Je
recente release (muziek, boek of wat dan ook) gerecenseerd op onze website?
Stuur deze dan naar de hoofdredactie! |
24 juni 2020
CD Recensies
ELVIS
STOLE MY JOB Elvis
vond de rock 'n' roll uit door zwarte blues te vermalen met blanke country,
zo wordt vijftien jaar muziekgeschiedenis makkelijkshalve samengeperst
in één zin. De waarheid is uiteraard veel complexer en
genuanceerder, maar dat de Memphis Flash niet alleen zijn kledij en
podiumact maar ook zijn muziek minstens ten dele haalde bij zwarte artiesten
kan niemand ontkennen. CD’s met de zwarte originals van door Elvis
gecoverde songs zijn er in overvloed, zo recenseerden wij vorig jaar
nog Kick-Started By The King: Rhythm 'n' Blues With The Essence Of Elvis
(El Toro ETCD1069) en de twee deels dezelfde materie behandelende volumes
van The Elvis Presley Connection: 33 Roots And Covers Of Elvis Presley
(Bear Family BCD 17561 en 17562). Het opzet van Elvis Stole My Job is
gelijkaardig als dat van Kick-Started By The King, namelijk originele
zwarte versies van door Elvis gecoverde songs gekoppeld aan nummers
van zwarte artiesten die ofwel Elvis vocaal beïnvloed (zouden)
hebben of door hem beïnvloed waren, netjes verdeeld in een fifty/fifty
verhouding. Het goede nieuws: de enige overlapping tussen beide CD’s
is Jimmy Breedlove’s flagrante kopie Jealous Fool die Teddy Bear
combineert met Don’t Be Cruel. Niettemin is de kans groot dat
u sommige van die originals al hebt, want de bluesboppers My Baby Left
Me (Arthur "Big Boy" Crudup, 1951) en Baby Let's Play House
(Arthur Gunter, 1954), Lloyd Price's Lawdy Miss Clawdy uit 1952, het
doo-woppende Money Honey van Clyde McPhatter & the Drifters uit
1953, Trying To Get To You van The Eagles uit 1954 en de New Orleans
blazer One Night die bij Smiley Lewis in 1956 nog One Night Of Sin was
en bij El twee jaar later One Night With You werd (Elvis' ongekuiste
versie werd pas in 1985 vrijgegeven) behoren tot het culturele erfgoed
van de rock 'n' roll en zijn nog net niet beschermd door de Unesco.
Minder bekende oerversies zijn Chuck Willis' I Feel So Bad uit 1954,
Willy & Ruth's New Orleans ballade Love Me uit 1954, Billy Emerson's
When It Rains It Pours op Sun Records uit 1954, Bernard Hardison's Too
Much uit 1955, Eddie Riff's Ain’t That Loving You Baby uit 1956
en Vikki Nelson's ballade Like A Baby uit 1957. Alle originals zijn
de echte originals behalve Good Rockin’ Tonight want Wynonie Harris
kwam in 1948 één jaar na Roy Brown, en Crying In The Chapel
is niet zoals iedereen denkt van de heilige Orioles maar van country
weeper Darrell Glenn uit 1953 met - extra Elvis bonuspunten! - The Jordanaires
als achtergrondkoortje. Een Elvis original die ik nog niet kende is
Little Mama van The Clovers uit 1953: van Elvis bestaat er alleen een
live Louisiana Hayride opname van uit maart 1955, in 2012 verschenen
op de A Boy From Tupelo box. |
LET'S
THROW A ROCKIN' SOUL PARTY Do
you like good music (yeah, yeah)? That sweet soul music (yeah, yeah)?
De meesten onder u zullen die vraag ongetwijfeld zonder één
moment te aarzelen volmondig negatief beantwoorden, dus plaats ik mezelf
alvast vrijwillig op de brandstapel en beken dat ik een streep soul
best te pruimen vind. Uptempo soul met een arsenaal aan blazers (en
wel degelijk uptempo soul, met When A Man Loves A Woman van Percy Sledge
hoeft u ook bij mij niet aan te komen) bevat mijn insziens dezelfde
drive als rock 'n' roll. Sterker zelfs: moest ik jong geweest zijn in
de jaren '60 was ik waarschijnlijk een soul man geweest. Alsmede fan
van Creedence Clearwater Revival, maar dat is weer een heel ander verhaal.
Aangezien iedereen die zijn oor wel eens te luisteren legt op een danspiste
niet heen kan om de populariteit van zwarte early sixties op de gemiddelde
rock 'n' roll dansvloer keek ik met meer dan gewone belangstelling uit
naar wat vaandeldrager van zwarte muziekjes allerhande Koko Mojo zou
aanvangen met dit thema. Eén blik op de bekende songs tussen
de 30 tracks 1957-1963 (met de nadruk op 1961-1963 en slechts drie nummers
uit de jaren '50) leert ons waar de klepperende klepel hangt: Let Me
In van The Sensations, de onweerstaanbare rocker Tossin' And Turnin'
van Bobby Lewis, The Loco-Motion van Little Eva, het oergezellige Do
You Love Me van The Contours, Mockingbird van Inez & Charlie Foxx,
het eeuwige feestlied Shake A Tail Feather van The Five Du-Tones, de
geniale luie doo-wopper Duke Of Earl van Gene Chandler, Kansas City
van Wilbert Harrison en John Lee Hooker's bluesclassic Boom Boom die
meer Bo Diddley als blues klinkt zijn gewoon buitengewone rock 'n' roll
en geen soul. Wie Ben E. King's Stand By Me niet goed vindt is geen
vriend van mij, en zelfs een rasechte soul instrumental als Last Night
van The Mark-Keys vind ik fan-tas-tisch, denk Green Onions maar minder
dreigend. Bekende namen met minder bekende nummers zijn Etta James met
het gospel geïnspireerde Something's Got A Hold On Me, de zoetgevooisde
Sam Cooke (I'll Come Running Back You), een vroege Marvin Gaye (Pride
And Joy) en Jackie Wilson die zich een liesbreuk twist op Baby Workout.
|
17 juni 2020
THE
VERY BEST OF/ THE DUBS |
TIME
TO JIVE, HIS ROCKIN' BEST/ DON LANG
Ik heb thuis de Don Lang LP Rock Rock Rock uit 1983 staan maar die mag
nog niet de deur uit want als ik er niet naast tel staan er van de in
totaal maar liefst 22 LP tracks negen niét op deze CD die 26
Don Lang nummers bevat uit de periode 1955-1962. Ook zijn eerder verschenen
verzamel-CD’s Frantic Rock: The Original 50s Singles (Peaksoft
Media, 2013) en de dubbelaar Introducing The Hand Jive & Singles
(Vocalion, 2006) bevatten songs die niet op Time To Jive staan, net
zoals Time To Jive songs bevat die niet op die twee CD’s staan.
Het geeft een idee hoe omvangrijk de output was van de Britse trombonist
die meegesleurd werd in de rock 'n' roll revolutie, zonder twijfel nog
geen klein beetje voortgestuwd door zijn wekelijkse verschijning op
televisie vanaf 1956 in Six-Five Special, de eerste show op de BBC die
mikte op de tieners, waarvan hij ook elke week de begintune zong: van
1955 tot 1960 bracht dekselse Don zo'n twintig singles en twee LP’s
uit. |
FROM
LEGAL EAGLES TO TIJUANA BRASS 1958-1962/ HERB ALPERT U
mag mij gerust smakelijk uitlachen en een rock 'n' roll hippie vinden,
maar ik hou van Herb Alpert's Tijuana Brass. Ik heb er een hoop platen
van steken (allemaal voor een euro of zo aangeschaft op de vlooienmarkt)
en schep genoegen in die opgewekte namaak-Mexicaanse trompetten uit
de jaren '60 die zonnige melodietjes spelen die helemaal passen in de
easy tunes rage van alweer 20 jaar geleden toen The Herb Spectacles
met in de rangen een paar Treble Spankers een paar zomers lang het mooie
weer maakten op de Nederlandse festivals. Toen Herb Alpert in november
1962 de Amerikaanse Top 10 indook met The Lonely Bull (denk een toreador
intro, een juichende menigte in een arena, olé en een solo sopraan)
had ie er op zijn 27ste al een halve carrière achter de schermen
opzitten als producer, songsmid (Sam Cooke's Wonderful World, Jan &
Dean's Baby Talk), arrangeur, sessiemuzikant en manager. Als artiest
had ie zelf al acht singles uitgebracht in diverse genres onder pseudoniemen
als Herb B. Lou & the Legal Eagles, Herbie Alpert en Dore Alpert
en als lid van The Roosters en die staan alle acht op deze CD, samen
met die The Lonely Bull doorbraaksingle en de eerste Tijuna Brass LP
uit 1962, een doorbraak die hem geen windeieren legde: Alpert rijfde
vijf nummer 1 hits, veertien Top 40 hits, negen Grammy awards, vijftien
gouden platen en veertien platinum platen binnen, had in 1966 tegelijkertijd
vier LP’s in de Top 10 en bracht meer dan 40 albums uit waarvan
hij meer dan 72 miljoen exemplaren aan de man bracht. En die ik dus
nu allemaal voor een euro of zo koop op de vlooienmarkt. |
10 juni 2020
CD Recensies
DESTINATION
HEALTH
Enige zwarte humor kan Bear Family (D) niet ontzegd worden: in volle
mondiale coronacrisis én terwijl papa beer Richard Weize naar
verluidt sukkelt met zijn gezondheid brengen ze na Destination Moon
en Destination Lust de CD Eindbestemming Gezondheid uit met 29 muzikale
boppillen + één boodschap van openbaar nut uit 1959 door
Tab Hunter die aandacht vraagt voor mentale ziektes. Zoals alle CD’s
in Bear Family's thema reeks die eerder de zomer, herfst, halloween,
kerst en pasen behandelde is dit doktersbriefje genre-overlappend met
niet alleen rock 'n' roll uit de jaren '50 maar ook een heleboel andere
muziekjes die het tijdperk 1939-1965 omspannen. |
WIN
THE WAR BLUES
Een aantal jaren terug werd de markt overspoeld met Tour Of Duty CDs
die zogenaamd een soort soundtrack vormden van de Vietnam oorlog en
leek het wel of elke rocksong uit de tweede helft van de jaren '60 te
horen moet zijn geweest over de airwaves in Vietnam. Songs óver
Vietnam zijn er al veel minder, en deze CD gaat nog een stap in combat
boot verder en bevat bluessongs over de tweede wereldoorlog, bij mijn
weten de eerste soortgelijke compilatie, al bracht Bear Family in 2018
de thematisch vergelijkbare 4 CD-box (BCD17518) Battleground Korea uit
met zowel blues als country muziek. Wie mij kent weet dat ik geen bluesmens
ben (dit is de Boppin' Around, niet de Bluesin' Around), maar de tweede
wereldoorlog interesseert me dan weer wel. Onder het motto "het
moet niet altijd Glenn Miller zijn" bevat Win The War Blues 25
tracks opgenomen tussen 1938 en 1950, een geruststellend tijdsvenster
omdat u dan gelijk weet dat er geen saaie bluesrock op zal staan. Muziek
was vroeger veel meer dan nu een reflectie van de actualiteit en tekstueel
weerspiegelen deze bluessongs de houding van de artiesten tegenover
het conflict dat de hele wereld zou omvatten. Daarbij is het interessant
in het achterhoofd te houden dat de zwarte helft van Amerika bij het
uitbreken van de tweede wereldoorlog plots geen tweederangsburgers meer
waren - kanonnenvlees kent geen blank of zwart - doch bij hun afzwaaien
terugkeerden naar een maatschappij waarvan het blanke deel nog steeds
op hen neerkeek. |
|
BACK
TO KOREA BLUES |
3 juni 2020
CD Recensies
ROCK/ THE COASTERS In
the beginning there was nothing but rock. Then somebody invented the
wheel. And things just began to roll... The Coasters waren wellicht
de grappigste groep van de hele jaren '50 en hun bekendste nummers Yakety
Yak, Charlie Brown en That is Rock 'n' Roll die ook 60 jaar later een
glimlach op mijn gezicht blijven toveren bevatten alle ingrediënten
die hun muziek zo onweerstaanbaar maken: grappige duostemmetjes die
met ongeëvenaarde uitbundigheid nonsens verhaaltjes debiteren-
en het zijn ook steevast echte sketches, meer nog dan liedjes - met
vrolijke teksten in een kader van sappige yakety sax saxofoons (King
Curtis!) en drumroffels. De liedjes van de hofnarren van de rock 'n'
roll zijn bovendien niet zomaar flauwe moppen maar pareltjes van productie:
er zat een heel team achter onder leiding van producers annex componistenduo
Jerry Leiber & Mike Stoller (zij schreven Jailhouse Rock en Hound
Dog!) die een aantal van de beste songs in de geschiedenis van de rock
'n' roll in elkaar boksten met de ruggensteun van Atlantic Records'
rock- en popsublabel Atco en alle budget- en productiewaarden daaraan
verbonden. En zeg nu zelf: wie anders dan The Coasters maakten liedjes
over westerns, detective films, paardenrennen, getattoëerde kermisdanseressen,
de vuilbak buiten zetten, roodkapje en afgodsbeelden met gouden hoofden
waarin ze op onnavolgbare wijze de leefwereld van de jongeren in de
jaren '50 fileerden? Goed, grappig, stijlvol en relax: het had over
ons kunnen gaan, maar het gaat wel degelijk over deze feel good CD en
over de enige echte Coasters, de jaren '50 groep die na The Platters
waarschijnlijk het meest gekopieerd en gepirateerd werd. Om u een idee
te geven van hun tot op heden nimmer aflatende populariteit: anno 2020
treedt er mét goedkeuring van de weduwe van de in 2011 op 83-jarige
leeftijd overleden opperCoaster Carl Gardner nog steeds een Coasters
groep op waarvan de Coaster met de langste staat van dienst bij de groep
kwam in... 2001! Deze 32 tracker die loopt van 1956 tot 1961 bevat al
hun klassiekers en zo ongeveer al hun uptempo werk (Poison Ivy! Run
Red Run! Along Came Jones! Ridin' Hood! What About Us!) en wij kunnen
niet zo meteen een nummer bedenken dat ontbreekt (tenzij de tweede,
alternatieve versie van That Is Rock 'n' Roll), want onder uptempo wordt
hier ook hun medium tempo werk verstaan (die gitaarhook in I'm A Hog
For You, goed voor 42 keer dezelfde noot!) en hun Latijns-Amerikaanse
songs (Brazil! Besame Mucho Part 1! Down In Mexico!), alsmede zaligmakende
strollers als Sorry But I'm Gonna Have To Pass, Young Blood, Little
Egypt en Searchin'. Minder bekend zijn Teach Me How To Shimmy, Thumbin'
A Ride, Keep On Rolling, Idol With The Golden Head, (When She Wants
Good Lovin') My Baby Comes To Me, (Ain't That) Just Like Me, Dance,
Stewball, Turtle Dovin', Wait A Minute en Gee Golly en ook al zitten
er daar een paar tussen die niet even geniaal zijn als Three Cool Cats
en The Shadow Knows, de bottom line is en blijft dat een mens nooit
genoeg Coasters in huis kan hebben, om de eenvoudige reden dat The Coasters
een bruisend eerbetoon aan het leven zijn. En baby, dàt is rock
'n' roll! Je krijgt er naar goede Bear Family gewoonte een dik CD boekje
bij van 34 pagina’s, al moet me van het hart dat de kwaliteit
van de illustraties in die boekjes de laatste tijd begint bergaf te
gaan: het lijken mij tegenwoordig in plaats van haarscherpe foto reproducties
iets te vaak van het internet ingescande fotos te zijn. Info: www.bear-family.com
en www.angelfire.com/mn/coasters
(Frantic
Franky) |
A
ROCKIN' GOOD WAY/ DINAH WASHINGTON Wat
weet ik van Dinah Washington? Ze scoorde in 1960 in duet met de zoetgevooisde
Brook Benton de uitermate gezellige in violen gedrenkte teenhits A Rockin'
Good Way en het door Shakin' Stevens & Bonnie Tyler gecoverde Baby
You've Got What It Takes, en daarnaast zong ze crooners en jazz in de
stijl van Ella Fitzgerald en Billie Holiday, gelijk de reden dat ik
nog nooit een CD van haar heb durven kopen, ook al wordt de markt overspoeld
door Dinah Washington re-issues. In zo'n geval biedt huis van vertrouwen
Bear Family uitkomst want een CD in hun Juke Box Pearls reeks betekent
dat je alles wat ze inzake rock 'n' roll light en teenrock op haar muzikale
kerfstok heeft op één CD bij elkaar krijgt, of toch zou
moeten. Onafgezien daarvan gaat deze CD de oorspronkelijke Juke Box
Pearls premisse voorbij want dat was toch countryzangeressen die rockten,
niet? Nou, country staat hier niet op, A Rockin' Good Way en Baby You've
Got What It Takes uiteraard wel, en daarnaast is de CD inderdaad voornamelijk
crooner gericht: I'm Thru With Love, Lingering, Ask A Woman Who Knows,
Time After Time en The Song Is Ended zijn pure crooners en verschroeiende
torch ballads. Dinah Washington kwam evenwel uit de blues en daarvan
getuigen de medium tempo rhythm 'n' blues songs Baby Get Lost en New
Blowtop Blues waarbij de trompet verrassend genoeg een jazzy New Orleans
touch aanbrengt. Het bewijst weer maar eens hoe dicht al die muziekgenres
eigenlijk bij elkaar liggen, want Dinah Washington doet die muzikale
hokjes vervagen en maakt er een eigen geborgen universum van waarin
het goed vertoeven aan haar zijde is. A Bad Case Of The Blues, A Sunday
Kind Of Love en Bad Luck zijn croonerpop met een voltallig symfonisch
strijkersorkest erachter, Relax Max is cha cha cha. Een pré-Elvis
Such A Night was in 1954 pop, andere bekende liedjes zijn de crooners
What A Diff'rence A Day Makes, Cry Me A River, Nat King Cole's Unforgettable,
een pré-Platters Smoke Gets In Your Eyes, Everybody Loves Somebody
pré-Dean Martin als pure crooner, Louis Jordan's swingende Is
You Is Or Is You Ain't My Baby met orgeltje, trompet en blazers, de
medium tempo rhythm 'n' blues Trouble In Mind en de tweede versie (uit
1961) van haar croonerclassic Mad About The Boy, via een jeansreclame
in 1993 onsterfelijk geworden. Opvallende topic titel: het van een orgeltje
voorziene TV Is The Thing (This Year) en dat jaar was 1953 voor een
nummer dat werd uitgeroepen tot "een van de songs die de rock 'n'
roll vorm gaven" door de Rock 'n' Roll Hall Of Fame in Cleveland,
Ohio die Dinah Washington in 1993 opnam in haar eregallerij der onsterfelijken,
ook al is haar muziek niet bepaald rock 'n' roll. Nou ja, het minste
wat je kan zeggen is dat ze een fantastische stem had. Het uptempo op
A Rockin' Good Way leest gestoelde Early Every Morning is highschool
teenrock en ook het door Otis Blackwell geschreven Honky Tonky zou je
nog highschool of misschien zelfs boogie kunnen noemen, maar dat werd
wellicht niet toevallig onder een pseudoniem uitgebracht. Somewhere
Along The Line, in 1958 de B-kant van die Honky Tonky, staat hier niét
op (het was dan ook een crooner), net zo min als If I Can't Have You
en het pré-Brenda Lee Ring-A My Phone, in 1958 voor zover ik
weet haar enige echte rock 'n' roll opnames. Ook haar double entendre
risqué songs Long John Blues uit 1949 en Big Long Sliding Thing
uit 1954 staan hier niet op. Puntje bij paaltje: Dinah Washington had
als persoonlijkheid wel degelijk een hoog rock 'n' roll gehalte (ze
trouwde maar liefst acht keer en stierf in 1963 wat later een typische
rock 'n' roll dood zou worden toen ze op haar 39ste overleed aan een
overdosis pillen), maar deze 29 tracks 1947-1961 kan je met de beste
wil van de wereld geen rock 'n' roll noemen en er staan maar twee A
Rockin' Good Way's en Baby You've Got What It Takes op. De CD is integendeel
ideale zondagochtendmuziek die evenzeer geschikt is voor een romantisch
dineetje op de zaterdagavond, en ik ben blij dat ik eindelijk met een
proper geweten een CD van Dinah Washington kan kopen. Mezelf kennende
zal het er natuurlijk weer op uitdraaien dat ik op zoek ga naar nog
meer mooie muziek in haar omvangrijke output. |
Vinyl Recensies
THE
SOUND OF FURY/ BILLY FURY In
februari recenseerden wij Billy Fury's Bear Family (BCD 17583) CD Wondrous
Place: The Brits Are Rocking Vol. 2, nu brengt Bear Family in haar Vinyl
Club de debuut-LP van Billy Fury opnieuw uit, al is "LP" misschien
een te groot woord voor een 10-inch met tien nummers. Acht ervan staan
trouwens ook op die CD, maar nu kan u The Sound Of Fury beluisteren
zoals ie in mei 1960 bedoeld was: op vinyl, in "full frequency
range recording" mono, en in de correcte volgorde van de tracks.
De plaat wordt beschouwd als een mijlpaal in de Britse rock 'n' roll
en door veel liefhebbers bestempeld als de beste Britse rock 'n' roll
plaat aller tijden. Ze is zeker ook erg goed, vol frisse ideeën
en oorwurmende hooks: luister naar die opvallende akkoordenwissel in
het rockabillynummer It's You I Need, waarmee we gelijk toekomen aan
het feit dat de muziek, ingespeeld door een basisbezetting van gitaar
(Joe Brown!), bas, drums (Andy White die op 11 september 1962 zou drummen
op de derde versie die The Beatles opnamen van hun debuutsingle Love
Me Do, de versie die op hun debuut-LP Please Please Me terechtkwam),
piano en een mannelijk achtergrondkoortje, erg rockabilly-achtig is,
maar dan rockabilly zoals vertolkt door Ricky Nelson en niet van het
Sun Records of Johnny Burnette type. Songs als That's Love, het doo-woppende
My Advice, het hiccuppende echo werkje Turn My Back On You en het moody
Phone Call kunnen zich immers meten met het allerbeste van wat de Rickster
ooit deed. Nummers als Don't Leave Me This Way met zijn jazzy gitaarsolo
en Don't Say It's Over zijn dan weer meer pure rock 'n' roll. De twee
nummers die niet op de CD stonden zijn niet toevallig allebei traag:
de gevoelige pianoballade You Don't Know en het bluesy Since You've
Been Gone dat evenwel begint als trage blues maar halfweg switcht naar
pittige rock 'n' roll en daarom misschien beter op de CD had gepast
in plaats van een rockaballad als bijvoorbeeld Alright Goodbye. Opvallend:
The Sound Of Fury werd op één dag opgenomen (14 april
1960, we herinneren het ons als was het gisteren), en zeer ongebruikelijk
in die dagen: alle 10 de nummers werden door Fury zelf geschreven, wellicht
recht uit het hart. The Sound Of Fury werd al herhaaldelijk heruitgebracht
op zowel vinyl als CD (en zelfs in een versie met demo’s van nummers
waarvan uiteindelijk slechts een handjevol de plaat haalden) en originele
exemplaren zijn gegeerd bij de verzamelaars. |
27 mei 2020
HOT
DIGGITY DAMN/
Streamingrevolutie? Ondanks alle doemberichten blijft de CD redelijk
verkopen, zelfs de muziekcassette is helemaal terug, en in 2019 werd
in Amerika voor het eerst in 30 jaar méér vinyl dan CD’s
verkocht. Wat er ook van zij: in de rock 'n' roll is vinyl nooit weggeweest
en is het zelfs een erezaak gebleven om vinyl uit te brengen. Zo ook
voor Roy P-Cat & the V8 Daddies wier nieuwe album dat reeds te koop
was via Spotify, iTunes en andere digitale platforms nu op vinyl verschijnt,
of om correct te zijn: nu énkel op vinyl verschijnt, zo'n echte
12-inch longplay 33 1/3 RPM schijf. Dat lijkt gek in deze coronatijden
maar is een goeie zet want op die manier profiteren ze twee keer van
de promotie rond de plaat: nu, en later een tweede keer als ze een live
releaseparty kunnen doen. |
CD Recensie
PLAY
IT AGAIN VOLUME 2 Eén
maand na Volume 1 is hier al Volume 2 van de tweedelige CD boordevol
"R 'n' B answers, copycats and follow-ups", dus weest u allen
opnieuw welgekomen in de wondere wereld van doorslagjes, antwoorden
en andere excuses voor schaamteloos gekopieer van andermans hits. De
prijsstier is Big John Greer's welbekende Come Back Maybelline dat je
gemakshalve als zwarte rockabilly zou kunnen bestempelen met gitarist
Mickey Baker (die van Love Is Strange van Mickey & Sylvia) die niet
onderdoet voor Chuck Berry, een voorbeeld van een song die zich inspireert
op een hit maar daar iets volstrekt eigens van maakt, in tegenstelling
tot het gros van de 30 tracks op Volume 2. Zo is het leuk wegtwistend
Dance With Me Georgie van The Bobettes (die nog een tweede keer langs
komen met hun cover van Have Mercy Baby van The Dominoes) gewoon Dance
With Me Henry oftewel The Wallflower van Etta James, en het uptempo
doo-woppend Dancin' Dan van The Cadets is Sixty Minute Man van The Dominoes
met een andere titel. Zijn eigen hit tot de laatste droppel uitwringen
doet Johnny Otis met een voor 1958 verrassend doch niet storend streepje
orgel in Hand Jive One More Time. Aan de vergetelheid ontrukte vervolgen/antwoorden
zijn Miss KC's Fine van Little Willie Littlefield (een vervolg op zijn
eigen KC Lovin') en The Jewels die poogden hun Hearts Of Stone nog wat
extra mileage te geven middels het doo- woppend Hearts Can Be Broken.
Sommige artiesten waren zelfs niet te beroerd om een kat een kat en
hun vervolg gewoon vervolg te noemen zoals Titus Turner die Stagger
Lee doet her-opdraven in The Return Of Stagolee. Een aparte en zeldzame
categorie tenslotte zijn instrumentals waarop een tekst werd verzonnen
en zo vinden we er op deze CD ééntje: Ernie Freeman's
Jivin' Around in de gezongen versie van Ernie Andrews, en dan vraag
ik me zelfs af - ik heb immers een slecht karakter - of het toeval was
dat ze dezelfde voornaam deelden. Toch enkele bedenkingen: de Dave Burgess
die hier Whole Lotta Shakin' Goin' On covert op budget label Tops Records
is toch de Dave Burgess van The Champs, dacht ik, niet? En zo ja, dan
is't ie toch blank? Hij klinkt in elke geval verdacht blank voor een
CD met de term "R 'n' B" in de ondertitel, en onafgezien daarvan
is deze pure, zij het rustige rock 'n' roll geen kopie maar gewoon een
cover, net zoals Riot In Cell Block Number Nine door Vicki Young, in
tegenstelling tot een noot-voor-noot kopie als de Loco-Motion door Peggy
Gaines. In het algemeen bevat Volume 2 minder bekende songs als Volume
1, wat het uiteraard des te interessanter maakt voor de verzamelaar,
maar de muziek zelf is zeker even goed in een zeer breed scala aan zwarte
stijlen die van 1942 tot 1962 twee decennia omvat met naast jazzy rhythm
'n' blues (Richard Ain't Gonna Open That Door van The Four Aces), ballades
(Jewel Brown doet een Nat King Cole in Looking Back), early sixties
(Mary Wells met Shop Around van The Miracles, Ray Charles' Lonely Avenue
door Pearl Woods), bluesy spul (Freddy King met de See See Rider variant
See See Baby), gospel (Prof. Harold Boggs & the Boggs Singers adapteren
Sy Oliver's Yes Indeed in het arrangement van Ray Charles tot When It
Hits You) en uptempo doo-wop (Jeanie & her Boy Friends beantwoorden
Who's That Knockin' van The Genies met It's Me Knocking) vooral veel
doo-wop ballades (Gloria van The Cadillacs wordt bij The Gailtones Lover
Boy, The Innocents kopiëren Girl Of My Dreams van The Cliques,
Yolanda & the Naturals doen My Memories Of You van The Harptones).
Toch bevat de CD ondanks dit veelvoud aan zwarte stijlen voldoende rock
'n' roll om het boeiend te houden voor de minder fanatieke luisteraar.
Naast de vele nobele onbekenden staan er ook twee grote namen tussen
met minder bekende opnames: Little Richard die circa 1960 New Orleans
gaat met de Fats Domino cover Every Night About This Time van 10 jaar
eerder, uitgebracht als "The World Famous Upsetters" maar
wel degelijk met Little Richard op zang, naar wij ergens lazen opgenomen
tussen zijn gospel sessies voor Goldner circa september 1959 en zijn
Mercury sessies van juni 1961 tot maart 1962. De tweede hele grote mijnheer
op de CD is Louis Jordan met de rustige rhythm 'n' blues I'm Gonna Leave
You On The Outskirts Of Town uit 1942, vervolg op zijn eigen I'm Gonna
Move To The Outskirts Of Town. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic
Franky) |
20 mei 2020
Vinyl Recensie
THE
INCREDIBLE SUCKING SPONGIES
The Incredible Sucking Spongies uit Antwerpen zijn terug! Begin deze
eeuw verschillende keren live gezien, één CD getiteld
Let There Be Surf in eigen beheer in 2002, en dan: niks meer. In 2019
kwam helemaal out of the blue het bericht dat Jan Peeters (gitaar),
Dirk Van den Berge (gitaar), Filip Borms (basgitaar) en Dirk Van Rosendaal
(drums) "na allerlei nevenprojecten weer helemaal terug zijn met
een hoop nieuw eigen werk", en dat live on stage én met
een nieuw album dat bovendien op 10-inch vinyl verschijnt (als we het
goed hebben verschijnt dit zelfs énkel op 10-inch vinyl en niet
op CD!) op het Griekse surflabel Green Cookie. Of zijn dit geremixte
oude opnames? Twee van de acht tracks op de 10-inch stonden immers destijds
ook al op Let There Be Surf en daarvan lijkt Sad Moose heel erg op de
versie van bijna 20 jaar geleden, al ontbreekt de eindnoot aan de tremolo
bar. Die Sad Moose is traditionele surf, net als opener Barracuda, maar
er weerklinken ook andere invloeden doorheen de muziek van de Spongies,
zoals Ennio Morricone in de gefloten en van Mexicaanse trompetten voorziene
spaghetti westernversie van Barracuda getiteld Barracuda Strikes Again.
De andere invloeden horen we vooral in de drie covers. Het thema van
de Vlaamsche komische TV-reeks De Collega's van eind jaren '70 speelden
de Spongies vroeger ook al, traditionele joodse volksmuziek zit in Bulgar
A La Klezmatics van het New Yorkse klezmer orkest The Klezmatics dat
oosterse surf wordt. Candid Cuban tenslotte, voor zover ik weet een
easy tune instrumental van de Nederlandse Hammond orgelist Stef Meeder
uit de jaren '70 geschreven door jazzpianist Wim Jongbloed, krijgt een
vrolijke en opgewekte invulling, terwijl het eigen lui relax Easy Way
met gastblazers inderdaad iets heeft van easy listening. In totaal krijgen
drie van de acht nummers extra trompet en sax. Alles samen maakt dat
een gevarieerde, zonnige en uitstekend klinkende cocktailsurf plaat.
Blij dat ze terug zijn! Opgelet, de 10-inch is een limited edition van
250 stuks, maar bij de digitale download krijg je dan weer twee nummers
extra! |
TRANSITIONS/
EL RAY Dit
Deense kwartet met twee gitaren, basgitaar en drums doet zijn instro
ding reeds sinds 2001 en bracht in die twee decennia minstens drie albums,
twee 10-inches (dat is samen één 20-inch) en een Best
Of uit. In vergelijking met de stevige hedendaagse surf met invloed
van Dick Dale uit hun begindagen en het hardere, trashier garagegeluid
waarnaar ze evolueerden zijn de negen eigen composities op Transitions
niet zozeer surf dan wel door surf geïnspireerde en op surf gebaseerde
moderne instrumentale gitaarmuziek, met net als in het verleden af en
toe een streepje orgel. Melodie en kwaliteit draagt El Ray nog steeds
hoog in het vaandel en daarom is deze plaat van harte aanbevolen voor
de liefhebbers van cleane gitaarmania, ook al eindigt afsluiter The
Grinder in een oefening in feedback. 't Is gelukkig het laatste nummer!
|
13 mei 2020
CD Recensies
UP
AND DOWN/ THE RAMBLIN BANDITS Tweede
album van dit Deense trio en vanaf de openingstrack hoor je meteen dat
dit helemaal in het verlengde ligt van hun debuut On A Hill uit 2016,
een album dat ik toen niet recenseerde omdat ik het niet echt denderend
vond. Helaas geldt dat evenzeer voor Up And Down wegens hetzelfde soort
moderne rockabilly die naar mijn smaak te hoekig is. Geen slecht woord
over frontman, zanger en contrabassist Lasse Eriksen (aan de foto’s
te zien heeft hij zijn reuzebaard afgeschoren ten voordele van een glad
kinnebakkes), drummer Michael Skandov en gitarist André Preuthun
(15 jaar bij Wild Wax Combo), maar ze spelen niét samen en alles
wringt aan alle kanten tegen. Ik heb nog niet het genoegen gekend ze
live te mogen aanschouwen en ongetwijfeld is het dan met het volume
op 12 dik feest, maar op basis van hun geluidsdragers begrijp ik de
hype niet. Deze 11 op elkaar lijkende te eenvoudige songs zijn nog steeds
te simpel uitgevoerde rechtdoor rock 'n' roll doorspekt met hypnotiserende
Wild Records-achtige bluesabilly en met zang die het meer moet hebben
van power en rauwe energie dan van subtiliteit. Four Ounce Bobby is
rustiger en bluesier qua gitaar, Crazy Little Mama en Squeeze You In
zijn bluesrock met slide gitaar. En ook al is dit vintage opgenomen
bij Lightning Recorders in Berlijn, de mix blijft knuddig in plaats
van alles een beetje recht te trekken. Het zegt me kortom nog steeds
niets, maar dat zal wel aan mij liggen, zeker? Ook uit op LP. |
A
HONKY-TONK MAN/ JOHNNY HORTON De
in 1960 op 35-jarige leeftijd bij een auto ongeval om het leven gekomen
Johnny Horton, in essentie een countryzanger, werd ingelijfd in de rock
'n' roll gilde toen Bear Family (D) in 1981 de Rockin' Rollin' Johnny
Horton LP uitbracht en daarmee zijn rockabilly status solidifiëerde,
een status gebaseerd op vier uiterst bopbare nummers: Honky-Tonk Man,
Honky Tonk Hardwood Floor, I'm A One Woman Man en het twangy I'm Coming
Home, al bevat deze CD natuurlijk nog een aantal andere, minder bekende
nummers in dezelfde stijl als Let's Take The Long Way Home en Got The
Bull By The Horns, opgenomen in kristalhelder kamerbreed major label
geluid. Het grote voordeel van deze nieuwe "all the hits and more"
CD is dat ie niet alleen alle rock 'n' roll-achtige nummers van de zingende
visser bevat maar ook al zijn country en crossover pophits, 16 in totaal
in de periode 1956-1962 met The Battle Of New Orleans op kop, gevolgd
door een peloton van op de Battle Of New Orleans formule gebaseerde
folky country sagasongs op een marsritme van regimentsdrums boordevol
western romantiek zoals North To Alaska, When It's Sprintime In Alaska
(It's Forty Below), Johnny Reb, Sink The Bismark, Johnny Freedom, Comanche
(The Brave Horse) en The Same Old Tale The Crow Told Me. Je zou denken
dat die nummers een stijlbreuk vormen met Honky-Tonk Man en I'm Coming
Home maar niets is minder waar: wanneer je alle 33 nummers 1952-1960
van de CD achter elkaar hoort valt op hoe al die verschillende genres
bij Horton dicht bij elkaar lagen en één geheel vormen,
ook zijn op Hank Williams gebaseerde country uit begin jaren '50 als
Red Lips And Warm Red Wine en Move Down The Line, de vossenjachten Big
Wheels Rollin' (uit 1955) en Ole Slew-Foot (uit 1961), de truckin' country
van I'll Do It Every Time en het mysterieus-exotische Lover's Rock.
Die krijg je hier allemaal, plus zo ongeveer al zijn rock 'n' roll light
als The Wild One, All Grown Up, Cherokee Boogie, Sal's Got A Sugar Lip
en The Electrified Donkey. Ten bewijze: van de 20 tracks op Bear Family's
Rockin' Rollin' Johnny Horton CD staan er 18 op deze CD. Eén
smet: de casatschok Train With A Rhumba Beat staat er niét op.
Niettemin luidt ons eindoordeel: niks nieuws onder de zon maar het klinkt
allemaal nog even fris en opgewekt als 65 jaar geleden, dus als u nog
niets van Johnny Horton hebt mag u niet twijfelen! |
THE
SINGLES 1942-1955/ Kan
een CD getiteld The Singles 1942-1955 met als ondertitel Are You Ready
To Rock rock 'n' roll bevatten? De big band van Lucky Millinder, op
de foto met 14 man waaronder drie trompetten en vier saxomafoons, maakte
niet alleen onder eigen naam een massa platen in de jaren stillekens
in rechtstreekse competitie met de orkesten van Duke Ellington en Count
Basie maar begeleidde ook de sterren uit die tijd. Daarop focust deze
CD waarop uitgezonderd zes instrumentals slechts één nummer
staat gezongen door Millinder zelf: blijkbaar was hij slim genoeg om
te beseffen waar zijn talenten lagen, en dat was zeker niet achter de
zangmicrofoon. Millinder kon amper muziek lezen of een instrument bespelen,
maar hij kon wel goeie songs bedenken, orkesten leiden en het talent
in anderen herkennen en in goede banen leiden. Talent hadden zijn bands
met bakken, dat bewijst de lijst van grote namen die passeerden via
Millinder's rangen zoals Bill Doggett (piano), Panama Francis (drums),
Sam "The Man" Taylor (tenorsax), Bullmoose Jackson (tenorsax),
Dizzy Gillespie (trompet) en Art Blakey (drums), en vocalisten als Wynonie
Harris. Millinder begon al begin jaren '30 (volgens de legende werd
zijn eerste band gefinancierd door gangster Al Capone) en legde zich
vanaf midden jaren '40 toe op de opkomende rhythm 'n' blues en jump
jive markt, het startschot voor de 26 mono tracks op deze CD die origineel
verschenen op Decca, RCA Victor en King Records, technisch gezien niet
zozeer een CD van Lucky Millinder zelf als wel een various artists compilatie
met Millinder's orkest als bindende factor. De muziek is voor een groot
stuk rhythm 'n' blues swing zoals Who Threw The Whiskey In The Well
(zang: Wynonie Harris), Shorty's Got To Go (zang: Lucky Millinder zelf)
en de niet zo stille Silent George (Myra Johnson). Hurry Hurry (Wynonie
Harris) is rhythm 'n' blues swing met de nadruk op de blues, en Shout
Sister Shout (Sister Rosetta Tharpe) steunt op gospel - haar I Want
A Tall Skinny Papa is verrassend werelds. Hoe dicht die muziek bij de
big band crooners lag hoor je in de relaxte big band swing van Big Fat
Mama (Trevor Bacon), Little Girl Don't Cry (Big John Greer) en het film
noir-achtige Lord Knows I Tried (Heyward Jackson), categorie waarin
ook de instrumental Heavy Sugar thuishoort. Die swing is vaak jazzy,
genre waarmee deze muziek gelijke tred hield en waarmee ze de Apollo
Theatres en Savoy Ballrooms in het Harlem van die dagen aan het dansen
kregen. When The Lights Go On Again (Trevor Bacon) en Are You Ready
(Trevor Bacon) horen eerder thuis op de soundtrack van 75 jaar bevrijding,
wat ons bij de tweede pijler op de CD brengt. Instrumentals als Apollo
Jump, Ram-Bunk-Shush en Ow en gezongen nummers als Sweet Slumber (Trevor
Bacon) en Oh Babe (Wynonie Harris) zijn in Glenn Miller stijl. Heel
bijzonder voor zijn tijd is Bongo Boogie (Annisteen Allen) uit 1951
dat op pure guitar boogie akkoorden is gebaseerd, gelijk de enige link
met rock 'n' roll. Op zich heeft deze CD ondanks zijn titel immers niets
met rock 'n' roll te maken, behalve het feit dat deze art deco muziek
één van de bouwstenen ervan was. Millinder maakte van
al deze verschillende stijlelementen één vloeiend en vooral
swingend geheel, en deze CD bespaart u de moeite zelf het beste uptempo
werk van Lucky Millinder bij elkaar te sprokkelen op verschillende CDs,
of godbetert op zoek te gaan naar de originele 78 toeren platen. Een
aanrader voor wie houdt van oude zwart-wit films en graag pakweg Louis
Jordan hoort! |
COWBOY
CHURCH/ TEX RITTER Jasmine
bracht in maart de dubbel-CD Tex Ritter: America's Most Beloved Cowboy
JASMCD 3730/1 uit met daarop Ritter’s LP’s Songs From The
Silver Screen (1958), Blood On The Saddle (1960), Hillbilly Heaven (1961)
en Stan Kenton Tex Ritter (1962). Deze nieuwe enkele CD bevat Ritter's
twee religieuze LP’s Psalms (1958) en The Lincoln Hymns (1961)
aangevuld met bonustracks, maar dit gospel noemen zou een brug te ver
zijn: dit zijn "narrations, readings and hymns". Die Psalms
mag je letterlijk nemen: dit zijn effectief door Ritter met zijn mooie
heldere uitspraak en duidelijke dictie op z'n lijzigst gereciteerde
teksten uit het bijbelboek Psalmen, preken, toespraken, vertellingen
gezet op een muzikale achtergrond van gongen, percussie, harpen, dwarsfluiten,
kerkorgels, klagende violen en klaterende watervalletjes, met andere
woorden: een religieus spoken word album op exotica muziek! The Lincoln
Hyms zijn wel echte songs, gebaseerd op een in 1957 ontdekt uit 1852
stammend boekje getiteld The Believer's Daily Treasure dat president
Lincoln's favoriete religieuze traktaat zou zijn geweest en op bijbelcitaten
gebaseerde reflecties bevat, die voor Ritter's LP op muziek werden gezet.
Zijn grafkelderdiepe baritonstem geeft de hymnes iets plechtigs maar
tegelijkertijd een anno 2020 parodiërend klinkende kitscherige
kwaliteit, en de vele toeters, bellen, achtergrondkerkkoortjes en kerkklokken
geven een plechtige, prekerige ouderwetse kerstsfeer. De opnames staan
niét chronologisch op de CD maar zijn gesequenced in een nieuwe
volgorde, zeg maar door elkaar geklutst, en maar goed ook want zo wisselt
het toch een béétje af. Ze worden aangevuld met nummers
van andere LP’s en singles uit de periode 1946-1961 in dezelfde
religieuze stijl en nog meer "vertellingen", gesproken teksten
op kerkorgel, met als bekendste nummer Deck Of Cards, origineel niet
van Tex Ritter maar van T. Texas Tyler en bij ons bekend als Het Spel
Kaarten van Cowboy Gerard De Vries! Alleen al door het onderwerp zal
deze CD minder verkopen dan America's Most Beloved Cowboy, en ik kan
hem enkel aanraden voor liefhebbers van incredibly strange music, want
tenzij je dit in mondjesmaat consumeert zal het vrees ik snel vervelen.
Ik ga de 33 tracker behalve op de zondagochtend vooral met kerst opzetten!
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic
Franky) |
6 mei 2020
FROM
CLOVIS TO MARBLE ARCH: Iedereen
weet dat Norman Petty de producer van Buddy Holly was. Maar wat produceerde
Petty nog? Het antwoord vindt u in de maar liefst 36 tracks 1956-1962
op deze CD. Een handvol van Petty's producties hoort elke rock 'n' roll
fan te kennen: Rave On en Oh Boy componist Sonee West's verblindende
rockabilly Rock-Ola Ruby (waarom staat A-kant Sweet Rockin' Baby hier
niet op?), Peanuts Wilson’s jeugdmisdaad meesterwerkje Cast Iron
Arm, en Real Wild Child dat Crickets drummer Jerry Allison opnam onder
het pseudoniem Ivan met begeleiding van de rest van The Crickets. De
Buddy Holly connectie is uiteraard een interessant aspect van de CD:
ook Sonny Curtis is een solo Cricket, hier met het onder zijn naam uitgebrachte
poprocknummer Talk About My Baby dat eigenlijk gewoon een Crickets opname
was. The Crickets zelf staan er op met het één maand na
Holly's dood opgenomen Love's Made A Fool Of You toen Holly's eigen
versie nog slechts een onuitgebrachte demo was. Een tweede Crickets
nummer hier, Tell Me How, is natuurlijk gewoon Buddy Holly die zoals
bekend twee platencontracten versierde, ééntje als Buddy
Holly (begeleid door The Crickets) en eentje als The Crickets (met Holly
als zanger). Nog meer bekende namen zijn The Teen Kings, het eerste
bandje van Roy Orbison met hun eerste single pré-Sun Records
(waarom staat de ballade Tryin' To Get To You hier wel op en B-kant
Ooby Dooby niet?), de 19-jarige Bobby Fuller (My Heart Jumped), Buddy
Knox (I Think I'm Gonna Kill Myself), Jimmy Bowen met de goeie rocker
Can She Kiss, Terry Noland met de goeie rocker Patty Baby, Jack &
Jim met de horror rock 'n' roll classic Midnight Monsters Hop, Jimmy
Gilmer anno 1959 pré-Sugar Shack, en Gilmer's Fireballs anno
1960 met de dreigende uptempo gitaar instrumental Foot-Patter die herinnert
aan de backing track van Real Wild Child. De CD bevat nog twee andere
instrumentals: The String-A-Longs in Wheels stemming met Brass Buttons
en The Champs met de feestsax instrumental Panic Button. |
PLAY
IT AGAIN VOLUME 1
Kijk, dit is nu eens de natte droom van elke verzamelaar van rock 'n'
roll rariteiten: twee CD’s boordevol "answer songs, copycats
en follow-ups". Je kan het je anno 2020 niet meer voorstellen maar
er kon in de jaren '50 geen hit zijn of iemand probeerde een graantje
mee te pikken door het nummer te coveren, te kopiëren of een antwoord
te verzinnen, een eufemisme voor flagrante kopie. Als je dat zestig
jaar later zou doen kreeg je gelijk een proces voor plagiaat aan je
broek! Dit smeden van het ijzer terwijl het heet was moest uiteraard
bliksemsnel gebeuren om de eerste te zijn, wat betekent dat er ook veel
answer songs bestaan van liedjes die uiteindelijk géén
hit werden. Al die antwoorden verkochten uiteraard een pak minder dan
het echte werk en daarom zijn ze vandaag de dag vaak vergeten of onvindbaar.
Verzamelaars smullen er evenwel van en zij kunnen duimen, vingers en
andere lichaamsdelen aflikken (zolang u maar van mijn lief afblijft)
met in totaal 62 doorslagjes van zwarte songs op twee apart uitgebrachte
Jasmine CD’s. Extra pluspunt op uw bonuskaart: dit soort CD’s
koppelt vaak de kopie aan het origineel, wat er op neerkomt dat de helft
van het album de originele hits zijn die je al drie keer hebt. Dat is
hier niét het geval, dus krijg je meer antwoorden, zoals op Volume
1 bijvoorbeeld de prima rocker Walkin' And Talkin' van Venus & Group
ten antwoord op Bobby Lewis' Tossin' And Turnin'. Roy Brown doet Hound
Dog in Mr. Hound Dog's In Town klinken als Rufus Thomas' Bear Cat en
dient Wynonie Harris' Good Rockin' Tonight van repliek in We're Goin'
Rockin' Tonight. I'm The Jivin' Mr. Lee van ene Kenny Martin teert op
het succes van Mr. Lee van The Bobettes wier eigen I Shot Mr. Lee hier
niét op staat, en Little Caesar deed een verdwijntruc met Big
Joe Turner's Chains Of Love in zijn Chains Of Love Have Disappeared.
Smiley Lewis' Caldonia's Party is een antwoord op Louis Jordan's Caldonia,
en (Dee Dee) Be My Girl van Dee Dee Sharp fungeert als antwoord op Duke
Of Earl van Gene Chandler. Een van de bekendere blijft de Coasters rip-off
Charlie Brown Got Expelled van Joe Tex & his X Classmates, maar
moet men het ook niet te ver gaan zoeken: I Quit My Knockin' van Carol
Fran lijkt zo weinig op Little Richard's Keep A Knockin' dat het me
sterk lijkt dat dit een piraatversie is, net als Bobby Hendricks &
the Coasters' Molly B. Good volgens mij niet echt de zus van Chuck Berry's
Johnny B. Goode is. Populair in deze is de rollen omdraaien: Benny Brown's
simpelweg Pappa getiteld antwoord op (Mama) He Treats Your Daughter
Mean, en Ben E. King's Don't Play That song wordt bij Pat Lundy logischerwijs
Play It Again. The Shirelles' vraag Will You Still Love Me Tomorrow
wordt door Jon E. Holiday volmondig beantwoord met Yes I Will Love You
Tomorrow, terwijl Ray Charles van repliek wordt gediend in Geneva Vallier's
You Said You Had A Woman. Een aparte categorie in deze zijn vervolgen
door de originele artiesten zelf in de hoop de magie te hervinden zoals
het bekende Jim Dandy Got Married van La Vern Baker en Speedo Is Back
van The Cadillacs. Ook leuk: Jackie Brenston's My Real Gone Rocket als
antwoord op zijn eigen Rocket 88, Lloyd Price die iets goed te maken
heeft in Forgive Me Clawdy, de swamppopper Mathilda Has Finally Come
Back van Cookie & his Cupcakes, en The Monotones die vijf jaar na
Book Of Love een ander boekje open deden in Book Of Dance. Wie totaal
géén inspiratie had kon zijn eigen liedjes eenvoudigweg
heropnemen, vaak voor een nieuwe platenmaatschappij, zoals doo-wop ballade
Baby It's You van The Spaniels in de Vee Jay versie uit 1958 (origineel
op Chance in 1953). Als de muze uitbleef kon je ook altijd andermans
nummers klakkeloos coveren zoals Johnny "Guitar" Watson deed
met Earl King's swamp rockballad Those Lonely Lonely Nights, of The
Capricians die The Dells naar de kroon probeerden te steken met de doo-wop
ballade Oh What A Night. Wie slim was at daarentegen van twee walletjes
en combineerde, bijvoorbeeld The Ideals die voor Annie Was A Stroller
putten uit Hank Ballard's Work With Me Annie saga en The Stroll van
The Diamonds. Wegens vlug vlug opgenomen door artiesten die niet alleen
minder inspiratie maar vooral ook minder talent hadden zijn deze antwoorden
vaak kwalitatief wat minder dan de hits, maar toch blijft dit alles
ook los van het thema zalige zwarte muziek! Volume 2 (JASMCD 3145) is
ook al uit.
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic
Franky) |
OH
OH CHERI: EARLY FRENCH YE-YE GIRLS Deze
dubbel-CD bevat 64 Franstalige female yé-yé songs maar
interpreteert de term yé-yé erg ruim. De meestal in de
periode 1960-1966 gesitueerde yé-yé ontstond uit de vroege
rock 'n' roll en twist, explodeerde in 1961-1962, kreeg zijn op de yeay
yeah's uit de Britse beatmuziek gebaseerde naam in 1963 van een Franse
socioloog en groeide uit tot een volstrekt eigen Frans genre verwant
aan de Amerikaanse meidengroepen en de Engelse Britpop. Van dat laatste
genre bracht Jasmine pas nog de CD Tell Him: Popcorn Brit Girls 1960-1962
(JASCD 861) uit. Oh Oh Chéri bevat zowel de grote namen uit het
genre zoals de bohémienne natte studenten droom Françoise
Hardy met haar grote hits Tous Les Garçons Et Les Filles (zelfs
in Nederland haalde het in 1963 de Tijd Voor Teenagers Top 10, zoek
op YouTube de beelden van Godfried Bomans die Hardy, die niets begrijpt
van zijn gebrabbel, een Edison overhandigt op het Grand Gala Du Disque
in het Kurhaus in Scheveningen in 1963) en het aan Shadows gitaren gekoppelde
Le Temps De L'Amour, de melancholische op muziek gezette tienerverdrietjes
Ton Meilleur Ami en C'est A L'Amour Auquel Je Pense, en het mooie uptempo
pop nummer Oh Oh Chéri), het latere disco-idool Sheila, Johnny
Hallyday's echtgenote Sylvie Vartan, de geïmporteerde Amerikaanse
Nancy Holloway (La Leçon De Twist), de geïmporteerde Britse
Petula Clark die het op z'n Frans doet en jeugdzonden van zangeressen
die je met het Franse chanson associeert als Dalida en Juliette Gréco.
De tracklisting wordt vervolledigd met mindere godinnen en een stoet
bij ons zo goed als vergeten actrices als Jeanne Moreau, Nicole Paquin,
Gélou, de geïmporteerde Britse Gillian Hills (in 1960 te
zien in Beat Girl) en Magali Noël, aangevoerd door sexbom Brigitte
Bardot, vertegenwoordigd met charleston pop met Je Me Donne A Qui Me
Plait, het verrassend brave chanson Sidonie en de dromerige pop van
La Madrague. |
29 april 2020
Stream/download Recensie
STAY
AWAY/ THE NIGHTDRIVERS |
CD Recensies
ELVIS
PRESLEY 85 WORLD TRIBUTE
Dat Elvis op 8 januari 2020 85 jaar zou zijn geworden zal niemand zijn
ontgaan, en deze uit Japan afkomstige tribute is een dubbel-CD met 30
Elvis covers door 30 bands uit 30 landen! Da's fijn, want rock 'n' roll
uit Servië (Grandpa Candys), Thailand (The Southern Boys met Baby
I Don't Care... in het Thais?), Hong Kong (The Boogie Playboys) of Cyprus
(The Xiles) kom je niet elke dag tegen. Nederland is vertegenwoordigd
met Batmobile's welbekende meebruller Burning Love, voor België
treden Mike Fantom & the Bop A-Tones in de arena met Let Yourself
Go. Andere bekende namen zijn Restless (My Babe met jazzy piano, is
dat dezelfde My Babe van Mark Harman's eerste solo-album Cover Up uit
1993?), de bijna rock van Jancee Pornick Casino (D), de authentieke
rockabillies Eddie & the Head-Starts (F), The Ramblin' Bandits (DK),
The Swamp Shakers (Letland) en Reverend Beat-Man (CH) die Blue Moon
Of Kentucky verbastert tot drinkebroers folkpunk op speed. Blue Moon
Of Ireland, hahaha! De tracklisting leest niet verwonderlijk als Elvis'
greatest hits maar er staan toch een paar minder bekende songs op als
Summer Kisses Winter Tears (heel intimistisch door The Mallor-Kings
uit Spanje), Spinout, Night Life en Proud Mary. Alleen jammer dat ze
er niet in slaagden 30 verschillende Elvis covers bijeen te sprokkelen
want Baby Let's Play House en Mystery Train krijgen twee keer een beurt,
al is het uiteraard interessant om te horen hoe beide nummers twee keer
een totaal andere invulling krijgen. De algemene trend van de nummers
is hedendaags modern en dat biedt een boeiende blik in de wondere wereld
van all things Elvis, gaande van soundalikes (Are You Lonesome Tonight
door The Ridin' Dudes uit Oostenrijk) over platte pop/rock (Can't Help
Falling In Love door Katarina & her Poor Fellas uit Finland, King
Creole door The Crazy Plumbers uit Roemenië waarvan ik mag hopen
dat ze betere loodgieters als muzikanten zijn, Proud Mary dat je meer
met Ike & Tina Turner als met Elvis associeert door The Cambodian
Space Project uit Cambodja... in het Cambodjaans?) tot een Hound Dog
met Mexicaanse spaghettiwestern intermezzo’s door The Hydrant
uit Indonesië. Ik ben hier nu een beetje aan het focussen op wat
er zoal mis is op deze CD’s, maar da's niet fair want er staat
ook best goed spul op, al hangt dat bij dit soort CD’s uiteraard
sterk af van je eigen smaak en is het altijd een beetje the good, the
bad and the ugly. Voor elk wat wils! Bovendien moet je open staan voor
Mondo Elvis CD’s, want wie Elvis coveren heiligschennis vindt
zal zich in afschuw afwenden. Dat neemt niet weg dat de ene band hier
getalenteerder is dan de andere, al verkies ik persoonlijk een middelmatig
rockabillynummer boven cliché bluesrock als Baby What You Want
Me To Do door Donna Dunne uit Ierland. De eerlijkheid gebiedt me te
zeggen dat het beste van deze 30 tracks op één CD had
gekund, maar toch is dit een goed uitgangspunt om op basis van wat je
leuk vindt op zoek te gaan naar nieuwe bands uit exotische oorden. |
THE
HANK WILLIAMS SONGBOOK VOLUME 1: Hank
Williams is bijna 70 jaar na zijn overlijden op de achterbank van zijn
Cadillac op 1 januari 1953 op amper 29-jarige leeftijd nog steeds niet
dood. Zopas verscheen van de countryzanger die ondanks het feit dat
ie stierf vòòr de geboorte van de rock 'n' roll wordt
beschouwd als het eerste slachtoffer van de rock 'n' roll excessen drank,
drugs en vrouwen een luxe 6 CD-doos met zijn complete Mother's Best
radio opnames, en eind vorig jaar recenseerden wij nog de Bear Family
tribute-CD Sun Shines On Hank Williams (BCD 17504). Het concept van
de nieuwe driedelige Atomicat reeks The Hank Williams Songbook is gelijkaardig,
namelijk Williams' songs gecoverd door andere country artiesten, met
dien verschille dat er net zoals op hun recente It's A Long Rocky Road:
A Tribute To Johnny Horton ACCD 047 ook originals van andere artiesten
op staan die werden gecoverd door Hank Williams, zowel in de studio,
als demo of op de radio, alsmede tribute songs. Originals zijn Thy Burdens
Are Greater Than Mine van Redd Stewart (1949), Rockin' Chair Money van
Bill Carlisle (1946) en Leave Me Alone With The Blues van Curley Williams
& his Georgia Peach Pickers (1948), waarbij die twee laatste door
Hank Williams op de radio werden gezongen. Van andere songs horen we
niet de original maar een latere cover van ná Hank Williams en
tot die categorie behoren Bill Monroe's Build Me A Cabin In Glory uit
1958 (origineel van The Johnson Family Singers in 1946, door Hank Williams
gezongen in de Mother's Best radio shows), Johnny Horton's Cherokee
Boogie uit 1957 (het origineel is van Moon Mullican uit 1951, Williams
nam het op voor de Mother's Best shows), George Jones' Roly Poly uit
1962 (het origineel is van Bob Wills, Williams nam het op voor de radio),
en Skeets McDonald's Dear John uit 1962 (origineel van Jim Boyd). Het
steevast met Hank Williams geassocieerde My Bucket's Got A Hole In It
staat op deze CD in de uitvoering van T. Texas Tyler die het net als
Hank Williams opnam in 1949. Ik weet niet wie eerst was, maar ik weet
wel dat My Bucket's Got A Hole in It helemaal teruggaat tot 1927, het
jaar waarin ene Tom Gates het als eerste opnam! Een bijna Hank Williams
original is I'm Tellin' You van Jack Guthrie (een neef van Woody Guthrie)
& his Oklahomans uit 1946 dat in de Health & Happiness radio
shows werd gezongen door Hank Williams' echtgenote Audrey Williams.
De aller-origineelste oerversie daarvan die niét op deze CD staat
is van Billy Hughes & his Pals Of The Pecos, ook uit 1946. En als
we dan toch spijkers op laag water zoeken (iémand moet het doen):
Freight Train Blues, ooit door Hank Williams opgenomen als demo, is
origineel inderdaad van Roy Acuff, maar op deze CD staat Acuff's eigen
heropname uit 1947, ná Hank Williams' demo, in plaats van de
originele versie uit 1936 van Roy Acuff's Crazy Tennesseans met Sam
"Dynamite" Hatcher op vokalen en Acuff op treinfluit. Je kan
dat als collectioneur van originals jammer vinden, maar je moet ook
durven toegeven dat de CD zoals ie nu is met nummers die de periode
1946-1963 beslaan veel vlotter en gestroomlijnder zal klinken dan wanneer
je daar gekraak en geknars en gepiep en geruis uit de jaren '20 en '30
gaat tussen zetten. Dat zou afbreuk doen aan wat deze Hank Williams
Songbook is: een vrolijke en vreugdevolle ten dans uitnodigende verzameling
old time country waarvan de kwaliteit gegarandeerd wordt door de aanwezigheid
van alle grote stemmen uit het genre: naast de reeds genoemde artiesten
geven ook nog onder meer Hawkshaw Hawkins, Porter Wagoner en The Maddox
Brothers & Rose acte de presence. Dat de songs van Hank Williams
de tand des tijds glansrijk hebben doorstaan is duidelijk en geldt trouwens
nog steeds tot op de dag van heden evenzeer als toen de liedjes op deze
CD werden opgenomen, in de tijd toen de dieren nog spraken en de cowboypaarden
nog zongen. Je kan deze 28 tracks hier onderverdelen in evenveel subcategorietjes
maar we volstaan met de vermelding dat de CD goed is voor 73 minuten
zalig swingende uptempo en medium tempo country en hillbilly boogie
uit den oude doosch met een mespuntje bluegrass gospel (Bill Monroe's
I Saw The Light, zijn oudere broer Charlie Monroe's I'm Gonna Sing Sing
Sing), een shotje westernswing, een vuistvol pré-rockabilly (Move
It On Over door Johnnie & Jack & the Tennessee Mountain Boys)
en rock 'n' roll light (Moanin' The Blues door Marvin Rainwater, Why
Don't You Love Me door Don Gibson, Weary Blues From Waitin' door Jack
Turner), en natuurlijk een paar klaaglijke ballades (I Could Never Be
Ashamed Of You door Delbert Barker, Long Gone Lonesome Blues door The
Wilburn Family, They'll Never Take Her Love From Me door opnieuw Roy
Acuff), dat alles geserveerd met gusto en boordevol boogie-ënde
honky tonk piano’s, subtiele steelgitaar en veel vloeiende fiddles.
De CD sluit af met een Hank Williams tribute uit 1953, het uiteraard
trage Hank Williams Will Live Forever (In People's Hearts) van opnieuw
Johnnie & Jack and the Tennessee Mountain Boys. |
LET'S
THROW A PAJAMA PARTY VOLUME 1
Let's Throw A Pajama Party is een nieuwe Atomicat reeks van 3 CD’s
die ons de soundtrack voor een pyjama feestje anno 1963 voorschotelt,
omschreven als "slow romantic songs, dansvloervullers, country
hits, een beetje doo-wop, een kleine portie blues en veel rock 'n' roll".
De tracklisting leert ons dat Volume 1 veel bekende songs bevat waarmee
Atomicat niet alleen in het vaarwater komt van de goedkope platenmaatschappijtjes
die de out of copyright markt afromen, maar ook van wat een respectabel
re-issue label als Ace Records al jaren doet: kwaliteitsreeksen uitbrengen
met bekende nummers. En dan gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat
ik veel nummers op deze CD al heb op Ace reeksen als The Golden Age
Of American Rock 'n' Roll en Teenage Crush. De verhouding is pakweg
één derde overbekende songs zoals de fantastische instro
jiver Midnighter van The Champs (ooit een Britse ted geweten die telkens
Midnighter werd opgelegd de hele dansvloer overbopte... op zijn handen),
het instro monster Teen Beat van Sandy Nelson, de ballades It's Only
Make Believe van Conway Twitty en het esoterische I Only Have Eyes For
You van The Flamingos, doo-wop met Little Girl Of Mine van The Cleftones,
een vleugje lichte countrypop met Honeycomb van Jimmie (en niet Jimmy
zoals op de tracklisting staat) Rodgers en Sweet Dreams van Don Gibson,
rock 'n' roll met Tossin' And Turnin' van Bobby Lewis, twist met de
instrumentale In The Mood van het Ernie Fields Orchestra, en de pophits
Last Kiss van Wayne Cochran en Funny How Time Slips Away van Jimmy Elledge.
Bekend niet alleen voor de Britten maar ook voor ons zijn de originele
versies van twee nummers die revivalhits werden, namelijk Under The
Moon Of Love van Curtis Lee en Come Back My Love van The Wrens. |
Vinyl Recensie
MY
BABE: RHYTHM & BLUES HOUSEPARTY VOL. 1 Vinyl
EP met als originele insteek vier covers, waarbij de bekendste artiest,
Screamin' Jay Hawkins, de minst bekende song covert. De bekendste song
is daarentegen al héél veel gecoverd, namelijk Willie
Dixon's My Babe, origineel uitgevoerd door Little Walter in 1955, hier
door zangeres Dakota Stanton in 1960 als bigband swing en my oh my wat
swingt dat een heerlijk eind weg als zich daar zo'n groot orkest aan
zet met tegen elkaar opschurende blazerssecties en een frontdame die
waarlijk kan zingen, beheerst en beschaafd en zonder enige krachtinspanning,
maar wat een heldere frasering en feilloze dictie! Klare taal! |
15 april 2020
CD Recensies
SLIPPIN'
AND A SLIDIN'/ EDDIE BO
De in 2009 op 78-jarige leeftijd overleden pianist Eddie Bo was een
reus inzake jazz, blues, soul en funk in New Orleans en een voetnoot
in de geschiedenis van de rock 'n' roll: hij was in 1956 de schrijver
en originele uitvoerder van I'm Wise, het liedje waarop Little Richard
een andere tekst schreef, die Slippin' And Slidin' noemde en er een
rock 'n' roll klassieker van maakte, al ligt de zaak net iets ingewikkelder.
Eddie Bo had zich immers zelf ook gebaseerd op een bestaand nummer,
I Got The Blues For You van Al Collins uit 1955 (waarop Eddie Bo piano
speelde), terwijl er in 1950 al een Louis Jordan-achtig bigbandnummer
getiteld Slippin' And Slidin' werd opgenomen door Gene Phillips &
the Jack McVea Orchestra dat op zich niets met Little Richard te maken
heeft. Ja, 't is niet gemakkelijk! |
AMERICA'S MOST BELOVED COWBOY/ TEX RITTER
De in 1974 op 68-jarige leeftijd overleden Tex Ritter mocht zich met
recht een "star of stage, screen, TV and records" noemen:
hij begon zijn maar liefst zes decennia omvattende carrière reeds
eind jaren '20 op de radio, maakte zijn platendebuut in 1933 en was
van 1936 tot 1950 een singing cowboy te zien en met zijn diepe gouden
lijzige baritonstem ook heel vaak te horen op het zilveren scherm in
een vijftigtal westerns. |
Vinyl Recensies
THE
NEW BREED/ JACKIE WILSON Jackie
Wilson scoorde in 1986 drie jaar na zijn dood ook bij ons onverwacht
een internationale hit met zijn geweldige jiver Reet Petite uit 1957,
slechts één van de vele prachtsongs die Wilson de wereld
naliet. Koko Mojo Records, beheerder van zwarte rock 'n' roll in al
zijn verschijningsvormen, verzamelt er vier minder bekende op deze EP
die even suikerzoet opent als een kerstliedje, maar Do Lord uit 1963
ontpopt zich al snel tot een prachtig voorbeeld van hoe mooi vlotte
onstuimige gospelrock kan zijn. De vrolijke drums, een vliegende sax
solo en het opzwepend tweestemmig extatisch antwoord patroon (Do Lord
is een duet met de ons onbekende zangeres Linda Hopkins) maken dit tot
2 minuten en 20 seconden hemels genot waarop het goed jiven is. Jackie
Wilson bezat een waanzinnig goede opera-achtige tenorstem die hij ten
volle gebruikt in het rustig swingende I Know I'll Always Be In Love
With You uit 1960 in melancholische Sam Cooke Having A Party stijl.
Het onweerstaanbare uptempo So Much uit 1960 met Reet Petite prrrr's
is opnieuw een vocaal hoogstandje, en The New Breed uit 1963 is meer
early sixties met jazzyorgel en een heel blazersorkest waarop de dames
een paar kilometer uptempo kunnen strollen. Tijd om de Jackie Wilson
LP’s te checken die u kocht in het kielzog van Reet Petite en
al jaren niet meer oplegde. Moest u deze vier nummers nog niet hebben,
gelieve dan nu uw schade in te halen. Gelimiteerde uitgave op 500 exemplaren.
Info: www.koko-mojo.com
(Frantic
Franky) |
THE
DYNAMIC/ RUDY RAY MOORE
Koko Mojo Records bracht in twee worpen van vijf tot nu toe tien EP’s
uit met telkens vier tracks van zwarte artiesten en daarvan is de in
2008 overleden Rudy Ray Moore een van de minder bekende, tenminste als
rock 'n' roll zanger, want Moore maakte vooral naam en beruchte faam
vanaf de jaren '70 als zwarte stand up comedian gespecialiseerd in vuile
moppen. Toch is zijn muziekcarrière uit de jaren '50 goed gedocumenteerd:
reeds in 2000 bracht Norton Records zijn CD Hully Gully Fever uit met
28 rock 'n' roll, doo-wop, jump, rhythm 'n' blues en soul tracks waaronder
de vier tracks op deze EP die vorig jaar nog uitkwamen op rood vinyl
op de Rudy Ray Moore 10-inch Step It Up And Go (CTP-317) op het Amerikaanse
label Crashing The Party. Ik heb eens ergens gelezen dat Moore geen
fantastische zanger was maar wel zijn plan kon trekken op basis van
energie eerder dan techniek en ik zou dat beamen moest het niet zo negatief
klinken, want daarvoor zijn deze vier nummers veels te goed: hier valt
niets maar dan ook niets op af te dingen. Op de achterkant lees ik dat
de vier songs werden opgenomen in 1956 voor Federal Records en drie
van de vier klinken inderdaad mooi samen als behorend tot dezelfde opnamesessies,
maar Rally In The Valley dat een wat andere sound heeft dateert dacht
ik van 1959 op Vermont Records. Soit, dat doet niets af aan de muziek.
Step It Up And Go is een uptempo stroll met stop-start structuur, blazers
en piano, Ring A-Ling Dong begint met The Girl Can't Help It sax rifjes
alvorens te exploderen in nonsensikale doo-wop vocalen en een hele batterij
blazers die een streep When The Saints Go Marching In incorporeren in
de solo. Rally In The Valley doet met zijn huilende wolven, vlijmscherpe
gitaar, doo-woppende backing vocals, een versneld smurfenstemmetje en
speciale sfeertje denken aan de Halloween rock 'n' roll nummers maar
daar heeft deze supersnelle stroll niets mee te maken. Afsluiter Robbie
Dobbie is helemaal in de klassieke rock 'n' roll lijn van Step It Up
And Go, en samen zijn het vier aanraders voor wie zijn hart verloor
aan de betere zwarte rock 'n' roll in de stijl van bijvoorbeeld Richard
Berry. Gelimiteerde uitgave van 500 stuks in een full colour 350 gram
picture sleeve.
Info: www.koko-mojo.com
(Frantic
Franky) |
8 april 2020
CD Recensies
MUMBLIN'
TOSSIN' AND TURNIN'/ BOBBY LEWIS |
SOMEDAY,
WITH ALL MY HEART/ JODIE SANDS |
THE
SINGLES ARCHIVE 1955-1962/ THE TURBANS The
Turbans, de doo-wop groep die als gimmick tulbanden droeg, zijn het
typevoorbeeld van een groep die scoorde met hun debuutsingle, daar nog
een paar jaar op kon teren, maar er nooit in slaagde dat succes te consolideren
met een opvolger. Die hit was When You Dance, een mooi stukje feel good
cha-cha-cha-rock, zalig gezongen met hemels hoog stemmenwerk. Deze CD
bevat de A- en B-kant van al hun singles tot 1962 en dat waren er in
totaal 13 op Herald, Red Top, Roulette, Parkway en Imperial Records,
en die 26 kantjes vormen samen hun complete output tot 1962, uitgezonderd
onuitgebracht gebleven nummers. Om correct te zijn: dit is de complete
Turbans output tout court want ze zouden voor zover wij weten na 1962
nooit ofte nimmer nog iets opnemen. Zoals zo vaak in de doo-wop koppelden
de meeste van hun singles een snel of medium tempo nummer aan een traag,
en de CD is dan ook pakweg fifty/ fifty verdeeld in snelle en trage
songs. En zoals even vaak in de doo-wop zijn die ballades vaak vocale
hoogstandjes tot soms zelfs pure kunst: Turbans leadzanger Al Banks
kon schitterend falsetto zingen maar desgewenst even vlotjes nummers
als Let Me Show You Around My Heart of I'll Always Watch Over You in
de stijl van Clyde McPhatter uit zijn tulband schudden. Evenmin is het
verwonderlijk in het kielzog van When You Dance nog meer latin beat
te horen als Sister Sookey, It Was A Nite Like This en The Waddo-Do.
|
MY
KIND OF ROCKING/ RENE HALL
Wie net als wij graag kleine lettertjes leest is ongetwijfeld al vastgelopen
op de naam van René Hall die als gitarist meespeelde op heel
veel plaatjes. Wie was die René Hall? Deze CD tilt een tipje
van de sluier op met 29 tracks uit het scharnierdecennium 1950-1960
waar hij op meespeelt en focust op opnames onder Hall's eigen naam,
niet op René Hall de sessiemuzikant. Hall was veel meer dan "the
unsung rock 'n' roll r 'n' b guitarist and arranger" zoals de ondertitel
van de CD luidt: hij leerde het vak al in de jaren '30 als dixieland
muzikant op banjo, trombone en gitaar en maakte zijn eerste platen al
in 1933 als lid van Joseph Robichaux & his New Orleans Rhythm Boys.
Twintig jaar later hadden rock 'n' roll, rhythm 'n' blues, jazz, rock
en soul voor hem geen geheimen meer, niet alleen als gitarist maar ook
als arrangeur, bandleider, producer en talent scout, en dat bleef hij
tot zijn dood op 75-jarige leeftijd in 1988. In Los Angeles vormde hij
tien, vijftien jaar vòòr The Wrecking Crew al de ultieme
begeleidingsband met saxofonist Plas Johnson, drummer Earl Palmer en
pianist Ernie Freeman: Little Richard, Sam Cooke, Eddie Cochran, Larry
Williams, Ritchie Valens, Chan Romero, Johnny Burnette, Bobby Darin,
Sandy Nelson, Don & Dewey, The Dominoes, allemaal kruisten ze Hall's
pad. Het Ernie Fields Orchestra? B. Bumble & the Stingers van Nut
Rocker? The Marketts? The Routers? Allemaal René Hall! |
1 april 2020
Vinyl Recensie
|
MAN
OF THE ROAD/ WAYNE HANCOCK Wij
zijn fan van Wayne Hancock sinds zijn debuut Thunderstorms And Neon
Signs uit 1995 en daarom doet het ons deugd de Texaanse troubadour eindelijk
nog eens op vinyl te kunnen aanschaffen. |
CD Recensies
ROCKS/
SCOTTY McKAY
Noem 10 nummers van Scotty McKay? Rollin' Dynamite uit 1959! Midnight
Cryin' Time uit 1960! En dan: euh... De Sherlock Holmessen van het Duitse
re-issue label Bear Family brengen hier maar liefst een onwaarschijnlijke
32 Scotty McKay nummers bij elkaar én het complete levensverhaal
van de in 1990 op 50-jarige leeftijd aan een hartaanval bezweken artiest
uit Dallas die nooit een hit scoorde ondanks bakken talent en releases
op belangrijke labels als Parkway, Swan, Dot en Ace, label waarop McKay
vijf singles én een LP uitbracht. Uit deze CD in Bear Family's
indrukwekkende Rocks reeks (tot nu toe een vijftigtal releases!) leren
we dat McKay behalve die twee wereldschijven nog heel wat moois heeft
nagelaten én een blauwe maandag lang (om precies te zijn twéé
blauwe maandagen, namelijk in november-december 1957 en in mei-juni
1958) lid is geweest van Gene Vincent's Blue Caps als pianist en ritmegitarist:
hij staat mee op een reeks promofoto’s en speelde in december
1957 mee op de opnamesessies die onder meer Baby Blue, I Got A Baby,
Flea Brain en Yes I Love You Baby opleverden. |
IT'S
A LONG ROCKY ROAD: Honky
Tonk Hardwood Floor! Honky Tonk Man! I'm A One Woman Man! I'm Coming
Home! The Woman I Need! Lover's Rock! Train With A Rhumba Beat! Johnny
Horton die op 30 april 95 jaar zou zijn geworden wordt nog steeds hoog
aangeslagen in de rockabilly, en dit eerbetoon bestaat uit 10 songs
van Johnny Horton zelf en 20 songs van andere artiesten die iets met
hem te maken hebben. Mij lijkt dat een ietwat vreemde combinatie omdat
de meesten onder u toch iéts van de in 1960 op 35-jarige leeftijd
in een auto ongeval overleden countryzanger in huis zullen hebben: zijn
opnames zijn courant verkrijgbaar en op het Britse re-issue label Jasmine
verschijnt op 14 april aanstaande nog Johnny Horton: A Honky-Tonk Man,
All the Hits And More (JASMCD3762). |
DR.
FEELGOOD: THE BRITS ARE ROCKING Vol. 3/ Nummer
drie in The Brits Are Rocking is een artiest die je niet meteen als
rock 'n' roll pionier beschouwt. Als je King Size Taylor al kent dan
is het als beat artiest want hij maakte deel uit van de Liverpoolse
Merseyside scene, speelde er in januari 1961 in de Cavern Club, trok
in juli 1962 naar Duitsland waar hij gouden zaken deed in het Star-Club
circuit in Hamburg en een rechtstreekse concurrent van The Beatles was:
toen hij zonder drummer zat bood hij Ringo Starr het baantje maar die
bedankte vriendelijk omdat The Beatles beter betaalden. Taylor's grootste
claim to fame: hij maakte in december 1962 met een bandopnemer de amateur
opnames van The Beatles die in 1977 op LP verschenen als Live! At The
Star-Club In Hamburg, Germany 1962 - Taylor beweerde dat John Lennon
akkoord ging met de opnames als Taylor de pinten van The Beatles betaalde
tijdens de set. Het grootste verschil tussen King Size Tyalor en The
Beatles: Taylor nam geen beat op maar rock 'n' roll, en massa’s
bovendien: de man die daarvòòr in Engeland nog niets had
opgenomen bracht in Duitsland eerst de single The Fortune Teller/ Never
In A Hundred Years uit op Philips, daarna de volgens mij fake live LP
Live At The Star-Club (1963) op Ariola, een split volgens mij fake live-LP
met The Bobby Patrick Big Six op Ariola, en onder de naam The Shakers
de LP Let's Do the Madison Twist Locomotion Slop Hully Gully Monkey
op Polydor, naast een onoverzichtelijk kluwen aan singles. Die debuutsingle
staat op deze CD, de LP’s niet compleet, en de CD nummers die
niet van die drie LP’s komen verschenen oorspronkelijk op singles,
EP’s en compilatie-LP’s. Opvallend is dat die hele output
zo goed als allemaal covers waren (op deze CD staat slechts één
eigen compositie): om te feesten moesten de mensen toen blijkbaar vooral
bekende nummers horen. |
18 maart 2020
Vinyl Recensies
|
FOOL
NO MORE/ UNCLE CHARLIE COMBO CAB
is het kleine maar fijne Spaanse label van zanger-gitarist-frontman
en producer Carlos A. Del Bosque alias Uncle Charlie van het Spaanse
trio Uncle Charlie Combo die dit keer een bijzonder aardige 4-track
split-EP uitbrengt met aan elke kant twee nummers van een andere band,
zijn eigen Uncle Charlie Combo en aan de andere kant Los Hound Dogs,
en aan de naam hoort u reeds dat ook dat een Spaanse groep is. Het sympathieke
is dat er geen A of B-kant op staat, dus u mag zelf kiezen. Wij laten
de eer aan Del Bosque en hij deelt meteen een fikse tik uit met voer
voor de honky tonk hardwood dansvloer, de gestroomlijnde twangy rockabilly
bopper Fool No More op Johnny Burnette tempo met die strakke goed geoliede
twang gitaar in de intro, de twee solo’s én de outro, en
dan was er nog plaats over voor een tweede nummer dat net ietsje meer
melodieuzer is doch even vlot en even bopbaar met een beetje een vroege
Buddy Holly rockabilly feel, rockabilly zoals die in de jaren '50 per
duizenden aan de lopende band werd ingeblikt, maar het is en blijft
goed. |
|
THE
WAVE CHARGERS Een
paar honderd kilometer in de omtrek geen zee te bespeuren maar dat weerhoudt
dit drums-basgitaar-twee gitaren kwartet uit Parijs er niet van al een
jaar of vijf een flink potje surf te spelen. Dit is na twee digitale
2-track singles en de 4-track vinyl-EP’s The Wave Chargers uit
2016 en The Wave Chargers Strike Again uit 2017 hun analoog opgenomen
albumdebuut, gelijk op vinyl en verrijkt met gastsax en Toni Mojito
van The Rhum Runners (F) op trompet. |
11 maart 2020
CD Recensies
THE
BOSS OF THE BLUES SINGS KANSAS CITY JAZZ/ JOE TURNER Toen
Big Joe Turner rock 'n' roll klassiekers als Flip Flop And Fly, Chicken
And The Hawk, Honey Hush en Corrine Corrina uit zijn indrukwekkende
middenrif perste was hij al een veteraan, want Turner maakte zijn platendebuut
reeds in 1938. Daarmee was de in 1911 geboren zanger eigenlijk al te
oud om ingezet te worden als rock 'n' roll artiest, maar toch ging dat
erg makkelijk: zijn muziek was immers zo goed dat er enkel een stevige
backbeat diende onder gezet. Op hetzelfde tijdstip dat dit plaatsvond
nam hij op 6 en 7 maart 1956 voor Atlantic Records zijn eerste LP op
onder auspiciën van Nesuhi Ertegun en Jerry Wexler met arrangementen
van Ernie Wilkins die al met Turner werkte toen die begin jaren '50
begeleid werd door het jazzorkest van Count Basie, en begeleid door
onder meer een bescheiden selectie van Basie's muzikanten. Merkwaardig
genoeg bevatte die plaat, The Boss Of The Blues met als ondertitel Joe
Turner Sings Kansas City Jazz, geen Shake Rattle And Roll maar songs
die voornamelijk uit de jaren '30 stamden en die Turner in een aantal
gevallen al eerder had opgenomen zoals Cherry Red, Roll 'Em Pete, Low
Down Dog, Wee Baby Blues, Morning Glories en Piney Brown Blues: Turner
maakte eigenlijk zijn hele carrière lang - en ze duurde héél
lang- doorslagjes van dezelfde songs. De plaat verscheen in 1956 in
volle rock 'n' roll explosie maar was een eerbetoon aan de kleine combo
Kansas City jazz, het jazz subgenre uit de jaren '30 en '40 waarmee
Turner zijn carrière begon. De plaat vermengt boogiewoogie piano
(Pete Johnson die in de jaren '30 ook al had gespeeld voor Big Joe Turner),
luie jazz (Low Down Dog), swing (St Louis Blues) en crooner blues (How
Long Blues), een smeltkroes die ik eerder associeer met New Orleans
dan met Kansas City, deels door de prominente Louis Armstrong trompet
- hoor hoe mooi die soleert in I Want A Little Girl. De plaat ademt
de sound van New Orleans en de sfeer van King Creole uit: Big Joe Turner
die na sluitingstijd in zijn eentje door de verregende straten van het
French Quarter slentert als een rock 'n' roll versie van Louis Armstrong.
|
DESTINATION
LUST En
dan nu in Bear Family's reeks thema-CD’s een onderwerp dat ons
allemaal aanbelangt: sex! Lust! Verleiding, liefde, geweld en sleaze!
Des menschen's oerdrift! Het beest met de twee ruggen! Elke technologische
vooruitgang, van de boekdrukkunst tot de BluRay, werd onmiddellijk gebruikt
voor de verspreiding van vunzigheid, en zo ook de muziek: van zodra
muziek op een mechanische manier kon gereproduceerd worden werden er
liedjes over sex aan de vooral man gebracht, zij het in den beginne
uiteraard vooral in bedekte termen: de risqué song of double
entendre genre Het Poesje Van Loesje. Dat soort dubbelzinnigheden blijft
op deze CD met "32 erotic fantasies from the vaults" uit het
tijdperk 1947-1964 evenwel beperkt tot één song, de zwarte
jivende crooner Long Playing Daddy van Ruth Wallis. Destination Lust
opent met gegiechel en gekreun ("oh, that's so kinky") in
That Makes It uit 1964 met sax en go go orgel van Jayne Mansfield die
nog een keer heupwiegend passeert met de Vegas crooner Let's Do It.
Dat andere sexsymbool Mamie Van Doren (die op Facebook op haar 89ste
op het beschamende af nog steeds de fatale vamp uithangt) kon helemáál
niet zingen wat haar er niet van weerhield nummers als de crooner Separate
The Men From The Boys uit te brengen dat eerder op maat van filmster
Mae West was geschreven. Nog meer sexbommen van het zilveren doek waren
Elke Sommer (de easy tune cha cha cha Be Not Notty), Ann-Margaret (het
zwoele Let Me Entertain You) en Lizabeth Scott met de al even zwoele
crooner A Deep Dark Secret. Nog meer verleidelijke crooner excuses voor
een potje rampetampen komen van Lola Dee & Rusty Draper (Scratch
My Back) en Pat Morrissey met een cover van het min of meer bekende
Why Don't You Do Right. |
LP Recensies
|
THE
MOE GREENE SPECIALS
Ik had al járen niets meer gehoord van deze zeskoppige band uit
Kalmthout (B) maar na een bezoekje aan hun website verbaast me dat niet:
ze gaan intussen door het leven als het niet echt vlot bekkende TMGS
en "de twang gitaren en trompetsound zijn er nog steeds maar de
muziek is doorheen de jaren geëvolueerd naar meer melodieuze pop/rock
met duidelijke alt country invloeden. Om die subtiele breuk met het
verleden te benadrukken heet de band nu officieel TMGS". Ze bestaan
onderhand twintig jaar, brachten in 2018 hun recentste album uit en
treden nog steeds op, maar wat ik op die website hoor is inderdaad flauwe
pop. Jammer, want hun debuutalbum uit 2005 op het Griekse instrumentale
label Green Cookie (ooit de film Soylent Green gezien?) was uitstekend,
en laat Green Cookie dat titelloze debuut album anno nu opnieuw en voor
het eerst uitbrengen op vinyl. In 2005 was ik, jonge snaak onbevreesd
en onversaagd in de fleur van zijn leven, er bepaald wild van, maar
stelt het 15 jaar later nog wat voor? We recenseerden dat album toen
we nog een gedrukt tijdschrift waren - waar is de tijd? - en omdat recycleren
en hergebruik tegenwoordig een must is begeven ons naar de archiefkast
waar wij de oude Boppin Around's bewaren achter slot en grendel, trekken
witte handschoenen aan, halen het postfrisse exemplaar voorzichtig uit
zijn plastic bewaarbehuizing, slaan plechtig de bladzijden om en lezen
met van emotie trillende stem: "De besprekingen die ik links en
rechts las beperken zich meestal tot a) surf en b) de soundtrack van
een spaghetti western, en hoewel die twee zaken er zeker inzitten, is
dit schijfje niet enkel dat. Uit surf, Ennio Morricone, easy tune lounge,
luie blazers en een heel arsenaal percussie bouwen The Moe Greene Specials
een aantal soundscapes die klinken als een rit door een stoffige woestijn
ergens diep in Mexico waar geen gringo zich durft te wagen. Krekels
tsjilpen, een regenbuitje plenst neer, een schorpioen komt op zijn weg
een ratelslang tegen. Veel meer dan Morricone ademt deze CD de broeierige
en dramatische sfeer uit van films als The Mexican, El Mariachi en From
Dusk Till Dawn. De enige vergelijking die ik kan maken is met de Amerikaanse
rockband Calexico, en als die naam bij u een belletje doet rinkelen
moet u heel dringend op zoek naar The Moe Greene Specials. Een imponerend
debuut voor een groep voor wie de dichtstbijzijnde pampa's de Kempen
zijn". Nou, we hadden het zelf niet beter kunnen zeggen! We nemen
daar in 2020 geen woord van terug en voegen er aan toe dat het nu nog
beter klinkt door het patina van het vinyl. Tijd om The Moe Greene Specials
te herontdekken! Opgelet: dit is een gelimiteerde uitgave op 180 gram
vinyl van amper 200 exemplaren! |
|
HANGIN'
FOURTEEN/ THE HALIBUTS The
Halibuts maakten samen met Jon & the Nightriders en The Surf Raiders
deel uit van de eerste, euh, golf surf revivalbands uit het Los Angeles
van begin jaren '80. De zeskoppige band met twee gitaren waaronder Pete
Curry (basgitarist bij Jon & the Nightriders en tegenwoordig nog
steeds bij Los Straitjackets, op een aantal nummers hier ook in de productie
stoel), keyboards en sax bestaat voor zover ik weet niet meer maar speelde
in 2017 nog een reünie concert na 12 jaar afwezigheid. Deze 14
track vinyl-LP is een Best Of van hun vijf tussen 1984 en 1996 verschenen
albums Halibut Beach, Gnarly (dat in 1987 ook in Nederland verscheen
als Kix 4 U LP), Live At Toes, Chumming en Life At The Bottom, aangevuld
met de Link Wray cover Rawhide (hier in de Surf Drums getitelde Lively
Ones versie) die een meer gestroomlijnder gitaar-/saxjasje krijgt en
in 1985 op de various artists LP What Surf II stond die twee jaar later
eveneens in Nederland op Kix 4 U verscheen. Vier andere nummers die
op andere various artists CD’s stonden staan niét op deze
LP: het prima Night Crawler van de soundtrack van de film Psycho Beach
Party en hun drie livenummers op de Surf Battle At Redondo Beach Don
Murray memorial uit 1996 op Gee-Dee Music. Een rechtenkwestie allicht.
En misschien zijn er nog wel meer out there in the wild! Een selectie
maken uit de in totaal 70 nummers van hun vijf albums is altijd arbitrair
en dan is het jammer wanneer een persoonlijke favoriet als hun uitvoering
van het thema van de film Exodus niet werd weerhouden. Eén nummer
lijkt mij onuitgebracht, de Live At Toes medley van Rumble At Waikiki
van hun collega’s Jon & the Nightriders en de surfklassieker
Squad Car die evenwel niet op de gelijknamige plaat stond. De drie livenummers
van Live At Toes op Hangin' Fourteen vertonen een heel klein beetje
gejoel van het publiek dat nergens stoort, drie andere nummers zijn
hermixt. Mijns inziens ietwat overbodig is dat één nummer
zowel in studio- als in live versie op Hangin' Fourteen staat. |
26 februari 2020
CD Recensies
THAT’LL
FLAT GIT IT Vol. 33: Er
komt geen eind aan Bear Family's inventarisatie van alle blanke rock
'n' roll labels groot en klein en met volume 33 snijden ze een kleintje
aan - wij hadden in elk geval nog nooit van Renown en sublabels Hornet,
Rel en Venture gehoord. Volgens Bear Family is dit de eerste Renown
compilatie ooit, wat best zou kunnen - hoewel wij geenszins willen pretenderen
álles te kennen, wel integendeel, is 't toch straf dat we van
de 35 tracks op deze CD er welgeteld amper één al kenden,
Somethin' Special van Don Duncan, wellicht het bekendste nummer hier.
Ook een van de beste, als je onder "beste" wildste verstaat:
ondanks de backing vocals is het een subliem staaltje gitaar rockabilly
op het scherpst van de snee. Het onafhankelijk platenlabel uit North
Caroline was actief van 1958 tot 1969 en Renown baas Howard Rambeau
mag dan wel blind geweest zijn, hij had goeie oren want de kwaliteit
van het hier gebodene is voortreffelijk. Renown lijkt zich gespecialiseerd
te hebben in blanke rock 'n' roll (of in een paar gevallen blank klinkende
zwarte rock 'n' roll) met backing vocals en/ of sax van uit het collectieve
geheugen gewiste artiesten als Wayne Handy (Betcha' I Didn't Know, I'll
Never Be The Same, Problem Child, Say Yeah), Jim Thornton (Our Southern
Way Of Living, I Want Everything My Baby's Got), Irving Fuller &
the Corvettes (Buzz Me On The Telephone), Buck Tickle (That Other Woman),
Joe Franklin & the Hi-Liters (Who Put The Pep In The Punch), Bobby
Strigo (The Pad) en Hughie Owens (I'm Going Home). |
PINE
STATE HONKY TONK: Rhythm
Bomb (D) onderafdeling Atomicat zet een ten gallon stetson op en gallopeert
richting hillbillyboogie voor wat een reeks van vijf CD’s moet
gaan worden. |
19 februari 2020
LUCKY
NR. 7/ WILD DEUCES
Nieuwe bands, laat ze maar komen, maar Wild Deuces (B) zijn er al eventjes:
ze traden voor het eerst op in december 2009 (als u àlles wil
weten, het was in het Ace Café in Rumst na drie repetities),
toen nog officieel als The Wild Deuces, met lidwoord dat ze onderweg
verloren, en met een zanger. Van die oerbezetting resteert enkel contrabassist
Bart Crauwels en de band vond in 2015 zijn definitieve vorm met zangeres
Stefni Wijnen, drummer Pascal Lunari en gitarist/pianist Bart Huysmans
(op de CD alleen op gitaar). Dit is 10 jaar later hun debuut, een mini
met zeven tracks op het Duitse label Rebel Music Records dat gespecialiseerd
is in teddy boy rock 'n' roll, maar daar vallen Wild Deuces dus voor
alle duidelijkheid niét onder. |
MY
NAME IS ELVIS/ RED ELVISES
Als er Elvis opstaat zijn wij altijd geïnteresseerd, maar 't is
helaas niet al goud wat blinkt in de morgenstond. Als we de persinfo
mogen geloven (wat wij heus niet altijd doen want de waarheid mag nooit
in de weg staan van een leuk promostukje) zijn Red Elvises het geesteskind
van de in Duitsland geboren Igor Yuzov die opgroeide in Oekraïne,
studeerde in Rusland en van daaruit emigreerde naar Amerika. Wat er
ook van waar zij, rock 'n 'roll levert dat niet op, ook al start de
CD met een surfgitaar instrumental en is Better Than Cocaine (dat opent
met de rif van Viva Las Vegas) retroswing in een popjasje. Daar wringt
'em evenwel gelijk het schoentje. De strekking van deze CD die speelt
met oosterse en Europese melodieën is immers poppret met orgel.
Twist Like Uma Thurman heeft niets met Pulp Fiction te maken en titels
als Drinking With Jesus, I Want My Honda Back, She Works For KGB, I
Wanna See You Bellydance, Smell The Bacon en Play Me Your Banjo zijn
lang niet zo grappig als we hadden gehoopt. U weze gewaarschuwd! |
BLUES
KINGS OF BATON ROUGE
Ik en de blues: het zal nooit wat worden. Komt het omdat ik een bleekscheet
ben wiens ziel niet zwart genoeg is? Ik weet het niet, maar hoewel ik
zwarte rock 'n' roll en doo-wop en pré-rock 'n' roll swing en
jumpende rhythm 'n' blues ten zeerste weet te smaken ben ik in mijn
zoektocht naar de roots van de rock 'n' roll op natuurlijke wijze geëvolueerd
naar de country 'n' western terwijl anderen kopje onder doken in de
blues. Niet dat ik dat als een gemis ervaar, al zouden een paar goeie
blues CD’s meer dan welkom zijn in mijn collectie, zij het zonder
het trage spul waar ik van in slaap val. Als ik mijn favoriete bluesartiest
moet noemen is het Slim Harpo van wie ik nog steeds koude rillingen
krijg, zo ingrijpend kon hij zingen en mondharmonica spelen. Raining
In My Heart? Kippenvel! Zou Bear Family soelaas brengen en mij hier
de ultieme blues CD aanbieden? |
THE
PRECIOUS YEARS
De precieuze jaren waarvan sprake op deze CD lopen van 1957 tot 1965
en ondertitel "34 teen dance hits" geeft aan waar de klepel
hangt: "boppers and an occasional slow aimed directly at teen hearts
and minds". Rockabilly boppers staan hier dus niét op, wel
teenrock maar heus niet alleen dat: Man Like Wow van Tommy Sands is
gewoon goeie rock 'n' roll punt andere lijn, en Feel So Good van Johnny
Preston blijft leuk. Let Me Be Your Hero van Terry Noland heeft een
Johnny Horton Battle Of New Orleans folk sfeertje maar is ten zeerste
geslaagd, en The Spider And The Fly is inderdaad teenrock. Nu wordt
over teenrock links en rechts nogal eens lacherig gedaan, maar 't zijn
vaak pareltjes van songsmederij, productie, arrangementen en orchestratie
en dat wordt nergens beter verpersonifieerd als in Johnny Burnette's
Dreamin'. Nog teenrock zijn You Want Love (Clyde Stacy), Radio Jukebox
And TV (Jimmy Donley), Lover's Land (Ersel Hickey), Heaven's Plan (Lefty
Frizell), (If I'm Dreaming) Just Let Me Dream (Brenda Lee), Meet Mr
Mud (Bob Luman), Patricia June (Ben Hewitt) en Bad Boy (Robin Luke).
Brave rock 'n' roll zijn My Chick Is Fine (Gus Backus), Don't Let Go
(Dorsey Burnette), If You Don't Want My Lovin' (Carl Dobkins Jr), Sweet
Stuff (Guy Mitchell), Too Bashful (Warner Mack), Rockin' pneumonia And
The Boogie Flu (The Crickets), Modern Romance (Sanford Clark), het vlotte
Let's Play Love (Sonny James) en Salamay (Hank Davis). Soms gaat het
een beetje early sixties exotisch zoals I Want That (Billy Crash Craddock)
en I Really Really Love You (Jo Ann Campbell). One Summer Night van
The Danleers is een klassieke doo-wop ballade vol romantiek die zich
vertaalt in passie, dramatiek en onschuld, nog meer ballades zijn Teen
Age Idol van Ricky Nelson en het majestueus georchestreerde The Majesty
Of Love van Marvin Rainwater & Connie Francis. Uit het country verdomhoekje
komt titeltrack Precious Years van Glenn Reeves, net als While You're
Dancing van - niet verwonderlijk - Marty Robbins. Opvallend en allicht
niet toevallig staan op deze CD veel bekende artiesten (wat zoals altijd
betekent dat hier minstens een paar tracks tussen zitten die u al heeft
zoals Roy Orbison's Lana en Paul Anka's mandoline meesterwerkje Dance
On Little Girl) maar niet noodzakelijk met hun bekendste of wildste
nummers, maar nogmaals: dit is wel degelijk hoogwaardige kwaliteit.
Eddie Cochran op zijn bronstigst hangt de hartenbreker uit in Little
Angel (take 9) en The Everly Brothers zijn op hun triest in Crying In
The Rain. Voor de liefhebbers voor wie het niet noodzakelijk hardcore
rockabilly moet zijn is dit de ideale zondagmiddag compilatie! |
12 februari 2020
THE
ELVIS PRESLEY CONNECTION Vol. 2 Na
de vorIg jaar verschenen Elvis Connection Volume 1 (BCD 17561) die de
jaren 1954-1958 besloeg loopt deel 2 van 1958 tot 1964, goed voor 33
covers en roots van Elvis songs. Eerste vaststelling: de CD bevat veel
nummers die verschenen op het Britse budget label Embassy en dan vooral
van de genaamde Bobby Stevens (4 tracks waaronder een leuke Stuck On
You en een geslaagd A Mess Of Blues - Stevens kon overduidelijk zingen),
ook actief als Ray Pilgrim met een vijfde track. Net als op Volume 1
staan er logischerwijs meer covers op dan "roots" oftewel
oudere versies van door Elvis vertolkte liedjes doch niet de originele
versie, en slechts een handvol echte originals oftewel oerversies. Een
dwarsligger is Dirty Dirty Feeling door Danny Ezba want dat is niet
de original maar een compleet andere song van twee jaar ná Elvis,
al is er een zekere overeenkomst in de frasering en stond Elvis duidelijk
model voor Ezba's nummer. Een cover van een liedje dat zelf al een cover
was is I Gotta Know: Cliff Richard was eerst, dan Elvis, en dan Bobby
Vee & the Crickets wier versie op deze Elvis Connection prijkt.
Idem dito: (Now And Then There's) A Fool Such As I: Hank Snow was eerst,
vier versies later was Elvis aan de beurt, en pas daarna kwam de brave
mainstream swing budget "pop" versie door Johnny Worth die
we hier horen. Ook van dattum: van Pocketful Of Rainbows bestaat een
demo versie van Jimmy Breedlove, op deze CD staat een cover door ene
Johnny Gatewood. En wellicht de oudste original van een Elvis nummer,
Enrico Caruso's Torna A Sorriento uit 1911 dat Surrender zou worden,
horen we hier ook enkel als cover door een zekere Rikki Henderson. |
WONDROUS
PLACE: THE BRITS ARE ROCKING Vol. 2/ BILLY FURY Billy
Fury wordt als Britse rock 'n' roll pionier in Engeland bijna veréérd
(hij kreeg in Londen vlak bij de voormalige Decca studio’s al
een steegje naar hem vernoemd en in zijn hometown Liverpool een standbeeld),
allicht voor een stuk omdat ie vrij jong stierf, namelijk in 1983 op
slechts 42-jarige leeftijd aan hartklachten. Wie niets beters te doen
heeft dan de statistieken te bestuderen ontdekt dat Fury in zijn hoogdagen
heel veel tijd doorbracht in de Britse hitparades want alleen Cliff
Richard, The Shadows en The Beatles spendeerden meer weken in de UK
Top 50: Fury kampeerde in totaal 332 weken in de hitlijsten en evenaarde
de 24 hits van The Beatles zonder ook maar één keer de
nummer 1 positie te bereiken. Toch moet het meer zijn dan alleen dat:
Fury nam in tegenstelling tot de meeste van zijn collega’s weinig
covers van Amerikaanse hits maar vooral zelfgeschreven materiaal op,
en zo zijn 16 nummers op deze CD eigen composities. Velen beschouwen
zijn 10-inch The Sound Of Fury uit 1960 met Joe Brown op gitaar als
de beste Britse rock 'n' roll LP ooit, en deze CD met 34 tracks uit
de periode 1958-1964 bevat acht van de 10 nummers van die plaat. Nu
zijn er massa’s Billy Fury CD’s out there gaande van de
Greatest Hits, The Best Of en The Very Best Of over Alle Singles en
2 LP’s Op 1 CD in alle mogelijke combinaties tot demo’s,
acetates en Radio Luxemburg broadcasts, en om door die Billy Fury bomen
het rock 'n' roll bos te blijven zien zou een ultieme rock 'n' roll
compilatie inderdaad geen overbodige luxe zijn. De CD opent met de nog
steeds fantastische jiver Gonna Type A Letter maar helaas staat hier
maar één song op van dat kaliber. Om eerlijk te zijn en
gelijk met de deur in huis te vallen maakt de CD dat woordje "rocking"
in de titel niet 100 % waar: een omschrijving als "het meer uptempo
materiaal' ware genuanceerder geweest. Niet dat ik iets tegen ballades
heb, verre van: het geheimzinnig-dramatische Wondrous Place is en blijft
wonderschoon, of neem dat even geweldige vreemd-exotische early sixties
Peter Gunn meets Johnny Remember Me Don't Jump. Ook een rockaballad
als Baby How I Cried is mooi maar géén rock 'n' roll,
net als de rockaballad If I Lose You met big band arrangement, blazers
en strijkers. Anderzijds is het een goeie zaak dat Fury's bekendere
pompeuze ballades, de grote hits Jealousy en Halfway To Paradise, hier
niét op staan, hahaha. Turn My Back On You is bijna rockabilly,
en rockabilly van het perfecte doch brave Ricky Nelson type zijn It's
You I Need, That's Love, My Advice en Talkin' In My Sleep. Daarnaast
bevat de CD vooral mooie doch rustige rock 'n' roll als de Eddie Cochran
cover One Kiss. Is dat erg? Nee, want een nummer als bijvoorbeeld Don't
Say It's Over is erg goed. Echtere rock 'n' roll, meer zelfs, goéie
rock 'n' roll is Don't Knock Upon My Door, ondanks dat female koortje.
Don't Leave Me This Way is afgeborstelde rock 'n' roll met snappy jazzy
gitaarsolo, en ook Keep Away is clean cut rock 'n' roll maar dan een
beetje uptempo bluesy en getuigend van de invloed van Elvis. Colette
klinkt dan weer als uptempo Everly Brothers. Het medium tempo Comin'
Up In The World wordt door de smekende sax een stroll, You're Having
The Last Dance With Me is een antwoord op Save The Last Dance For Me,
en ook I'd Never Find Another You heeft een Drifters-achtig Spanish
Harlem early sixties sfeertje. Play It Cool is teen rock met vlotte
uptempo strijkers, Running Around en Bumble Bee zijn highschool pop
met violen, My Advice is poprock, Twist Kid is big band twist, Push
Push is calypso, en Tell Me How Do You Feel is sixties pop met orgel.
De CD loopt tot 1964 en dat is er aan te horen: Nothin' Shakin' (But
The Leaves On A Tree) is de bekende rock 'n' roll cover die door de
vocalen/ manier waarop hier wordt gezongen erg beat klinkt. Fake live
songs van de door The Tornados begeleide doch gewoon in Decca's Studio
3 opgenomen We Want Billy LP uit 1963 met orgel en veel gegil (Beatlemania?)
zijn Baby Come On (brave rock 'n' roll), de standaard cover Sweet Little
Sixteen, Unchain My Heart als early sixties rhythm 'n' blues, Sticks
And Stones en een rock 'n' roll versie van I'm Moving On. Finaal oordeel:
als dit inderdaad het rockendste werk van Billy Fury is - en waarom
zouden we aan het woord van huis van vertrouwen Bear Family twijfelen
- dan fungeert deze CD als de ideale introductie tot leven en werk van
Billy Fury, ook al door het 35 pagina’s tellende CD boekje. Volume
3 van The Brits Are Rocking verschijnt op 6 maart en en zal King Size
Taylor behandelen. Info:
www.bear-family.com
(Frantic
Franky) |
POPCORN
BLUES PARTY Vol. 1 Ik
heb thuis een paar popcorn nummers die erg goed zijn en sta immer op
de uitkijk voor meer goeie popcorn, maar dat blijkt geen makkelijke
queeste. De meeste popcorn compilaties bevatten namelijk meer nummers
die ik slecht vind dan dat ik er goed vind. Het is dan ook een moeilijk
te definiëren genre dat eigenlijk geen genre an sich is maar de
verzamelpot voor een amalgaam van meestal zwarte stijlen die vanaf begin
jaren '70 begonnen gedraaid te worden in Belgische discotheken (de bekendste
was de Popcorn in Vrasene, vandaar) door DJ’s die via import kanalen
hier onbekende rhythm 'n' blues, zwarte pop en zelfs ska plaatjes oplegden,
muzikaal vaak in mineur akkoorden en vaak van voormalige rock 'n' roll
artiesten. Daarbij werd nogal eens geknoeid met tempo en pitch om de
singles wat sneller of trager te spelen om zo een goed medium tempo
dans- of beter wandeltempo te creëren, waarmee popcorn eigenlijk
meer een gevoel en een tempo is dan een specifieke muziekstijl, en trager
dan de in Engeland populaire northern soul. De uitlopers van die popcorn
heb ik nog meegemaakt in de uitlopers van mijn tienerjaren maar toen
leek popcorn mij al verlaagd tot een toevluchtsoord op zondagnamiddag
voor wanhopige veertigers op jacht naar een snelle wip. Zou Koko Mojo
als specialist van zwarte muziekjes allerlei mij hier de ideale popcorn
compilatie aanreiken? |
THE
GREAT TRAGEDY No 2: Op
3 februari was het exact 61 jaar geleden dat Buddy Holly, Ritchie Valens
en The Big Bopper met hun gecharterde vliegtuigje te pletter stortten
en exact één jaar geleden dat Bear Family (D) dat gegeven
muzikaal in kaart bracht op de voorbeeldige CD The Great Tragedy BCD
17585. Wat er daarná gebeurde staat nu op deze opvolger want
het aloude showbizz adagio "the show must go on" indachtig
raasde de Winter Dance Party onverbiddelijk door en het tragische overlijden
van de drie top acts zorgde ironisch genoeg misschien wel voor extra
publiciteit. The Crickets, Dion & the Belmonts en Frankie Sardo
werkten de resterende 13 concerten (in vijf verschillende staten, wat
genoeg zegt over hoe intensief die package tours waren) af, terwijl
Holly, Valens en The Big Bopper in allerijl werden vervangen door Frankie
Avalon, Jimmy Clanton en het lokale bandje Robert Velline & the
Shadows dat zo'n indruk maakte dat de 15-jarige Velline gelijk een platencontract
aangeboden kreeg en er als Bobby Vee een levenslange carrière
aan overhield. Langer dan levenslang: Vee overleed in 2016 maar twee
van zijn zonen treden nog steeds op als The Killer Vees. Vee's mooie
debuutsingle Suzie Baby uit juli 1959 vertoont trouwens de invloed van
Buddy Holly. Wie op exact dezelfde manier hun carrière begonnen
waren Terry Lee & the Poor Boys, alleen hielden die het in tegenstelling
tot Bobby Vee slechts één single uit, de sympathieke scheermesscherpe
rocker My Little Sue uit 1959. Later kwamen er op de Winter Dance Party
ook nog Fabian, de minder bekende Bill Parsons en ene Ronnie Smith bij.
Mensen die dwepen met symboliek zien het overlijden van Holly, Valens
en The Big Bopper graag als the day the music died en daarmee het einde
van het rock 'n' roll tijdperk, en ergens klopt dat natuurlijk wel want
anno 1959 was rock 'n' roll al ingekapseld tot big business en daarmee
zijn rebelerende pluimen verloren, wat zich reflecteert zich in de muziek
van de artiesten die het tweede luik van de Winter Dance Party opluisterden.
Zo is Frankie Sardo's in februari 1959 verschenen Oh Linda acceptabele
rock 'n' roll maar B-kant No Love Like Mine kan ik met de beste wil
van de wereld enkel kwalificeren als brave rock 'n 'roll. Dion &
the Belmonts' eind 1958 verschenen single Don't Pity Me/ Just You is
zelfs tenenkrullend. Frankie Avalon is op deze CD vertegenwoordigd met
vier pré-1959 nummers en de in januari 1959 verschenen single
en megahit Venus waarvan B-kant I'm Broke brave rock 'n' roll is, net
als Teacher's Pet. Zijn op Ritchie Valens' Come On Lets Go akkoorden
gebaseerde Ginger Bread is redelijke rock 'n' roll, You Excite Me is
brave rock 'n' roll maar nog wel fun. I'll Wait For You daarentegen
is pure schmaltz. Jimmy Clanton komt vijf keer aan de beurt en zijn
bekendste nummer, de swamppop ballade Just A Dream, ontbreekt niet.
Ook A Part Of Me en A Letter To An Angel zijn ballades met swamp pop
inslag, You Aim To Please en That's You Baby zijn brave rock 'n' roll.
Frankie Avalon werd bij de laatste Winter Dance Party etappes vervangen
door Fabian wiens grootste hits Tiger en Turn Me Loose hier niét
op staan, wél I'm A Man dat toch ook als een klassieker mag beschouwd
worden. Zijn Steady Date is leuk, al is het natuurlijk net als bij de
frietboer allemaal een kwestie van smaak want zijn I'm In Love noem
ik dan weer eerder brave vaudeville rock 'n' roll. Een voetnoot in de
Winter Dance Party is Ronnie Smith wiens debuutsingle een brave medium
tempo My Babe was, opgenomen in 1958 bij Buddy Holly's producer Norman
Petty in Clovis, New Mexico. De laatste Winter Dance Party onbekende
is tot slot Bill Parsons, al had ie in Amerika en Engeland een hit met
het nog steeds geweldige The All American Boy dat gek genoeg niet door
Parsons maar door de jonge Bobby Bare werd ingezongen, een verhaal dat
u kan nalezen in het 22 pagina’s tellend CD boekje. B-kant Rubber
Dolly is een redelijke rock 'n' roll versie van ook als The Clapping
Song bekende kinderrijmpje. Twee van de artiesten hier zijn ook aanwezig
met een instrumental: de B-kant van Bobby Vee's Suzie Baby blijkt een
verrassend snedige gitaar instrumental die geïnspireerder klinkt
dan de B-kant van Terry Lee & the Poor Boys' My Little Sue, de goeie
doch standaard gitaar instrumental Driftin'. |
16 januari 2020
LET
IT BE GUITAR/ JOEL PATERSON |
BENEFIT
OF MR. KITESURFER Het
debat of op rock 'n' roll festiviteiten Beatles mogen gedraaid worden
woedt nog steeds in alle hevigheid (en wij blijven volhardend in de
boosheid hardnekkig vinden dat I Saw Her Standing There een geweldige
beat jiver is) maar gek genoeg verschenen er in 2019 twee CD’s
met instrumentale bewerkingen van The Beatles, één van
Modern Sounds gitarist Joel Paterson (USA), de andere een surfcompilatie
waarvan wij geeneens weten of ie echt uit is als fysieke CD dan wel
enkel digitaal te koop is: wij kregen hem doorgestuurd via een Russische
verdeler hoewel alles er op wijst dat Sharawaji een Brits label is waarop
eerder al werk verscheen van een hoop obscure surf bands waarvan wij
alleen Los Daytonas uit Spanje kennen. Geinig is dat er aan die originele
mail nog een stuk mail hing waarin een DJ van een online radiostation
aan de platenfirma meedeelde dat The Beatles geen rockabilly zijn en
daarom ook nooit op zijn rockabillyradio zullen gedraaid worden, zie
wat we hierboven zeiden over die eindeloze Beatles discussie. De ondertitel
is in elk geval geweldig: 13 bands from 13 countries play 13 songs from
13 albums by The Beatles. Wij kennen slechts één van die
bands en dat zijn The Moscow Beatballs, uit welke onderzeese grotten
dat ander dozijn komt gekropen is ons onbekend. Surf kan anno 2020 synoniem
staan voor het beenharde werk doch dat valt hier reuze mee: 't is luid
maar geen metal, al hangen The Surf Terraneos (Come Together) uit Mexico
het wel uit, maar dat deed Dick Dale ook op zijn comeback CD’s.
Ja, de gitaar freewheelt rocksgewijs een eind in het zilte ijle in de
solo van het uit Wit-Rusland afkomstige The Silicon (I Saw Her Standing
There) maar voor de rest is dit één en al glissando op
de golven van de rivier de Mersey. |
9 januari 2020
INDIAN
BRED - FIRE IN THE TEEPEE Originele
insteek: geen liedjes óver indianen maar "a rockin' look
at native american born artists" oftewel 28 songs vertolkt door
artiesten van native american afkomst, indianen zoals wij vroeger zeiden
toen we nog Winnetoe films keken en cowboy en indiaan speelden. De bekendste
zijn Link Wray (op het oorlogspad met de instro Raw-Hide), Jackie Lee
Cochran (de uptempo rockabilly Mama Don't You Think I Know) die zich
vanaf de jaren '70 Jackie Lee Waukeen Cochran ging noemen, Marvin -
zijn naam verraadt het reeds - Rainwater (het demente Boo Hoo met Link
Wray op gitaar en sluipend door de woestijn in de Valley Of The Moon)
die zich wel eens in een indianenpak placht te steken, en de onverdacht
zwarte Eddie Clearwater op het hoesje afgebeeld als The Chief, maar
daarnaast kan ik voor de vuist weg niemand opnoemen. U wel? Deze CD
zal U zal versteld doen staan! We wisten dat Amerika een smeltkroes
is, maar wie had gedacht dat er indianenbloed stroomde door de aderen
van Bill Haley (het toepasselijke aftelrijmpje Ten Little Indians als
daverende meezinger nog met steel maar reeds met sax), Billy Lee Riley
(Baby Please Don't Go), Charlie Feathers (Nobody's Woman), Marty Robbins
(de country bopper I Can't Quit), Hank Williams (Baby We're Really In
Love) en zelfs koning Elvis (het muziekdoos muziekje How Do You Think
I Feel): genealogen die Elvis' stamboom uitspitten kwamen tot de vaststelling
dat zijn over-over-overgrootmoeder langs moederskant de volbloed cherokee
Morning White Dove (1800-1835) was! Wij wisten het evenmin, net zoals
wij de zwarte artiesten Art Neville (de gezellige New Orleans rocker
Zing Zing) die ooit nog mardi gras indiaan speelde, James Brown (Chonnie-On-Chon
vóór hij de godfather van de soul werd) die naar eigen
zeggen een afstammeling van Geronimo was, T Bone Walker (de jazzy uptempo
Comeback To Me Baby Blues, euh, blues) en Champion Jack Dupree (de piano
instrumental Old Time Rock 'n' Roll) er nooit van verdachten een roodhuid
in hun stamboom te hebben rondlopen, laat staan halve Mexicanen als
Chan Romero (de originele Hippy Hippy Shake) en Ritchie Valens (de gitaar
instrumental Fast Freight). U gelooft mij niet? Nou, in het booklet
staat haarfijn uitgelegd hoeveel kwartjes en achtstes cherokee, apache,
crow, choctaw, shawnee, kiowa comanche, paiute, muskogee creek, tsalagi
en yaqui zij door hun aderen hadden lopen. Minder bekend zijn Bobby
Crown (de rockabilly classic One Way Ticket), Frank "Andy"
Starr (Knees Shakin') en de in een tuscarora reservaat geboren Ben Hewitt
(You Break Me Up), totaal onbekend is ene Cherokee Chief (de hillbilly
boogie Mean And Evil Blues en de white rock indianen op het oorlogspad
gitaar/sax instrumental Little Mama Twist), en een twijfelgevalletje
is Jenks “Tex” Carman (de uptempo Hawaiaanse gitaar instrumental
Fire in The Teepee) die dan wel veren op zijn hoofd droeg en beweerde
een halve cherokee te zijn maar dat nooit hard kon maken. De beste track
is voor mijn few dollars more It's Music She Says van Link Wray's broer
Vernon Wray toen die nog Lucky Wray heette en hillbilly speelde, de
bizarste track is de hillbilly Rhythm In My Soul van Harry Carter "the
rock 'n' roll apache" with the Dixie Rhythmaires, een primitieve
boogie op accordeon met een rock 'n' roll gitaar erdoorheen solerend! |
Vinyl Recensies
SHAKE
BABY SHAKE/ THE BONESHAKERS The
Boneshakers uit Keulen zijn een twee jaar geleden opgericht trio met
de opmerkelijke bezetting van contrabas (Puck Lensing van Little Roger
& the Houserockers, Boozehounds, Frantic Flintstones), akoestische
gitaar (Schorni Walker, speelde net als Puck Lensing in punkband The
Sewer Rats) en drums/zang (Boney Shaker), en wat het nog specialer maakt
is dat Boney Shaker een meid is. Volgens de press release combineren
ze akoestische rockabilly met rock 'n' roll classics en old school rhythm
'n' blues maar van dat laatste hoor en zie ik niet veel op hun liveclipjes
op YouTube. Klassiekers des te meer en daarvan kozen ze er twee uit
voor hun debuutsingle. Shake Baby Shake is niet de Sexy Ways Shake Baby
Shake van Hank Ballard en Jesse Lee Turner, wel Jerry Lee Lewis' Whole
Lotta Shakin' Goin' On dat op dezelfde manier groovet als Goin' Up The
Country door Kitty, Daisy & Lewis, nummer dat The Boneshakers zelf
live spelen en een band waaraan The Boneshakers wel meer doen denken
wanneer je die clips ziet: zangeres Boney Shaker drumt rechtstaand met
alleen een snaartrommel, één cymbaal en borsteltjes, terwijl
ze de look van Imelda May heeft. Veel meer dan de maat houden doet ze
niet met die drums: de roffels op een liveclipje van Hound Dog worden
gedaan door de contrabas! Er zit weinig variatie in haar grollende stem
en het groepsgeluid is uit de aard der zaken repetitief en zelfs wat
eentonig. Toch heeft zo'n akoestisch gepickte gitaarsolo wel degelijk
iets dat opvalt, klinkt het resultaat aanstekelijk en is B-kant These
Boots Are Made For Walking in deze uptempo versie best bopbaar. Live
in een café zal het wel dikke vette ambiance zijn en hun sound
in combinatie met die klassiekers is ideaal om op straat te busken,
wat ze luidens die YouTube filmpjes inderdaad doen. Alleen wat mij betreft
liefst met minder uitgekauwde klassiekers: op YouTube staat een mij
geheel onbekend (eigen?) uptempo nummer dat erg goed klinkt. |
SHE'S
GONE/ THE NITE HOWLERS |
REBEL
WITH A CAUSE/ JOE DEE & HIS JETTONES |
2 januari 2020
CD Recensie
ROCK
YA BABY |
Vinyl Recensies
VOODOO
VOODOO/ GIGI & THE TWO TONES
Het Duitse label Tessy heeft er een handje van weg platen uit te brengen
van bands waar ik nog nooit van heb gehoord. Vaak zijn dat Duitse bands
en dat is ook nu het geval, al moet er een link zijn met Tsjechië
getuige het feit dat hier één nummer op staat gezongen
in het Tjechisch! Of misschien spelen ze er gewoon vaak, want hun thuisstad
Augsburg ligt nu ook weer niet zó ver van de Tsjechische grens.
De band bestaat uit zangeres Riinka Gigilette (eerder in Los Bang Bang),
contrabassist Marcel Brun (eerder in Rhythm Train, CH), drummer Tex
Walter en gitarist Axel Schuch. Die laatste twee spelen ook in Cadcatz
Trio waarvan stijl en sound vergelijkbaar zijn met Gigi & the Two
Tones. De EP bevat twee covers en twee originals, of correcter één
original want de Engelse en de Tsjechische versie van Rockin Sender
zijn identiek behalve de zang, ik neem aan dat dezelfde muziektrack
is gebruikt. Het nummer is te cliché gespeelde rockabilly met
stop-start structuur en een enkel modern akkoord, maar de tweede gitaarsolo
en de roffel in de drums tillen het omhoog, zij het niet tot het niveau
van de Lavern Baker cover Voodoo Voodoo, de pittig klinkende winnaar
van de EP en draaibaar als uptempo rockabilly stroll. Het is het stevigste
nummer, bevat een vleugje twangy gitaar en doet Gigilette's stem goed
uitkomen. In het rustigste nummer, het aardige doch ingehouden gespeelde
I Love You Honey van Patsy Cline, klinkt ze wat breekbaarder en zweveriger.
Dit nummer en Rockin Sender mochten wat mij betreft ietsje steviger
klinken, maar toch is dit een sympathieke single. Helaas is het tegelijkertijd
een souvenir want in september 2019 gingen Gigilette en The Two Tones
elk hun eigen weegs en maakte de band een doorstart als Sunny Bee &
the Two Tones met de zangeres van The Atomic Rocketeers en The Bel Airs.
Hardcover met inner sleeve, maar opgelet: er is een gewone zwarte versie
van 400 stuks maar ook een gelimiteerde uitgave van amper 100 stuks
op blauw vinyl! |
DON'T
KNOCK THE ROCK/ Nou,
omdat ik de Bear Family heruitgave See You Later Alligator (BAF 110012)
zo mooi vond kan deze er ook nog wel bij: de op 500 exemplaren gelimiteerde
heruitgave op transparant 10-inch vinyl van de Australische 33 1/2 RPM
long playing microgroove 10-inch Festival (FR10-1226) uit 1957, de soundtrack
van de film Don't Knock The Rock uit 1956, of toch van de Bill Haley
nummers op die soundtrack want ook Dave Appell & The Applejacks,
Little Richard, The Treniers en ene Alan Dale zijn te zien en te horen
in dat vervolg op Rock Around The Clock, allebei Alan Freed vehikels.
Een echte soundtrack is daarvan bij mijn weten nooit verschenen, wat
mooi zou zijn. Een ideetje voor Bear Family? In Don't Knock The Rock
zitten dacht ik slechts zes Bill Haley nummers, zijnde het geweldige
Hot Dog Buddy Buddy, de straffe gitaar instrumental Goofin’ Around
van Franny Beecher (op deze plaat staat de reguliere studio versie:
de alternatieve versie te horen in de film is enkel en alleen uitgebracht
op een CD van Hydra Records die elke noot die nog maar doet denken aan
Bill Haley hebben bewaard voor het nageslacht), Don’t Knock The
Rock, Hook Line And Sinker, de sax instrumental Calling All Comets en
de Little Richard cover Rip It Up, waarvan vooral Hot Dog Buddy Buddy
en Goofin' Around gelden als voorbeelden van de krachtige sound uit
Bill Haley's echokamer. Op de originele plaat en ook hier hernomen staan
twee extra nummers die niet in de film voorkomen, Haley's cover van
Louis Jordan's Choo Choo Ch Boogie en het oosters geïnspireerde
en geweldige Teenager's Mother. Op de heruitgave staan nog twee bonustracks
wat het totaal op 10 brengt, I'll Be With You In Apple Blossom Time
(1957) en Caldonia (1959). Bij elkaar opgeteld betekent dit dat op deze
10-inch wat minder dynamiet en wat meer medium tempo nummers staan die
richting variété rock 'n' roll gaan, maar het blijft de
ongeëvenaarde bompa Bill. De hoesnota’s van de originele
plaat lazen "verse originele explosieve tunes uitgevoerd met die
luisterrijke altijd-in-beweging opwinding die de happy, swingende rock
‘n’ roll party recht in je eigen woonkamer brengt",
en 60 jaar later klopt dat nog steeds als een vader zijn kinderen. Lang
leve Bill Haley en lang leve Bear Family! STRING
DUSTIN'/ THE COUNTRY ALL-STARS
BILL HALEY & HIS COMETS
Bear Family, BAF 11023
Info: www.bear-family.com
(Frantic
Franky)
Bear Family, BAF 11022
Alweer een mooie heruitgave in de Bear Family Vinyl Club 11000 reeks:
een oranje 10-inch van de oorspronkelijk in 1953 verschenen RCA 10-inch
(LPM 3167) String Dustin' van The Country All-Stars, een project van
gitarist Chet Atkins dat je zou kan beschouwen als zijn eerste supergroep,
want Atkins wordt begeleid door zijn vaste studio cohorten Henry Haynes
(gitaar), Ken Burns (mandoline, samen waren die twee country parodisten
Homer & Jethro) en Jerry Byrd (steel), aangevuld met de minder bekende
Dale Potter op fiddle en afwisselende Ernie Newton en Charles R. Grean
op bas. De opnames vonden plaats in 1952 en begin 1953, en Chet Atkins
zou tot 1956 nog enkele Country All-Stars opnamesessies leiden met deels
andere bezettingen, wellicht gewoon wie toevallig beschikbaar was, en
deels zonder Chet Atkins zelf. Zelfs het woord "opnamesessies"
is te veel gezegd, want eigenlijk werden de nummers opgenomen tussen
opnamesessies in, om de gaten te vullen en zoals Dale Potter in een
interview zei om een handvol dollars studiotarief bij te verdienen.
Soit, die mensen konden nog goed spelen als ze half in slaap en half
ziek waren, ten bewijze waarvan Bear Family de complete sessies in 1993
uitbracht onder de titel Jazz From The Hills (BCD 15728AH). De nieuwe
10-inch bevat het eerste album van The Country All-Stars - in 1953 werden
acht nummers nog beschouwd als een volwaardig album. In tegenstelling
tot de latere vocale sessies was String Dustin' volledig instrumentaal.
De plaat bevatte naast één eigen nummer, Midnight Train,
covers van oudere pop en jazz zoals Marie, In A Little Spanish Town,
Sweet Georgia Brown, Stompin' At The Savoy en zelfs een bluesy When
It's Darkness On The Delta - blues werd in die tijd beschouwd als een
jazzstijl. Terwijl de latere sessies meer richting ouderwetse doch aanstekelijke
country met een hoog hoempapa gehalte gingen waarop je zo de walsende
koppeltjes voor je geestesoog over de met zaagsel bestrooide dansvloer
ziet schuifelen, is String Dustin' een mix van country instrumentatie,
jazzimprovisatie en een poprepertoire. Je hoort de jazz in de tegen
elkaar op duellerende gitaren en steelgitaar en zelfs mandoline, waardoor
een nummer als Song Of The Wanderer inderdaad meer jazz dan country
klinkt. Opvallend: Chet Atkins gebruikt hier een plectrum, terwijl hij
toch vooral bekend is als fingerpicker. Het was wellicht niet hun bedoeling
om Kunst met een grote -K te maken, maar technisch is dit bijzonder
knap en je hoort het speelplezier eraf spatten. Twee bonussen van ná
1953 brengen het aantal tracks op tien, en één van die
twee is het enige vocale nummer, Do Something, naar ik aanneem gezongen
door Henry ’Homer’ Haynes en een goed voorbeeld van zo'n
onweerstaanbare country shuffle. Ja, je kan dit anno 2020 met een paar
muisklikken beluisteren op je laptop en zelfs op je 4K televisie, maar
waarom niet doen zoals in 1953? Is er iets mooier dan zo'n dikke plak
vinyl uit de hoes nemen, voorzichtig op je platendraaier leggen, die
naald langzaam en plechtig in het vinyl laten neerdalen, achterover
leunen in je meest luie zetel en genieten? Gelimiteerd op 500 stuks
en in principe enkel te koop via Bear Family's online mail order.
Info: www.bear-family.com
(Frantic
Franky)