2023
TURNHOUT
ROOTSNIGHT # 11 Verslag en foto's: Frantic Franky De eerste Turnhout Rootsnight sinds corona was een goeie, met drie internationale bands + één Belgische band die op zich elk op hun manier een festival kunnen afsluiten. Je kreeg waar voor je centen! De eerste band was trouwens een corona band, ontstaan toen de wereld tot stilstand was gekomen en vier bevriende Belgische muzikanten besloten voor de lol en voor de mobiele cameraatjes wat country te spelen. Het klikte zo goed tussen Wim Geysels (Belle Starr & the Boot Jacks, zang/contrabas), Wan De Brabander (Moonshine Reunion, akoestische slaggitaar), Johnny Trash (Crystal & Runnin' Wild, drums) en Steven Hollanders (Hadacol Tremblers, leadgitaar) dat ze er al snel de pedal steel van Bouke Cools van de intussen opgeheven Belle Starr & the Boot Jacks aan toevoegden, et voilà, een groep was geboren die ik elke keer ik ze zie beter begin te vinden. Inmiddels heeft Truck Stop Cutie in eigen beheer een vinyl single uit en de optredens komen gestaag binnenlopen. Waarom werd vanavond opnieuw duidelijk: Billy Joe Shaver's Georgia On A Fast Train trapte een set pretentieloze countryrock op gang met de nadruk op de rock van rock 'n' roll. De enige eigen songs waren beide kantjes van die single, de meer naar country neigende A-kant Vintage Trouble en de door drummer Johnny Trash vertolkte B-kant Trip To Paradise, maar wie maalt daarom als de ingrediënten bestaan uit veel Johnny Cash gitaren, veel twang, occasionele meerstemmigheid, af en toe een banjo, een Danelectro longhorn basgitaar en/of Johnny Trash's gepatenteerde scratchocaster, en voorts rockende versies van Drivin' My Life Away (Eddie Rabbitt), Dim Lights Thick Smoke And Loud Loud Music (Joe Maphis), Best Of All Possible Worlds (Kris Kristofferson), het swampy What I Don't Know (Dwight Yoakam), Mama Don't Let Your Babies Grow Up To Be Cowboys (Waylon Jennings) en There's A Guy Works Down The Chip Shop Swears He's Elvis (Kirsty MacColl) mét Elvis intro. De lachende blikken naar elkaar toe verraden het spelplezier dat Truck Stop Cutie er zelf aan beleeft, en dat werkt aanstekelijk. Gaat dat zien en zegt het voort!
De tweede band, The Hicksville Bombers, kwam al meteen uit Engeland en stond in april nog op Rockin' Resort in Asten. Zanger-gitarist Dave Brown richtte het trio op in 1992 en sindsdien brachten ze een tiental albums uit. Met nummers als Danger Road, Stand Up And Fight, Goodbye Rodger That Over And Out, Take A Bite en Don't Let Me Face The Rain bestond de setlist voor pakweg de helft logischerwijs vooral uit nummers van hun laatste twee CD’s, Danger Road uit 2018 en het dit jaar verschenen Heaven In Hell, maar er stonden ook een paar oude songs op de speellijst zoals Elvis' You're A Heartbreaker en zelfs de rockaballad I've Changed My Mind, wellicht om de mensen die die nieuwste CD’s niet hebben gekocht een plezier te doen én om te bewijzen dat ze ook nog steeds gewoon goeie hele traditionele rockabilly als One Woman Man van Johnny Horton kunnen spelen, want tegenwoordig gaan ze veel breder. Brown is nog de enige overgebleven Hicksville Bomber uit die begindagen, maar met contrabassist Landon Filer en drummer Paul Saunders heeft hij de ideale kompanen gevonden voor een setje dampende, snedige en pittige rockabilly en aanverwanten boordevol energie en met een randje even vuil als hun luchtmacht overalls inclusief kaki petjes, als daar zijn instrumentals (de urgente billy opener Bombs Away, het typisch jaren '80 klinkende Grease Monkey), bluesbop (Can't Get Drunk On You, Devil's Fight, een bluesbop bewerking van Whole Lotta Rosie van AC/DC dat in 2010 op hun CD Aroused stond), soms met een Rolling Stones sixties randje, en zelfs een rock cover van Born To Be Wild van Steppenwolf die ze in 2008 opnamen voor hun CD Deal With The Devil. Nog opvallender: hun versie van het Peaky Blinders thema Red Right Hand in Brand New Cadillac stijl. De bis werd opnieuw een bluesbopper, Desperado Love van Hot Boogie Chillun (D) dat The Hickville Bombers in 2006 opnamen op hun Raucous cover CD Down In The Alabama Jailhouse. Hun nieuwste CD, Heaven In Hell, ligt hier voor me klaar om te recenseren!
Barny Da Silva is de zoon van Carl Da Silva die vijftien jaar geleden uit het leven stapte, en met Barny & the Rhythm All Stars (F) zet hij niet alleen de traditie maar ook de band van zijn vader, Carl & the Rhythm All Stars, voort. Dit jaar speelden ze in Nederland in maart op de WILDest Weekender in Asten, in mei op Rockabilly Oss en in juli in de Teatertún in Broeksterwâld. Alleen houdt Barny er intussen niet meer zo van opgevoerd te worden als de zoon vàn. Begrijpelijk en ook wel terecht, want Barny & the Rhythm All Stars zijn intussen actief sinds 2016 en ze spelen in hun set nog slechts twee nummers van Carl, de Charlie Feathers cover Stutterin' Cindy en als bis Slipped My Mouth, titeltrack van één van de Carl & the Rhythm All Stars CD’s op Wild Records. Claude Placet is altijd Carl's gitarist geweest, Fred Bonifacio één van de Carl & the Rhythm All Stars contrabassisten, en op drums hadden we Barny's broer Danny Da Silva. Toch was dit inderdaad geen tribute, want met Help Me To Find Out, Oh Mama, Crazy About You, Run Away, I Don't Want To Be Like You, Crazy Beat en I Go To The River was de helft van hun set de helft van hun Wild CD Young 'n' Wild uit 2016, hun enige bij mijn weten. De andere helft van de liedjes kende ik niet. Het mooie was dat dit nu eens niet de vaste Wild dreun was maar dat songs als Never Coming Back en Last Night eerder hypnotiseerden door hun dreigende broeierige, haast exotische sfeer en de Charlie Feathers hiccups (My Baby Left Me) dan door de gebruikelijke bluesbop met maracas. Barny gaf alles, iedereen lag binnen de kortste keren op de vloer te jongleren, en Barny haalde het einde van de set met wat een spierverrekking in zijn been leek. Eén oververhitte fan die te fanatiek aan Barny's broekspijp ging hangen kreeg een trap van Barny, protesteerde daar luidkeels tegen en werd door zijn vrienden van de eerste rij weggehaald. Rock 'n' roll!
De volle zaal zag dat het goed was, organisator Peter Van Der Flaes was tevreden en DJ Rudy droeg hetzelfde slangenhemd dat de hoes van zijn dubbel LP illustreert. De volgende Turnhout Rootsnight vindt plaats op zaterdag 9 november 2024.
|
ROOTZZ
2023 MEZZ
Verslag en foto’s: Frans van Dongen De Verenigde Staten, Zweden, Canada, Groningen en tot slot Vlaanderen. Dat was de volgorde van opkomst tijdens het jaarlijkse roots evenement van poppodium Mezz in Breda. De hoofdacts dus van relatief dicht bij huis. Shadwick Wilde (uit Kentucky, met Nederlandse roots) en de Zweed Svante Sjöblom zijn singer-songwriters waarbij ik het knap vond dat ze (nagenoeg) solo met ingetogen (gitaar)muziek de zaal compleet stil konden laten zijn. Jerry Leger & the Situation is een Canadese band die we gemakshalve maar onder de paraplu americana zetten en derhalve vallen al deze acts grotendeels buiten het bereik van Boppin’ Around. Al vonden we heus wel wat raakvlakken, toch zijn deze rootsmuziekstijlen voornamelijk melancholisch en soms zelfs wat depressief overkomend van aard.
Dat was bij de goedgeluimde Groningse band Them Dirty Dimes wel anders, al situeert hun muziekrepertoire zich nog vòòr de hoogtijdagen van ónze favoriete muziek. Wat we hoorden was namelijk vooroorlogse blues en jazz, western swing, gypsy swing, jaren ‘20 dixieland en ‘40s big band swing. We zagen op het podium dan ook – zij het niet altijd allemaal tegelijk – gitaar, drums, contrabas, toetsen, mandoline, banjo, trombone, trompet én een authentieke spookachtige theremin (een elektronisch instrument uit 1919 dat bespeeld wordt door de afstand tussen de handen en twee antennes te variëren waarbij de speler het instrument niet aanraakt – dank U wikipedia!). Toch klonk de muziek van de Groningers niet stoffig maar juist energiek, en ze creëerden een vermakelijke sfeer op het podium. Tevens zou deze muziek vòòr de oorlog toch wat anders geklonken hebben want in tegenstelling tot pakweg zo’n 80 tot 100 jaar geleden hebben Them Dirty Dimes natuurlijk de mogelijkheid om hun sound te versterken, wat voornamelijk tot uiting kwam in de sound van de elektrische gitaar. Dit geeft hun muziek wel een boost. Off topic geef ik de band ook nog extra complimenten voor het artwork van hun merchandise en hun videoclip (zie YouTube).
En dan waar we voor kwamen: The Seatsniffers, en dan nog wel in de originele bezetting ook. Oftewel de beste band van de hele Benelux en ver daarbuiten, als je het mij vraagt. Maar mij wordt niets gevraagd, dus snel verder. Wat opvalt is dat de Belgen niet alleen een graag geziene band op rock ‘n’ roll podia zijn, maar zeker ook op blues, americana en roots festivals. Dit komt omdat hun rock ‘n’ roll niet oubollig is, hun sound niet ouderwets klinkt, omdat ze geen karikatuur van oude muziek zijn maar juist omdat ze een genadeloos vette sound hebben met de energie die een raketlancering met zich meebrengt. Hun muziek is moeilijk met één enkel woord samen te pakken, daarom noemt men het vaak een mix van rock ‘n’ roll, rhythm 'n' blues, blues en rockabilly. Feit is dat de Sniffers de meeste potten mosterd halen uit de zwarte rock ‘n’ roll, met – dat geef ik graag toe – uitstapjes naar country (zoals het nummer Crush) en een enkele keer naar ska (Arabian Love Call).
Mooi te zien dat de puike inleving van zanger/gitarist Walter Broes en het aanstekelijke enthousiasme van drummer Piet De Houwer er nog altijd is, daarbij geflankeerd door de terechte zelfverzekerdheid van (contra)bassist Bob De Houwer en Roel Jacobs voornamelijk op bariton sax. Het was alweer enige tijd geleden dat ik ze gezien had, maar ze kwamen allemaal voorbij, zoals de vette opener Loudmouth, het kokende She’s A Fox, de jiver Make Like A Rocket And Fly, het boppende That’s It, het onheilspellende UFO, het hakkende Casting My Spell en de robuuste setafsluiter Assembly Line, mijn favoriet. Gelukkig kwam er daarna nog een viertal toegiften, inclusief het door het publiek aangevraagde My Baby Wears Black (dat ze waarschijnlijk toch wel hadden gespeeld) en de finale afsluiter Linda Lu, de ultieme stroller, ja, maar van de stroll had het publiek op de dansvloer waarschijnlijk nog nooit gehoord, haha. Aan het einde van de set griste ik nog even de setlist op papier mee, maar ik ontdekte dat ik het verkeerde formulier te pakken had want er stond op: I Took A Black Cat, A Cave Bat, Put ‘Em In A Pot Pot, I Took A Blue Snake, A Green Stake, Tied ‘Em In A Knot Knot, Took A Hog Jaw, A Dog’s Paw, Hung ‘Em On The Line-Line, Took A Horse Hair, A Green Pear, Made A Crazy Sign-Sign, I Took A Ghost Tooth, An Old Shoe, Put ‘Em In The Ground Ground, I Took An Old Dish, A Dried Fish, Made A Crazy Sound Sound, Took A Goose Egg, A Frog Leg, Hid Them In A Sack Sack, I Got A Hindu Ta-Too, A Genie On My Back Back… |
ACTION
PACKED #3 Verslag en foto's: Frantic Franky
Toch fantastisch als je tijdens je vakantie wat lokale rock 'n' roll kan meepikken, dat maakt die welverdiende vakantie helemaal af. De organisatie van de derde editie van Action Packed moest in aanloop naar het festival enkele fikse opdoffers incasseren. De origineel voorziene datum in mei met Jack Baymoore (S) werd uitgesteld omdat hetzelfde weekend de Britse rockgroep Coldplay vier keer optrad in het voetbalstadium van de universiteitsstad Coimbra waardoor de prijs van de uitverkochte hotelkamers vertienvoudigde (er werden zelfs garages verhuurd), en van de definitieve affiche vielen één maand op voorhand zowel The Nite Howlers (F) af vanwege het overlijden van de vader van gitarist Jules Moonshiner, als The Honky Tonk Heels (E) nadat hun gitarist was gediagnoseerd met kanker (hij schijnt intussen goed te reageren op zijn behandeling). Daar sta je dan met twee van de vier bands die cancellen, dus dat werd in allerijl zoeken naar vervangers en logistiek een hoop werk met het omboeken van vliegtuigtickets en hotelkamers. Vervanging werd uiteindelijk gevonden in de vorm van T. Perry & the Bombers uit Portugal en Dave Phillips die eigenlijk gewoon als bezoeker van het festival had geboekt!
Action Packed bestond uit twee bands op de vrijdag en twee op de zaterdag, met pré- en afterparties op de donderdag en op zondag in een naburige kroeg. Tony Perry, echte naam Fernando Pereira, is oprichtend gitarist van The Dixie Boys uit Porto, na The Tennessee Boys zowat de tweede rockabilly band die Portugal op de Europese rockabilly kaart zette. Ze begonnen in 1994 als teddyboy band maar evolueerden tot een all round rockabilly band. Zangers kwamen en gaan, Perry zelf zong ook een tijdje, maar hij is de enige constante in die dertig jaar Dixie Boys. Tussendoor richtte Pereira zijn eigen T. Perry & the Bombers op met op drums Toki Macedo, en omdat hun contrabassist vanavond niet kon werd zijn plaats ingenomen door Rui Ferreira van The Dixie Boys - waarom de zaken moeilijk maken als het ook makkelijk kan? Toch bevatte hun set géén Dixie Boys nummers, alleen eigen werk gecombineerd met covers, net zoals op hun CD’s Rock With Me uit 2017 en Stop Teasing Me uit 2019. Ik noteerde de trein-a-billy Rock With Me, de westernbilly Devil In Me, het indianenmuziekje I Will Find My Way, het galopperende I'm A Lonely Man, het rechtdoor rockend Big Fat Mama, een bluesboppend Getting Crazy, het early sixties surfrockende Let's Bop en het met maraccas gedrumde en daardoor haast vanzelf Wild Records klinkende Give Me All You Got. Covers waren onder meer Matchbox, nog een keer Carl Perkins met You Can Do No Wrong, een eigenzinnige versie van Rock 'n' Roll Guitars van Johnny Knight, en afsluiter Run Chicken Run. Wereldschokkend of vernieuwend was dit nergens, wel goed uitgevoerde stevige klassieke rockabilly, gezongen met een stem die beurtelings macho en desperate klonk. Onder het genot van een Super Bock was dit een degelijke opener wegens niet bepaald verfijnd (de instrumental The Rockin' Gypsy klonk meer als een kasatschok), maar it did the job.
Wat me opviel was dat alle vier de optredende artiesten minstens dertig jaar op de rock 'n' roll teller hadden, en Dave Phillips gaat terug tot eind de jaren '70 toen hij The Blue Cats oprichtte. Hij was in 1980 zanger en contrabassist op de eerste, titelloze (en in Haarlem opgenomen) Blue Cats LP en stapte uit The Blue Cats (zijn vervanger was Clint Bradley, anno 2023 nog steeds frontman van The Blue Cats) om zijn eigen Dave Phillips & the Hot Rod Gang op te richten wier debuut LP Wild Youth uit 1981 (eveneens opgenomen in Haarlem) een klassieker van de neo billy werd. Phillips is evenwel altijd in meer of mindere mate controversieel geweest: eerst omdat zijn clubhit Tainted Love een rockabilly cover was van een synthpophit van Soft Cell (origineel een Motown-achtig nummer van Gloria Jones uit 1964), omdat hij ook The Beatles coverde (I Saw Her Standing There), daarna omdat hij zijn uitdunnende haar in een paardenstaart droeg, en recenter omdat hij in zijn omgang met de dames de Ike Turner aanpak zou hanteren, in die mate zelfs dat verschillende artiesten ooit verklaarden te weigeren op festivals te spelen waar Phillips aantreedt. Laat ik maar niet op ingaan op die discussie, Action Packed was waarschijnlijk al blij genoeg dat ze op zo'n korte termijn een nieuwe headliner hadden weten te strikken. Zou het potentiële bezoekers hebben doen afhaken?
Gek genoeg heb ik Dave Phillips nog nooit zien optreden, dus ik wist niet wat ik mocht verwachten. Dat viel reuze mee, want met songs als Cat Man, Race With The Devil, Dance To The Bop en Pretty Baby hield hij zich voor het grootste deel van zijn set aan de Gene Vincent & the Blue Caps nummers en sound die die vroege jaren van zowel The Hot Rod Gang als The Blue Cats kenmerkte, naast zijn eigen klassiekers als Wow, She Will Come Back en de Eddie Fontaine/David Houston cover One And Only. Ook oud Blue Cats werk als het door hem geschreven I'm Driving Home dat nog uit de tijd van het Blue Cat Trio dateert passeerde de revue. Phillips is intussen 61 jaar, wat er toch wat aan te horen en te zien was. Zijn bril zakte continu van zijn neus en viel zelfs van die neus, een merkwaardig zicht. In zijn kwinkslag "getting a bit older and haven't done it much lately" zat helaas een kern van waarheid, want op verschillende nummers als Glen Glenn's Everybody's Moving, Baby Blue en zelfs in zijn grote hit Tainted Love haalde hij de hoge tonen niet meer. Verschillende songs leken me lager gezongen dan op de plaat, en hier en daar ging een einde de mist in, hoewel andere nummers, bijvoorbeeld Blue Jean Bop en Pink Thunderbird, er zowel vocaal als muzikaal pal opzaten. Dat tweede was vooral de verdienste van de muzikanten die hem begeleidden, drummer en mede-organisator Pedro Pena die op de cymbalen tikte als was hij Blue Caps drummer Dickie Harrell zelve, en in de eerste plaats gitarist Jackie Lee Vinour uit Limoges met wie Pedro Pena in teddyboy band The Roughboys zat. Vinour zette namelijk een perfecte Blue Caps sound neer en trok daarmee zonder enige twijfel het hele optreden naar een hoger niveau. Ze hadden slechts twee keer kunnen repeteren met Dave Phillips en de tweede keer was de soundcheck vanmiddag die uiteindelijk iedereen de zenuwen bezorgde omdat Phillips plots allerlei dingetjes aan de songs begon te veranderen. Tijdens het optreden bleek hij dan weer razend enthousiast over zijn Frans-Portugese Hot Rod Gang, en dat zei hij hen ook na verschillende nummers. Naar verluidt had Phillips ook verzocht om een pianist zoals op zijn recentste CD, het vorig jaar op Cherry Red Records verschenen The Big Wheel Of Life, maar dat ging uiteindelijk niet door. Van die nadrukkelijk op swing gerichte CD bracht Phillips Shut The Truck Up, het wat bluesier mysterieuze popcorn Gonna Catch Me A Rat, I'm Gonna Toss My Cookies, het wat hardere Bad Boy, alsmede wat mij betreft het beste nummer van die CD, zijn rockabilly bewerking van Man Of Constant Sorrow uit de film O Brother Where Art Thou. Vreemd was dat ie in tegenstelling tot Pena en Vinour geen setlist had en dus na elk nummer aan Pena ging vragen wat het volgende liedje was. Hij wóú geen setlist, aldus Pena achteraf. De bis werd Love Me van The Phantom. Géén Good Thing, die andere ietwat onverwachte clubhit van hem wegens origineel een pophit van Fine Young Cannibals uit 1988, en toen ik Phillips daar achteraf naar vroeg vertelde hij me dat hij een lijst van 30 songs had bezorgd aan de muzikanten waaruit zij mochten kiezen, wat me werd bevestigd door Pedro Pena. Daarvan werd er hier een twintigtal gespeeld, dus de volgende keer dat ik Dave Phillips zie (hopelijk duurt dat minder lang) wordt het misschien een heel andere set mét Good Thing.
De car show zaterdagmiddag was een tegenvaller want daarvoor daagden slechts vier auto’s en vijf moderne motoren op, dus na wat sightseeing en een hapje (lekker eten voor weinig geld in Portugal) over naar vanavond naar Ruby Ann, ook al een kwart eeuw aan de rock 'n' roll want de oudste CD die ik van haar heb dateert van 1999. Ik heb haar in de loop der jaren verschillende keren live gezien maar zelden zo in controle van haar stem: het was vocaal erg hoogstaand om te horen hoe ze haar songs interpreteert en helemaal naar haar hand zet. Ruby Ann treedt vaak op met pick up bands maar vanavond werd ze omringd door haar vaste begeleiders Pedro Pena (drums), Nuno Alexandre (contrabas) en Gautier Golab (gitaar), wat de set alleen maar strakker maakte. Het feit dat Ruby Ann woont in Coimbra zorgde voor aardig wat interactie - tot enkele flardes fado toe - en grapjes in het Portugees met het publiek, háár publiek dat na één nummer op haar verzoek al tot vlak voor het podium kwam staan in plaats van op een eerbiedig beleefdheidsafstandje. Ain't That Living You Baby jivend à la Elvis was de opener, gevolgd door de stroller Just For You in Patsy Cline stijl. Golab verzorgde knap gitaarwerk op knappe nummers zoals het eveneens strollende Call His Name. Voorts was het genieten van I've Heard That Line Before, de jivende rocker/rockende jiver Starlight Starbright (van die CD uit 1999!), het rockabilly Baby I Don't Care, een laaiend I Need A Man van Barbara Pittman, sixties country boppers als I'll Never Get Rich, het desperate exotische I'm Gonna Have Myself A Ball waar ook weer dat sixties western in zit, en opnieuw zo'n sterk staaltje stembeheersing, het filmische I'm Gonna Hurt You, sfeer die werd doorgetrokken met Train To Satanville. De welverdiende bis werd Eeny Meeny Miney Moe.
Ik geef toe: ik ben een fan van alles wat Rob Glazebrook doet. Sinds Rochee & the Sarnos in de eerste helft van de jaren '80 een game changer waren in de neo heeft Glazebrook zich gespecialiseerd in de meest rauwe, aardse rock 'n' roll sound, eerst met The Playboys die een white rock versie waren van de zwarte rock 'n' roll screamers, en daarna zonder saxofoon als The Houserockers. Telkens ik The Houserockers zie hebben ze een andere bezetting, en de bedoeling was dat Glazebrook zou komen met de bezetting van zijn recentste CD Hot Lips & Swivel Hips inclusief steel gitaar, maar al die muzikanten zijn inmiddels geveld door allerlei ziektes. De vloek van Rob Glazebrook? Zijn nieuwste rekruten zijn voormalig Johnny & the Roccos (hij speelt op hun Feel Like Rockin LP uit 1989) en Flying Saucers (de LP The Rawking uit 1991) contrabassist Kevin Magee en de mij geheel onbekende Richard Allen, Houserockers drummer sinds november vorig jaar. Het trio stelde niet teleur met Glazebrook's gepatenteerde superprimitieve rockabilly sound op het vlijmscherp van de snee in vooral covers als Blue Moon Baby, Tornado, Fancy Dan, Broken Heart, Shorty The Barber, Big Fool, Pink and Black van Sonny Fisher, het desperate Dateless Night, de chicken bop van Johnny Jano's She's My Baby, een heel melodieus Red Cadillac And A Black Moustache, Whatcha Gonna Do van Hayden Thompson en de Marvel obscuriteit Twist On Guitar van Carl Newman & Jimmy Case, naast slechts een paar eigen songs als Lonely Man en A Movie Star. Van die nieuwste CD speelde hij Sitting On Top Of The World en You Better Go Now, en tussen de nummers door kraamde Glazebrook onzin uit als ware hij gewoon in het kroegje bij hem op de hoek aan het spelen. Afsluiter was verrassend genoeg een traag nummer, Blue Moon van Elvis, dat zijn voordeel deed met die vreemde vibrato in Glazebrook's stem. Te gek ook om Dave Phillips gewoon tussen het publiek te zien staan joelen, fluiten en in de handen klappen.
|
ALONG
COMES MARY Verslag en foto's: Frantic Franky Het voordeel van de zomer is dat je heel veel festivalletjes, buurtfeesten, parkconcerten, pensenkermissen en dies meer kan bezoeken om gratis live muziek mee te pikken, een handige manier om nieuwe dingen te ontdekken, kennis te maken met nieuwe bands of die kennismaking te hernieuwen. Dat laatste was het geval met Along Comes Mary, enkele jaren terug een keertje gezien bij Radio Modern maar daarna uit het oog verloren, ook al omdat ze niets uit hebben. Vandaag speelden ze in Deurne bij Antwerpen in het Openluchttheater OLT van het Rivierenhof, een park dat dit jaar zijn honderdste verjaardag viert. Dat openluchttheater zelf in de vorm van een half amfitheater stamt recht uit 1953 en is opgetrokken in de strakke architectuur in blanke steen voorzien van de die tijdspanne definiërende stalinistische standbeelden. Vroeger was het zelfs nog iets mooier in de vorm van de halve vijver voor het podium, maar die werd enkele jaren geleden gedempt om plaats te maken voor een dansvloer, omdat het publiek bij optredens nogal eens die vijver als dansvloer gebruikte. De hele zomer lang vinden er in dat mooie door groen omringde kader tijdens het vallen van de avond betalende optredens plaats van grote rock- en popnamen, op de vrijdagavond zijn die optredens gratis, en sinds een paar jaar werd daar op de vrijdagnamiddag ook een gratis seniorenmatinee aan toegevoegd. En de clou is natuurlijk dat ik meer mijn muzikale gading vind op die seniorenmatinees dan bij de reguliere concerten. We worden oud, concludeerde hij met een zucht... Gratis trekt altijd veel volk maar er waren toch minder aanwezigen dan een weekje eerder toen er een crooner tribute aan The Rat Pack plaatsvond. Ik arriveerde slechts een kwartiertje voor aanvang en posteer mezelf normaliter strategisch op het snijpunt van de optimale geluidskwaliteit en de maximale drankcapaciteit, maar er was nog een plaatsje vrij op de eerste rij waar ik enkele bekenden had opgemerkt. Het voordeel van die eerste rij is natuurlijk ook dat je na afloop sneller weg bent, en als het slecht is zelfs als eerste, hahaha. De betonnen zitbanken van het OLT zijn in de loop der jaren vervangen, maar de harde leuningen blijven je rug radbraken. Volgende keer een kussentje meebrengen. Ook weer de ouderdom, zeker? Ter opwarming kwamen door de geluidsinstallatie Eddie Cochran (C'Mon Everybody), Ritchie Valens (Come On Let's Go) en zelfs Albert Lee & Hogan's Heroes (Back In The USA) voorbijwaaien, doch op zeer laag volume, alsof de muziek het geroezemoes niet mocht overstemmen. Geen hond die erom maalde want dra was het tijd voor Along Comes Mary. Vestimentair ziet de band bestaande uit contrabas, gitaar, sax en drums, vandaag versterkt met extra percussie en bongos door niemand minder dan Cesar Zuiderwijk van Golden Earring - Along Comes Mary gitarist Fabio Canini zit samen met Zuiderwijk in een classic rock band genaamd Sloper, vandaar) er niet uit. Strak in het pak hoeft niet per sé maar allemaal hetzelfde hemdje vind ik toch een minimum, al was dat snel vergeten toen zangeres Marijke Hulsmans opkwam, want vanaf dat moment waren alle ogen enkel en alleen nog op haar gericht. De blondine zag er dan ook uit als een snoepje in haar rood bloesje en een rode minishort waarin de langste benen staken die ik in tijden heb gezien, en ik heb in mijn leven al veel lange benen gezien. Ze staken van wal met een jazzy bluesy Minnie The Moocher, Hit That Jive Jack en een relax Stupid Cupid dat naadloos overging in Slow Twistin' dat Marijke zong in duet met gitarist Fabio Canini. Let's Twist Again kreeg door de bongos een mambo jasje, en See You Later Alligator werd zo traag gespeeld dat het bijna ska werd, een medley vormend met Hello Josephine dat door de gitaar een bluesy ondertoon meekreeg. Het arrangement van Bang Bang van Nancy Sinatra was erg knap en het publiek mocht de bang bang's roepen, maar de percussie solo was misschien overbodig en het nummer in zijn geheel te lang uitgesponnen. Er was ook een mooi uptempo pizzicato Bei Mir Bist Du Schon. Brenda Lee passeerde middels Sweet Nothin's, en in no time daalde Marijke van het podium af om te gaan dansen tussen het publiek, wat de sfeer en de temperatuur nog een paar graden deed stijgen. Ze klom op de barricaden tijdens publiekstrekkers als Do You Love Me van The Contours en Shout dat op gang werd getrokken met de langste "wèèlllll" ooit, dit alles ook weer rink aaneen met een trage Twist And Shout inclusief mambostuk. Tequila dat diende om de bandleden voor te stellen kreeg eveneens een mambo toets. Het feest der herkenning eindigde verrassend met Got My Mojo Working, een voorspelbaar Whole Lotta Shakin' Going On, en toch weer onverwachter Train Kept A Rollin'. De bissen waren These Boots Are Made For Walking op akoestische gitaar en een niet onverwacht Great Balls Of Fire. Het geheel was professioneel uitgevoerd en klonk heel Happy Days-achtig, zal ik maar zeggen, en is daardoor uitermate geschikt voor een algemeen publiek zoals vandaag, of inderdaad voor openbare Radio Modern feesten. Marijke Hulsmans is het zonnetje in huis die door haar enthousiasme, haar gezellige Limburgse tongval en haar goede communicatieskills de perfecte gastvrouw van deze band is. Het zou me niet verbazen als je in het woordenboek de term spring in't veld opzoekt en haar foto verschijnt. Along Comes Mary bestaat inmiddels 15 jaar en viert dat met een grote show op vrijdag 15 september in CC Muze te Heusden-Zolder. Info: www.alongcomesmary.com
|
TURNHOUT
ROYALE Verslag en foto's: Frantic Franky; video: Raymond "Monne" Van Genechten Het gratis stadsfestival Turnhout Royale op de Belgische nationale feestdag vond dit jaar voor het eerst niet plaats op zijn vertrouwde stekkie op de Grote Markt maar verhuisde naar het Warandeplein naast de Kuub, de concertzaal waar de Turnhout Rootsnight plaatsvindt. De Corsendonk Pater Dubbel en Corsendonk Agnus Tripel geschonken in een echt glas waren gelukkig gebleven. De nieuwe locatie bood een aantal voordelen: op de achtergrond of beter gezegd in de rug het na de eerste wereldoorlog gerestaureerd kasteel van de hertogen van Brabant waar tegenwoordig de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen is gehuisvest, meer groen, en compacter, want vandaag absoluut een plus was. Openluchtfestivals hebben immers één nadeel: je bent nooit zeker van het weer. De mooie zomer leek alweer voorbij en het regenseizoen aangebroken, wat twijfelaars die een eind moeten bollen doet afhaken, en zeker de mensen die willen afkomen met een oldtimer denken drie keer na voor ze die van stal halen. Dat was te zien: waar andere jaren de Grote Markt bijna half vol stond met mooie bolides doken er dit jaar amper een vijftiental op. De hele rit naar Turnhout goot het pijpenstelen, maar eens ter plaatse brak het wolkendek open en bleven de weersgoden organisator Peter Van Der Flaes die al dertig jaar lang rock 'n' roll evenementen organiseert in Turnhout en in de benaming daarvan altijd de naam Turnhout gebruikte (Turnhout Rootsnight, Rockin' Around Turnhout) de hele dag gunstig gezind.
Vijf bands op de mooie affiche en het feest werd op gang getrokken door terug van te lang weggeweest The Taildraggers uit Nederland. Pascal Snijders (zang, akoestische gitaar), Tiny Lathouwers (gitaar), Peter Dekker (contrabas, hij zong het diepe Highway Patrol van Red Simpson, opnieuw de bekendheid ingebracht door Junior Brown) en John van Houtum (drums) gaven na acht jaar afwezigheid een lekker ouderwetse set met naast rockabilly classics als Ain't A Bump In The Road (Roy Hogsed) en I've Had Enough (Jerry Reed), recenter materiaal als Long Time In The Ground (Carl Sonny Leyland, tevens gedaan door Deke Dickerson) en plaats voor Elvis (zo kennen we Pascal Snijders) middels nummers als Dixieland Rock, Dirty Dirty Feeling en It's A Wonderful Life, ook de titeltrack van een van hun albums, Hot Rod Suit. Het goede nieuws: The Taildraggers, opgericht begin jaren 2000, hebben nog niets van hun pluimen verloren. Het nog betere nieuws: dit jaar duiken ze opnieuw de studio in! We hopen dat er dan opnieuw veel optredens mogen volgen.
Emma Mattucci bracht twee jaar terug haar debuut-CD uit op het Britse label CJRO en speelde sindsdien alle Europese festivals plat. De dochter van Be-Bop's gitarist Mario Mattucci heeft het rocken van geen vreemden en bewees haar, euh, mannetje te staan op zowel zang, akoestische gitaar als aan de piano, begeleid door papa Mario op gitaar, Gabriel "Gaby El" Greco op contrabas en Pascal Lunari van Wild Deuces op drums. De setlist bestond voor de meerderheid uit niet voor de hand liggende female rockers van Brenda Lee (Here Comes That Feeling), The Collins Kids (Shortenin' Bread), Wynona Carr (Till The Well Runs Dry), Connie Smith (I'll Be There) en Helen Shapiro (I Don't Care) waarvan er een aantal hun weg vonden naar die debuut-CD, ik denk aan Datin' van Sunshine Ruby, One More Year To Go van Janis Martin en de prachtige sixties country swinger Lookout Heart van Coy Jackson. Tussendoor passeerden rockers van Neil Sedaka (You Gotta Learn Your Rhythm 'n' Blues), Carl Perkins (het bijna sixties Lonely Heart), Jerry Lee Lewis (As long As I Live), Joe Melson (Oh Yeah), Sid King (Sad Drag And Fall) en Ronnie Dawson (Action Packed, I Make The Love). En dáártussen staken dan weer The Way We Jive en Mind And Heart, de titeltrack van die CD (inmiddels ook uit op vinyl), twee songs van de hand van Mario Mattucci die je, de ogen half toegeknepen, naast Emma ziet staan glunderen van trots. Terecht!
Is er op een rock 'n' roll festival plaats voor de blues? Ja, op voorwaarde dat die voortgebracht wordt door Doghouse Sam & his Magnatones, ook een trio en net als The Taildraggers een band die terug is van even weggeweest. Wouter Celis (zang, gitaar en mondharmonica), drummer Franky Gomez en nieuwkomer en Nederlander Martin Ubaghs (CC Jerome, Bellhops) op contrabas maakten er met nummers uit hun drie albums als Roll Up My Sleeves, Let's Get It On, Lots To Do And Little Time, Buttoned Up, Knock Knock, Fine Ain't Good Enough en Dog Fever een spannende set boogie bluesrock 'n' roll van inclusief John Lee Hooker en een luilekker akoestisch onderonsje met Ubaghs op ukelele, Celis op mondharmonica en Gomez op lepels. Franky Gomez demonstreerde dan weer dat ie op zijn eentje een hele New Orleans fanfare kan spelen. Komt dat zien en komt dat horen, want ze gaan na vijf jaar weldra opnieuw de studio in.
Met Seven Dates A Week, Cold Cold Woman, She's Gone van Laporte's grote idool Charlie Feathers, Corona Bop en Lucky Little Old Me speelden ze vijf van de zes kantjes van hun drie vinyl singles, aangevuld met een niet aflatende rockabilly set waarvan ik nauwelijks iets kende, uitgezonderd Doing Alright van Eddie Cash, Lonely Heart van Carl Perkins dat ook Emma Mattucci eerder op de dag zong en Come Back Judy dat ik alleen ken van The Playboys maar naar ik aanneem ouder is. Ik ga er van uit dat de rest vooral eigen materiaal was, of obscuur coverwerk. Wat het ook was, het was goed. Wat zeg ik? Het was uitstekend! Voor wanneer de CD?
Zoals het cliché dan luidt: de afwezigen hadden ongelijk, en na een laatste Corsendonk Pater begaven wij ons huiswaarts terwijl de plaatjes van België's number one DJ Rudy in onze oren weergalmden, plaatjes die hij intussen heeft verzameld op een dubbel LP voor het Duitse label Stag-O-Lee, maar daarover leest u dan weer alles in onze recensies.
|
SJOCK
FESTIVAL Verslag en foto's: Frantic Franky
Is Sjock (het oudste nog bestaande onafhankelijke festival van België (Sjock ontstond 47 jaar geleden in 1976 met acht bands op de affiche en is intussen uitgegroeid tot een festival met 45 bands op drie podia) nog steeds "your rock 'n' roll highlight of the year" zoals ze zichzelf aanprijzen? Voor rockabilly puristen ongetwijfeld niet langer, maar voor rockers, psychobillies, hillbillies, punkers en garagerockers met vetkuiven, cowboyhoeden en tattoos blijft het een uniek evenement, want de formule van een groot rock-, punk- en garagepodium waarop alternatieve bands spelen in combinatie met een kleiner podium voor rock 'n' roll en aanverwanten werkt wel degelijk in de anders zo stille Kempen.
Meteen de beuk erin daar in Gierle met het zootje Amerikaans ongeregeld genaamd Bob Wayne & the Outlaw Carnies. Spread My Ashes On The Highway, Truckin' For Jesus, Hell Yeah en het door contrabassist Dan Infecto gezongen Psycho Trucker: Bob Wayne was even enthousiast, wild en luidruchtig als immer, maar ik kreeg toch het gevoel dat ie vanavond meer balorkest als punk was. Een primeur voor Sjock was het allereerste optreden op Europese bodem van de Amerikaan Jesse Daniel. Daniel, inclusief foute seventies snor, wordt beschouwd als de nieuwe hoop van de country, en dan hebben we het wel degelijk over de traditionele country met Stetson. Vóór Sjock kende bijna niemand hem, ingewijden tipten hem al een tijdje dankzij zijn CD’s, en vanavond heeft ie met songs als Hell Bent, Rollin' On, Big Fish en Clayton Was A Cowboy, gezongen met een echte ouderwets traditionele country stem en met zijn lief Jodi Lyford op backing vocals, volgens mij heel veel fans bijgewonnen. Hun gitarist maakte zich dan weer sympathiek door te gaan crowdsurfen, en Daniel zelf was naast het podium bescheiden en vriendelijk. Muzikaal was ie zo goed dat hij wat mij betreft beter was dan Dale Watson, hier en nu niet met zijn gepatenteerde intussen zilveren kuif doch met cowboyhoed en zonnebril. Ik heb de Texaan die op twintig 20 jaar dertig CD’s uitbracht in de loop van die jaren verschillende keren zien optreden, maar die optredens vallen soms wat tegen door te veel trage nummers en te veel gemompel in plaats van zingen. Dat viel vanavond goed mee want Watson, net als Jesse Daniel voorzien van steel gitaar, trok de uptempo kaart met tussendoor vaste waarden als Truckin' Man, Nashville Rash, Pretty Eyed Lady, I Lie When I Drink en zelfs Johnny Cash's meezinger Ring Of Fire.
Geen Legendary Shack Shakers (USA) als afsluiter vanavond wegens een noodgeval in de familie, en in allerijl werden de vier zingende langharige baardmensen van Moonshine Wagon uit Spaans Baskenland met akoestische gitaar, fiddle, mandoline, banjo en bazouki opgetrommeld. Hun geluidsman had moeite het mengpaneel onder de knie te krijgen (alle medewerking van de vaste geluidsman van Sjock weigeren helpt in deze uiteraard niet) maar toen die klus eenmaal geklaard was bleken songs als It's So Slow en Binge Drinking me niet te kunnen boeien waardoor ik het zelf maar op een drinken zette. Dat weerhield me er niet van zaterdagmiddag om 12u30 fris en monter paraat te staan voor Truck Stop Cutie, de nieuwe Vlaamse band bestaande uit rockabilly roots veteranen Wim Geysels (zang, contrabas), Wan De Brabander (gitaar), Steven Hollanders (gitaar) en Koen Verbeek (drums, backing vocals) die wordt voortgestuwd door de opgewekte steel van Geysels' mede-ex-Belle Starr & the Boot Jacks collega Bouke Cools die zijn steel afwisselde met banjo. Tussen hun covers van Georgia On A Fast Train, Drivin' My Life Away, een rockend There's A Guy Works Down The Chips Shop Swears He's Elvis en Mama Don't Let Your Sons Grow Up To Be Cowboys staken ook een paar nummertjes van eigen hand. Hun petten en hun debuutsingle Vintage Trouble (recensie: binnenkort!) verkochten na afloop als zoete broodjes en alle kleine en grote kindjes kregen een zelfklever. Bandje om in de spreekwoordelijke gaten te houden!
Lovesick Duo uit Bologna (I) speelde de laatste jaren op zowat elk festival, wat je niet alleen kan verklaren doordat Paolo Roberto Pianezza (elektrische gitaar, akoestische gitaar en lap steel - veel steel gitaar op Sjock dit jaar, waar we alleen maar blij om kunnen zijn) en Francesca Alinovi (contrabas) een duo en dus goedkoper dan een volle band zijn. Nee, ze zijn gewoon goed - wat zeg ik, héél goed - met de vakkundige beheersing van hun instrumenten en de frisse arrangementen van hun veelal eigen nummers. Tegenwoordig hebben ze die duo formule aangevuld met een derde wiel aan de wagen, Alessandro Cosentino op viool. Black And White Light is bluesbop met slide én viool, en nog meer mooi werk waren Lovesick Boogie op lap steel, Until I'm Done, het melodieuze You And I en het nieuwe Remember My Name, wat u inderdaad beter doet als u ze nog niet zou kennen want deze Italiaanders kunnen écht spelen, een zeldzaamheid de dag van heden in rock 'n' roll land.
Surfmeister Dick Dale heeft nooit op Sjock gespeeld, maar vandaag kwamen we daar zo dicht als mogelijk bij toen zijn vlees en bloed in de persoon van zijn zoon Jimmy Dale, deze zomer voor het eerst te gast in Europa, het podium betrad. Op de foto’s met zijn pa zie je hem als kind en tiener, intussen is ie 31 jaar en heeft ie meer haar aan zijn kin hangen dan op zijn hoofd. Tel daar de 66 jaar van drummer Dusty Watson en de 75 jaar van basgitarist Ron Eglit bij die beide nog bij Dick Dale zelf speelden en je hebt heel wat rock 'n' roll ervaring. Titels van instrumentals onthouden is niet mijn sterkste kant, maar ik herkende The Wedge en Shake And Stomp, plus niet-Dick Dale nummers ook opgenomen en gespeeld door Dick Dale als Rumble, Hey Bo Diddley en The House Of The Rising Sun, meegezongen door een volle tent: Jimmy Dale speelde niet alleen even goed als zijn vader, hij kon ook even goed het publiek bespelen en kende alle truken van de foor zoals mee gaan drummen en met trommelstokjes een stukje basgitaar spelen. Ik wist niet wat ik kon verwachten, maar Jimmy bleek enkel en alleen Dick Dale nummers te spelen. Er zat één eigen nummer in de set getiteld The Oath, en het hoogtepunt was uiteraard Misirlou. Off stage beantwoordde hij geduldig mijn vragen over zijn vader, vragen die hem ongetwijfeld al ontelbare keren gesteld zijn, waarbij ik het het gevoel kreeg dat ie op een dubbele manier omgaat met de erfenis die hij moet dragen en dat hij het niet gemakkelijk heeft in de schaduw van de grote Dick Dale. Dusty Watson vertelde me dan weer dat hij achter zijn drumstel zo opgaat in zijn spelen dat ie soms zijn ogen opentrekt en verbaasd ziet dat het niet Dick Dale zelf is die daar staat te spelen. Ik kan Dusty in deze enkel bijtreden.
Attitude is alles: Alba Blanco, de van gigantisch opgestoken dreadlocks voorziene frontvrouw, gitariste en zangeres van het Spaanse trio La Perra Blanco, kwam al pickend op met een sigaret in haar kweek en lanceerde met haar vaste begeleiders Guillermo González (contrabas) en Jesús López (drums) een rij wilde nummers die meer riffs dan songs waren. Songs als It's Fun But It's Wrong van haar enige LP Bop & Shake uit 2019 en recenter single werk als What Is Wrong With You en Won't You Come On zijn opwindend, zeer zeker, maar voor de niet-ingewijden wellicht meer iets om live te ervaren als op geluidsdrager. De hyperkinetische Spaanse furie, niet meer gezien in Vlaanderen sinds de zestiende eeuw, maakte dan ook een geweldige beurt.
Niet mijn meug: de Belgische trance blues van The Boogie Beasts met op mondharmonica Fabian Bennardo, in een vorig leven Lord Benardo van Stinky Lou & the Goon Mat en The Goon Mat & Lord Benardo. Waarna het tijd was voor Red Hot 'n' Blue, de band van Michael Zihni die in de jaren '80 nog bekend stond als Mouse Zinn en met Red Hot 'n' Blue een nieuwe wind door de Britse rockabilly scene liet waaien alsmede het stagediven introduceerde in de rockabilly. Officieel bestaat Red Hot 'n' Blue bestaat niet meer als actieve band, maar u weet hoe dat gaat: maak één rockabilly CD en je kan er je leven lang carrière op bouwen. Red Hot 'n' Blue maakte meer dan één goed album en alle fan favorieten als Little Girl From Memphis, Baby You've Been To School, Hey There Man, Get Back On That Train en Move Baby Move passeerden de revue, voortgedreven door de immer olijke Ashley Kingman's priemende gitaar. De groepsbezetting van die reünie optredens durft nogal eens verschillen, maar Kingman, hoewel niet de originele gitarist, mag beschouwd worden als de echte gitarist van Red Hot 'n' Blue wegens het langst bij de band gespeeld. Minder evident was de aanwezigheid van originele saxofonist Kevin Ellis, in 1985 een van de twee toeteraars op hun debuut LP Wait 'n' See. Jawel, straks bestaan ze 40 jaar. We worden oud... Tot zover de originele groepsleden, aangevuld met Pat Reyford alias Sugar Ray Ford op contrabas en Ricky McCann (Playboys, Big Sandy) op drums, met als speciale gast Fabian Bennardo van The Boogie Beasts op mondharmonica, een goeie zet van Mouse, in de bluesbop nummers als hun Bo Diddley Medley. Hoogtepunten waren uiteraard de clubhits Jumpin' Around en Sure Like The Look In Your Eyes, gemixt met een handvol rockabilly classics als Pat Cupp's I Guess It's Meant That Way. Sugar Ray Ford mocht Good Golly Miss Molly zingen en heeft daarvoor de gepaste bluesrock stem. Yep, na al die jaren is Red Hot 'n' Blue geen afzuip maar nog steeds pittige rockabilly, vanavond met smeuïge sax. Een terechte afsluiter voor de zaterdag!
Sjock is een uitputtingsslag, maar op zondagmiddag stonden we om 13 uur alweer spoorslags klaar voor het Zweedse kwartet Honeyboy Slim & The Bad Habits bestaande uit een blootvoetse drummer die eruit zag als een hippe jeugdleider op zijn retour, een stoner op gitaar en twee halve rockabillies. Opener Rockin' The Joint was te cliché maar dat maakten ze snel goed met nummers als I'm Moving On, Night Fighter en Who Put The Jinx van hun vinyl LP die ook Who Put The Jinx heet, de single You Better Dig It, Folks Don't Lie en Roadrunner van Bo Diddley op slidegitaar: snedige, vinnige bluesrock 'n' roll kort op de bal, meer moet dat niet zijn op de zondagmiddag op je nuchtere maag, want Honeyboy Slim & The Bad Habits zijn eten en drinken tegelijk.
Wie vond dat er te weinig rockabilly op het Sjock menu stond kon zijn schade inhalen met de authentieke sound van Lobo Jones & the Rhythm Hounds, de relatief jonge Britse band van frontman Elliot Jones die vorig jaar de CD Howlin' uitbracht op Foot Tapping Records en dit jaar op zowat elke festival in Europa speelt. Van dat album speelden ze The Creature, titeltrack Howlin', Wind Up Baby, het in de Titty Twister toepasselijke Little Twister, If You Ain't Gonna Rock It, Bad Bad Baby met zijn repetitieve Wild Records groove en de supersnelle billy I'm Mad. In de afdeling covers noteerde ik een rechtdoor versie van Bop-A-Lena van Ronnie Self van wie ze ook Big Fool speelden, een uptempo Milk Cow Blues en een rockabilly versie van Mean Old Frisco en een boppend Barking Up The Wrong Tree. Ja, er is nog hoop voor de rockabilly met nieuwe enthousiaste bands als Lobo Jones & the Rhythm Hounds die reeds om 14 uur aan de Jack Daniel's Tennessee Honey zaten, in combinatie met oervlaamse pintjes bier, dat spreekt.
Het gevreesde noodweer (Bospop in Weert 75 kilometer verderop was afgelast) bleef gelukkig uit, de op scherp staande veiligheidsdiensten konden herademen en die ene korte regenbui zorgde voor wat hoognodige verfrissing op de stoffige weide. Wij dus voor de eerste en enige keer richting hoofdpodium voor het als dia de los muertos doodskoppen geschminkte en somberos dragende Hola Ghost uit Denemarken die vorig jaar in de kleinere Titty Twister tent speelden en dus een Sjock upgrade kregen. Ondersteund door twee trompettisten spelen ze een fascinerende mengvorm van psychobilly en Ennio Morricone met titels als Mexico, Chupacabra, Django, Funeral March en Stay Awake die menigeen bevielen. Waarna in de Titty Twister opnieuw een band plaatsnam die niets met rock 'n' roll te maken had, His Lordship uit Londen. Ze speelden naar ik aanneem vooral eigen nummers, maar op weg naar de cocktailbar hoorde ik wel een zwoel The Way I Walk en een uitfreakend Sleepwalk voorbij waaien.
Dan liever Reverend Peyton's Big Damn Band uit Beanblossom, Indiana, het trio van de man die gitaar speelt terwijl hij met zijn duim bas speelt op de bovenste snaar en die zelfs een besnaarde bijl hanteert. Volgens mijn was dit intussen hun derde passage op Sjock en Peyton kent dan ook het klappen van de zweep: gitaar met veel slide, mondharmonica, drums, wasbord en nog wat toeters en bellen zorgen voor bluesrockers en hypnotisch groovende repetitieve songs. 't Was voor hun doen misschien een wat onverwachte setlist, maar met tien albums op minder dan twintig jaar op de teller en een ontelbaar aantal concerten achter de kiezen heeft ie natuurlijk keuze te over en weet hij wat werkt, namelijk songs als My Old Man Boogie, Black Mattie, That Train Song, Two Bottles Of Wine, Pot Roast And Kisses, Devils Look Like Angels en Poor Until Payday.
Tussen de bedrijven door op het derde, kleinste podium ben ik nog even wezen kijken bij Tuesday Violence, de garagerock band van zangeres Crystal Dawn (B) van rockabilly band Crystal & Runnin' Wild. Bij Tuesday Violence speelt ze orgel en in de trio opstelling met gitaar en drums gaf dat orgel een (garage)surf tintje aan het georganiseerde lawaai. Papa Patrick Ouchène, nochtans zelf geen 100 maar 200% rockabilly, stond trots tussen het publiek. De tweede vreemde eend in de Titty Twister bijt vandaag was Slim Cessna's Auto Club, opgericht in Denver in 1992, die een bevreemdende mix van apocalyptische country gospel en alternativa brachten. Geen spek voor mijn bek, zoveel was duidelijk, dus tijd om de innerlijke mens te versterken en bij te tanken in afwachting van The Kokomo Kings, de vier Zweedse bluesrockers die de laatste jaren bijzonder populair werden in rock 'n' roll middens door hun rechtdoor rockende bluesrock 'n' roll in de vorm van songs als Buckle Up, The Wonder Man, Heatwave, Jump Like A Chicken en A Drive-By Love Affair. Straffe toebak, maar ik snelde heen en weer tussen twee podia want de enige programmatorische dwaling was de gelijktijdige programmatie van The Kokomo Kings en Cadaster Jon Combo Featuring El Presidente op dat derde podium.
Cadaster Jon Combo is de opvolger van de legendarische lokale band The Del Valentinos, wereldberoemd in Gierle, en is in essentie dezelfde band maar dan zonder zanger Gert Geluykens: bij Cadaster Jon Combo, inclusief twee saxofoons, is het de gitarist die zingt. Hun muziek, ooit omschreven als "een soort rock ’n roll maar met hun eigen geniale twist", bevatte de gitaarinstrumental Black Eyes, maar Misirlou was het sein dat El Presidente mocht opkomen en dat deed op spectaculaire wijze: hij reed van opzij via een loopplank met een Kawasaki W650 het podium op waar hij bij wijze van solo nog wat extra gas gaf op de muziek. Alle Del Valentino "klassiekers" kregen een beurt: The Crusher van The Novas, garagerocker Shotdown van The Sonics, Burnin' Love van Elvis, Button Nose van Benny Hoy, Jezebel van Frankie Laine, I Put A Spell On You van Screaming Jay Hawkins en She Said van Hasil Adkins werden allemaal door de vleesmolen vermalen en vakkundig de nek omgedraaid door brulboei Gert Geluykens. Tegen het einde, bij Delilah van Tom Jones, klom Koen Verbeek vanuit het publiek op het podium om flink vals mee te loeien. A good time was had by all en Jimmy Dale stond naast het podium te kijken, snapte er geen snars van, maar zag dat het goed was.
Aan alle mooie dingen komt een eind (aan alle slechte dingen ook ooit,
en gelukkig maar), maar de uitsmijter was een klapper van formaat: de
triomfantelijke terugkeer van België's populairste roots rock 'n'
roll band ooit, The Seatsniffers. Ze hadden
eerder al twee uitverkochte reünie try-outs gespeeld en stonden
in februari 2023 op de Rockin' Race Jamboree, maar vanavond kon eindelijk
iederéén hen nog een keertje zien. In de originele bezetting
vaagden Walter Broes (zang/gitaar), Roel Jacobs (sax), Bop De Houwer
(contrabas) en Piet De Houwer (drums) die tien jaar afwezigheid in vijf
minuten van het bord veegden. De setlist leek exact dezelfde als de
dag van toen en de bomvolle tent ontplofte: Loudmouth, She's A Fox,
Shake It, Gimme Gimme, Shakedown, Are You Gonna Be The One, Casting
My Spell, The Bottom, I Want Some More, Arabian Love Call, UFO, I Had
It With That, Don't Gimme That en Assembly Line - geen flauwekul maar
gewoon dezelfde setlist van toen gespeeld met dezelfde energie, als
reminder waarom ze de beste rock 'n' roll band zijn die Belgenland ooit
voortbracht. Voor het bisnummer draafde de Brits-Antwerpse stand up
comedian Alex Agnew het podium op. Naast stand uppen zingt die in een
metal band, maar vanavond verblijdde hij ons met Great Balls Of Fire,
de eerste keer dat ik de Sniffers dat nummer weet spelen. Het goede
nieuws is dat er intussen nog meer Seatsniffers concerten zijn aangekondigd,
wat betekent dat de vraag er nog steeds is, en ze zouden gek zijn als
er niet op ingingen. Noteer in uw agenda: zaterdag 21 oktober op Ramblin'
Roots in Tivoli Vredenburg in Utrecht, zaterdag 28 oktober in Poppodium
Mezz in Breda, en vrijdag 17 november in de Casino in Sint Niklaas.
En schrijf gelijk op dat Sjock volgend jaar plaatsvindt in het weekend
van 5 tot 7 juli. |
ZESTIGPLUS
BAND Verslag: Jiving Walter / foto's: Anne-Mie Ik geef toe dat het niet allemaal zuiver rock 'n' roll is, maar ik wil ook de bands die optreden in de Kempen een hart onder de riem steken. Meestal zijn het oudere mannen die de klassieke nummers spelen en een zijsprong maken naar latere periodes. Ze hebben dan ook veel aanhang bij een bejaarder publiek waarbij wij ons volmaakt thuis voelen, terwijl de jonge snaken zich uitleven op megafestivals als Graspop of Werchter. Tijdens mijn speurtochten naar groepen ontdekte ik de Zestigplusband die verschenen in spiegeltent La Rosa in Geel, op een godverlaten plaats in Zammel (Hazenhout), ver weg van alle beschaving tussen de velden. Dat maakt het juist zo gezellig. Een spiegeltent roept bij mij altijd heimwee op naar vervlogen tijden, wat je al merkte bij de inkom - de geest van The Great Gatsby, geschilderd op de muur. Je hebt een degelijk overzicht over de dansvloer, de ramen hebben gekleurd glas, elke zithoek is getrend van de andere zithoek door een glazen schot, de zeilen van het dak fraai gekleurd met goudkleurige banden, kortom een gemoedelijke kermissfeer. De gladde dansvloer was zoals vroeger bestrooid met poeder om toch een beetje je evenwicht niet te verliezen. Bij aankomst leek de keet verlaten en dan hoop je maar dat er wat meer volk binnenstroomt. Het warme weer houdt veel mensen thuis. De Zestigplusband ontstond in 2007 onder mannen die tussen pot en pint herinneringen ophaalden aan hun vroegere band The Funny Friends die eindigde in 1980. Maar "old soldiers never die'' en een ex-lid stelde de voordaad om samen nog eens op te treden voor een bijzondere gelegenheid. De zaal stond in rep en roer, volle begeestering en het één brengt het ander met zich mee: eenmaal geproefd van het succes is het moeilijk om de rem op te trekken, en de trein was vertrokken. Helaas werden ze later niet gespaard van tegenslag en werd de samenstelling regelmatig vernieuwd of aangevuld. De Zestigplusband startte stipt om 15 uur met een keur van Shadowsmuziek met onder andere Dance On en FBI. Daarop volgden country nummers zoals Act Naturally van Buck Owens (gecoverd door The Beatles), Driving My Life Away van Eddie Rabbitt en Folsom Prison Blues van Johnny Cash, plus een resem uitvoeringen van CCR en Fats Domino. Wij zijn niet fanatiek, we dansten erop los en de muziek klonk fris. De band zelf had weinig voeling met de aanwezigen. Ik vind het altijd warmhartig wanneer de groep de mensen aanspreekt. Ze waren nogal koeltjes, maar ja... Het
gehoor dat ondertussen was aangezwollen was daarentegen erg geestdriftig.
Wij vallen altijd op door onze kledij (ik had voor deze gebeurtenis
een brede jivebroek aangetrokken met bretellen) en dansstijl en dan
vragen de toeschouwers of we van een dansschool zijn. We staan steeds
al eersten op de dansvloer en brengen de sfeer erin. Je ziet die ouwe
luitjes dan glunderen omdat ze de tijd van vroeger zien herleven. Soms
worden we aangesproken met de vraag of we willen terugkomen. Ik van
mijn kant benader de mensen soms ook. Zo ging ik naar een man toe met
een rockabilly hemd. We waren het er gloeiend over eens dat rock 'n'
roll hemelse muziek was. Op mijn opmerking dat men over 100 jaar nog
zal praten over Elvis, antwoordde hij al lachend: "ja, maar over
ons niet meer"... Door de warmte en het gehuppel was mijn hemd
en broek kletsnat van het zweet, wat de indruk opwekte dat ik een pamper
nodig had... |
THE
DUTCH KATZ Verslag: Jiving Walter / foto's: Anne-Mie Twee dingen die ik steeds vergeet alvorens naar een optreden te gaan zijn 1) pinnen, want je moet toch een beetje geld bij je hebben, en 2) tanken. Negen keer op de tien vertrek ik met een lege benzinebak en dan begint het gevloek, want je bent gehaast. Vanavond was het weer bingo, want mijn vrouw rijdt altijd tot de laatste druppel. We reden ditmaal nog eens vanuit België over de grens met Nederland naar Elsloo voor een opvoering van de Nederlandse band The Dutch Katz die meestal opereren in het zuiden des lands. In tegenstelling tot Vlaanderen heb je in Nederland meer cafés met feestzalen en dat maakt toch een groot verschil, zeker om te dansen. Bij aankomst in het Maaslandcentrum, want daar brandde de lamp, las ik overal in de ingang de plicht om je jas in de jassenkamer achter te laten. Het was ten strengste verboden om dit kledingstuk over de leuning van je stoel in de gelagzaal achter te laten. Ik vroeg me af als je met colbert binnenkomt en je krijgt het warm of je dan ijlings naar de vestiaire moet spurten? Je kan bovendien meer spullen wegsteken in de binnenzak van je mantel dan in de achterzak van je broek, voor mannen toch. Ik steek mijn brieventas nooit in de achterzak. De hacht [nvdr: risico] is dan veel groter om je portefeuille te verliezen en het nodigt ook uit tot diefstal, zo vind ik althans. De bezoekers werden hartelijk verwelkomd door de voorzitter en de Belgen kregen een eervolle vermelding.
Onder het zwingen verloor mijn vrouw in volle doening de zool van haar
schoen. Wat nu? Dan maar de twee schoeisels uitgetrokken en blootsvoets
verder gedanst. Gelach alom. De groep bedankte alle aanwezigen voor
de leuke avond en dat was niet overdreven. In het naar huis rijden hoorde
ik op 'Oldies Radio' de stem van Petula Clark met Colour My World, een
pittig, vrolijk wijsje. Inderdaad, na een paar biertjes zie je de wereld
in andere kleuren. Thuisgekomen hebben we de versleten schoenen van
mijn vrouw plechtig uitgewuifd richting vuilnisbak. |
DE
LOVE ME TENDERS Verslag: Jiving Walter / foto's: Anne-Mie
Het was een week vol onaangename verrassingen. Je krijgt een griepaanval en op de dag zelf van het optreden heb je een aanrijding met je wagen. Een groot gedeelte van de achterkant beschadigd. Na veel getwijfel besloot ik dan toch maar naar de stad te rijden voor een optreden van de Elvis hervertolkingsgroep de Love Me Tenders. Onderweg met de wagen was ik overmand door spanning. Ik stond als eerste voor het rode licht van de snelweg, maar reageerde te laat bij groen. Even was ik het noorden kwijt. Het licht sprong alras terug op rood, zodat ik een hele rij van achter mij stilstaande wagens blokkeerde, met als gevolg een luid getoeter en verwensingen. Het vertoon ging door in een beruchte wijk die de stad nu wederom leven tracht in te blazen. Zo verhuisde een tijd geleden de bibliotheek naar dit oord. Ook café Kiebooms doet hier zijn duit in het zakje met optredens. Het is één van de schaarse kroegen die de tijd hebben overleefd. Aanvankelijk was het in de jaren '40 en '50 een jazz kneip, en destijds beleefde het zijn hoogdagen. Het mooie is dat het oorspronkelijke art deco interieur volledig onaangeroerd is gebleven, met muurspiegels, oude foto's en een beun (nvdr: podium). Na de dood van de eigenaar bleef de zaak twee decennia lang gesloten, maar gelukkig konden enkele voortouwnemers de zaak redden door er een café-restaurant van te maken. Het lijkt alsof vele jonge mensen hun schade na de covid periode willen ophalen. Massaal worden dranklokalen overspoeld, zodat je geen meter meer kunt bewegen. Dansen is uitgesloten. Vele Vlaamse tapperijen zijn eigenlijk te klein voor optredens, zeker als er geen feestzaal is aangehecht. De Love Me Tenders zijn een Elvis nazanggroep die al zes jaar bestaat. De zanger, een innemende knul met een mooie stem, vertelde dat de band vroeger dikke vrienden waren in de chiro beweging. Op een huwelijksfeest van een vriend die Elvis fan was, werden ze gevraagd om muziek in die trend te spelen. Het succes bleef niet uit, en goed begonnen is half gewonnen. De zanger heeft zelfs een zoon die verkleed als the king naar de kinderkribbe ging. Ja, dan is de liefde wel groot. De band speelde natuurlijk ook andere jaren '50 nummers zoals de Hucklebuck, L.O.V.E van Nat King Cole en I Wanna Be Like You (King Of The Swingers) van Louis Prima uit Jungle Book. Ik vond dat ze sommige nummers te vlug uitvoerden, maar als éénmaal een zaal in vervoering raakt zijn alle remmen los. Mensen dansten zelfs op de banken en ook een polonaise waar mijn oudste vriend van 78 flink aan mee deed kon er nog wel bij. Na de speelstonde nam een platenjogie het roer over, maar het was niet onze stijl wegens te modern. Onze oudere vriend die normaal afkering staat tegenover deze muziek was ditmaal onverstoord en ging uit zijn dak. Blijkbaar had de belangstelling van vrouwelijk schoon hem vleugels gegeven. In de overdekte parking konden we de betaalautomaat niet vinden. Normaal verwacht je zo'n toestel aan de inkom van elke verdieping, doch nergens te vinden. We dwaalden zeker tien minuten rond omdat we voor een gesloten poort reden. Uiteindelijk stond dat apparaat aan de slagbomen zelf. Ik denk dat we door de bewakingcamera’s wel tien keer zijn opgenomen. Als afsluiter van de dag was dat nog een mooi toemaatje. |
Lees
hier de oudere Rockin' Lifestyle verslagen