quasi biographical song full of cool billy, One Bad Habit is old fashioned rockabilly like the rockabilly that lingers in your mind from times long gone, and after all this violence we close the album with Rockabilly Banjo which has no rockabilly rhythm and sound but is pure country polka. The album with a warm powerful double bass drive as its common thread shows that Brian Setzer with Victor Indrizzo on drums and David Roe Rorick on double bass still guarantees top quality rockabilly. You can clearly see that Setzer has drawn quite a bit of inspiration from other songs in both rock and pop, but that doesn't make the album any less desirable. The booklet contains the lyrics which are partly life's wisdom and partly the need for speed and flames. Info: www.briansetzer.com en www.surfdog.com (Henri Smeets) |
SHAKER
ATTACK/ THE B-SHAKERS
The
B-Shakers komen uit Zwitserland en ik had nog nooit van hen gehoord,
hoewel ze best wat lawaai maken, al bestaan sinds 2008 en in eigen
beheer drie releases uitbrachten, de 7 track CD Freighttrain From
Scoville (2009), Take Me For A Ride (2013) en Let's Go Boogie (2017).
Inmiddels is de bezetting grondig door elkaar geschud en toen het
stof was gaan liggen bestond de groep naast oprichtende leden Philipp
Oeggerli (contrabas) en Roger Meier (drums) uit gitarist Thomas Grenacher
en een zangeres met akoestische gitaar, Martina "Mary" Vogel
die in 2020 de finale haalde van de Zwitserse editie van The Voice,
en het feit dat ze die finale niet won is goed voor haar street credibility.
Naast die zangeres is het grootste verschil met de vorige CD’s
dat deze CD 11 eigen songs en slechts één cover bevat,
de tango Big Bad Handsome Man van Imelda May wier invloed je ook hoort
in nummers als Next Time en Kiss Me. Die Big Bad Handsome Man toont
ook gelijk het audio verschil tussen een big budget productie als
Imelda May en rock 'n' roll die recht van de straat komt: deze CD
werd opgenomen door Rawand Baziany bij Black Shack in Calw (D). Een
andere invloed is de urgentie maar gelukkig niet de muziek zelf van
psychobilly, bijvoorbeeld in de instrumental Chicken Circus. Vanaf
opener When I Mess Around (With You) hebben The B-Shakers ons bij
het nekvel, want dit is melodieus gospel-end maar met een krachtig
geluid met weerhaakjes in die gitaar. Ook Shaker Attack en het van
geluidseffecten voorziene Rocket Gal liggen in die lijn: hedendaagse
gitaar rock 'n' roll, maar wel 100 % rockend. I Wanna Boogie is bluesbop,
maar ze kunnen het even goed als melodieuze rockabilly (Before I Leave
My Dear Alone) of in een meer bluesy getinte stroll setting (I Got
A Hole In My Pocket). Samenvatting: de CD is beter dan de lelijke
hoes! Wie zweert bij authentiek gelieve zich te onthouden, maar wie
houdt van 21ste eeuwse rockabilly met rauwe zang, een goeie groove
en veel twangy gitaren diene zeker kennis te maken. Ze hebben nog
nooit bij ons gespeeld, maar ik zou ze wel eens graag live willen
meemaken. Wie durft het aan ze naar hier te halen?
The B-Shakers hail from Switzerland and I had never heard of them, although they make quite a bit of noise, have been around since 2008 and self-released three CDs, the 7 track CD Freighttrain From Scoville (2009), Take Me For A Ride (2013) and Let's Go Boogie (2017). In the meantime the line-up has been thoroughly, err, shaken up and when the dust had settled the group consisted in addition to founding members Philipp Uggerli (double bass) and Roger Meier (drums) of guitarist Thomas Grenacher and a girl singer with acoustic guitar, Martina "Mary" Vogel who made it to the finals of the Swiss edition of The Voice in 2020, and the fact that she didn't win only adds to her street credibility. Besides the female voice the biggest difference with the previous CDs is that the new album contains 11 own compositions and only one cover, Imelda May's tango Big Bad Handsome Man, and May's influence can also be heard in songs like Next Time and Kiss Me. Big Bad Handsome Man also shows the audio difference between a big budget production like Imelda May and rock 'n' roll straight from the big city streets: this CD was recorded by Rawand Baziany at Black Shack in Calw (D). Another influence is the urgency but fortunately not the music itself of psychobilly, for example in the instrumental Chicken Circus. Right from the opening track When I Mess Around (With You) The B-Shakers got us hooked, for this is melodic gospel-style singing backed by a powerful barbed wire guitar sound. Shaker Attack and the sound effect laden Rocket Gal are in the same vein: contemporary guitar rock 'n' roll, but 100% rocking. I Wanna Boogie is blues bop, but they manage just as well when it's melodic rockabilly (Before I Leave My Dear Alone) or a more bluesy tinged stroll setting (I Got A Hole In My Pocket). Summary: the CD is better than the ugly cover! Those who swear by authenticity should refrain, but if you love 21st century rockabilly with rough vocals, a damn good groove and lots of twangy guitars then go for it. The B-Shakers have never played in our neck of the woods, but I'd sure love to see them live. Who dares to bring them over? Info: www.rockabilly.de en www.b-shakers.com (Frantic Franky) |
A
DRIVE-BY LOVE AFFAIR/ THE KOKOMO KINGS
Eind
september stond dit kwartet tot vreugd' en jolijt van alle wildcat
tamers onder ons nog exclusief op Goezot in't Hofke in Oud-Turnhout
(B) en eenieder was het eens dat ze daar de pannen van het dak hebben
gespeeld. Deze nieuwe CD, hun vierde inmiddels, zal dan ook wel als
zoete broodjes van de hand zijn gegaan. De juke joint band werd opgericht
in 2011 door muzikanten uit Zweden en Denemarken en is sindsdien erg
populair in het rock 'n' roll wereldje, ondanks het feit dat ze strikt
genomen geen rock 'n' roll band maar een rockende bluesband zijn.
Het zegt veel over hoe goed en hoe authentiek ze zijn, en bovendien
zijn ze meesters in het bedenken van onweerstaanbare rechtdoor rockers.
Het nieuwe album mikt opnieuw genadeloos op een volle dansvloer vanaf
de opener, gemeen bluesboppende bluesrock met slide in een sound die
doet denken aan de klank van Willie Joe Duncan’s eensnarige
unitar gitaar die u kent van Rene Hall's Twitchy en Bob Landers' Cherokee
Dance, en The Wonder Man is inderdaad - en we wikken onze woorden
- van diezelfde grootorde. Buckle Up is rechtdoor rock 'n' roll uit
hetzelfde bluesvaatje tappend als Monkey's Uncle, en ook No Dinner
Tonight met rhythm 'n' blues gitaar en Gotta Get It Off The Hook en
titeltrack A Drive-By Love Affair met slide zijn rockers. She's Shaking
Up A Storm is uptempo Tony Joe White swamp rock waarop u desgewenst
kan strollen, al blendt dat bij The Kokomo Kings natuurlijk allemaal
door elkaar. In A Million Stars doen ze hun gezellige trucje op een
uptempo ska ritme en zelfs dat werkt. In 2018 werden ze in Memphis
op Dale Watson's Ameripolitan Music Awards genomineerd in de categorie
Beste Rockabilly Band wat waarschijnlijk vooral betekent dat ze daar
de term rockabilly gebruiken voor àlle rock 'n' roll, maar
je hoort wel degelijk de invloed van rockabilly in de bluesabilly
songs Jump Like A Chicken en Drinking Fire And Eating The Ash. A Drive-By
Love Affair bevat 12 songs zoals gebruikelijk allemaal geschreven
door bassist Magnus Lanshammar en is de logische voortzetting van
Fighting Fire With Gasoline uit 2019 wegens helemaal in de dezelfde
lijn, en als u niets meer van The Kokomo Kings kocht sinds hun debuut
Artifical Natural uit 2013 dan is het grootste verschil dat de mondharmonica
van zanger Harmonica Sam (dezelfde van de period perfecte Country
Side Of Harmonica Sam) net als Harmonica Sam zelf verdwenen is. Vanaf
hun tweede album, Too Good To Stay Away From uit 2017, nam gitarist
Martin Abrahamsson wiens smerige zang perfect in de Kokomo Kings sound
past immers de vocals over (Harmonica Sam zong nog maar op drie nummers
zong op die plaat) waardoor het geheel minder Chicago blues en meer,
euh, killer blues klinkt. Je zou ook kunnen zeggen dat de nieuwe CD
rockender is, maar misschien is dat gewoon wat ik er zelf in wil horen.
Wie ze tot op heden niet goed vond zal met dit nieuwe album niet overtuigd
worden, maar The Kokomo Kings hebben de magische formule gevonden
om 70 jaar rechtdoor rock 'n' roll, bluesrock en pubrock te distilleren
tot een opnieuw opwindend fris klinkende cocktail. Of zoals ze zelf
zeggen: als u de vorige drie CD’s niet goed vond moet u deze
niet kopen, want hij is even goed! Wie de vinyl LP (RBR 5956) wil
zal geduld moeten uitoefenen: door de wereldwijde vinyl vertragingen
zou die er niet komen vóór maart 2022. End of September this quartet played an exclusive show in Belgium at the Goezot in't Hofke festival in Oud-Turnhout to the joy and delight of all wildcat tamers among us, and everyone in attendance agreed that they tore the roof off. You can bet your ass this new CD, their fourth, must have sold like hot cakes. The juke joint band was founded in 2011 by musicians from Sweden and Denmark and has been very popular in the rock 'n' roll world ever since, despite the fact that they are strictly speaking not a rock 'n' roll band but a rockin' blues band. Guess it says a lot about how good and how authentic they are, and on top of that they are masters at coming up with irresistible straight ahead rock 'n' roll songs. The new album again aims for a full dance floor right from the opening track, mean bluesboppin' blues rock with slide guitar and a sound reminiscent of Willie Joe Duncan's one-string unitar guitar that you know from Rene Hall's Twitchy and Bob Landers' Cherokee Dance, and The Wonder Man is indeed - and we weigh our words - in the same grand order. Buckle Up is straight ahead rock 'n' roll in the bluesy tradition of Monkey's Uncle, and No Dinner Tonight with rhythm 'n' blues guitar and Gotta Get It Off The Hook and title track A Drive-By Love Affair with slide guitar are rockin' too. She's Shaking Up A Storm is uptempo Tony Joe White swamp rock to which you can stroll if you wish to do so, though of course with The Kokomo Kings all of these subgenres blend together. In A Million Stars they work their spell to an uptempo ska rhythm and even that works out well. In 2018 they were nominated in the Ameripolitan Music Awards in Memphis in the Best Rockabilly Band category which probably means that Dale Watson uses the term rockabilly for all types of rock 'n' roll, but you can definitely hear the influence of rockabilly in the bluesabilly songs Jump Like A Chicken and Drinking Fire And Eating The Ash. A Drive-By Love Affair contains 12 songs as usual written by bass player Magnus Lanshammar and is the logical continuation of 2019's Fighting Fire With Gasoline as it's completely in the same winning vein, and if you didn't buy anything by The Kokomo Kings since their 2013 debut Artifical Natural then the biggest difference is that the harmonica of singer Harmonica Sam (the same Harmonica Sam from the period perfect Country Side Of Harmonica Sam) is gone just like Harmonica Sam himself. Starting with their second album, 2017's Too Good To Stay Away From, guitarist Martin Abrahamsson whose scruffy larynx perfectly fits the Kokomo Kings sound took over on vocals (Harmonica Sam only sang on three songs on that album) making the whole thing less Chicago blues and more, err, killer blues. One could also say that the new CD is more rockin', but maybe that's just the way I want to hear it. If you didn't like them so far this new album will not convince you, but fact is that The Kokomo Kings have found the formula to make 70 years of straight forward rock 'n' roll, blues rock and pub rock sound exciting and fresh again. Or like they say themselves: if you didn't like the previous three CD’s don't buy this one, because it's just as good! If you want the vinyl LP (RBR 5956) you'll need patience: due to the world-wide vinyl delays its release is scheduled for March 2022. Info: www.kokomokings.com en www.rhythmbomb.com (Franky Frantic) |
HOT
SHOTS/ THE BASEBALLS
Sven
Budja, Rüdiger Brans en Sebastian Rätzel uit Berlijn vullen
de internationale podia al sinds 2007 met hun schitterende rock ‘n’
roll en rockabilly vertolking van moderne pophits. In 1983 was het
nog wereldschokkend dat Dave Phillips & the Hot Rod Gang een song
van de eigentijdse band Soft Cell coverden, ook al was Tainted Love
eigenlijk van Gloria Jones uit 1965, maar wie wist dat al destijds?
En nu nog steeds? Tegenwoordig met de jonge generatie neo rock ’n’
roll, neo rockabilly en neo teddy boy bands is dat niks bijzonders
meer, die jeugd groeit op met hedendaagse massaproductie prulmuziek
voordat ze ontdekt dat er vroeger nog met handwerkelijk vakmanschap
meesterlijke muziek werd vervaardigd. Toch heeft het wel wat als die
snertmuziek van de radio opeens in vintage stijl verrockt wordt. Met
die stijl hebben The Baseballs al bijna 15 jaar succes in de hitlijsten
in het Duitstalige gebied, maar ook daarbuiten. In 2011 namen ze nog
met onze eigen Guus Meeuwis Het Is de Nacht in een geweldige rockabilly
versie op, This Is A Night, deels in het Engels en deels in het Nederlands
verschenen op hun album Strings ’n’ Stripes. Live zingen
The Baseballs het Nederlands ook zelf (op de studio opname alleen
Guus Meeuwis). Het trio scoort nog steeds, maar waar men vroeger van
single charts sprak zijn het tegenwoordig album charts. Hun grootste
hit album is nog steeds Strikes (2009) dat zelfs in de UK de vierde
plaats haalde en in Zwitserland 102 weken in de charts stond met als
topnotering de tweede plaats. Ook hun andere albums Strings ‘n’
Stripes (2011), Game Day (2014) en Hit Me Baby (2016) waren zeer verdienstelijk
in de hitlijsten, en hun nieuwste album Hot Shots (op het album staat
2020, maar het is pas op 28 mei 2021 op de markt gekomen) had als
piek noteringen 13 (Duitsland), 27 (Oostenrijk) en 7 (Zwitserland).
Er is duidelijk een markt voor hun succesrecept van een vlotte swing
met de goede warme beat van een rollende contrabas, heel goed te horen
in onder andere hun klasse vertolking van Kim Wilde's Kids In America,
geschreven door pa Marty Wilde, de Britse fifties rocker.
Sven
Budja, Rüdiger Brans and Sebastian Rätzel from Berlin have
been playing international stages since 2007 with their brilliant
rock 'n' roll and rockabilly interpretations of modern pop hits. In
1983 it was still a scandal when Dave Phillips & the Hot Rod Gang
covered a song by contemporary band Soft Cell, even though Tainted
Love was originally done by Gloria Jones in 1965, but who knew that
back then? And who even knows it today? Nowadays this is nothing special
with the young generation of neo rock 'n' roll, neo rockabilly and
neo teddy boy bands. Kids now grow up with today's mass produced trash
before they discover that once upon a time there used to be craftsmanship
involved when masters made music. Still, there's something magical
when you hear crappy music suddenly performed vintage style on the
radio. With this style The Baseballs have been successful for almost
15 years in the charts not only in German speaking countries but also
abroad. The trio still scores hits, but whereas once upon a time there
were single charts, nowadays it's the album charts that matter. Their
biggest album is still Strikes (2009) which even made it to # 4 in
the UK and spent 102 weeks in the Swiss charts stalling at # 2. Their
other albums Strings 'n' Stripes (2011), Game Day (2014) and Hit Me
Baby (2016) also did very well in the charts and their latest album
Hot Shots (the liner notes say 2020, but it wasn't released till May
2021) peaked at # 13 (Germany), # 27 (Austria) and # 7 (Switzerland).
There is clearly a market for their successful recipe of smooth swing
combined with the warm beat of a rolling double bass, as exemplified
in their classy rendition of Kim Wilde's Kids In America, written
by dad Marty Wilde, the British fifties rocker. |
5 oktober 2021
HALLOWSCREAM Voor
sommige mensen is oktober de favoriete maand en Halloween de favoriete
feestdag, en zij kunnen hun hartje ophalen met de Halloween CD’s
die de platenfirma’s sinds jaar en dag uitbrengen. Elk jaar
komen er daar bij en dat is dit jaar niet anders: Atomicat Records
bundelt op Hallowscream 30 songs 1955-1962 over hekserij, weerwolven,
satan, vampiers, moordenaars, marsmannetjes en spooktreinen, uitgekozen
door de waarschijnlijk niet onschuldige hand van grote griezel Mark
Armstrong. Dave Gardner's Mad Witch, nog niet zo gek lang geleden
als Old Mad Witch noot voor noot gecoverd door Marcel Bontempi (D),
zoals bekend een man met goede smaak, is uptempo vocal harmony western
verhaalderij in de stijl van al die songs over behekste treinen. Twee
andere nummers in dezelfde stijl zijn Cris Kevin's meer rock 'n' roll
gerichte Haunted House, en met een bescheidener bandbezetting The
Creep van Jay Brinkley die nog een keertje herrijst met het beschaafd
swingende Forces Of Evil. The Blue Echoes' It's Witchcraft, Clyde
Scott's Gravedigger's Rock, Laurie Allen & the Blue Jay's Wolf
Man, Carl Bonafede & the Gem-Tones' Were Wolf, The Raiders' Hocus
Pocus en Terry Dunavan & the Earthquakes Rockin' On Mars zijn
losgeslagen blanke rock 'n' roll, en helemaal besodemieterd is de
een stuk in het rond brullende Martian Band van The Wild Tones. Het
garage-achtige Scream van Ralph Nielsen & the Chancellors staat
geboekstaafd als een van de wildste nummers ooit, B-kant Little Demon
(niet het Screaming Jay Hawkins nummer) is veel minder bekend en ook
minder wild want een melodieuze medium tempo pizzicato rocker. Uw
Halloween feestje wordt voorts opgevrolijkt door vocal harmony teen
pop stroll met The Diamonds' Batman Wolfman Frankenstein Or Dracula
en big band dixieland rock 'n' roll met de Zweedse rock 'n' roll pionier
Little Gerhard die gelukkig in het Engels zingt en dat in Rockin'
Ghosts zelfs niet onaardig doet. Mark Armstrong is een grote liefhebber
van country (van álle oude muziek, vermoed ik) en de CD bevat
dan ook uptempo country pop (George Morgan's The Little Green Men)
en hillbilly (Ray Anderson & the Home Folks' Sputniks And Mutniks,
Jimmy Gartin with The Highlanders' Gonna Ride That Satelite). Op Halloween
CDs staan altijd veel instrumentals en zo ook op deze. Ik heb geen
flauw benul wie The Gigolo’s waren maar hun Killer Joe - Version
1 (niemand heeft ooit Version 2 tegengekomen) klinkt als een legertje
Britse early sixties saxofoons in de stijl van Sounds Incorporated
en lijkt me gefundenes fressen voor wie houdt van sixties jivers.
Nog instrumentaal werk om je tanden in te zetten: de mysterieuze sax
strolls Vampire van The Crystals (niet dié Crystals) en Haunted
Sax van The Nite Caps. Reg Owen's Jack The Ripper is big band detective
swing jazz, The Rondels' Satan's Theme is cleane gitaar surf die werd
gecoverd door The Challengers. Het enige flauwe nummer op de CD vind
ik Hocus Pocus (Abbra-Cadabra-Sham) van Buddy Lucas, nochtans geen
onverdienstelijk saxofonist maar hier een middelmatig sax-gitaar werkje
afleverend met een flauw orgeltje op de achtergrond en een zich opdringend
vrouwenkoortje. Het grote voordeel van de CD is dat ie de bekendere
Halloween klassiekers achterwege laat (uitgezonderd Bobby Bare's Vampira)
en het aandeel Monster Mash-achtige nummers beperkt blijft. Opvallend
veel songs houden trouwens het midden tussen rock 'n' roll en vocal
harmony, bijvoorbeeld Rockin' Satellite van The 3 Honeydrops. Oeps,
daar wordt aan de deur geklopt... Trick or treat! For
some people October is their favorite month and Halloween their favorite
holiday, and they can indulge in the Halloween CDs that the record
companies are releasing year after year. Every year the pile grows
taller and the pickings get richer, and this year is not different:
Atomicat Records' Hallowscream compiles 30 songs 1955-1962 about witchcraft,
werewolves, Satan, vampires, murderers, little green men from Mars
and ghost trains, picked by boogieman Mark Armstrong's probably not
so innocent hand. Dave Gardner's Mad Witch, covered note for note
not too long ago as Old Mad Witch by Marcel Bontempi (D), a gentleman
of good taste, is uptempo vocal harmony western storytelling in the
style of all those songs about haunted trains. Two other songs in
the same style are Cris Kevin's more rock 'n' roll oriented Haunted
House, and with a more modest band lineup The Creep by Jay Brinkley
who comes back from the dead for another round with the civilized
swinging Forces Of Evil. The Blue Echoes' It's Witchcraft, Clyde Scott's
Gravedigger's Rock, Laurie Allen & the Blue Jay's Wolf Man, Carl
Bonafede & the Gem-Tones' Were Wolf, The Raiders' Hocus Pocus
and Terry Dunavan & the Earthquakes Rockin' On Mars are white
rock 'n' roll on the loose, and totally demented is the Wild Tones'
Martian Band cutting more than one blood stained rug. Ralph Nielsen
& the Chancellors' garage-like Scream went down the drains and
into history as one of the wildest songs ever recorded, B-side Little
Demon (not the Screaming Jay Hawkins song) is much less known and
much less wild as it's a melodic medium tempo pizzicato rocker. Your
Halloween party is further enlivened with vocal harmony teen pop stroll
(The Diamonds' Batman Wolfman Frankenstein Or Dracula) and big band
dixieland rock 'n' roll with Swedish rock 'n' roll pioneer Little
Gerhard who thankfully sings in English and even does a great job
at it in Rockin' Ghosts. Mark Armstrong is a big fan of country music
(of àll old music, I suppose) and the CD also contains uptempo
country pop (George Morgan's The Little Green Men) and hillbilly (Ray
Anderson & the Home Folks' Sputniks And Mutniks, Jimmy Gartin
with The Highlanders' Gonna Ride That Satelite). Halloween CDs always
feature a lot of instrumentals, as is the case here. I have no idea
who The Gigolos were but their Killer Joe - Version 1 (no one has
ever come across Version 2) sounds like a batallion of British early
sixties saxophones in the style of Sounds Incorporated and seems to
me gefundenes fressen if you dig sixties jivers. Other instrumentals
to sink your teeth into include the mysterious sax strolls Vampire
by The Crystals (not thòse Crystals) and Haunted Sax by The
Nite Caps. Reg Owen's Jack The Ripper is big band detective swing
jazz, The Rondels' Satan's Theme is clean guitar surf as covered by
The Challengers. The only song not up to par is Hocus Pocus (Abbra-Cadabra-Sham)
by Buddy Lucas who's a decent enough saxophone player but here delivers
a mediocre sax-guitar tune with a faint organ in the background and
a female chorus imposing itself too much. The big advantage of the
CD is that it avoids the well known Halloween classics (except Bobby
Bare's Vampira) and that the number of Monster Mash-type songs is
kept to a minimum. A surprising number of songs on the other hand
are halfway in between rock 'n' roll and vocal harmony, for example
Rockin' Satellite by The 3 Honeydrops. Oops, somebody's knocking at
the door... Trick or treat! |
THE
GENE VINCENT CONNECTION Na
Bill Haley, Roy Orbison en 2 x Elvis is het de beurt aan Gene Vincent
voor een CD met "36 roots and covers", en zoals op die andere
CD’s zijn de originals, de originele versies van liedjes die
gecoverd werden door Gene Vincent, dik in de minderheid tegenover
Vincent's songs in coverversies door andere uitvoerders. Ik tel zeven
originals: de gezellige New Orleans rocker High Blood Pressure van
Huey "Piano" Smith & the Clowns met zang van Bobby Marchan,
de geweldige R 'n' B swing van queen of the boogie Hadda Brooks' Jump
Back Honey uit 1952, Milton Trenier's zwoele swinger Gonna Catch Me
A Rat, Jimmy Johnson's minder orgastische countryblues demo van Woman
Love, de al even country hick klinkende semi-akoestische demo van
Red Blue Jeans And A Ponytail door Freddie Franks (co-auteur van Five
Days Five Days) zonder gitaarsolo maar met twee solo’s gespeeld
door een verdubbelende contrabas, en het minder bekende Pretty (Little)
Pearly in de brave originele versie van de Britse rock 'n' roll zanger
Terry Dene waar Gene Vincent doodleuk zijn eigen naam onder zette.
Ja, het is soms gek hoe songs hun weg vinden, want ook de laatste
original hier, het eveneens minder bekende It's Been Nice, had de
Britse nationaliteit: de original, een prima rocker, staat op naam
van Marty Wilde. After
Bill Haley, Roy Orbison and twice Elvis it's Gene Vincent's turn for
a CD with "36 roots and covers", and like on those other
CDs the originals, the original versions of songs covered by Gene
Vincent, are largely outnumbered by Gene Vincent songs in cover versions
by other performers. I count seven originals: the cheerful New Orleans
rocker High Blood Pressure by Huey "Piano" Smith & the
Clowns with vocals by Bobby Marchan, the great R 'n' B swing of queen
of the boogie Hadda Brooks' 1952 Jump Back Honey, Milton Trenier's
sultry swinger Gonna Catch Me A Rat, Jimmy Johnson's less orgasmic
country blues demo of Woman Love, the equally country hick semi-acoustic
demo of Red Blue Jeans And A Ponytail by Freddie Franks (co-author
of Five Days Five Days) with no guitar solo but two solos with a doubling
upright bass, and the lesser-known Pretty (Little) Pearly in the clean
cut original version by British rock 'n' roll singer Terry Dene to
which Gene Vincent had no problem putting his own name onto the composer
credits. Yes, sometimes it's strange how songs travel around: the
last original here, the equally lesser known It's Been Nice, also
had the British nationality, as the original, a fine rocker, was done
by Marty Wilde. |
GREAT
BRITISH TWANG The
Shadows trokken in de, euh, schaduw van Cliff Richard een instrumentale
gitaarbeweging op gang die niet enkel in Engeland plaatsvond maar
in heel Europa zijn gelijke niet kende wanneer letterlijk honderden
groepen zich na in 1960 Apache te hebben gehoord op de gitaar stortten.
Deze CD bevat maar liefst 34 gitaarinstrumentals uit 1961 en 1962
van zes of zo u wil zeven Britse bands. Veel nummers klinken inderdaad
helemaal in de iconische stijl van The Shadows (ik noem: het op een
Russisch volkswijsje gebaseerde Samovar van The Krew Kats en Bristol
Express van The Eagles die inderdaad uit Bristol kwamen) maar zijn
net geen Shadows - veel nummers klinken magerder - en dit is zeker
geen CD met enkel Shadows klonen. Zo lijkt Evening In Paris van The
Packabeats The Shadows te mixen met The Tornados (het was dan ook
net als B-kant The Traitors een Joe Meek productie), en March Of The
Eagles (gebaseerd op Wagner's Unter Dem Doppeladler mars uit 1893)
en Happy Joe (Theme From Comedy Playhouse) van diezelfde Eagles lijken
eerder geïnspireerd door de rammelende sound van The Spotnicks,
na The Shadows waarschijnlijk de populairste groep in de Euro instro
revolutie. Daarnaast bevat de CD ook een aantal standaard rock 'n'
roll gitaar instro’s en boogies als Scorpio en de Chuck Berry
cover Rockin' At The Phil (2 x The Scorpions) en Gypsy Beat (The Packabeats),
en typisch voor dit soort gitaarrock is ook de aanwezigheid van western
melodietjes als Santa Monica Flyer (The Hunters).
The
Shadows kickstarted in the, err, shadow of Cliff Richard an instrumental
guitar movement that took place not only in England but across the
whole of Europe when literally hundreds of bands bought themselves
guitars after hearing Apache in 1960. This CD contains no less than
34 guitar instrumentals from 1961 and 1962 by six or if you will seven
British bands. Many songs do indeed sound completely like the iconic
style of The Shadows (I'll suffice by mentioning The Krew Kats' Samovar
based on a Russian folk song and Bristol Express by The Eagles who
indeed came from Bristol) but are just not up to the Shadows mark
- several songs sound thinner - and this is most certainly not a CD
with only Shadows clones. The Packabeats' Evening In Paris for example
seems to mix The Shadows with The Tornados (after all it was just
like its flip The Traitors a Joe Meek production), and March Of The
Eagles (based on Wagner's 1893 Unter Dem Doppeladler march) and Happy
Joe (Theme From Comedy Playhouse) by The Eagles sound more inspired
by the rattling sound of The Spotnicks, probably the most popular
group in the Euro instro revolution after The Shadows. In addition
the CD also contains a few standard rock 'n' roll guitar instros and
boogies like Scorpio and the Chuck Berry cover Rockin' At The Phil
(2 x The Scorpions) and Gypsy Beat (The Packabeats), and typical of
this kind of guitar rock is also the presence of western tunes like
Santa Monica Flyer (The Hunters). |
MONEY
MONEY MONEY Geweldige
foto op de hoes: bokser Mohamed Ali, toen nog Cassius Clay, op 13
december 1963 in de Bank Of America in Los Angeles met één
miljoen dollar in contanten (zo werd het tenminste verkocht toen de
foto op 24 februari 1964 op de cover van Sports Illustrated verscheen),
een foto wellicht representatief voor de hoop en dromen die Ali bood
aan zijn zwarte medemensen in de strijdlustige jaren '60. Geen wonder
dat het onderwerp waarvan niemand wil zeggen hoeveel ie er van heeft
maar waarvan iedereen vindt dat ie te weinig heeft het voorwerp werd
van menige song, en dan vooral van zwarte songs: poen, centen, ping
ping, flappen, meiers en geeltjes. Koko-Mojo laat uw frank en gulden
vallen en doet de kassa rinkelen door er 30 te verzamelen met als
bekendste tracks Money Honey van Clyde McPhatter & the Drifters
en Money (That's What I Want) van Barrett Strong, naast uiteraard
nog veel meer zwarte rock 'n' roll (Lil' Son Jackson's No Money, Georgia
Lane's Get It, Eugene Lee's Money Blues, Dwight Duvoll's Get The Money,
Buddy Lucas' Money Money Money, Wilbert Harrison's Broke dat eigenlijk
gewoon zijn Kansas City met een andere tekst is) en swing (Ray Charles'
Greenbacks, King Perry Orchestra's Keep A Dollar In Your Pocket).
Naast doo-wop gaande van uptempo (The Clovers' You’re Cash Ain’t
Nothing But Trash, The Pipes' Let Me Give You Money, No Money van
The Blue Diamonds (niet onze "Ramona" Blue Diamonds), Freddie
Carpenter's Money Money Money) tot strolls (The Penguins' Money Talks)
bevat de CD een snuifje bluesrock (Sonny Boy Williamson's Ninety Nine,
Jerry McCain's I'm A Man-achtige That’s What They Want), akoestische
countryblues (John Lee Hooker's I Need Some Money dat een cover is
van Barrett Strong's Money) en akoestische piano blues (Memphis Minnie's
Million Dollar Blues). Steevast van de partij op Koko-Mojo CD’s
zijn early sixties stompers als (I’m Gonna) Spend My Money van
de toepasselijk genaamde Poor Boys, Moss Tolbert's Money In My Pocket,
Eddie Burns' (Don’t Be) Messing With My Bread en Willie Jones'
op een ska ritme gebaseerde Where’s My Money. Ook in Billy Hamlin's
If You Ain’t Got No Bread zit ska, en Jimmy Witherspoon's Money’s
Getting Cheaper bevat zelfs op gospel geïnspireerde jazzy orgelklanken
die niet iedereen zullen bevallen. Wie Zal Dat Betalen uit 1951 van
het Orkest Zonder Naam onder leiding van Ger de Roos met zang van
Fred Starewood, De Marketentsters en De Musketiers werd schandelijk
over het hoofd gezien, maar als we de rekening maken geeft dat bij
elkaar opgeteld een leuke CD die u zeker mag kopen... als u geld hebt! Great picture on the cover: boxer Muhammad Ali when he was still Cassius Clay on December 13, 1963 at the Bank Of America in Los Angeles with one million dollars in cash (at least that's how it was sold when the photo appeared on the February 24, 1964 cover of Sports Illustrated), a photo probably representative of the hopes and dreams Ali offered to his fellow black man in the combative sixties. No wonder that the one thing that no one wants to say how much they got but everyone thinks they have too little of became the subject of many a song, especially of black songs: bucks, dough, bread, loot, simoleons, clams and smackers. Koko-Mojo adds it all up and rings the cash register collecting 30 of them with the best known tracks being Clyde McPhatter & the Drifters' Money Honey and Barrett Strong's Money (That's What I Want). There's obviously a big stack of black rock 'n' roll here (Lil' Son Jackson's No Money, Georgia Lane's Get It, Eugene Lee's Money Blues, Dwight Duvoll's Get The Money, Buddy Lucas' Money Money Money, Wilbert Harrison's Broke which is his Kansas City with different lyrics), as well as swing (Ray Charles' Greenbacks, King Perry Orchestra's Keep A Dollar In Your Pocket). In addition to doo-wop ranging from the uptempo (The Clovers' You're Cash Ain't Nothing But Trash, The Pipes' Let Me Give You Money, The Blue Diamonds' No Money, Freddie Carpenter's Money Money Money) to strolls (The Penguins' Money Talks) the CD includes a pinch of blues rock (Sonny Boy Williamson's Ninety Nine, Jerry McCain's I'm A Man-like That's What They Want), acoustic country blues (John Lee Hooker's I Need Some Money which is a cover of Barrett Strong's Money) and acoustic piano blues (Memphis Minnie's Million Dollar Blues). As on every Koko-Mojo CD there's a couple of early sixties stompers like (I'm Gonna) Spend My Money by the appropriately named Poor Boys, Moss Tolbert's Money In My Pocket, Eddie Burns' (Don't Be) Messing With My Bread and Willie Jones' ska rhythm based Where's My Money. Billy Hamlin's If You Ain't Got No Bread also features ska, while Jimmy Witherspoon's Money's Getting Cheaper even includes gospel inspired jazzy organ sounds that will not please everybody. When we add up the bill this makes for a nice CD that you should definitely buy.... if you have the money! Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky) |
SOLDIER
BOY Vorig
jaar recenseerde ik de Jasmine CDs Win The War Blues (JASMCD 3147)
(25 tracks 1938-1950) en Back To Korea Blues (JASMCD 3150) (25 tracks
1945-1955) met songs over de tweede wereldoorlog en de Koreaanse oorlog,
deze Koko-Mojo CD met 28 tracks 1941-1963 behandelt dezelfde thema’s
maar focust op zwarte rock 'n' roll en de muziek die aan de basis
van die rock 'n' roll lag. Die muziek reflecteert uiteraard de maatschappelijke
positie en de rol van de Afro-Amerikanen tegenover het leger en de
oorlog (kort geschetst: in de maatschappij hadden ze minder rechten
dan de blanken maar als kanonnenvlees waren ze goed genoeg) en het
zou ons verbazen moest er nog niemand een dik boek hebben geschreven
over de échte GI Blues. Hoofdstukken in boeken in elk geval
wel, zoals het door Bob Groom geschreven Beyond The Mushroom Cloud:
A Decade Of Disillusion In Black Blues And Gospel Song, hoofdstuk
9 in David Evans' in 2008 bij de University Of Illinois Press verschenen
boekwerk Rambling On My Mind, New Perspectives On The Blues. Voor
ons telt enkel de muziek, op deze Soldier Boy (met vier verschillende
nummers getiteld Soldier Boy en vier verschillende nummers getiteld
Lonely Soldier) uitgevoerd door veel bekende artiesten maar dan met
vergeten songs, zoals Lloyd Price met de New Orleans rocker Mailman
Blues en bluesman JB Lenoir's I'm In Korea voorafgegaan door de intro
"take 2". Voor het overgrote merendeel vergeten songs, moet
ik zeggen, want het hier ook op staande Soldier Boy van The Shirelles
is natuurlijk terecht een golden oldie. Het zijn trouwens niet alleen
songs die verwijzen naar de tweede wereldoorlog of naar Korea, maar
ook naar de toen nog verplichte legerdienst die verliefde koppels
van elkaar scheidde. De muziek omvat zowat alle zwarte stijlen uit
de jaren '40 en '50 van medium tempo fifties rhythm 'n' blues rock
'n' roll (Guitar Slim's A Letter To My Girlfriend, Arthur "Big
Boy" Crudup's The War Is Over) tot pure rock 'n' roll (Ernest
Tucker 's Have Mercy Uncle Sam), pré-rock 'n' roll swing (Cousin
Joe's Desperate GI Blues), bluesrock (Teddy Reynolds & the Twisters'
I Thought The War Was Over), early sixties (Little Bernie & the
Cavaliers' Lonely Soldier, Prince Love & his Royal Knights' Don't
Want No War, Jerry Butler's A Lonely Soldier, Bobby John's Lonely
Soldier), meidenpop (The Shondells' Don't Cry My Soldier Boy, het
platte Soldier Boy van The Montells dat misschien een antwoord op
The Shirelles was), piano blues (Wee Bea Booze's Uncle Sam Come And
Get Him, Johnny Moore's Three Blazers's End O' War Blues), doo-wop
ballades (The Four Fellows' Soldier Boy, The Illusions' Lonely Soldier),
door gospel beïnvloede vocal harmony (The Five Breezes' My Buddy
Blues), ragtime (Brownie McGhee's Swing Soldier Swing), zelfs crooners
(de grote Ella Fitzgerald's Soldier Boy) en uiteraard pure blues (Luke
"Long Gone" Miles' War Time Blues, Lightnin Slim's GI Slim,
Muddy Waters' She's All Right, Yank Rachell's Army Man Blues, Big
Bill Broonzy's In the Army Now).
Last
year I reviewed the Jasmine CDs Win The War Blues JASMCD 3147 (25
tracks 1938-1950) and Back To Korea Blues JASMCD 3150 (25 tracks 1945-1955)
with songs about World War II and the Korean War, this Koko-Mojo CD
with 28 tracks 1941-1963 covers the same ground but focuses on black
rock 'n' roll and the music that formed the basis for that rock 'n'
roll. This music obviously reflects the social position and the role
of the African-Americans towards the army and the war (in short: in
society they had fewer rights than white folks but as cannon fodder
they were good enough) and we would be surprised if no one has already
written a thick study about the real GI Blues. Chapters in books have
been indeed written about it, like Bob Groom's Beyond The Mushroom
Cloud: A Decade Of Disillusionment In Black Blues And Gospel Song,
chapter 9 in David Evans' book Rambling On My Mind, New Perspectives
On The Blues, published in 2008 by the University Of Illinois Press.
To us only the music matters, as performed on this CD (with four different
songs titled Soldier Boy and four different songs titled Lonely Soldier)
by several well-known artists whose army related songs have been forgotten,
such as Lloyd Price's New Orleans rocker Mailman Blues and bluesman
JB Lenoir's I'm In Korea introduced as "take 2". Largely
forgotten , I must say, as The Shirelles' Soldier Boy featured here
is of course a certified golden oldie. Not all songs refer to World
War II or Korea by the way, some deal with the at that time still
mandatory military service that separated young couples. The music
includes just about every black style of the 1940s and 1950s ranging
from medium tempo fifties rhythm 'n' blues rock 'n' roll (Guitar Slim's
A Letter To My Girlfriend, Arthur "Big Boy" Crudup's The
War Is Over) to pure rock 'n' roll (Ernest Tucker 's Have Mercy Uncle
Sam), pre-rock 'n' roll swing (Cousin Joe's Desperate GI Blues), blues
rock (Teddy Reynolds & the Twisters' I Thought The War Was Over),
early sixties (Little Bernie & the Cavaliers' Lonely Soldier,
Prince Love & his Royal Knights' Don't Want No War, Jerry Butler's
A Lonely Soldier, Bobby John's Lonely Soldier), girl group sounds
(The Shondells' Don't Cry My Soldier Boy, The Montells' rather flat
Soldier Boy which may have been an answer to The Shirelles), piano
blues (Wee Bea Booze's Uncle Sam Come And Get Him, Johnny Moore's
Three Blazers' End O' War Blues), doo-wop ballads (The Four Fellows'
Soldier Boy, The Illusions' Lonely Soldier), gospel-influenced vocal
harmony (The Five Breezes' My Buddy Blues), ragtime (Brownie McGhee's
Swing Soldier Swing), even crooners (the great Ella Fitzgerald's Soldier
Boy) and of course pure blues (Luke "Long Gone" Miles' War
Time Blues, Lightnin Slim's GI Slim, Muddy Waters' She's All Right,
Yank Rachell's Army Man Blues, Big Bill Broonzy's In the Army Now).
|
29 september 2021
Vinyl Recensie
THAT
ROCK 'N' ROLL RHYTHM/ TAMMI SAVOY & THE CHRIS CASELLO COMBO Tammi
Savoy is een Amerikaanse rock 'n' roll zangeres die er period perfect
uitziet en naast de muziek actief is als forties tot sixties fotomodel.
Ook muzikaal kleurt ze buiten de strikt afgebakende jaren '50 lijntjes
door even goed te dippen in blues, soul en Motown en elementen daarvan
te gebruiken in haar muzikale mix van zwarte rock 'n' roll, jump blues,
jazz, swing en country. In haar thuisstad Chicago maakte ze deel uit
van tribute acts voor Ray Charles, Aretha Franklin, Diana Ross en
Jackie Wilson (dat laatste als achtergrondzangeres voor Wilson's zoon
Bobby Brooks Wilson) en in 2019 won ze de Ameripolitan award voor
Rockabilly Female Of The Year. Het opvallendste daarbij is - letterlijk
en figuurlijk - dat Savoy Afro-Amerikaanse is en dat is anno 2021
ondanks het feit dat rock 'n' roll van origine voor pakweg 50% zwarte
muziek is nog steeds geen evidentie, zeldzame uitzonderingen als The
Extraordinaires en Earl Jackson niet te na gesproken. Savoy's vaste
gitarist is Chris Casello die wij leerden kenden als begeleider van
Johnny Powers en Jack Scott en hun samenwerking leverde tot nu twee
promo CDs op alsmede de in 2018 verschenen vinyl Swelltune single
Big Baby/ Ain't Givin' Up Nothin' (SR45-005) op die ook op hun vorig
jaar verschenen officiële albumdebuut That Rock 'n' Roll Rhythm
(Swelltune SRCD-003) stond. Deze Bullseye LP is daar nu de vinyl versie
van met alle twaalf nummers van de CD. Tammi
Savoy is an American rock 'n' roll singer who looks period perfect
and also works as a 1940s to 1960s photo model. Musically she also
colors outside the strictly defined 1950s contours by dipping equally
into blues, soul and Motown and using elements of these genres in
her musical bag of black rock 'n' roll, jump blues, jazz, swing and
country. In her hometown Chicago she sang with tribute acts for Ray
Charles, Aretha Franklin, Diana Ross and Jackie Wilson (as a backing
singer for Wilson's son Bobby Brooks Wilson) and in 2019 she won the
Ameripolitan award for Rockabilly Female Of The Year which is all
the more remarkable as she is Afro-American, which despite exceptions
like The Extraordinaires and Earl Jackson is still not obvious in
the year 2021 even though rock 'n' roll is by definition say 50% black
music. Savoy's regular guitarist is Chris Casello who we first saw
as Johnny Powers and Jack Scott's preferred guitar slinger and his
collaboration with Tammi Savoy so far yielded two promo CDs as well
as the 2018 vinyl Swelltune single Big Baby / Ain't Givin' Up Nothin'
(SR45-005) which was also featured on their official album debut That
Rock 'n' Roll Rhythm (Swelltune SRCD-003) released last year. This
Bullseye LP is the vinyl version of that Swelltune album with all
twelve tracks from the CD. |
CD Recensies
ROCKABILLY
STAR/ JAKE CALYPSO & HIS RED HOT Hervé
Loison maakt al rock 'n' roll platen sinds begin jaren' 80 met bands
als The Corals (op Mac Records), Mystery Train (onder meer op Rockhouse),
Hot Chickens, The Nut Jumpers en Wild Boogie Combo. Jake Calypso ontstond
in 2009 om authentieke rockabilly te spelen, maar het idee van dat
authentieke is al lang ingehaald door de magisch-realistische realiteit
dat Loison in zijn enthousiasme eigenlijk gewoon zijn zin doet, daarin
perfect geruggesteund door zijn vaste begeleiders Christophe Gillet
op gitaar en Thierry Sellier op drums (de contrabassist wisselt nogal
eens of desnoods bespeelt Loison die zelf, op deze CD is het Ben D.
Driver die regelmatig bast voor Jake Calypso live on stage) die Loison
uitstekend backen en hem voorts laten doen waar hij goed in is: aan
de lopende band nieuwe songs spuien en frontman spelen die een knettergekke
live show ten beste geeft. Deze nieuwe CD, de zevende onder de naam
Jake Calypso (+ twee Best Of's) vindt zijn muzikale inspiratie in
midden jaren '80, de periode vlak ná The Corals, toen Loison
op zijn eentje cassettebandjes volspeelde waarvan uiteindelijk drie
songs hun weg vonden naar een 3 track vinyl EP die in 1986 uitkwam
onder de naam Teddy Best, een EP die zelfs voor Loison heel bizar
klinkt, want hoe moet je dat noemen? Neo misschien? Rockabilly Star
bevat 12 nieuwe songs waarvan er 11 geschreven werden tussen 1982
en 1985, en opener Rockabilly By Plane is het soort medium tempo zware
bopper met spacy geluidseffecten die resoluut op de dansvloer mikt,
het soort nummer dat 20 jaar geleden in onze scene erg modern was
en toen op vinyl single gegarandeerd een clubhit zou geworden zijn.
In dat geval had de op een geschifte manier van tekst veranderende
bopper Jeane And Jane zeker op de B-kant gemogen voor dubbelzijdige
actie. Het melodieuze medium tempo Blue Moon Bill is meer countrybilly
gericht, en voorts bevat de CD vooral tongtwistende boppers (I'm Just
A Boppin' Cat, My Baby Is Gone, Alone With My Cats And Dogs, She Bops
Around The Clock) naast memphisbilly (Rockabilly Star), rockabilly
strolls (Edwige My Girl) en rockaballads (If I Knew How, I Kept Our
Love). Sommige daarvan bevatten moderne akkoorden en de CD sluit af
met het in 2020 geschreven rock 'n' roll pop nummer 21st Century Boy,
met "pop" in de betekenis van I Fought The Law. Verschillende
songs zijn voorzien van Loison's gepatenteerde jodel die het midden
houdt tussen een hinnikend paard en Tibetaanse keelklanken. De sound
van de CD is krachtig en modern, en daardoor aanstekelijk en uitnodigend.
Prima schijfje, want zolang er Hervé Loison's op deze wereld
rondlopen die volharden in de boosheid zie ik de toekomst van de rock
'n' roll met een gerust gemoed tegemoet. Hij schreef de titeltrack
Rockabilly Star in 1983, en bijna 40 jaar later is hij dat inderdaad.
De LP versie is besteld, maar door de vertragingen in de vinyl productie
waarbij de kleintjes natuurlijk de duimen moeten leggen voor Abba
en Adele zou die er pas ten vroegste komen in de lente van 2022. Around
The Shack is Loison's eigen label. Hervé Loison has already been making rock 'n' roll records since the early 1980s with bands like The Corals), Mystery Train, Hot Chickens, The Nut Jumpers and Wild Boogie Combo. Jake Calypso was born in 2009 to play authentic rockabilly, but the idea of that authenticity has long since been overtaken by the magical-realistic reality that Loison in all his enthusiasm is simply doing whatever he feels like, accompanied by his regular conspirators Christophe Gillet on guitar and Thierry Sellier on drums (the double bass changes quite often and if necessary Loison plays it himself, on this CD it's Ben D. Driver who regularly plays bass for Jake Calypso live on stage) who back Loison up perfectly and let him do what he does best: deliver an endless array of new songs and be the front man who puts on a crazy live show. This new CD, the seventh under the Jake Calypso moniker (+ two Best Of's) takes its inspiration in the mid 1980s, the period just after The Corals, when Loison recorded dozens if not hundreds of cassette tapes on his own of which eventually three songs found their way onto a 3 track vinyl EP that came out in 1986 under the name Teddy Best, an EP that sounds very bizarre even for Loison, because how do you call this? Neo perhaps? Rockabilly Star contains 12 new songs, 11 of which were written between 1982 and 1985, and opening track Rockabilly By Plane is the kind of medium tempo heavy bopper with spacy sound effects that aims resolutely for the dance floor, the kind of song that was very modern in our scene 20 years ago and would have been a guaranteed club hit if released on vinyl single back in the day. In that case the in odd ways lyric changing bopper Jeane And Jane could have been an ideal flip for double-sided action. The melodic medium tempo Blue Moon Bill is more countrybilly oriented and the CD furthermore CD contains mostly tongue twisting boppers (I'm Just A Boppin' Cat, My Baby Is Gone, Alone With My Cats And Dogs, She Bops Around The Clock) in addition to memphisbilly (Rockabilly Star), rockabilly strolls (Edwige My Girl) and rockaballads (If I Knew How, I Kept Our Love). Some of these songs include modern chord changes and the CD finishes with the recently written rock 'n' roll pop number 21st Century Boy, with "pop" in the sense of I Fought The Law. Several songs feature Loison's patented yodel that is somewhere in between a whinnying horse and Tibetan guttural throat singing. The sound of the CD is powerful and modern, and therefore catchy and inviting. I like this because as long as there are Hervé Loison's walking this earth persisting in their mission the future of rock 'n' roll is guaranteed. He wrote the title track Rockabilly Star in 1983, and almost 40 years later he became one indeed. The LP order has been placed but due to the worldwide delays in vinyl production with the small independants losing out to Abba and Adele lobbying to get their LP’s in the stores in time for christmas, it wouldn't be availaale before spring 2022 at the earliest. Around The Shack is Loison's own label. Info: www.jakecalypso.com (Frantic Franky) |
ROCK
'N' ROLL WEEKENDER SOUNDTRACK 2020 Sinds
minstens 2008 verschijnt er elk jaar naar aanleiding van de Part Records
Walldorf Whitsun Weekender een "soundtrack" CD, een sampler
met de bands die dat jaar op de populaire Duitse weekender optreden.
In 2020 ging het festival niet door wegens corona maar die CD was
al wel klaar en wordt nu een jaar later alsnog uitgebracht om een
klein deel van de gemaakte en lopende onkosten te dekken. De CD bevat
18 tracks van evenveel bands uit Amerika, Engeland, Duitsland, Italië,
Spanje, Oostenrijk, Frankrijk én Nederland en omvat zo ongeveer
alle rock 'n' roll stijlen die momenteel in ons wereldje populair
zijn. Onweerstaanbare authentieke sax jive als Cherry Casino &
the Gamblers' The Party 's Going On en de al even dansbare swing jive
van Rockin’ Em (Bellissimo) en van The Lucky Lucianos die Bill
Haley channelen in Rimini Rock 'n' Roll staat daarbij diametraal tegenover
cleane rechtdoor teddy boy rock 'n' roll uit de bovenste schuif met
de Nederlandse trots Ronnie Nightingale & the Haydocks (The Teds
Are Still Alive), terwijl The Edwardian Devils daarentegen in tegenstelling
tot wat je op basis van hun naam zou veronderstellen geen teddyboy
rock 'n' roll brengen maar snedige memphisbilly, althans in dit nummer
Long Black Train. De CD bevat uiteraard hedendaagse interpretaties
van rockabilly zoals medium tempo countrybilly (Sailin' To Italy van
The Same Old Shoes), moderne billy (Summertime Baby Blues van The
Tri-Gantics) en het pittige Another Bar Room Death van Matchbox frontman
Graham Fenton dat door Darrel Higham's gitaarwerk tot eenzame, knappe
Blue Caps hoogte wordt getild. Ook The Round Up Boys doen met I'm
Lookin' I'm Likin' een gooi naar de Gene Vincent & the Blue Caps
sound anno 1956 maar zij eindigen op de tweede plaats. Er is compleet
van de pot gerukte gekte van Rimshots frontman John Lewis die in Wipe
Me Out zijn innerlijke Johnny Bach nog eens bovenhaalt, pure gitaarsurf
(Tijuana Tequila van Cobra Express) en acapella doo-wop met The Velvet
Candles (The Sun, het enige onuitgebrachte nummer op de CD?), want
dat kan allemaal daar op het podium in Walldorf en het mag allemaal
op deze CD, ook stevige moderne rechtdoor rock 'n' roll van The Honky
Tonk Pouders (It Must Be Love, tot nu toe enkel verkrijgbaar op vinyl)
en zelfs moderne, harde sax ska stomp van Paddlecell (Ghost Girl).
The Booze Bombs (Crazy Love) brengen moderne bluesbop met gemene mondharmonica,
el primitivo bluesbop is er van Wild Boogie Combo (Without One Million),
het blues alter ego van wackobillies Jake Calypso & his Red Hot
op wier Who Knocks On My Door het al even goed boppen is. Het mooie
bij dit alles qua representatief overzicht is dat er heus niet alleen
bands van Part Records zelf op staan maar ook van andere labels, en
dat het bovendien ook niet persé eigen composities moeten zijn
waarvan de platenfirma de rechten zelf in handen heeft, ten bewijze
The Delta Bombers met hun powercover van Bob Luman's This Is The Night
op Killertone Records. Eén uurtje bij de les blijven en u staat
weer helemaal bij in het rock 'n' roll landschap anno 2021, of in
elk geval in dat van 2020. If the good Lord's willing and the creeks
don't rise gaat de volgende Walldorf Weekender door van 4 tot 6 juni
2022. Since at least 2008 the Part Records Walldorf Whitsun Weekender releases a "soundtrack" CD, a sampler featuring the bands performing at the popular German weekender that year. In 2020 the festival did not take place due to corona but the CD was already finished and gets a release now one year later in order to cover a small part of the ongoing expenses involved in running an annual weekender festival. The CD contains 18 tracks from 18 band from America, England, Germany, Italy, Spain, Austria, France and Holland and includes all the different rock 'n' roll styles currently popular in our scene. Irresistible authentic sax jive like Cherry Casino & the Gamblers' The Party 's Going On and the equally danceable swing jive of Rockin' Em (Bellissimo) and of The Lucky Lucianos channeling Bill Haley in Rimini Rock 'n' Roll are juxtaposed against excellent clean straight ahead teddy boy rock 'n' roll from Dutch pride Ronnie Nightingale & the Haydocks (The Teds Are Still Alive), while The Edwardian Devils on the other hand, contrary to what you might assume based on their name, do not serve teddy boy rock 'n' roll but cutting edge mMemphisbilly, at least here in their song Long Black Train. The CD includes of course contemporary interpretations of rockabilly such as medium tempo countrybilly (Sailin' To Italy by The Same Old Shoes), modern billy (Summertime Baby Blues by The Tri-Gantics) and the mighty fine Another Bar Room Death by Matchbox frontman Graham Fenton which is lifted to lonesome beautiful Blue Caps heights thanks to Darrel Higham's guitar magic. The Round Up Boys also take a stab at the 1956 Gene Vincent & the Blue Caps sound with I'm Lookin' I'm Likin' but they finish in second place. There's utter craziness from Rimshots frontman John Lewis who once again brings out his inner Johnny Bach in Wipe Me Out, pure guitar surf (Tijuana Tequila from Cobra Express) and acapella doo-wop with The Velvet Candles (The Sun, the only unreleased song on the CD? ), because all of this is welcome on the Walldorf stage and it's all represented on this here CD, as well as solid modern straight ahead rock 'n' roll from The Honky Tonk Pouders (It Must Be Love, so far only available on vinyl) and even modern, hard sax ska stomp from Paddlecell (Ghost Girl). The Booze Bombs (Crazy Love) deliver modern blues bop with a mean mouth harp, el primitivo blues bop is the domain of Wild Boogie Combo (Without One Million), the blues alter ego of wackobillies Jake Calypso & his Red Hot whose Who Knocks On My Door provides equally good boppin'. The nice thing about this representative overview is that it does not only include bands from Part Records but also from other labels, and that it does not necessarily have to be original compositions of which the record company owns the rights, as proven by The Delta Bombers and their power cover of Bob Luman's This Is The Night on Killertone Records. In only one hour you're up to date with the 2021 rock 'n' roll landscape, or at least the 2020 rock 'n' roll landscape. If the good Lord's willing and the creeks don't rise, the next Walldorf Weekender will take place June 4-6, 2022. Info: www.part-records.de en www.walldorf-weekender.net (Frantic Franky) |
22 september 2021
SHOUT
SHOUT KNOCK YOURSELF OUT/ ERNIE MARESCA
Shout
Shout Knock Yourself Out, op deze CD te horen in zowel de monoversie
verschenen op single als de stereo LP versie met een nog geprononceerdere
drum, is en blijft een fantastisch schijfje dat zestig jaar na datum
nog steeds klinkt als een klok, een krachtige rock 'n' roll productie
boordevol levenslust. Was Ernie Maresca een one hit wonder? Ja, omdat
hij maar één hit scoorde, en nee, omdat hij een erg
succesvolle songsmid was die verschillende hits voor andere artiesten
schreef waarvan de bekendste Runaround Sue en The Wanderer voor Dion
waren. Misschien scoorde hij zelf niet meer om de eenvoudige reden
dat hij nu eenmaal niet de beste zanger ter wereld was (zijn stem
is nogal flat en hij kreeg zijn contract alleen aangeboden omdat hij
die hits voor Dion had geschreven) en zijn andere singles, ondanks
enkele opgewekte uptempo nummers als Mary Jane, Down On The Beach,
How I Cry en Something To Shout About (met als refrein "twist
and shout till we knock ourselves out") géén Shout
Shout Knock Yourself Out's waren. Ze missen dat exuberante en dat
levendige, en I Don't Know Why, Crying Like A Baby Over You, Some
Day You'll Change Your Ways, They Don't Know, I'm Gonna Make It Somehow,
Subway Blues (het moet niet altijd over treinen gaan), Can't Forget
About You, How Many Times, het What Am I Living For-achtige What Good
Is Living en het op ragtime gebaseerde Lonesome Blues zijn als puntje
bij paaltje komt gewoon middelmatige teen pop. Wat niét op
de CD staat is Maresca's originele demo van The Wanderer uit 1957
die in 2000 op de Ace CD The Original Wanderer, The Songs And Sounds
Of Ernie Maresca (CDCHD762) stond, een CD enigszins vergelijkbaar
met deze Jasmine CD maar met veel minder nummers van Maresca zelf.
Shout
Shout Knock Yourself Out, on this CD in both the mono version released
on 45 as well as the stereo LP version with an even more pronounced
drum, is and remains a fantastic song which sixty years later still
sounds like a powerful rock 'n' roll production brimming with zest
for life. Was Ernie Maresca a one hit wonder? Yes, because he only
scored one hit, and no, because he was a very successful composer
who wrote several hits for other artists of which the best known are
Runaround Sue and The Wanderer for Dion. Perhaps he didn't score any
more hits himself for the simple reason that he wasn't the best singer
in the world (his voice is rather flat and he was only offered his
contract because he had written those hits for Dion) and his other
singles, despite a couple of upbeat uptempo songs like Mary Jane,
Down On The Beach, How I Cry and Something To Shout About (with the
refrain "twist and shout till we knock ourselves out") were
no Shout Shout Knock Yourself Out's. They lack that exuberance and
that liveliness, and I Don't Know Why, Crying Like A Baby Over You,
Some Day You'll Change Your Ways, They Don't Know, I'm Gonna Make
It Somehow, Subway Blues (it doesn't always have to be about trains),
Can't Forget About You, How Many Times, the What Am I Living For-like
What Good Is Living and the ragtime based Lonesome Blues are when
all is said and done mediocre teen pop. Not on the CD is Maresca's
original 1957 demo of The Wanderer featured on the 2000 Ace CD The
Original Wanderer, The Songs And Sounds Of Ernie Maresca CDCHD762,
a CD somewhat similar to this Jasmine CD but with far fewer songs
by Maresca himself. |
THE
HARLEM HOTSHOTS, SPOTLIGHT ON/ FRANKIE & LEWIS LYMON
Frankie
Lymon was de eerste rock 'n' roll casualty: in 1956 op zijn veertiende
een millionseller met zijn debuutsingle Why Do Fools Fall In Love,
op zijn achttiende een has-been, en in 1968 op zijn 25ste dood door
een overdosis heroïne. Er zijn verschillende CD’s van Frankie
Lymon & the Teenagers in omloop, van zijn jongere broer Lewis
Lymon & the Teenchords al heel wat minder, en dit is bij ons weten
de eerste CD die opnames van beide broers bundelt. De twintig tracks
1956-1961 van Frankie en acht tracks 1957-1958 van Lewis back to back
beluisteren is misschien een goeie aanleiding om het debat over wie
van de twee de beste zanger was opnieuw aan te zwengelen. Frankie
is uiteraard de bekendste, maar de minder hoge stem van Lewis, op
een aantal nummers bovendien duidelijk gemodelleerd op die van zijn
broer, moet vocaal zeker niet onderdoen voor Frankie. De meeste van
Frankie's nummers lijken op Why Do Fool Fall In Love (en Lewis' songs
als Honey Honey (You Don't Know), I'm Not Too Young To Fall In Love
en het Why Do Fools Fall In Love antwoord I Found Out Why lijken dan
ook nog eens op die van Frankie), zijn even goed en hebben ook bijna
allemaal een saxsolo, maar je moet wel een hoge doo-wop factor hebben
om na een half uur niet de weubes te krijgen van zijn hoge, enerverende
stemmetje. Al zijn bekende uptempo doo-wop rock 'n' roll nummers als
The ABC's Of Love, Baby Baby en I'm Not A Juvenile Delinquent zijn
aanwezig. Ook op de CD: het Book Of Love-achtige I Promise To Remember
en Frankie's gelukzalige covers van Buzz Buzz Buzz, Diana, Short Fat
Fannie, Waitin' In School, Wake Up Little Susie, het Who Put The Bomp
antwoord I Put The Bomp uit 1961 toen zijn stem al gezakt was en zelfs
Jailhouse Rock, want de CD maakt duidelijk dat er vrij snel geopteerd
werd voor de gemaksoplossing van het coveren van andermans hits. Een
ander deel van Frankie's nalatenschap te horen op deze CD is zijn
rock 'n' roll versie van crooner swing met nummers als Goody Goody,
My Baby Just Cares For Me, Let's Fall In Love en Mama Don't Allow.
Da's goed voor de dansers natuurlijk, en de niet-dansers onder u dienen
vooral te onthouden dat deze CD één medium tempo song
niet te na gesproken alleen maar uptempo materiaal bevat. Lewis Lymon
heb ik in Hembsy één keer de hits van zijn broer zien
vertolken, maar ook hij legde intussen het loodje toen hij in 2013
op 69-jarige leeftijd overleed. Je kan de broers dus nooit meer live
on stage zien, maar je kan ze voor altijd blijven horen op deze CD.
Frankie Lymon was rock 'n' roll's first casualty: in 1956 at the age of fourteen he scored a million seller with his debut single Why Do Fools Fall In Love, at eighteen he was a has-been, and in 1968 he died from a heroin overdose when he was only 25. There are several CDs of Frankie Lymon & the Teenagers available but hardly any of his younger brother Lewis Lymon & the Teenchords, and this is to our knowledge the first CD to compile recordings of both singing sensations. Listening to Frankie's twenty tracks 1956-1961 and Lewis' eight tracks 1957-1958 presents a good opportunity to reignite the debate which of the two was the best singer, as Frankie is of course best known but Lewis' less high-pitched voice, on a number of tracks clearly modeled on his brother's, is in vocal terms most certainly not inferior to Frankie's. Most of Frankie's songs here sound like Why Do Fool Fall In Love (and Lewis' songs like Honey Honey (You Don't Know), I'm Not Too Young To Fall In Love and the Why Do Fools Fall In Love answer I Found Out Why sound like Frankie's), are as good and feature a sax solo, but you need to possess a high degree of doo-wop tolerance in order to stand his high unnerving voice for more than half an hour. All his well known uptempo doo-wop rock 'n' roll songs like The ABC's Of Love, Baby Baby and I'm Not A Juvenile Delinquent are here, as well as the Book Of Love-esque I Promise To Remember and his joyful covers of Buzz Buzz Buzz, Diana, Short Fat Fannie, Waitin' In School, Wake Up Little Susie, the 1961 Who Put The Bomp answer I Put The Bomp when his voice had already dropped and even Jailhouse Rock, for the CD makes clear that the record company quickly opted for the convenience solution of covering other people's hits. Another part of Frankie's legacy heard on this CD is his rock 'n' roll version of crooner swing with songs like Goody Goody, My Baby Just Cares For Me, Let's Fall In Love and Mama Don't Allow. That's good news for the dancers of course, and those of you with two left feet have to remember that this CD except for one medium tempo song contains only uptempo material. I saw Lewis Lymon once in Hemsby performing his famous brother's hits, but he too died in the meantime in 2013 at the age of 69. You will never see the brothers live on stage again, but you can listen to them forever on this CD. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
TRAGEDY/
THOMAS WAYNE
Bij
Bear Family zou deze 22 track CD met Thomas Wayne's complete opnames
van 1958 tot 1962 voor vijf verschillende labels The Sun Years, Plus
hebben geheten, al is zijn link met het legendarische label uit Memphis
miniem: hij bracht in 1962 één single uit op Sun sublabel
Phillips International en een origineel onuitgebrachte Sun heropname
van zijn eigen ballade Tragedy verscheen pas in 1989. Dat ie op Sun
terechtkwam was geen toeval want zijn volledige naam luidde Thomas
Wayne Perkins en hij was de jongere broer van Luther Perkins, geen
familie van Carl Perkins maar de gitarist van Johnny Cash. Hij woonde
in Memphis, ging naar dezelfde middelbare school als Elvis (zij het
enkele jaren ná Elvis), had in zijn bandje op gitaar de latere
producer Chips Moman en nam in Memphis op voor Fernwood Records, een
platenlabel opgezet door Sun alumni Scotty Moore en Jack Clement.
Naast Tragedy, in 1958 op zijn achttiende een hit en een gouden plaat,
zijn Wayne's belangrijkste wapenfeiten zijn rockabilly debuutsingle
You're The One That Done It en zijn originele versies van Elvis' Girl
Next Door Went A-Walking die inderdaad helemaal op Elvis leest is
gestoeld en van Troy Shondell's minder bekende pop ballade This Time.
Die staan hier uiteraard allemaal op, als onderdeel van de A- en B-kant
van de negen singles die Wayne uitbracht tot 1962. De CD, bij ons
weten Wayne's allereerste verzamel album, bevat de drie versies van
Tragedy (de originele in 1958 in de Hi Records studio met Bill Black
op bas en Scotty Moore op gitaar opgenomen Fernwood versie, dezelfde
opname in het kielzog van het succes van de Tragedy cover van The
Fleetwoods door Fernwood voorzien van violen, en de Sun versie in
1962 opgenomen in Sam Phillips' tweede Sun studio gelegen Madison
Avenue 639 die heel erg aanleunt bij de originele Fernwood versie),
een sympatieke cover van Charlie Rich's ook op Phillips International
verschenen Gonna Be Waitin', niet onaardige teen rock (Saturday Date,
Scandalizing My Name, No More No More) en vooral pop (Pancho Villa)
en ballades (Eternally, Just Beyond, Guilty Of Love, Stop The River),
allemaal net als Tragedy met een vrolijk meisjeskoortje erachter.
Ook die ene Phillips International single I’ve Got It Made/
The Quiet Look, volgens de geijkte formule van een snel nummer gekoppeld
aan een ballade, is vrij onopmerkelijke pop. Wel opmerkelijk is dat
alle 19 Thomas Wayne nummers hier werden geproduced door Scotty Moore!
Bear
Family would have titled this 22 track CD with Thomas Wayne's complete
recordings until 1962 for five different labels The Sun Years, Plus
even though his link with the legendary yellow label from Memphis
is minimal: in 1962 he released one single on Sun sublabel Phillips
International, and an originally unreleased Sun re-recording of his
own ballad Tragedy only saw the light of day in 1989. That he ended
up on Sun was no coincidence as his full name was Thomas Wayne Perkins,
the younger brother of Luther Perkins, no relation to Carl Perkins
but the guitarist of Johnny Cash. He lived in Memphis, went to the
same high school as Elvis (albeit a few years after Elvis), had in
his band on guitar Chips Moman who would go on to become a famous
producer, and recorded in Memphis for Fernwood Records, the record
label set up by Sun alumni Scotty Moore and Jack Clement. Besides
Tragedy, a hit and gold record in 1958 whe he was just eighteen, Wayne's
main achievements are his rockabilly debut single You're The One That
Done It and his original versions of Elvis' Girl Next Door Went A-Walking
which indeed sounds very Elvis, and of Troy Shondell's lesser known
pop ballad This Time. They are of course on here as part of the A
and B sides of the nine singles Wayne released through 1962. The CD,
to our knowledge Wayne's very first compilation album, contains the
three versions of Tragedy (the original 1958 Fernwood version recorded
at Hi Records studio with Bill Black on bass and Scotty Moore on guitar,
the same recording in the wake of the success of The Fleetwoods' hit
cover of Tragedy overdubbed with violins by Fernwood, and the 1962
Sun version recorded at Sam Phillips' second Sun studio located 639
Madison Avenue which sounds very similar to the original Fernwood
version), a sympathetic cover of Charlie Rich's Phillips International
release Gonna Be Waitin', not unpleasant teen rock (Saturday Date,
Scandalizing My Name, No More No More) and a lot of pop (Pancho Villa)
and ballads (Eternally, Just Beyond, Guilty Of Love, Stop The River),
all like Tragedy with a cheerful girl chorus behind them. His lone
Phillips International single I've Got It Made/ The Quiet Look, following
the standard formula of a fast song paired with a ballad, is also
fairly unremarkable pop. What is remarkable though is that all 19
Thomas Wayne songs here were produced by Scotty Moore! |
15 september 2021
MEET
ME AT THE HOP
Net
wanneer je denkt dat Bear Family alleen nog maar thema CD’s
uitbrengt verschijnt deze, zonder thema en voorzien van de ondertitel
"33 cruisin' dreams", een selectie van een handvol bekende
maar voornamelijk minder bekende songs van vooral eind '50 begin'
60, de exacte timeframe is 1954-1964. Bekende songs zijn Ricky Nelson's
Poor Little Fool, The Elegants' dromerige nummer één
Little Star, Ronnie Love's originele versie van de popcorn stroller
Chills And Fever, Hank Ballard & the Midnighters' hard strollende
(die door merg en been snijdende gitaarsolo!) Look At Little Sister,
Little Anthony & the Imperials' exotische Shimmy Shimmy Ko Ko
Bop, en The Mystics' Hushabye. Hun Don't Take The Stars staat er ook
tussen, een nummer duidelijk beïnvloed door Little Darling van
The Gladiolas/ The Diamonds, net als Darrell MCall's My Girl. De CD
opent met de nauwelijks bekende maar erg getrouwe en daarom even goede
Bell budget cover van At The Hop door Barry Frank, het tegenovergestelde
zijn minder bekende songs van bekende artiesten zoals Lavern Baker's
popcorn rocker Bumble Bee. Naast veel zowel zwarte als blanke uptempo
doo-wop (Two Broken Hearts van The Del Satins, One Bad Stud van The
Honey Bears, Stars In The Skies van The Chanters, Dorothy van The
Hi-Fives, Your Last Chance van Lewis Lymon & the Teenchords) bevat
At The Hop uiteraard een paar hemelse ballades (Lovers Never Say Goodbye
van The Flamingos, For Your Love van Ed Townsend) en rockaballads
(You're So Fine van The Falcons, I'm In The Mood For Love van The
Chimes), naast cleane rock 'n 'roll en teen rock (Girl After Girl
van Troy Shondell, Destiny van Larry Tamblyn, Pickin' On The Wrong
Chicken van The Five Stars, String Along van Fabian), meidenpop (Triangle
van Janie Grant, Why Am I So Shy van The Three Pennies alias The Penny
Sisters alias The English Muffins) en de fantastische jazz noir sax
instrumental Harlem Nocturne van The Viscounts.
Just
when you think Bear Family has limited itself to releasing themed
CD’s this compilation appears, without a subject and subtitled
"33 cruisin' dreams," a selection of a handful of well-known
but mostly lesser known songs from for the most part the late 1950s
and early 1960s, the exact time frame being 1954-1964. Golden oldies
include Ricky Nelson's Poor Little Fool, The Elegants' dreamy number
one Little Star, Ronnie Love's original version of the popcorn stroller
Chills And Fever, Hank Ballard & the Midnighters' hard strolling
(that bone cutting guitar solo!) Look At Little Sister, Little Anthony
& the Imperials' exotic Shimmy Shimmy Ko Ko Bop, and The Mystics'
Hushabye. Their Don't Take The Stars is also on offer, a song clearly
influenced by Little Darling by The Gladiolas / The Diamonds, as is
Darrell MCall's My Girl. The CD kicks off with the barely known but
very faithful and therefore equally good Bell budget cover of At The
Hop by Barry Frank, the opposite being lesser known songs by famous
artists such as Lavern Baker's popcorn rocker Bumble Bee. In addition
to plenty of both black and white uptempo doo-wop (The Del Satins'
Two Broken Hearts, The Honey Bears' One Bad Stud, The Chanters' Stars
In The Skies, The Hi-Fives' Dorothy, Lewis Lymon & the Teenchords'
Your Last Chance), At The Hop of course contains a few heavenly ballads
(The Flamingos' Lovers Never Say Goodbye, Ed Townsend's For Your Love)
and rockaballads (The Falcons' You're So Fine, The Chimes' I'm In
The Mood For Love), in addition to clean rock 'n' roll and teen rock
(Troy Shondell's Girl After Girl, Larry Tamblyn's Destiny, The Five
Stars' Pickin' On The Wrong Chicken, Fabian's String Along), girl
group pop (Janie Grant's Triangle, The Three Pennies aka The Penny
Sisters aka The English Muffins' Why Am I So Shy) and The Viscounts
utterly fantastic jazz noir sax instrumental Harlem Nocturne. |
C'MON
LET'S DO THE BRITISH TWIST
Je
kan je zestig jaar na datum niet meer inbeelden welke impact de twist
had begin jaren '60. Het was niet alleen de eerste dans die alleen
gedanst werd in plaats van als koppel, maar het was vooral de manier
waarop de muziekindustrie definitief komaf maakte met die vervelende
rock 'n' roll. De twist was immers rockend genoeg voor de jeugd, maar
zo onschuldig dat iederéén erop kon dansen en het goed
vond, en de twist werd zo'n grote rage dat het lijkt alsof élk
orkest twist plaatjes opnam die zoals de liner notes het hier zo mooi
verwoorden "het optimisme en de geest van het Kennedy tijdperk
echoden". Bovendien gebeurde dit op wereldwijde schaal, en zo
komt het dat je in elk beschaafd land twist singles vindt die intussen
gecompileerd zijn op CD’s als Twist In Germany, Twist In Der
DDR, Twist Doch Mal Mit Mir (Duitsland), Pippermint Twist (Spanje)
en Anthologie Twist Français 1961-1962.
Sixty
years after the facts it's hard to imagine the impact the twist had
in the early 1960s. Not only was it the first dance to be danced alone
instead of as a couple, but it was also the way in which the music
industry once and for all got rid of that problematic rock 'n' roll.
The twist was rockin' enough for the youngsters but so innocent that
anyone could dance to it and like it, and it became such a craze that
it seems like every orchestra recorded twist records that as the liner
notes here state so eloquently "echoed the optimism and spirit
of the Kennedy era". This happened on a worldwide scale and in
every civilized country you can find twist 45s that have been compiled
on CDs like Twist In Germany, Twist In Der DDR, Twist Doch Mal Mit
Mir (Germany), Pippermint Twist (Spain) and Anthologie Twist Français
1961-1962. |
POPCORN
STORY VOL. 1
Na
drie Popcorn Blues Party CD’s start Koko-Mojo een tweede reeks
opgehangen aan het notabene in België verzonnen muziekgenre dat
gekarakteriseerd wordt door het merkwaardige feit dat het niet zozeer
een genre is, maar songs die die bij elkaar horen door het tempo,
een heupwiegend tempo waarop je een slow rock kan dansen. Meestal
zijn het zwarte nummers, maar op dit eerste volume staan toch enkele
onverdachte blanken want artiesten die minder zwart klinken dan Perry
Como (zijn Glendora is eerder dixieland als popcorn) of Tennessee
Ernie Ford (Sixteen Tons) kan je niet bedenken. Vaak maar ook weer
niet altijd bevat popcorn een mysterieus-exotische component door
het veelvuldig gebruik van mineurakkoorden. Voorbeelden te over hier,
en ik noem slechts Titus Turner's Coralee en Little Willie John's
door diepe blazers aangedreven originele versie van Fever die lijnrecht
tegenover Peggy Lee/ Elvis' Vegas lounge versie staat. Een ander heel
bekend nummer is Ben E. King's Don't Play That Song (You Lied), onbekende
covers zijn de snellere 13 Women door Chance Halladay en de cocktail
sax versie van Besame Mucho door The Ray-O-Vacs. Lula Reed ‘doobie
doowat’ er op los in Lovin', en in Big Buddy Lucas' I Can't
Go, Melvin Davis' soulvolle Wedding Bells en Les De Merle's opgewekte
blazers instro Bulldozer doen orgeltjes mee. Een andere instrumental
is de groovy sax versie van Harlem Nocturne door JJ Jones, maar het
gitaar/ orgel werkstukje Panic Button van Edgar Alan & the Po’
Boys is meer Vegas grind dan popcorn. Sommige nummers zoals Kenny
& Moe's I Want To Love You zijn gekoppeld aan gitaarklanken, andere
lijken geïnspireerd door Fever zoals Danny Darrow's Impulse of
door Hit The Road Jack zoals Barry White & the Atlantics' Tracy
(All I Have Is You), een single uit 1963 van, jawel, dé Barry
White. Een geheel op zichzelf staand genre is Joanie Sommers' striptease
versie van Why Don't You Do Right. 't Is geen Chuck Berry, maar als
dit popcorn is, laat ze dan maar komen, terwijl wij ons met diverse
lichaamsdelen shakend vrolijk richting bar begeven voor nog een dubbele
whisky! Volume 2 is ook al uit.
After three Popcorn Blues Party CD’s Koko-Mojo starts a second series dedicated to the music genre coined in Belgium and characterized by the curious fact that it is not so much a genre but songs that belong together because of their tempo, a hip shakin' tempo on which you can dance a slow rock. For the most part it's black music, but this first volume nevertheless features some white artists above any suspicion as you cannot think of singers who sound less black than Perry Como (his Glendora is more dixieland than popcorn) or Tennessee Ernie Ford (Sixteen Tons). Often but not always popcorn also contains a mysterious, exotic component through the frequent use of minor chords. Examples abound here and I will only mention Titus Turner's Coralee and Little Willie John's deep horn driven original version of Fever diametrically opposed to Peggy Lee / Elvis' Vegas lounge version. Another very familiar song is Ben E. King's Don't Play That Song (You Lied), unknown covers include the faster 13 Women by Chance Halladay and the cocktail sax version of Besame Mucho by The Ray-O-Vacs. Lula Reed doobie doowas in Lovin', and organs join in on the fun on Big Buddy Lucas' I Can't Go, Melvin Davis' soulful Wedding Bells and Les De Merle's upbeat horn instro Bulldozer. Another instrumental is JJ Jones' groovy sax version of Harlem Nocturne, while Edgar Alan & the Po' Boys' guitar/organ instro Panic Button sounds more Vegas grind than popcorn. Some songs like Kenny & Moe's I Want To Love You feature guitar sounds, others seem inspired by Fever like Danny Darrow's Impulse or by Hit The Road Jack like Barry White & the Atlantics' Tracy (All I Have Is You), a 1963 single by, yes, THE Barry White. An genre in itself is Joanie Sommers' striptease version of Why Don't You Do Right. All of this ain't no Chuck Berry, but if this is what popcorn sounds like it's more than welcome while I head for the bar for another double whisky merrily shaking my shoulders and various other body parts. Volume 2 is already out. Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky) |
WE
DID 'EM FIRST
Een
van de leukste bezigheden als muziekverzamelaar is de speurtocht naar
de original, de originele eerste opname van een nummer, want vaak
is dat niet de bekende hitversie. Covers zullen er altijd gemaakt
worden, van originals bestaat er daarentegen maar één,
maar je moet 'em wel weten te vinden.
One
of the most satisfying things as a music collector is the search for
the original, the first recording of a song, because often that first
version is not the well known hit version. The number of covers grows
every day, but there is only one original version of each song, you
just have to be able to find it. |
LET'S
GO LATIN
Koko-Mojo
brengt opnieuw een CD uit met als thema een onderwerp waarvoor ik
in mijn tienerjaren zelf de LP’s afstroopte om thema cassettes
op te nemen tot wanhoop van mijn vrienden, namelijk Latijns-Amerikaans
getinte rock 'n' roll. Die is er namelijk meer dank u denkt, ten bewijze
waarvan ik slechts Lonesome Tears In My Eyes van Johnny Burnette,
Mambo Rock van Bill Haley, Speedy Gonzales van Pat Boone en Down In
Mexico van The Coasters indruk op de jukebox. Allemaal te danken aan
de populariteit in de jaren '50 van de mambo, de cha cha cha, de bossa
nova, de calypso en de rumba! Het omgekeerde bestaat ook: mambo die
op de rock 'n' roll toer gaat, zoek op YouTube maar eens naar Perez
Prado's Cuban Rock uit 1955! Waarom Latijns-Amerikaanse muziek in
de rock 'n' roll vooral sporen naliet in de doo-wop is mij onbekend,
maar al die ritmes hoort u terug op deze CD in nummers als The Royal
Holidays' Down In Cuba, The Starlarks' Send Me A Picture Baby, The
Fascinators' Don’t Give Your Love Away, The Harp-Tones' Mambo
Boogie, The Love Notes' Sweet Lulu, The Squires' Do Be Do Be Wop en
The Charters' El Merengue. Margarita Sierra's Cha Cha Twist combineert
zels twéé rages! Een paar nummers zijn niet Latijns-Amerikaans
maar handelen wel óver Mexico zoals Professor Hamilton &
the Schoolboys' Juanita In Mexico en The Rocketones' Mexico, dat laatste
eigenlijk gewoon gewone uptempo doo-wop maar met een toreador trompet
intro. De tekst klinkt anno 2021 zeer vreemd: de leadzanger zingt
dat ie het leven in New York beu is en terug naar zijn hometown in
Mexico gaat om daar een vrouw te zoeken om zijn eten te koken, zijn
bed op te maken, zijn schoenen te poetsen en zijn haar te kammen!
Er zijn early sixties klanken met Harvey Fuqua's exotische Any Way
You Wanta, The Dubs' Joogie Boogie, Anna Belle Caesar's van een orgeltje
voorziene Little Annie en de doo-wop soul van James Ray's originele
versie van I’ve Got My Mind Set On You uit 1962, in 1987 een
hit voor George Harrison en in 2009 nog een keertje gecoverd door
Shakin' Stevens. Nog meer bekende namen tussen deze vrolijk two-steppende
doo-woppers die hun Latino duit in het zakje doen zijn Marvin &
Johnny (Mamo Mamo), Otis Williams & the Charms (Mambo Sh-Mambo),
Maurice Williams & the Zodiacs (Stay), een dubbelslag van The
Turbans (When You Dance en The Wadda-Do), en Hank Ballard & the
Midnighters met het calypso E Basta Cosi.
Heres'
another Koko-Mojo theme CD with a subject for which in my teens I
carefully studied my LP’s in order to record theme cassette
tapes, much to the despair of my friends: Latin American styled rock
'n' roll. If you look and listen for it there's loads out there, much
more than you think: let me just press Johnny Burnette's Lonesome
Tears In My Eyes, Bill Haley's Mambo Rock, Pat Boone's Speedy Gonzales
and The Coasters' Down In Mexico on the juke box, all thanks to the
popularity in the 1950s of the mambo, the cha cha cha, the bossa nova,
the calypso and the rhumba! The opposite also exists: mambo gone rockin',
just search on YouTube for Perez Prado's Cuban Rock from 1955! Why
Latin American music in rock 'n' roll left so many traces in especially
doo-wop is beyond me, but all those rhythms can be heard on this CD
in songs like The Royal Holidays' Down In Cuba, The Starlarks' Send
Me A Picture Baby, The Fascinators' Don't Give Your Love Away, The
Harp-Tones' Mambo Boogie, The Love Notes' Sweet Lulu, The Squires'
Do Be Do Be Wop and The Charters' El Merengue. Margarita Sierra's
Cha Cha Twist actually combines two fads! A couple of songs are not
Latin American but have Mexico as their subject matter, such as Professor
Hamilton & the Schoolboys' Juanita In Mexico and The Rocketones'
Mexico, the latter simply being uptempo doo-wop with a toreador trumpet
intro. In 2021 its lyrics sound politically incorrect: the lead singer
sings that he is fed up with life in New York and is going back to
his hometown in Mexico to find a woman to cook his food, make his
bed, shine his shoes and comb his hair! There's early sixties sounds
with Harvey Fuqua's exotic Any Way You Wanta, The Dubs' Joogie Boogie,
Anna Belle Caesar's organ infused Little Annie and the doo-wop soul
of James Ray's original 1962 version of I've Got My Mind Set On You,
a hit for George Harrison in 1987 and covered again by Shakin' Stevens
in 2009. More familiar names among these merrily two-stepping doo-woppers
making a Latino contribution are Marvin & Johnny (Mamo Mamo),
Otis Williams & the Charms (Mambo Sh-Mambo), Maurice Williams
& the Zodiacs (Stay), a double bill from The Turbans (When You
Dance and The Wadda-Do), and Hank Ballard & the Midnighters with
the calypso E Basta Cosi. |
8 september 2021
ROCKS/
SONNY BURGESS
Als
er één artiest is die het verdient opgenomen te worden
in een reeks getiteld "Rocks", dan is het de in 2017 op
88-jarige leeftijd overleden Sonny Burgess, de onstuimigste aller
Sun rockers. Maar hoe recycleer je voor de honderdste keer die legendarische
Sun opnames die iedere rechtgeaarde rocker al in veelvoud in huis
heeft? Bear Family vond een originele invalshoek: door ze te koppelen
aan een overzicht van het rockendste van Sonny Burgess uit de jaren
'90, periode waarvan u in het beste geval één of twee
CD’s hebt. Deze Rocks een carrière overzicht noemen zou
de waarheid geweld aandoen, want hier staat niets op van zijn post-Sun
werk begin jaren '60 (The Flood Tapes, de Stomper Time CD Arkansas
Rock 'n' Roll, de Collector CD The Razorback Rock 'n' Roll Tapes),
van zijn jaren '70 LP’s en van onduidelijke releases als Live
At Sun Studios, de Sonny Burgess CD met abusievelijk een foto van
Hayden Thompson op het hoesje. In concreto komen de nummers van de
albums Sonny Burgess Has Still Got It (Rounder, 1996), Tennessee Border
(Hightone, 1992, met Dave Alvin van The Blasters die geboren werd
in het jaar dat Burgess zijn eerste single uitbracht), Spellbound
(Off Beat/Ace, 1985) en Tear It Up (St George, 2004). Van zijn in
Nederland verschenen Rockhouse LP uit 1986 Raw Deal met Dave Travis
staat er niéts op. De chronologisch van heden naar verleden
afdalende CD opent met Big Black Cadillac, medium tempo moderne, hedendaagse
rock 'n' roll met piano én met contrabas, en uiteraard met
die unieke onder hoogspanning staande schrikdraad stem. Ook Lookin'
Out For Number One kabbelt gezellig voort maar mist de urgentie van
Burgess' Sun recordings. In I Don't Dig It daarentegen gaat de gas
d'erop in een geslaagde poging de nonchalante chaos en ongebreidelde
wildheid van de Sun opnames te evenaren met Burgess die de ziel uit
zijn lijf schreeuwt, een overstuurde piano en zelfs een schetterende
trompet. Een eerste hoogtepunt! Nog zo'n eerste klas nummer, zij het
iets rustiger, is het springerige Catbird Seat, maar de meeste van
die jaren '90 nummers (Automatic Woman, de James Intveld cover My
Heart Is Achin' For You) klinken vrij standaard hedendaagse rock 'n'
roll en rockabilly (Stuck Up, Enough Of You, Didn't Know Love At All),
een enkele keer opgevrolijkt met steel gitaar, met een door blues
geïnspireerde invalshoek of zelfs puur bluesrock (I Used To Cry
Mercy met Studebaker John op mondharmonica en slide), maar meestal
alsof ze niet werden ingeblikt door jonge rockabilly honden maar door
geroutineerde rockmuzikanten, en ik weet niet of Burgess zelf zo wou
klinken of hij gewoon deed wat men hem opdroeg. Kortom, die moderne
nummers klinken objectief beluisterd beter en zuiverder dan de aan
alle kanten rammelende Sun opnames uit de tweede helft van de jaren'
50, maar ze missen dat spontane en die rauwe analoge stomp in de maag.
Dat is niet bedoeld als waardeoordeel, maar gewoon een vaststelling.
Soit, de selectie van de nummers lijkt me duidelijk gemaakt door een
hele grote Sonny Burgess fan die zo ongeveer álles van de meester
in huis heeft.
If
there is one artist who deserves to be included in a series entitled
"Rocks", it's Sonny Burgess, one of the most energetic of
all the Sun rockers, who died in 2017 at the age of 88. But how do
you recycle for the hundredth time those legendary Sun recordings
that every true rocker already owns several times? Bear Family found
an original angle: by linking them to an overview of Sonny Burgess'
best rockin' recordings from the nineties, a period from which you
probably only own one or two of his CDs. To call this CD a career
overview is not correct as his post-Sun work from the early sixties
(The Flood Tapes, the Stomper Time CD Arkansas Rock 'n' Roll, the
Collector CD The Razorback Rock 'n' Roll Tapes), his seventies LP’s
and obscure releases like Live At Sun Studios (the Sonny Burgess CD
with mistakenly a photo of Hayden Thompson on the cover!) are absent
here. To be precise the songs come from the albums Sonny Burgess Has
Still Got It (Rounder, 1996), Tennessee Border (Hightone, 1992 with
Dave Alvin of The Blasters who was born the year Burgess released
his first single), Spellbound (Off Beat/Ace, 1985) and Tear It Up
(St George, 2004), with nothing from his 1986 Rockhouse LP Raw Deal
with Dave Travis. The CD, descending chronologically from present
to past, opens with Big Black Cadillac, medium tempo modern, contemporary
rock 'n' roll with piano and double bass and of course with that unique
electrically charged barbed wire voice. Lookin' Out For Number One
also rambles along pleasantly but lacks the urgency of Burgess' Sun
recordings. In I Don't Dig It, on the other hand, the gas pedal hits
the floor in a successful attempt to match the nonchalant chaos and
unbridled wildness of the Sun recordings with Burgess screaming his
soul out, an overmodulated piano and even a blaring trumpet. A first
highlight! Another first class song, albeit a bit quieter, is the
bouncy Catbird Seat, but most of those nineties songs (Automatic Woman,
the James Intveld cover My Heart Is Achin' For You) sound pretty standard
contemporary rock 'n' roll and rockabilly (Stuck Up, Enough Of You,
Didn't Know Love At All), occasionally brightened up with steel guitar,
with a blues-inspired angle or even pure blues rock (I Used To Cry
Mercy with Studebaker John on harmonica and slide), but mostly they
sound as if they were not recorded by young rockabilly wolves but
by seasoned rock musicians, and I don't know if Burgess himself wanted
to sound like that or if he was just doing what he was told. In short,
these modern songs sound objectively better and clearer than the ramshackle
Sun recordings from the second half of the 1950s, but they lack the
Sun spontaneity and primitive analog kick in the guts. This is not
meant as a value judgment, it's just an observation. Still, the selection
of the songs seems to me to have been made by a very big Sonny Burgess
fan who owns just about everything the master ever released. |
STRICTLY
INSTRUMENTAL/ THE TIGERS
Zoals The Shadows in Groot-Britannië internationaal onnoemelijk
veel bands hebben geïnspireerd geldt dat ook voor The Spotnicks,
hèt instro rock exportproduct van Zweden. Eén van die
gekloonde Spotnicks amateurbands uit Elandland zijn The Tigers uit
Norrköping, in 1958 begonnen als The Five Rocking Boys en in
2021 nog steeds niet kapot te krijgen als The Tigers. In 1961 werden
de melktandjes ingewisseld voor tijgertanden en nam men onder de naam
The Tigers een single op voor Polydor, Plättlaggen/ Barndormshemmet.
Toen speelde de band nog met de Oostenrijkse zanger Chico Schnelzer
onder de naam Chico & the Tigers. In 1962 zou Plättlaggen
een hit worden op de piratenzenders in Zweden. The Tigers gingen op
tournee in het buitenland, aanvankelijk naar Finland en Bulgarije
waar de band zelfs figureerde in een film. Zanger Chico Schnelzer
werd vervangen door zangeres Jane Swärd en de volgende tournee
in 1963 was gericht op de teenagers van de DDR waar TV optredens plus
een EP op het staatslabel Amiga volgden. Het was de periode van muzikale
verlichting in de DDR toen niet alleen staatseigen gitaarbands als
het Franke Echo Quintett en het Theo Schumann Combo maar ook bijvoorbeeld
‘vrije’ bands als The Sputniks wervelende gitaarrock à
la Shadows en Spotnicks ten beste gaven voordat eind 1964 het doek
van staatszijde viel over dit ‘westerse spionagemiddel om de
brave socialistische jeugd te verwilderen’. Ook de Spaanse jeugd
mocht zich in 1964 vergapen aan een TV optreden van Jane Swärd,
drummer Bengt Hjärtström en gitaristen Börje Andersson,
Leif Andersson en Benny Wagnberg, maar eveneens de Griekse en Israëlische
jeugd leerden The Tigers live kennen. Origineel beeldmateriaal van
de band van Plätlaggen, hun single uit 1962, en een fragment
uit het live TV optreden op de Oost-Duitse televisie met een schitterende
cover van Tallahassee Lassie is beschikbaar op YouTube. In mijn vele
interviews met rock 'n' roll amateurbandjes uit de jaren '50 en '60
blijkt telkens weer dat men toch graag heden een album opneemt, niet
alleen om nostalgische redenen maar juist ook omdat de technische
kwaliteiten van de hedendaagse opnames beter zijn dan vroeger. Nou
ja, als liefhebber van de oude opnames merkt jullie redacteur echter
ook dat de arrangementen dan meestal een vleugje eigentijdsheid bezitten,
zeker in de zang omdat op leeftijd bepaalde toonhoogten nu eenmaal
niet meer bereikt worden. Dat betekent ook dat men niet altijd pure
rock 'n' roll speelt en over het algemeen, zeker bij gitaarbands,
de albums wat gezapiger klinken dan vroeger. Niettemin zijn er gelukkig
nog de oudjes van toen, ook al beginnen ze zo langzaamaan obscuriteiten
te worden.
Just
like The Shadows in Great Britain inspired an incredible number of
bands internationally, the same goes for The Spotnicks, Sweden's hottest
instro rock export product. One of those cloned Spotnicks amateur
bands from Moose Country are The Tigers from Norrköping who started
out in 1958 as The Five Rocking Boys and are still rockin' in 2021
as The Tigers. In 1961 their baby teeth were exchanged for tiger teeth
and they recorded a single under the name The Tigers for Polydor,
Plättlaggen / Barndormshemmet. At that time the band was still
playing with Austrian singer Chico Schnelzer under the name Chico
& the Tigers. In 1962 Plättlaggen would become a hit on the
pirate stations in Sweden and The Tigers went on tour abroad, initially
to Finland and Bulgaria where the band was even featured in a movie.
Singer Chico Schnelzer was replaced by female singer Jane Swärd
and the next tour in 1963 was aimed at the teenagers of the German
Democratic Republic where TV appearances plus an EP on the state label
Amiga followed. This was the period of musical enlightenment in the
GDR when not only state controlled guitar bands like the Franke Echo
Quintett and the Theo Schumann Combo but also for example "free"
bands like The Sputniks performed dazzling guitar rock in the style
of The Shadows and The Spotnicks before at the end of 1964 the state
decided to drop the curtain on this "western means of spying
on the good socialist youth". The Spanish youngsters could also
marvel at a TV performance of Jane Swärd, drummer Bengt Hjärtström
and guitarists Börje Andersson, Leif Andersson and Benny Wagnberg
in 1964, just like the Greek and Israeli teenagers got to know The
Tigers live. Original footage of the band from their 1962 single Plätlaggen
and an excerpt from the live TV performance on East German television
with a brilliant cover of Tallahassee Lassie still exists on YouTube.
In my many interviews with amateur rock 'n' roll bands from the fifties
and sixties it always transpires that they still like to record today,
not only for nostalgic reasons but also because the technical qualities
of today's recordings are better than in the past. As a lover of those
old recordings your editor however also notices that the arrangements
usually have a modern touch, especially in the vocal department because
with old age the high notes can no longer be reached. This also means
they don't always play pure rock 'n' roll and generally, especially
with guitar bands, the albums sound a bit more calm than they used
to. Nevertheless, there are fortunately still a couple of old performers
from yesteryear around, even if they are slowly becoming obscurities.
|
ROBINS,
BLUEBIRDS, BUZZARDS & ORIOLES, THE BOBBY DAY STORY 1952-62
Noem drie nummers van Bobby Darin? Little Bitty Pretty One, Rockin' Robin en, euh, nog eens Rockin' Robin als bis! Day heeft echter veel meer opgenomen: op deze CD staan zo maar eventjes 32 nummers, zij het dat die niet allemaal onder de naam Bobby Day verschenen. Hij leerde het vak immers bij een hele stoet doo-wop bands zoals The Flames, The? Marks, The Sounds, The Original Turks, The Crescendos en David Ford & the Ebbtides van wie hier allemaal nummers op staan. De CD bevat nummers van acht verschillende groepen, 19 Bobby Day tracks, één onder zijn echte naam Robert Byrd (Bippin' And Boppin' Over You), twee als Bobby Byrd, en twee als Bob & Earl met zijn mede-Flame Earl Nelson, dat alles uitgebracht op 13 verschillende platenlabels. Zijn debuut Young Girl/ Please Tell Me Now met The Flames uit 1950 staat hier niet op, wel een paar andere nummers van The Flames zoals het uit 1952 daterende Cryin' For My Baby, het oudste nummer op de CD. Die Flames zouden evolueren tot The Hollywood Flames, en van hen horen we Ride Helen Ride en het bekende Buzz Buzz Buzz. De meeste van die vocal groep opnames zijn rockende uptempo doo-wop (Bobby ‘Baby Face’ Byrd & The Birds' The Truth Hurts) met sax (The Sounds' Cold Chills) of piano (The? Marks' Go And Get Some More), en daar zit echt wel prima spul tussen zoals The Original Turks' Wagon Wheels en The Crescendos' Sweet Dreams. Looby Doo, uitgebracht als Bobby Byrd, is dan weer erg poppy. In 1957 ging Bobby Day solo en dat leverde hem geen windeieren op met de zorgvuldig in laagjes opgebouwde onweerstaanbare meezinger Rockin' Robin en met zijn origineel van Little Bitty Pretty One, al deed de Little Bitty Pretty One cover van Thurston Harris het beter in de hitparade. Ook op deze CD: Over And Over, Honeysuckle Baby, Three Young Rebs From Georgia, de Rockin' Robin opvolger/kopie The Bluebird The Buzzard And The Oriole, het al even Rockin' Robin-achtige Teenage Philosopher en nog meer doo-wop met That's All I Want. Het is duidelijk dat Jasmine opteerde voor de snelle nummers en niet voor de ballades, uitgezonderd My Confession als lid van David Ford & the Ebbtides, het net geen crooner-achtige (door The Platters geïnspireerde?) So Long Baby en het soulvolle Gee Whiz. Andere soul/ early sixties pop nummers zijn I Need Help, Slow Pokey Joe, King's Highway en de Phil Spector/ Doc Pomus Drifters-achtige compositie Another Country Another World, ten koste van rock 'n' roll als de jiver Mr & Mrs Rock 'n' Roll. Wel goeie rock 'n' roll is er nog met When She Walks en You Made A Boo-Boo, de twee Bob & Earl nummers. Bobby Day zingt overigens niet mee op Bob & Earl's soul classic Harlem Shuffle uit 1963, want dat was een andere Bob, namelijk Bobby Relf. Bobby Day overleed in 1990 op 60-jarige leeftijd aan prostaatkanker. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) Name three songs by Bobby Darin? Little Bitty Pretty One, Rockin' Robin and, euh, again Rockin' Robin for an encore! But Bobby Day recorded much more: this CD contains 32 songs, not all of which appeared under his own name, as he learned the trade with a whole host of doo-wop bands like The Flames, The? Marks, The Sounds, The Original Turks, The Crescendos and David Ford & the Ebbtides, and songs are included here from all of those bands. The CD contains songs from eight different vocal groups, 19 Bobby Day tracks, one track under his real name Robert Byrd (Bippin' And Boppin' Over You), two as Bobby Byrd, and two as Bob & Earl with fellow Flame Earl Nelson, released on 13 different record labels. His 1950 debut Young Girl/ Please Tell Me Now with The Flames is not on here but a couple of other Flames songs are, for example 1952's Cryin' For My Baby, the oldest song on the CD. The Flames would evolve into The Hollywood Flames, and from them we hear Ride Helen Ride and the well known Buzz Buzz. Most of these vocal group recordings are rockin' uptempo doo-wop (Bobby 'Baby Face' Byrd & The Birds' The Truth Hurts) with sax (The Sounds' Cold Chills) or piano (The? Marks' Go And Get Some More), and there's some really great stuff in there like The Original Turks' Wagon Wheels and The Crescendos' Sweet Dreams. Looby Doo, released as Bobby Byrd, on the other hand, is very poppy. In 1957 Bobby Day successfully went solo resulting in the multiple layered, irresistible sing-along Rockin' Robin and his original Little Bitty Pretty One, even though Thurston Harris' Little Bitty Pretty One cover did better in the charts. Also on this CD: Over And Over, Honeysuckle Baby, Three Young Rebs From Georgia, the Rockin' Robin follow-up/copy The Bluebird The Buzzard And The Oriole, the equally Rockin' Robin-esque Teenage Philosopher and more doo-wop with That's All I Want. It's clear that Jasmine opted for the fast tunes and not the ballads, except for My Confession as a member of David Ford & the Ebbtides, the almost crooner-like (Platters-inspired?) So Long Baby and the soulful Gee Whiz. Other soul/ early sixties pop songs are I Need Help, Slow Pokey Joe, King's Highway and the Phil Spector/ Doc Pomus Drifters-like composition Another Country Another World, at the expense of a rock 'n' roll jiver like Mr & Mrs Rock 'n' Roll. Still, there's more excellent rock 'n' roll with When She Walks and You Made A Boo-Boo, the two Bob & Earl songs. By the way, Bobby Day does not sing on Bob & Earl's soul classic Harlem Shuffle from 1963 which featured another Bob, Bobby Relf. Bobby Day died of prostate cancer in 1990 at the age of 60. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
THE
ROCKIN' MAN - SPOTLIGHT ON/ JIMMY McCRACKLIN
If he hadn't died in 2012 at the age of 91, Jimmy McCracklin would have turned 100 on August 13. McCracklin is best known for the black rock 'n' roll explosions The Walk (1958), his original version of Georgia Slop (1959, covered by Big Al Downing) and The Wobble (1959), but so far I only had CDs by him focussing on specific labels that are often very bluesy in tone. A general overview of the pianist whose career spanned seven decades during which he recorded "hundreds" of songs and at least 30 albums starting in 1945 was still lacking, but here is Koko-Mojo to fill that gap in your collection. The CD features in more or less chronological order 25 tracks that appeared from 1948 to 1962 on Trilon, Modern, Swing Time, Peacock, Irma, Checker, Mercury, Gedinson's, Chess, Art-Tone and RPM, kicking off with west coast blues and jump blues based rockin' or swingin' rhythm 'n' blues boogie with piano and sax like Big Foot Mama, Rockin' All Day, What's Your Phone Number, Rockin' Man, House Rockin' Blues and She's Gone, which especially in the case of uptempo songs like Gotta Cut Out and Just Won't Let Her Go and despite the band name Jimmy McCracklin & his Blues Blasters (legend has it that The Blasters named themselves after them) is pure pré-rock 'n' roll which logically transitions seamlessly into black rock 'n' roll like She Felt Too Good, Blues Blasters Boogie, Gonna Tell Your Mother and Savoy's Jump, sometimes with rhythm 'n' blues guitar, sometimes with echoes of The Walk (Everybody Rock, the early sixties The Drag) and the Georgia Slop, but invariably with a high Chicken Shack Boogie factor, even when in Susie And Pat the lyrics mention the twist. The CD closes with three songs by other artists in the same style with Jimmy McCracklin as session musician on piano: Jerry Thomas' Don't Have To Worry (Jumpin' In The Heart Of Town, 1954), Johnny Parker's What You Did To Me (1954) and Jimmy Wilson's Oh Red (1956) which is reminiscent of Chris Kenner/ Fats Domino's Sick And Tired. In conclusion I can be brief: I didn't know Jimmy McCracklin recorded so much good music. Thank you, Koko Mojo! Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky) |
MOODY
GUYS... THE COLLECTORS'/ SHANE FENTON & THE FENTONES
Toen de in 2014 op 72-jarige leeftijd overleden Alvin Stardust in 1981 niet alleen in Engeland maar ook bij ons een hit scoorde met zijn cover van Carl Mann's Pretend (nummer één in Nederland in november 1981!) was dat reeds zijn derde carrière: in de jaren '70 was Stardust een van de toonaangevende glamrockers (My Coo Ca Choo) en vanaf 1961 had hij al flink wat succes gehad als Shane Fenton, helemaal in Cliff Richard modus: zelfde snedige opgewekte frisheid, zelfde metalige Shadows gitaarklanken, zelfde perfecte stijl van poppareltjes zoals Five Foot Two Eyes Of Blue en It's All Over Now die eigenlijk gewoon een rock 'n' roll versie van ragtime charleston zijn. Fenton's door Apache-componist Jerry Lordan geschreven debuutsingle I'm A Moody Guy is misschien zijn bekendste song in die Cliff Richard stijl, maar er staan er op deze mono 35 tracker nog een aantal zoals het Rave On-achtige Why Little Girl, Walk Away, It's Gonna Take Magic, You're Telling Me en de Conway Twitty cover Hey Miss Ruby, met uiteraard inherent aan het genre de aanwezigheid van enkele sfeervolle ballades, opnieuw onder aanvoering van die Shadowsklanken, zoals Fallen Leaves On The Ground. Hoe duidelijk Fenton's begeleidingsband The Fentones geënt waren op The Shadows blijkt overduidelijk uit hun instrumentale "solo" opnames. Vooral The Breeze And I, het trage Just For Jerry en het gedreven The Mexican zouden gewoon The Shadows kunnen zijn! Lover's Guitar klinkt dan weer minder Shadows en meer String-A-Longs. Eindigen doet het natuurlijk zoals altijd via highschool rock (Too Young For Sad Memories) met in violen gedrenkte pop als de Jimmy Crawford cover Cindy's Birthday en big band pop swing als I Ain't Got Nobody - denk Bobby Darin die Louis Prima covert. De CD bevat beide kantjes van de eerste zes singles van Shane Fenton & the Fentones (daarna werd het Shane Fenton solo zonder The Fentones, uitgezonderd één single uit 1964, Hey Lulu/ I Do Do You, die hier niét op staat) en van de enige twee instrumentale singles van The Fentones. Die samen 16 kantjes zijn ook op andere CDs’ verkrijgbaar, maar het verschil zit 'm in de maar liefst 19 bonus tracks uit 1962, bestaande uit origineel onuitgebrachte studio opnames en live radio transcripties waarvan de hifi kwaliteit helaas vrij dof en soms zelfs erg krassend klinkt. Toch zit daar sterk materiaal tussen, zoals de rockende cover van Webb Pierce’s Sparkling Brown Eyes, The Fentones' cover van Dave Brubeck's Take Five en een alternatieve ongedubde versie van The Breeze And I. Dit zijn trouwens geeneens alle onuitgebrachte Fentones instrumentals, want op de pas verschenen Jasmine (JASCD1128) CD Great British Twang staan er nog twee, Gringo en Mick’s Tune. Bij de radio opnames horen we onder meer opwindende covers van Sticks And Stones, Carl Mann's Mona Lisa en I'm Coming Home, een melodieus, atmosferisch Wild Little Willie, een fris Just Because, een wat Ricky Nelson-achtig I'm Walking en een rauw beat-achtig Shake Rattle And Roll, terwijl Johnny B. Goode en Talkin' 'Bout You reeds de wilde rhythm 'n' blues sixties aankondigen. Ook nu is er weer plaats voor enkele instrumentals: een indrukwekkend Moon Dawg van The Gamblers en een vrij standaard gitaarversie van Goofin' Around van Bill Haley & the Comets. Enkele van deze nummers zijn nog voorzien van de originele laconieke introducties van de radioruiter van dienst. De CD sluit af met de langere filmversie van It's Gonna Take Magic uit de Billy Fury film Play It Cool (1962) met Fury die een coupletje komt meezingen. De verzamelaars zullen duimen en vingers aflikken omdat ze nu al dit zeldzame archiefmateriaal handig op één CD bij elkaar hebben, voor de niet-leden van de Shane Fenton fanclub is dat een extraatje bij de eerste 16 nummers op de CD, het beste van Shane Fenton, want na 1962 is zijn muziek er uiteraard niet beter op geworden. Wat deze Moody Guys je biedt is kwaliteitspoprock die niet alleen een aanrader is voor de liefhebbers van Cliff Richard & the Shadows, maar voor iedereen die houdt van de Britse popmuziek van vóór The Beatles. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)
When Alvin Stardust scored an international hit in 1981 with his cover of Carl Mann's Pretend it was already his third career: in the seventies Stardust had been one of the leading glam rockers (My Coo Ca Choo) and from 1961 on he had already had considerable success in Cliff Richard style as Shane Fenton: same witty cheerful freshness, same metallic Shadows guitar sounds, same style of perfect pop gems like Five Foot Two Eyes Of Blue and It's All Over Now which are basicly just a rock 'n' roll version of ragtime charleston. Fenton's debut single I'm A Moody Guy written by Apache composer Jerry Lordan is perhaps his best known song in Cliff Richard style, but there are a number of others on this mono 35 track CD such as the Rave On-esque Why Little Girl, Walk Away, It's Gonna Take Magic, You're Telling Me and the Conway Twitty cover Hey Miss Ruby, with of course inherent to the genre the presence of some atmospheric ballads, again led by those Shadows sounds, such as Fallen Leaves On The Ground. How much Fenton's backing band The Fentones were modelled onto The Shadows is abundantly clear from their instrumental "solo" recordings. Especially The Breeze And I, the slow Just For Jerry and the driving The Mexican could be The Shadows! Lover's Guitar sounds less Shadows and more String-A-Longs. As always all of this ends with high school rock (Too Young For Sad Memories) turning into pop music with violins like the Jimmy Crawford cover Cindy's Birthday and big band pop swing like I Ain't Got Nobody - think Bobby Darin covering Louis Prima. The CD contains both sides of the first six singles by Shane Fenton & the Fentones (after wich it became Shane Fenton solo without The Fentones except for one 1964 single, Hey Lulu / I Do Do You, which is not on here) and the only two instrumental singles by The Fentones. Those 16 tracks are also available on other CDs, but what makes the difference are the 19 bonus tracks from 1962, consisting of originally unreleased studio recordings and live radio transcriptions of which the hi fi quality unfortunately lacks sharpness, sometimes even sounding very scratchy. Still, there is some strong material among those tracks, like the rockin' cover of Webb Pierce's Sparkling Brown Eyes, The Fentones' cover of Dave Brubeck's Take Five and an alternate undubbed version of The Breeze And I. These are not even all of the unreleased Fentones instrumentals, as the brand new Jasmine JASCD1128 CD Great British Twang contains two more, Gringo and Mick's Tune. Among the radio recordings we hear exciting covers of Sticks And Stones, Carl Mann's Mona Lisa and I'm Coming Home, a melodic, atmospheric Wild Little Willie, a fresh sounding Just Because, a somewhat Ricky Nelson-esque I'm Walking and a raw beat-styled Shake Rattle And Roll, while Johnny B. Goode and Talkin' 'Bout You already herald the wild rhythm 'n' blues sixties. Again there is room for a couple of instrumentals: an impressive version of The Gamblers' Moon Dawg and a fairly standard guitar version of Bill Haley & the Comets' Goofin' Around. Some of these songs still feature the original laconic introductions from the radio deejay on duty. The CD closes with the longer film version of It's Gonna Take Magic from the Billy Fury film Play It Cool (1962) with Fury singing an extra verse. Collectors will be drooling as they have now all this rare archival material conveniently together on one CD, for non-members of the Shane Fenton fan club it is a bonus to the first 16 tracks on the CD, the best of Shane Fenton, because after 1962 his music obviously did not get any better. What Moody Guys offers is quality pop rock that is not only a must for fans of Cliff Richard & the Shadows, but for anyone who loves British pop music before The Beatles. Shane Fenton / Alvin Stardust died in 2014 at the age of 72. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky) |
2 september 2021
LATE
BLOOMER/ IRIS ROMEN
Vroeger,
‘toen alles nog beter was’, had iedere rocker zijn eigen
sound. Lekker overzichtelijk. Tegenwoordig zijn de tijden veranderd
en kom je coole fifties/sixties sounding songs tegen van popacts die
maar één enkel nummer in die stijl hebben opgenomen
en dat op één album combineren met moderne prulmuziek.
Cultuurbarbarisme! Vintage moet voor mijn gevoel op een album samengevoegd
worden met vintage en niet met een muzikale sprong van 50 jaar tussen
de songs. Even wennen. Tja, ook jullie redacteur is eindelijk dan
toch aangekomen in de 21ste eeuw. Een echte laatbloeier! Het is bovendien
een zeldzaamheid nog fatsoenlijke muziek te horen op de radio, maar
mijn favoriete Duitse zender WDR5 heeft out of the box music. Ik woon
nu eenmaal aan de Duitse grens en quasi om de hoek bij de oorspronkelijke
woonplaats van Iris Romen, Maastricht. Tegenwoordig heeft ze dat verwisseld
voor de Wahlheimat (nvdr: voorkeursthuis) Berlijn waar ze al een vijftiental
jaartjes vertoeft. In die tijd zagen we haar onder andere met Ray
Collins' Hot-Club op het podium staan. Ze is niet bepaald stijlvast
en bij de oosterburen bekender dan hier, een dame die alles zingt
van klassiek tot countrypunk met haar girlsband The Runaway Brides
- de naam alleen al! Met de voortreffelijke Duitse country/rockabilly
act Johnny Trouble stond ze in 2011 nog met een Johnny Cash tribute
op de planken, en ze deed ook solo met standup bass mee aan talentshow
The Voice Of Germany 2015. Het album hier is opgenomen in true vintage
style in Berlijn, een wereldstad met verschillende vintage studio’s.
Ook jullie redacteur nam er in 2006-2010 op in de studio van Axel
Praefcke (Cherry Casino & the Gamblers, Round Up Boys), of luister
eens op YouTube naar de reclamesong In Our Dream van de Duitse TV
spot voor de Mercedes EQS gezongen door de Britse zangeres Louise
Golbey, een ware late fifties/early sixties highschool ballad, waanzinnig
goed, wat zeker ook geldt voor de zeer getalenteerde en multi-instrumentale
Iris Romen. Op haar albums, en zeker op Late Bloomer, doet ze me denken
aan Nessi Tausendschön, een Duitse cabaretière die reeds
in 2012, net als Iris Romen in datzelfde jaar, een vintage album uitbracht,
Die Wunderbare Welt Der Amnesie. Klinkt Iris als Nessi of is het net
andersom? Wie was eerst? Nee, niks kip en ei, ook al zal een virtuele
cat fight van woorden tussen deze chicks voor de oren van de luisteraar
de beslissing moeten brengen. Ik merk nu ik ouder word dat ik steeds
gezwollener ga schrijven, de volgende keer dan toch maar een recensie
over rockin' André Rieu? Jawel: meneer speelt met zijn orkest
Tutti Frutti! Maar terug naar dat andere Maastrichtse talent dat het
Conservatorium aldaar cum laude bedwong, Iris Romen, wier eerste album,
Vintage Gal Hour, in 2012 werd opgenomen in Berlijn in de Running
Gun Recordings studio van Johnny Trouble. Eind 2020 verscheen haar
huidige album Late Bloomer, opgenomen in de vintage Moe’s Rocking
Chair Studio in Berlijn en gesubsidieerd door de Beauftrage Der Bundesregierung
Für Kultur Und Medien, de commissaris voor cultuur en media.
Hebben wij zoiets überhaupt ook? Dat moet ik nog eens zien met
een vintage album hier in Nederland of België.
Back
in the days "when everything was better," every rocker had
his own sound. Very clear. Nowadays, times have changed and you come
across cool fifties/sixties sounding songs by pop acts who only recorded
one song in that style and combine that song on one and the same album
with modern garbage. Cultural barbarism! To my mind, vintage should
be merged on an album with vintage instead of a 50 year musical leap
in between songs. Guess I will have to get used to it, since your
editor has finally made it to the 21st century. A real late bloomer!
It is also rare to hear decent music on the radio, but my favorite
German radio station WDR5 plays out of the box music. I live on the
German border and just around the corner from where Iris Romen used
to live, Maastricht in Holland. She traded Maastricht in for the Wahlheimat
(preferred home) Berlin where she has been living for about fifteen
years now. In the meantime we saw her on stage with Ray Collins' Hot-Club,
among others. She's not exactly a stylistic hardliner and she is better
known in Germany than in her native Holland, a songbird who sings
everything from classical to country punk with her girl band The Runaway
Brides - the name alone! In 2011 she was part of a Johnny Cash tribute
with the excellent German country/rockabilly act Johnny Trouble, and
she participated solo with standup bass in talent show The Voice Of
Germany 2015. This here album was recorded in true vintage style in
Berlin, a metropolis with several vintage studios. Your servant also
recorded there in 2006-2010 in the studio of Axel Praefcke (Cherry
Casino & the Gamblers, Round Up Boys), or listen on YouTube to
the commercial In Our Dream from the German TV spot for the Mercedes
EQS sung by British singer Louise Golbey, a true late fifties/early
sixties high school ballad, insanely good, which certainly also rings
true for the very talented and multi-instrumental Iris Romen. On her
albums, and especially on Late Bloomer, she reminds me of Nessi Tausendschön,
a German cabaret performer who already released a vintage album titled
Die Wunderbare Welt Der Amnesie in 2012, just like Iris Romen in the
same year. Does Iris sound like Nessi or is it the other way around?
Who was first? No, it's not like the chicken and the egg, a virtual
cat fight of words between these chicks will have to decide. I notice
now that I'm getting older that my writing is becoming more and more
bombastic, so next time a review about rockin' André Rieu?
Why not: he and his orchestra play Tutti Frutti! But back to that
other Maastricht talent who graduated cum laude from the conservatory
there, Iris Romen, whose first album, Vintage Gal Hour, was recorded
in Berlin in 2012 in Johnny Trouble's Running Gun Recordings studio.
In late 2020 she released her current album, Late Bloomer, recorded
at the vintage Moe's Rocking Chair Studio in Berlin and subsidized
by the Beauftrage Der Bundesregierung Für Kultur Und Medien,
the Commissioner for Culture and Media. Do we have anything like that
at all? I have yet to see that with a vintage album here. |
23
"FLYING HITS"/ P-51 AIRPLANES Ik had er nog nooit van gehoord, maar dit is de minstens derde CD sinds 2006 van P-51 Airplanes, een vijfkoppige Italiaanse band die soms met vier en soms met zes op de foto’s staat, veelzijdig genoeg is om in het verleden zowel de Italiaanse crooner Bobby "Una Lacrima Sul Viso" Solo als de Amerikaanse rockabilly Pep Torres te hebben begeleid, en gewapend met drie zich afwisselende leadzangers, piano en tenor/bariton sax rock 'n' roll's greatest hits vertolkt. Dat vertaalt zich hier in een CD met 24 (en geen 23, hahaha) covers van overbekende songs als Tutti Frutti, See You Later Alligator, All Shook Up, Runaround Sue en Neil Sedaka's Oh Carol, met ook plaats voor een enkele ballade zoals Paul Anka's Diana. Om u een idee te geven van de gradatie van bekendheid: de minst bekende nummers zijn de ook door Big Sandy gecoverde zalige jiver Hey Boy Hey Girl van Louis Prima & Keely Smith, Paul Anka's Tell Me That You Love Me en Glen Glenn's Kathleen waar ze een snellere poppy song van maken. Qua arrangementen houden ze zich aan de oorspronkelijke hitversies, alleen klinken ze toch enerzijds simpeler gearrangeerd en anderzijds meer hedendaags geproduced in plaats van de uit hard gebakken klei opgetrokken bakstenen muur van geluid die de studio’s van de grote platenfirma’s in de jaren '50 wisten op te trekken, een sound die daarna werd doorgetrokken naar uit een halve centimeter dikke leisteen gehakte singles. Toch houden P-31 Airplanes het lekker rock 'n' roll en opteren ze niet voor bijvoorbeeld een hardere 21ste eeuwse uitvoering. De stemmen zijn natuurlijk 100 % P-51 zal ik maar zeggen, want ze doen geen pogingen om Elvis (That's All Right Mama, Don't Be Cruel), Fats Domino (I'm Ready) of Little Richard (Lucille) ook vocaal te imiteren, wat uiteraard nauwelijks doenbaar is en ook geen enkele zin heeft. Wel werken ze ook met backing koortjes, bijvoorbeeld in Only You van The Platters (waarin je hoort hoe goed P-51 Airplanes zijn), Surfin' USA, That'll Be The Day of Let's Twist Again. Eén opmerking betreffende die vocalen: sommige nummers lijken me fonetisch gezongen. Je zou toch denken dat iedereen anno 2021 zijn songteksten van internet plukt? Het gros van de Boppin'Around lezers zal al deze nummers al hebben in de originele uitvoeringen en voor hen is de CD die op net geen uurtje afklokt overbodig, maar het is ongetwijfeld een sympathiek werkstukje voor de fans van de band. Dat zouden er in Italië onder de liefhebbers van jukebox rock 'n' roll wel eens veel kunnen zijn, want de muziek is uiteraard zeer toegankelijk voor een algemeen publiek en live is dit zeer zeker een feest der herkenning voor de dansliefhebbers. Info: www.p-51.it en www.rockabilly.de (Frantic Franky)
I had never heard of them before, but this is
at least the third CD since 2006 from P-51 Airplanes, a five-piece
Italian band that also appears in photos with four and sometimes six
members, is versatile enough to have accompanied both Italian crooner
Bobby "Una Lacrima Sul Viso" Solo and American rockabilly
Pep Torres in the past, and armed with three alternating lead singers,
piano and tenor/baritone sax brings us rock 'n' roll's greatest hits.
That translates here into a CD with 24 (and not 23, hahaha) covers
of well known songs like Tutti Frutti, See You Later Alligator, All
Shook Up, Runaround Sue and Neil Sedaka's Oh Carol, with also room
for the occasional ballad like Paul Anka's Diana. To give you an idea:
the least known songs are Louis Prima & Keely Smith's solid jiver
Hey Boy Hey Girl which was also covered by Big Sandy, Paul Anka's
Tell Me That You Love Me and Glen Glenn's Kathleen which they turn
into a faster poppy song. In terms of arrangements they stick to the
original hit versions, only they sound more simply arranged while
at the same more contemporarily produced, as opposed to the brick
wall of sound that the major label record companies' studios built
out of hard-baked clay in the 1950s, a sound that was then transferred
into vinyl singles cut from thick slate. Still, P-31 Airplanes keep
it nicely rockin' and don't opt for a harder 21st century interpretation.
The voices are of course 100% P-51, so to speak, because they make
no attempt to vocally imitate Elvis (That's All Right Mama, Don't
Be Cruel), Fats Domino (I'm Ready) or Little Richard (Lucille), which
is obviously hardly feasable and anyway doesn't make any sense whatsoever.
They also use backing vocals, for example in Only You by The Platters
(where you can hear how good P-51 Airplanes are), Surfin' USA, That'll
Be The Day or Let's Twist Again. One remark concerning those vocals:
some songs seem to me to be sung phonetically. You'd think that in
2021 everyone would be grabbing their lyrics from the Internet, no?
The majority of Boppin'Around readers will already have all these
songs in the original versions and for them the CD, which clocks in
at just under an hour, is a bit pointless. It is however undoubtedly
a sympathetic piece of work for the fans of the band, and there could
be many of those in Italy among the lovers of jukebox rock 'n' roll,
because the music is obviously very accessible to a general audience
and live this is certainly a feast of recognition if you like to dance.
|
IT
TAKES THREE... TO SWING THE BLUES/
Wie mij kent weet dat ik absoluut niét into blues ben. Velen
onder u gingen van de rock 'n' roll naar de blues, ik daalde af in
de krochten van de country. Geheel ten onrechte wellicht, en misschien
mis ik wel een heleboel goeie muziek, maar nu is het te laat om nog
te veranderen. Om u maar te zeggen dat je van goeden huize moet komen
om mij met een blues CD van mijn sokken te blazen. Roger C. Wade komt
van goede huizen, uit Engeland meer bepaald, en we kennen hem nog
van Little Roger & the Houserockers van wie ik bijna 20 jaar geleden
de CD Cut It While It's Hot recenseerde. Wade is sindsdien in Duitsland
blijven hangen, ontwikkelde zich er tot een van de toonaangevendste
traditionele mondharmonicaspelers, en is er getrouwd met pianiste
Marion Wade. Ik heb geen flauw idee hoeveel CD’s er tussen die
Cut It While It's Hot en deze It Takes Three zitten maar de titel
verwijst naar It Takes Two... To Boogie, een duo CD van Roger C. Wade
met de Duitse bluesgitarist Till Seidel. Jack O'Roonie, de Belgische
contrabassist die in het verleden bij onder meer The Domino's, The
Wild Ones en Crystal & Runnin' Wild speelde, was één
van de gasten op Cookin' At Home (CDRW001), de vorige CD van Roger
C. Wade & Marion Wade, en dat is het echtpaar blijkbaar zo goed
bevallen dat ze O'Roonie nu uitnodigden als contrabassist op hun nieuwste
CD. Those of you who know me are well aware that I am absolutely not into blues. Many of us went from rock 'n' roll to blues, I descended from rock 'n' roll into country music. Maybe I'm completely wrong and probably I'm missing out on a lotta good music, but now it's probably too late to change my musical taste. This is just to tell you that you gotta be pretty good to blow me away with a blues CD. Roger C. Wade does exactly that. He's from the UK and we know him from Little Roger & the Houserockers whose CD Cut It While It's Hot I reviewed almost 20 years ago. Since then Wade has moved permanently to Germany, became one of the leading traditional harmonica players there, and married to piano player Marion Wade. I have no idea how many CDs came in between Cut It While It's Hot and It Takes Three, but the title refers to It Takes Two... To Boogie, a duo CD by Roger C. Wade with German blues guitarist Till Seidel. Jack O'Roonie, Belgian double bass ace who played with The Domino's, The Wild Ones, Crystal & Runnin' Wild and others in the past, was one of the guests on Cookin' At Home CDRW001, the previous CD by Roger C. Wade & Marion Wade, and apparently he pleased them so much that they now invited O'Roonie to be the double bassist on their newest CD. The good news is that that CD is much more than just blues and Wade's harmonica isn't all over it, although it turns up in eight of the ten tracks. It doesn't just sound plaintive either, but alternately upbeat and melancholy. Lovely Dovely is playful uptempo boogie blues, Whisky Drinking Woman is slow boogie woogie, and also the instrumental uptempo See Jack Boogie is piano boogie. Except for one song, the folky vaudeville Little Red Car, the CD contains no guitar, and it's nice to hear how the left and right hand play two totally different things on the 88 keys that complement each other perfectly: the left hand lays a boogie woogie foundation, the right hand plays a melody over it. Although the piano playing mainly refers to Memphis Slim it also benefits from a prominent jubilant New Orleans atmosphere and the CD contains, as mentioned, a healthy dose of boogie woogie. Very clever in this regard are the many impressive double bass solos and the jazzy swinging Willie Dixon styled improvisations in See Jack Boogie, Snow Plow and Goin' Back Down To The River Rhine. If in a bad mood one might suggest that Wade's voice always sounds the same, but at least it sounds authentic, to use that much maligned term. If doubt if the trio will perform live on stage because of the obvious problem of the international line-up, so you will have to make do with the CD, a blues CD that for once does not turn me off but, on the contrary, I dig a lot. Miracles do happen. Maybe there' is still hope for me yet. Info: www.rogerwade.de en www.jackoroonie.com (Frantic Franky) |
Vinyl Recensies
HELL
IN THE BARN - LIVE/ LOU CIFER & THE HELLIONS
De
tijd vliegt: op 22 februari 2020, dus net voor de wereldwijde corona
lockdown, vierden Lou Cifer & the Hellions (D) hun 25ste verjaardag
met een uitverkocht concert in de Druckluft in Oberhausen, en de registratie
daarvan, hun eerste officiële live album, is nu uit als LP/CD
combo. De band, in 1995 opgericht als studiogroep door leden van Mess
Of Booze en The Ton Up Rockers, wordt aangekondigd door onze eigen
ted trots Ronnie Nightingale, de start van een brok lillende live
rock 'n' roll met 11 nummers, op de CD aangevuld met 12 extra nummers
tot 23 nummers. De sfeer zat er goed in zo te horen, maar dat hoor
je alleen tussen de nummers, tijdens de nummers stoort het live aspect
nergens. Opener Blood On The Cats is pure Britse gitaar rock 'n' roll
in een kruising tussen Move It en C'Mon Everybody, en daarna stopt
het niet meer, één lange celebratie van alles wat goed
is aan rechtdoor rock 'n' roll met drums, één gitaar
en één basgitaar, een genre dat in minder capabele handen
benauwend kan werken, maar Lou Cifer & the Hellions tonen hier
als waren ze pure pubrockers aan waarom ze tot de beste ted bands
van Europa behoren, bovendien zonder andere stijlen in hun muziek
te smokkelen zoals veel ted groepen doen en zonder zelfparodie zoals
bij dat andere Duitse ted instituut Black Raven. Lou Cifer (Marcus
Aigner) van zijn kant bewijst dat je geen fantastische zanger moet
zijn om goed te zingen en zijn plat Engels accent doet dit zelfs echter
klinken. De setlist - zoals immer op de geluidsdragers van deze Ruhrpott
rockers enkel eigen materiaal - bevat uiteraard veel nummers die het
ted zijn verheerlijken zoals Glad To Be A Ted, Teddy Boy's Prayer
en It's Gotta Be A Ted. Het tempo wordt er goed in gehouden, maar
er staan ook een paar strolls op als Tit For That, Do You Believe
en Where The Teds Go, en het gelul tussen de nummers door wordt beperkt
tot een minimum. Alle 23 songs komen van hun talrijke eerdere releases,
er staan geen nieuwe nummers op deze live. Vaak doen op dit soort
jubileumconcerten speciale gasten mee, maar dat is hier niet het geval.
Het is wat het is, en voor niet-ingewijden zal de lengte van de LP
wellicht volstaan en de hele CD met meer dan een uur teveel van het
goede zijn - het moet daar in Oberhausen een uitputtingsslag geweest
zijn. Eén ding is zeker: het teddy boy wezen is met Lou Cifer
nog steeds in goede handen. Bear Family zou Bear Family niet zijn
zonder dat beetje extra: naast de CD (die niet los te koop is) krijg
je bij de audiofiele 180 grams LP een 16 pagina’s tellend fotoboekje
formaat 10 x 10 cm, en bij de eerste 300 LP’s zitten daarbovenop
nog een sticker en een gehandtekende groepsfoto. Het hele concert
is trouwens te bekijken op YouTube. Info: www.facebook.com/louciferandthehellions
en www.bear-family.com (Frantic
Franky) Time flies: on February 22, 2020, just before the global covid lockdown, Lou Cifer & the Hellions (D) celebrated their 25th anniversary with a sold-out performance at the Druckluft in Oberhausen, and that concert recording, their first official live album, is now out as an LP/CD combo. The band, formed in 1995 as a studio group by members of Mess Of Booze and The Ton Up Rockers, is introduced by Holland's teddy boy pride Ronnie Nightingale, the start for a wild chunk of live rock 'n' roll containing 11 songs, supplemented on the CD by 12 additional songs adding up to a total of 23 songs. The party atmosphere was good, but you can only hear that in between the songs, during the songs the live aspect never bothers. Opener Blood On The Cats is pure British guitar rock 'n' roll mixing Move It with C'Mon Everybody, the start of a long celebration of everything that's good about straight ahead rock 'n' roll with drums, one guitar and one bass guitar, a genre that can be oppressive in less capable hands, but Lou Cifer & the Hellions show here like the pure pub rockers they are why they belong to the top ted bands in Europe. Moreover they do it without smuggling other styles into their music like many ted groups do and without self-parody like that other German ted institution Black Raven. Lou Cifer (Marcus Aigner) proves that you don't have to be a fantastic singer to sing well and his thick British accent only makes it sound more real. The set list - as always on these Ruhrpott rockers' releases only selfwritten material - contains of course many songs that glorify being a ted such as Glad To Be A Ted, Teddy Boy's Prayer and It's Gotta Be A Ted. They keep the pedal to the metal but there are also a couple of strolls like Tit For That, Do You Believe and Where The Teds Go, and the chatter between songs is kept to a minimum. All 23 songs come from their numerous previous releases, there are no new songs on here. At anniversary concerts like this a band is often joined by special guests, but that's not the case here. It is what it is, and for the uninitiated the length of the LP will probably suffice while the complete CD at over an hour might be too much of a good thing - it must have lasted till last man standing there in Oberhausen. One thing is for sure: the teddy boy style is still alive and kicking with Lou Cifer. Bear Family wouldn't be Bear Family without a little extra: besides the CD (which can't be bought separately) you get a 16 page photo booklet (size 10 x 10 cm) with the audiophile 180 gram LP, and the first 300 LP’s also contain a sticker and a signed group photo. The entire concert can be viewed on YouTube. Info: www.facebook.com/louciferandthehellions en www.bear-family.com (Frantic Franky) |
15 augustus 2021
INFAMOUS
INSTROMONSTERS OF ROCK 'N' ROLL VOL. 4 Infamous
InstroMonsters LP nummer 4 met zestien "nieuwe" oude instrumentals
die niet op de drie Infamous InstroMonsters CD’s noch op de
4 track EP op rood vinyl staan. Spitsafbijter Floyd Cramer kennen
we als de Nashville pianist die niet alleen op Elvis' Heartbreak Hotel
maar ook op ontelbare andere platen van onder meer Brenda Lee, Patsy
Cline, Roy Orbison en The Everly Brothers speelde. Zijn grootste instrumentale
hits onder eigen naam, Last Date en On The Rebound, zijn easy listening
country maar Flip Flop And Bop hier, piano boogie met gastsax, heeft
het perfecte tempo voor een potje jive. Tomahawk van Tom Brown &
the Tom Toms is een indianen gitaar/piano instro en ook in Katanga
van Little Willie John zitten indianen, galopperend op het oorlogspad
ergens aan de grens met Mexico. Little Willie John was de originele
uitvoerder van Fever en dan val je achterover van die Katanga, want
dat is jungle exotica! Een bekende jungle exotica beoefenaar was percussionist
Chaino en die staat op de LP met het nummer Ubangi Rock dat niets
te maken heeft met Warren Smith's Ubangi Stomp maar een leuk losbollende
frolic diner sax/gitaar instro is, ver verwijderd van Chaino's latere
exotica werk. Ook exotica maar refererend naar de andere kant van
de aardbol is de oosterse shoarma gitaarrocker Hey van Gabriel &
the Angels. Delilah van The Thunderbirds is een Peter Gunn-achtige
sax/gitaar scheurder en Rockin' Mathilda van The Swags komt uit de
Link Wray gitaarschool. Met The Fuzz van gitarist Grady Martin gaan
we zoals de titel al aangeeft op de sixties toer, zij het verpakt
in violen, en een andere sixties track is Jerry Reed's Twist-A-Roo
met funky fuzz guitar én een deugnieten orgeltje. Evenmin onbekend
op de zes snaren is Larry Collins, de helft van The Collins Kids,
aanwezig met de puike twangy gitaarinstro T-Bone die evenwel ietwat
ontstemd wordt door het vrouwenkoortje dat zich ongevraagd komt moeien.
Chuck Rio werd wereldbekend als de saxofonist op Tequila van The Champs,
en zijn onder eigen naam verschenen Margarita is zulk een Tequila
copie dat het evengoed onder de naam The Champs had kunnen uitkomen.
Ook Malagueña van The Crystals (uiteraard niet die van Do Doo
Ron Ron) heeft een dit keer mysterieus Latijns-Amerikaans sfeertje
met een shotje Tequila erin. Van het ene uiterste in het andere: Clifton
Chenier's Bajou Drive (Bajou en niet Bayou, zo stond het in 1959 wel
degelijk op de single) is een bluesy accordeon instrumental omwikkeld
door luie blazers. Op Volume 3 stond Louis Jordan's The Slop, dit
keer is er Chet Atkins met een andere The Slop, een funky variatie
op zijn beroemde fingerpicking stijl met gastsax. Zo heb je de meester
nog maar zelden gehoord als in dit knappe nummer dat ondanks zijn
slechts 2:14 toch een beetje repetitief is. Deadline van The Challengers
is uitstekende uptempo dreigende sax/gitaar surf waarop u mag strollen,
en Earthy van The Tornados is speelse twangy gitaar in een beetje
een popachtige TV thema easy tune setting tegen een fweep fweep achtergrond.
't Is zeker géén Telstar maar The Tornados hebben slechtere
dingen gedaan. Ons finale oordeel: misschien een ietsiepietsie minder
semi-bekende nummers als op de eerste drie Infamous InstroMonsters
LP’s, maar wel rockend in een even gevarieerd instrumentaal
spectrum. Bullseye is de vinyl afdeling van het Spaanse rock 'n' roll
label El Toro.
Infamous InstroMonsters LP number 4 with sixteen "new" old instrumentals that are not on the three Infamous InstroMonsters CDs nor on the 4 track red vinyl EP. The album kicks off with Floyd Cramer, the world famous Nashville pianist who played not only on Elvis' Heartbreak Hotel but on countless other records by the likes of Brenda Lee, Patsy Cline, Roy Orbison and The Everly Brothers. His biggest instrumental hits under his own name, Last Date and On The Rebound, are easy listening country but Flip Flop And Bop here, piano boogie with guest sax, has the perfect tempo for jiving. Tom Brown & the Tom Toms' Tomahawk is a native American guitar/piano instro and Little Willie John's Katanga also features galloping injuns on the warpath along the Mexican border. Little Willie John did of course the original version of Fever and if that's all you know by him Katanga will blow you off your feet as it's jungle exotica! A well known jungle exotica practitioner was percussionist Chaino and he appears on this LP with a track titled Ubangi Rock which has nothing to do with Warren Smith's Ubangi Stomp but is a nice freewheeling frolic dinner sax/guitar instro far removed from Chaino's later exotica work. Also exotica but referencing the other side of the globe is the oriental pitta guitar rocker Hey by Gabriel & the Angels. The Thunderbirds' Delilah is a Peter Gunn-like sax/guitar ripper and Rockin' Mathilda by The Swags graduated in the Link Wray guitar school. With guitarist Grady Martin's The Fuzz it's sixties time just like the title suggests, albeit wrapped in violins, and another sixties track is Jerry Reed's Twist-A-Roo with funky fuzz guitar ànd a mischievous organ. Also not unknown on the six strings is Larry Collins, half of The Collins Kids, with the excellent twangy guitar instro T-Bone that is however somewhat watered down by the uninvited female chorus that starts to interfere. Chuck Rio became world famous for blowing the sax on The Champs' Tequila and his Margarita here, released under his own name, is such a Tequila copy that it could just as well have been released under The Champs' name. Malagueña by The (obviously not the Do Doo Ron Ron) Crystals also has a mysterious Latin-American atmosphere with a added shot of Tequila. From one extreme to the other: Clifton Chenier's Bajou Drive (Bayou and not Bayou, that's what it said on the original single back in 1959) is a bluesy accordion instrumental wrapped in lazy horns. Volume 3 featured Louis Jordan's The Slop, this time there's Chet Atkins with another The Slop, a funky variation on his famous fingerpicking style with guest sax. You've rarely heard the master like this with a handsome song that is a bit repetitive despite it only being 2:14. Deadline by The Challengers is an excellent uptempo menacing sax/guitar surf to which you can stroll, and The Tornados' Earthy is playful twangy guitar in a bit of a poppy TV theme easy tune setting against a beeping organ background. It certainly ain't no Telstar but The Tornados have done worse. Our final verdict: perhaps a little less semi-famous songs than on the first three Infamous InstroMonsters LP’s, but still rockin' in an equally varied instrumental spectrum. Bullseye is the vinyl division of the Spanish rock 'n' roll label El Toro. Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky) |
21 juli 2021
INFAMOUS
INSTROMONSTERS OF ROCK 'N' ROLL VOL. III
De
derde vinyl LP in de reeks met ons favoriete onderwatermonster op
de hoes en dan denk je uiteraard dat dit een samenvatting is van de
ondertussen al in 2013 verschenen Infamous InstroMonsters Vol. 3 CD,
maar dat blijkt slechts ten dele te kloppen: hoewel de hoes dezelfde
is staan zes van de zestien LP tracks niet op die 22 track CD en evenmin
op een andere InstroMonsters CD of LP of op de 4 track EP op rood
vinyl. De openende gitaar/sax stroll Money Money kent u misschien
als zijnde van Benny Joy, maar de hier vermelde uitvoerder Big John
Taylor was Joy's gitarist en ze stonden in 1959 wel degelijk samen
met naam op de originele single, ook op A-kant Ittie Bittie Everything.
Klassiekers zijn Let's Go van The Routers (gitaar/sax) en The Rumblers'
dreigende Boss, en Fat Daddy Holmes' Chicken Rock blijft een fascinerende
chicken picker op de gitaar. Een andere chicken picker maar dan in
Frolic Diner gitaar/sax stijl is Skippin' van Buddy Guy, een nummer
dat niets te maken heeft met de blues waarmee Buddy Guy synoniem is.
Evenmin blues is Blues For Two, een improvisatie op Johnny Cash's
boom chicka boom sound afkomstig van één van de twee
singles die The Tennessee Two & Friend uitbrachten rond 1960.
Die Tennessee Two zijn gitarist Luther Perkins en bassist Marshal
Grant (vòòr drummer WS Holland bij de groep kwam, de
drums op de singles werden ingespeeld door een studiodrummer) en hun
vriend hier was niet Johnny Cash maar pianist Floyd Cramer. Louis
Jordan's sax/orgel instro The Slop uit 1958 is door zijn groovende
orgeltje (Jackie Davies) mogelijk veel te jazzy voor een aantal onder
u, en ook in Sounds Incorporated's live tittyshaker Sounds Like Locomotion
met heel veel blazers zit zo'n groovy orgeltje. Jack Nitzsche zit
een big band versie van Link Wray's Rumble voor die klinkt als dramatische
filmmuziek, en Footloose van Jim Gunner & The Echoes is uptempo
gitaarsurf. The Viceroys vertrekken voor hun Seagreen vanuit surf
maar freewheelen daarna een beetje op een funky orgeltje. The Mexican
van The Fentones is euro instro in Shadows stijl en het al even Britse
Hit And Miss van The John Barry Seven Plus Four is pizzicato gitaar
gekoppeld aan twang. Theme From Maigret van The Eagles is het thema
van een BBC detective reeks uit 1959-1963, een typische TV tune maar
dan tegelijk speels én twangy - voor mij een van de hoogtepunten
op deze LP. Ook Brits is Jet Harris' Besame Mucho, de bekende Latijns-Amerikaanse
standaard op twangy basgitaar begeleid door een vrouwenkoortje. De
plaat sluit af met Vesuvius van The Revels, een uptempo sax/gitaar
Vegas grinder. De stijlkeuze van de LP is erg gevarieerd en de selectie
van de nummers is niet de standaard selectie van de altijd terugkerende
rock 'n' roll's greatest instrumentals maar klinkt deels toch vrij
bekend in de oren. Bullseye is de vinyl afdeling van het Spaanse rock
'n' roll label El Toro.
This is the third vinyl installment in the series with our favorite underwater monster on the sleeve so you automatically assume that it's a summary of the 2013 Infamous InstroMonsters Vol. 3 CD. This turns out to be only partially true because although the sleeve is the same six out of the sixteen LP tracks are not on that 22 track CD nor on any other InstroMonsters LP or CD or on the 4 track red vinyl EP. You might know the opening guitar/sax stroll Money Money as being by Benny Joy, but the performer credited here, Big John Taylor, was Joy's guitarist and they were indeed listed together on the original single in 1959, as well as on its A-side Ittie Bittie Everything. Classics include The Routers' Let's Go (guitar/sax) and The Rumblers' menacing Boss, while Fat Daddy Holmes' Chicken Rock remains a fascinating six string chicken picker. Louis Jordan's 1958 sax/organ instro The Slop may be far too jazzy for some of you due to its grooving organ (Jackie Davies), and there is also a groovy organ among the truckload of horns in Sounds Incorporated's live tittyshaker Sounds Like Locomotion. Another chicken picker but this time in Frolic Diner guitar/sax style is Skippin' by Buddy Guy, a song that has nothing to do with the blues which is synonimous with Buddy Guy. There is no blues either in Blues For Two, an improvisation on Johnny Cash's boom chicka boom sound taken from one of the two singles released around 1960 by The Tennessee Two & Friend. The Tennessee Two here are guitarist Luther Perkins and bassist Marshal Grant before drummer WS Holland joined the group (the drums on the singles were played by a studio drummer) and their friend was in this case not Johnny Cash but pianist Floyd Cramer. Jack Nitzsche presides over a big band version of Link Wray's Rumble that sounds like dramatic movie music, and Footloose by Jim Gunner & The Echoes is uptempo guitar surf. The Viceroys start from surf for their Seagreen but evolve into a funky organ. The Fentones' The Mexican is euro instro Shadows style and the equally British Hit And Miss by The John Barry Seven Plus Four is pizzicato guitar coupled with twang. Theme From Maigret by The Eagles is the theme of a BBC detective series that ran from 1959 to 1963, a typical TV tune but at the same time playful and twangy - for me one of the highlights on this LP. Also British is Jet Harris' Besame Mucho, the well known Latin American standard on twangy bass guitar accompanied by female backing vocals. The record finishes with Vesuvius by The Revels, an uptempo sax/guitar Vegas grinder. The LP's stylistic choices are very varied and the selection of songs is not the standard track listing of rock 'n' roll's greatest instrumentals but still sounds partly familiar. Bullseye is the vinyl division of Spanish rock 'n' roll label El Toro. Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky) |
CD Recensies
SOUTHERN
BRED: LOUISIANA & NEW ORLEANS R & B ROCKERS
Southern Bred 16 is nummer 4 over Louisiana en New Orleans, en U kent
het principe inmiddels: 28 voornamelijk zwarte tracks 1951-1963 opgenomen
in of nabij New Orleans en/of door artiesten met links naar La Louisiane.
Louisiana en met name de crescent city New Orleans hadden een heel
specifiek rock 'n' roll geluid gepersonifieerd door Fats Domino, rock
'n' roll gekarakteriseerd door veel blazers en een groovy piano, muziek
die zijn wortels heeft in de caraïbische muziek die de mardi
gras typeert, zoals hier Roy ''Baldhead'' Byrd alias Professor Longhair's
Rockin' With Fes, een veelzeggende titel voor een nummer uit 1952.
Mooie voorbeelden van die New Orleans sound met veel goedgezinde blazers
zijn Charles Williams' So Glad You're Mine, Clarence Samuels' Got
No Place To Call My Own, Calvin Spears' uptempo (You're So Square)
Baby I Don't Care/ The Mostest Girl-achtige Doing The Rock 'n' Roll,
alsmede het ook van Fats Domino bekende feestelijke Little Liza Jane
door Huey "Piano" Smith en die mag er dan wel zijn naam
hebben opgeplakt als componist, het nummer zelf is al meer dan 100
jaar oud en werd in de jaren' 40 bijvoorbeeld al gedaan als western
swing door Bob Wills. Swingende zwarte rock 'n' roll met veel blazers
zijn Elmore Nixon's Forgive Me Baby, Willie Egan's I Can't Understand
It en Bobby Mitchell & the Toppers' 4 x 11= 44, met als uitschieters
Lloyd Price's onstuimige Rock 'n' Roll Dance, Rudy Green's al even
exhuberante My Mumblin' Baby, Clarence Samuels' knettergekke zwarte
rocker Slippity en creool Lennie LaCour's rockabilly song Rockin'
Rosalie. Rhythm 'n' blues swing flink op weg om die rock 'n' roll
te worden zijn Rudy Green's Meet Me Baby en Long John Hunter's She
Used To Be My Woman, beide uit 1954. Bekende namen die schuld bekennen
zijn Clarence “Gatemouth” Brown en Earl King met de rhythm
'n' blues rockers Baby Take It Easy en Everybody’s Carried Away,
en Little Walter met de instrumentale mondharmonica bluesrocker Teenage
Beat. Nog meer rhythm 'n' blues rock is er met Jessie Thomas' Cool
Kind Lover en Classie Ballou & his Tempo Kings' D-I-R-T-Y D-E-A-L,
de early sixties komen in 1961 aan bod met Richard Berry's In A Real
Big Way, en Donnie Elbert's Believe It Or Not is een fijne doo-wop
rocker. Op Champion Jack Dupree's Deacon's Party dronken ze blijkbaar
miswijn want het nummer bevat enkele fikse scheuten gospel (gingen
ze vóór het zingen de kerk uit?) en op deze muzikale
gumbo er is zelfs plaats voor onversneden zydeco boogie met Clifton
Chenier's voor 1957 erg modern klinkende instrumentale accordeon boogie
The Big Wheel. De CD vormt een mooie evenwichtsoefening tussen creole
rock 'n' roll en rockende rhythm 'n' blues.
Southern
Bred 16 is number 4 about Louisiana and New Orleans, and by now you
know what Koko-Mojo has in store for you: 28 mostly black tracks 1951-1963
recorded in or near New Orleans and/or by artists with links to La
Louisiana. Louisiana and in particular the crescent city New Orleans
had a very specific rock 'n' roll sound embodied by Fats Domino, rock
'n' roll characterised by lots of horns and a groovy piano, music
which has its roots in the caraibbean music that's typical for the
mardi gras, like here Roy ''Baldhead'' Byrd aka Professor Longhair's
Rockin' With Fes, a title that says a lot about a song from 1952.
Mighty fine examples of that New Orleans sound with loads of happy
horns are Charles Williams' So Glad You're Mine, Clarence Samuels'
Got No Place To Call My Own, Calvin Spears' uptempo (You're So Square)
Baby I Don't Care/The Mostest Girl-styled Doing The Rock 'n' Roll,
and party tune Little Liza Jane by Huey "Piano" Smith. Fats
Domino also sang it and Huey Smith may have put his name on it as
composer, but the song itself is over 100 years old and was for example
done in the 1940s western swing style by Bob Wills. Good natured swinging
black rock 'n' roll with saxophones are Elmore Nixon's Forgive Me
Baby, Willie Egan's I Can't Understand It and Bobby Mitchell &
the Toppers' 4 x 11= 44 warming up for highlights like Lloyd Price's
rambunctious Rock 'n' Roll Dance, Rudy Green's equally exhuberant
My Mumblin' Baby, Clarence Samuels' nutty black rocker Slippity and
creole Lennie LaCour's rockabilly song Rockin' Rosalie. Rhythm 'n'
blues swing well on its way to becoming that rock 'n' roll are Rudy
Green's Meet Me Baby and Long John Hunter's She Used To Be My Woman,
both from 1954. Familiar names pleading guilty are Clarence "Gatemouth"
Brown and Earl King with the rhythm 'n' blues rockers Baby Take It
Easy and Everybody's Carried Away, and Little Walter with the instrumental
harmonica blues rocker Teenage Beat. There's more rhythm 'n' blues
rock with Jessie Thomas' Cool Kind Lover and Classie Ballou &
his Tempo Kings' D-I-R-T-Y D-E-A-L, the early sixties are represented
by 1961's Richard Berry's In A Real Big Way, and Donnie Elbert's Believe
It Or Not is a nice doo-wop rocker. At Champion Jack Dupree's Deacon's
Party they apparently drank altar wine because the song contains a
couple of swigs of gospel, and in this musical gumbo there is even
room for undiluted zydeco boogie with Clifton Chenier's for 1957 very
modern sounding instrumental accordion boogie The Big Wheel. The CD
balances effortlessly between creole rock 'n' roll and rocking rhythm
'n' blues. |
ROCK
AND ROLL VIXENS # 6 Ann
Cole steekt het vuur aan de lont met haar rockende originele versie
van Got My Mojo Working opgenomen vóór Muddy Waters
maar die mojo blijft niet de hele CD werken. Zeker, Pearl Reeves &
the Conchords' You Can’t Stay Here (Step It Up And Go), Honey
Brown's Ain’t No Need en Fay Simmons' Hanging Around rocken
en swingen als de be(e)sten, maar er staan toch verschillende nummers
tussen die wel OK maar mijns inziens iets te vrijblijvend en zeker
niets bijzonders zijn, bijvoorbeeld Priscilla Bowman's Don’t
Come In Here. Dan liever een brutaaltje als Rose Marie McCoy in wier
ouderwetse stop/starter Dippin’ In My Business zelfs een accordeon
zit! De verplichte "hits" zijn Etta James' bekende Tough
Lover en The Bobbettes' jivende Mr. Lee antwoord I Shot Mr. Lee. Dorothy
Berry & Jimmy Norman doen in I’m With You All The Way Brook
Benton & Dinah Washington's You Got What It Takes achterna, vergelijk
het maar met de echte You Got What It Takes, hier in de coverversie
van Boo & his Girlfriend. Andere leuke deuntjes en duetjes zijn
Roy Brown & Mamie Dell's Oh So Wonderful en Mel Walker & Ada
Wilson's The Love Bug Boogie, maar Jennell Hawkins heeft als leadzangeres
van backingkoortje The Lockettes slechts een bijrolletje in Richard
Berry's The Mess Around. De CD biedt plaats aan traditionele blues
(Annie Laurie's It’s Been A Long Time uit 1953) en boogie woogie
piano swing (Lil Greenwood's Boogie All Night Long), er wordt sensueel
geheupwiegd door Lynn Taylor with the Peachettes (Sweet Little Girl),
Sally Stanley (I’ll Have To Let You Go) en Baby Washington (Congratulations
Honey), en iets ruwer gaat het er aan toe bij Big Maybelle (That's
a Pretty Good Love) en Dolores Ware (Can’t Eat Can’t Sleep).
Op Annisteen Allen's strollende Let It Roll mag al een variété
orgeltje meedoen, en zoals op al deze CDs staat er een handjevol early
sixties zoals Dee Dee Sharp's Just To Hold My Hand uit 1963. Er staat
ook één Sun opname op, Baby No No, de achterkant van
Sun 184 uit 1953, de enige Sun single van Big Memphis Ma Rainey, artiestennaam
van blueszangeres Lillie Mae Glover die dus niets te maken heeft met
blueszangeres Ma Rainey. Het nummer is een vreemd amalgaam van electrische
blues (Pat Hare op gitaar) gespeeld in een zelfs voor 1953 al ouderwetse
semi-akoestische stijl. Ik ken de achtergrond van het nummer niet,
maar componiste Marion Keisker was Sam Phillips' secretaresse die
Elvis ontdekte! De CD covert de periode 1950-1963 maar bevat ook één
hedendaagse track, de heupwiegende blues Hottest Wings In Town van
Bonita & the Blues Shacks, op dit ogenblik zo ongeveer de hottest
blues band in Duitsland. Deze Volume 6 is misschien niet de beste
in de Vixens reeks, maar dat is uiteraard puur een kwestie van persoonlijke
smaak, want voor de liefhebbers ter zake is de CD zeker interessant
door de relatieve onbekendheid van het gebodene. Ann
Cole sets things on fire with her rockin' original version of Got
My Mojo Working recorded before Muddy Waters but that mojo doesn't
last the entire CD. Pearl Reeves & the Conchords' You Can't Stay
Here (Step It Up And Go), Honey Brown's Ain't No Need and Fay Simmons'
Hanging Around for sure rock and swing like crazy, but there are several
songs that are OK but in my opinion a bit too much middle of the road
and certainly nothing special like for instance Priscilla Bowman's
Don't Come In Here. I prefer a cheeky one like Rose Marie McCoy whose
old-fashioned stop/starter Dippin' In My Business even features accordion!
The obligatory "hits" are Etta James' well known Tough Lover
and The Bobbettes' jiving Mr. Lee answer I Shot Mr. Lee. Dorothy Berry
& Jimmy Norman copy Brook Benton & Dinah Washington's You
Got What It Takes in I'm With You All The Way, just compare it to
the real You Got What It Takes cover by Boo & his Girlfriend.
Other fun duets include Roy Brown & Mamie Dell's Oh So Wonderful
and Mel Walker & Ada Wilson's The Love Bug Boogie, but Jennell
Hawkins only has a supporting role as leadsinger of backing vocalists
The Lockettes in Richard Berry's The Mess Around. The CD contains
traditional blues (Annie Laurie's It's Been A Long Time from 1953)
and boogie woogie piano swing (Lil Greenwood's Boogie All Night Long),
there's sensual hip swinging from Lynn Taylor with the Peachettes
(Sweet Little Girl), Sally Stanley (I'll Have To Let You Go) and Baby
Washington (Congratulations Honey), while Big Maybelle (That's a Pretty
Good Love) and Dolores Ware (Can't Eat Can't Sleep) like things a
tad rougher. Annisteen Allen's strolling Let It Roll contains a variety
organ and as on all these CDs there's a handful of early sixties sides
like Dee Dee Sharp's 1963 Just To Hold My Hand. There is also one
Sun recording, Baby No No, the back of 1953's Sun 184, the only Sun
single by Big Memphis Ma Rainey, stage name of blues singer Lillie
Mae Glover who has nothing to do with blues singer Ma Rainey. The
song is a strange amalgam of electric blues (Pat Hare on guitar) played
in a semi-acoustic style that even in 1953 was already outdated. I
don't know the background of the song but composer Marion Keisker
was Sam Phillips' secretary who discovered Elvis! The CD covers the
time slot 1950-1963 but there's one contemporary track on board, the
hip swaying blues Hottest Wings In Town by Bonita & the Blues
Shacks, just about the hottest blues band in Germany right now. IMHO
this volume 6 may not be the best in the Vixens series, but that is
of course purely a matter of personal taste, as for the aficionados
the CD is certainly interesting due to the relative unfamiliarity
of what is on offer. |
ROCK
AND ROLL VIXENS # 7
The
good folks at Koko-Mojo don't waste no time: Rock And Roll Vixens,
the series dedicated to black female singers, is already at volume
7. The CD kicks off with Marie Knight's terrific uptempo stop/start
jiver I Thought I Told You Not To Tell Them, followed by a lot of
top tunes for the dancing crowd like The Teen Queens' Just Goofed,
Mary Ann Fisher's Wild As You Can Be, Tiny Topsy's You Shocked Me,
Vikki Nelson's Ruth Brown-styled I Was a Fool for Leaving and Etta
James' That's All with trumpets. Ruth Durand's I'm Wise is very similar
to Little Richard's Slippin' And Slidin' and that's no coincidence
as it's a cover of Eddie Bo's I'm Wise which served as the blueprint
for Little Richard's classic. The slightly older rhythm 'n' blues
swing out of which black rock 'n' roll arose is represented by Lil
Greenwood 's Young Blood from 1951 with trumpets. Ella Johnson's Well
Do It is I Just Want To Make Love To You inside out and Big Maybelle
(Leave Poor Me) and Annie Laurie (Stop Don't Go) also move in mysterious
ways. Miss La-Vell's Teen-Age Love is dangerous doo-wop, and because
every Koko-Mojo CD must include àll subgenres Mary B's Something
For You Baby is more blues oriented. Also very bluesy is Tom Cat,
not by Big Maybelle as stated in the track listing on the back but
by Big Mama Thornton. That's what you get when messing with all those
big fat mamas! Tom Cat sounds to me like an answer song to Rufus Thomas'
Bear Cat, which is funny since that was already an answer song to
Big Mama Thornton's original 1952 Hound Dog. Well, I think that's
funny. Another answer song is Hey Memphis in which Lavern Baker salutes
Elvis' Little Sister, a well known song but not as famous as Little
Eva's The Loco-Motion which all of us probably already have. All of
these genres culminated in what would become soul and examples of
the early soul sound are Jessie Mae's Don't Freeze On Me, Don Gardner
& Dee Dee Ford's plea I Need Your Lovin' that would have suited
James Brown just fine, and Bonnie "Bombshell" Lee's gospel
drenched My Man's Coming Home. Whether Martha & the Vandellas'
1963 Motown hit Heat Wave will please rock 'n' roll ears remains to
be seen, and already in 1961 Faye Adams' Step Up And Rescue Me also
stepped in that particular direction. The CD features one contemporary
song, the 2019 blues rocker with boogie piano Momma's Goin' Dancin'
by popular German blues band Bonita & the Blues Shacks. The other
24 tracks cover the period 1951-1963, the musical quality of what's
on offer is very high, and the CD lives up to that "movers and
shakers" tagline on the cover. |
7 juli 2021
DRUMS
ARE MY BEAT/ SANDY NELSON
Sandy
Nelson's 2013 Jasmine JASCD711 double CD Teen Beat 1959-1961 was centered
around the hits Teen Beat and Let There Be Drums, and then the question
is always whether there's anything worthwile left? As it turns out
there is a lot to (re)discover on this double CD with his almost complete
1962 recordings. Sandy Nelson, the most famous rock 'n' roll drummer
in the sense that he was the only rock 'n' roll drummer to score hits
with singles that were actually expanded drum solos, was a very busy
guy, as anyone who's ever tried to buy all his records can testify.
I think only The Ventures released more albums and just like The Ventures
most of those albums were filled with covers of the rock and pop hits
of the day. In 1962 alone Nelson released six LP’s, Drums Are
My Beat, Drummin' Up A Storm, Golden Hits, Compelling Percussion,
Country Style and Teen Age House Party (and three of those appeared
in a single month) in addition to six singles, five of which made
the US charts. Getting all of this on one double CD proved physically
impossible, so some LP tracks are missing (only Teen Age House Party
is complete here) and two songs from Compelling Percussion were on
Nelson's debut LP Teen Beat anyway. Still, you will never get more
1962 Sandy Nelson on a comparable surface than has been done here,
even though several attempts have been made in the past, for example
the Golden Stars 3CD box Classic Album Collection (six LP’s
+ bonus tracks) and the Real Gone 4CD box Eight Classic Albums Plus
Bonus Singles which covers the years 1960-1962. In addition already
in the 1990s a lot of Sandy Nelson appeared at the rate of two LP’s
on one CD on See For Miles. Nelson could play melodies on his drums
like nobody else, which is the great strength of this CD and the difference
with for example a drummer like Buddy Rich of whom I have listened
to a 6CD box: it's art, but unfortunately also jazz and not rocking.
Many of Nelson's songs here are impressive drumming wrapped in fun
full band instrumentals. Highlights include Hum Drum, Drummin' Up
A Storm, the majestic Drums Are My Beat with mysterious oriental piano
and a tic tac guitar, the single edit shortened to three minutes of
the exotic The Birth Of The Beat (a jungle uprising which on the 1961
LP Let There Be Drums ran for nine minutes), the excellent pita version
of Caravan, the heavy film noir stroll The City, the menacingly oriental
And Then There Were Drums in the style of Let There Be Drums with
a twangy guitar riff, the kind of riff that in Drum Roll and Rompin'
And Stompin' is complemented by horns and an exotic whistle and in
Cozy Cole's Topsy with xylophone. Obviously there are a lot of jolly
horns to be found here, for example in Hawaiian War Chant. The real
pure drum instrumentals such as Drums For Strippers Only, Drums For
Drummers Only and the six minute Day Drumming are a minority because
most of the songs are basicly sax instrumentals with guitar, piano
and an extra drum break, like Drum Stomp which sounds like a faster
played Raunchy by Bill Justis or Big Al Sears' Castle Rock. At its
best this swings like crazy in, say, All Night Long, or turns into
carefree Frolic Diner tunes like Sandy. The twist, incredibly popular
in those times, turns up surprisingly little: Twisted is the most
obvious example. |
SUMMER
DAYS AND SUMMER NIGHTS Op 21 juni begon de zomer en bij gebrek aan zomerweer kan u alvast in de stemming komen met deze zomerse compilatie met "31 summertime beach nuts", de vierde Bear Family zomer compilatie na Banana Split (BCD17513), Another Banana Split Please (BCD17601) en Good Old Summertime (BCD17528). De CD bevat 31 tracks 1952-1963 maar de focus ligt dit keer niet op rock 'n' roll maar op teen rock en crooners in een mix van bekende en onbekende artiesten met vooral onbekende songs. Crooners zijn de zorgeloos fluitende Tony Bennett's Put On A Happy Face (de tekst gaat wel degelijk over de zomer), Maxine Daniels' My Summer Heart, Dinah Washington's That Sunday (That Summer), Keely Smith's On The Sunny Side Of The Street en Eydie Gormé's Soda Pop Hop, teen rock is er met The Safaris' Summer Nights, Dave York & the Beachcombers' I Wanna Go Surfin' (hun Beach Party is leuker), The Quotations' ballade Summertime Goodbyes, Ricky Dean's duidelijk op Itsy Bitsy Teeny Weeny Yellow Polkadot Bikini gebaseerde Bikini, Ernie Maresca een beetje in Dion stemming in Down On The Beach (Maresca schreef dan ook The Wanderer en Runaround Sue), Diane Ray's Please Don't Talk To The Lifeguard, Johnny O'Neill's op Party Doll geënte Beach Doll en Carole King's Queen Of The Beach waarin het muurbloempje van vorig jaar zich ontpopt tot de koningin van het strand. Tussen die twee genres in zit pop als Googie René's Swingin' Summer Love, Kari Lynn's Summer Day en het melancholisch introspectieve The Green Leaves Of Summer van de in 1957 opgerichte folkgroep The Brothers Four die anno 2021 nog steeds bestaat met één origineel groepslid in de gelederen, en popcrooners als The Fleetwoods' dromerige tienerballade They Tell Me It's Summer waarin het alleen maar lijkt alsof het zomer is - de nachten zijn lang omdat het lief hen heeft verlaten. Dat die toch van rustige nummers bekende Fleetwoods het ook uptempo konden bewijst hun Surfer's Playmate. Rock 'n' roll is er met Sammy Salvo's geinige The Bully Of The Beach, Dickie Loader & the Blue Jeans' afgeborstelde Heatwave en Conway Twitty op zijn Carl Perkins funkiest in Beachcomber. Bucky & the Premieres' Summer School is bizarrobilly, en Blue Caps ritmegitarist Paul Peek's vokale Watermelon is een verrassend zwart klinkende stroll. Voor de country noten zorgen Don Cherry's Wild Cherry waarin een breed smilende Dean Martin verborgen zit, Hank Snow op zijn luiste donder in Lazy Bones inclusief parlando tussenstuk is meer croonerpop als country, en Bobby Williamson's Sh-Boom is een minder bekende maar toffe country swing light uitvoering van het bekende nummer, al ontgaat de link met de zomer mij. Het zal zoals altijd wel weer aan mij liggen! Op dit soort thema CD’s staan steevast enkele instrumentaaltjes en dit keer situeren die zich bruingebrand in de jazzy swing (Tito Puente's Emerald Beach) en de rhythm 'n' blues swing (TJ Fowler's Wine Cooler). George Gershwin's Summertime krijgt van The Viscounts een exotische trage blazers versie die géén wilde Rodney & the Blazers wordt en staat ook nog in een tweede versie op de CD als gitaar-/ pianojazz instrumental door Barney Kessel. Die vorige summer CD’s sloten alle drie af met een versie van de stokoude standaard (In The) Good Old Summertime, en zo ook deze met de vrolijke popversie van Lee Diamond & the Challengers uit 1962. Samen geeft dat zoals het hoort in de zomer een luchtige CD niet zozeer geschikt om een rock 'n' roll party op te vrolijken maar ideaal als achtergrondsfeertje wanneer u bij zonsondergang eindelijk op uw terras zit, als soundtrack in de auto of gewoon om de Summertime Blues (die hier niét op staat) te verjagen! Gezeten op een goede wei kan u ondertussen op uw gemak het CD booklet van samensteller Marc Mittelacher nalezen, goed voor 20 pagina’s kleurenillustraties en korte notities over elke artiest. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky) Summer began on June 21 and in the absence of good weather you can get in the mood with this sunny collection of "31 summertime beach nuts", the fourth Bear Family summer compilation after Banana Split (BCD17513), Another Banana Split Please (BCD17601) and Good Old Summertime (BCD17528). The CD contains 31 tracks 1952-1963 but this time the focus is not on rock 'n' roll but on teen rock and crooners in a mix of well known and unknown artists with mostly lesser known songs. Crooners include the happily whistling Tony Bennett's Put On A Happy Face (the lyrics are indeed about summer), Maxine Daniels' My Summer Heart, Dinah Washington's That Sunday (That Summer), Keely Smith's On The Sunny Side Of The Street and Eydie Gormé's Soda Pop Hop, teen rock is The Safaris' Summer Nights, Dave York & the Beachcombers' I Wanna Go Surfin' (not nearly as funny as their Beach Party), The Quotations' ballad Summertime Goodbyes, Ricky Dean's Itsy Bitsy Teeny Weeny Yellow Polkadot Bikini-inspired Bikini, Ernie Maresca in a bit of a Dion mood in Down On The Beach (Maresca wrote The Wanderer and Runaround Sue), Diane Ray's Please Don't Talk To The Lifeguard, Johnny O'Neill's Party Doll-inspired Beach Doll and Carole King's Queen Of The Beach in which last year's wallflower metamorphoses into the queen of the beach. In between those two genres there's pop like Googie René's Swingin' Summer Love, Kari Lynn's Summer Day and the melancholy introspective The Green Leaves Of Summer by folk group The Brothers Four who were founded in 1957 and still exist in 2021 with one original member in the ranks, and pop crooners like The Fleetwoods' dreamy teen ballad They Tell Me It's Summer in which it only seems like summer - the nights are long because their sweetheart has left them. Though known for their slow songs The Fleetwoods could also hold their own uptempo as proven by their Surfer's Playmate. There's rock 'n' roll with Sammy Salvo's funny The Bully Of The Beach, Dickie Loader & the Blue Jeans' clean cut Heatwave and Conway Twitty at his Carl Perkins funkiest in Beachcomber. Bucky & the Premieres' Summer School is bizarrobilly, and Blue Caps rhythm guitarist Paul Peek's vocal Watermelon is a surprisingly black sounding stroll. Country notes are provided by Don Cherry's Wild Cherry which hides a broadly smiling Dean Martin, Hank Snow at his laziest in Lazy Bones including a spoken part is more crooner pop than country, and Bobby Williamson's Sh-Boom is a lesser known but cool country swing light version of the familiar song, although the link with summer escapes me. As always that's probably my fault! This type of theme CDs invariably include a couple of instrumentals and this time they are situated in jazzy swing (Tito Puente's Emerald Beach) and rhythm 'n' blues swing (TJ Fowler's Wine Cooler). George Gershwin's Summertime is given an exotic slow sax version by The Viscounts who do not get wild like Rodney & the Blazers, and there's another version on the CD played as a guitar/piano jazz instrumental by Barney Kessel. The three previous summer CDs each ended with a different version of the old standard (In The) Good Old Summertime, and so does this one with the upbeat 1962 pop version by Lee Diamond & the Challengers. Together this makes a breezy CD not really suited to liven up a rock 'n' roll party but ideal as the backdrop when you finally sit down on your terrace at sunset, as a soundtrack in the car or just to chase away the Summertime Blues (which is not on here). Sit down, relax, sip a cool one and read the CD booklet by Marc Mittelacher, 20 pages of color illustrations and short notes on each artist. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky) |
BE
FAITHFUL: THE TEN COMMANDMENTS OF ROCK 'N' ROLL COMMANDMENT SIX Atomicat's tien rock 'n' roll geboden (eigenlijk waren het er vijftien maar toen Moses de berg afdaalde liet hij één stenen tafel stukvallen) beginnen aan de tweede tafel en in mijn tijd (ergens in de 19de eeuw) was het zesde gebod het opwindendste: doe nooit wat onkuisheid is, hier vertaald naar het veel onschuldiger onderwerp de liefde zoals bezongen in honderdduizenden songs en bij uitbreiding ook ten overvloede in de rock 'n' roll. The Ten Commandments Of Rock 'n' Roll is de ideale reeks voor iedereen die vindt dat er op de Atomicat en Koko-Mojo CD’s te veel hillbilly of zwarte muziek of wat dan ook staat, want The Ten Commandments Of Rock 'n' Roll focussen op... tromgeroffel... rock 'n' roll, zowel blanke als zwarte rock 'n' roll op deze CD met 30 tracks uit het tijdsgewricht 1956-1963. Blanke of op zijn minst blank klinkende rock 'n' roll op volume 6 is Johnny O' Keefe's You Excite Me, Sweetie Jones' Baby Please Don't Leave, Robert Gill & The Dreamers' Baby That's Alright, Chuck Atha's Just Me And My Baby, The Domineers' Nothing Can Go Wrong, Gene Ross' swingende The Only One, Barbara Pittman's Sun rocker I Need A Man, Mel Albert's door een dameskoortje en een orgeltje verfraaide uptempo teen rocker Never Let Me Go, en Dickey Lee's debuutsingle Stay True Baby in wat klinkt als een veredelde Sun hiccup sound, misschien wel omdat het ook in Memphis werd opgenomen en dat dus nooit ver van Sun kan zijn geweest. Voorbeelden van el primitivo rock 'n' roll zijn de opwindende scratchende gitaarinstro Heartbeat van The Daywins en The Monorays' It's Love Baby, een teen stroll gekoppeld aan een rauwe scheurende white rock sax. Ik ga het niet afpunten maar de verhouding blank versus zwart zal ongeveer fifty-fifty zijn op deze CD. Een nummer als Jesse Allen's stop-start rocker Love My Baby is puur zwart, net als uiteraard artiesten als Bobby Charles (Don't You Know I Love You), Earl Gaines (Love You So) en LaVern Baker met het Jim Dandy vervolg Jim Dandy Got Married. Er is popcorn noir met Little Joe Hinton's Let's Start A Romance en vooral met Johnny Love's onweerstaanbare Chills And Fever, en de doo-woppers worden op hun wenken bediend met rockers als The Minorbops' Want You For My Own, The Cupids' Little Girl of Mine, The Shells' Pretty Little Girl en The Butanes' Don't Forget I Love You. Elke Ten Commandments CD bevat wel een paar klassiekers en dit keer zijn dat Let's Jump The Broomstick van Brenda Lee en de opgewekte jiver This Little Girl Of Mine van The Everly Brothers, blijkbaar een grote inspiratiebron voor The Paris Brothers wier This Is It meer dan één gelijkenis vertoont met Everly nummers als This Little Girl Of Mine, Hey Doll Baby en Should We Tell Him. Bekende namen met minder bekende songs zijn Little Richard met True Fine Mama, toch - ten onrechte - een tikkeltje minder populair dan zijn grote hits, Terry Noland 's Come Marry Me en Thurston Harris' vrolijke My Love Will Last. Delbert Barker's afsluiter Our Honeymoon is in tegenstelling tot de rest van de CD dan weer country boogie, maar het meest curieuze nummer is de Franse vertaling van Chantilly Lace van The Big Bopper getiteld Ma P'tit' Chérie, variété door de Spaans-Franse operettezanger Luis Mariano. Een erg gevarieerde CD dus, maar wel een erg goeie CD. Hou je reeks compleet, dan heb je straks 300 goeie nummers. Info: www.atomi-c.at (Frantic Franky) Atomicat's ten rock 'n' roll commandments (actally there were fiftien commandments but Moses dropped the third stone tablet when he came down from Mountain Sinai) arrive at the second tablet and in my time (somewhere in the 19th century) the sixth commandment was the most exciting one: thou shalt not commit adultery, translated here into the much more innocent subject matter of love, as sung about in hundreds of thousands of songs and by extension also in abundance in rock 'n' roll. The Ten Commandments Of Rock 'n' Roll is the ideal series for anyone feeling there is too much hillbilly or black music or whatever on the Atomicat and Koko-Mojo CDs, because The Ten Commandments Of Rock 'n' Roll focus on.... drum roll... rock 'n' roll, both white and black rock 'n' roll on this CD with 30 tracks from the 1956-1963 time frame. White or at least white sounding rock 'n' roll tunes on volume 6 are Johnny O' Keefe's You Excite Me, Sweetie Jones' Baby Please Don't Leave, Robert Gill & The Dreamers' Baby That's Alright, Chuck Atha's Just Me And My Baby, The Domineers' Nothing Can Go Wrong, Gene Ross' swinging The Only One, Barbara Pittman's Sun rocker I Need A Man, Mel Albert's uptempo teen rocker Never Let Me Go embellished by a female chorus and an organ, and Dickey Lee's debut 45 Stay True Baby in what sounds like a kind of hiccupping Sun sound, perhaps because it was also recorded in Memphis and therefor could never have been far away from Sun. Examples of el primitivo rock 'n' roll include The Daywins' thrilling scratchy guitar instro Heartbeat and The Monorays' It's Love Baby, a teen stroll with a raw ripping white rock sax. I'm not going to count 'em but the ratio of white to black will be about fifty-fifty on this CD I guess. A song like Jesse Allen's stop-start rocker Love My Baby is 100 % black, as are of course artists like Bobby Charles (Don't You Know I Love You), Earl Gaines (Love You So) and LaVern Baker with the Jim Dandy sequel Jim Dandy Got Married. There's popcorn noir with Little Joe Hinton's Let's Start A Romance and especially with Johnny Love's irresistible Chills And Fever, and doo-woppers can get their cool cat kicks with rockers like The Minorbops' Want You For My Own, The Cupids' Little Girl of Mine, The Shells' Pretty Little Girl and The Butanes' Don't Forget I Love You. Every Ten Commandments CD contains a few classics and this time they are Brenda Lee's Let's Jump The Broomstick and the upbeat jiver This Little Girl Of Mine by The Everly Brothers, apparently a big inspiration for The Paris Brothers whose This Is It bears more than one resemblance to Everly songs like This Little Girl Of Mine, Hey Doll Baby and Should We Tell Him. Familiar names with unfamiliar songs include Little Richard with True Fine Mama, unjustly a tad less popular than his big hits, Terry Noland 's Come Marry Me and Thurston Harris' upbeat My Love Will Last. Delbert Barker's closes the CD in a completely contrasting style with the country boogie Our Honeymoon, and the most unlikely song is the French translation of The Big Bopper's Chantilly Lace titled Ma P'tit' Chérie turned into a old fashioned pop song by Spanish-French operetta singer Luis Mariano. This CD is very varied, but very good. Keep your series complete and in the end you will have 300 great songs. Info: www.atomi-c.at (Frantic Franky) |
ROCKIN'
WITH THE KRAUTS VOL. 2 Tweede
en laatste CD door Bear Family omschreven als "real rock 'n'
roll made in Germany, Duitse rock 'n' roll in zijn puurste vorm inbegrepen
twist rockers, madison rockers, jivers, beat rockers en instrumentals,
op dit tweede deel met meer honkende saxofoons en minder Hofner twang".
Daarmee past ie in uw CD kast perfect naast de Bear Family CD Oh Yes
Das Ist Musik - Jive In Germany (BCD16303) uit 2009, want tussen de
32 tracks 1956-1967 staat heel wat swingende, soms zelfs jazzy jive
als (het fake live?) Whole Lotta Shakin' Goin' On van de Zweed Little
Gerhard, Maureen René's Rock Baby Rock, Lutz Dietmar's Rock-A-Beatin'
Boogie met Max Greger op sax, Paul Würges' uitstekende Black
Boy Jacky, Marika Rökk's Eine Party Bei Mir en Wolfgang Sauer's
For You My Love trager dan Paul Gayten's ritmische origineel, naast
als pré-rock 'n' roll klinkende boogie zoals Caldonia en Big
Fat Mama, twee live tracks van de op 2 juli 2021 op 90-jarige leeftijd
overleden geïmporteerde Amerikaanse GI Bill Ramsey, opgenomen
"met ritmische begeleiding van Eric Krans' Dixieland Pipers"
in het Kurhaus in Scheveningen! Pure rock 'n' roll in de zin van door
de goegemeente verketterde jungle muziek is in deze dan ook een rekbaar
begrip want naast een paar echte rockers als Ted Herold's Crazy Boy
en de erg goeie Duitstalige Sugaree cover van Jörg Maria Berg
bewandelen veel nummers het slappe koord tussen poprock en variété
- anders kan ik de Duitse Hound Dog (Ralf Bendix' Heute Geh' Ich Nicht
Nach Hause), Rex Gildo's Duitse Devil In Disguise (Liebe Kälter
Als Eis), de Duitse Is You Is Or Is You Ain't My Baby (Frank Olsen's
Bist Du Noch Mein Baby), de Duitse Hey Little Girl (Ted Herold), Billy
Sanders' Du Hast Soviel Sex-Appeal, Harry Glück's vertaling van
Cliff Richard's Got A Funny Feeling (So Ein Komisches Gefühl),
John Dattelbaum's Duitse Runaway (Mädchenschrek), Oliver Twist
& the Happytwistler's Steiler Zahn, Bob Gerry's Hallo My Baby,
Emanuel & Leon Ardy's Hit-Cockers' strollende Kissin' King en
Little Gerhard's Versprich Mir Nichts dat een ballade gebaseerd op
Paul Anka's You Are My Destiny afwisselt met uptempo rock 'n' roll
niet omschrijven. Op zich is daar natuurlijk niks mis mee, zolang
je maar weet wat je in huis haalt, en wat je ook in huis haalt is
twist met een orgeltje (The Gisha Brothers' Sie Ist Das Schönste
Girl) en beatrock (The Cry'n Strings met de Jesse Hill Ooh Poo Pa
Doo cover Bu Bu Bi Du, Ted Hiller's Duitstalige Memphis Tennessee,
Mama Betty's Band's Duitse beatversie van Love Potion No. 9 getiteld
Die Liebesmedizin, The Rattles' geniale Chuck Berry cover Betty Jean)
die eindigt de pure sixties van The Pralins' Jumpin' Run. De CD bevat
22 Duitstalige nummers, acht Engelstalige nummers en twee instrumentals,
en er staan twee Nederlandse acts op. Indo-rockers The Javalins van
wie in 1994 een complete CD verscheen op Bear Family zijn vertegenwoordigd
met Mr. Tschang Aus Chinatown, een Duitse vertaling van Ling Ting
Tong van The Five Keys waarin ze het over nasi goreng hebben en die
trager is dan de Engelstalige Ling Ting Tong die ze opnamen. Veel
minder bekend bij ons maar in de eerste helft van de jaren '60 populair
in Duitsland was Jack Finey die in 1960 zelfs in een Duitse film zat,
Meine Nichte Tut Das Nicht, en uit die komedie stamt zijn Schade Um
Die Rosen, wat mij betreft pure variété die niets met
rock 'n' roll vandoen heeft. Bear Family had hier even goed voor zijn
bijna parodiërende hoempapa vertaling Die Geschichte Von Stagger
Lee of zijn Louis Prima Closer To The Bone cover Sie Hieß Betty
Bones kunnen opteren. Ook Billy Mo's Fräulein Gerda is trouwens
op het randje van variété. Wij merkten één
foutje: de instrumental van Werner Müller (die kennis maakte
met swingmuziek als Amerikaans krijgsgevangene!) is niet Woo Hoo van
The Rock-A-Teens maar volgens ons zijn Guitar Boogie Shuffle. 't is
een merkwaardig geheel, maar één ding is zeker: deze
collectie niet-alledaagse tracks heeft de gemiddelde verzamelaar niet
in huis. Daarvoor moet je al heel wat Duitse CD’s gekocht hebben,
wat kan omdat de meeste artiesten hier full CD’s uit hebben
op Bear Family. Achtung: het CD booklet van 34 pagina’s is in
de taal van Goethe. Let's Rökk! Second
CD in the two part mini series described by Bear Family as "real
rock 'n' roll made in Germany, German rock 'n' roll in its purest
form including twist rockers, madison rockers, jivers, beat rockers
and instrumentals, on this second volume with more honking saxophones
and less Hofner twang". It fits perfectly next to the 2009 Bear
Family CD Oh Yes Das Ist Musik - Jive In Germany BCD16303 as among
the 32 tracks 1956-1967 we hear a lot of swinging, sometimes even
jazzy jive like (the fake live? ) Whole Lotta Shakin' Goin' On by
Little Gerhard from Sweden, Maureen René's Rock Baby Rock,
Lutz Dietmar's Rock-A-Beatin' Boogie with Max Greger on sax, Paul
Würges' excellent Black Boy Jacky, Marika Rökk's Eine Party
Bei Mir and Wolfgang Sauer's For You My Love performed slower than
Paul Gayten's rhythmic original, plus pré-rock 'n' roll sounding
boogie like Caldonia and Big Fat Mama, two tracks by imported American
GI Bill Ramsey who passed away at the age of 90 on July 2, 2021, recorded
"with rhythmic accompaniment by Eric Krans' Dixieland Pipers"
live on stage in Holland. Pure rock 'n' roll in the sense of jungle
music condemned by the general public is therefor in this case a rather
loose description because besides a couple of real rippin' rockers
like Ted Herold's Crazy Boy and the excellent German language Sugaree
cover by Jörg Maria Berg many songs walk the thin line between
pop rock and variety - that's the only way I can describe the German
language Hound Dog (Ralf Bendix' Heute Geh' Ich Nicht Nach Hause),
Rex Gildo's German language Devil In Disguise (Liebe Kälter Als
Eis), the German language Is You Or Is You Ain't My Baby (Frank Olsen's
Bist Du Noch Mein Baby), the German language Hey Little Girl (Ted
Herold), Billy Sanders' Du Hast Soviel Sex-Appeal, Harry Glück's
translation of Cliff Richard's Got A Funny Feeling (So Ein Komisches
Gefühl), John Dattelbaum's German language Runaway (Mädchenschrek),
Oliver Twist & the Happytwistler's Steiler Zahn, Bob Gerry's Hello
My Baby, Emanuel & Leon Ardy's Hit-Cockers' strolling Kissin'
King, and Little Gerhard's Versprich Mir Nichts which alternates a
ballad based on Paul Anka's You Are My Destiny with uptempo rock 'n'
roll. Jack Finey's Schade Um Die Rosen is as far as I'm concerned
pure variety which has nothing to do with rock 'n' roll, and Billy
Mo's Fräulein Gerda is also on the edge. Nothing wrong with that
in itself of course as long as you know what you're buying, and what
you're also buying is twist with an organ (The Gisha Brothers' Sie
Ist Das Schönste Girl) and beatrock (The Cry'n Strings with the
Jesse Hill Ooh Poo Pa Doo cover Bu Bu Bi Du, Ted Hiller's German language
Memphis Tennessee, Mama Betty's Band's German language beat version
of Love Potion No. 9 titled Die Liebesmedizin, The Rattles' stroke
of genius in the form of their Chuck Berry cover Betty Jean) which
ends with the pure sixties sounds of The Pralins' Jumpin' Run. The
CD contains 22 German language songs, eight English language songs
and two instrumentals. We noticed one mistake: the instrumental track
by Werner Müller (who was introduced to swing music when he was
an American POW!) is not The Rock-A-Teens' Woo Hoo but - we think
- his Guitar Boogie Shuffle. This CD is a strange lot but one thing
is for sure: it's a collection of unusual tracks that the average
collector doesn't have, unless you already bought a lot of German
CDs, which is possible because most of the artists here have full
CDs out on Bear Family. Achtung: the 34 page CD booklet is in Goethe's
language. Let's Rökk! |