Je
recente CD, DVD, plaat of boek geresenceerd op onze website? Stuur deze
dan naar de hoofdredactie! |
CD Recensies
30 december 2011
PAUSE
‘N’ REWIND/ THE UNKOOL HILLBILLIES De
oorsprong van de band ligt in 2002 en hun eerste volledige album dateert
van 2003 (hetgeen een daverend succes bleek in hun thuisbasis), dus
nieuwkomers zijn deze Zweden zeker niet. Maar misschien zijn ze net
iets te unkool om internationaal bekend te zijn? Voor mij zijn ze in
ieder geval de grote onbekenden (al werden hun eerdere CD’s
in de gedrukte B.A. en hun laatste CD op deze
digitale plek besproken. Hfdred.) Tijd dus om ze eens wat nader
te leren kennen (voor degenen die ze ook nog wil kunnen aanraken, die
hebben daartoe de gelegenheid in april 2012 als ze ons land aandoen).
Ze hebben in ieder geval het lovenswaardige doel om de rock ‘n’
roll te behouden voor deze en nakomende generaties. Mooi. Hun rock ‘n’
roll is opvallend main stream, het geijkte werk. Voor getrainde rock
‘n’ roll-oortjes iets te mak. Het doet me denken aan de
doorsnee rock ‘n’ roll uit de tweede helft van de revival,
in de early 80’s, zoals van bijv. Dave Edmunds, zij het minder
commercieel. In de verte horen we met enige fantasie wat Bill Haley,
Jerry Lee en Chuck Berry, om een idee te geven. De wapenfeiten van de
sinds 2009 in deze bezetting spelende Richard Andersson (mondharmonica),
Anders Umegard (piano), Stefan Asplund (gitaar), Mats Brobäck (drums)
en Raimo Oxhammar (ritmegitaar) beperken zich tot een TV-optreden voor
de Zweedse TV in 2007, een Europese plus Amerikaanse tour in 2010 en
hun grote ‘scene hit’ Rap Is Crap (2005) over de ‘muziek’
op de hedendaagse radiostations: wat een statement! You’re right
brother. Volgens Anders waren er zelfs rap-artiesten die de song cool
vonden. Zullen de tekst wel niet hebben begrepen, door de grote hoeveelheid
begeleidende muziek, die je in rap immers mist. Pianist Anders neemt
merendeels de leadvocals voor zijn rekening, afgewisseld met Richard.
Ik hoef echter niet te vermelden welke songs, want verschil hoor je
nauwelijks tussen beiden. Bij alle nummers (dus van beide zangers!)
bekruipt me het sterke gevoel, dat ze consequent iets de toon zingen.
Dit is wellicht alleen interessant voor de puristen, de dansers zal
het wellicht geen bal interesseren. De vocale versterking in de gedaante
van de lieftallige blonde Little Karen alias Karin Johansson daarentegen,
is geheel andere koek. Dat smaakt beter! Haar songs zijn ook de sterkste
van het album, niet alleen zangmatig. Het schijnt dat het door haar
gezongen nummer, met begeleiding van de band, You’re The One,
in 2009 een favoriet is geweest op Zweedse radiostations. Op het album
is ook gastmuzikant Otto Gryting (saxofoon) prominent aanwezig. Als
je een echte vloerveger bent, dan kom je aardig op je kosten. Ding Ring-A-Ding
Ding swingt al aardig, echte piano-rock ‘n’ roll. Hangover
is een mid-tempo shuffle rocker uit de pen van bevriende Amerikaan Darrin
Mazzilli en gaat meer richting New Orleans stijl. Lekker jumpen en jiven
in Spend Some Time With Me, om daarna te genieten van Karin in Bad Investment
Blues, dat gewoon een spetterende rocker is. Een beetje Long Tall Ernie
ontwaren we in het up-tempo Pause ‘N’ Rewind, alvorens de
Zweedse schone ons meeneemt in een Jerry Lee achtige stomper: Window
View. Mocht je onweerstaanbare drang voelen mee te willen zingen, dan
kan dat, want het booklet bevat alle lyrics van de eigen composities
van de hand van Anders die, net als jullie redacteur, graag songs schrijft
met een message. Alleen bij het van Carl Perkins resp. Little Richard
geleende Gone Gone Gone resp. Send Me Some Lovin’, wordt je geacht
de tekst van buiten te kennen. Send Me Some Lovin’ heeft die 70’s
‘eerste revival helft’ touch, die ik ietwat te modern vind,
maar smaken verschillen nu eenmaal. Call Me Up heeft duidelijk invloeden
van Dave Edmunds, maar ik moet verrassend genoeg bekennen dat het wellicht
het beste nummer van het album is. Oeps. Zitvlees krijg je er zeker
niet van. Zowel van Karin als Unkool Hillbillies een prima muzikale
prestatie. Het zijn van die nummers, die je normaliter op de radio hoort,
zo’n hit-achtig deuntje is het. Dat men niet vies is van instrumentaal,
bewijst de band in Rauchan. Tja, wat is het? Geen Spotnicks, geen Ventures,
geen Shadows, geen surf… gewoon een heerlijke gitaar-instro met
Mexicaanse inslag in het ritme. Everlasting Love Blues is geen blues,
maar een poppige rocker met voor mijn gevoel een zigeunermuziek feeling.
Jumpen doen we weer in Watch My Signals. Een instrumentale piano/ twangy
guitar rocker weergalmt in Hillybilly Twist. Netjes. Gone Gone Gone
is een swingende bluesharp rocker en is echt iets voor vliegende petticoats.
Cool. Blisters klinkt weer iets moderner en daarin kan de blonde zangeres
nog eens een keer haar zangkunstjes tonen, uhm, laten horen. Ook dit
nummer valt weer in de categorie, stoelen en tafels aan de kant. Als
je dan moe gezweet bent van al het dansen, krijg je nog steeds geen
rust. Want het album wordt verlaten in een raketvaart met de live-opname
(opgenomen in jazzclub Stampen) One More Time. |
|
BITS
AND PIECES/ JOHN GUSTER John
Guster alias Juan Rodriguez uit de zonnige zuidelijke helft van Europa,
presenteert zich hier als een one man band, maar wordt ook bijgestaan
door zijn band The Engineers. Zelfs zonder deze band is zijn sound ingenieus
te noemen. Daarover zo meteen meer. Even terug in de tijd: van 1993
tot en met 1998 trad hij regelmatig op, voornamelijk in Zwitserland,
met zijn toenmalige eigen band The Thunder Jets. Daarna concentreerde
hij zich meer op het opnemen van andere bands voor zijn eigen JCR Recording
Service. Dat is overigens een pure 50’s studio, net als Lightning
Recording Service in Berlijn. Die opnames verschenen, en verschijnen
nog steeds, op zijn eigen label Blue Lake Records. Live treedt hij solo
op, begeleidt door ad hoc muzikanten of gewoon met The Engineers. Hoe
dan ook, dit album staat op naam van John Guster himself. Overigens
waren de opnames niet bedoeld voor release via een album. Nou ja, we
mogen best wel blij zijn dat de songs nu wel onze oren bereiken. Bijgestaan
door o.a. bands als Mars Attacks en Grizzly Family neemt Juan ons mee
terug in de tijd en blijven we steken rond 1955/1956 zowat. Als je een
fan bent van echte 50’s (sounding) rockabilly, dan is deze zilveren
schijf een absoluut hebbedingetje. Daarvan word je meteen al overtuigd
in opener Young And Wild. Je hebt het idee net een plaat te hebben ontdekt
van een obscure vergeten Amerikaanse 50’s rockabilly. Am I Right
heeft wat Hayden Thompson trekjes, met gitaarmatig Mystery Train invloeden.
Trouwens, ik kan me niet aan het idee onttrekken dat Elvis Sun-rockabillystomper
als blauwdruk heeft gediend voor dit nummer hier. Niet alleen rockabilly
is te horen, ook de black rock ‘n’ roll hoek is vertegenwoordigd
in het nummer You’ve Got What It Takes van Dinah Washington, hier
ten gehore gebracht door Barbara Clifford van Chicago band The Honey
Bees. Het doet me denken aan de sound van Mickey & Sylvia (bekend
van Love Is Strange). Bad Bad Boy is weer wat je noemt traditionele
50’s rockabilly. Sonny Burgess wordt stijlmatig herleefd in Gotta
Get Another Girl. De scheurende rockabilly Go Go V8 Ford mag de gelijknamige
autofabrikant wat mij betreft gebruiken voor haar reclamespots! Het
is echt te horen dat de man veel ervaring heeft met het opnemen van
pure 50’s styled vintage rock ‘n’ roll. Don’t
Need Your Lovin’ Baby is weer een zwarte rocker, in de stijl die
klinkt als wat ooit eens als basis moet hebben gediend voor The Paladins.
Het vrolijke Round The World doet Sun-achtig aan, net als The Cats Were
Jumpin’, ook al mis je op deze opnames wel de karakteristieke
Sun-echo. Ain’t That A Dilly sluit het album in die waardige stijl
af. Op de laatste twee songs vind ik de stem van Juan overigens veel
gelijken op die van de Zweedse neo-rockabilly zanger Red Hot Max. |
|
Trilogie:
Schlageracts go rock ‘n’ roll: Deze albums hier bevatten obscure rock ‘n’ roll-pareltjes uit de jeugdjaren van latere schlagerartiesten. In dat opzicht is de titel Jugendsünden (jeugdzonden) wel toepasselijk bij de toen als ‘duivels’ aangeduide rock ‘n’ roll. Roy
Black & The Cannons. Mary
Roos. Udo
Jürgens. |
15 december 2011
EARCATCHIN’/
Drie
en een half jaar na zijn debuut-CD op het Zwitserse TCY Records presenteert
singer-songwriter Rockin’ Henri zijn tweede CD, dit keer op zijn
eigen Autodidact Music label. |
|
TROUBLECASTER/
VIDAR BUSK & HIS BUBBLE OF TROUBLE Lang geleden, alweer in 2000,
bespraken we in ons gedrukt magazine al eens een CD van Vidar Busk uit
Noorwegen, toen nog met zijn True Believers. Het is gek, maar zonder
kort geleden deze CD nog eens beluisterd te hebben weet ik na meer dan
11 jaar nog hoe de CD klonk (niet dat ik nu zo’n goed geheugen
heb, maar misschien wel een goed selectief geheugen…). Het ging
toen om ruige, vaak bombastische rock ‘n’ roll waarbij ik
vaak aan The Brian Setzer Orchestra moest denken. |
1 december 2011
INTRODUCTION/
THE HOT ROD RHYTHM BOYS |
|
THE
BILLY BANKS SESSIONS/ JOHN LEWIS TRIO John Lewis zal ten eeuwigen dage bekend staan als frontman van The Rimshots, maar treedt al enkele jaren op onder de noemer John Lewis Trio. Zo ook deze CD, al is die niet met een trio opgenomen, wel met een hoop vrienden waartussen we gitarist Joe Guillian (Sureshots), contrabassist Paul Woodmansey (Rudy La Crioux), contrabassist Andy Sykes (Union Avenue, Shaun Horton & the Tennessee Trio) en drummer Gary Agar (Sureshots, Infernos) herkennen. Lewis’ stem is zo herkenbaar (wie er niet van houdt omschrijft ze als een blèrende geit) dat de CD onvermijdelijk doet denken aan The Rimshots, maar gaat stilistisch breder dan de nog steeds erg populaire Britse band. Toch klinkt ie, ondanks de variatie aan rock ‘n’ roll stijlen, de multitude aan muzikanten en het feit dat de CD werd opgenomen op drie verschillende locaties tussen 2007 en 2011, als één geheel en niet als een verzameling los opgenomen tracks, en je kan hem nog het best omschrijven als helemaal in de stijl van de buitenbeentjes op de Rimshots CD’s. Het valt onmiddellijk op dat er veel piano te horen valt op deze CD, zoals in Got No Time dat mede door die piano erg Sun rock ‘n’ roll klinkt. Mmm Ba Ba is rockabilly, Black Cat is gebaseerd op uptempo blues maar dan met rockabilly vocals in Meteor stijl, Not Quite The Not is een typische Rimshots trage maar dan met Lee Hazlewood gitaar en een vrouwelijk gospelkoortje. Ook typisch Rimshots is een meezinger als Belgium Bars (waarin hij ondermeer “a little bar near Charleroi” bezingt “where all The Be-Bop’s go”, en da’s volgens ons La Taverne Du Scapé in Monceau Sur Sambre) waarop het met een pul bier in de hand goed squaredansen rond het kampvuur is. Een paar songs doen vaagweg denken aan nummers van The Rimshots, wat we niet erg vinden. De 15 tracks zijn netjes verdeeld tussen eigen songs en covers als Looking For Money (Al Urban op huppeldepup piano), Drunk van Jimmy Liggins (Drinkin’ Wine Spo Dee O Dee met een rhythm ‘n’ blues injectie), The Honky Tonk Song (Mel Tillis in 1957, bij ons gedaan door Moonshine Reunion), het door de melodieuze piano en de Carl Mann ritmes op gitaar hele mooie He’ll Have To Go van Jim Reeves, terwijl Hard Travelling van folkpionier Woody Guthrie hier een rechtdoor rocker met opnieuw backings in gospel stijl wordt. Opvallendste cover is The One I Love, de popklassieker uit 1987 van de Amerikaanse rockband REM door Lewis voorzien van mysterieuze piano en Johnny Cash gitaar. Potten zal John Lewis met deze CD niet breken, maar een béétje Rimshots fan zal niet teleurgesteld zijn. Lechyd da, John! Volgens ons heeft Lewis dit zelf uitgebracht, dus info via www.therealjohnlewis.com (Frantic Franky) |
Boekrecensie
|
VAN
KOEMPELROCK TOT KLOMPENROCK/ HENRI SMEETS |
|
RETRO
MAKEUP: TECHNIQUES FOR APPLYING THE VINTAGE LOOK/ LAUREN RENNELLS |
10 november 2011
MELLOW
JO & THE HI-TONES/ Wegens
het groen en rood en de sterretjes dacht ik even dat dit een kerst-CD
was, maar het debuut van Mellow Jo & the Hi-Tones blijkt een regulier
rock ‘n’ roll album in het rockende hillbilly boogie genre,
of zoals ze zelf zeggen: swing, country, hillbilly en rockabilly. Mellow
Jo is uiteraard de helft van de voormalige Haystack Hi-Tones, en als
u die band niet kent (schande) luister dan naar Aimin’ On Livin’
Some, Heartache Meets Mr. Blues en Treat Me Mean, duetjes met de andere
Haystack Hi-Tone, Anitta Langereis. Uitgezonderd één nummer
staan op deze CD enkel covers, maar da’s geen erg want het betreft
vrij onbekende songs. Eén hedendaags nummer wordt gecoverd, Loser’s
Blues van Big Sandy’s Feelin’ Kinda Lucky album. Kent u
dat? Da’s namelijk het soort vlotte vloeiende boogie dat hier
tentoongespreid wordt, naast aanstekelijke opgewekte nummers van bijvoorbeeld
Conway Twitty (Treat Me Mean), Faron Young (Aimin’ On Livin’
Some), Red Sovine (Whiskey Flavoured Kisses), Loretta Lynn (Heartache
Meets Mr Blues) en zelfs Peggy Lee (It’s A Good Day) en Bing Crosby
(Steamheat). De mooie melodieuze arrangementen zijn speels maar doordacht
en focussen op de interactie tussen tussen elektrische gitaar en lapsteel.
Groot was dan ook mijn verbazing toen ik na herhaalde beluistering de
linernotes las en zo ontdekte dat de lapsteel in slechts drie nummers
opduikt! Zegt genoeg over hoe goed dit in elkaar zit en hoe goed de
gitaar is, dacht ik zo. Nog wat die lapsteel betreft: in één
nummer wordt die bespeeld door gitarist Rolf Hartogs, in de twee andere
door Lee Jeffriess van Big Sandy’s Fly-Rite Boys. De stem van
Marjos Rinders is zacht maar expressief en daarmee uitermate geschikt
voor deze muziek. Variatie alom: de duetten met Annita, een duet met
Ray, die Whiskey Flavoured Kisses (een verhaal dat de heren onder ons
allemaal al wel een keertje meegemaakt hebben) gezongen door drummer
Jan van Leeuwen, een instrumentaal duel tussen gitaar en lapsteel. Op
het einde van de CD staat nog een verrassing: het nummer Rock ‘n’
Roll van hardrock band Led Zeppelin (eerder gecoverd door Jerry Lee
Lewis op Last Man Standing) als rechtdoor rocker. Samen vormen de 14
tracks een debuut waar niets op af te dingen valt. Het betere Nederlandse
werk! Voor 12 euro kan je de CD bestellen via www.mellowjo.nl.
(Frantic Franky) |
|
MEETS
BIG JAY McNEELY/ JZZZZZP |
Vinyl Single Recensies
DIVERSE
VINYL SINGLES Dit wordt een vrij unieke recensie. Cees ‘Jaren-50-rock ‘n’ roll-label-expert’ Klop is dan ook een bijzonder project gestart om oude rock ‘n’ roll opnieuw op single uit te brengen voorzien van een authentiek uitziend label. Het zijn voornamelijk zeldzame repro’s van obscure singles uit het roemruchtige Amerikaanse rock ‘n’ roll verleden. De originele exemplaren zijn gewoonweg niet (meer) verkrijgbaar voor de echte verzamelaar. Cees heeft op de singles een speciale code aangebracht zodat het duidelijk kan zijn dan het geen originele singles betreft want zo oppert de man himself: “ik heb er een hekel aan als iemand heel veel geld betaald voor een repro”. Uiteraard heb ik mijn AMI jukebox gebruikt om de singles te draaien en te reviewen en hoor ik dus exact hoe de singles zouden moeten klinken. Structureel als ik ben bespreek ik ze op volgorde, maar daarbij sla ik de eerste even over. Zo meteen wordt duidelijk waarom… CK102:
THE PIGEON – FORGET ME NOT/ DON APILADO (L.A.D.
106) Om
alle singletjes zit een mooi vintage hoesje (weliswaar voor elke single
dezelfde hoes) waarop overigens nergens het label van Cees, Collector
Records, vermeld wordt. Een leek ziet dus niet dat het geen originele
singles zijn. De singles worden aangeboden voor € 6,- per stuk
en dat is inclusief porto. Wholesale kopers zijn eveneens welkom. Voor
hen heeft Cees een wel zeer interessante prijs. Mail naar info@collectorrecords.nl.
Als je geen centjes hebt om ze allemaal te kopen geef ik een hint met
de CK 101, CK102, CK103, CK105 en CK112. Wil je er eerst één
proberen, hou het dan op de CK101. Als je tenminste net zulke primitieve
oren als ik heb, uiteraard! Vermeld deze CK-code bij een eventuele bestelling.
De volgende singles worden in februari uitgebracht. (Frans van Dongen) |
naar
boven
10 november 2011
I’M
A RAMBLER/ THE HI-STRUNG RAMBLERS “This
record doesn't sound like the last Ramblers record or the one before
that. The Hi-Strung Ramblers believe it's important to continue to develop
their sound, and they HAVE. What you have here is a very different Hi-Strung
Ramblers, with a new fresh sound”, zo staat te lezen op de nieuwe
CD van The Hi-Strung Ramblers (USA). Hun tweede album Run Boy Run meldde
ook al “it shows a new direction for the guys” en bevatte
in tegenstelling tot de harde doch pure rock ‘n’ roll/ rockabilly
van hun debuut Hobo Bop vooral Carlos & the Bandidos-achtige verhalende
westernbilly. Deze derde CD is inderdaad opnieuw een stijlbreuk, want
na opener If You’re Not Around in loepzuivere Paul Ansell stijl
(mét achtergrondkoortje, da’s nieuw!) gaan ze met I’m
A Rambler resoluut richting sixties rock ‘n’ roll, terwijl
het derde nummer, Won’t You Love Me, helemaal Hot Boogie Chillun
is. De sixties stijl HBC, niet de bluesbop HBC welteverstaan! Dat zijn
zo’n beetje de polen waartussen The Hi-Strung Ramblers dribbelen
op deze CD: I’m Not A Lover Anymore is kasatschok met Malagueña
gitaren, I Don’t Care en My Baby’s Gone zijn Carlos &
the Bandidos, de instrumental Scorpio is Link Wray die Tequila speelt,
Don’t Leave is opnieuw sixties, net als You Don’t Love Me,
loodzware bluesbop met mondharmonica die ook opduikt in de sixties gitaar
instrumental Panic waarmee de CD afsluit en die klinkt als Fleetwood
Mac toen die in de jaren ’60 nog gewoon een Brits bluesbandje
waren. Je merkt het ook aan de bezetting: op de CD staat Alex Vargas
van The Vargas Brothers op “bass” (naar we menen te horen
op elektrische bas), terwijl oorspronkelijk bassist Ignacio Garcia in
kleinere lettertjes wordt vermeld op “upright bass” op zeven
van de dertien nummers. En ondanks het feit dat die dertien songs naar
het einde toe wat op elkaar beginnen te lijken, vind ik deze CD even
goed als de twee vorige Hi-Strung Ramblers werkjes, ondanks die Paul
Ansell en Carlos & the Bandidos invloed en die flinke scheut sixties.
Of misschien wel juist daardoor, want de CD boeit en verrast ook bij
herhaalde beluistering. Met andere woorden: The Hi-Strung Ramblers blijven
een van de betere Wild bands. Info: www.wildrecordsusa.com
(Frantic Franky) |
|
BEYOND
THE SUN/ CHRIS ISAAK Daar waar Brian Setzer tot mijn
enorme verbazing destijds in 2005 een Sun-tribute album uitbracht, zonder
ook maar één noot in de legendarische Sun-studio aan 706
Avenue te hebben gespeeld, heeft Chris Isaak in ieder geval enkele songs
van zijn kersverse album daar opgenomen. Op zijn eigen label Wicked
Game Records heeft de man, die al in 1984 in zijn eigen progressieve
rockabillyband Silverstone speelde (tegenwoordig betaal je zelfs al
ruim 60 euro voor de gelijknamige CD uit 1985), met veel liefde voor
authenticiteit een schitterende 50’s styled booklet en CD-cover
gemaakt (waarin zijn foto uit de 80’s wat raar staat) en 14 dito
tracks. Het CD-boekje is een paginalange persoonlijke noot van de Wicked
Game hitzanger, waarin hij met het glunderen in de ogen van een klein
jochie, zijn adoratie vertelt voor Sun Records, de artiesten en Sam
Phillips, die allen het label tot cultstatus hebben verholpen. De anders
zo typische en karakteristieke Fender Stratocaster sound, zoals we die
kennen van zijn grote hit Wicked Game en die opvallend genoeg al op
het ‘rockabilly’-album Silverstone te horen is, daar waar
normaliter een Fender Telecaster door de ether schalt, is hier uiteraard
(bijna) tevergeefs te zoeken. Hier heeft Chris eens afstand gedaan van
‘zijn’ karakteristieke gitaarsound en onverwisselbare sensibele
zang. Nee, dit is Sun-Records, dit is rockabilly, de roots! Normaliter
vraag ik me af wat het voor zin heeft om een album op te nemen met (vrijwel)
louter covers, maar er zijn uitzonderingen. Namelijk, als grote commercieel
succesvolle artiesten als Brian Setzer en Chris Isaak, ieder met hun
eigen karakteristieke sound, hun eigen succesvolle handelsmerk laten
varen om de sound van anderen te spelen, van hen die immers aan de basis
van hun eigen sound hebben gestaan, dan is dat meer dan slechts een
cover-albumpje, dan is dat een statement! |
ROCK
& ROLL THERAPY/ Terug
van weggeweest: Dick Brave & The Backbeats. Toeval kan het niet
zijn. The Baseballs zijn momenteel zeer succesvol met het pop-tot-rockabilly
coverrecept, waar Dick Brave in 2003 de wortels voor heeft geplant.
Dick en de zijnen zaten toen nog bij Warner Music en daar zitten nu
stomtoevallig, uhum, de Baseballs. Tja, twee van die bands op één
label is iets teveel van het goede, dus dan is Sony (de andere vertegenwoordiger
van het kwartet grootste platenlabels ter wereld, samen met Warner Music,
EMI en Universal) wel bereid hen onder haar hoede te nemen. Zo zou het
gegaan kunnen zijn. Opvallend is het in ieder geval wel. Dat geldt echter
niet voor de gimmick dat Dick Brave & The Backbeats Canadezen zouden
zijn. Dat is déjà vu. Maar goed, als je met dezelfde bandnaam
en hetzelfde concept komt aanzetten, dan moet je ook consequent op dat
Canadezen-verhaaltje voortborduren. Dat is nu eenmaal het manco van
dit soort geintjes. Je kunt ze eigenlijk maar één keer
toepassen. Het macabere voor popzanger Sasha Schmitz alias Dick Brave
is evenwel, dat zijn side project Dick Brave & The Backbeats destijds
nóg succesvoller was dan zijn popcarrière. Van het debuutalbum
van hen, Dick This, zijn toen maar liefst 600.000 (geen tikfout!) exemplaren
over de toonbank gegaan. Staande ovatie voor een band, die tegenwoordig
nog dat soort astronomische verkoopcijfers haalt met ‘ouderwetse’
rock ‘n’ roll. De CD met de rode cover en de limited edition
(CD + DVD) met blauwe cover zien er gelikt uit. Beide items bevatten
overigens exact dezelfde tekst en vercartooniseerde afbeeldingen. Alleen
kunnen de meiden de grote poster (slechts in de limited edition, ja,
je moet er wel wat voor over hebben, hè, dus dan maar eens een
keer geen mascara of andere optutprullaria) van de band boven hun bed
hangen. Sorry mannen, aan ons is weer eens een keer niet gedacht (nou
ja, met uitzondering van een bepaalde groep mannen dan). Goed, dus zullen
wij kameraden het dan moeten doen met de muziek. Eens kijken in hoeverre
de Duitsers zich muziekmatig hebben laten meeslepen door hun Baseballende
landgenoten. |
JONNY
BARBER & THE LIVING DEADS/ JONNY BARBER & THE LIVING DEADS Jonny
Barber is niet geheel onbekend bij de BA-lezers/ lezeressen, als het
goed is, want enkele jaren geleden heb ik deze man reeds een keer de
revue laten passeren toen het ging om Willie Lewis van Rock-A-Billy
Record Co., die sinds 1983 uitsluitend vinyl op de markt brengt (zeg
maar, een Amerikaanse Mac Bouvrie van Mac Records). |
|
LAAT
JE LEKKER GAAN/ JOHNNY VALENTINO Als
je de CD single uit het kartonnen hoesje haalt, ontwaren je ogen op
het zilveren schijfje zelf, een parodie op het Sun Records logo. Na
het horen van de eerste tonen, een pianoroffel die doet vermoeden alsof
we een Jerry Lee Lewis kloon gaan horen, denk je zelfs dat we een Sun
styled CD gaan beluisteren. Maar helaas: mijn oren ‘kijken’
elkaar verbaasd aan als ze opeens een soort van een Ben Cramer met leren
jas, die een verjongingskuur heeft ondergaan, horen. Het nummer heeft
wel wat rockigs, maar is overduidelijk bedoeld om in de charts te scoren
bij het grotere publiek. Johnny is dan ook meer entertainer/ partyzanger,
dan een pure rock ‘n’ roll-zanger, zoals wij die kennen.
Niettemin, bij een publiek met een brede smaak zal het nummer zeker
kunnen scoren (alleen de gast die verschillende malen zegt: everybody
dance now, now everybody to the dancefloor, now everybody ready for
the next dance en meer van die kreten, is absoluut een complete vergissing…
het past totaal niet in het nummer en al helemaal niet omdat de man
nul komma nul overtuiging heeft in zijn stem. Tja, als je professionaliteit
uitstraalt moet je ook op details letten). Hartepijn klinkt als marsepein,
maar is qua thema toch minder zoet. Het lijkt (deels) wel errug veel
op een slow versie van Dave Sampson’s Little Girl Of Mine uit
1961, maar zeker een acceptabel nummer. Het orgel, dat ik normaal verfoei
bij (slow/ up-tempo) rock ‘n’ roll-nummers, behalve Hammond-orgel
dan, maakt de song echter heel mooi af. Netjes. Voor mij de absolute
topper van het mini-album. Big Fat Mama is geheel andere koek. Het origineel
is natuurlijk van de onvergetelijke Long Tall Ernie & The Shakers
en ik moet eerlijk bekennen dat mij het origineel meer bevalt, het heeft
meer pep. Dit nummer, ook al is het zeker niet onaardig, klinkt te geforceerd,
omdat men te zeer het origineel wil benaderen voor mijn gevoel. Sommige
songs moeten nu eenmaal door bepaalde zangers gezongen worden: de originelen.
Het is misschien wat wennen voor Angelsaksisch gerichte oren, maar als
verzamelaar van rock ‘n’ roll uit meer dan 60 landen, blijf
ik het nog altijd boeiend vinden als artiesten durven te zingen in hun
moedertaal. Ook Johnny Valentino hoeft zich dus niet te schamen. Duim
omhoog. Resumé: op kleinigheden na, een CD die breed georiënteerde
rock ‘n’ roll-liefhebbers wel aan het swingen krijgt en
dito gebroken harten gevoelvol laat wegkwijnen bij Hartepijn. Info:
www.johnnyvalentino.nl |
|
DEAR
YOU/ ARSEN ROULETTE Arsen
Roulette (USA) heeft al minstens twee full-CD’s en twee mini’s
uit op El Toro, en deze nieuwste full-CD ligt helemaal in de lijn van
zijn voorgangers: Roulette blijft authentieke rockabilly produceren
die klinkt als een kwart Sun Records, een kwart Johnny Burnette, een
kwart Bob Luman en een kwart, euh, Arsen Roulette zelf zeker? Ik vind
Roulette goed maar niet echt uit de hoop springen: daarvoor komt ie
vocaal steevast net iets tekort en is zijn stem te vlak. En ze wordt
er met de jaren getuige deze CD helaas niet beter op. Wel weet hij zich
al een decennium te omringen met prima muzikanten die hem uitstekend
ondersteunen, en dat is op Dear You niet anders met een Europese begeleidingsband
bestaande uit Roberto Gorgone (I) van Jackie & his Loaders op gitaar,
Nick Hoadley (GB) van onder meer Bob & the Bearcats en The Cordwood
Draggers op contrabas, en Pascal Ammann (CH) van The Cracker Jacks op
drums. Tegenover vorige CD’s is Ammann een nieuwkomer in de bezetting,
en net als op sommige vorige releases is er op twee songs een extra
piano, dit keer ingespeeld door Carl Sonny Leyland. |
|
A
CELEBRATION OF 1950’s AMERICAN ROCK ‘N’ ROLL/ ROBB
SHENTON & THE WESTERN ALL-STARS Robb
Shenton. Robb wie? Tja, haast niet te geloven dat deze man toch ooit
in een legendarische studio heeft gestaan, met één van
de grootste producers aller tijden, de onvergetelijke: Joe Meek! (Terecht
is er in 2009 een DVD verschenen van de film Telstar: The Joe Meek Story,
als ode aan de producer). We schrijven dan 1963, als Robb deel uitmaakt
van de beatband David John & The Mood, die enkele plaatjes daar
opnemen. Opvallend als je de schitterende uitspraak van Joe Meek over
de Beatles bedenkt: ‘just another bunch of noise copying other
people’s music’. Voor iedere door en door rock ‘n’
roll-fan mogen ze deze uitspraak tot ‘uitspraak van de eeuw’
bombarderen! Yeah: rockers versus mods, yeehaaaw! In die tijd, vanaf
1963, maakte Robb ook deel uit van andere bands met wie hij in Joe Meeks’
studio stond: The Bobcats (rock ‘n’ roll), The Prestons
(rock ‘n’ roll) vernoemd naar zijn thuisbasis Preston, The
Nashspool (beat) en Flip & The Dateliners (beat). In 1964 heeft
Robb ook nog eens met een Liverpoolse band gespeeld op een andere muziekhistorisch
legendarische plek: Hamburg. Jammer dat het CD-boekje niet verder teruggaat
in de tijd. Zeker voor liefhebbers van de Britse rock ‘n’
roll uit de 50’s/ early 60’s, de Teds, eigenlijk een must.
Robb Shenton komen we dan onder zijn eigen naam, Robb Deka, tegen in
1960 in bands als The Crusaders en Robb Deka & The Strangers. Via
een andere onbekende band in 1961 komt hij dan in 1962 terecht bij The
Falcons en The Puppets (met wie hij grote namen als Marty Wilde, Craig
Douglas, Brenda Lee, Gene Vincent, Vince Eager, Billy Fury, The Ronnettes
en meer begeleidde en tevens op TV verscheen. Deze band nam twee singles
op in 1963). Een andere bron laat weten dat de Brit nog onder het pseudoniem
Robb Eccles actief is geweest. Vanaf 1977 noemt hij zich in ieder geval
Robb Shenton en in 1980 heeft hij aardig wat succes met Lonely Joe,
een ode aan de grote producer. Met de komst van de film Telstar: The
Joe Meek Story werd dit nummer opnieuw opgenomen, ditmaal met een heel
bekende naam bij de Teds, nu in de gedaante van producer en wel: Clem
Cattini (begonnen in de legendarische coffeebar The 2 I’s als
drummer voor diverse artiesten, waaronder Terry Dene en bekend geworden
via Johnny Kidd & The Pirates en The Tornados). Met dit album anno
2011, gaat Robb terug naar de rock ‘n’ roll-roots van zijn
jeugd. |
|
BOOGIE
ALL NIGHT/ LITTLE VICTOR Nieuw
werk van Little Victor (USA), de man die de fifties bluesvlam zo goed
als in zijn eentje en met de moed der wanhoop brandende houdt, al zijn
deze tracks niet echt nieuw: ze zijn opgenomen in 2006 in Phoenix toen
Little Victor, zoals het een bluesman betaamt de eeuwige zwerver, daar
woonde. Vier van de meer dan 60 songs opgenomen tijdens die sessies
verschenen in december 2007 in Duitsland op de Witchcraft vinyl-EP Blues
Shakedown, nu brengt El Toro er veertien uit op CD, en dat is de gebruikelijke
oldschool blues die we gewend zijn van Victor Mac, zoals de kleine heet
voor de burgerlijke stand. De vier nummers van Blues Shakedown staan
ook op de CD, maar aangezien ik die EP niet bezit kan ik u niet zeggen
of het dezelfde of alternatieve versies betreft. Victor wordt begeleid
door lokale bluesmuzikanten uit Phoenix waarvan ik enkel drummer Brian
Fahey (vroeger bij The Paladins), contrabassist Mario Moreno (vroeger
bij Billy Bacon) en gitariste Sophie Kay (de Franse zangeres met wie
Victor in het verleden al de CD’s Cooking With Gas en Just Rockin’
The Blues maakte) ken. Alle nummers zijn zelfgeschreven, maar er zitten
er verschillende tussen die doen denken aan bestaande nummers, uiteraard
typerend voor de blues, een muziekgenre dat aan elkaar hangt van de
herwerkingen. Victor komt er trouwens grif voor uit in de CD-inlay,
waar hij per song haarfijn uit de doeken doet waar hij de mosterd haalde.
Opvallendste song: Iraq Blues, in de stijl van de zwarte Vietnam protestliederen
uit de jaren ’60, geen anti oorlogsmanifest, wel een oproep om
de brothers terug naar huis te halen voor ze in Bagdad allemáál
het loodje leggen. Voor de rest is dit een amalgaam van Sun blues, Chicago
blues, swamp blues, slide gitaar en mondharmonica, aan te raden aan
iedereen die thuis platen heeft steken van pakweg Howlin’ Wolf,
John Lee Hooker, Elmore James, Slim Harpo, Lazy Lester, Papa Lightfoot
en Jerry McCain. Info: www.eltororecords.com
en www.myspace.com/littlevictormusic.
(Frantic Franky) |
|
THE
ESSENTIAL SUN COLLECTION Als
kind was ik wild op de metalen koekjestrommel van mijn oma en opa. Eens
per week, op zondag, dan ging die grote (van Engelse snoepjestrommel
tot koekjestrommel verlekkerde) metalen lekkernijhouder open en was
het graaien geblazen tussen al die lekkere koekjes en biscuits. |
Nieuwe bands, laat ze maar komen, vooral als ze zo lekker klinken als .44 Shakedown die hun eerste concert speelden begin 2010. De band bestaat uit Ben van Anrooy (drums), Marcel van de Zee (zang, contrabas), Tim Blonk (alt- en baritonsax) en Aram Stoop (zang, gitaar), die “hoewel nieuw in deze samenstelling in een vorig leven al menige juke joint hebben platgespeeld”. Ik ken hun namen niet en vond enkel terug dat Stoop ook bij bluesband The Blue Hogs speelt of speelde. “Zwarte rock ‘n’ roll, originele ‘40s en ‘50s rhythm & blues, obscure jumpblues, slepende saxschuivers en sexy nightclub ballads”, zo lees ik, “voorzien van vette jazzy gitaarlicks en huiveringwekkende saxsolo’s, een opzwepende roadtrip van Chicago naar New Orleans en weer terug geïnspireerd door Fats Domino, Little Richard, Louis Prima, Louis Jordan, Ray Charles, Freddie King en T-Bone Walker, gebracht met vintage instrumenten en versterkers, met een aankleding en uitstraling op het podium geheel in de stijl van toen”. Of dat de waarheid en niets dan de waarheid is kan ik helaas bevestigen nog ontkrachten aangezien ik .44 Shakedown nog nooit live aan het werk zag. Ik kan enkel voortgaan op deze demo, een voorproefje van hun binnenkort te verschijnen album Atomic Jump, en dat voorproefje klinkt zalig! Drie nummers staan er slechts op, maar wel alle drie goed, en geopend wordt met Ella Mae van Louis Jordan, rockende rhythm ‘n’ blues met een start-stop patroon en drijvend op sax. Track 2, Safronia B, de pré-rock ‘n’ roll hit van Calvin Boze uit 1950 (bij ons ook gecoverd door The Electrophonics) klinkt mooi ouderwets en verrassend genoeg bijna western swing, zelfs met die sax, en gebracht met zachte stem. Is dit dezelfde zanger als op Ella Mae? Geen idee, maar de .44 Shakedown versie is puur At’s Crazy Record Hop materiaal. Een hele goeie zaak bij die twee nummers is dat het vooral de sax is (of saxen, het klinkt alsof er meerdere tegelijk spelen – benieuwd hoe ze dat live aanpakken) die het hoofdinstrument is, zowel voor de solo’s als voor de begeleiding. Da’s een goeie zaak omdat veel van dit soort bands daarvoor een R&B-gitaar gebruiken, en daar houden wij toevallig niet zo van. Derde en helaas al laatste nummer is Honky Tonk, de instrumentale orgelhit van Bill Doggett uitgevoerd op saxofoon, dus eigenlijk Honky Tonk Part 2, in 1956 de B-kant van dat plaatje met Clifford Scott als toeteraar van dienst. Bij .44 Shakedown wordt het uiteraard een showcase voor saxofonist Tim Blonk, slurpend en sleurend aan dat ding (met tussendoor slechts één lijn R&B-gitaar) tot het laatste kledingstuk het publiek wordt ingesmeten. Neemt u me niet kwalijk, ik vrees dat ik in het rijk der fantasie ben aanbeland. Hier met dat full-debuut, en een beetje snel graag! Heeft .44 Shakedown trouwens al opgetreden voor Radio Modern? Zo niet: neem akte, Ben Mouling! Info: www.reverbnation.com/44shakedown en www.myspace.com/44shakedown (Frantic Franky) |
PLEASE
BABY DON’T CRY/ Na
My Baby Rocks de tweede single van Jake Calypso & his Red Hot, het
pseudoniem waaronder The Hot Chickens (F) vorig jaar het album Grandaddy’s
Grease uitbrachten, rauwe primitieve rockabilly bop in de stijl van
fifties labels als Starday, Meteor en Sarg. Deze nieuwe single met twee
nieuwe nummers die niet op het album staan biedt meer van hetzelfde.
A-kant Please Baby Don’t Cry is een medium tempo bopper met in
amper 2 minuten en 26 seconden twee vlijmscherpe gitaarsolo’s
en Hot Chickens/ Jake Calypso frontman en onvermoeibaar rock ‘n’
roll ambassadeur Hervé Loison net als op het hele Grandaddy’s
Grease album huilend in de hogere vocale regionen. B-kant Indian Boppin’
is sneller en wilder met zoals de titel vereist een vleugje indianen
op het oorlogspad, eigenlijk één lange gitaarrif met daarop
een door Hervé gegromde en gekreunde tekst. Eerlijk gezegd versta
ik nog steeds geen snars van wat hij uitbraakt, maar het klinkt wel!
En al even eerlijk: ik denk niet dat ik deze opnames zou verwarren met
het échte fifties spul, daarvoor klinken ze net iets té
gemaakt volgens één en dezelfde beproefde formule, want
volgens mij kunnen ze er op een maandagochtend zonder al te grote kater
zo wel tien uit hun mouw schudden. Wel klinken ze krèk hetzelfde
als de huis-, tuin- en keukenopnames die in de jaren ’60 en ’70
in het schuurtje in elkaar werden geknutseld door mensen die waren blijven
hangen in de fifties. Net als Hervé en de zijnen dat nog steeds
zijn in 2011! Chickens Records is Hervé Loison’s eigen
label, dus voor alle info surfen naar www.myspace.com/musicloversprod
of mailen naar jakecalypso@gmail.com.
(Frantic Franky) |
MIGHTY
MAN/ PETE “FRANK” HARTFIELD Waar
komen al die re-issues (of repros zoals ze in het Engels heten) toch
vandaan? Wie perst ze en wie distribueert ze? In dit geval kunnen we
het onthullen: deze re-issue van een single uit 1963 wordt op de nietsvermoedende
wereld losgelaten door de Franse DJ Batman. Ik had nog nooit gehoord
van de op 4 september 2006 op 75-jarige leeftijd overleden Hartfield,
die zegge en schrijve twéé singles uitbracht: Love Me/
Darling Tonight op Motown sublabel Miracle in september 1961, en deze
Mighty Man Part 1 & 2 in augustus 1963 op Baby Records, een klein
label van ene H. Barnes. Meer info is over Hartfield niet bekend, maar
Batman wist Barnes’ weduwe op te sporen en kreeg van haar het
fotootje en de uitgeknipte krantenadvertentie, blijkbaar haar enige
mementos van Hartfield’s muzikale carrière. Originele Mighty
Man’s verwisselen naar verluidt voor veel geld van eigenaar en
het plaatje geniet enige faam binnen de northern soul scene, maar daar
hoort het volgens mij helemaal niet thuis. Nee, Mighty Man klinkt als
een kruising tussen twist, zwarte party rock ‘n’ roll en
early soul. Het plaatje opent met een typische party intro (een hoop
stemmen die door elkaar roepen alsof je op een feestje bij iemand thuis
binnenwandelt, of binnenwankelt...) en trapt af met een start-/ stoppatroon
dat doet denken aan Great Balls Of Fire, alvorens los te barsten in
een What’d I Say groove met een rockende piano en een resem saxen.
Volgens de overlevering kwam Hartfield uit de doo-wop (de naam The Four
Kings wordt genoemd, helaas een naam gebezigd door verschillende doo-wop
groepen, mogelijk gaat het in dit geval om The Four Kings die midden
jaren ’50 opnamen voor het net als Motown in Detroit gevestigde
Fortune Records – Hartfield’s Miracle single is trouwens
erg doo-woppy), en zijn stem klinkt typisch early sixties zwart in de
stijl van een Jackie Wilson, met als hoogtepunt na 2:13 een 20 seconden
aangehouden hoge noot, na 2:36 gevolgd door een abrupte fade out. Kant
2 gaat zoals dat hoort bij een Part 1 & 2 voort met nog eens 2 minuten
meer van hetzelfde, al lijkt deze kant me een edit van dezelfde stemmen
intro van de A-kant en de rest van het nummer, alvorens opnieuw te eindigen
met die lange hoge noot en een fade out. Dit nummer is ongetwijfeld
te zwart en te sixties voor een aantal onder jullie, maar wie houdt
van die stijl zal deze single ongetwijfeld weten te smaken. Info: contacteer
DJ Batman via de Boppin’ Around Facebook.
(Frantic Franky) |
naar
boven
15 oktober 2011
|
MARTIAN
GALS/ Vinyl
wordt natuurlijk nog immer als de ultieme rock ‘n’ roll
geluidsdrager beschouwd en er zijn bands die dat onderschrijven. Sterker,
het lijkt er op dat steeds meer bands en/ of labels weer vinyl uitbrengen.
We kennen ‘m wel: Kieron McDonald, de Australische Flatfoot Shaker
die inmiddels al weer enkele jaren in Keulen woont en derhalve zo nu
en dan bij gelegenheid ook onze landsgrenzen overwipt met zijn band
The Kieron McDonald Combo, verder bestaande uit Carl Baker op bas (Australiër,
zat destijds eveneens in The Flatfoot Shakers) en de Nederlanders Rolf
Hartogs (sologitaar) en Jan van Leeuwen (drums - en soms ook draaiorgel,
maar dat is dan weer in een andere setting…). Toen het plan werd
gesmeed een single op te nemen en Carl wegens agendaproblemen moest
afhaken, was het idee snel geboren om dit te doen onder de naam Kieron
McDonald & the Hi-Tones, dus inclusief Jan Kramer (slaggitaar) en
Raymond Blom (contrabas). |
ROAD
TRIP/ DUANE EDDY Dit
is het eerste album van Duane Eddy sinds 1987, maar bekeken vanuit een
rock ‘n’ roll standpunt helaas niet de ultieme comeback... |
Vinyl Single Recensies
15 september 2011
NORTH
SIDE GAL/ JD McPHERSON Witchcraft
Records is het label van de Duitse DJ Felix Schutze alias Lucky Shooter,
die blijkbaar zoveel van vinyl houdt dat ie zijn eigen labeltje uit
de grond stampte waarop ie enkel en alleen vinyl uitbrengt, vaak van
zaken die enkel op CD uit zijn. Deze bijvoorbeeld: twee tracks van Starkweather
Boys zanger JD McPherson’s solo debuutalbum Signs & Signifiers,
zowat dé CD en revelatie van 2010 (herlees onze review hier).
Die hele CD, opgenomen in de analoge vintage studio op de zolder thuis
bij Jimmy Sutton (bekend van The Four Charms, The Del Moroccos en Deke
Dickerson) was uitstekend, en twee van de beste tracks staan nu op dit
vinyl kleinood: opener en Mike Sanchez-soundalike North Side Gal en
bluesbopper Wolf Teeth. Wie al eens een stapje in de rock ‘n’
roll wereld en richting dansvloer zet kon pakweg het voorbije jaar niet
ontsnappen aan beide nummers, niet alleen schoolvoorbeelden van productie
(Sutton voegt steeds meer instrumenten toe naarmate het nummer vordert)
maar vooral onweerstaanbaar meeslepend. Als u de CD nog niet hebt maar
wel nog over een platenspeler beschikt: dit is essentiële stuff
die we niet genoeg kunnen aanbevelen! |
BIG KAHUNA/ SMOKESTACK LIGHTNIN’ Witchcraft Records WCI-106 Witchcraft
heeft iets met Smokestack Lightnin’, en Smokestack Lightnin’
heeft véél aan Witchcraft te danken: het Duitse label
bracht de debuutsingle van Smokestack uit, én de single If I
Really Bug You/ Funnel Of Love, én de vinylversies van de albums
SoulBeat, Home Cooking en hun recentste Heads Of Agreement. De vernieuwende
Duitse band blijft verrassen, want deze Big Kahuna (een alternatieve
versie van een nummer van Heads Of Agreement) is een erg sixties poppy
klinkend uptempo nummer, ook in deze zogenaamde Lonestar versie, niet
opgenomen in Texas, wel in januari van dit jaar in de Lonestar Studio
in Nürnberg. De springerige leadgitaar van de Heads Of Agreement
versie is vervangen door een meer vervormde maar evenzeer sixties klinkende
leadgitaar en wordt aangevuld met orgel, bongo's en een dameskoortje.
Een uitnodiging tot go go dansen is het laatste wat je verwacht van
de band die vooral populair werd met hun twangy countryrock, maar we
geven toe dat dit nummer (geschreven door Bernie Batke in samenwerking
met Seatsniffers frontman Walter Broes, een verrassing wegens helemaal
niet in Sniffers stijl) wel degelijk werkt als je het beschouwt als
Southern Culture On The Skids meets poprockband The B-52s. |
5x10/
JIM CARLISLE Nieuw
werk van rockabilly-/ bluesgitarist Jim Carlisle, in het verleden actief
als one man band en als sideman van Paul Ansell in The Blue Rhythm Boys,
Ansell’s band vóór Number Nine. Het eigen 5x10 is
dreigende sixties garageblues trash, op de op 33 toeren af te spelen
B-kant staan twee covers: een hele uptempo I Just Wanna Make Love To
You (gepend door contrabassist Willie Dixon maar origineel opgenomen
door Muddy Waters in 1954 en sindsdien door zo goed als iederéén
gedaan) die meer ‘60s R ‘n’ B dan 50s bluesbop klinkt,
en When It Rains It Really Pours (Elvis keek het op Sun af van Billy
“The Kid” Emerson die ook Red Hot schreef) als trage gitaarblues
met een gastrol voor Paul Ansell op piano. Carlisle speelde op alle
drie tracks naast de gitaar ook zelf de bas in, voorts is er buiten
die ene keer piano enkel drums aanwezig. Blues dus, maar gelukkig zonder
mondharmonica. Carlisle’s stem klinkt ook echt als een oude zwarte
bluesman, terwijl hij eigenlijk natuurlijk gewoon een oude blanke bluesman
is. |
CD Recensie
HYDROGEN
BOMB/ THE MEGATONS Dit is het debuut van een Parijse band opgericht in 2009 door (ex-)leden van groepen als The Four Slicks, Real Gone Daddies, Craignos Monsters, Loud Mufflers, Jokers, Bad Hangover, Hoochie Coochies, Boppin’ Teds, Dixie Cannonball en Froggy Land Boys. Nooit van gehoord? Kan kloppen: sommige van de genoemde bands gaan terug tot begin jaren ’80! Samen brengen ze als The Megatons iets totaal anders, namelijk pure white rock! Songtitels als Dateless Night (Allen Page), Not For Love Or Money (Gary Hodge), Long Ponytail (Chuck Tharp) en You’re Late Miss Kate (Jimmy Dee) zeggen genoeg, en ze hebben er de juiste bezetting voor: geen contrabas maar elektrische bas, twee elektrische gitaren, en een tenorsax die meestal hoog piepend simpelweg wat meetoetert. Alle 13 nummers inclusief twee instrumentals (Thunder Wagon van The Noblemen en Sabotage van B. Goode) zijn covers en uptempo met de leadgitaar non-stop in de hogere regionen, lekker wilde gitaar rock ‘n’ roll. Toch klopt het plaatje niet helemaal: in de op zich prima zang hoor ik een zweem van een accent (zij het geen Frans accent), en in sommige nummers versta ik de zanger niet of struikelt ie over de tekst. Hier en daar hebben ze een foute gitaarnoot gewoon laten staan, wat bij white rock uiteraard geen probleem is. Een van origine niet-white rock nummer als You’re The One That Done It (harde rockabilly van Thomas Wayne) blijkt niet echt te werken als white rock, mogelijks door het stop-start ritme. Ook Blue Swinging Mama (Larry Dowd) hoor ik liever in het arrangement van Lawen Stark & the Slide Boppers (B), en ik hoop dan ook dat dat nummer op hun binnenkort te verschijnen debuut gaat staan. De geluidskwaliteit van de Megatons CD is erg clean, wat we niet gewend zijn bij white rock. Niettemin: in zijn totaliteit is dit een uitstekende CD. Er is ook een 10-inch (in Frankrijk heet dat een 25 centimenter) vinylversie met één track minder dan de CD, en 2 van die 12 tracks staan dan weer niet op de CD. Info: www.themegatons.com en www.rockparadise.fr. (Frantic Franky) |
Vinyl EP Recensie
8 september 2011
CD Recensies
HEIRLOOM
MUSIC/ Okay, dit is geen rock ‘n’ roll, maar rootsy genoeg om aandacht aan te besteden: de nieuwste CD van Jimmie Dale Gilmore, de nu 66-jarige altcountry singer-songwriter die opgroeide in Lubbock (Buddy Holly’s hometown) en nu in Austin woont en werkt, en die voor alle duidelijkheid niet dezelfde Jimmie Dale is van de rockabilly EP die we in deze kolommen bespreken. De Jimmie Dale Gilmore van déze CD is actief sinds begin jaren ’70, werkte ooit nog met de in rock ‘n’ roll kringen niet onbekende Joe Ely, en staat bekend als een halve (zeg maar gerust: hele) hippie. Zijn klein rolletje (minder dan drie minuten) in de film The Big Lebowski (1998) als de pacifist die door John Goodman in de bowling met een pistool bedreigd wordt was hem dan ook op het magere lijf geschreven, hahaha. Voor deze CD dook Gilmore kopje onder in de bluegrass, en dat doet hij met de in 2006 opgerichte Wronglers, een groep bestaande uit drie dames en drie heren met een instrumentorium van contrabas, banjo, mandoline, akoestische gitaar en twee fiddles, aangevuld met Gilmore’s vaste gitarist Rob Gjersoe. Samen brengen ze pure bluegrass, dus de staccato snaarinstrumenten vliegen je om de oren, met meerstemmige zang en backings van vooral vrouwenstemmen. Het interessante aan de CD is dat er alleen covers van oud spul opstaan, en dan vooral van oud spul dat ook bestaat in rock ‘n’ roll/ rockabilly versies, zoals Deep Ellum Blues (Jerry Lee Lewis), I Wonder Where You Are Tonight (Charlie Feathers), In The Pines (Gene Vincent, Charlie Feathers), Foggy Mountain Top (Hasil Adkins, onze eigen Ranch Girls) en Big Rock Candy Mountain (Beat Farmers). De melodie van I’m Thinking Tonight Of My Blue Eyes van The Carter Family is dan weer exact dezelfde als die van Wild Side Of Life (It Wasn’t God Who Made Honky Tonk Angels), net zoals Footprints In The Snow (Bill Monroe?) deels overlapt met de melodielijn van Wabash Cannonball. Leavin’ Home (van Charlie Poole uit 1926) kent u ongetwijfeld als Frankie And Johnny, door zowat iederéén gedaan. Brown’s Ferry Blues is van The Delmore Brothers, hillbilly voorlopers van de rockabilly. Sommige nummers kent u trouwens misschien van The Hillbilly Boogiemen. Wat hier nu zo interessant aan is, is het vergelijken van tekst en melodie van de ons bekende versies met de bluegrass versies hier die naar ik veronderstel gebaseerd zijn op oudere pré-rock ‘n’ roll opnames. Minder interessant is de uitvoering zelf: op het talent en de arrangementen ding ik niets af en de CD stoort niet als ie op de achtergrond opstaat, maar ik vind ‘em te gepolijst, te netjes, te politiek correct zou ik bijna zeggen. Ik mis de slap van de contrabas en de vuile opwinding die onze eigen Hillbilly Boogiemen wél in deze stokoude muziekvorm weten te leggen. En tegen Gilmore’s hoge nasale stem die klinkt alsof ie z’n kunstgebit vergat in te doen moet je natuurlijk immuun zijn. Info: www.jimmiegilmore.com (Frantic Franky) |
CARLOS
MEJUTO/ CARLOS MEJUTO |
SWINGING
BABY DOLL |
LP
Recensie
25 augustus 2011
KALEYDOSKOP/
LOS VENTURAS |
CD Recensies
ROCKET
FROM THE MILL/ Eindelijk: het lang
verwachte en lang aangekondigde debuut van Charlie Roy, four years in
the making, zo zou een major label jubelen. Niet dus: dit werd opgenomen
op één weekend in 2008 en sindsdien hebben ze het proberen
te slijten. Helaas, de Franse firma die het zou uitbrengen ging bankroet,
dus besloot de band het ten langen leste in eigen beheer te releasen.
Groot gelijk, het zou jammer zijn moest dit album op de plank blijven
liggen. Charlie Roy & the Black Mountains Boys (B) zijn de helft
van The Be-Bop’s, zijnde drummer Roland Vandy en gitarist Mario
Mattucci (bij Charlie Roy ook leadzanger), aangevuld met Jack Fire die
zijn sporen als contrabassist al een kwart eeuw verdient en jazzpianist
André Lecomte. Waar The Be-Bop’s excelleren in authentieke
rockabilly met vocal harmony, exploreert Charlie Roy de roots van die
rockabilly: ze spelen voornamelijk zalig schuifelende hillbilly boogie
met leuke arrangementen, getik op koeienbellen, Jack Fire die de strijkstok
bovenhaalt en veel solo’s op lap steel, deels bespeeld door Mattucci
zelf, deels op deze CD ingevuld door Jorge Fortunato van 49 Special
(P) en Moonshine Reunion (B). De solo’s wisselen dus af tussen
gitaar, lap steel en piano, en vooral die swingende piano is de troef
hier: wat Lecomte doet is de muziek verheffen naar het niveau van Merrill
E. Moore en Moon Mullican. Luister bijvoorbeeld hoe de piano een oosters
effect creëert in hun medium tempo Rocky Road Blues. Naast hillbilly
trekt de CD de lijn door naar wat er met die hillbilly gebeurde, en
zo staan hier ook een aantal nummers op die richting rockabilly gaan,
meer bepaald label rockabilly in de stijl van pakweg Decca en Capitol.
Mattucci zal het mij niet kwalijk nemen als ik hier poneer dat hij niet
de beste stem ter wereld heeft (anders was hij bij The Be-Bop’s
wel zanger in plaats van gitarist, al weet ik dat ie een gemene Carl
Perkins uit zijn strot kan trekken), maar die beetje off key nasale
stem klinkt wél ouderwets en past daardoor uitstekend bij de
muziek die Charlie Roy speelt. Dertien tracks, enkel covers, met als
bekendste nummers Hey Good Lookin’, Sweet Sweet Girl en Snatch
It And Grab It. De minder bekende songs dient u te zoeken in de regionen
van Tennessee Ernie Ford (Country Junction), Tommy Duncan (It May Take
A Long Long Time), Jimmy Lloyd (I Got A Rocket In My Pocket) en Roy
Hall (Off Beat Boogie). |
SHE’S
MY MISS/ THE CAEZARS Wat schreef ik eerder over Wild
CD’s, met name over Shakedown van The Caezars? Dat de sfeer belangrijker
is dan de geluidskwaliteit, met als resultaat een rammelende mix waarin
de zang af en toe op het randje is en de gitaar tijdens de solo’s
soms inzakt wegens niet luid genoeg. Gelukkig is er nu een release waarop
we de Londense sensatie wèl fatsoenlijk kunnen beoordelen, en
da’s een 3-track CD-single opgenomen onder leiding van Darrel
Higham, iemand die weet hoe een CD moet klinken. Het resultaat is een
prima klank, zodat je niet meer door de geluidsbrei moet waden om de
songs te kunnen waarderen. Handig, want zo hoor je tenminste onmiddellijk
dat dit drie goeie songs zijn, maar wel in een andere stijl dan op Shakedown,
in mijn review omschreven als een mix van de structuren en opbouw van
Roy Orbison op Sun en de agressieve gitaarsound van de Britse jaren
’90 band The Rough Diamonds, de band van Paul Owen, de vader van
Caezars gitarist Danny Dawkins. Nee, verrassend genoeg hoor ik hier
early 60’s Britse rock ‘n’ roll in, Billy Fury, Johnny
Kidd, dat soort gitaar moves. Titeltrack She’s My Miss is een
dreigende stroller met Susie Q cymbaalgerinkel gepend door zanger AJ
Denning, Heartache Overload (een cover van een nummer Paul Owen’s
4-track vinyl solo-EP Stop! That Bloody Racket Volume 1 uit 2002 of
daaromtrent) is een uptempo jiver met dubbele gitaarsolo en stop-starts
waarin enkel de gitaar verder speelt, She Said (niet het Hasil Adkins
nummer) is een medium tempo rocker. In de drie songs zitten early ‘60s
overgangen, en wat mij betreft zijn ze alle drie geslaagd! In juli hadden
ze op Sjock een hele doos bij, maar dit soort dingetjes gaat altijd
snel de deur uit, dus kopen als je’m tegenkomt is hier de boodschap. |
BOOGIE
THE CHURCH DOWN/ Vervolg
op Boogie The House Down Juke Joint Style uit 2008 van het Keulense
bluesduo dat met twee man tegelijk gitaar, drums en mondharmonica bespeelt.
De eerste drie songs klinken verrassend genoeg een pak gestroomlijnder
dan Boogie The House Down: meer soulvolle swamp, meer mainstream, minder
trashy. In de zang hoor ik verre echo’s van CCR. Meer blues, minder
bluesbop kortom. Wat verder gaan I Feel Guilty en King Roland’s
Prayer zelfs richting funky technoblues! Gelukkig worden die modernere
nummers gecompenseerd door tracks die meer aanleunen bij Boogie The
House Down: titelnummer Boogie The Church Down bijvoorbeeld, de toepasselijk
getitelde overstuurde bluesrocker Old School Boogie, of de ouderwetse
bluesbopper Boogie 65, een doorslagje van Feelin’ Good (We’re
Gonna Boogie), zoals ook Keep Your Arms Around Me (van Joe Hill Louis)
verdacht veel lijkt op You’re Gonna Miss Me van Muddy Waters.
Covers of plagiaat? Ach, ’t zijn allemaal bluesclichés
natuurlijk. De CD-titel verwijst naar enkele songs gebaseerd op gospel:
Juke Joint In The Sky is een rockende evangelische meezinger, in Blues
Power gaan ze tekeer als een inktzwarte predikant voor zijn extatische
congregatie. En zo werd het toch nog gezellig! Op twee nummers doet
een contrabassist mee, in het kerkkoor zitten de Belgische bluesmensen
Marc Tee en Big Dave, en de co-productie van dit album was in handen
van Ray Collins, al heeft deze muziek totaal niets te maken met de swing
van Ray Collins’ Hot Club. |
8
CLASSIC ALBUMS/ JOHNNY CASH De voordelen van de ‘na-50-jaar-vervalt-het-copyright’
regel: de eerste acht Johnny Cash albums + bonustracks op 4 CD’s
voor 6,99 € bij Saturn. Ik heb al een massa Cash steken, zowel
op vinyl (toen ik platen begon te kopen was Cash ook al alomtegenwoordig)
als op CD, en ik had me nog zo voorgenomen geen Cash meer bij te kopen,
maar voor deze prijs kon ik het wederom niet laten liggen, ook al heb
ik al een heel deel van dit materiaal. Mijn excuus is dat er nu weer
een stapeltje overbodig geworden budget CD’s de deur uitkunnen.
Om plaats te maken voor nieuwe! In concreto krijg je hier Cash’s
eerste drie Sun LP’s en zijn eerste vijf Columbia LP’s,
uiteraard allemaal pré 1961, samen goed voor 118 songs oftewel
vier en een half uur klassieke Cash uit de tijd toen Luther Perkins
de boogie woogie speelde in the strangest kind of way. En eigenlijk
krijgt u zijn eerste vier Sun LP’s en dus in totaal negen LP’s,
want de complete tracklisting van Johnny Cash Sings Hank Williams And
Other Favorite Tunes uit 1960 staat hier in verspreide slagorde ook
tussen. Plus de Johnny Yuma The Rebel EP en een hoop Sun en Columbia
singles die niet op LP verschenen. Die Sun LP’s alleen al wijzen
er op hoe populair Cash was, net als het feit dat de allereerste LP
die Sun ooit uitbracht Cash’s debuutelpee was. Cash was hot in
die dagen: zijn tweede single Folsom Prison Blues haalde de country
Top 5, zijn derde single I Walk The Line was nummer één
in de country charts én Top 20 pop. Ook nummer één:
There You Go, Ballad Of A Teenage Queen, Guess Things Happen That Way
en Get Rhythm. Kortom: Cash werd te klein voor Sun, en op 2 augustus
1958 stapte hij over naar Columbia Records waar hij de succesreeks verder
zette met de nummer één Don’t Take Your Guns To
Town. Bij Sun waren ze evenwel zo slim geweest voldoende materiaal in
te blikken dat in tegenstelling tot bij Elvis niet inbegrepen was in
de verkoop, en dus kon Sun maximaal profiteren van Cash’s succes
op Columbia door zelf ook “nieuwe” singles en LP’s
te blijven uitbrengen, en dat zouden tot 1965 in totaal maar liefst
zeven LP’s worden. |
NASHVILLE
ROCKABILLY 1957-1987 Zomaar een willekeurige CD, met
een al even willekeurige tracklisting waarin we strikt genomen geen
echte rockabilly tegenkomen, met als enige rode draad dat alle 22 nummers
in en om Nashville werden opgenomen. |
RARE
1960’s COUNTRY ROCK FROM NASHVILLE Meer van hetzelfde, en opnieuw een verzamel-CD die niet is wat ik verwacht had, want we krijgen veel country en weinig rock, met alle verplichte ingrediënten van het genre: tearjerkers, opgewekt medium tempo materiaal, gesproken middenstukken, achtergrondkoortjes, de occasionele twangy gitaar, vreemde instrumenten (een draaiorgel, een steel gitaar door een fuzzbox), en onderwerpen geplukt uit het dagelijkse leven: overspel, driehoeksverhoudingen, schaamte, schuld, onvrijwillige doodslag om de eer van je lief te redden, arme ukkies wier moeder is weggelopen. Ook enkel en alleen te vinden in country: refreinen die net het tegenovergestelde zijn van de titel, zoals The Heartaches That You Gave (sure were good ones), (to put up with her) You’ve Got To Love Her A Lot en (my back yard gate is) The Swingingest Thing In Town. De opnames komen van het onafhankelijke Nashville label Spar en van Spar’s budget coverlabels die de country hits van de dag kopieerden en aan de man brachten in kruidenierszaken. Wat niet betekent dat Spar de zaken niet professioneel aanpakte: Bill Justis van Sun Records behartigde hun publishing afdeling en was tegelijkertijd producer, arrangeur en sessiemuzikant. Daarnaast speelden de grootste namen uit Nashville, euh, naamloos mee op de Star plaatjes, want tussen de credits vinden we ondermeer Hargus “Pig” Robbins en Floyd Cramer (keyboard), Buddy Harman (drums), Hank Garland en Grady Martin (gitaar), Bob Moore (bas), Charlie McCoy (mondharmonica én bas én gitaar én trompet én keyboard), en The Jordanaires en Marijon Wilkin (backings), grotere namen dan de Spar artiesten zelf. De bekendste naam hier is dan ook ene John Reeves, de helaas veel minder getalenteerde neef van Jim Reeves. Nee, dan klinken de budget covers bekender in de oren: I Don’t Care Just As Long As You Love Me en Love’s Gonna Live here (de hits waren voor Buck Owens), She Even Woke Me Up To Say Goodbye (Jerry Lee Lewis in 1969), Promised Land (van Chuck Berry, de versie hier lijkt verdacht veel op die van countryzanger Freddy Weller uit 1972), en Me And Bobby McGee (iedereen). De in totaal 22 tracks vormen een gezellig uurtje old fashioned country, maar jammer genoeg ook niet meer dan dat, want echte ontdekkingen ontbreken. Net als jaartallen, opnamedetails en fatsoenlijke info. Distributie: www.spv.de (Frantic Franky) |
Demo Recensie
IT’s BEGGIN’ TIME AGAIN/ Nieuwe bands: laat ze maar komen, en deze komen uit Noord-Holland in de klassieke viermansbezetting van zang (Ronald Kloosterman), gitaar (Jan Kramer, ook bij Mellow Jo & the Hi-Tones), contrabas (Marco Klaver, ex-Mellow Jo & the Hi-Tones, Catyanks, Ace & the Kings) en drums (kuivenkapper Ritchie Mensingh, voor een kuifje vet en fijn moet u bij www.myspace.com/piekfijnhairdesign zijn). Op deze demo presenteren ze zich middels zes covers + één eigen nummer van de hand van gitarist Jan Kramer. De covers zijn de betere rockabilly favorieten, niet de grootste klassiekers, wel een goeie selectie van songs die al jaren populair zijn in de scene. En al spelen ze dan '50s nummers, BBB brengen die zoals de meeste bands anno 2011, wat harder dan de originele versies. Did You Tell Me (Narvel Felts), Do Me No Wrong (Pat Cupp) en Not For Love Or Money (Gary Hodge) klinken dan ook een pak meer neo dan '50s, maar daar is niks mis mee. Ook Wildcat Tamer (Tarheel Slim), ontdaan van zijn zwarte achtergrond, wordt pure rockabilly, hedendaagse rockabilly, net als de rest van de songs, en dat vooral door de sound van de gitaar. Beggin’ Time (Russell Spears) staat op zo weinig verzamelaars dat BBB de inspiratie misschien haalde bij de Red Hot ‘n’ Blue versie op Havin’ A Ball uit 1994. Zang en instrumentatie zijn adequaat op deze demo, maar ook niet meer dan dat, waarbij de stem wat meer naar de voorgrond had gemogen. Maar misschien ook weer niet té veel, want dan gaan de onvolkomenheden te veel beginnen opvallen, en de stem lijkt ons de minst sterke schakel bij de BBB. En aangezien een ketting slechts zo sterk is als zijn zwakste schakel... Uiteraard mogen we hierbij niet uit het oog verliezen dat dit “slechts” een demo is: stop deze band in een studio met een echte producer en ik ben er zeker van dat het resultaat beter zal klinken, en dan vooral beter in de zin van “meer samen”. Kunnen ze gelijk wat meer ideeën uitwerken, want hun trage bluesroots interpretatie van Rockabilly Gal (Hayden Thompson) wijst er op dat ze heus meer in hun mars hebben dan enkel rockabilly. Eigen nummers bijvoorbeeld, zoals afsluiter Alien Lover, een leuk stukje neo. Laten we nou eens een keertje niet te kritisch wezen, want ’t is best makkelijk om vanuit je luie zetel te zeggen “dat kan beter”. Natuurlijk kan alles beter, maar doe het dan zelf, en da’s exact wat BBB doen, zonder de pretentie te hebben gelijk even goed te willen wezen als bands die al 15 jaar of meer aan de weg timmeren. En wie al 15 jaar of meer rock ‘n’ roll beluistert is op zijn beurt weer rotverwend door de hoeveelheid uitstekende releases die hij of zij al in de kast heeft staan. Wij zijn nog opgegroeid in de tijd dat álle bands klonken als Buzz Barton’s Brothers, en we waren maar wat blij als ze eens een plaatje uitbrachten. Met andere woorden: steun je lokale bands en ga BBB bekijken als ze in de buurt spelen. Of oordeel zelf : voor 5 Euro branden ze een copietje en sturen ze dat naar je toe. info op www.buzzbartonsbrothers.nl en www.myspace.com/buzzbartonsbrothers (Frantic Franky) |
Boekenrecensies
ACE
RECORDS CATALOGUE 2011 Een CD-catalogus in onze boekenrubriek?
Ja, want ik lees die dingen dus ook echt. Zeker als ze zo mooi verzorgd
zijn als deze Ace kataloog. Bear Family mag dan wel wereldwijd beschouwd
worden als dé referentie inzake re-issues, het Britse label Ace
Records moet niet voor de Duitse beren onderdoen. Ace brengt minder
boxsets uit, maar daarmee is alles gezegd, wat hun uitgaves zijn even
verzorgd (zowel muzikaal als visueel), even diepgravend, én ze
betalen ook netjes auteursrechten, uit respect zelfs op muziek waarop
geen auteursrechten meer verschuldigd zijn. En hun catalogus is even
uitgebreid, zij het minder gespecialiseerd in oude hillbilly. Tegenwoordig
lijken ze vooral soul, funk en blues uit te brengen, maar dan nog is
hun rock ‘n’ roll en rockabilly aanbod gigantisch. Bovendien
hebben ze na 35 jaar de nodige know how: Link Wray Early Recordings,
een van de eerste Ace (toen nog) LP’s, verscheen in 1978. Wat
volgde staat hier op 258 pagina’s, met op elke pagina 8 tot 10
CD’s met full colour hoesje, een korte beschrijving en de tracklisting.
Wiedt uit die pakweg 1900 CD’s alle blues, soul, funk, jazz, garagerock
en wereldmuziek en je houdt nog meer rockende CD’s over dan een
mens ooit in zijn leven kan kopen. De catalogus is opgesplitst in twee
delen: individuele artiesten en compilaties, beide alfabetisch gerangschikt
zonder onderscheid van genres. Een losse greep uit de individuele artiesten
levert zowel grote namen op (willekeurig: Ricky Nelson, Brenda Lee,
Little Richard, Dion, Charlie Feathers, Mac Curtis, Johnny Otis), de
mindere goden (The Delmore Brothers, Johnnie Allan, The Piltdown Men,
The Jive Five, Grandpa Jones, Oscar McLolly, Rose Maddox), nobele onbekenden
(The Scamps, Mando & the Chili Peppers, Brother Claude Ely) als
een kleine selectie hedendaagse artiesten (James Hunter, Whirlwind,
Robert Gordon, Cramps, Johnny & the Roccos, Big Town Playboys, Rapiers,
Rocky Sharpe & the Replays) op. De compilaties bevatten naast rockabilly
(Goldband Records, Jin, Ram, Cuca) ook veel doo-wop (Dootone, Old Town),
rhythm ‘n’ blues (King, Excello, Dig), zwarte rock ‘n’
roll (Specialty) en surf (Downey). En zo gaat dat dus eindeloos door.
Op zoek naar Clint Eastwood’s LP Cowboy Favorites uit 1962? Ace
heeft ‘em op CD, mét bonustracks. Eén nadeel: niet
bij alle heruitgaves staat het jaartal van de oorspronkelijke LP releases
vermeld. |
14 juli 2011
|
1950's
RADIO IN COLOR: THE LOST PHOTOGRAPHS OF DEEJAY TOMMY EDWARDS/ CHRISTOPHER
KENNEDY Via
internet kwam hij in contact met de nabestaanden van de in 1981 overleden
Tommy Edwards, een andere jaren ’50 radio deejay uit Cleveland
(en niet dezelfde Tommy Edwards van de hit It’s All In The Game),
en zij kwamen boven water met Edwards’ collectie kleurendia’s
die hij als enthousiast amateurfotograaf gretig nam van elke vedette
die passeerde op radiostation WERE waar hij werkte. Edwards gebruikte
die dia’s om te projecteren op de record hops waar hij draaide,
en dat bleek in de tijd waarin rock ‘n’ roll nauwelijks
op TV maar enkel in de bioscoop te zien was, ten zeerste aan te slaan.
Een selectie van meer dan 200 van die bijna 1800 dia’s staan nu
in dit boek, en da’s een schatkamer aan onuitgegeven foto’s,
althans de meeste, want een enkele foto is zo beroemd geworden dat iedereen
al lang vergeten is dat Edwards ze nam, namelijk de close up van Elvis
en Bill Haley die mekaar de hand schudden en recht de lens inkijken.
De één was de king in wording, de ander was de allereerste
rock ‘n’ roll ster en op zijn dertigste al op het punt door
het jonge grut voorbijgestoken te worden. Ook de foto van Link Wray
heb ik al eerder gezien, namelijk op de hoes van de Link LP Missing
Links Volume 2: Big City After Dark. Wie poseert hier nog allemaal?
Johnny Cash, Eddie Cochran, Dion, Conway Twitty, Doris Day, Pat Boone,
Sam Cooke, Charlton Heston, Charlie Gracie, Roy Orbison, Brook Benton,
Bobby Darin, Johnny Horton, Connie Francis, Jayne Mansfield, Rock Hudson,
Dorsey Burnette, Gene Vincent, Wanda Jackson, The Big Bopper, Dale Hawkins,
Paul Anka, The Everly Brothers, Frankie Avalon, allemaal staan ze in
dit boek, de ogen boordevol dromen, naast net iets minder bekende namen
als Hawkshaw Hawkins, Jean Shepard, Jimmy Wakely, Boyd Bennett, The
Chordettes, Sun artiest Vernon Taylor, The Sprouts (Teen Bill Baby),
Jo Ann Campbell, Grandpa Jones, The Louvin Brothers, Laura Lee Perkins,
Jimmy Edwards (met een reuze lieveheersbeestje: Love Bug Crawl, weet
u wel), en naast compleet vergeten artiesten als The Short Twins, de
onwaarschijnlijk knappe Goldie Hill, The De Castro Sisters, Scott Engel
(de latere Scott Walker), Bubber Johnson, Dick Duane (“one of
the brightest shining new lights in the music business”, helaas
pijlsnel uitgedoofd), Lou Monte (van de single Elvis Presley For President),
niet alleen uit de rock ‘n’ roll maar ook uit het variété,
en het lijkt alsof ze allemaal stonden aan te schuiven in de radiostudio
van WERE, naast alle andere acteurs en celebrities. Zelfs rock ‘n’
roll antichrist Mitch Miller duikt hier op! Tussendoor: Edwards nam
zelf ook enkele singles op, zoals Goodnight Rock ‘n’ Roll,
What Is A Teenage Girl, en What Is A Teenage Boy. Maar dat terzijde,
terug naar die stapel foto’s, mooie foto’s omdat ze zo ongedwongen
zijn, en een schatkamer voor de liefhebber van all things fifties, al
was het waar omwille van het decorum, de studiomicrofoons, de telefoons,
de kledij (de bullet bra was toen blijkbaar erg populair), eigenlijk
alles wat op de foto’s te zien is. En in het echte boek staan
ze dus nog eens allemaal in kleur ook, naar wij hebben begrepen. Een
extra plus is de begeleidende tekst die de foto’s in hun context
plaatst, en die bijzonder mooi geschreven is, in tegenstelling tot de
gebruikelijke weinig ter zake doende flauwekul die meestal ter onderschrift
van dit soort foto’s dient en die ons negen van de tien keer niets
leert. Nee, Kennedy duidt de foto’s en geeft een blik op wat er
in de ogen van de artiesten te lezen is: hoop, geloof, en een grenzeloos
vertrouwen in de toekomst, dat in vele gevallen enkele jaren later pijlsnel
de grond in werd geboord. Bovendien weet ie de foto’s ook exact
te dateren, omdat hij ook Edwards’ persoonlijke complete editie
op de kop kon tikken van de TE Newsletter, een door Edwards van 1953
tot 1960 zelf getypt en uitgegeven vakkrantje voor de entertainmentsbusiness
in en om Cleveland. Ook bijzonder: artiesten als Pat Boone die zelf
commentaar leveren op hun foto’s. Zo weet Sanford Clark vrolijk
te melden dat op tour met Carl Perkins contrabassist Clayton Perkins
(Carl’s broer) graag voor de grap op het podium stond te spelen
met z’n lul uit z’n broek! Een mens leert nog eens wat... |