(reclame)


Je recente release (muziek, boek of wat dan ook) gerecenseerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent release (music, book or whatever) reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!


 

24 juni 2020

CD Recensies

ELVIS STOLE MY JOB
Koko Mojo, KMCD 079

Elvis vond de rock 'n' roll uit door zwarte blues te vermalen met blanke country, zo wordt vijftien jaar muziekgeschiedenis makkelijkshalve samengeperst in één zin. De waarheid is uiteraard veel complexer en genuanceerder, maar dat de Memphis Flash niet alleen zijn kledij en podiumact maar ook zijn muziek minstens ten dele haalde bij zwarte artiesten kan niemand ontkennen. CD’s met de zwarte originals van door Elvis gecoverde songs zijn er in overvloed, zo recenseerden wij vorig jaar nog Kick-Started By The King: Rhythm 'n' Blues With The Essence Of Elvis (El Toro ETCD1069) en de twee deels dezelfde materie behandelende volumes van The Elvis Presley Connection: 33 Roots And Covers Of Elvis Presley (Bear Family BCD 17561 en 17562). Het opzet van Elvis Stole My Job is gelijkaardig als dat van Kick-Started By The King, namelijk originele zwarte versies van door Elvis gecoverde songs gekoppeld aan nummers van zwarte artiesten die ofwel Elvis vocaal beïnvloed (zouden) hebben of door hem beïnvloed waren, netjes verdeeld in een fifty/fifty verhouding. Het goede nieuws: de enige overlapping tussen beide CD’s is Jimmy Breedlove’s flagrante kopie Jealous Fool die Teddy Bear combineert met Don’t Be Cruel. Niettemin is de kans groot dat u sommige van die originals al hebt, want de bluesboppers My Baby Left Me (Arthur "Big Boy" Crudup, 1951) en Baby Let's Play House (Arthur Gunter, 1954), Lloyd Price's Lawdy Miss Clawdy uit 1952, het doo-woppende Money Honey van Clyde McPhatter & the Drifters uit 1953, Trying To Get To You van The Eagles uit 1954 en de New Orleans blazer One Night die bij Smiley Lewis in 1956 nog One Night Of Sin was en bij El twee jaar later One Night With You werd (Elvis' ongekuiste versie werd pas in 1985 vrijgegeven) behoren tot het culturele erfgoed van de rock 'n' roll en zijn nog net niet beschermd door de Unesco. Minder bekende oerversies zijn Chuck Willis' I Feel So Bad uit 1954, Willy & Ruth's New Orleans ballade Love Me uit 1954, Billy Emerson's When It Rains It Pours op Sun Records uit 1954, Bernard Hardison's Too Much uit 1955, Eddie Riff's Ain’t That Loving You Baby uit 1956 en Vikki Nelson's ballade Like A Baby uit 1957. Alle originals zijn de echte originals behalve Good Rockin’ Tonight want Wynonie Harris kwam in 1948 één jaar na Roy Brown, en Crying In The Chapel is niet zoals iedereen denkt van de heilige Orioles maar van country weeper Darrell Glenn uit 1953 met - extra Elvis bonuspunten! - The Jordanaires als achtergrondkoortje. Een Elvis original die ik nog niet kende is Little Mama van The Clovers uit 1953: van Elvis bestaat er alleen een live Louisiana Hayride opname van uit maart 1955, in 2012 verschenen op de A Boy From Tupelo box.
Het tweede luik van de CD zijn de soundalikes, en het is welbekend dat Roy Hamilton (die in 1954 de originele uitvoering opnam van het twee jaar later door Elvis gecoverde I’m Gonna Sit Right Down And Cry Over You dat hier niét op staat, wél zijn veelvuldig gecoverde Don’t Let Go uit 1958) werd bewonderd door Elvis, net zoals ook Brook Benton (Hurtin’ Inside) behoorde tot Elvis' favoriete zangers. Over de invloed van de meeste zwarte artiesten op deze CD kan je echter eindeloos blijven discussiëren. Bij songs als Tennessee Woman van Fention Robinson & the Dukes, Sonny Starns' zwarte bopper Tangi Paho of de jiver Live Like A King van The Twilighters is die invloed of wisselwerking immers minder evident. Dat Make Ready For Love, een Atlantic single uit 1957 van Don't Be Cruel, All Shook Up en Return To Sender componist en daarmee hofleverancier Otis Blackwell enige invloed van de intonatie van Elvis vertoont mag niet verwonderen, Phil Flowers heeft voor zijn You Stole My Heart inderdaad goed geluisterd naar de King, en de wilde rocker Make Me Dance Little Ant van Joe Hugher is duidelijk een doorslagje van Jailhouse Rock, maar in hoeverre sommige artiesten bewust zijn gaan zingen als Elvis juiste vanwege diens succes (Pete Mann's I Followed My Heart is een copycat van Teddybear) valt 65 jaar na datum natuurlijk niet meer te achterhalen, wat niet wegneemt dat Roy Brown's Slow Down Little Eva, Jackie Wilson's Right Now en zelfs bluesy nummers als The Moon Is Rising van Robert Nighthawk & his Nighthawks en My Woman Has A Black Cat Bone van Poppa Hop op zichzelf beluisterd uitstekend zijn. Ons devies: laat die eindeloze discussies een aanvang nemen, bij voorkeur met deze CD als soundtrack en onder het genot van een Westvleteren 12 trappist.
Info: www.koko-mojo.com
(Frantic Franky)


LET'S THROW A ROCKIN' SOUL PARTY
Koko Mojo, KMCD 082

Do you like good music (yeah, yeah)? That sweet soul music (yeah, yeah)? De meesten onder u zullen die vraag ongetwijfeld zonder één moment te aarzelen volmondig negatief beantwoorden, dus plaats ik mezelf alvast vrijwillig op de brandstapel en beken dat ik een streep soul best te pruimen vind. Uptempo soul met een arsenaal aan blazers (en wel degelijk uptempo soul, met When A Man Loves A Woman van Percy Sledge hoeft u ook bij mij niet aan te komen) bevat mijn insziens dezelfde drive als rock 'n' roll. Sterker zelfs: moest ik jong geweest zijn in de jaren '60 was ik waarschijnlijk een soul man geweest. Alsmede fan van Creedence Clearwater Revival, maar dat is weer een heel ander verhaal. Aangezien iedereen die zijn oor wel eens te luisteren legt op een danspiste niet heen kan om de populariteit van zwarte early sixties op de gemiddelde rock 'n' roll dansvloer keek ik met meer dan gewone belangstelling uit naar wat vaandeldrager van zwarte muziekjes allerhande Koko Mojo zou aanvangen met dit thema. Eén blik op de bekende songs tussen de 30 tracks 1957-1963 (met de nadruk op 1961-1963 en slechts drie nummers uit de jaren '50) leert ons waar de klepperende klepel hangt: Let Me In van The Sensations, de onweerstaanbare rocker Tossin' And Turnin' van Bobby Lewis, The Loco-Motion van Little Eva, het oergezellige Do You Love Me van The Contours, Mockingbird van Inez & Charlie Foxx, het eeuwige feestlied Shake A Tail Feather van The Five Du-Tones, de geniale luie doo-wopper Duke Of Earl van Gene Chandler, Kansas City van Wilbert Harrison en John Lee Hooker's bluesclassic Boom Boom die meer Bo Diddley als blues klinkt zijn gewoon buitengewone rock 'n' roll en geen soul. Wie Ben E. King's Stand By Me niet goed vindt is geen vriend van mij, en zelfs een rasechte soul instrumental als Last Night van The Mark-Keys vind ik fan-tas-tisch, denk Green Onions maar minder dreigend. Bekende namen met minder bekende nummers zijn Etta James met het gospel geïnspireerde Something's Got A Hold On Me, de zoetgevooisde Sam Cooke (I'll Come Running Back You), een vroege Marvin Gaye (Pride And Joy) en Jackie Wilson die zich een liesbreuk twist op Baby Workout.
De CD opent met JJ Jackson's Oh My Liddy, een geweldige nonsensikale stroll à la Have Love Will Travel van Richard Berry, Gino Parks' Don't Say Goodbye is er ook zo één, terwijl Joe Henderson Brook Benton waar voor zijn geld geeft in Snap Your Fingers. Kruid het geheel met uptempo detective noir jazztrompetten (Quincy Jones' Comin' Home Baby), late doo-wop (Hey Mr. Taxi Driver van The Diplomats, Whole Lotta Woman van opnieuw The Contours), een ballade als Jay Wiggins' Sad Girl, nog een instrumentale sax stroll van de multi-inzetbare King Curtis (Soul Twist) en uiteraard een pak van die early sixties door een reserveleger onbekende artiesten als Bobby Peterson (Irresistible You ) en Jimmy Ruffin (Don't Feel Sorry For Me), en Early Sixties Zwarte Muziek Op De Grensovergang Tussen Rock 'n' Roll En Wat Daarna Kwam Maar Met Beide Voeten Nog Steeds In De Rock 'n' Roll Voor Wie Houdt Van Hemelse Stemmen Doch Niet Maalt Om Een Orgel Op Tijd En Stond ware een betere CD titel geweest, alleen bekt dat natuurlijk niet zo vlot. Hand op het hart en alle gekheid op mijn stokje: ik heb waarlijk genoten van deze CD die mij aangenaam verraste wegens een pak beter dan ik had verwacht. Hopelijk word ik volgende keer uitgenodigd voor die soul party, hahaha. Het woordje "volume" staat nergens vermeld maar de tekst op de achterkant wijst erop dat dit een reeks van drie CD’s gaat worden.
Info: www.koko-mojo.com
(Frantic Franky)

17 juni 2020

THE VERY BEST OF/ THE DUBS
Jasmine, JASCD 1055

Soms, na een te copieuze maaltijd, schrik ik 's nachts badend in het koude angstzweet wakker met de dwanggedachte dat er in de jaren '50 in Amerika op elle straathoek een doo- wop groep stond, en in Amerika zijn miljoenen straathoeken. Het aantal daarvan dat platen opnam moet nog steeds een indrukwekkend getal zijn, maar als je je beperkt tot de groepen die een hit scoorden wordt het al enigszins overzichtelijk. The Dubs scoorden in 1957 één klassieker, Could This Be Magic, en twee kleinere hits, Don't Ask Me (To Be Lonely) in 1957 en Chapel Of Dreams in 1958, maar het rare is dat ze enkel scoorden in de poplijsten en niet in de rhythm 'n' blueslijsten. De reden is duidelijk na beluistering van deze CD: The Dubs klonken als blanke doo-woppers uit de Bronx met Italiaans bloed in de aderen! Dat zou later veranderen, maar daarover zo dadelijk meer. De CD is meer dan een Best Of want hij bevat de A- en B-kant van al hun singles tot en met 1962, voorafgegaan door één pré-Dubs single van The Marvels uit 1956, de groep waaruit The Dubs ontstond. Singles van de groepen waaruit die Marvels dan weer ontstonden, zijnde The Five Wings en The Scale-Tones, staan niet op de CD, destijds onuitgegeven materiaal ook niet, en evenmin de minstens 10 singles die ze opnamen vanaf 1963 waaronder de onvermijdelijke heropnames.
Het op amper 2 minuten en 15 seconden afklokkende Could This Be Magic waarin zelfs geen tijd is voor een solo is zo'n typerende majestueuze doo-wop ballade, en de singles van The Dubs volgden de beproefde doo-wop formule van een ballade gekoppeld aan een medium of uptempo nummer, wat aangezien de 25 tracks chronologisch op de CD staan zorgt voor een keurig nette afwisseling tussen traag en snel. Tussen de snellere songs zitten een paar leuke jivers als Such Lovin', Gonna Make A Change en Song In My Heart, en veel nummers bevatten saxofoon. In 1959 stopten The Dubs een jaartje en bij hun terugkeer op een ander platenlabel klonken ze heel anders, zwarter, maar dan zwart dat mikte op een blank publiek, want hun opnames vanaf 1959 zijn duidelijk geïnspireerd op The Platters, verdrinkend in gelijkaardige dikke pakken strijkers, en de nog steeds uptempo songs die er blijven tussen zitten klinken veel meer poppy. Het medium tempo Lullaby is een cha cha cha, de mambo Joogie Boogie is in de stijl van The Coasters. De laatste opnames op de CD, Now That We Broke Up en You're Free To Go, laten dan weer een stijlwijziging horen richting Drifters, eveneens een zwarte groep die mikte op een blank publiek. Deze CD is dan ook een aanrader niet alleen voor wie gek is op Could This Be Magic en meer van de makers ervan wil horen, maar evenzeer voor wie wil ervaren hoe andere groepen omgingen met de hitsounds van vooral The Platters en in mindere mate The Drifters en The Coasters. Dubs leadzanger Richard Blandon overleed in 1991 maar tenor Cleveland Still treedt nog steeds op! Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


TIME TO JIVE, HIS ROCKIN' BEST/ DON LANG
Jasmine, JASMCD 2672

Ik heb thuis de Don Lang LP Rock Rock Rock uit 1983 staan maar die mag nog niet de deur uit want als ik er niet naast tel staan er van de in totaal maar liefst 22 LP tracks negen niét op deze CD die 26 Don Lang nummers bevat uit de periode 1955-1962. Ook zijn eerder verschenen verzamel-CD’s Frantic Rock: The Original 50s Singles (Peaksoft Media, 2013) en de dubbelaar Introducing The Hand Jive & Singles (Vocalion, 2006) bevatten songs die niet op Time To Jive staan, net zoals Time To Jive songs bevat die niet op die twee CD’s staan. Het geeft een idee hoe omvangrijk de output was van de Britse trombonist die meegesleurd werd in de rock 'n' roll revolutie, zonder twijfel nog geen klein beetje voortgestuwd door zijn wekelijkse verschijning op televisie vanaf 1956 in Six-Five Special, de eerste show op de BBC die mikte op de tieners, waarvan hij ook elke week de begintune zong: van 1955 tot 1960 bracht dekselse Don zo'n twintig singles en twee LP’s uit.
Net als veel van zijn rock 'n' roll collega’s kwam hij uit de jazz en de vlotte stijl van Don Lang & his Frantic Five is vergelijkbaar met Tony Crombie & his Rockets, hoewel Lang zich specialiseerde in het razendsnel afratelen van heelder lappen tekst (de Billy Hayes cover Ramshackle Daddy is een mooi voorbeeld), hij zich minder als Crombie modelleerde op de sound van Bill Haley & the Comets (hoewel: op zijn best komt Lang in de buurt van The Jodimars), en hij in songs als Six-Five Special ook de in Engeland immens populaire skiffle verwerkte in zijn vloeiende interpretatie van rock 'n' roll. Een groot deel van die output waren covers van zowel bekende als minder bekende Amerikaanse hits en daarvan staan er hier uiteraard een aantal op, zoals een sax versie van Chuck Berry's School Days als uptempo stroll, het Bill Haley-achtige The Big Beat en Rock Rock Rock van Jimmy Cavallo & the House Rockers, Baby Baby van Frankie Lymon & the Teenagers, Rock Pretty Baby van Ivy Schulman & the Bowties uit de film Rock Rock Rock (Lang bracht in 1957 een EP uit met vier covers van songs uit die film), Rock Mr. Piper (Billy Sproud), Seventeen (Boyd Bennett), Rock-A-Billy (Guy Mitchell), een mambo Tequila (The Champs), Queen Of The Hop (Bobby Darin), Reveille Rock (Johnny & the Hurricanes) en Frankie And Johnny (iedereen). Zijn Witch Doctor presteerde in Engeland zelfs beter dan David Seville's origineel, en veel van die covers speelde hij sneller dan hun originele tempo. Eigen songs op de CD zijn de space rocker Red Planet Rock, het medium tempo 6-5 Hand Jive, See You Friday en de slimme Cliff Richard tribute They Call Him Cliff, maar naarmate de jaren vorderen merk je dat zijn muziek meer richting pop (de Dale Hawkins cover La Do Da Da) en variété (het olijke eigen A Hoot An' A Holler, de Friday Knights cover Don't Open That Door in een productie van Jack Good) neigt. Het "live" You Started Something van de Six-Five Special verzamel LP staat ook op de CD, en tussen de pittige en bijzonder swingende jive rock 'n' roll die nog niets van zijn snedigheid heeft verloren hoor ik slechts twee smetten waardoor de CD zijn ondertitel niet 100 % waar maakt: de instrumental Time To Jive die nu eens geen jive maar jazz is en de Jack Good productie en vroege PJ Proby compositie Wicked Woman uit 1962 die vooruitblikt op de Britse rhythm 'n' blues. Beide hadden gerust mogen vervangen worden door een van de vele prima nummers die hier niet opstaan, bijvoorbeeld Cool Baby Cool (waarvan wel een label staat afgedrukt in de hoesnota’s. Idem: een bladmuziek van de bigband swing Cloudburst), het Hawaiiaans rockend Rock Around The Island, het instrumentale Riverside Rock, Rock Around The Cookhouse, zijn uptempo cover van Come Go With Me van The Del-Vikings, Rock 'n' Roll Blues, I Want You To Be My Baby of desnoods de Johnny Horton cover Sink The Bismarck. Genoeg sterk materiaal voor nog een Don Lang CD! Don Lang's rijk was over met de komst van The Beatles op wier White Album hij in 1968 gek genoeg trombone speelde. Hij overleed in 1992 op 57-jarige leeftijd aan kanker.
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


FROM LEGAL EAGLES TO TIJUANA BRASS 1958-1962/ HERB ALPERT
Jasmine, JASCD 1089

U mag mij gerust smakelijk uitlachen en een rock 'n' roll hippie vinden, maar ik hou van Herb Alpert's Tijuana Brass. Ik heb er een hoop platen van steken (allemaal voor een euro of zo aangeschaft op de vlooienmarkt) en schep genoegen in die opgewekte namaak-Mexicaanse trompetten uit de jaren '60 die zonnige melodietjes spelen die helemaal passen in de easy tunes rage van alweer 20 jaar geleden toen The Herb Spectacles met in de rangen een paar Treble Spankers een paar zomers lang het mooie weer maakten op de Nederlandse festivals. Toen Herb Alpert in november 1962 de Amerikaanse Top 10 indook met The Lonely Bull (denk een toreador intro, een juichende menigte in een arena, olé en een solo sopraan) had ie er op zijn 27ste al een halve carrière achter de schermen opzitten als producer, songsmid (Sam Cooke's Wonderful World, Jan & Dean's Baby Talk), arrangeur, sessiemuzikant en manager. Als artiest had ie zelf al acht singles uitgebracht in diverse genres onder pseudoniemen als Herb B. Lou & the Legal Eagles, Herbie Alpert en Dore Alpert en als lid van The Roosters en die staan alle acht op deze CD, samen met die The Lonely Bull doorbraaksingle en de eerste Tijuna Brass LP uit 1962, een doorbraak die hem geen windeieren legde: Alpert rijfde vijf nummer 1 hits, veertien Top 40 hits, negen Grammy awards, vijftien gouden platen en veertien platinum platen binnen, had in 1966 tegelijkertijd vier LP’s in de Top 10 en bracht meer dan 40 albums uit waarvan hij meer dan 72 miljoen exemplaren aan de man bracht. En die ik dus nu allemaal voor een euro of zo koop op de vlooienmarkt.
De CD opent met The Trial uit 1958, een "break in" novelty plaatje in de stijl van Buchanan & Goodman's Flying Saucers huis, tuin en keuken knip-en plakwerk waarmee ze carrière maakten van 1956 tot Goodman's dood in 1989, een stijl die neer kwam op het in mekaar knutselen van een grappig verhaaltje van 2 minuten door het stellen van vragen en daarop te antwoorden met zinnetjes gesampled uit rock 'n' roll hits, en The Trial mag gerust naast het betere werk van Buchanan & Goodman staan. De nog geen 1 minuut en 40 seconden durende B-kant Kiss Me was wellicht bedoeld als een opvullertje maar past als swingende medium tempo piano en blazersboogie met domme kreetjes erover perfect in een Frolic Diner kader. De instrumentale trompet en orgel versie van de jazz standaard Sweet Georgia Brown uit 1959 die mij meer als Up A Lazy River in de oren klinkt en zijn snellere maar evenzeer jazz getinte B-kant Viper's Blues geven aan welke welke richting Alpert zou uitgaan met zijn Tijuana Brass, wat je evenzeer hoort in het uptempo The Hully Gully uit 1959, ook een sax-/ orgelinstrumental maar dan als rock 'n' roll boogie. De A-kant daarvan, Summer School, is vrolijke sax rock 'n' roll in de stijl van Baby Talk van Jan & Dean. The Hully Gully zou Alpert in 1962 herwerken tot Fun House, de B-kant van de uptempo Frolic Diner instro stroll Chicken Hop van The Roosters, maar met die Fun House was iets geks de hand. Zoals wel vaker met instrumentals was ie perfect afspeelbaar op een ander toerental, en Fun House bleek zo goed te werken op 33 toeren dat het werd heruitgebracht met de vermelding "a hit if played on 33 1/3 RPM". Oordeel zelf, beide versies staan op de CD. Een heel andere Herb Alpert krijgen we te horen in de singles Finders Keepers/ This Game Called Love (1960), Gonna Get A Girl/ Dreamland (1961) en Little Lost Love/ Won't You Be My Valentine (1962) waarin hij het over de dromerige highschool boeg gooit. Tell It To The Birds uit de herfst van 1962 tenslotte is Beach Boys-achtige pop (géén surf), met ook op de B-kant pure pop. Naast de complete The Lonely Bull LP (ingespeeld door studiomuzikanten van de Wrecking Crew, het zou nog enkele jaren duren voor Alpert een echte Tijuana Brass groep vormde) bevat de CD ook de vooruitgeschoven single met The Lonely Bull / Acapulco 1922 in mono. Die hele LP uit 1962 vol namaak Mexicaanse hoempapa (Tijuana Sauerkraut) met bossa nova (Desafinado) en in het beste geval western dramatiek (El Lobo) ben je natuurlijk voor of tegen, maar in elk geval vragen twee nummers uw aandacht: enerzijds de Limbo Rock, anderzijds de evergreen Let It Be Me die ook werd opgenomen door onder meer The Everly Brothers, Chet Atkins, The Blue Diamonds, Johnny Lion (als Als Ik Je Zie), Brenda Lee, Van Kooten & De Bie (als Kom Bij Mij Terug), Elvis, Dave Edmunds en de enige echte Jack Jersey. In elk geval: voor wie wil weten waar Herb Alpert zijn mosterd haalde is deze CD onontbeerlijk. Alpert is nu 85 jaar en treedt nog steeds op! Info: www.herbalpert.com en
www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

10 juni 2020

CD Recensies

DESTINATION HEALTH
Bear Family, BCD 17524

Enige zwarte humor kan Bear Family (D) niet ontzegd worden: in volle mondiale coronacrisis én terwijl papa beer Richard Weize naar verluidt sukkelt met zijn gezondheid brengen ze na Destination Moon en Destination Lust de CD Eindbestemming Gezondheid uit met 29 muzikale boppillen + één boodschap van openbaar nut uit 1959 door Tab Hunter die aandacht vraagt voor mentale ziektes. Zoals alle CD’s in Bear Family's thema reeks die eerder de zomer, herfst, halloween, kerst en pasen behandelde is dit doktersbriefje genre-overlappend met niet alleen rock 'n' roll uit de jaren '50 maar ook een heleboel andere muziekjes die het tijdperk 1939-1965 omspannen.
De twee bekendste songs heeft iedereen allicht al in zijn medicijnkastje, maar de aanwezigheid van Carl Perkins' Sun klassieker Boppin' The Blues wordt gerechtvaardigd door de gevleugelde woorden "the doctor told me, boy you don't need no pill, just a handful of nickels, the jukebox will cure your ill", of in de woorden van Johnny Burnette & the Rock 'n' Roll Trio een flinke portie Rock Therapy, niet alleen een paardenmiddel qua hardcorebilly maar ook het motto voor deze CD. Behalve Carl Perkins staat hier nog meer Sun Records op met Sonny Burgess' kraker Feelin' Good en Macy Skipper's dubbelzinnige Bop Pills (over amfetamines?), en in het compleet tegenovergestelde muzikale spectrum maar evengoed op Sun de enige dokter op de playlist, Doctor Ross de harmonica boss met de one-man-band bluesbopper The Boogie Disease. Meer zwarte muziek is er met Huey "Piano" Smith & the Clowns, niet vertegenwoordigd door hun rockende longontsteking en boogiewoogiekoorts of High Blood Pressure maar door het veel minder wijdverspreide maar even aanstekelijke Tu-Ber-Cu-Lucas And The Sinus Blues, de springerige early sixties budget Piano Red cover Doctor Feel-Good van Herbert Hunter, en uptempo vocale zwarte rock 'n' roll van het jungle exotica titty shaker type boordevol apenkreten Psycho Serenade van Big Jay McNeely met Little Sonny Warner op zang. Bo Diddley doet de mambo op Pills, rustige pianoboogie wordt geserveerd door Floyd Dixon en zijn double entendre Red Cherries, old time rhythm 'n' blues boogie is er van Little Willie Littlefield met Drinkin' Hadacol, en Rock Dock stamt uit 1957, de tijd toen de alom inzetbare Louis Jordan werd gepromoot als rock 'n' roller. Voor algehele gekte zorgen The Knockouts wier uitvoering van de standaard Fever klinkt als Screaming Jay Hawkins. Rock 'n' roll uit een goed vaatje is er van Ben Joe Zappa (Doctor Doctor), Joey Nepote die er eentje bijdoet in Doctor Doctor Doctor en Lonnie Miley (Satellite Fever Asiatic Flu), en al jaren een persoonlijk favorietje van mij is de relaxte humoristische niesbopper Asiatic Flu van Ebe Sneezer & the Epidemics, pseudoniem voor John D. Loudermilk, 60 jaar vòòr corona en ook toen al de schuld van de Chinezen. Rock 'n' roll in al zijn varianten is de uptempo doo-wop Call A Doctor van The Crows en de zwieberende gitaarboogie Amnesia van The Mysterions, Operation Blues #2 (de Imperial heropname uit 1950, het origineel verscheen in 1947 op Blue Bonnet) van Homer "Zeke" Clements & his Texas Swingbillies kan met zo'n artiestennaam alleen maar ouderwets melancholieke mediumtempo hillbilly zijn, en sixties rock 'n' roll is er van Their Singing Bodies en hun Diagnosis Neurosis uit 1965. Hghschool cha cha cha is het aan Seven Little Girls doen denkend Quarantine van Dennis Bell en van highschool naar pop is slechts een kleine stap voor The McGuire Sisters in het niezende Achoo-Cha-Cha (Gesundheit). Uitstapjes naar de big band swing worden geleid door Woody Herman's Doctor Jazz uit 1939, Richard Allen's doktersromannetje Doctor In Love (thema van een mij geheel onbekende Britse film) en DR Rock van George Chisholm & the Blue Notes met Bert Weedon op gitaar. Vitamina van Nono Morales is echte mambo exotica, Les Baxter's Medic het instrumentale easy listening thema van een compleet vergeten wegens nooit bij ons uitgezonden TV reeks uit de jaren '50. En wat doet Hasil Adkins' one-man-band meesterwerk She Said hier? Op zich niks (en laat hem doen want hij doet niemand kwaad), behalve dat de Haze rijp was voor de psychiater. Zoals Hasil Adkins worden ze niet meer gemaakt, CD’s als Destination Health gelukkig nog wel, en omdat muziek helend werkt is het jammer dat ze niet terugbetaald worden door het ziekenfonds. Op doktersvoorschrift drie keer daags te beluisteren!
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


WIN THE WAR BLUES
Jasmine, JASMCD 3147

Een aantal jaren terug werd de markt overspoeld met Tour Of Duty CDs die zogenaamd een soort soundtrack vormden van de Vietnam oorlog en leek het wel of elke rocksong uit de tweede helft van de jaren '60 te horen moet zijn geweest over de airwaves in Vietnam. Songs óver Vietnam zijn er al veel minder, en deze CD gaat nog een stap in combat boot verder en bevat bluessongs over de tweede wereldoorlog, bij mijn weten de eerste soortgelijke compilatie, al bracht Bear Family in 2018 de thematisch vergelijkbare 4 CD-box (BCD17518) Battleground Korea uit met zowel blues als country muziek. Wie mij kent weet dat ik geen bluesmens ben (dit is de Boppin' Around, niet de Bluesin' Around), maar de tweede wereldoorlog interesseert me dan weer wel. Onder het motto "het moet niet altijd Glenn Miller zijn" bevat Win The War Blues 25 tracks opgenomen tussen 1938 en 1950, een geruststellend tijdsvenster omdat u dan gelijk weet dat er geen saaie bluesrock op zal staan. Muziek was vroeger veel meer dan nu een reflectie van de actualiteit en tekstueel weerspiegelen deze bluessongs de houding van de artiesten tegenover het conflict dat de hele wereld zou omvatten. Daarbij is het interessant in het achterhoofd te houden dat de zwarte helft van Amerika bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog plots geen tweederangsburgers meer waren - kanonnenvlees kent geen blank of zwart - doch bij hun afzwaaien terugkeerden naar een maatschappij waarvan het blanke deel nog steeds op hen neerkeek.
De CD opent met Big Bill Broonzy's Unemployment Stomp uit 1938 dat het klimaat schildert dat in Amerika heerste toen de schaduw van de oorlog op de loer lag en de angst voor de op komst zijnde oorlog met zoveel woorden uitdrukt, en Little Bill Gaither en Blind Boy Fuller worden opgeroepen in respectievelijk Army Bound Blues en When You Are Gone, waarbij gelijk de tendens opvalt die je in de hele CD hoort, namelijk dat er in de meeste opnames flink wat enthousiasme voor het in militaire dienst treden en ten strijde trekken doorklinkt, allicht onder invloed van de propaganda. Dr. Clayton biedt in het notabene op V Disc Records uitgebrachte '41 Blues (door Jazz Gillum gecoverd als War Time Blues) zelfs een radicale oplossing om de vrede in Europa te bewerkstelligen: eigenhandig Hitler ombrengen! Even strijdlustig is Clayton's Pearl Harbour Blues die inspeelt op de anti-Japanse gevoelens na de aanval op Pearl Harbour op 7 december 1941 die Amerika mee de oorlog in sleurde, venijn dat ook in de staart van Lonnie Johnson's The Last Call en van Son House's American Defense zit, en nog zo'n fanatiekeling is Sonny Boy Williamson met Win The War Blues. Na vijf lange jaren (Soldier Boy Houston's In The Army Since 1941) wordt het positieve verloop van de oorlog gechroniqueerd in trompettist Hot Lips Page's Uncle Sam's Blues en in End O'War Blues van gitarist Johnny Moore's Three Blazers met Charles Brown op piano, en zes dagen na het overlijden van president Franklin D. Roosevelt nam Champion Jack Dupree zijn eerbetoon FDR Blues op. De rationering op het thuisfront werd dan weer bezongen in Gas Ration Blues van Skoodle Dum Doo & Sheffield en You Can't Get That No More van de alom inzetbare swinger Louis Jordan. Geheel terzijde en ook niet vermeld in de hoesnota’s: het Amerikaanse leger stuurde om het moreel te ondersteunen vanaf 1943 zo'n 3 miljoen V Discs (de V stond voor "victory" oftewel overwinning) 78 toeren vinylplaten naar de troepen, afspeelbaar op met de hand op te winden platendraaiers - vinylplaten, géén shellac want ook dat was gerationeerd.
Muzikaal kunnen we de muziek grosso modo in twee delen, enerzijds de akoestische en semi-akoestische blues met veel mondharmonica en zelfs kazoo, en anderzijds de piano blues, met tussendoor ook old time rhythm 'n' blues swing met piano en trompet en netjes verdeeld tussen traag en medium tempo. Door de aanwezigheid van naast de eerder genoemde artiesten nog meer grote namen als Blind Boy Fuller (When You Are Gone), Tampa Red (You'd Better Be Ready To Go) en Brownie McGhee (Swing Soldier Swing) is de CD een who's who van de, euh, pré-war blues, waarbij de bestudering van de teksten een extra menselijke dimensie toevoegt aan de muziek. Tegelijkertijd verscheen Back To Korea Blues (JASMCD 3150) die op dezelfde manier de oorlog in Korea behandelt die werd uitgevochten van 1950 tot 1953.
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


BACK TO KOREA BLUES
Jasmine, JASMCD 3150

Exact hetzelfde concept als de Jasmine (JASMCD 3147) Win The War Blues: The Blues & World War II maar dan over de Koreaanse oorlog die werd uitgevochten van 1950 tot 1953, en ook hetzelfde concept als Bear Family's 4 CD-doos Battleground Korea maar dan zonder de country, zonder de historische geluidsdocumenten als fragmenten uit toespraken, en uiteraard zonder een hardcover boek van 160 pagina’s op LP-formaat. Voor wie die luxe doos uit 2018 heeft gelijk ter zake komen: als we niet scheef geteld hebben staan er op de 25 tracks van Back To Korea Blues: Black America And The Korean War zes dubbels. Jammer voor wie Battleground Korea al heeft, maar - altijd positief blijven - omgekeerd zal de Jasmine CD misschien de weg effenen naar die Bear Family box. De muziek werd opgenomen van 1945 tot 1955 en de reden dat de CD teruggaat tot 1945 is het schetsen van de naoorlogse situatie die ten grondslag lag aan het conflict dat Amerika amper vijf jaar na V-Day opnieuw in een bloederige strijd stortte: Cousin Joe's hoopvolle Post-War Future Blues van de terugkerende zwarte GI stort in elkaar onder de tot massale werkloosheid leidende ontmanteling van de oorlogsindustrie (Smokey Hogg's Unemployment Blues), dat alles onder de tot de verbeelding sprekende complete vernietiging door de atoomdreiging van de koude oorlog (Slim Gaillard's Atomic Cocktail). Tekstueel valt op dat in tegenstelling tot het merendeel van de songs op Win The War Blues de houding van de publiek opinie tegenover de nieuwe oorlog zoals verwoord in deze blues songs veel negatiever is (John Lee Hooker's Build Myself A Cave, Sunnyland Slim's Back To Korea Blues, Lightnin' Hopkins' Sad News From Korea, LB Lawson's Missing In Action, Sherman "Blues" Johnson's - maar dat staat hier nergens vermeld - in 1952 bij Sun Records opgenomen maar op Trumpet Records uitgebrachte Lost In Korea), misschien logisch met de tweede wereldoorlog nog vers in het collectieve geheugen. Het einde van de oorlog wordt bezongen in Soldier Boy Houston's Leavin' Korea, al was het bij thuiskomst opnieuw kommer en kwel zoals blijkt uit Memphis Slim's Four Years Of Torment. Oorlog, 't is voor niks goed.
Hoewel er een tijdsverschil van slechts pakweg 10 jaar is met Win The War Blues hoor je het verschil in geluidskwaliteit: Back To Korea Blues klinkt in een deel van de nummers toch net iets minder krakend dan Win The War Blues. De muziek zelf is voor de helft (semi)akoestische blues die rammelt als een Sherman tank, de andere helft is piano blues, een enkele jubelende uptempo gospel (Sister Rosetta Tharpe's There's Peace In Korea) en rhythm 'n' blues swing uit de oude doos. High Cost Low Pay Blues van Ivory Joe Hunter uit 1947 en Uncle Sam Blues van Sonny Thompson met zang van Jesse Edwards uit 1951 komen dicht in de buurt van wat rock 'n' roll zou worden, en drie nummers kan je zelfs als echte zwarte rock 'n' roll beschouwen: Drive Soldiers Drive van Little Maxie Bailey uit 1953, King Perry's Welcome Home Baby met zang van Dell St John uit 1953 en Soup Line van Dizzy Dixon uit 1955, alle drie met sax. Was er toch iéts goed aan de oorlog in Korea! Net als Win The War Blues is Back To Korea Blues een staalkaart van grote namen: naast de eerder genoemde artiesten melden ook onder meer JB Lenoir (Korea Blues), Doctor Ross (Little Soldier Boy), Bobby "Blue" Bland (Army Blues), Big Mama Thornton (No Jody For Me), John Lee Hooker (Questionnaire Blues onder het pseudoniem Johnny Williams) en Homesick James (Wartime) zich present op het appèl. Wat ik niet begrijp is dat de hoesnota’s twee keer verwijzen naar een nummer dat hier niét op staat, en laten dat nu net nummers van Louis Jordan (Reconversion Blues) en Arthur "Big Boy" Crudup (de Build Myself A Cave update I'm Gonna Dig Myself A Hole) zijn.
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

3 juni 2020

CD Recensies

ROCK/ THE COASTERS
Bear Family, BCD 17526

In the beginning there was nothing but rock. Then somebody invented the wheel. And things just began to roll... The Coasters waren wellicht de grappigste groep van de hele jaren '50 en hun bekendste nummers Yakety Yak, Charlie Brown en That is Rock 'n' Roll die ook 60 jaar later een glimlach op mijn gezicht blijven toveren bevatten alle ingrediënten die hun muziek zo onweerstaanbaar maken: grappige duostemmetjes die met ongeëvenaarde uitbundigheid nonsens verhaaltjes debiteren- en het zijn ook steevast echte sketches, meer nog dan liedjes - met vrolijke teksten in een kader van sappige yakety sax saxofoons (King Curtis!) en drumroffels. De liedjes van de hofnarren van de rock 'n' roll zijn bovendien niet zomaar flauwe moppen maar pareltjes van productie: er zat een heel team achter onder leiding van producers annex componistenduo Jerry Leiber & Mike Stoller (zij schreven Jailhouse Rock en Hound Dog!) die een aantal van de beste songs in de geschiedenis van de rock 'n' roll in elkaar boksten met de ruggensteun van Atlantic Records' rock- en popsublabel Atco en alle budget- en productiewaarden daaraan verbonden. En zeg nu zelf: wie anders dan The Coasters maakten liedjes over westerns, detective films, paardenrennen, getattoëerde kermisdanseressen, de vuilbak buiten zetten, roodkapje en afgodsbeelden met gouden hoofden waarin ze op onnavolgbare wijze de leefwereld van de jongeren in de jaren '50 fileerden? Goed, grappig, stijlvol en relax: het had over ons kunnen gaan, maar het gaat wel degelijk over deze feel good CD en over de enige echte Coasters, de jaren '50 groep die na The Platters waarschijnlijk het meest gekopieerd en gepirateerd werd. Om u een idee te geven van hun tot op heden nimmer aflatende populariteit: anno 2020 treedt er mét goedkeuring van de weduwe van de in 2011 op 83-jarige leeftijd overleden opperCoaster Carl Gardner nog steeds een Coasters groep op waarvan de Coaster met de langste staat van dienst bij de groep kwam in... 2001! Deze 32 tracker die loopt van 1956 tot 1961 bevat al hun klassiekers en zo ongeveer al hun uptempo werk (Poison Ivy! Run Red Run! Along Came Jones! Ridin' Hood! What About Us!) en wij kunnen niet zo meteen een nummer bedenken dat ontbreekt (tenzij de tweede, alternatieve versie van That Is Rock 'n' Roll), want onder uptempo wordt hier ook hun medium tempo werk verstaan (die gitaarhook in I'm A Hog For You, goed voor 42 keer dezelfde noot!) en hun Latijns-Amerikaanse songs (Brazil! Besame Mucho Part 1! Down In Mexico!), alsmede zaligmakende strollers als Sorry But I'm Gonna Have To Pass, Young Blood, Little Egypt en Searchin'. Minder bekend zijn Teach Me How To Shimmy, Thumbin' A Ride, Keep On Rolling, Idol With The Golden Head, (When She Wants Good Lovin') My Baby Comes To Me, (Ain't That) Just Like Me, Dance, Stewball, Turtle Dovin', Wait A Minute en Gee Golly en ook al zitten er daar een paar tussen die niet even geniaal zijn als Three Cool Cats en The Shadow Knows, de bottom line is en blijft dat een mens nooit genoeg Coasters in huis kan hebben, om de eenvoudige reden dat The Coasters een bruisend eerbetoon aan het leven zijn. En baby, dàt is rock 'n' roll! Je krijgt er naar goede Bear Family gewoonte een dik CD boekje bij van 34 pagina’s, al moet me van het hart dat de kwaliteit van de illustraties in die boekjes de laatste tijd begint bergaf te gaan: het lijken mij tegenwoordig in plaats van haarscherpe foto reproducties iets te vaak van het internet ingescande fotos te zijn. Info: www.bear-family.com en www.angelfire.com/mn/coasters (Frantic Franky)


A ROCKIN' GOOD WAY/ DINAH WASHINGTON
Bear Family, BCD 17520

Wat weet ik van Dinah Washington? Ze scoorde in 1960 in duet met de zoetgevooisde Brook Benton de uitermate gezellige in violen gedrenkte teenhits A Rockin' Good Way en het door Shakin' Stevens & Bonnie Tyler gecoverde Baby You've Got What It Takes, en daarnaast zong ze crooners en jazz in de stijl van Ella Fitzgerald en Billie Holiday, gelijk de reden dat ik nog nooit een CD van haar heb durven kopen, ook al wordt de markt overspoeld door Dinah Washington re-issues. In zo'n geval biedt huis van vertrouwen Bear Family uitkomst want een CD in hun Juke Box Pearls reeks betekent dat je alles wat ze inzake rock 'n' roll light en teenrock op haar muzikale kerfstok heeft op één CD bij elkaar krijgt, of toch zou moeten. Onafgezien daarvan gaat deze CD de oorspronkelijke Juke Box Pearls premisse voorbij want dat was toch countryzangeressen die rockten, niet? Nou, country staat hier niet op, A Rockin' Good Way en Baby You've Got What It Takes uiteraard wel, en daarnaast is de CD inderdaad voornamelijk crooner gericht: I'm Thru With Love, Lingering, Ask A Woman Who Knows, Time After Time en The Song Is Ended zijn pure crooners en verschroeiende torch ballads. Dinah Washington kwam evenwel uit de blues en daarvan getuigen de medium tempo rhythm 'n' blues songs Baby Get Lost en New Blowtop Blues waarbij de trompet verrassend genoeg een jazzy New Orleans touch aanbrengt. Het bewijst weer maar eens hoe dicht al die muziekgenres eigenlijk bij elkaar liggen, want Dinah Washington doet die muzikale hokjes vervagen en maakt er een eigen geborgen universum van waarin het goed vertoeven aan haar zijde is. A Bad Case Of The Blues, A Sunday Kind Of Love en Bad Luck zijn croonerpop met een voltallig symfonisch strijkersorkest erachter, Relax Max is cha cha cha. Een pré-Elvis Such A Night was in 1954 pop, andere bekende liedjes zijn de crooners What A Diff'rence A Day Makes, Cry Me A River, Nat King Cole's Unforgettable, een pré-Platters Smoke Gets In Your Eyes, Everybody Loves Somebody pré-Dean Martin als pure crooner, Louis Jordan's swingende Is You Is Or Is You Ain't My Baby met orgeltje, trompet en blazers, de medium tempo rhythm 'n' blues Trouble In Mind en de tweede versie (uit 1961) van haar croonerclassic Mad About The Boy, via een jeansreclame in 1993 onsterfelijk geworden. Opvallende topic titel: het van een orgeltje voorziene TV Is The Thing (This Year) en dat jaar was 1953 voor een nummer dat werd uitgeroepen tot "een van de songs die de rock 'n' roll vorm gaven" door de Rock 'n' Roll Hall Of Fame in Cleveland, Ohio die Dinah Washington in 1993 opnam in haar eregallerij der onsterfelijken, ook al is haar muziek niet bepaald rock 'n' roll. Nou ja, het minste wat je kan zeggen is dat ze een fantastische stem had. Het uptempo op A Rockin' Good Way leest gestoelde Early Every Morning is highschool teenrock en ook het door Otis Blackwell geschreven Honky Tonky zou je nog highschool of misschien zelfs boogie kunnen noemen, maar dat werd wellicht niet toevallig onder een pseudoniem uitgebracht. Somewhere Along The Line, in 1958 de B-kant van die Honky Tonky, staat hier niét op (het was dan ook een crooner), net zo min als If I Can't Have You en het pré-Brenda Lee Ring-A My Phone, in 1958 voor zover ik weet haar enige echte rock 'n' roll opnames. Ook haar double entendre risqué songs Long John Blues uit 1949 en Big Long Sliding Thing uit 1954 staan hier niet op. Puntje bij paaltje: Dinah Washington had als persoonlijkheid wel degelijk een hoog rock 'n' roll gehalte (ze trouwde maar liefst acht keer en stierf in 1963 wat later een typische rock 'n' roll dood zou worden toen ze op haar 39ste overleed aan een overdosis pillen), maar deze 29 tracks 1947-1961 kan je met de beste wil van de wereld geen rock 'n' roll noemen en er staan maar twee A Rockin' Good Way's en Baby You've Got What It Takes op. De CD is integendeel ideale zondagochtendmuziek die evenzeer geschikt is voor een romantisch dineetje op de zaterdagavond, en ik ben blij dat ik eindelijk met een proper geweten een CD van Dinah Washington kan kopen. Mezelf kennende zal het er natuurlijk weer op uitdraaien dat ik op zoek ga naar nog meer mooie muziek in haar omvangrijke output.
De CD gaat vergezeld van een kwalitatief hoogstaand CD-boekje van 32 pagina’s met een samenvatting van haar levensverhaal en nota’s bij de songs. De mastering is zoals gebruikelijk bij Bear Family voorbeeldig, als klinken sommige van de nummers uit de eerste helft van de jaren '50 inderdaad wat ouder. Dat is echter geenszins de regel want Mean And Evil Blues uit 1947 klinkt wél uitstekend. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

Vinyl Recensies

THE SOUND OF FURY/ BILLY FURY
Bear Family, BAF 11025

In februari recenseerden wij Billy Fury's Bear Family (BCD 17583) CD Wondrous Place: The Brits Are Rocking Vol. 2, nu brengt Bear Family in haar Vinyl Club de debuut-LP van Billy Fury opnieuw uit, al is "LP" misschien een te groot woord voor een 10-inch met tien nummers. Acht ervan staan trouwens ook op die CD, maar nu kan u The Sound Of Fury beluisteren zoals ie in mei 1960 bedoeld was: op vinyl, in "full frequency range recording" mono, en in de correcte volgorde van de tracks. De plaat wordt beschouwd als een mijlpaal in de Britse rock 'n' roll en door veel liefhebbers bestempeld als de beste Britse rock 'n' roll plaat aller tijden. Ze is zeker ook erg goed, vol frisse ideeën en oorwurmende hooks: luister naar die opvallende akkoordenwissel in het rockabillynummer It's You I Need, waarmee we gelijk toekomen aan het feit dat de muziek, ingespeeld door een basisbezetting van gitaar (Joe Brown!), bas, drums (Andy White die op 11 september 1962 zou drummen op de derde versie die The Beatles opnamen van hun debuutsingle Love Me Do, de versie die op hun debuut-LP Please Please Me terechtkwam), piano en een mannelijk achtergrondkoortje, erg rockabilly-achtig is, maar dan rockabilly zoals vertolkt door Ricky Nelson en niet van het Sun Records of Johnny Burnette type. Songs als That's Love, het doo-woppende My Advice, het hiccuppende echo werkje Turn My Back On You en het moody Phone Call kunnen zich immers meten met het allerbeste van wat de Rickster ooit deed. Nummers als Don't Leave Me This Way met zijn jazzy gitaarsolo en Don't Say It's Over zijn dan weer meer pure rock 'n' roll. De twee nummers die niet op de CD stonden zijn niet toevallig allebei traag: de gevoelige pianoballade You Don't Know en het bluesy Since You've Been Gone dat evenwel begint als trage blues maar halfweg switcht naar pittige rock 'n' roll en daarom misschien beter op de CD had gepast in plaats van een rockaballad als bijvoorbeeld Alright Goodbye. Opvallend: The Sound Of Fury werd op één dag opgenomen (14 april 1960, we herinneren het ons als was het gisteren), en zeer ongebruikelijk in die dagen: alle 10 de nummers werden door Fury zelf geschreven, wellicht recht uit het hart. The Sound Of Fury werd al herhaaldelijk heruitgebracht op zowel vinyl als CD (en zelfs in een versie met demo’s van nummers waarvan uiteindelijk slechts een handjevol de plaat haalden) en originele exemplaren zijn gegeerd bij de verzamelaars.
Toch kan niemand u deze nieuwste heruitgave aansmeren als de real thing: Bear Family blijft trouw aan het originele artwork maar vervangt de Decca logo’s door Bear Family logo’s in de stijl van de Decca logo’s, er staan twee bonustracks op, en het belangrijkste van allemaal: de plaat zelf is geperst op een soort goudkleurig vinyl. De twee bonussen zijn misschien Billy Fury's allerbeste songs: de sfeervolle dromerige exotische ballade Wondrous Place (cover van een Amerikaans nummer van Jimmy Jones) en Gonna Write A Letter, de jiver met het ritmische typemachine getik. En is het nu de beste Britse rock 'n' roll plaat ooit? Daar zal eenieder zelf een oordeel over klaar hebben. Uit op 500 niet-genummerde exemplaren, en als extraatje krijg je er nog een zwart-wit postkaart van Billy Fury op de motor bij. Doe er uw voordeel mee! Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

27 mei 2020

HOT DIGGITY DAMN/
ROY P-CAT & THE V8 DADDIES

8Ball Records, 8BALL 03

Streamingrevolutie? Ondanks alle doemberichten blijft de CD redelijk verkopen, zelfs de muziekcassette is helemaal terug, en in 2019 werd in Amerika voor het eerst in 30 jaar méér vinyl dan CD’s verkocht. Wat er ook van zij: in de rock 'n' roll is vinyl nooit weggeweest en is het zelfs een erezaak gebleven om vinyl uit te brengen. Zo ook voor Roy P-Cat & the V8 Daddies wier nieuwe album dat reeds te koop was via Spotify, iTunes en andere digitale platforms nu op vinyl verschijnt, of om correct te zijn: nu énkel op vinyl verschijnt, zo'n echte 12-inch longplay 33 1/3 RPM schijf. Dat lijkt gek in deze coronatijden maar is een goeie zet want op die manier profiteren ze twee keer van de promotie rond de plaat: nu, en later een tweede keer als ze een live releaseparty kunnen doen.
Met de basisopstelling gitaar (Roy Piket), tenor- en baritonsax (Willem Alink), piano (Wiko Veenvliet), contrabas (Roland van der Velde) en drums (John Doe) opent Hot Diggity Damn met een dikke vette sax die de soloakkoorden van Shake Rattle And Roll toetert net zoals Ronnie Dawson deed bij zijn Just Rockin' And Rollin' en dan weet je gelijk dat het gaat swingen. Roy P-Cat en de zijnen maken van deze V8 Boogie Woogie een piano boogie met sax en gitaar solo, stop/start structuur en op 't eind opnieuw Shake Rattle And Roll, de start van een plaat die geen jumpende jive is maar bij momenten verrassend jazzy uit de rock 'n' roll hoek komt zoals in Makin' Whopee. Laat u niet misleiden door de term "garage swing" die Roy P-Cat & the V8 Daddies gebruiken om hun muziek te omschrijven, want met garagerock heeft dit geen ene moer te maken: 't is een mix van jump blues, rhythm 'n' blues gitaar, jive, swing en rock 'n' roll (Dragstrip Mama) met een hint van Ray Charles soul die door het live gevoel dat deze versgebakken plak vinyl uitstraalt, de vele vraag/antwoord patronen, de losse, ongedwongen aanstekelijke jam-achtige sfeer en het gebruik van handclaps schrééuwt om in levende lijve uitgevoerd te worden in een zweterige kroeg. Super toch dat dit soort muziek nog gewoon met veel plezier en kennis bij ons om de hoek wordt gemaakt! It's honkophonic, baby! Tien van de twaalf nummers komen uit Roy Piket's gitaar gevloeid en worden aangevuld met twee covers: de van Earl Bostic bekende slurpende sax instrumental Flamingo en de obscure drinking song It Went Down Easy van Melvin Smith uit 1953. De volledig analoog opgenomen en gemasterde mono-LP klinkt niet alleen goed, ze ziet er ook nog eens goed uit dankzij het artwork van de onvolprezen Marco Charley Buschman van Under The Hat.
En mocht je toch niet meer niet in het bezit zijn van een platenspeler of pick-up of iets anders met een draaitafel, een elastiek en een naald dan zit er speciaal in deze LP een downloadkaart waarmee je de nummers kunt downloaden, want zo'n langspeelplaat beluisteren op een koffergrammofoon in de auto op weg naar je werk blijft uiteraard niet echt praktisch. Hot Diggity Damn is verkrijgbaar bij de betere platenzaak en bij de gespecialiseerde rock 'n' roll mail orders, maar makkelijkst is uiteraard als je iets regelt met de band zelf: voor € 15,- + verzendkosten laten ze deze schallplatte bij jou thuis afleveren door een authentieke vintage postbode. Info: royp-cat@v8daddies.com
(Frantic Franky)

CD Recensie

PLAY IT AGAIN VOLUME 2
Jasmine, JASMCD 3145

Eén maand na Volume 1 is hier al Volume 2 van de tweedelige CD boordevol "R 'n' B answers, copycats and follow-ups", dus weest u allen opnieuw welgekomen in de wondere wereld van doorslagjes, antwoorden en andere excuses voor schaamteloos gekopieer van andermans hits. De prijsstier is Big John Greer's welbekende Come Back Maybelline dat je gemakshalve als zwarte rockabilly zou kunnen bestempelen met gitarist Mickey Baker (die van Love Is Strange van Mickey & Sylvia) die niet onderdoet voor Chuck Berry, een voorbeeld van een song die zich inspireert op een hit maar daar iets volstrekt eigens van maakt, in tegenstelling tot het gros van de 30 tracks op Volume 2. Zo is het leuk wegtwistend Dance With Me Georgie van The Bobettes (die nog een tweede keer langs komen met hun cover van Have Mercy Baby van The Dominoes) gewoon Dance With Me Henry oftewel The Wallflower van Etta James, en het uptempo doo-woppend Dancin' Dan van The Cadets is Sixty Minute Man van The Dominoes met een andere titel. Zijn eigen hit tot de laatste droppel uitwringen doet Johnny Otis met een voor 1958 verrassend doch niet storend streepje orgel in Hand Jive One More Time. Aan de vergetelheid ontrukte vervolgen/antwoorden zijn Miss KC's Fine van Little Willie Littlefield (een vervolg op zijn eigen KC Lovin') en The Jewels die poogden hun Hearts Of Stone nog wat extra mileage te geven middels het doo- woppend Hearts Can Be Broken. Sommige artiesten waren zelfs niet te beroerd om een kat een kat en hun vervolg gewoon vervolg te noemen zoals Titus Turner die Stagger Lee doet her-opdraven in The Return Of Stagolee. Een aparte en zeldzame categorie tenslotte zijn instrumentals waarop een tekst werd verzonnen en zo vinden we er op deze CD ééntje: Ernie Freeman's Jivin' Around in de gezongen versie van Ernie Andrews, en dan vraag ik me zelfs af - ik heb immers een slecht karakter - of het toeval was dat ze dezelfde voornaam deelden. Toch enkele bedenkingen: de Dave Burgess die hier Whole Lotta Shakin' Goin' On covert op budget label Tops Records is toch de Dave Burgess van The Champs, dacht ik, niet? En zo ja, dan is't ie toch blank? Hij klinkt in elke geval verdacht blank voor een CD met de term "R 'n' B" in de ondertitel, en onafgezien daarvan is deze pure, zij het rustige rock 'n' roll geen kopie maar gewoon een cover, net zoals Riot In Cell Block Number Nine door Vicki Young, in tegenstelling tot een noot-voor-noot kopie als de Loco-Motion door Peggy Gaines. In het algemeen bevat Volume 2 minder bekende songs als Volume 1, wat het uiteraard des te interessanter maakt voor de verzamelaar, maar de muziek zelf is zeker even goed in een zeer breed scala aan zwarte stijlen die van 1942 tot 1962 twee decennia omvat met naast jazzy rhythm 'n' blues (Richard Ain't Gonna Open That Door van The Four Aces), ballades (Jewel Brown doet een Nat King Cole in Looking Back), early sixties (Mary Wells met Shop Around van The Miracles, Ray Charles' Lonely Avenue door Pearl Woods), bluesy spul (Freddy King met de See See Rider variant See See Baby), gospel (Prof. Harold Boggs & the Boggs Singers adapteren Sy Oliver's Yes Indeed in het arrangement van Ray Charles tot When It Hits You) en uptempo doo-wop (Jeanie & her Boy Friends beantwoorden Who's That Knockin' van The Genies met It's Me Knocking) vooral veel doo-wop ballades (Gloria van The Cadillacs wordt bij The Gailtones Lover Boy, The Innocents kopiëren Girl Of My Dreams van The Cliques, Yolanda & the Naturals doen My Memories Of You van The Harptones). Toch bevat de CD ondanks dit veelvoud aan zwarte stijlen voldoende rock 'n' roll om het boeiend te houden voor de minder fanatieke luisteraar. Naast de vele nobele onbekenden staan er ook twee grote namen tussen met minder bekende opnames: Little Richard die circa 1960 New Orleans gaat met de Fats Domino cover Every Night About This Time van 10 jaar eerder, uitgebracht als "The World Famous Upsetters" maar wel degelijk met Little Richard op zang, naar wij ergens lazen opgenomen tussen zijn gospel sessies voor Goldner circa september 1959 en zijn Mercury sessies van juni 1961 tot maart 1962. De tweede hele grote mijnheer op de CD is Louis Jordan met de rustige rhythm 'n' blues I'm Gonna Leave You On The Outskirts Of Town uit 1942, vervolg op zijn eigen I'm Gonna Move To The Outskirts Of Town. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

20 mei 2020

Vinyl Recensie

THE INCREDIBLE SUCKING SPONGIES
Green Cookie, GC065LP

The Incredible Sucking Spongies uit Antwerpen zijn terug! Begin deze eeuw verschillende keren live gezien, één CD getiteld Let There Be Surf in eigen beheer in 2002, en dan: niks meer. In 2019 kwam helemaal out of the blue het bericht dat Jan Peeters (gitaar), Dirk Van den Berge (gitaar), Filip Borms (basgitaar) en Dirk Van Rosendaal (drums) "na allerlei nevenprojecten weer helemaal terug zijn met een hoop nieuw eigen werk", en dat live on stage én met een nieuw album dat bovendien op 10-inch vinyl verschijnt (als we het goed hebben verschijnt dit zelfs énkel op 10-inch vinyl en niet op CD!) op het Griekse surflabel Green Cookie. Of zijn dit geremixte oude opnames? Twee van de acht tracks op de 10-inch stonden immers destijds ook al op Let There Be Surf en daarvan lijkt Sad Moose heel erg op de versie van bijna 20 jaar geleden, al ontbreekt de eindnoot aan de tremolo bar. Die Sad Moose is traditionele surf, net als opener Barracuda, maar er weerklinken ook andere invloeden doorheen de muziek van de Spongies, zoals Ennio Morricone in de gefloten en van Mexicaanse trompetten voorziene spaghetti westernversie van Barracuda getiteld Barracuda Strikes Again. De andere invloeden horen we vooral in de drie covers. Het thema van de Vlaamsche komische TV-reeks De Collega's van eind jaren '70 speelden de Spongies vroeger ook al, traditionele joodse volksmuziek zit in Bulgar A La Klezmatics van het New Yorkse klezmer orkest The Klezmatics dat oosterse surf wordt. Candid Cuban tenslotte, voor zover ik weet een easy tune instrumental van de Nederlandse Hammond orgelist Stef Meeder uit de jaren '70 geschreven door jazzpianist Wim Jongbloed, krijgt een vrolijke en opgewekte invulling, terwijl het eigen lui relax Easy Way met gastblazers inderdaad iets heeft van easy listening. In totaal krijgen drie van de acht nummers extra trompet en sax. Alles samen maakt dat een gevarieerde, zonnige en uitstekend klinkende cocktailsurf plaat. Blij dat ze terug zijn! Opgelet, de 10-inch is een limited edition van 250 stuks, maar bij de digitale download krijg je dan weer twee nummers extra!
Info: www.greencookierecords.bandcamp.com en het nog niet ge-update www.spongies.be
(Frantic Franky)


TRANSITIONS/ EL RAY
Green Cookie, GC062

Dit Deense kwartet met twee gitaren, basgitaar en drums doet zijn instro ding reeds sinds 2001 en bracht in die twee decennia minstens drie albums, twee 10-inches (dat is samen één 20-inch) en een Best Of uit. In vergelijking met de stevige hedendaagse surf met invloed van Dick Dale uit hun begindagen en het hardere, trashier garagegeluid waarnaar ze evolueerden zijn de negen eigen composities op Transitions niet zozeer surf dan wel door surf geïnspireerde en op surf gebaseerde moderne instrumentale gitaarmuziek, met net als in het verleden af en toe een streepje orgel. Melodie en kwaliteit draagt El Ray nog steeds hoog in het vaandel en daarom is deze plaat van harte aanbevolen voor de liefhebbers van cleane gitaarmania, ook al eindigt afsluiter The Grinder in een oefening in feedback. 't Is gelukkig het laatste nummer!
Op CD GC066 krijg je er de zeven nummers van de 10-inch The Evil Mermaid uit 2014 bovenop, maar het leven is aan de rappen want er zijn slechts 250 CD’s van geperst en da's zelfs minder dan de 300 vinyl LP’s! Info: www.greencookierecords.bandcamp.com en www.elray.dk.
(Frantic Franky)

13 mei 2020

CD Recensies

UP AND DOWN/ THE RAMBLIN BANDITS
Rhythm Bomb, RBR 6002

Tweede album van dit Deense trio en vanaf de openingstrack hoor je meteen dat dit helemaal in het verlengde ligt van hun debuut On A Hill uit 2016, een album dat ik toen niet recenseerde omdat ik het niet echt denderend vond. Helaas geldt dat evenzeer voor Up And Down wegens hetzelfde soort moderne rockabilly die naar mijn smaak te hoekig is. Geen slecht woord over frontman, zanger en contrabassist Lasse Eriksen (aan de foto’s te zien heeft hij zijn reuzebaard afgeschoren ten voordele van een glad kinnebakkes), drummer Michael Skandov en gitarist André Preuthun (15 jaar bij Wild Wax Combo), maar ze spelen niét samen en alles wringt aan alle kanten tegen. Ik heb nog niet het genoegen gekend ze live te mogen aanschouwen en ongetwijfeld is het dan met het volume op 12 dik feest, maar op basis van hun geluidsdragers begrijp ik de hype niet. Deze 11 op elkaar lijkende te eenvoudige songs zijn nog steeds te simpel uitgevoerde rechtdoor rock 'n' roll doorspekt met hypnotiserende Wild Records-achtige bluesabilly en met zang die het meer moet hebben van power en rauwe energie dan van subtiliteit. Four Ounce Bobby is rustiger en bluesier qua gitaar, Crazy Little Mama en Squeeze You In zijn bluesrock met slide gitaar. En ook al is dit vintage opgenomen bij Lightning Recorders in Berlijn, de mix blijft knuddig in plaats van alles een beetje recht te trekken. Het zegt me kortom nog steeds niets, maar dat zal wel aan mij liggen, zeker? Ook uit op LP.
Info: www.rock-star-records.co.uk en www.ramblinbandits.com
(Frantic Franky)


A HONKY-TONK MAN/ JOHNNY HORTON
Jasmine, JASMCD3762

De in 1960 op 35-jarige leeftijd bij een auto ongeval om het leven gekomen Johnny Horton, in essentie een countryzanger, werd ingelijfd in de rock 'n' roll gilde toen Bear Family (D) in 1981 de Rockin' Rollin' Johnny Horton LP uitbracht en daarmee zijn rockabilly status solidifiëerde, een status gebaseerd op vier uiterst bopbare nummers: Honky-Tonk Man, Honky Tonk Hardwood Floor, I'm A One Woman Man en het twangy I'm Coming Home, al bevat deze CD natuurlijk nog een aantal andere, minder bekende nummers in dezelfde stijl als Let's Take The Long Way Home en Got The Bull By The Horns, opgenomen in kristalhelder kamerbreed major label geluid. Het grote voordeel van deze nieuwe "all the hits and more" CD is dat ie niet alleen alle rock 'n' roll-achtige nummers van de zingende visser bevat maar ook al zijn country en crossover pophits, 16 in totaal in de periode 1956-1962 met The Battle Of New Orleans op kop, gevolgd door een peloton van op de Battle Of New Orleans formule gebaseerde folky country sagasongs op een marsritme van regimentsdrums boordevol western romantiek zoals North To Alaska, When It's Sprintime In Alaska (It's Forty Below), Johnny Reb, Sink The Bismark, Johnny Freedom, Comanche (The Brave Horse) en The Same Old Tale The Crow Told Me. Je zou denken dat die nummers een stijlbreuk vormen met Honky-Tonk Man en I'm Coming Home maar niets is minder waar: wanneer je alle 33 nummers 1952-1960 van de CD achter elkaar hoort valt op hoe al die verschillende genres bij Horton dicht bij elkaar lagen en één geheel vormen, ook zijn op Hank Williams gebaseerde country uit begin jaren '50 als Red Lips And Warm Red Wine en Move Down The Line, de vossenjachten Big Wheels Rollin' (uit 1955) en Ole Slew-Foot (uit 1961), de truckin' country van I'll Do It Every Time en het mysterieus-exotische Lover's Rock. Die krijg je hier allemaal, plus zo ongeveer al zijn rock 'n' roll light als The Wild One, All Grown Up, Cherokee Boogie, Sal's Got A Sugar Lip en The Electrified Donkey. Ten bewijze: van de 20 tracks op Bear Family's Rockin' Rollin' Johnny Horton CD staan er 18 op deze CD. Eén smet: de casatschok Train With A Rhumba Beat staat er niét op. Niettemin luidt ons eindoordeel: niks nieuws onder de zon maar het klinkt allemaal nog even fris en opgewekt als 65 jaar geleden, dus als u nog niets van Johnny Horton hebt mag u niet twijfelen!
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


THE SINGLES 1942-1955/
LUCKY MILLINDER AND HIS ORCHESTRA

Jasmine, JASMCD 3152

Kan een CD getiteld The Singles 1942-1955 met als ondertitel Are You Ready To Rock rock 'n' roll bevatten? De big band van Lucky Millinder, op de foto met 14 man waaronder drie trompetten en vier saxomafoons, maakte niet alleen onder eigen naam een massa platen in de jaren stillekens in rechtstreekse competitie met de orkesten van Duke Ellington en Count Basie maar begeleidde ook de sterren uit die tijd. Daarop focust deze CD waarop uitgezonderd zes instrumentals slechts één nummer staat gezongen door Millinder zelf: blijkbaar was hij slim genoeg om te beseffen waar zijn talenten lagen, en dat was zeker niet achter de zangmicrofoon. Millinder kon amper muziek lezen of een instrument bespelen, maar hij kon wel goeie songs bedenken, orkesten leiden en het talent in anderen herkennen en in goede banen leiden. Talent hadden zijn bands met bakken, dat bewijst de lijst van grote namen die passeerden via Millinder's rangen zoals Bill Doggett (piano), Panama Francis (drums), Sam "The Man" Taylor (tenorsax), Bullmoose Jackson (tenorsax), Dizzy Gillespie (trompet) en Art Blakey (drums), en vocalisten als Wynonie Harris. Millinder begon al begin jaren '30 (volgens de legende werd zijn eerste band gefinancierd door gangster Al Capone) en legde zich vanaf midden jaren '40 toe op de opkomende rhythm 'n' blues en jump jive markt, het startschot voor de 26 mono tracks op deze CD die origineel verschenen op Decca, RCA Victor en King Records, technisch gezien niet zozeer een CD van Lucky Millinder zelf als wel een various artists compilatie met Millinder's orkest als bindende factor. De muziek is voor een groot stuk rhythm 'n' blues swing zoals Who Threw The Whiskey In The Well (zang: Wynonie Harris), Shorty's Got To Go (zang: Lucky Millinder zelf) en de niet zo stille Silent George (Myra Johnson). Hurry Hurry (Wynonie Harris) is rhythm 'n' blues swing met de nadruk op de blues, en Shout Sister Shout (Sister Rosetta Tharpe) steunt op gospel - haar I Want A Tall Skinny Papa is verrassend werelds. Hoe dicht die muziek bij de big band crooners lag hoor je in de relaxte big band swing van Big Fat Mama (Trevor Bacon), Little Girl Don't Cry (Big John Greer) en het film noir-achtige Lord Knows I Tried (Heyward Jackson), categorie waarin ook de instrumental Heavy Sugar thuishoort. Die swing is vaak jazzy, genre waarmee deze muziek gelijke tred hield en waarmee ze de Apollo Theatres en Savoy Ballrooms in het Harlem van die dagen aan het dansen kregen. When The Lights Go On Again (Trevor Bacon) en Are You Ready (Trevor Bacon) horen eerder thuis op de soundtrack van 75 jaar bevrijding, wat ons bij de tweede pijler op de CD brengt. Instrumentals als Apollo Jump, Ram-Bunk-Shush en Ow en gezongen nummers als Sweet Slumber (Trevor Bacon) en Oh Babe (Wynonie Harris) zijn in Glenn Miller stijl. Heel bijzonder voor zijn tijd is Bongo Boogie (Annisteen Allen) uit 1951 dat op pure guitar boogie akkoorden is gebaseerd, gelijk de enige link met rock 'n' roll. Op zich heeft deze CD ondanks zijn titel immers niets met rock 'n' roll te maken, behalve het feit dat deze art deco muziek één van de bouwstenen ervan was. Millinder maakte van al deze verschillende stijlelementen één vloeiend en vooral swingend geheel, en deze CD bespaart u de moeite zelf het beste uptempo werk van Lucky Millinder bij elkaar te sprokkelen op verschillende CDs, of godbetert op zoek te gaan naar de originele 78 toeren platen. Een aanrader voor wie houdt van oude zwart-wit films en graag pakweg Louis Jordan hoort!
Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


COWBOY CHURCH/ TEX RITTER
Jasmine, JASMCD 3754

Jasmine bracht in maart de dubbel-CD Tex Ritter: America's Most Beloved Cowboy JASMCD 3730/1 uit met daarop Ritter’s LP’s Songs From The Silver Screen (1958), Blood On The Saddle (1960), Hillbilly Heaven (1961) en Stan Kenton Tex Ritter (1962). Deze nieuwe enkele CD bevat Ritter's twee religieuze LP’s Psalms (1958) en The Lincoln Hymns (1961) aangevuld met bonustracks, maar dit gospel noemen zou een brug te ver zijn: dit zijn "narrations, readings and hymns". Die Psalms mag je letterlijk nemen: dit zijn effectief door Ritter met zijn mooie heldere uitspraak en duidelijke dictie op z'n lijzigst gereciteerde teksten uit het bijbelboek Psalmen, preken, toespraken, vertellingen gezet op een muzikale achtergrond van gongen, percussie, harpen, dwarsfluiten, kerkorgels, klagende violen en klaterende watervalletjes, met andere woorden: een religieus spoken word album op exotica muziek! The Lincoln Hyms zijn wel echte songs, gebaseerd op een in 1957 ontdekt uit 1852 stammend boekje getiteld The Believer's Daily Treasure dat president Lincoln's favoriete religieuze traktaat zou zijn geweest en op bijbelcitaten gebaseerde reflecties bevat, die voor Ritter's LP op muziek werden gezet. Zijn grafkelderdiepe baritonstem geeft de hymnes iets plechtigs maar tegelijkertijd een anno 2020 parodiërend klinkende kitscherige kwaliteit, en de vele toeters, bellen, achtergrondkerkkoortjes en kerkklokken geven een plechtige, prekerige ouderwetse kerstsfeer. De opnames staan niét chronologisch op de CD maar zijn gesequenced in een nieuwe volgorde, zeg maar door elkaar geklutst, en maar goed ook want zo wisselt het toch een béétje af. Ze worden aangevuld met nummers van andere LP’s en singles uit de periode 1946-1961 in dezelfde religieuze stijl en nog meer "vertellingen", gesproken teksten op kerkorgel, met als bekendste nummer Deck Of Cards, origineel niet van Tex Ritter maar van T. Texas Tyler en bij ons bekend als Het Spel Kaarten van Cowboy Gerard De Vries! Alleen al door het onderwerp zal deze CD minder verkopen dan America's Most Beloved Cowboy, en ik kan hem enkel aanraden voor liefhebbers van incredibly strange music, want tenzij je dit in mondjesmaat consumeert zal het vrees ik snel vervelen. Ik ga de 33 tracker behalve op de zondagochtend vooral met kerst opzetten! Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

6 mei 2020

FROM CLOVIS TO MARBLE ARCH:
THE NORMAN PETTY PRODUCTIONS

Jasmine, JASCD 1062

Iedereen weet dat Norman Petty de producer van Buddy Holly was. Maar wat produceerde Petty nog? Het antwoord vindt u in de maar liefst 36 tracks 1956-1962 op deze CD. Een handvol van Petty's producties hoort elke rock 'n' roll fan te kennen: Rave On en Oh Boy componist Sonee West's verblindende rockabilly Rock-Ola Ruby (waarom staat A-kant Sweet Rockin' Baby hier niet op?), Peanuts Wilson’s jeugdmisdaad meesterwerkje Cast Iron Arm, en Real Wild Child dat Crickets drummer Jerry Allison opnam onder het pseudoniem Ivan met begeleiding van de rest van The Crickets. De Buddy Holly connectie is uiteraard een interessant aspect van de CD: ook Sonny Curtis is een solo Cricket, hier met het onder zijn naam uitgebrachte poprocknummer Talk About My Baby dat eigenlijk gewoon een Crickets opname was. The Crickets zelf staan er op met het één maand na Holly's dood opgenomen Love's Made A Fool Of You toen Holly's eigen versie nog slechts een onuitgebrachte demo was. Een tweede Crickets nummer hier, Tell Me How, is natuurlijk gewoon Buddy Holly die zoals bekend twee platencontracten versierde, ééntje als Buddy Holly (begeleid door The Crickets) en eentje als The Crickets (met Holly als zanger). Nog meer bekende namen zijn The Teen Kings, het eerste bandje van Roy Orbison met hun eerste single pré-Sun Records (waarom staat de ballade Tryin' To Get To You hier wel op en B-kant Ooby Dooby niet?), de 19-jarige Bobby Fuller (My Heart Jumped), Buddy Knox (I Think I'm Gonna Kill Myself), Jimmy Bowen met de goeie rocker Can She Kiss, Terry Noland met de goeie rocker Patty Baby, Jack & Jim met de horror rock 'n' roll classic Midnight Monsters Hop, Jimmy Gilmer anno 1959 pré-Sugar Shack, en Gilmer's Fireballs anno 1960 met de dreigende uptempo gitaar instrumental Foot-Patter die herinnert aan de backing track van Real Wild Child. De CD bevat nog twee andere instrumentals: The String-A-Longs in Wheels stemming met Brass Buttons en The Champs met de feestsax instrumental Panic Button.
Minder bekend maar tappen uit een even goed rock 'n' roll vaatje doen Jim Robinson met A Whole Lot Of Lovin', Earl Henry (= de latere Cricket Earl Sinks) met Whatcha Gonna Do, Myron Lee & the Caddies met Baby Sittin', Don Webb met Little Ditty Baby, Chuck Tharp met Long Long Ponytail, Charlie Phillips' hillbilly origineel van het van Johnny Cash bekende Sugartime (de hit was voor The McGuire Sisters), een goeie Starlight (bekend als Starlight Starbright van Maureen Evans) door Jack Huddle, een folky skiffle-achtig Wreck Of The Old 97 door Carolyn Hester met Jerry Allison drummend op een kartonnen doos, en de Crickets soundalike Don't Stop van Larry Trider. Holly hiccups horen we ook in de teenrocker Talk Talk van Eddie Reeves, terwijl Buddy Britten & the Regents ondanks die voornaam in de Terry Noland cover Long Gone Baby helemaal niét klinken als Buddy Holly, net zoals When Came The Fall van The Hollyhawks (= Niki Sullivan van The Crickets) brave pop is die meer naar The Everly Brothers refereert als naar Buddy Holly. Wie op deze CD juist wie was en hoe ze onderling in relatie stonden tot elkaar, Norman Petty en Buddy Holly staat haarfijn uitgelegd in de liner notes. De CD loopt chronologisch en naarmate 1962 opdoemt wordt het allemaal wat braver, maar in zijn totaliteit is dit een erg sterke rock 'n' roll CD.
Geheel terzijde: iemand die slimmer is dan wij wist ons te melden dat de Jasmine CD’s geen gewone CD’s zijn maar CD-R’s, en als je de niet-bedrukte zijde bekijkt staat er inderdaad "CD-R" tussen de kleine lettertjes. De bedrukte zijde lijkt ons gesilkscreened. Dat gezegd zijnde hebben wij tot nu toe nog geen problemen gehad met het afspelen van Jasmine CD’s. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


PLAY IT AGAIN VOLUME 1
Jasmine, JASMCD 3126

Kijk, dit is nu eens de natte droom van elke verzamelaar van rock 'n' roll rariteiten: twee CD’s boordevol "answer songs, copycats en follow-ups". Je kan het je anno 2020 niet meer voorstellen maar er kon in de jaren '50 geen hit zijn of iemand probeerde een graantje mee te pikken door het nummer te coveren, te kopiëren of een antwoord te verzinnen, een eufemisme voor flagrante kopie. Als je dat zestig jaar later zou doen kreeg je gelijk een proces voor plagiaat aan je broek! Dit smeden van het ijzer terwijl het heet was moest uiteraard bliksemsnel gebeuren om de eerste te zijn, wat betekent dat er ook veel answer songs bestaan van liedjes die uiteindelijk géén hit werden. Al die antwoorden verkochten uiteraard een pak minder dan het echte werk en daarom zijn ze vandaag de dag vaak vergeten of onvindbaar. Verzamelaars smullen er evenwel van en zij kunnen duimen, vingers en andere lichaamsdelen aflikken (zolang u maar van mijn lief afblijft) met in totaal 62 doorslagjes van zwarte songs op twee apart uitgebrachte Jasmine CD’s. Extra pluspunt op uw bonuskaart: dit soort CD’s koppelt vaak de kopie aan het origineel, wat er op neerkomt dat de helft van het album de originele hits zijn die je al drie keer hebt. Dat is hier niét het geval, dus krijg je meer antwoorden, zoals op Volume 1 bijvoorbeeld de prima rocker Walkin' And Talkin' van Venus & Group ten antwoord op Bobby Lewis' Tossin' And Turnin'. Roy Brown doet Hound Dog in Mr. Hound Dog's In Town klinken als Rufus Thomas' Bear Cat en dient Wynonie Harris' Good Rockin' Tonight van repliek in We're Goin' Rockin' Tonight. I'm The Jivin' Mr. Lee van ene Kenny Martin teert op het succes van Mr. Lee van The Bobettes wier eigen I Shot Mr. Lee hier niét op staat, en Little Caesar deed een verdwijntruc met Big Joe Turner's Chains Of Love in zijn Chains Of Love Have Disappeared. Smiley Lewis' Caldonia's Party is een antwoord op Louis Jordan's Caldonia, en (Dee Dee) Be My Girl van Dee Dee Sharp fungeert als antwoord op Duke Of Earl van Gene Chandler. Een van de bekendere blijft de Coasters rip-off Charlie Brown Got Expelled van Joe Tex & his X Classmates, maar moet men het ook niet te ver gaan zoeken: I Quit My Knockin' van Carol Fran lijkt zo weinig op Little Richard's Keep A Knockin' dat het me sterk lijkt dat dit een piraatversie is, net als Bobby Hendricks & the Coasters' Molly B. Good volgens mij niet echt de zus van Chuck Berry's Johnny B. Goode is. Populair in deze is de rollen omdraaien: Benny Brown's simpelweg Pappa getiteld antwoord op (Mama) He Treats Your Daughter Mean, en Ben E. King's Don't Play That song wordt bij Pat Lundy logischerwijs Play It Again. The Shirelles' vraag Will You Still Love Me Tomorrow wordt door Jon E. Holiday volmondig beantwoord met Yes I Will Love You Tomorrow, terwijl Ray Charles van repliek wordt gediend in Geneva Vallier's You Said You Had A Woman. Een aparte categorie in deze zijn vervolgen door de originele artiesten zelf in de hoop de magie te hervinden zoals het bekende Jim Dandy Got Married van La Vern Baker en Speedo Is Back van The Cadillacs. Ook leuk: Jackie Brenston's My Real Gone Rocket als antwoord op zijn eigen Rocket 88, Lloyd Price die iets goed te maken heeft in Forgive Me Clawdy, de swamppopper Mathilda Has Finally Come Back van Cookie & his Cupcakes, en The Monotones die vijf jaar na Book Of Love een ander boekje open deden in Book Of Dance. Wie totaal géén inspiratie had kon zijn eigen liedjes eenvoudigweg heropnemen, vaak voor een nieuwe platenmaatschappij, zoals doo-wop ballade Baby It's You van The Spaniels in de Vee Jay versie uit 1958 (origineel op Chance in 1953). Als de muze uitbleef kon je ook altijd andermans nummers klakkeloos coveren zoals Johnny "Guitar" Watson deed met Earl King's swamp rockballad Those Lonely Lonely Nights, of The Capricians die The Dells naar de kroon probeerden te steken met de doo-wop ballade Oh What A Night. Wie slim was at daarentegen van twee walletjes en combineerde, bijvoorbeeld The Ideals die voor Annie Was A Stroller putten uit Hank Ballard's Work With Me Annie saga en The Stroll van The Diamonds. Wegens vlug vlug opgenomen door artiesten die niet alleen minder inspiratie maar vooral ook minder talent hadden zijn deze antwoorden vaak kwalitatief wat minder dan de hits, maar toch blijft dit alles ook los van het thema zalige zwarte muziek! Volume 2 (JASMCD 3145) is ook al uit. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


OH OH CHERI: EARLY FRENCH YE-YE GIRLS
Jasmine, JASCD863

Deze dubbel-CD bevat 64 Franstalige female yé-yé songs maar interpreteert de term yé-yé erg ruim. De meestal in de periode 1960-1966 gesitueerde yé-yé ontstond uit de vroege rock 'n' roll en twist, explodeerde in 1961-1962, kreeg zijn op de yeay yeah's uit de Britse beatmuziek gebaseerde naam in 1963 van een Franse socioloog en groeide uit tot een volstrekt eigen Frans genre verwant aan de Amerikaanse meidengroepen en de Engelse Britpop. Van dat laatste genre bracht Jasmine pas nog de CD Tell Him: Popcorn Brit Girls 1960-1962 (JASCD 861) uit. Oh Oh Chéri bevat zowel de grote namen uit het genre zoals de bohémienne natte studenten droom Françoise Hardy met haar grote hits Tous Les Garçons Et Les Filles (zelfs in Nederland haalde het in 1963 de Tijd Voor Teenagers Top 10, zoek op YouTube de beelden van Godfried Bomans die Hardy, die niets begrijpt van zijn gebrabbel, een Edison overhandigt op het Grand Gala Du Disque in het Kurhaus in Scheveningen in 1963) en het aan Shadows gitaren gekoppelde Le Temps De L'Amour, de melancholische op muziek gezette tienerverdrietjes Ton Meilleur Ami en C'est A L'Amour Auquel Je Pense, en het mooie uptempo pop nummer Oh Oh Chéri), het latere disco-idool Sheila, Johnny Hallyday's echtgenote Sylvie Vartan, de geïmporteerde Amerikaanse Nancy Holloway (La Leçon De Twist), de geïmporteerde Britse Petula Clark die het op z'n Frans doet en jeugdzonden van zangeressen die je met het Franse chanson associeert als Dalida en Juliette Gréco. De tracklisting wordt vervolledigd met mindere godinnen en een stoet bij ons zo goed als vergeten actrices als Jeanne Moreau, Nicole Paquin, Gélou, de geïmporteerde Britse Gillian Hills (in 1960 te zien in Beat Girl) en Magali Noël, aangevoerd door sexbom Brigitte Bardot, vertegenwoordigd met charleston pop met Je Me Donne A Qui Me Plait, het verrassend brave chanson Sidonie en de dromerige pop van La Madrague.
Opvallend is dat Cris Carol in Si Tu Ne Sais Pas en L'Amour Que J'Ai Pour Toi, Sheila in de slow On A Juste L'Age en Sylvie Vartan in Tous Mes Copains (alleen al de titel!) klinken als een Françoise Hardy soundalike die lijkt in te willen spelen op het Françoise Hardy effect, en dat op de twee CD’s naast yé-yé ook andere muziek staat zoals chanson (Corinne Marchand's Sans Toi, Juliette Gréco's La Javanaise, Isabelle Aubret's Un Premier Amour en Deux Enfants Au Soleil, Jacqueline Danno's Chanson De Lola, Jeanne Moreau's Le Tourbillon) en pop (Gillian Hills' Cou-Couche Panier, Dalida's Ne Joue Pas, Marie Laforêt's jazzy Saint-Tropez Blues). Ook Edith Piaf's L'Homme A La Moto heb ik nooit beschouwd als yé-yé: deze fantastische vertaling van Black Denim Trousers And Motorcycle Boots van The Cheers is machtig rockende bigband swing, maar ik ben wel blij dat het hier op staat. Typisch voor de Franse muziek uit die tijd is het groot aantal vertalingen van Engelstalige hits zoals Petula Clark's Chariot (I Will Follow Him van Little Peggy March), Sylvie Vartan's Quand Le Film Est Triste (Sad Movies van Sue Thompson), Le Loco-Motion (The Loco-Motion van Little Eva), Dansons (Let's Dance van Chris Montez) en Est-Ce Que Tu Le Sais (What'd I Say), Les Gam's' Cheveux Fous Et Lèvres Roses (Zwei Kleine Italiener), Sheila's Sheila (Sheila van Tommy Roe), Gélou's Délivre-Moi (Unchain My Heart), Petula Clark's Ya Ya Twist (Ya Ya van Lee Dorsey) en L'Enfant Do (Cottonfields), Annie Cordy's Cigarettes Whisky Et P'tits Pépées (Cigarettes And Whiskey And Wild Wild Women), Cris Carol's Mon Ange Bleu (Johnny Angel), Dalida's Itsy Bitsy Petit Bikini (Itsy Bitsy Teenie Weenie Yellow Polka Dot Bikini van Brian Hyland) en Garde Moi La Derniere Danse (Save The Last Dance For Me) als brave swing. De steevast net iets andere arrangementen geven die overbekende liedjes een exotische touch, een zeker je ne sais quoi. Nancy Holloway's Les Barbouses is zelfs een gezongen versie van de gitaarinstrumental FBI van The Shadows! Echte yé-yé, die vrolijke mengeling van twist en higschool, zijn Louise Cordet's Je Ne Suis Qu'Un Baby, Gillian Hills' in duet met Eddy Mitchell & les Chausettes Noires in C'est Bien Mieux Comme Ca, Nicole Paquin's Mon Mari C'est Frankenstein (You Can Get Him Frankenstein van The Castle Kings) en Oui Je T'Aime, Petula Clark's Les Gens Diront, Dalida's Achete-Moi Un Jukebox, Line Renaud's C'Est Toi Baby, Gélou's Demain, Sheila's Avec Toi en haar grote hit L'Ecole Est Finie, Brigitte Bardot's L'Appareil A Sous, Sylvie Vartan & Frankie Jordan's Panne D'Essence, en Gélou's live Ils Croient A Leur Danse. Totaal over the top is Fais-Moi Mal Johnny (een eerbetoon aan Johnny Hallyday?) van Magali Noël wier Alhambra-Rock een van de vroegste en vreemdste Franse rock 'n' roll opnames is. In zijn geheel staat er naar mijn smaak op deze très chique dubbelaar teveel pop (het verschil met yé-yé is wellicht subtiel) en chanson, maar voor wie houdt van die olijke Franse onschuld en films met Louis De Funès is dit een schatkamer, te consumeren onder het genot van een pernod. Santé! Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

29 april 2020

Stream/download Recensie

STAY AWAY/ THE NIGHTDRIVERS
Rehn Music Group, géén cat.nr.

The Nightdrivers zijn een Zweedse band opgericht eind 1981 die in de jaren 2000 een jaar of vijf fungeerden als begeleidingsband van de Zweedse Jerry Lee Lewis incarnatie Micke Muster, en in die straks 40 jaar brachten ze in 1984 de single Outlaw/ Golden Sunburst uit en in 2004 de CD Let Me Take You For A Ride... op het Nederlandse label Rarity Records! In 2013 was er de digitale 4-track EP Carlene en vorig jaar de 1-track CD single My Ancient Car die beiden ook op promo-CD verschenen. Later dit jaar komt er een nieuw album en als lokkertje is er nu een digitale 1 track single waarvan zelfs geen promo CD'tje meer werd gemaakt. Teken des tijds...
Met een bezetting van gitaar, drums, basgitaar en keyboards (piano + orgel) is Stay Away moderne hedendaagse rock 'n' roll met stop-start structuur, piano en een meezing refrein met hoge Ain't Got No Home factor. De solo die gitaar afwisselt met orgel geeft een poprock touch die echter niet stoort. Goed maar een beetje vrijblijvend, leuk maar een beetje cliché zou ik zeggen moest dat niet zo pejoratief klinken. Gebruik in plaats daarvan het woord "tijdloos" en je zegt eigenlijk hetzelfde maar het klinkt gelijk een pak positiever! De geluidskwaliteit is krachtig en helder, en daarom is het jammer dat dit (voorlopig?) enkel via streaming te beluisteren is en niet op fysieke geluidsdrager. Het album hopelijk wel!
Via www.nightdrivers.se vind je The Nightdrivers op iTunes, Spotify en Tidal.
(Frantic Franky)

CD Recensies

ELVIS PRESLEY 85 WORLD TRIBUTE
Rude Runner, RRR-051

Dat Elvis op 8 januari 2020 85 jaar zou zijn geworden zal niemand zijn ontgaan, en deze uit Japan afkomstige tribute is een dubbel-CD met 30 Elvis covers door 30 bands uit 30 landen! Da's fijn, want rock 'n' roll uit Servië (Grandpa Candys), Thailand (The Southern Boys met Baby I Don't Care... in het Thais?), Hong Kong (The Boogie Playboys) of Cyprus (The Xiles) kom je niet elke dag tegen. Nederland is vertegenwoordigd met Batmobile's welbekende meebruller Burning Love, voor België treden Mike Fantom & the Bop A-Tones in de arena met Let Yourself Go. Andere bekende namen zijn Restless (My Babe met jazzy piano, is dat dezelfde My Babe van Mark Harman's eerste solo-album Cover Up uit 1993?), de bijna rock van Jancee Pornick Casino (D), de authentieke rockabillies Eddie & the Head-Starts (F), The Ramblin' Bandits (DK), The Swamp Shakers (Letland) en Reverend Beat-Man (CH) die Blue Moon Of Kentucky verbastert tot drinkebroers folkpunk op speed. Blue Moon Of Ireland, hahaha! De tracklisting leest niet verwonderlijk als Elvis' greatest hits maar er staan toch een paar minder bekende songs op als Summer Kisses Winter Tears (heel intimistisch door The Mallor-Kings uit Spanje), Spinout, Night Life en Proud Mary. Alleen jammer dat ze er niet in slaagden 30 verschillende Elvis covers bijeen te sprokkelen want Baby Let's Play House en Mystery Train krijgen twee keer een beurt, al is het uiteraard interessant om te horen hoe beide nummers twee keer een totaal andere invulling krijgen. De algemene trend van de nummers is hedendaags modern en dat biedt een boeiende blik in de wondere wereld van all things Elvis, gaande van soundalikes (Are You Lonesome Tonight door The Ridin' Dudes uit Oostenrijk) over platte pop/rock (Can't Help Falling In Love door Katarina & her Poor Fellas uit Finland, King Creole door The Crazy Plumbers uit Roemenië waarvan ik mag hopen dat ze betere loodgieters als muzikanten zijn, Proud Mary dat je meer met Ike & Tina Turner als met Elvis associeert door The Cambodian Space Project uit Cambodja... in het Cambodjaans?) tot een Hound Dog met Mexicaanse spaghettiwestern intermezzo’s door The Hydrant uit Indonesië. Ik ben hier nu een beetje aan het focussen op wat er zoal mis is op deze CD’s, maar da's niet fair want er staat ook best goed spul op, al hangt dat bij dit soort CD’s uiteraard sterk af van je eigen smaak en is het altijd een beetje the good, the bad and the ugly. Voor elk wat wils! Bovendien moet je open staan voor Mondo Elvis CD’s, want wie Elvis coveren heiligschennis vindt zal zich in afschuw afwenden. Dat neemt niet weg dat de ene band hier getalenteerder is dan de andere, al verkies ik persoonlijk een middelmatig rockabillynummer boven cliché bluesrock als Baby What You Want Me To Do door Donna Dunne uit Ierland. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat het beste van deze 30 tracks op één CD had gekund, maar toch is dit een goed uitgangspunt om op basis van wat je leuk vindt op zoek te gaan naar nieuwe bands uit exotische oorden.
Rude Runner is een Japans label gespecialiseerd in psychobilly en aanverwanten, maar hou er rekening mee dat alle "infomation" op www.ruderunnerrecords.com in het Japans is.
(Frantic Franky)


THE HANK WILLIAMS SONGBOOK VOLUME 1:
ROCKIN' CHAIR MONEY

Atomicat, ACCD029

Hank Williams is bijna 70 jaar na zijn overlijden op de achterbank van zijn Cadillac op 1 januari 1953 op amper 29-jarige leeftijd nog steeds niet dood. Zopas verscheen van de countryzanger die ondanks het feit dat ie stierf vòòr de geboorte van de rock 'n' roll wordt beschouwd als het eerste slachtoffer van de rock 'n' roll excessen drank, drugs en vrouwen een luxe 6 CD-doos met zijn complete Mother's Best radio opnames, en eind vorig jaar recenseerden wij nog de Bear Family tribute-CD Sun Shines On Hank Williams (BCD 17504). Het concept van de nieuwe driedelige Atomicat reeks The Hank Williams Songbook is gelijkaardig, namelijk Williams' songs gecoverd door andere country artiesten, met dien verschille dat er net zoals op hun recente It's A Long Rocky Road: A Tribute To Johnny Horton ACCD 047 ook originals van andere artiesten op staan die werden gecoverd door Hank Williams, zowel in de studio, als demo of op de radio, alsmede tribute songs. Originals zijn Thy Burdens Are Greater Than Mine van Redd Stewart (1949), Rockin' Chair Money van Bill Carlisle (1946) en Leave Me Alone With The Blues van Curley Williams & his Georgia Peach Pickers (1948), waarbij die twee laatste door Hank Williams op de radio werden gezongen. Van andere songs horen we niet de original maar een latere cover van ná Hank Williams en tot die categorie behoren Bill Monroe's Build Me A Cabin In Glory uit 1958 (origineel van The Johnson Family Singers in 1946, door Hank Williams gezongen in de Mother's Best radio shows), Johnny Horton's Cherokee Boogie uit 1957 (het origineel is van Moon Mullican uit 1951, Williams nam het op voor de Mother's Best shows), George Jones' Roly Poly uit 1962 (het origineel is van Bob Wills, Williams nam het op voor de radio), en Skeets McDonald's Dear John uit 1962 (origineel van Jim Boyd). Het steevast met Hank Williams geassocieerde My Bucket's Got A Hole In It staat op deze CD in de uitvoering van T. Texas Tyler die het net als Hank Williams opnam in 1949. Ik weet niet wie eerst was, maar ik weet wel dat My Bucket's Got A Hole in It helemaal teruggaat tot 1927, het jaar waarin ene Tom Gates het als eerste opnam! Een bijna Hank Williams original is I'm Tellin' You van Jack Guthrie (een neef van Woody Guthrie) & his Oklahomans uit 1946 dat in de Health & Happiness radio shows werd gezongen door Hank Williams' echtgenote Audrey Williams. De aller-origineelste oerversie daarvan die niét op deze CD staat is van Billy Hughes & his Pals Of The Pecos, ook uit 1946. En als we dan toch spijkers op laag water zoeken (iémand moet het doen): Freight Train Blues, ooit door Hank Williams opgenomen als demo, is origineel inderdaad van Roy Acuff, maar op deze CD staat Acuff's eigen heropname uit 1947, ná Hank Williams' demo, in plaats van de originele versie uit 1936 van Roy Acuff's Crazy Tennesseans met Sam "Dynamite" Hatcher op vokalen en Acuff op treinfluit. Je kan dat als collectioneur van originals jammer vinden, maar je moet ook durven toegeven dat de CD zoals ie nu is met nummers die de periode 1946-1963 beslaan veel vlotter en gestroomlijnder zal klinken dan wanneer je daar gekraak en geknars en gepiep en geruis uit de jaren '20 en '30 gaat tussen zetten. Dat zou afbreuk doen aan wat deze Hank Williams Songbook is: een vrolijke en vreugdevolle ten dans uitnodigende verzameling old time country waarvan de kwaliteit gegarandeerd wordt door de aanwezigheid van alle grote stemmen uit het genre: naast de reeds genoemde artiesten geven ook nog onder meer Hawkshaw Hawkins, Porter Wagoner en The Maddox Brothers & Rose acte de presence. Dat de songs van Hank Williams de tand des tijds glansrijk hebben doorstaan is duidelijk en geldt trouwens nog steeds tot op de dag van heden evenzeer als toen de liedjes op deze CD werden opgenomen, in de tijd toen de dieren nog spraken en de cowboypaarden nog zongen. Je kan deze 28 tracks hier onderverdelen in evenveel subcategorietjes maar we volstaan met de vermelding dat de CD goed is voor 73 minuten zalig swingende uptempo en medium tempo country en hillbilly boogie uit den oude doosch met een mespuntje bluegrass gospel (Bill Monroe's I Saw The Light, zijn oudere broer Charlie Monroe's I'm Gonna Sing Sing Sing), een shotje westernswing, een vuistvol pré-rockabilly (Move It On Over door Johnnie & Jack & the Tennessee Mountain Boys) en rock 'n' roll light (Moanin' The Blues door Marvin Rainwater, Why Don't You Love Me door Don Gibson, Weary Blues From Waitin' door Jack Turner), en natuurlijk een paar klaaglijke ballades (I Could Never Be Ashamed Of You door Delbert Barker, Long Gone Lonesome Blues door The Wilburn Family, They'll Never Take Her Love From Me door opnieuw Roy Acuff), dat alles geserveerd met gusto en boordevol boogie-ënde honky tonk piano’s, subtiele steelgitaar en veel vloeiende fiddles. De CD sluit af met een Hank Williams tribute uit 1953, het uiteraard trage Hank Williams Will Live Forever (In People's Hearts) van opnieuw Johnnie & Jack and the Tennessee Mountain Boys.
Volume 2 is ook al uit onder de titel Howlin' At The Moon (ACCD 030).
Info www.atomi-c.at (Frantic Franky)


LET'S THROW A PAJAMA PARTY VOLUME 1
Atomicat, ACCD038

Let's Throw A Pajama Party is een nieuwe Atomicat reeks van 3 CD’s die ons de soundtrack voor een pyjama feestje anno 1963 voorschotelt, omschreven als "slow romantic songs, dansvloervullers, country hits, een beetje doo-wop, een kleine portie blues en veel rock 'n' roll". De tracklisting leert ons dat Volume 1 veel bekende songs bevat waarmee Atomicat niet alleen in het vaarwater komt van de goedkope platenmaatschappijtjes die de out of copyright markt afromen, maar ook van wat een respectabel re-issue label als Ace Records al jaren doet: kwaliteitsreeksen uitbrengen met bekende nummers. En dan gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat ik veel nummers op deze CD al heb op Ace reeksen als The Golden Age Of American Rock 'n' Roll en Teenage Crush. De verhouding is pakweg één derde overbekende songs zoals de fantastische instro jiver Midnighter van The Champs (ooit een Britse ted geweten die telkens Midnighter werd opgelegd de hele dansvloer overbopte... op zijn handen), het instro monster Teen Beat van Sandy Nelson, de ballades It's Only Make Believe van Conway Twitty en het esoterische I Only Have Eyes For You van The Flamingos, doo-wop met Little Girl Of Mine van The Cleftones, een vleugje lichte countrypop met Honeycomb van Jimmie (en niet Jimmy zoals op de tracklisting staat) Rodgers en Sweet Dreams van Don Gibson, rock 'n' roll met Tossin' And Turnin' van Bobby Lewis, twist met de instrumentale In The Mood van het Ernie Fields Orchestra, en de pophits Last Kiss van Wayne Cochran en Funny How Time Slips Away van Jimmy Elledge. Bekend niet alleen voor de Britten maar ook voor ons zijn de originele versies van twee nummers die revivalhits werden, namelijk Under The Moon Of Love van Curtis Lee en Come Back My Love van The Wrens.
Minder bekend zijn de instrumentale La Bamba cover door Ritchie Valens' producer Bob Keene (niét Ritchie Valens' producer Bob Keane) die klinkt als een kruising tussen The Champs en de tijuana brass van Herb Alpert: wat een leuke uptempo jiver! De sax stroller Chick-A-Lou van Johnny Mann wordt aangevuld met rock 'n' roll tappend uit een goed vaatje zoals Bad Bad Woman van Bob Corso, de bluesbopper Old Folks Boogie van Al Simmons, Richard Berry’s doo-woppende origineel van Louie Louie, Priscilla Bowman's originele Rockin' Good Way, de doo-wop ballade Crazy For You van The Heartbeats, zwarte rock 'n' roll (Jump Jack Jump van Wynona Carr en Ain't Got No Home in de coverversie van The Starrs), alsmede veel poppy teenrock met Got No Sunshine In My Soul van Budd Albright, Females van Chuck Reed, Sandy van Larry Hall, I Go Ape van Frankie Tyler (niet de Neil Sedaka song) en OK So What van Freddie North. Toch zijn deze 30 songs uit 1955-1963 stilistisch enorm gevarieerd en bieden ze kwaliteit.
Als u niet te veel van deze nummers reeds hebt en houdt van CD’s in de stijl van klassieke golden oldies compilaties als de American Graffiti en Lemon Popsicle soundtracks en de eerder genoemde Golden Age Of American Rock 'n' Roll en Teenage Crush kan u hiermee niet in de fout gaan.
Volume 2 is ook al uit. Info www.atomi-c.at
(Frantic Franky)

Vinyl Recensie

MY BABE: RHYTHM & BLUES HOUSEPARTY VOL. 1
Koko Mojo, KM-EP 108

Vinyl EP met als originele insteek vier covers, waarbij de bekendste artiest, Screamin' Jay Hawkins, de minst bekende song covert. De bekendste song is daarentegen al héél veel gecoverd, namelijk Willie Dixon's My Babe, origineel uitgevoerd door Little Walter in 1955, hier door zangeres Dakota Stanton in 1960 als bigband swing en my oh my wat swingt dat een heerlijk eind weg als zich daar zo'n groot orkest aan zet met tegen elkaar opschurende blazerssecties en een frontdame die waarlijk kan zingen, beheerst en beschaafd en zonder enige krachtinspanning, maar wat een heldere frasering en feilloze dictie! Klare taal!
Ain't Got No Home is een rock 'n' roll classic van Clarence "Frogman" Henry uit 1956, in 1960 overgedaan door The Starrs en aangezien de B-kant van die single, het Rockin' Pneumonia And Boogie Woogie Flu-achtige Crying Over You, werd gepend door Ike Turner wordt verondersteld dat Turner wellicht de begeleidingsband aanvoerde of iets anders met de single te maken had, ook al omdat Ain't Got No Home doet denken aan wat Turner in die periode uit zijn koker toverde. Wie The Starrs (of The Starr's zoals het op de single stond) waren is een raadsel: sommige onderzoekers hebben gesuggereerd dat de zanger Billy Gales zou kunnen zijn wegens gelijkenissen tussen Crying Over You en Gales' door Ike Turner gepende I'm Hurting uit dezelfde periode. Niet dat dat iets uitmaakt want van die Billy Gales heb ik evenmin ooit gehoord. The Starrs behouden de structuur en de drie verschillende stemmetjes van Ain't Got No Home maar plakken er soul gerichte toeters op en samen met de meer urgente zang krijgt het nummer daardoor een sixties sfeertje, maar zelfs iemand met twee linkerbenen kan er probleemloos op jiven.
De andere twee songs zijn - opnieuw een originele insteek - zwarte covers van country songs: Hank Williams' Your Cheating Heart, normaliter een klassieke ballade, in 1957 door The Pearls met sax, piano en een gitaar-/ saxsolo verbouwd tot doo-wop in de stijl van The Drifters maar met een scheurender randje, en Take Me Back To My Boots And Saddle. Deze cowboy klassieker werd gek genoeg origineel reeds in 1935 ingeblikt door het orkest van Tommy Dorsey (met zang van Cliff Weston). De versie uit 1958 van Screamin' Jay Hawkins, de gepatenteerde gek van I Put A Spell On You, is niet zo nonsensicaal als zijn Frenzy, maar met zijn opera-achtige grafstem zal hij menig saloncowboy de schrik van zijn leven hebben bezorgd, zeker in die big band setting compleet met dameskoortjes, een versie mogelijk beïnvloed door de zwarte vocal harmony uitvoering van Jimmy Ricks & the Ravens uit 1956 want het arrangement van deze twee versies is gelijklopend.
De vier tracks op deze EP samen: geen rhythm 'n' blues maar zalige medium tempo swing jive! Gelimiteerde uitgave op 500 exemplaren. Info www.atomi-c.at
(Frantic Franky)

15 april 2020

CD Recensies

SLIPPIN' AND A SLIDIN'/ EDDIE BO
Jasmine, JASMCD 3137

De in 2009 op 78-jarige leeftijd overleden pianist Eddie Bo was een reus inzake jazz, blues, soul en funk in New Orleans en een voetnoot in de geschiedenis van de rock 'n' roll: hij was in 1956 de schrijver en originele uitvoerder van I'm Wise, het liedje waarop Little Richard een andere tekst schreef, die Slippin' And Slidin' noemde en er een rock 'n' roll klassieker van maakte, al ligt de zaak net iets ingewikkelder. Eddie Bo had zich immers zelf ook gebaseerd op een bestaand nummer, I Got The Blues For You van Al Collins uit 1955 (waarop Eddie Bo piano speelde), terwijl er in 1950 al een Louis Jordan-achtig bigbandnummer getiteld Slippin' And Slidin' werd opgenomen door Gene Phillips & the Jack McVea Orchestra dat op zich niets met Little Richard te maken heeft. Ja, 't is niet gemakkelijk!
Deze dubbel-CD bevat 43 nummers die verschenen op Ace, Apollo, Chess, Checker, Ric, Capitol en Swan maar de ondertitel "singles As & Bs 1956-1962" klopt niet want allemáál staan ze er niet op. Toch is dit allicht het compleetste single-overzicht van de artiest die vanaf zijn platendebuut in 1955 het grootste aantal singles uitbracht in New Orleans op Fats Domino na aan wie nummers als Baby, You Got Your Mojo Working en Roll 'Em Back muzikaal verwant zijn, hoewel Bo's stem uiteraard helemaal anders klinkt. Sommige songs zijn meer bluesy (So Glad, Happy Tears, I'll Be Satisfied), andere hellen met hun rhythm 'n' blues gitaren, smeuiïge saxofoons en onderliggende pianoboogie over naar de rock 'n' roll (Please forgive Me, Too Much Of A Good Thing, Walk That Walk, Indeed I Do, Hep Hep Hooray, Oh Oh, I Love To Rock 'n' Roll). Er zijn ballades (My Heart Was Meant For You, Every Day Every Night, I'll Keep On Trying), andere bevatten vroege soul (I Cry Oh, het van een Tequila brugje voorziene instrumentale Hey Bo) doch meestal is het eindresultaat een mix van dit alles.
Op CD 2 horen we hoe deze muzikale gumbo naarmate de jaren vorderen en de jaren '60 naderen steeds meer early sixties gaat klinken (Tell It Like It Is, Every Dog Got His Day, Warm Daddy, Ain't It The Truth Now, Now Let's Pop-Eye, Roamin-Titis) met Ray Charles violen (It Must Be Love) en meidenkoortjes tot het pure pop wordt (What A Fool I've Been, Everybody Everything Needs Love, You're The Only One, het tekstueel naar Slippin' And Slidin' refererende Dinky Doo). Naast I'm Wise (en zijn Baby I'm Wise getitelde heropname uit 1962) horen we nog een original: Bo's oerversie van de ballade My Dearest Darling uit 1957 die in 1960 een hit werd via Etta James. Dat zijn Check Mr. Pop-Eye gecoverd werd door Chubby Checker en Huey "Piano" Smith zoals in de hoestekst staat klopt dan weer niét: volgens mij zijn zowel Checker's Popeye (The Hitchhiker) als Smith's Pop-Eye andere songs over dezelfde dansrage.
Echt spectactulaire dingen staan hier niet op en essentieel zou ik deze CD niet noemen - behalve I'm Wise natuurlijk - maar vanuit historisch oorpunt is deze dubbelaar uiteraard zeer interessant. Of de aanschaf te verantwoorden valt zal afhangen van je muzikale voorkeur, want één CD had ruimschoots volstaan om de beste rock'n' roll songs te huisvesten. Desalniettemin vormt dit de perfecte soundtrack voor een virtueel avondje uit in het Franse kwartier van New Orleans onder het genot van je vijfde mint julip (ingrediënten: bourbon, suiker, crushed ice en verse munt). Info: www.eddiebo.com en www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


AMERICA'S MOST BELOVED COWBOY/ TEX RITTER
Jasmine, JASMCD 3730/1

De in 1974 op 68-jarige leeftijd overleden Tex Ritter mocht zich met recht een "star of stage, screen, TV and records" noemen: hij begon zijn maar liefst zes decennia omvattende carrière reeds eind jaren '20 op de radio, maakte zijn platendebuut in 1933 en was van 1936 tot 1950 een singing cowboy te zien en met zijn diepe gouden lijzige baritonstem ook heel vaak te horen op het zilveren scherm in een vijftigtal westerns.
Deze 52 tracks tellende dubbel-CD bevat vier LP’s, Songs From The Silver Screen (een in 1958 verschenen compilatie LP van oudere jaren '50 opnames van thema’s van vooral westerns als The Searchers, Wichita, The Big Land, The Last Frontier en Red Garters), Blood On The Saddle (1960), Hillbilly Heaven (1961, titeltrack I Dreamed Of A Hillbilly Heaven is een eerbetoon aan artiesten als Jimmie Rodgers, Hank Williams en Johnny Horton) en Stan Kenton Tex Ritter (1962). De bekendste is waarschijnlijk Blood On The Saddle die een paar killer countrysongs bevat zoals de titeltrack en Sam Hall, het buitenbeentje is Stan Kenton Tex Ritter met orkestleider Stan Kenton oftewel countrymuziek in rustig swingende jazzarrangementen met blazers, een plaat die in zijn tijd naar verluidt voor geen meter verkocht. De nummers daarvan zijn heel filmisch en sluiten muzikaal perfect aan bij Songs From The Silver Screen, wat wellicht de reden is dat deze twee platen na elkaar op deze CD’s staan en niet in chronologische volgorde. In zijn lange, rijke carrière zong Tex Ritter vaak dezelfde songs en een aantal songs op deze LP’s zijn dan ook heropnames van zijn eigen oudere songs als Rye Whiskey. Zo staan hier drie verschillende uitvoeringen op van het door Ritter in de gelijknamige western gezongen titelthema van High Noon, want dat was voor één keer niet de job van Frankie Laine. Ritter zou in zijn hele carrière High Noon in totaal een keer of zes opnemen!
America's Most Beloved Cowboy bevat een paar rustige bluegrass-songs als When The Work's All Done This Fall en Boll Weevil, een aantal gesproken nummers (een specialiteit van Tex Ritter die over een uitstekende dictie beschikte) als Ol' Shorty, The Face On The Barroom Floor, Deck Of Cards (bij ons bekend als Het Spel Kaarten van Cowboy Gerard De Vries) en het patriottistische The Pledge Of Alliance dat bij menig Amerikaan een traan zal hebben doen wegpinken, en natuurlijk veel western folklore als The Bandit (twee versies), Billy The Kid, Home On The Range en Red River Valley. De vier LP’s worden aangevuld met vijf bonustracks uit 1944-1947 die gek genoeg perfect aansluiten bij de LP’s van 15 jaar later, wat iéts zegt over de mastering maar vooral veel over hoe ouderwets Tex Ritter in zijn eigen tijd reeds was. Tex Ritter's muziek was immers altijd een beetje ouderwets, plechtig, ietwat crooner-achtig, kerstmuziek-achtig, met achtergrondkoortjes die eerder als een kerkkoor klinken. Heerlijke nostalgie voor wie graag films met John Wayne ziet! Intussen verscheen op Jasmine ook de enkele CD Cowboy Church (JASMCD 3754) met Ritter's religieuze LP’s Psalms (1958) en Lincoln Hymns (1961). Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

Vinyl Recensies

THE NEW BREED/ JACKIE WILSON
Koko Mojo, KM-EP 106

Jackie Wilson scoorde in 1986 drie jaar na zijn dood ook bij ons onverwacht een internationale hit met zijn geweldige jiver Reet Petite uit 1957, slechts één van de vele prachtsongs die Wilson de wereld naliet. Koko Mojo Records, beheerder van zwarte rock 'n' roll in al zijn verschijningsvormen, verzamelt er vier minder bekende op deze EP die even suikerzoet opent als een kerstliedje, maar Do Lord uit 1963 ontpopt zich al snel tot een prachtig voorbeeld van hoe mooi vlotte onstuimige gospelrock kan zijn. De vrolijke drums, een vliegende sax solo en het opzwepend tweestemmig extatisch antwoord patroon (Do Lord is een duet met de ons onbekende zangeres Linda Hopkins) maken dit tot 2 minuten en 20 seconden hemels genot waarop het goed jiven is. Jackie Wilson bezat een waanzinnig goede opera-achtige tenorstem die hij ten volle gebruikt in het rustig swingende I Know I'll Always Be In Love With You uit 1960 in melancholische Sam Cooke Having A Party stijl. Het onweerstaanbare uptempo So Much uit 1960 met Reet Petite prrrr's is opnieuw een vocaal hoogstandje, en The New Breed uit 1963 is meer early sixties met jazzyorgel en een heel blazersorkest waarop de dames een paar kilometer uptempo kunnen strollen. Tijd om de Jackie Wilson LP’s te checken die u kocht in het kielzog van Reet Petite en al jaren niet meer oplegde. Moest u deze vier nummers nog niet hebben, gelieve dan nu uw schade in te halen. Gelimiteerde uitgave op 500 exemplaren. Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)


THE DYNAMIC/ RUDY RAY MOORE
Koko Mojo, KM-EP 110

Koko Mojo Records bracht in twee worpen van vijf tot nu toe tien EP’s uit met telkens vier tracks van zwarte artiesten en daarvan is de in 2008 overleden Rudy Ray Moore een van de minder bekende, tenminste als rock 'n' roll zanger, want Moore maakte vooral naam en beruchte faam vanaf de jaren '70 als zwarte stand up comedian gespecialiseerd in vuile moppen. Toch is zijn muziekcarrière uit de jaren '50 goed gedocumenteerd: reeds in 2000 bracht Norton Records zijn CD Hully Gully Fever uit met 28 rock 'n' roll, doo-wop, jump, rhythm 'n' blues en soul tracks waaronder de vier tracks op deze EP die vorig jaar nog uitkwamen op rood vinyl op de Rudy Ray Moore 10-inch Step It Up And Go (CTP-317) op het Amerikaanse label Crashing The Party. Ik heb eens ergens gelezen dat Moore geen fantastische zanger was maar wel zijn plan kon trekken op basis van energie eerder dan techniek en ik zou dat beamen moest het niet zo negatief klinken, want daarvoor zijn deze vier nummers veels te goed: hier valt niets maar dan ook niets op af te dingen. Op de achterkant lees ik dat de vier songs werden opgenomen in 1956 voor Federal Records en drie van de vier klinken inderdaad mooi samen als behorend tot dezelfde opnamesessies, maar Rally In The Valley dat een wat andere sound heeft dateert dacht ik van 1959 op Vermont Records. Soit, dat doet niets af aan de muziek. Step It Up And Go is een uptempo stroll met stop-start structuur, blazers en piano, Ring A-Ling Dong begint met The Girl Can't Help It sax rifjes alvorens te exploderen in nonsensikale doo-wop vocalen en een hele batterij blazers die een streep When The Saints Go Marching In incorporeren in de solo. Rally In The Valley doet met zijn huilende wolven, vlijmscherpe gitaar, doo-woppende backing vocals, een versneld smurfenstemmetje en speciale sfeertje denken aan de Halloween rock 'n' roll nummers maar daar heeft deze supersnelle stroll niets mee te maken. Afsluiter Robbie Dobbie is helemaal in de klassieke rock 'n' roll lijn van Step It Up And Go, en samen zijn het vier aanraders voor wie zijn hart verloor aan de betere zwarte rock 'n' roll in de stijl van bijvoorbeeld Richard Berry. Gelimiteerde uitgave van 500 stuks in een full colour 350 gram picture sleeve. Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)

8 april 2020

CD Recensies

MUMBLIN' TOSSIN' AND TURNIN'/ BOBBY LEWIS
Jasmine, JASCD 1034

Bobby Lewis scoorde in 1961 een hit met Tossin' And Turnin', voor 1961 een bijzonder geslaagde rocker: uptempo, stop-start structuur, flinke drive, indrukwekkende blazerssectie (King Curtis!), straffe gitaren, slim doo-woppend vrouwenkoortje dat het refrein niet afzwakt maar versterkt, kortom: het nummer had alles in zich om een hit te worden, en dat werd het ook. Meer zelfs: het werd dé hit van 1961, naar verluidt een driedubbele millionseller, een gouden plaat die zeven weken kampeerde aan de top van de Billboard Hot 100 (in de hele jaren '60 slaagden daar slechts zes liedjes in), tien weken op nummer 1 stond in de rhythm 'n' blues hitparade, en uiteindelijk werd Tossin' And Turnin', terecht, een golden oldie. Tossin' And Turnin' kwam niet uit het niets: Bobby Lewis was in 1961 al een veteraan die het vak leerde in de jumpblues, vòòr Tossin' And Turnin' al vijf singles uit had, en zijn eerste single al uitbracht in 1952, Mumblin' Blues, allesbehalve blues maar lekker wilde rhythm 'n' blues die voor 1952 verdomd stevig rockt met gemene gitaar, Sam The Man Taylor op sax en stotterende vocals, het gaat tenslotte over mompelen.
Wat staat nog op deze CD? Nou, al zijn singles tot 1962 (14 in totaal op Chess, Spotlight, Mercury, Roulette en Belltone Records, uitgezonderd - beetje vreemd toch - Travlin' Days, de B-kant van zijn debuutsingle Mumblin' Blues), de hele Tossin' And Turnin' LP uit 1961, de vrolijke Tossin' And Turnin' opvolger One Track Mind (zijn enige andere nummer dat nog de Top 10 haalde), de LP versie van Tossin' And Turnin' met een extra vocale intro, het Tossin' And Turnin' doorslagje I'm Tossin' And Turnin' Again, de snellere heropname van Mumblin' Blues uit 1956 die pure zwarte sax rock 'n' roll is, een occasionele ballade als You Even Forgot My Name, maar vooral verbazingwekkend veel verbazingwekkend goeie zwarte rock 'n' roll als Oh Mr. Somebody, You Better Stop, het compleet over the top Fire Of Love en het door Dave "Baby" Cortez gepende en in 1958 nog onverdacht klinkende Yay Yay I Feel So Gay. Het vroege Oh Baby is rustigere rhythm 'n' blues maar nog steeds boogie, en er staan op de CD ook enkele New Orleans gerichte medium tempo nummers als Oh Yes I Love You, Are You Ready, Cry No More en Lonely Teardrops. Naarmate de jaren vorderen wordt dat competente en meestal nog steeds uptempo early sixties pop als Let Me Be The One You Love, Turn Over A New Leaf, Yes Oh Yes It Did, Boom-A-Chick-Cick en Head Over Heels, al kwamen daar mettertijd ook vrouwenkoortjes (What A Walk en A Man's Gotta Be A Man) en orgeltjes (Mamie In The Afternoon) bij.
In elk geval: als u van Bobby Lewis alleen Tossin' And Turnin' kent zal deze CD u in positieve zin verrassen! Voor zover wij weten leeft Lewis nog steeds en is hij nu 95 jaar. Haal 'm naar de Rythm Riot! Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


SOMEDAY, WITH ALL MY HEART/ JODIE SANDS
Jasmine, JASCD1039

Wie zijn rock 'n' roll films kent weet dat Jodie Sands die ooit nog de affiche deelde met Buddy Holly, Chuck Berry en Jerry Lee Lewis in 1957 een liedje vertolkte in de film Jamboree, maar helaas was Sayonara géén rock 'n' roll maar een popballade. Het nummer staat op deze CD in het gezelschap van 25 andere ballades, samen de A- en B-kant van al haar singles tot 1962 op Teen, Bernlo, Chancellor, Thor, Paris en ABC-Paramount. Sands moest in 1955 een popzangeres in de stijl van Kay Starr en Eydie Gormé worden maar werd al snel een tweede Connie Francis die evenwel nooit Connie Francis' megasucces kon evenaren. Veelzeggend in die optiek is dat er een aantal jaar geleden onder Connie Francis fans een opname de ronde deed die een verloren gewaande Connie Francis opname zou zijn. Het bleek Jodie Sands' We Had Words uit 1962! Teenrock wil ik haar muziek niet noemen want het zijn echt álle 26 trage schuifelaars te dansen op één tegel, uitgezonderd Give Me A Break dat na al die trage nummers met bakken violen uiteraard pittig uit de hoek komt. Sands haalde in 1957 in Amerika en Australië één keer de Top 25 met With All My Heart en had in 1958 een hit in Engeland met het ook al Connie Francis-achtige Someday (You'll Want Me To Want You), de standard die vòòr haar werd gezongen door onder meer Jerry Lee Lewis, The Drifters en Ricky Nelson en na haar door Gene Vincent, Connie Francis - daar is ze weer -, Patsy Cline en Brenda Lee. Ook op deze CD: haar cover van Arthur Lee Mayes & the Crowns' bijna ska-achtige doo-wop ballade Love Me Always en haar cover van The Turbans' doo-wop ballade Let Me Show You Around (My Heart). Waarom Jodie Sands het nooit helemaal heeft gemaakt is waarschijnlijk een combinatie van fout management, het niet grijpen van kansen (waarom werd in het kielzog van Jamboree Sayonara B-kant If You're Not Completely Satisfied geplugd?), een opeenvolging van kleine labels en het ontbreken van dat tikkeltje geluk, want aan haar talent en gouden stembanden kan het niet hebben gelegen, daarvoor vindt u 26 bewijzen op deze CD, een aanrader voor elkeen die zich thuis voelt in het dromerige romantische (die Dean Martin accordeon in (Can't We Be) More Than Only Friends!) spanningsveld tussen teenrock en crooner. Alsmede voor iedereen die Connie Francis hoog in het vaandel draagt, dat spreekt.
Ná deze 13 singles verscheen van Jodie Sands in 1963 nog één single die hier jammer genoeg niet op staat, maar daarna was haar verhaal over en out en deemsterde haar ster weg. Geen idee wat er van haar is geworden. Moest ze nog leven, haal ‘r naar de Rhythm Riot! Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


THE SINGLES ARCHIVE 1955-1962/ THE TURBANS
Jasmine, JASCD 1073

The Turbans, de doo-wop groep die als gimmick tulbanden droeg, zijn het typevoorbeeld van een groep die scoorde met hun debuutsingle, daar nog een paar jaar op kon teren, maar er nooit in slaagde dat succes te consolideren met een opvolger. Die hit was When You Dance, een mooi stukje feel good cha-cha-cha-rock, zalig gezongen met hemels hoog stemmenwerk. Deze CD bevat de A- en B-kant van al hun singles tot 1962 en dat waren er in totaal 13 op Herald, Red Top, Roulette, Parkway en Imperial Records, en die 26 kantjes vormen samen hun complete output tot 1962, uitgezonderd onuitgebracht gebleven nummers. Om correct te zijn: dit is de complete Turbans output tout court want ze zouden voor zover wij weten na 1962 nooit ofte nimmer nog iets opnemen. Zoals zo vaak in de doo-wop koppelden de meeste van hun singles een snel of medium tempo nummer aan een traag, en de CD is dan ook pakweg fifty/ fifty verdeeld in snelle en trage songs. En zoals even vaak in de doo-wop zijn die ballades vaak vocale hoogstandjes tot soms zelfs pure kunst: Turbans leadzanger Al Banks kon schitterend falsetto zingen maar desgewenst even vlotjes nummers als Let Me Show You Around My Heart of I'll Always Watch Over You in de stijl van Clyde McPhatter uit zijn tulband schudden. Evenmin is het verwonderlijk in het kielzog van When You Dance nog meer latin beat te horen als Sister Sookey, It Was A Nite Like This en The Waddo-Do.
Wat staat nog op deze CD? Rock 'n' roll met B-I-N-G-O en Curfew Time, de Coasters-achtige cowboy songs The Lament Of Silver Gulch en Bad Man, hun met violen gelardeerde Drifters-achtige heropname van When You Dance uit 1961 voor Parkway Records, nog meer violen in Golden Rings, de Turbans cover van de Paradons hit Diamonds And Pearls, de de sixties aankondigende vroege Burt Bacharach & Hal David compositie Three Friends, en nog meer early sixties met het meidenkoortje in Six Questions. Mooi stemmenwerk allemaal, en daardoor is deze CD verplichte kost voor de liefhebbers van vocal harmony, niet alleen door de muziek maar ook door de volledigheid. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


MY KIND OF ROCKING/ RENE HALL
Jasmine, JASMCD3187

Wie net als wij graag kleine lettertjes leest is ongetwijfeld al vastgelopen op de naam van René Hall die als gitarist meespeelde op heel veel plaatjes. Wie was die René Hall? Deze CD tilt een tipje van de sluier op met 29 tracks uit het scharnierdecennium 1950-1960 waar hij op meespeelt en focust op opnames onder Hall's eigen naam, niet op René Hall de sessiemuzikant. Hall was veel meer dan "the unsung rock 'n' roll r 'n' b guitarist and arranger" zoals de ondertitel van de CD luidt: hij leerde het vak al in de jaren '30 als dixieland muzikant op banjo, trombone en gitaar en maakte zijn eerste platen al in 1933 als lid van Joseph Robichaux & his New Orleans Rhythm Boys. Twintig jaar later hadden rock 'n' roll, rhythm 'n' blues, jazz, rock en soul voor hem geen geheimen meer, niet alleen als gitarist maar ook als arrangeur, bandleider, producer en talent scout, en dat bleef hij tot zijn dood op 75-jarige leeftijd in 1988. In Los Angeles vormde hij tien, vijftien jaar vòòr The Wrecking Crew al de ultieme begeleidingsband met saxofonist Plas Johnson, drummer Earl Palmer en pianist Ernie Freeman: Little Richard, Sam Cooke, Eddie Cochran, Larry Williams, Ritchie Valens, Chan Romero, Johnny Burnette, Bobby Darin, Sandy Nelson, Don & Dewey, The Dominoes, allemaal kruisten ze Hall's pad. Het Ernie Fields Orchestra? B. Bumble & the Stingers van Nut Rocker? The Marketts? The Routers? Allemaal René Hall!
De CD opent met zes jazz en blues (ooit lagen die genres heel dicht bij elkaar) instrumentals uit 1950 met titels als Blue Creek Hop, Blowing Awhile, René's Boogie, Downbeat en Jubilee Jump van het René Hall Sextet met sax, gitaar en piano, en ook van rond 1950 stammen vier gezongen nummers met zangeres Madeline Greene en vocal harmony groep The Magichords die het midden houden tussen crooner en rhythm 'n' blues swing. In die gezellige hoek situeert zich ook het door Courtland Carter gezongen My Kind Of Rocking van het René Hall Trio uit 1951 met reeds een heuse rock 'n' roll gitaar, net als in het door Carter gezongen Do It Up Right uit 1952. Don't Take Me For A Fool met zang van Courtland Carter uit 1953 is dan weer een jazzy vocal harmony crooner. Gek toch hoe ze met dezelfde bezetting op dezelfde dag totaal verschillende dingen konden opnemen, want hun instrumentale Two Guitar Boogie (de tweede gitaar wordt bespeeld door Courtland Carter) is pure rock 'n' roll met naast die twee gitaren ook boogiewoogie piano, terwijl Voodoo Moon een rustige instrumentale blues improvisatie is met piano en fluisterende sax die niets met voodoo te maken heeft.
Een van de hoogtepunten hier is René Hall's bekendste nummer onder eigen naam, de instrumental Twitchy uit 1957 met Plas Johnson op sax en Earl Palmer op drums, een primitieve uptempo bluesboppende stomper met de bijzonder vreemde sound van de eensnarige unitar gitaar bespeeld door zijn uitvinder Willie Joe Duncan. Uit datzelfde gezegende jaar 1957 stamt het instrumentale Flippin', big band rock 'n' roll met een flinke drive, en van hetzelfde instrumentale laken een maatpak maar nog gezelliger is Thunderbird. Cleo uit 1958 is oriëntaalse jungle exotica maar Southgate uit 1959 is een flauwe blues gitaar instrumental, zij het met een deftige saxofoon. Een van de weinige vocale nummers op de tweede helft van de CD is prima rock 'n' roll, That's It van zangeres Babbette Bain uit 1959. Een bekender nummer waar Hall op speelt is de instrumentale twist versie van In The Mood door het Ernie Fields Orchestra uit 1959, en hun Workin' Out is detective big band swing, net als The Untouchables (volgens mij niet het Untouchables TV-thema van Nelson Riddle) en het van een streep orgel voorziene Night Fright. Bitter Winds van het Christy Sextet is Sleepwalk-achtige filmische easy listening met steel gitaar uit 1959, het jaar waarin Sleepwalk van Santo & Johnny een hit was. Helemaal recht uit de film komt de tingel tangel piano die het thema vertolkt van de film Mon Oncle, de komedie van Jacques Tati die in 1959 de Oscar voor beste buitenlandse film won, een film die de spot drijft met de moderniteit van de jaren '50 en daarom een must voor eenieder geïnteresseerd in jaren '50 design. B-kant O Sole Mio Rock is een leuke sax instrumental uit 1960, het jaar waarin Elvis scoorde met It's Now Or Never, en La Cubalibre is uptempo frolic dinner materiaal wellicht geïnspireerd was door Tequila van The Champs. Constaclusie: wie 29 Twitchy's verwacht komt bedrogen uit, maar als kadrering van René Hall kan deze erg gevarieerde CD tellen. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

1 april 2020

Vinyl Recensie

MAN OF THE ROAD/ WAYNE HANCOCK
Bloodshot, BS 275

Wij zijn fan van Wayne Hancock sinds zijn debuut Thunderstorms And Neon Signs uit 1995 en daarom doet het ons deugd de Texaanse troubadour eindelijk nog eens op vinyl te kunnen aanschaffen.
Man Of The Road is een Best Of met als ondertitel The Early Bloodshot Years die 13 nummers bevat, voor het merendeel nooit eerder verschenen op het zwarte goud en afkomstig van de Bloodshot albums A-Town Blues (2001), de 6 track South Austin Sessions EP (2001), het live album Swing Time (2003), Tulsa (2006) en Viper Of Melody (2009). Van de recentere Bloodshot albums Ride (2013) en Slingin' Rhythm (2016) staat er niets op. Vòòr de man die wij al hebben zien spelen tot het bloed uit zijn vingers stroomde bij Bloodshot tekende had Hancock al drie albums uit, wat betekent dat favorieten als That's What Daddy Wants en 87 Southbound hier niét op staan (daar bestond al een Best Of van op hun originele label Ark 21), wél die andere favoriet A-Town Blues, een live en meer country getinte Thunderstorms And Neon Signs en een live Johnny Law, met als sympathiek toemaatje zijn Let's Have A Party met fiddle en honkende sax van de various artists tribute Hard Headed Woman: A Celebration Of Wanda Jackson (2004). Wat Man Of The Road zo goed maakt is dat de plaat bijna alleen uptempo nummers bevat, wat betekent mee van de meest verfijnde honky tonk, juke joint country, hepcat boogie, westernswing en dixieland jazz met steelgitaar, contrabas, trompet, schuiftrompet en klarinet van de bijna autistische traditionalist die er in slaagt Hoy Hoy Hoy van The Collins Kids te doen klinken als een boppin' hillbilly. Hank Williams' kleinzoon Hank III zei dat Hancock meer Hank Sr in zich heeft dan Hank Jr of Hank III zelf, en dat beamen wij volmondig. Als enig puntje van kritiek zouden wij durven opmerken dat de man met de nasale stem waar je bomen mee kan omzagen zich van sommige eindes wel heel makkelijk afmaakt, maar als ware minestreel verzint hij de songs natuurlijk waar je bijstaat. In ieder geval: moest u de laatste kwart eeuw op een andere planeet gewoond hebben, dan is het dringend tijd om kennis te maken. Info: www.bloodshotrecords.com en www.waynehancock.com
(Frantic Franky)

CD Recensies

ROCKS/ SCOTTY McKAY
Bear Family, BCD 17519

Noem 10 nummers van Scotty McKay? Rollin' Dynamite uit 1959! Midnight Cryin' Time uit 1960! En dan: euh... De Sherlock Holmessen van het Duitse re-issue label Bear Family brengen hier maar liefst een onwaarschijnlijke 32 Scotty McKay nummers bij elkaar én het complete levensverhaal van de in 1990 op 50-jarige leeftijd aan een hartaanval bezweken artiest uit Dallas die nooit een hit scoorde ondanks bakken talent en releases op belangrijke labels als Parkway, Swan, Dot en Ace, label waarop McKay vijf singles én een LP uitbracht. Uit deze CD in Bear Family's indrukwekkende Rocks reeks (tot nu toe een vijftigtal releases!) leren we dat McKay behalve die twee wereldschijven nog heel wat moois heeft nagelaten én een blauwe maandag lang (om precies te zijn twéé blauwe maandagen, namelijk in november-december 1957 en in mei-juni 1958) lid is geweest van Gene Vincent's Blue Caps als pianist en ritmegitarist: hij staat mee op een reeks promofoto’s en speelde in december 1957 mee op de opnamesessies die onder meer Baby Blue, I Got A Baby, Flea Brain en Yes I Love You Baby opleverden.
Rollin' Dynamite is een ferme snee brutale rock 'n' roll met backing vocals en een gitaarsolo zo scherp dat je je er mee kan scheren, en Midnight Cryin' Time blijft een duistere uptempo stroll met blazerssectie, maar wat staat er nog op deze CD? De sympathiek rockende Midnight Cryin' Time B-kant Little Lump Of Sugar, de even sympathiek rockende Rollin' Dynamite B-kant Evenin' Time, een OK acetaat van Evenin' Time, nummers uitgebracht onder zijn echte naam Max Lipscomb, een half dozijn acetates van vòòr zijn debuutsingle (Bad Times is pure white rock, de rock 'n' roll versie van Julie London's crooner Cry Me A River werkt niet echt), zeven destijds onuitgebrachte nummers uit 1959-1962 toen McKay zanger van Tommy & the Tom Tom's was die in 1992 onder die groepsnaam verschenen op een titelloze Eagle (D) LP (Baby Let's Play House is rockabilly uit het betere echo vaatje, Buddy Holly's Oh Boy en Chuck Berry's You Can't Catch Me zijn goeie covers, So Tough is talentvolle uptempo teen rock, Chuck Willis' It's Too Late is een OK ballade, een geïmproviseerd klinkend Jambalaya is niks speciaals, Gene Vincent's Somebody Help Me is zwak), zijn Ace cover van Frankie Ford's Sea Cruise waarbij zijn stem gewoon op de originele muziektrack werd geplakt, een goeie Be-Bop-A-Lula, de melodieuze Elvis cover The Girl Next Door die mooier en beter is dan zijn mierzoete (You're So Square) Baby I Don't Care cover, nummers waarvan niemand meer weet wanneer en waar ze werden opgenomen doch die decennia na datum op bootlegs verschenen, teen rock (I've Been Thinkin', Pull Down The Sky, Little Miss Blue, Waikiki Beach), tegenwringende bluesrock (I've Got My Eyes On You), erg sixties klinkende covers van Chuck Berry's Let it Rock en Bo Diddley's Who Do You Love, sixties pop (Dixie Doodle Dandy), pure garagerock uit 1966 (Titus Turner's All Around The World) en zelfs een beenharde garage rock versie van Train Kept A Rollin' uit 1967 geïnspireerd door de Yardbirds versie uit 1965. Wat er niét op staat is Here Comes Batman, de B-kant van een single uit 1966. Geen idee of dat een goed nummer is gezien het weinig goeds belovend jaartal, maar ik had het als Batman fan toch graag een keertje gehoord.
Dat McKay talent te over had in het vocale departement is duidelijk en hoor je al na een paar nummers aan zijn expressieve zang, en in zijn eentje heeft ie zo te horen de hele geschiedenis van de rock 'n' roll doorlopen. En ook al zijn dit zeker niet allemaal Rollin' Dynamite's en Midnight Cryin' Time's, toch is dit een erg geslaagde CD, en we zijn blij dat we na al die jaren eindelijk zijn hele verhaal kennen en kunnen beluisteren. Het CD booklet van 22 pagina’s van de hand van Bill Dahl is gebaseerd op de herinneringen van McKay's gitarist Bobby Rambo. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


IT'S A LONG ROCKY ROAD:
A TRIBUTE TO JOHNNY HORTON

Atomicat, ACCD 047

Honky Tonk Hardwood Floor! Honky Tonk Man! I'm A One Woman Man! I'm Coming Home! The Woman I Need! Lover's Rock! Train With A Rhumba Beat! Johnny Horton die op 30 april 95 jaar zou zijn geworden wordt nog steeds hoog aangeslagen in de rockabilly, en dit eerbetoon bestaat uit 10 songs van Johnny Horton zelf en 20 songs van andere artiesten die iets met hem te maken hebben. Mij lijkt dat een ietwat vreemde combinatie omdat de meesten onder u toch iéts van de in 1960 op 35-jarige leeftijd in een auto ongeval overleden countryzanger in huis zullen hebben: zijn opnames zijn courant verkrijgbaar en op het Britse re-issue label Jasmine verschijnt op 14 april aanstaande nog Johnny Horton: A Honky-Tonk Man, All the Hits And More (JASMCD3762).
Gelukkig opteerde samensteller DJ Mark Armstrong voor It's A Long Rocky Road niet voor de meest voor de hand liggende Horton hits als Battle Of New Orleans of North To Alaska maar voor een mix van relatief bekende en vrij onbekende relaxte nummers uit de periode 1952-1959 als I'm Ready If You're Willing, I Don't Like I Did, Red Lips And Warm Red Wine en Go And Wash Your Dirty Feet (Before You Go To Bed), voor de oude hillbilly van It's A Long Rocky Road en Move Down The Line, de fox chase First Train Headin' South, uptempo spul als The Golden Rocket en The Wild One, en de uptempo Battle Of New Orleans styled bopper Joe's Been A-Gittin’ There. Als u ze nog niet had bent u er goed mee!
De andere 20 nummers zijn te verdelen in covers en originals van Johnny Horton songs door andere artiesten en opnames van mensen die iets met de zingende visser te maken hebben. Originals of in elk geval oudere versies als Johnny Horton zijn een meer piano honkytonk countrygericht Let's Take The Long Way Home uit 1951 door Ken Marvin, een vrij getrouw doch iets trager I´m Ready If You´re Willing uit 1956 door zangeres Mimi Roman, Tennessee Jive in 1950 als easy listening country met vibrafoon door Tani Allen & his Tennessee Pals met zang van van Buck Turner, en Jimmy Driftwood's originele, langere en meer folkabilly Battle Of New Orleans uit 1958. Een verrassende original van een nummer van een andere artiest is hier Hayride Boogie door Tillman Franks & his Rainbow Boys uit 1951 met zang van Webb Pierce: in 1956 werd dat met nagenoeg dezelfde tekst Webb Pierce's Teenage Boogie! Het enige verschil zit hem in de muziek die in 1951 veel meer hillbilly was. De reden dat het op deze CD staat is Johnny Horton's bassist en manager Tillman Franks die in 1960 dat fatale auto-ongeval overleefde.
Covers zijn Clyde Stacy's rockender Honky Tonk Hardwood Floor met piano, Hugh Barrett & the Victors's soundalike doch rockender Got The Bull By The Horns, Electrified Donkey door Ferlin Husky met Les Paul gitaar is coole easy listening hillbilly, Honky Tonk Man gaat in de versie van Luke Simmons meer richting hillbilly, Cowboy Copas' Sleepy Eyed John is medium tempo bluegrass, en Rose Maddox' Ole Slew Foot is uptempo bluegrass.
Die Hayride Boogie van daarnet was al een uitstapje richting artiesten die op een of andere manier een link met Johnny Horton hebben, en zo staan er hier nog verschillende op zoals Billy Barton's twangy gospel honkytonk country rocker Doorway To Heaven uit 1958: Barton was in 1952 tweede stem bij een aantal Johnny Horton opnames. Here Comes Trouble uit 1962 is bibberige sixties country van Billie Jean Horton, de weduwe van Johnny Horton die je met rede de zwarte weduwe zou kunnen noemen want zij was ook de weduwe van niemand minder dan... Hank Williams! Nog meer name dropping: Horton's visvriendje Johnny Cash die met zijn ensemble deelnam aan postume Johnny Horton overdub sessies brengt een nummer dat hij schreef samen met Horton maar dat door die laatste nooit zelf is opgenomen, I'd Still Be There (1963) waarvan de melodie en tekst merkwaardig genoeg aanleunen bij Hank Williams, typisch voortkabbelende early sixties cash Columbia fare met piano.
Rariteiten zijn onder meer Tom & Jerry met de Link Wray cover Rumble (1961) als gitaar-sax instrumental in een beetje Bill Black's Combo stijl. De kat en muis van dienst zijn niet de piepjonge Simon & Garfunkel die zich ook van dat pseudoniem bedienden maar Horton's gitarist Tommy Tomlinson die in het ongeval dat Horton het leven koste een been verloor en Jerry Kennedy die nog muziekles kreeg van Tillman Franks. Die Rumble klinkt merkwaardig genoeg méér Bill Black's Combo dan Movin' uit 1962 van Bill Black's Combo zelf, want dat is instrumentale uptempo sax /honkytonk piano swing rock 'n' roll. De reden dat Bill Black op de CD staat is dat ie in 1956 ooit nog één opnamesessie lang baste voor Johnny Horton. En Shake Rattle And Roll, hier in 1955 uitgevoerd in Big Joe Turner stijl door Big Dave (Cavanaugh) & his Orchestra, staat op de CD omdat Johnny Horton er ooit een demo van heeft opgenomen.
De CD sluit af met de hedendaagse Rhythm Bomb band The Ballroom Rockets, een spaars klinkend Duits rockabillytrio met Broken Hearted Gypsy en Train With The Rumba Beat, twee getrouwe covers die het vocaal en qua volheid van de sound evenwel niet halen bij Horton's originele uitvoeringen. Toemaatje is Nick Williams & the Treece-Reece Trio's Springtime In Heaven, een eerbiedige Johnny Horton tribute uit 1960 in Springtime in Alaska stijl.
Een gloednieuwe Best Of én deze tribute CD, tijd voor een Johnny Horton revival, dus afspraak op de dansvloer! De CD bevat hoesnota’s en voor een geslaagde mastering stond Heiko Schulz van Black Shack Recordings (D) garant. Info: www.atomi-c.at
(Frantic Franky)


DR. FEELGOOD: THE BRITS ARE ROCKING Vol. 3/
KING SIZE TAYLOR

Bear Family, BCD 17603

Nummer drie in The Brits Are Rocking is een artiest die je niet meteen als rock 'n' roll pionier beschouwt. Als je King Size Taylor al kent dan is het als beat artiest want hij maakte deel uit van de Liverpoolse Merseyside scene, speelde er in januari 1961 in de Cavern Club, trok in juli 1962 naar Duitsland waar hij gouden zaken deed in het Star-Club circuit in Hamburg en een rechtstreekse concurrent van The Beatles was: toen hij zonder drummer zat bood hij Ringo Starr het baantje maar die bedankte vriendelijk omdat The Beatles beter betaalden. Taylor's grootste claim to fame: hij maakte in december 1962 met een bandopnemer de amateur opnames van The Beatles die in 1977 op LP verschenen als Live! At The Star-Club In Hamburg, Germany 1962 - Taylor beweerde dat John Lennon akkoord ging met de opnames als Taylor de pinten van The Beatles betaalde tijdens de set. Het grootste verschil tussen King Size Tyalor en The Beatles: Taylor nam geen beat op maar rock 'n' roll, en massa’s bovendien: de man die daarvòòr in Engeland nog niets had opgenomen bracht in Duitsland eerst de single The Fortune Teller/ Never In A Hundred Years uit op Philips, daarna de volgens mij fake live LP Live At The Star-Club (1963) op Ariola, een split volgens mij fake live-LP met The Bobby Patrick Big Six op Ariola, en onder de naam The Shakers de LP Let's Do the Madison Twist Locomotion Slop Hully Gully Monkey op Polydor, naast een onoverzichtelijk kluwen aan singles. Die debuutsingle staat op deze CD, de LP’s niet compleet, en de CD nummers die niet van die drie LP’s komen verschenen oorspronkelijk op singles, EP’s en compilatie-LP’s. Opvallend is dat die hele output zo goed als allemaal covers waren (op deze CD staat slechts één eigen compositie): om te feesten moesten de mensen toen blijkbaar vooral bekende nummers horen.
De CD opent fake "live" voor een dolenthousiast publiek met het prima gespeeld en expressief op het scherp van de stem gezongen Heeby Jeebies, maar toch is dit net niet zo goed als the real thing. Je hoort gewoon dat dit een bleekscheet is die Little Richard nadoet, of om het wat vriendelijker te parafraseren voor de mensen die vinden dat wij alleen maar kritiek spuien: Taylor klinkt als het brave neefje van Little Richard. Als je covers gaat vergelijken met de hits valt dat vaak uit in het nadeel van die covers, maar op zich klinken ze allemaal best goed: Taylor wist zich duidelijk te omringen met muzikanten die het klappen van de zweet kenden, en als je dat niet kende leerde je het waarschijnlijk snel in het Hamburgse clubcircuit. De versies die we horen van onder meer Sweet Little Sixteen, Memphis Tennessee, Slow Down (Larry Williams), het feestelijke Whole Lot Of Lovin' (Fats Domino), Domino Twist (Fats Domino), All Around The World (Little Richard) en zelfs Sherry Baby (Four Seasons), vaak met sax en piano en/ of een rij blazers, zijn dan ook absoluut niet slecht, tonen hoe goed en veelzijdig Taylor was als zanger en muzikant, en vormen een non-stop rock 'n' roll party. Het uptempo Hello Josephine met sax krijgt een twistend drumritme, net als Slippin' And Slidin'. Dr. Feelgood (origineel uit 1962 van Dr. Feelgood & the Interns alias Piano Red) is rhythm 'n' blues rock 'n' roll met de nadruk op rock 'n' roll. De invloed van de opkomende beat muziek is in enkele nummers duidelijk te horen: in de zang van Long Tall Sally, het fake live Lipstick Powder And Paint (Big Joe Turner, u kent het nog van Shakin' Stevens uit 1985) en Dizzy Miss Lizzy die doet denken aan hoe The Beatles dat soort songs aanpakten, in de "ooh's" in Hippy Hippy Shake dat nochtans drijft op een zee van Little Richard saxen, en in het achtergrondkoortje van Money (Barrett Strong) dat net als Bad Boy (Larry Williams) een uptempo sax stroll wordt. Nog meer early sixties rock 'n' roll met sax is She Said Yeah (Larry Williams) en Mashed Potatoes And Hot Pastrami (Joey Dee, altijd gedacht dat dat Hot Pastrami And Mashed Potatoes heette) lonkt met zijn Green Onions orgeltje al helemáál naar de sixties. Stupidity (Solomon Burke in 1962) en Short Of Love (Gus Backus) gaan richting vroege soul maar blijven toch rock 'n' roll. Never In A Hundred Years (Billy Joe Royal in 1961) gaat met zijn hoge stemmetje op de poptoer. De CD sluit af met vier met een complete groep thuis opgenomen onuitgebrachte acetaat opnames uit 1958 in opvallend goede geluidskwaliteit die voor het eerst het licht zagen in 1980 en waarvan het eigen Saw My Baby With Another Guy en Sad And Blue van de hand van Taylor's pianist Sam Hardie een openbaring zijn, hoewel beide nummers veel op elkaar lijken.
Ondanks deze uitgebreide output en een overschot aan talent viel de band uit elkaar in 1964, en buiten Duitsland zou Taylor weinig potten breken. Na één Britse solo single voor Decca in 1964 en een laatste single in 1967 die hier niét op staan hield ie de muziek voor bekeken en werd ie meer dan 30 jaar lang slager. Vanaf de jaren '90 zou hij opnieuw beginnen optreden, ook in Duitsland, en in 1999 bracht Bear Family zijn complete Ariola opnames uit als onderdeel van de various artists 4 CD-doos Die Ariola Star-Club Aufnahmen, misschien de volgende stap voor wie Taylor dankzij deze CD ontdekt. De geluidskwaliteit van de CD is aanbevelenswaardig, maar bij Bear Family nemen we met minder geen genoegen meer. Het booklet van 36 pagina’s bevat een sessionografie, foto’s en tekst en uitleg door de nu 80-jarige King Size Taylor zelf. Haal 'em naar de Rythm Riot! Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

18 maart 2020

Vinyl Recensies

FOOL NO MORE/ UNCLE CHARLIE COMBO
NO BABY/ LOS HOUND DOGS

CAB Records, 7008

CAB is het kleine maar fijne Spaanse label van zanger-gitarist-frontman en producer Carlos A. Del Bosque alias Uncle Charlie van het Spaanse trio Uncle Charlie Combo die dit keer een bijzonder aardige 4-track split-EP uitbrengt met aan elke kant twee nummers van een andere band, zijn eigen Uncle Charlie Combo en aan de andere kant Los Hound Dogs, en aan de naam hoort u reeds dat ook dat een Spaanse groep is. Het sympathieke is dat er geen A of B-kant op staat, dus u mag zelf kiezen. Wij laten de eer aan Del Bosque en hij deelt meteen een fikse tik uit met voer voor de honky tonk hardwood dansvloer, de gestroomlijnde twangy rockabilly bopper Fool No More op Johnny Burnette tempo met die strakke goed geoliede twang gitaar in de intro, de twee solo’s én de outro, en dan was er nog plaats over voor een tweede nummer dat net ietsje meer melodieuzer is doch even vlot en even bopbaar met een beetje een vroege Buddy Holly rockabilly feel, rockabilly zoals die in de jaren '50 per duizenden aan de lopende band werd ingeblikt, maar het is en blijft goed.
Los Hound Dogs uit La Coruña, Galicia doen in principe met één man meer exact hetzelfde maar klinken toch helemaal anders: in No Baby met zijn stop-start patroon en roffelend drumwerk is de gitaar flitsender en scherper. De overall sound is wat moderner en krachtiger zonder aan authenticiteit in te boeten zodat hun twee songs urgenter klinken alsof de koeien nog dienden gemolken, rockabilly recht van op de boerderij met koeienstront aan de laarzen, en in hun tweede nummer Big Star Blues dat allesbehalve blues is opnieuw die onweerstaanbare aantrekkingskracht van die flitsende gitaar en een echo van Sonny Burgess op Sun Records. Draai deze EP op een platendraaiertje van niks en nog klinkt het fantastisch wegens alle vier recht in de roos.
Veel geluk om er nog eentje te vinden, want dit is een uitgave gelimiteerd op 313 exemplaren.
Info: www.facebook.com/LOSHOUNDDOGS , www.facebook.com/UncleCharlieCombo en www.facebook.com/CAB-1528960640700379/

(Frantic Franky)


THE WAVE CHARGERS
Green Cookie, GC063

Een paar honderd kilometer in de omtrek geen zee te bespeuren maar dat weerhoudt dit drums-basgitaar-twee gitaren kwartet uit Parijs er niet van al een jaar of vijf een flink potje surf te spelen. Dit is na twee digitale 2-track singles en de 4-track vinyl-EP’s The Wave Chargers uit 2016 en The Wave Chargers Strike Again uit 2017 hun analoog opgenomen albumdebuut, gelijk op vinyl en verrijkt met gastsax en Toni Mojito van The Rhum Runners (F) op trompet.
De 12 tracker opent en eindigt met een klassieker, Bombora van The Original Surfaris met al meteen die sax en Banzai Washout van ik dacht origineel The Catalinas en gecoverd door Dick Dale en The Challengers. Dat betekent gelijk het gaspedaal helemaal induwen met de reverb op 11 op de schaal van Fender en die knop zal de rest van de plaat niet worden teruggedraaid. Goeie sax trouwens, die zouden ze full time moeten inlijven! Het ingehouden doch venijnige Dernier Virage met een hoge Dick Dale uithaal heeft alles in zich om zelf ook een klassieker te worden, het rustig-dreigende Headhunter combineert surf met de drive van de Britse gitaargroepen van begin jaren '60, en La Gâchette Sauvage is een klassieke surf melodie met een spaghetti western feel, subgenre waartoe ook het van Mexicaanse trompet voorziene La Cienega (het Spaanse woord voor moeras en de naam van de boulevard als je de LAX luchthaven van Los Angeles uitkomt die de noord-zuid as vormt tussen El Segundo en Sunset Boulevard, en daar moet u het nog eens vragen) behoort, het enige nummer op de plaat dat een heropname is van de EP’s. Destinazione Rocapina, cover van een filmische wah wah instrumental van de Franse rockgroep Bikini Machine, heeft een funky sixties feeling die nergens stoort en behoort technisch tot dat andere subgenre, de spy surf. Daarin past ook Baron Double, het enige rustige nummer en ook weer met een beetje jazzy sfeertje, denk aan Frans-Italiaanse spionagefilms. Catwoman Twang met sax en één korte miauw is dan weer surf die op de soundtrack van de Batman TV-reeks uit de jaren '60 had kunnen prijken. Meer rechttoe rechtaan surf zijn de Bruce Johnston cover Jersey Channel Islands Part 7 en het twistende Cacciuco, allebei met sax, en Topanga. Hier en daar moeten ze opletten de melodie niet uit het oog te verliezen en er op toezien de spanning tot het einde van de nummers vol te houden, maar voor de rest hebben we niets dan lof: stevig maar klassiek, luid maar niet trashy, snel maar geen punk, zo horen wij onze surf graag.
Opgelet: dit is een gelimiteerde uitgave op 180 gram vinyl van slechts 350 exemplaren. Info: www.greencookierecords.bandcamp.com en www.thewavechargers.bandcamp.com
(Frantic Franky)

11 maart 2020

CD Recensies

THE BOSS OF THE BLUES SINGS KANSAS CITY JAZZ/ JOE TURNER
Bear Family, BCD 17505

Toen Big Joe Turner rock 'n' roll klassiekers als Flip Flop And Fly, Chicken And The Hawk, Honey Hush en Corrine Corrina uit zijn indrukwekkende middenrif perste was hij al een veteraan, want Turner maakte zijn platendebuut reeds in 1938. Daarmee was de in 1911 geboren zanger eigenlijk al te oud om ingezet te worden als rock 'n' roll artiest, maar toch ging dat erg makkelijk: zijn muziek was immers zo goed dat er enkel een stevige backbeat diende onder gezet. Op hetzelfde tijdstip dat dit plaatsvond nam hij op 6 en 7 maart 1956 voor Atlantic Records zijn eerste LP op onder auspiciën van Nesuhi Ertegun en Jerry Wexler met arrangementen van Ernie Wilkins die al met Turner werkte toen die begin jaren '50 begeleid werd door het jazzorkest van Count Basie, en begeleid door onder meer een bescheiden selectie van Basie's muzikanten. Merkwaardig genoeg bevatte die plaat, The Boss Of The Blues met als ondertitel Joe Turner Sings Kansas City Jazz, geen Shake Rattle And Roll maar songs die voornamelijk uit de jaren '30 stamden en die Turner in een aantal gevallen al eerder had opgenomen zoals Cherry Red, Roll 'Em Pete, Low Down Dog, Wee Baby Blues, Morning Glories en Piney Brown Blues: Turner maakte eigenlijk zijn hele carrière lang - en ze duurde héél lang- doorslagjes van dezelfde songs. De plaat verscheen in 1956 in volle rock 'n' roll explosie maar was een eerbetoon aan de kleine combo Kansas City jazz, het jazz subgenre uit de jaren '30 en '40 waarmee Turner zijn carrière begon. De plaat vermengt boogiewoogie piano (Pete Johnson die in de jaren '30 ook al had gespeeld voor Big Joe Turner), luie jazz (Low Down Dog), swing (St Louis Blues) en crooner blues (How Long Blues), een smeltkroes die ik eerder associeer met New Orleans dan met Kansas City, deels door de prominente Louis Armstrong trompet - hoor hoe mooi die soleert in I Want A Little Girl. De plaat ademt de sound van New Orleans en de sfeer van King Creole uit: Big Joe Turner die na sluitingstijd in zijn eentje door de verregende straten van het French Quarter slentert als een rock 'n' roll versie van Louis Armstrong.
De plaat kwam uit oorspronkelijk uit in mono maar was tegelijk opgenomen in stereo, en in 1958 verscheen de stereo versie. Eén niet gebruikte song, Pennies From Heaven, kwam in 1960 op Turner's tweede en laatste Atlantic LP te staan, Big Joe Rides Again (zijn andere Atlantic platen bestond uit bij elkaar geharkte singles), alsmede in 1967 op een Britse heruitgave van The Boss Of The Blues. De mono uitgave, de stereo versie én Pennies From Heaven staan samen met origineel onuitgebrachte alternatieve takes op deze dubbel-CD waardoor de oorspronkelijke 11 songs nu 32 tracks zijn geworden. Aan u om de zeven verschillen te zoeken tussen de mono en stereo versie: op het eerste gehoor is Turner's diepe en rijke stem, relaxed en vloeiend zonder enige inspanning, meer aanwezig in stereo maar is daar de bas wat verloren in de mix.
The Boss Of The Blues is geen Boogie Woogie Country Girl (daarvoor moet u Bear Family's Big Joe Turner Rocks - BCD 17215 hebben), maar is op een ander niveau even indrukwekkend. Het CD-boekje van de hand van rock 'n' roll academicus Colin Escott over de plaat, de muzikanten en de songs alsmede de aanwezigheid van de maar liefst tien alternatieve takes met studio gebabbel van Roll 'Em Pete, Cherry Red, Morning Glories, Low Down Dog, St Louis Blues, You're Driving Me Crazy en I Want A Little Girl maken dit de ultieme heruitgave van deze plaat die in 1956 tegelijk tijdloos en een terugblik op de jaren '40 was.
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


DESTINATION LUST
Bear Family, BCD17516

En dan nu in Bear Family's reeks thema-CD’s een onderwerp dat ons allemaal aanbelangt: sex! Lust! Verleiding, liefde, geweld en sleaze! Des menschen's oerdrift! Het beest met de twee ruggen! Elke technologische vooruitgang, van de boekdrukkunst tot de BluRay, werd onmiddellijk gebruikt voor de verspreiding van vunzigheid, en zo ook de muziek: van zodra muziek op een mechanische manier kon gereproduceerd worden werden er liedjes over sex aan de vooral man gebracht, zij het in den beginne uiteraard vooral in bedekte termen: de risqué song of double entendre genre Het Poesje Van Loesje. Dat soort dubbelzinnigheden blijft op deze CD met "32 erotic fantasies from the vaults" uit het tijdperk 1947-1964 evenwel beperkt tot één song, de zwarte jivende crooner Long Playing Daddy van Ruth Wallis. Destination Lust opent met gegiechel en gekreun ("oh, that's so kinky") in That Makes It uit 1964 met sax en go go orgel van Jayne Mansfield die nog een keer heupwiegend passeert met de Vegas crooner Let's Do It. Dat andere sexsymbool Mamie Van Doren (die op Facebook op haar 89ste op het beschamende af nog steeds de fatale vamp uithangt) kon helemáál niet zingen wat haar er niet van weerhield nummers als de crooner Separate The Men From The Boys uit te brengen dat eerder op maat van filmster Mae West was geschreven. Nog meer sexbommen van het zilveren doek waren Elke Sommer (de easy tune cha cha cha Be Not Notty), Ann-Margaret (het zwoele Let Me Entertain You) en Lizabeth Scott met de al even zwoele crooner A Deep Dark Secret. Nog meer verleidelijke crooner excuses voor een potje rampetampen komen van Lola Dee & Rusty Draper (Scratch My Back) en Pat Morrissey met een cover van het min of meer bekende Why Don't You Do Right.
Inherent aan het genre zijn novelty (Delicious van acteur Jim Backus - James Dean's vader in Rebel Without A Cause - in een dronken conversatie met ploppende champagnekurken en heel veel vettig gelach) en instrumentals met een hoog vegas grind gehalte zoals het oosterse Crazy Vibrations van The Bikinis, vooral met sax (Charge It van The Playboys, het van zweepslagen voorziene The Whip van The Frantics), orgel (Topless van Rolls Royce & the Wheels) en/of een compleet orkest (Blonde Bombshell van Enoch Light), vaak met gesproken flarden tekst of knisperend knipogende dialoog of gewoon die vettige lach erover gekwakt. Kon ook surf zijn, zoals The Revels met het gitaar-/sax-opus Intoxica. Zoals altijd bij Bear Family staan er een paar speciallekens op: Christine van de anoniem gebleven Miss X, een sexy discours gedrapeerd over cocktail piano, is gebaseerd op het Britse model annex callgirl Christine Kheeler die in 1963 op het hoogtepunt van de koude oorlog door het zorgen voor andere hoogtepunten het middelpunt vormde van de Profuma affaire die leidde tot het aftreden van de Britse premier. Moest die zaak u interesseren, ga op consultatie bij Dr. Wikipedia. B-kant S-E-X is een bongo-ënde cocktail crooner, en La Sorella Di Cristina van Andrea Tosi is een Italiaans doorslagje dat die cocktail piano combineert met early sixties gitaar. Toch hebben we de gerespecteerde muziekjournalist Bill Dahl die het CD boekje van commentaar voorzag in deze op een foutje kunnen betrappen. Dahl schrijft dat het nummer Christine werd geschreven door filmcomponist John Barry onder het pseudoniem Jaime De Mora Y Aragon. In dat geval zou Barry als pseudoniem een bestaand persoon hebben gekozen, want De Mora Y Aragon was een Spaanse graaf, de flamboyante playboy-broer van de Belgische koningin Fabiola die wat liefhebberde in de muziek en piano speelde op dit nummer. John Barry daarentegen zou mogelijk de producer van de single geweest zijn. Overigens bestaat er nóg een goeie Italiaanse gitaarcover van de Christine van Miss X door Ettore Cenci die niét op deze CD staat.
Wél op de CD: pré-rock 'n' roll met de immer in piekfijn maatpak gestoken Treniers in Hey Sister Lucy (What Makes Your Lips So Juicy) en Slim Gaillard (When Banana Skins Are Falling), een klassieker met die goeie ouwe Clovers en hun Love Potion N° 9 (het rock 'n' roll equivalent van Spaanse vlieg), nog meer late fifties early sixties doo-wop met I'm Your Slave van The Fiestas, en Bobby Towers gaat met het mambo-exotische Bondage Of Love naar de SM club. Strippen mag u op Bad van Cozy Cole & the Love Orchestra, op all time classic The Stripper van David Rose, desgewenst op Richard Marino's instrumentale orkestversie van Fever, en op Bobbie Bolden's gezongen big band doo-wopper Hall Of Shame. Veel onschuldiger maar daarom des te sensueler en opwindender is Teach Me Tiger van de zwaar zuchtende April Stevens die mogelijk nog niet half wist hoe sexy ze wel was, hier ook aanwezig met het exotisch-mysterieuze Marilyn Monroe-achtige I Want A Lip. Dichter bij een orgasme op plaat dan het uptempo rockende Little Girl van John & Jackie zal anno 1958 wel niemand, euh, gekomen zijn.
Het booklet van 27 pagina’s biedt tekst en uitleg en is verlucht met een massa goed van poten en oren voorziene pin-ups in full colour op postzegelformaat. Een CD om uw libido een boost te geven tijdens het lezen van uw collectie vintage Playboys! Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

LP Recensies

THE MOE GREENE SPECIALS
Green Cookie, GC010

Ik had al járen niets meer gehoord van deze zeskoppige band uit Kalmthout (B) maar na een bezoekje aan hun website verbaast me dat niet: ze gaan intussen door het leven als het niet echt vlot bekkende TMGS en "de twang gitaren en trompetsound zijn er nog steeds maar de muziek is doorheen de jaren geëvolueerd naar meer melodieuze pop/rock met duidelijke alt country invloeden. Om die subtiele breuk met het verleden te benadrukken heet de band nu officieel TMGS". Ze bestaan onderhand twintig jaar, brachten in 2018 hun recentste album uit en treden nog steeds op, maar wat ik op die website hoor is inderdaad flauwe pop. Jammer, want hun debuutalbum uit 2005 op het Griekse instrumentale label Green Cookie (ooit de film Soylent Green gezien?) was uitstekend, en laat Green Cookie dat titelloze debuut album anno nu opnieuw en voor het eerst uitbrengen op vinyl. In 2005 was ik, jonge snaak onbevreesd en onversaagd in de fleur van zijn leven, er bepaald wild van, maar stelt het 15 jaar later nog wat voor? We recenseerden dat album toen we nog een gedrukt tijdschrift waren - waar is de tijd? - en omdat recycleren en hergebruik tegenwoordig een must is begeven ons naar de archiefkast waar wij de oude Boppin Around's bewaren achter slot en grendel, trekken witte handschoenen aan, halen het postfrisse exemplaar voorzichtig uit zijn plastic bewaarbehuizing, slaan plechtig de bladzijden om en lezen met van emotie trillende stem: "De besprekingen die ik links en rechts las beperken zich meestal tot a) surf en b) de soundtrack van een spaghetti western, en hoewel die twee zaken er zeker inzitten, is dit schijfje niet enkel dat. Uit surf, Ennio Morricone, easy tune lounge, luie blazers en een heel arsenaal percussie bouwen The Moe Greene Specials een aantal soundscapes die klinken als een rit door een stoffige woestijn ergens diep in Mexico waar geen gringo zich durft te wagen. Krekels tsjilpen, een regenbuitje plenst neer, een schorpioen komt op zijn weg een ratelslang tegen. Veel meer dan Morricone ademt deze CD de broeierige en dramatische sfeer uit van films als The Mexican, El Mariachi en From Dusk Till Dawn. De enige vergelijking die ik kan maken is met de Amerikaanse rockband Calexico, en als die naam bij u een belletje doet rinkelen moet u heel dringend op zoek naar The Moe Greene Specials. Een imponerend debuut voor een groep voor wie de dichtstbijzijnde pampa's de Kempen zijn". Nou, we hadden het zelf niet beter kunnen zeggen! We nemen daar in 2020 geen woord van terug en voegen er aan toe dat het nu nog beter klinkt door het patina van het vinyl. Tijd om The Moe Greene Specials te herontdekken! Opgelet: dit is een gelimiteerde uitgave op 180 gram vinyl van amper 200 exemplaren!
Info: www.greencookierecords.bandcamp.com en www.tmgs.be
(Frantic Franky)


HANGIN' FOURTEEN/ THE HALIBUTS
Green Cookie, GC061

The Halibuts maakten samen met Jon & the Nightriders en The Surf Raiders deel uit van de eerste, euh, golf surf revivalbands uit het Los Angeles van begin jaren '80. De zeskoppige band met twee gitaren waaronder Pete Curry (basgitarist bij Jon & the Nightriders en tegenwoordig nog steeds bij Los Straitjackets, op een aantal nummers hier ook in de productie stoel), keyboards en sax bestaat voor zover ik weet niet meer maar speelde in 2017 nog een reünie concert na 12 jaar afwezigheid. Deze 14 track vinyl-LP is een Best Of van hun vijf tussen 1984 en 1996 verschenen albums Halibut Beach, Gnarly (dat in 1987 ook in Nederland verscheen als Kix 4 U LP), Live At Toes, Chumming en Life At The Bottom, aangevuld met de Link Wray cover Rawhide (hier in de Surf Drums getitelde Lively Ones versie) die een meer gestroomlijnder gitaar-/saxjasje krijgt en in 1985 op de various artists LP What Surf II stond die twee jaar later eveneens in Nederland op Kix 4 U verscheen. Vier andere nummers die op andere various artists CD’s stonden staan niét op deze LP: het prima Night Crawler van de soundtrack van de film Psycho Beach Party en hun drie livenummers op de Surf Battle At Redondo Beach Don Murray memorial uit 1996 op Gee-Dee Music. Een rechtenkwestie allicht. En misschien zijn er nog wel meer out there in the wild! Een selectie maken uit de in totaal 70 nummers van hun vijf albums is altijd arbitrair en dan is het jammer wanneer een persoonlijke favoriet als hun uitvoering van het thema van de film Exodus niet werd weerhouden. Eén nummer lijkt mij onuitgebracht, de Live At Toes medley van Rumble At Waikiki van hun collega’s Jon & the Nightriders en de surfklassieker Squad Car die evenwel niet op de gelijknamige plaat stond. De drie livenummers van Live At Toes op Hangin' Fourteen vertonen een heel klein beetje gejoel van het publiek dat nergens stoort, drie andere nummers zijn hermixt. Mijns inziens ietwat overbodig is dat één nummer zowel in studio- als in live versie op Hangin' Fourteen staat.
De sound van The Halibuts was heel jaren '80 en opener Mr. Mysterioso met een muzikale knipoog naar Mr Moto van The Belairs is sax-gitaar-orgeltje surf op een uptempo huppeldepup ska-ritme, en ook het sax-gitaar-orgeltje Shorepound heeft een beetje een ska-achtig ritme waardoor de sound richting Madness gaat. De keyboards en de ska-feel komen opnieuw terug in Centipede, de blubbergitaren surfen soms richting poprock, en de drums in het filmthema van The Good The Bad And The Ugly zijn bijna disco. Het waren niet voor niks de jaren '80. Op hun laatste twee platen kozen The Halibuts te oordelen aan de voorbeelden op Hangin' Fourteen voor een meer algemeen gitaargeluid in plaats van surf: The Natives Are Restless heeft een drumsolo à la Sandy Nelson, It's A Wonderful Halibut en Life On The Bottom zijn meer pop-achtig, Molokini By Moonlight is Shadows stijl, en Uncle Fester's Comb (Caldera) zonder link met de Addams Family met extra blazers is eerder moderne Shadows.
Deze LP is een interessante terugblik op deze instrumentale band uit de jaren '80 en '90 en voor wie te jong is om The Halibuts toen meegekregen te hebben uiteraard de ideale instap. Opgelet: dit is een gelimiteerde uitgave van amper 250 exemplaren!

Info: www.greencookierecords.bandcamp.com
(Frantic Franky)

26 februari 2020

CD Recensies

THAT’LL FLAT GIT IT Vol. 33:
ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM THE VAULTS OF RENOWN & HORNET RECORDS

Bear Family, BCD 17589

Er komt geen eind aan Bear Family's inventarisatie van alle blanke rock 'n' roll labels groot en klein en met volume 33 snijden ze een kleintje aan - wij hadden in elk geval nog nooit van Renown en sublabels Hornet, Rel en Venture gehoord. Volgens Bear Family is dit de eerste Renown compilatie ooit, wat best zou kunnen - hoewel wij geenszins willen pretenderen álles te kennen, wel integendeel, is 't toch straf dat we van de 35 tracks op deze CD er welgeteld amper één al kenden, Somethin' Special van Don Duncan, wellicht het bekendste nummer hier. Ook een van de beste, als je onder "beste" wildste verstaat: ondanks de backing vocals is het een subliem staaltje gitaar rockabilly op het scherpst van de snee. Het onafhankelijk platenlabel uit North Caroline was actief van 1958 tot 1969 en Renown baas Howard Rambeau mag dan wel blind geweest zijn, hij had goeie oren want de kwaliteit van het hier gebodene is voortreffelijk. Renown lijkt zich gespecialiseerd te hebben in blanke rock 'n' roll (of in een paar gevallen blank klinkende zwarte rock 'n' roll) met backing vocals en/ of sax van uit het collectieve geheugen gewiste artiesten als Wayne Handy (Betcha' I Didn't Know, I'll Never Be The Same, Problem Child, Say Yeah), Jim Thornton (Our Southern Way Of Living, I Want Everything My Baby's Got), Irving Fuller & the Corvettes (Buzz Me On The Telephone), Buck Tickle (That Other Woman), Joe Franklin & the Hi-Liters (Who Put The Pep In The Punch), Bobby Strigo (The Pad) en Hughie Owens (I'm Going Home).
Bad Boy van Steve France kan je tot de jeugdmisdaad rock 'n 'roll rekenen (de spectaculaire B-kant Dream Boy heeft tegelijkertijd een exotisch én gemeen brutaal trekje), Seminole Rock 'n' Roll van opnieuw Wayne Handy is indianen rock 'n' roll. Do You Ever Think Of Me is hoempapa pop van Clyde Moody die in de eerste helft van de jaren '40 nog lid was van Bill Monroe's Blue Grass Boys, en ene Dannie Maness doet zelfs Jimmie Rodgers uit de jaren '30 na door diens Hobo Bill te coveren, met op de B-kant Traveling Blues in jaren '40 Ernest Tubb stijl. Er zal allicht een publiek voor geweest zijn. Upturn van Eddie Smith is een sterke gitaar instrumental met een surf tintje en op de B-kant het tragere doch even grave Link Wray light Border Beat, en Repeto van The Varatones is een uitstekende instrumentale sax surf. De CD bevat zelfs countryrock uit 1967 en 1969 van Harold Pope die ongemeen goed is wegens tijdloos, en Making Fun Of Me van Bobby Rose is boeiende countrypop uit 1967. Verschillende tracks halen voordeel uit de uitmuntende productiewaarden: Silly Dilly van Don Ray is een hoogkwalitatieve teen rocker, The Day I Die is een straffe moody rocker van Daryl Petty met op de B-kant de knappe doo-wop ballade Flaming Love, en die grote aspiraties van dit kleine label blijken ook uit de south of the border countrypop van Lonnie Dee's Cold North Wind en I'm Not Ashamed. Love Is A Flame van Ken Willette jat de sfeer van Little Darlin' van The Gladiolas/ The Diamonds en Steve France baseerde zijn You Turn Me On op de rif van Louie Louie.
Een pluim voor de remastering want dit rockt in een geweldige geluidskwaliteit als je nagaat dat de originele masters niet meer bestaan en de bron dus de originele singles waren. Het booklet van 28 pagina’s met nooit eerder gepubliceerde foto’s biedt een schat aan informatie over Renown en zijn artiesten. Een aanrader! Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


PINE STATE HONKY TONK:
HILLBILLY BOOGIE AND JIVE vol. 1
Atomicat, ACCD 017

Rhythm Bomb (D) onderafdeling Atomicat zet een ten gallon stetson op en gallopeert richting hillbillyboogie voor wat een reeks van vijf CD’s moet gaan worden.
De eerste is een uitstekend visitekaartje want de 28 tracks uit pakweg 1940-1955 vormen een kruisbestuiving van swingende western swing, gestroomlijnde uptempo country (Detour van Bill Haley & the Comets anno 1960, Don't Tell Me Your Troubles van Don Gibson), gouden instrumentals (de Pan Handle Rag van Leon McAuliffe), boogies over stoomboten, melkemmers en kussende beestjes, meezingers (Sick Sober And Sorry van Johnny Bond), gepatenteerde klassiekers (Idaho Red van Wade Ray) en Barnstompers stuff (Passing The Blues Around van Al Terry), opgeleverd door vlotte accordeons, flitsende fiddles, stoere steel gitaren en jazzy piano. De selectie van de nummers is uitstekend, ook omdat dit deels dezelfde nummers zijn waar wij 25 jaar geleden al wild van waren zoals Merle Travis' Merle's Boogie Woogie. Alle zoetgevooisde grote kleppers van het genre geven present met Pee Wee King (Texas Toni Lee), Red Foley (Milk Bucket Boogie), Tennessee Ernie Ford (Celebratin', Kissing Bug Boogie), neuzelaar Hank Snow, Hank Thompson (de wel héél jazzy instrumental Woodchopper's Ball), Hank Penny (Hadacillin Boogie - Hank was blijkbaar een goeie naam om carrière te maken in de country), Patsy Cline (Turn The Cards Slowly), Little Jimmy Dickens (Hey Worm You Wanna Wiggle), Jess Willard (een pré-Johnny Horton Honky Tonk Hardwood Floor), Gene O'Quin (I Get The Blues), en Tex Williams (I Got Texas In My Soul). Ik vraag me alleen af waarom ze de CD naar de instrumentale barrelhouse piano boogie Pine State Honky Tonk van Claude Casey & his Pine State Boys hebben genoemd hebben. De pine state is immers Maine terwijl er op de CD vijf nummers staan waarvan titel of artiest verwijzen naar... Texas! Tja, ik ben wellicht de enige mens op deze aardkloot die zich zoiets afvraagt. In elk geval: zalige muziek! Volume 2 verscheen gelijktijdig onder de titel Real Gone Jive. Info: www.atomi-c.at
(Frantic Franky)

19 februari 2020

LUCKY NR. 7/ WILD DEUCES
Rebel Music Records, RM 5024

Nieuwe bands, laat ze maar komen, maar Wild Deuces (B) zijn er al eventjes: ze traden voor het eerst op in december 2009 (als u àlles wil weten, het was in het Ace Café in Rumst na drie repetities), toen nog officieel als The Wild Deuces, met lidwoord dat ze onderweg verloren, en met een zanger. Van die oerbezetting resteert enkel contrabassist Bart Crauwels en de band vond in 2015 zijn definitieve vorm met zangeres Stefni Wijnen, drummer Pascal Lunari en gitarist/pianist Bart Huysmans (op de CD alleen op gitaar). Dit is 10 jaar later hun debuut, een mini met zeven tracks op het Duitse label Rebel Music Records dat gespecialiseerd is in teddy boy rock 'n' roll, maar daar vallen Wild Deuces dus voor alle duidelijkheid niét onder.
De CD opent met de Rose Mitchell cover Baby Please Don't Go en een sterk staaltje solozang, misschien niet 100 % perfect toonvast maar nog steeds indrukwekkend, alvorens los te barsten op een mambo ritme in King Creole sfeertje. Bill Haley's Rock-A-Beatin' Boogie wordt rockabilly met weerhaken en een kapotte stem, en Joyce Green's fanatieke Black Cadillac past natuurlijk perfect bij de extroverte zangeres Stefni Wijnen. De CD bevat ook vier eigen nummers: Strange Nights toont dat Wild Deuces niet met zich laten sollen, Shucks is rockabilly van het soort dat al na één refrein genadeloos gaat voor een gitaar- én een drumsolo, Mama's Always Right is vlotte opgewekte female rockabilly die ook weer begint met een stukje solozang, en Mango Mambo dat je technisch beluisterd rock 'n' roll mag noemen en zoals de titel reeds aangeeft opnieuw rockt op een mambo ritme.
Wild Deuces doen het met het soort orkaan van een stem die je eerder associeert met een rhythm 'n' blues diva en muzikanten die van wilde wanten weten. Wat wil je nog meer? Een full album! Info: www.rockabillyrecords.de, de band zelf vind je op facebook onder Wilddeucesrockabilly.
(Frantic Franky)


MY NAME IS ELVIS/ RED ELVISES
Plan 9 Trash Records, P9C186

Als er Elvis opstaat zijn wij altijd geïnteresseerd, maar 't is helaas niet al goud wat blinkt in de morgenstond. Als we de persinfo mogen geloven (wat wij heus niet altijd doen want de waarheid mag nooit in de weg staan van een leuk promostukje) zijn Red Elvises het geesteskind van de in Duitsland geboren Igor Yuzov die opgroeide in Oekraïne, studeerde in Rusland en van daaruit emigreerde naar Amerika. Wat er ook van waar zij, rock 'n 'roll levert dat niet op, ook al start de CD met een surfgitaar instrumental en is Better Than Cocaine (dat opent met de rif van Viva Las Vegas) retroswing in een popjasje. Daar wringt 'em evenwel gelijk het schoentje. De strekking van deze CD die speelt met oosterse en Europese melodieën is immers poppret met orgel. Twist Like Uma Thurman heeft niets met Pulp Fiction te maken en titels als Drinking With Jesus, I Want My Honda Back, She Works For KGB, I Wanna See You Bellydance, Smell The Bacon en Play Me Your Banjo zijn lang niet zo grappig als we hadden gehoopt. U weze gewaarschuwd!
Info: www.redelvises.com en www.schnitzelbilly.at
(Frantic Franky)


BLUES KINGS OF BATON ROUGE
Bear Family, BCD 17512

Ik en de blues: het zal nooit wat worden. Komt het omdat ik een bleekscheet ben wiens ziel niet zwart genoeg is? Ik weet het niet, maar hoewel ik zwarte rock 'n' roll en doo-wop en pré-rock 'n' roll swing en jumpende rhythm 'n' blues ten zeerste weet te smaken ben ik in mijn zoektocht naar de roots van de rock 'n' roll op natuurlijke wijze geëvolueerd naar de country 'n' western terwijl anderen kopje onder doken in de blues. Niet dat ik dat als een gemis ervaar, al zouden een paar goeie blues CD’s meer dan welkom zijn in mijn collectie, zij het zonder het trage spul waar ik van in slaap val. Als ik mijn favoriete bluesartiest moet noemen is het Slim Harpo van wie ik nog steeds koude rillingen krijg, zo ingrijpend kon hij zingen en mondharmonica spelen. Raining In My Heart? Kippenvel! Zou Bear Family soelaas brengen en mij hier de ultieme blues CD aanbieden?
Blues Kings Of Baton Rouge is een dubbel-CD met 53 tracks opgenomen van 1954 tot 1971 voor Excello (meer dan de helft van de nummers), Folk Lyric, Feature, Zynn, Peacock, Montel en Ahura Mazda Records in en rond Baton Rouge. Dat is niet meteen een stad die je associeert met bluesmuziek maar de hoofdstad van Louisiana is net als Memphis, New Orleans en St Louis gelegen aan de machtige Mississippi rivier en op die manier een kruispunt waar veel mensen samenkwamen en leefden en vochten en de liefde bedreven en werkten en er dus ook vertier voor den werkenden mensch diende geschapen.
Op CD 1 staan een aantal rustige nummers die ik best OK vind zoals Blues Hang-Over van - daar is ie al, laat 'em binnen langs de grote poort! - Slim Harpo en Who Broke The Lock van Butch Cage & Willie B. Thomas (al had die babbel vóór Who Broke The Lock niet gehoeven), en ook de zogenaamde swampblues van Lazy Lester (They Call Me Lazy), Raful Neal (Crying Hard) en opnieuw Slim Harpo (One More Day en What A Dream) vind ik best te pruimen. Een aantal van die nummers werden trouwens niet opgenomen in Baton Rouge maar 80 mijl verderop voor JD "Jay" Miller's Excello label in Crowley, Louisiana. Dat leidde tot rockende rhythm 'n' blues als Looking For My Baby (Jimmy Dotson) en Lightnin's Troubles (Lightnin' Slim) en zelfs pure rock 'n' roll als I'm A Lover Not A Fighter (Lazy Lester) en Rooster Blues (Lightnin' Slim). Andere nummers op CD 1 zijn echter te veel blues blues (Lonesome Sundown), trage blues (Schoolboy Cleve, Clarence Edwards) en countryblues (Robert Pete Williams) waarmee de CD laveert tussen enerzijds die swamp blues van Excello en anderzijds de akoestische blues op Arhoolie Records.
Ook CD 2 biedt dezelfde grote variatie aan bluesstijlen: New Orleans klanken (Hoodoo Party van Tabby Thomas), de prima zwarte stroller op The Wanderer tempo I'm Tired Waitin' Baby (Lightnin' Slim), ouderwetse piano blues (Shades Of Rain van Henry Gray), gemene moderne bluesrock als My Home Ain't Here (Lonesome Sundown) die soms evenwel iets te modern of te medium tempo (Jimmy Anderson) is. Helaas horen we ook hier weer moderne (nu ja, zo modern is het natuurlijk allemaal niet) zowel uptempo als trage blues. Niet dat wij an sich iets tegen trage blues hebben want bijvoorbeeld Dark Clouds Rollin' van Silas Hogan is zondermeer lovenswaardig. Talking Blues van Slim Harpo is precies wat het is: een gesproken blues met mondharmonica, voor mij iets te veel van het, euh, niet van het goede in elk geval, ook al is het Slim Harpo. Raar einde trouwens: was dit gewoon een studio probeersel? Ook staat op deze tweede CD weer te veel Blind Dumb Deaf Johnson friemelend op de backporch blues. Het beste nummer is de uptempo overstuurde bluesbopper Boogie Chillun van The Nitehawks uit 1962. De tweede prijs gaat naar Slim Harpo (die in totaal negen keer passeert) in Baby Scratch My Back de jeuk catscratchend maar er juist niet aan kunnend.
Eindoordeel van iemand die géén bluesfanaat is: een indrukwekkend overzicht van de blues in en om Baton Rouge in al zijn facetten maar één CD met het allerbeste had volstaan - hadden ze al die pure blues er uit gefilterd dan was er één ijzersterke CD overgebleven. Niettemin is deze op 1000 stuks gelimiteerde uitgave in zijn geheel goed voor twee en een half uur perfect geremasterde achtergrondmuziek terwijl je op je gemak en onder het genot van een Westmalle tripel het CD booklet van 52 pagina’s met track per track notities door expert Martin Hawkins uitpluist.
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


THE PRECIOUS YEARS
Bear Family, BCD 17529

De precieuze jaren waarvan sprake op deze CD lopen van 1957 tot 1965 en ondertitel "34 teen dance hits" geeft aan waar de klepel hangt: "boppers and an occasional slow aimed directly at teen hearts and minds". Rockabilly boppers staan hier dus niét op, wel teenrock maar heus niet alleen dat: Man Like Wow van Tommy Sands is gewoon goeie rock 'n' roll punt andere lijn, en Feel So Good van Johnny Preston blijft leuk. Let Me Be Your Hero van Terry Noland heeft een Johnny Horton Battle Of New Orleans folk sfeertje maar is ten zeerste geslaagd, en The Spider And The Fly is inderdaad teenrock. Nu wordt over teenrock links en rechts nogal eens lacherig gedaan, maar 't zijn vaak pareltjes van songsmederij, productie, arrangementen en orchestratie en dat wordt nergens beter verpersonifieerd als in Johnny Burnette's Dreamin'. Nog teenrock zijn You Want Love (Clyde Stacy), Radio Jukebox And TV (Jimmy Donley), Lover's Land (Ersel Hickey), Heaven's Plan (Lefty Frizell), (If I'm Dreaming) Just Let Me Dream (Brenda Lee), Meet Mr Mud (Bob Luman), Patricia June (Ben Hewitt) en Bad Boy (Robin Luke). Brave rock 'n' roll zijn My Chick Is Fine (Gus Backus), Don't Let Go (Dorsey Burnette), If You Don't Want My Lovin' (Carl Dobkins Jr), Sweet Stuff (Guy Mitchell), Too Bashful (Warner Mack), Rockin' pneumonia And The Boogie Flu (The Crickets), Modern Romance (Sanford Clark), het vlotte Let's Play Love (Sonny James) en Salamay (Hank Davis). Soms gaat het een beetje early sixties exotisch zoals I Want That (Billy Crash Craddock) en I Really Really Love You (Jo Ann Campbell). One Summer Night van The Danleers is een klassieke doo-wop ballade vol romantiek die zich vertaalt in passie, dramatiek en onschuld, nog meer ballades zijn Teen Age Idol van Ricky Nelson en het majestueus georchestreerde The Majesty Of Love van Marvin Rainwater & Connie Francis. Uit het country verdomhoekje komt titeltrack Precious Years van Glenn Reeves, net als While You're Dancing van - niet verwonderlijk - Marty Robbins. Opvallend en allicht niet toevallig staan op deze CD veel bekende artiesten (wat zoals altijd betekent dat hier minstens een paar tracks tussen zitten die u al heeft zoals Roy Orbison's Lana en Paul Anka's mandoline meesterwerkje Dance On Little Girl) maar niet noodzakelijk met hun bekendste of wildste nummers, maar nogmaals: dit is wel degelijk hoogwaardige kwaliteit. Eddie Cochran op zijn bronstigst hangt de hartenbreker uit in Little Angel (take 9) en The Everly Brothers zijn op hun triest in Crying In The Rain. Voor de liefhebbers voor wie het niet noodzakelijk hardcore rockabilly moet zijn is dit de ideale zondagmiddag compilatie!
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

12 februari 2020

THE ELVIS PRESLEY CONNECTION Vol. 2
Bear Family, BCD 17562

Na de vorIg jaar verschenen Elvis Connection Volume 1 (BCD 17561) die de jaren 1954-1958 besloeg loopt deel 2 van 1958 tot 1964, goed voor 33 covers en roots van Elvis songs. Eerste vaststelling: de CD bevat veel nummers die verschenen op het Britse budget label Embassy en dan vooral van de genaamde Bobby Stevens (4 tracks waaronder een leuke Stuck On You en een geslaagd A Mess Of Blues - Stevens kon overduidelijk zingen), ook actief als Ray Pilgrim met een vijfde track. Net als op Volume 1 staan er logischerwijs meer covers op dan "roots" oftewel oudere versies van door Elvis vertolkte liedjes doch niet de originele versie, en slechts een handvol echte originals oftewel oerversies. Een dwarsligger is Dirty Dirty Feeling door Danny Ezba want dat is niet de original maar een compleet andere song van twee jaar ná Elvis, al is er een zekere overeenkomst in de frasering en stond Elvis duidelijk model voor Ezba's nummer. Een cover van een liedje dat zelf al een cover was is I Gotta Know: Cliff Richard was eerst, dan Elvis, en dan Bobby Vee & the Crickets wier versie op deze Elvis Connection prijkt. Idem dito: (Now And Then There's) A Fool Such As I: Hank Snow was eerst, vier versies later was Elvis aan de beurt, en pas daarna kwam de brave mainstream swing budget "pop" versie door Johnny Worth die we hier horen. Ook van dattum: van Pocketful Of Rainbows bestaat een demo versie van Jimmy Breedlove, op deze CD staat een cover door ene Johnny Gatewood. En wellicht de oudste original van een Elvis nummer, Enrico Caruso's Torna A Sorriento uit 1911 dat Surrender zou worden, horen we hier ook enkel als cover door een zekere Rikki Henderson.
Laat ons van start gaan met de roots: Tony Perkins is inderdaad filmakteur Antony Perkins maar zijn Moonlight Swim uit Elvis' film Blue Hawaii is niet de original want die is van Nick Noble, net zoals het bekende Fever origineel van Little Willie John en niet van Peggy Lee was, al was het wel haar interpretatie waarop Elvis zich baseerde. Ook Like A Baby als trage rhythm 'n' blues swing door Priscilla Bowman is niet de originele uitvoering, net als de pré-Elvis croonerversie van Are You Lonesome Tonight door Jaye P. Morgan. Het door AP Carter geschreven (of op zijn minst als eigen nummer geclaimd) en door zijn Carter Family al in 1934 opgenomen Working On The Building staat op de CD als pure gospel doch in betreurenswaardige hifi-kwaliteit in een (live?)versie uit 1954 van The Blackwood Brothers in wier rangen JD Sumner zong die 15 jaar later Elvis zou begeleiden op plaat en live on stage met zijn JD Sumner & the Stamps. Mierenneukerij: His Latest Flame, hier in een coverversie door Bobby Stevens, was oorspronkelijk van Del Shannon die dat nummer exact vijf dagen vòòr Elvis opnam, en aangezien dat in een recent verleden reeds werd uitgebracht door Bear Family neem ik aan dat zij de rechten daarop bezitten, dus had dat mijns inziens mooi op deze CD gekund. En een original tenslotte die geen original is is Blue Hawaii van crooner Bing Crosby: Crosby nam wel degelijk het origineel op in 1939 maar deze CD bevat zijn eigen heropname uit 1956! Nu ja, bijna-original dan, want er blijkt nog een oudere versie dan die Bing Crosby uit 1939 te bestaan. Zoals mijn vrouw altijd zegt: er komt maar geen eind aan. Wel echte originals zijn Shoppin' Around van Joel Grey, Girl Next Door Went A-Walkin' door Thomas Wayne (de broer van Johnny Cash' gitarist Luther Perkins), Carl Mann's een vlotte jiver I'm Comin' Home helemaal in Mona Lisa stijl op Sun sublabel Phillips, I Want You With Me van Bobby Darin (een rocker, ik zeg het er maar bij want met Darin weet je nooit) , en twee demos van There's Always Me en They Remind Me Too Much Of You, rustige pianoballades van de strekking één man op één piano door componist Don Robertson perfect op maat van Elvis gezongen.
Naast Britse would-be Elvissen als Eli Whitney (een goeie I Got Stung) en Les Carle staan hier ook Nieuw-Zeelandse (de prima A Big Hunk O' Love door Johnny Devlin) en Australische (Slicin' Sand uit Blue Hawaii als twist door Bryan Davies) covers op en meer Lidl werk van labels als Teen en Promenade. Daarnaast bevat de CD ook twee antwoordversies: Lavern Baker's Little Sister antwoord Hey Memphis en het minder bekende en van een beetje een Burt Bacharach-achtig arrangement voorziene Just Tell Her Jim Said Hello antwoord Just Tell Him Jane Said Hello. En waarom dan niet haar Return To Sender antwoord Don't Want Your Letters? Soit, aan u om telkens de zeven verschillen te zoeken. Ik van mijn kant ben benieuwd of er nog een derde Elvis Connection post-1964 komt.
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


WONDROUS PLACE: THE BRITS ARE ROCKING Vol. 2/ BILLY FURY
Bear Family, BCD 17583

Billy Fury wordt als Britse rock 'n' roll pionier in Engeland bijna veréérd (hij kreeg in Londen vlak bij de voormalige Decca studio’s al een steegje naar hem vernoemd en in zijn hometown Liverpool een standbeeld), allicht voor een stuk omdat ie vrij jong stierf, namelijk in 1983 op slechts 42-jarige leeftijd aan hartklachten. Wie niets beters te doen heeft dan de statistieken te bestuderen ontdekt dat Fury in zijn hoogdagen heel veel tijd doorbracht in de Britse hitparades want alleen Cliff Richard, The Shadows en The Beatles spendeerden meer weken in de UK Top 50: Fury kampeerde in totaal 332 weken in de hitlijsten en evenaarde de 24 hits van The Beatles zonder ook maar één keer de nummer 1 positie te bereiken. Toch moet het meer zijn dan alleen dat: Fury nam in tegenstelling tot de meeste van zijn collega’s weinig covers van Amerikaanse hits maar vooral zelfgeschreven materiaal op, en zo zijn 16 nummers op deze CD eigen composities. Velen beschouwen zijn 10-inch The Sound Of Fury uit 1960 met Joe Brown op gitaar als de beste Britse rock 'n' roll LP ooit, en deze CD met 34 tracks uit de periode 1958-1964 bevat acht van de 10 nummers van die plaat. Nu zijn er massa’s Billy Fury CD’s out there gaande van de Greatest Hits, The Best Of en The Very Best Of over Alle Singles en 2 LP’s Op 1 CD in alle mogelijke combinaties tot demo’s, acetates en Radio Luxemburg broadcasts, en om door die Billy Fury bomen het rock 'n' roll bos te blijven zien zou een ultieme rock 'n' roll compilatie inderdaad geen overbodige luxe zijn. De CD opent met de nog steeds fantastische jiver Gonna Type A Letter maar helaas staat hier maar één song op van dat kaliber. Om eerlijk te zijn en gelijk met de deur in huis te vallen maakt de CD dat woordje "rocking" in de titel niet 100 % waar: een omschrijving als "het meer uptempo materiaal' ware genuanceerder geweest. Niet dat ik iets tegen ballades heb, verre van: het geheimzinnig-dramatische Wondrous Place is en blijft wonderschoon, of neem dat even geweldige vreemd-exotische early sixties Peter Gunn meets Johnny Remember Me Don't Jump. Ook een rockaballad als Baby How I Cried is mooi maar géén rock 'n' roll, net als de rockaballad If I Lose You met big band arrangement, blazers en strijkers. Anderzijds is het een goeie zaak dat Fury's bekendere pompeuze ballades, de grote hits Jealousy en Halfway To Paradise, hier niét op staan, hahaha. Turn My Back On You is bijna rockabilly, en rockabilly van het perfecte doch brave Ricky Nelson type zijn It's You I Need, That's Love, My Advice en Talkin' In My Sleep. Daarnaast bevat de CD vooral mooie doch rustige rock 'n' roll als de Eddie Cochran cover One Kiss. Is dat erg? Nee, want een nummer als bijvoorbeeld Don't Say It's Over is erg goed. Echtere rock 'n' roll, meer zelfs, goéie rock 'n' roll is Don't Knock Upon My Door, ondanks dat female koortje. Don't Leave Me This Way is afgeborstelde rock 'n' roll met snappy jazzy gitaarsolo, en ook Keep Away is clean cut rock 'n' roll maar dan een beetje uptempo bluesy en getuigend van de invloed van Elvis. Colette klinkt dan weer als uptempo Everly Brothers. Het medium tempo Comin' Up In The World wordt door de smekende sax een stroll, You're Having The Last Dance With Me is een antwoord op Save The Last Dance For Me, en ook I'd Never Find Another You heeft een Drifters-achtig Spanish Harlem early sixties sfeertje. Play It Cool is teen rock met vlotte uptempo strijkers, Running Around en Bumble Bee zijn highschool pop met violen, My Advice is poprock, Twist Kid is big band twist, Push Push is calypso, en Tell Me How Do You Feel is sixties pop met orgel. De CD loopt tot 1964 en dat is er aan te horen: Nothin' Shakin' (But The Leaves On A Tree) is de bekende rock 'n' roll cover die door de vocalen/ manier waarop hier wordt gezongen erg beat klinkt. Fake live songs van de door The Tornados begeleide doch gewoon in Decca's Studio 3 opgenomen We Want Billy LP uit 1963 met orgel en veel gegil (Beatlemania?) zijn Baby Come On (brave rock 'n' roll), de standaard cover Sweet Little Sixteen, Unchain My Heart als early sixties rhythm 'n' blues, Sticks And Stones en een rock 'n' roll versie van I'm Moving On. Finaal oordeel: als dit inderdaad het rockendste werk van Billy Fury is - en waarom zouden we aan het woord van huis van vertrouwen Bear Family twijfelen - dan fungeert deze CD als de ideale introductie tot leven en werk van Billy Fury, ook al door het 35 pagina’s tellende CD boekje. Volume 3 van The Brits Are Rocking verschijnt op 6 maart en en zal King Size Taylor behandelen. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


POPCORN BLUES PARTY Vol. 1
Koko Mojo, KM-CD 28

Ik heb thuis een paar popcorn nummers die erg goed zijn en sta immer op de uitkijk voor meer goeie popcorn, maar dat blijkt geen makkelijke queeste. De meeste popcorn compilaties bevatten namelijk meer nummers die ik slecht vind dan dat ik er goed vind. Het is dan ook een moeilijk te definiëren genre dat eigenlijk geen genre an sich is maar de verzamelpot voor een amalgaam van meestal zwarte stijlen die vanaf begin jaren '70 begonnen gedraaid te worden in Belgische discotheken (de bekendste was de Popcorn in Vrasene, vandaar) door DJ’s die via import kanalen hier onbekende rhythm 'n' blues, zwarte pop en zelfs ska plaatjes oplegden, muzikaal vaak in mineur akkoorden en vaak van voormalige rock 'n' roll artiesten. Daarbij werd nogal eens geknoeid met tempo en pitch om de singles wat sneller of trager te spelen om zo een goed medium tempo dans- of beter wandeltempo te creëren, waarmee popcorn eigenlijk meer een gevoel en een tempo is dan een specifieke muziekstijl, en trager dan de in Engeland populaire northern soul. De uitlopers van die popcorn heb ik nog meegemaakt in de uitlopers van mijn tienerjaren maar toen leek popcorn mij al verlaagd tot een toevluchtsoord op zondagnamiddag voor wanhopige veertigers op jacht naar een snelle wip. Zou Koko Mojo als specialist van zwarte muziekjes allerlei mij hier de ideale popcorn compilatie aanreiken?
De CD, samengesteld door de Italiaans-Amerikaanse rockin' bluesman Little Victor Mac, opent met BB King's magistrale majestueuze versie van Sixteen Tons (die trompetten!) en biedt diverse interessante en goed in het gehoor liggende nummers, niet alleen obscuriteiten maar verrassend veel bekende namen in een stijl die je niet van hen gewoon bent zoals Howlin' Wolf (Going Back Home), John Lee Hooker (Shake It Up And Go koppelt Hooker's basisrif aan een orgeltje en blazers), Bo Diddley (She's Fine She's Mine is rhythm 'n' blues met mondharmonica) en Johnny "Guitar" Watson (Wait A Minute Baby). Just One More Time van Johnny Copeland doet zijn voordeel met dat onweerstaanbare fiere zwarte early sixties gevoel, een goeie sax solo en smooth vocals met een straat randje, en het razend knappe Lonesome Travelin' van Jimmy Lee Robinson strollt op de akkoorden van Stray Cat Strut. Black Gal van Roy Gaines dat vrij leent bij de traditional In The Pines heeft een jazzy orgel en Help Me van Sonny Boy Williamson is trage bluesrock met mondharmonica gezongen op de melodie van Green Onions. Baby Please Don't Go in de versie van Rose Mitchell had zo in de Elvis film King Creole gekund en Keep On Loving Me Baby van Otis Rush is een sixties interpretatie van die crawfishende New Orleans stijl. Zoals gezegd: veel bekend goed volk. Niet verwonderlijk staan hier een aantal instrumentals met scratchende rhythm 'n' blues gitaar op door artiesten als Jody Williams (Lucky Lou met oosterse invloed, een orgeltje in de achtergrond en een sax solo), Memphis Slim (Steppin' Out met sax, piano en gitaar), Jerry McCain (Jet Stream met mondharmonica en strijkers), Clarence "Gatemouth" Brown (The Cricket, ska) en Shakey Jake Harris (Jake's Cha Cha, mondharmonica en gitaar). Ook Bossa Nova Watusi Twist van Freddy King is een rhythm 'n' blues gitaar instrumental, al poogt ie zich via de titel te kwalificeren voor maar liefst drie dansrages.
De ideale popcorn compilatie? Voor mij niet want op zich verschilt deze CD niet zo heel veel van de rest van de (niet genummerde) Koko Mojo serie, alleen staat er meer meeknik tempo, orgel en rhythm 'n' blues gitaar op, maar heus waar niets dat me stoort. Alle 22 tracks hebben trouwens de correcte snelheid. Volume 2 verscheen gelijktijdig en Volume 3 staat al in de steigers. Info www.koko-mojo.com
(Frantic Franky)


THE GREAT TRAGEDY No 2:
WINTER DANCE PARTY 1959
Bear Family, BCD 17586

Op 3 februari was het exact 61 jaar geleden dat Buddy Holly, Ritchie Valens en The Big Bopper met hun gecharterde vliegtuigje te pletter stortten en exact één jaar geleden dat Bear Family (D) dat gegeven muzikaal in kaart bracht op de voorbeeldige CD The Great Tragedy BCD 17585. Wat er daarná gebeurde staat nu op deze opvolger want het aloude showbizz adagio "the show must go on" indachtig raasde de Winter Dance Party onverbiddelijk door en het tragische overlijden van de drie top acts zorgde ironisch genoeg misschien wel voor extra publiciteit. The Crickets, Dion & the Belmonts en Frankie Sardo werkten de resterende 13 concerten (in vijf verschillende staten, wat genoeg zegt over hoe intensief die package tours waren) af, terwijl Holly, Valens en The Big Bopper in allerijl werden vervangen door Frankie Avalon, Jimmy Clanton en het lokale bandje Robert Velline & the Shadows dat zo'n indruk maakte dat de 15-jarige Velline gelijk een platencontract aangeboden kreeg en er als Bobby Vee een levenslange carrière aan overhield. Langer dan levenslang: Vee overleed in 2016 maar twee van zijn zonen treden nog steeds op als The Killer Vees. Vee's mooie debuutsingle Suzie Baby uit juli 1959 vertoont trouwens de invloed van Buddy Holly. Wie op exact dezelfde manier hun carrière begonnen waren Terry Lee & the Poor Boys, alleen hielden die het in tegenstelling tot Bobby Vee slechts één single uit, de sympathieke scheermesscherpe rocker My Little Sue uit 1959. Later kwamen er op de Winter Dance Party ook nog Fabian, de minder bekende Bill Parsons en ene Ronnie Smith bij. Mensen die dwepen met symboliek zien het overlijden van Holly, Valens en The Big Bopper graag als the day the music died en daarmee het einde van het rock 'n' roll tijdperk, en ergens klopt dat natuurlijk wel want anno 1959 was rock 'n' roll al ingekapseld tot big business en daarmee zijn rebelerende pluimen verloren, wat zich reflecteert zich in de muziek van de artiesten die het tweede luik van de Winter Dance Party opluisterden. Zo is Frankie Sardo's in februari 1959 verschenen Oh Linda acceptabele rock 'n' roll maar B-kant No Love Like Mine kan ik met de beste wil van de wereld enkel kwalificeren als brave rock 'n 'roll. Dion & the Belmonts' eind 1958 verschenen single Don't Pity Me/ Just You is zelfs tenenkrullend. Frankie Avalon is op deze CD vertegenwoordigd met vier pré-1959 nummers en de in januari 1959 verschenen single en megahit Venus waarvan B-kant I'm Broke brave rock 'n' roll is, net als Teacher's Pet. Zijn op Ritchie Valens' Come On Lets Go akkoorden gebaseerde Ginger Bread is redelijke rock 'n' roll, You Excite Me is brave rock 'n' roll maar nog wel fun. I'll Wait For You daarentegen is pure schmaltz. Jimmy Clanton komt vijf keer aan de beurt en zijn bekendste nummer, de swamppop ballade Just A Dream, ontbreekt niet. Ook A Part Of Me en A Letter To An Angel zijn ballades met swamp pop inslag, You Aim To Please en That's You Baby zijn brave rock 'n' roll. Frankie Avalon werd bij de laatste Winter Dance Party etappes vervangen door Fabian wiens grootste hits Tiger en Turn Me Loose hier niét op staan, wél I'm A Man dat toch ook als een klassieker mag beschouwd worden. Zijn Steady Date is leuk, al is het natuurlijk net als bij de frietboer allemaal een kwestie van smaak want zijn I'm In Love noem ik dan weer eerder brave vaudeville rock 'n' roll. Een voetnoot in de Winter Dance Party is Ronnie Smith wiens debuutsingle een brave medium tempo My Babe was, opgenomen in 1958 bij Buddy Holly's producer Norman Petty in Clovis, New Mexico. De laatste Winter Dance Party onbekende is tot slot Bill Parsons, al had ie in Amerika en Engeland een hit met het nog steeds geweldige The All American Boy dat gek genoeg niet door Parsons maar door de jonge Bobby Bare werd ingezongen, een verhaal dat u kan nalezen in het 22 pagina’s tellend CD boekje. B-kant Rubber Dolly is een redelijke rock 'n' roll versie van ook als The Clapping Song bekende kinderrijmpje. Twee van de artiesten hier zijn ook aanwezig met een instrumental: de B-kant van Bobby Vee's Suzie Baby blijkt een verrassend snedige gitaar instrumental die geïnspireerder klinkt dan de B-kant van Terry Lee & the Poor Boys' My Little Sue, de goeie doch standaard gitaar instrumental Driftin'.
Net als op Volume 1 staan er een paar, zij het minder nummers op van de hoofdpersonages van de tragedie: Holly's brave rocker Early In The Morning en het symfonische Raining In My Heart (mooi maar kilometers verwijderd van Rave On), en Ritchie Valens geeft present met That's My Little Suzie. The Big Bopper's Walking Through My Dreams is een rock 'n' roll stroll en Someone Watching Over You is een voor The Big Bopper opvallend serieuze ballade. De CD bevat voorts in tegenstelling tot Volume 1 geen interviews noch nieuwsflashes maar wel een 1 minuut 42 seconden durend gesproken (radio?) stukje uit 1982 (helaas zonder bronvermelding) met flarden van de toenmalige Crickets van dienst Waylon Jennings (ook zijn door Buddy Holly geproducede debuutsingle Jole Blon, een brave rock 'n' roll versie van de cajun classic Jole Blon, staat op deze CD) en Tommy Allsup. Er staan tot slot ook minder tribute songs op, namelijk twee: Three Young Men is een beetje een fifties-achtige versie van wat in wezen Sons Of The Pioniers country is, en het immens mooie origineel van Three Stars door Tommy Dee waarvan de bekendere Eddie Cochran cover op Volume 1 stond. De grootste verdienste van deze CD? Het bestuderen van een onderbelicht stukje van de Buddy Holly connectie.
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

16 januari 2020

LET IT BE GUITAR/ JOEL PATERSON
Ventrella Records, LP 5008 / BS 722

Het debat of op rock 'n' roll festiviteiten Beatles mogen gedraaid worden woedt nog steeds in alle hevigheid (en wij blijven volhardend in de boosheid hardnekkig vinden dat I Saw Her Standing There een geweldige beat jiver is) maar gek genoeg verschenen er in 2019 twee CD’s met instrumentale bewerkingen van The Beatles, één in surfstijl, de andere van Joel Paterson uit Chicago wiens Let It Be Guitar de opvolger is van zijn Hi-Fi Christmas Guitar uit 2017 waarop hij kerstnummers multitrackte in de traditie van Les Paul en Chet Atkins. Paterson behoort tot de stal muzikanten van Jimmy Sutton en JD McPherson, gitaart bij The Modern Sounds, nam met hen een album op als begeleiders van pianist Carl Sonny Leyland, speelde daarnaast ook bijvoorbeeld keyboards voor The Cactus Blossoms en was met hen te zien in de nieuwe Twin Peaks reeks. Op dit Beatles cover album speelt hij gitaar, pedal steel en lap steel begeleid door bassist Beau Sample, drummer Alex Hall en Hammond B3 orgelist Chris Foreman, wat betekent dat de band een dooreengeklutste versie is van The Modern Sounds en het Joel Paterson Organ Trio. Er staat inderdaad aardig wat orgel op, soms op de achtergrond als in het speelse From Me To You, soms erg prominent als in Can't Buy Me Love dat pure jazz wordt. No Reply, ook met orgel, krijgt een rustige ska (of is het reggae?) beat, Drive My Car heeft een groovy Booker T & the MGs sixties vibe, This Boy wordt Santo & Johnny, Girl doet me denken aan Anton Karas' Third Man Theme (ook bekend als het Harry Lime Theme) en de pop country van I Don't Want To Spoil The Party is in de deskundige handen van Joel Paterson goed voor een flink potje country rock. Paterson speelt de 16 instrumentals in een mix van gitaarstijlen waarin hij schuld bekend aan legendarische gitaristen als Les Paul, Chet Atkins, Jorgen Ingmann, James Burton, Buddy Emmons en Ernest Ranglin. Die eerste twee kan ik eruit halen (Les Paul = Honey Pie en Michelle, Chet Atkins fingerpicking = All My Loving) maar om eerlijk te zijn ken ik te weinig van die gitaristen en zullen de meeste verwijzingen ons ontgaan (ik hoor er ook wat Los Straitjackets in), wat niet wegneemt dat we hier niet van zouden kunnen genieten: dit album met fantastische arrangementen werkt omdat het én rustig én met al die Hawaiiaanse klanken mooi is en vooral omdat het niet aan The Beatles doet denken! Weetje: de hoes is een knipoog naar Introducing The Beatles - Engelands N° 1 Vocal Group, de eerste Beatles LP die verscheen in de States, meer bepaald op 10 januari 1964 op Vee-Jay Records. Let It Be Guitar: Joel Paterson Plays The Beatles is ook uit op zwart én doorschijnend wit vinyl en verscheen op Paterson's eigen Ventrella Records, verdeling via www.bloodshotrecords.com. Info: www.joelpaterson.com
(Frantic Franky)


BENEFIT OF MR. KITESURFER
Sharawaji Records, SR063

Het debat of op rock 'n' roll festiviteiten Beatles mogen gedraaid worden woedt nog steeds in alle hevigheid (en wij blijven volhardend in de boosheid hardnekkig vinden dat I Saw Her Standing There een geweldige beat jiver is) maar gek genoeg verschenen er in 2019 twee CD’s met instrumentale bewerkingen van The Beatles, één van Modern Sounds gitarist Joel Paterson (USA), de andere een surfcompilatie waarvan wij geeneens weten of ie echt uit is als fysieke CD dan wel enkel digitaal te koop is: wij kregen hem doorgestuurd via een Russische verdeler hoewel alles er op wijst dat Sharawaji een Brits label is waarop eerder al werk verscheen van een hoop obscure surf bands waarvan wij alleen Los Daytonas uit Spanje kennen. Geinig is dat er aan die originele mail nog een stuk mail hing waarin een DJ van een online radiostation aan de platenfirma meedeelde dat The Beatles geen rockabilly zijn en daarom ook nooit op zijn rockabillyradio zullen gedraaid worden, zie wat we hierboven zeiden over die eindeloze Beatles discussie. De ondertitel is in elk geval geweldig: 13 bands from 13 countries play 13 songs from 13 albums by The Beatles. Wij kennen slechts één van die bands en dat zijn The Moscow Beatballs, uit welke onderzeese grotten dat ander dozijn komt gekropen is ons onbekend. Surf kan anno 2020 synoniem staan voor het beenharde werk doch dat valt hier reuze mee: 't is luid maar geen metal, al hangen The Surf Terraneos (Come Together) uit Mexico het wel uit, maar dat deed Dick Dale ook op zijn comeback CD’s. Ja, de gitaar freewheelt rocksgewijs een eind in het zilte ijle in de solo van het uit Wit-Rusland afkomstige The Silicon (I Saw Her Standing There) maar voor de rest is dit één en al glissando op de golven van de rivier de Mersey.
Amphibian Man (It Won't Be Long) uit Oekraïne klinken wat Los Straitjackets-achtig, Plastic Section (I'm A Loser) uit Australië is lekker twangy , Boogie Company (I Need You) uit Estland is mooi melodieus en Norwegian Wood krijgt in de versie van Gene Pool & the Shallows uit Engeland een Pipeline arrangement, maar Pepperland van The RPS Surfers uit Israël heeft een vreemd orgeltje en The Moscow Beatballs (Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band Reprise) uit Rusland en The Flamestones (I Am The Walrus met sax) uit Polen vind ik persoonlijk richtingloos rondplonsen. Pluspunten: de CD biedt een variatie aan instrumentale gitaarstijlen en meer dan de helft van de nummers zijn het onbekendere Beatles werk. Gelimiteerd op 200 exemplaren, zo lezen wij op www.sharawaji.bandcamp.com/album/benefit-of-mr-kitesurfer waar u alle tracks integraal kan beluisteren.
(Frantic Franky)

9 januari 2020

INDIAN BRED - FIRE IN THE TEEPEE
Atomicat Records, ACCD 012

Originele insteek: geen liedjes óver indianen maar "a rockin' look at native american born artists" oftewel 28 songs vertolkt door artiesten van native american afkomst, indianen zoals wij vroeger zeiden toen we nog Winnetoe films keken en cowboy en indiaan speelden. De bekendste zijn Link Wray (op het oorlogspad met de instro Raw-Hide), Jackie Lee Cochran (de uptempo rockabilly Mama Don't You Think I Know) die zich vanaf de jaren '70 Jackie Lee Waukeen Cochran ging noemen, Marvin - zijn naam verraadt het reeds - Rainwater (het demente Boo Hoo met Link Wray op gitaar en sluipend door de woestijn in de Valley Of The Moon) die zich wel eens in een indianenpak placht te steken, en de onverdacht zwarte Eddie Clearwater op het hoesje afgebeeld als The Chief, maar daarnaast kan ik voor de vuist weg niemand opnoemen. U wel? Deze CD zal U zal versteld doen staan! We wisten dat Amerika een smeltkroes is, maar wie had gedacht dat er indianenbloed stroomde door de aderen van Bill Haley (het toepasselijke aftelrijmpje Ten Little Indians als daverende meezinger nog met steel maar reeds met sax), Billy Lee Riley (Baby Please Don't Go), Charlie Feathers (Nobody's Woman), Marty Robbins (de country bopper I Can't Quit), Hank Williams (Baby We're Really In Love) en zelfs koning Elvis (het muziekdoos muziekje How Do You Think I Feel): genealogen die Elvis' stamboom uitspitten kwamen tot de vaststelling dat zijn over-over-overgrootmoeder langs moederskant de volbloed cherokee Morning White Dove (1800-1835) was! Wij wisten het evenmin, net zoals wij de zwarte artiesten Art Neville (de gezellige New Orleans rocker Zing Zing) die ooit nog mardi gras indiaan speelde, James Brown (Chonnie-On-Chon vóór hij de godfather van de soul werd) die naar eigen zeggen een afstammeling van Geronimo was, T Bone Walker (de jazzy uptempo Comeback To Me Baby Blues, euh, blues) en Champion Jack Dupree (de piano instrumental Old Time Rock 'n' Roll) er nooit van verdachten een roodhuid in hun stamboom te hebben rondlopen, laat staan halve Mexicanen als Chan Romero (de originele Hippy Hippy Shake) en Ritchie Valens (de gitaar instrumental Fast Freight). U gelooft mij niet? Nou, in het booklet staat haarfijn uitgelegd hoeveel kwartjes en achtstes cherokee, apache, crow, choctaw, shawnee, kiowa comanche, paiute, muskogee creek, tsalagi en yaqui zij door hun aderen hadden lopen. Minder bekend zijn Bobby Crown (de rockabilly classic One Way Ticket), Frank "Andy" Starr (Knees Shakin') en de in een tuscarora reservaat geboren Ben Hewitt (You Break Me Up), totaal onbekend is ene Cherokee Chief (de hillbilly boogie Mean And Evil Blues en de white rock indianen op het oorlogspad gitaar/sax instrumental Little Mama Twist), en een twijfelgevalletje is Jenks “Tex” Carman (de uptempo Hawaiaanse gitaar instrumental Fire in The Teepee) die dan wel veren op zijn hoofd droeg en beweerde een halve cherokee te zijn maar dat nooit hard kon maken. De beste track is voor mijn few dollars more It's Music She Says van Link Wray's broer Vernon Wray toen die nog Lucky Wray heette en hillbilly speelde, de bizarste track is de hillbilly Rhythm In My Soul van Harry Carter "the rock 'n' roll apache" with the Dixie Rhythmaires, een primitieve boogie op accordeon met een rock 'n' roll gitaar erdoorheen solerend!
Volgens Atomicat komen er nog vier (niet-genummerde) Indian Bred volumes waarvan deel 2 nu reeds uit is onder de titel Chief Whoopin' Koff (ACCD013). Info: www.atomi-c.at
(Frantic Franky)

Vinyl Recensies

SHAKE BABY SHAKE/ THE BONESHAKERS
Topsy Turvy Records, TTR-45-001

The Boneshakers uit Keulen zijn een twee jaar geleden opgericht trio met de opmerkelijke bezetting van contrabas (Puck Lensing van Little Roger & the Houserockers, Boozehounds, Frantic Flintstones), akoestische gitaar (Schorni Walker, speelde net als Puck Lensing in punkband The Sewer Rats) en drums/zang (Boney Shaker), en wat het nog specialer maakt is dat Boney Shaker een meid is. Volgens de press release combineren ze akoestische rockabilly met rock 'n' roll classics en old school rhythm 'n' blues maar van dat laatste hoor en zie ik niet veel op hun liveclipjes op YouTube. Klassiekers des te meer en daarvan kozen ze er twee uit voor hun debuutsingle. Shake Baby Shake is niet de Sexy Ways Shake Baby Shake van Hank Ballard en Jesse Lee Turner, wel Jerry Lee Lewis' Whole Lotta Shakin' Goin' On dat op dezelfde manier groovet als Goin' Up The Country door Kitty, Daisy & Lewis, nummer dat The Boneshakers zelf live spelen en een band waaraan The Boneshakers wel meer doen denken wanneer je die clips ziet: zangeres Boney Shaker drumt rechtstaand met alleen een snaartrommel, één cymbaal en borsteltjes, terwijl ze de look van Imelda May heeft. Veel meer dan de maat houden doet ze niet met die drums: de roffels op een liveclipje van Hound Dog worden gedaan door de contrabas! Er zit weinig variatie in haar grollende stem en het groepsgeluid is uit de aard der zaken repetitief en zelfs wat eentonig. Toch heeft zo'n akoestisch gepickte gitaarsolo wel degelijk iets dat opvalt, klinkt het resultaat aanstekelijk en is B-kant These Boots Are Made For Walking in deze uptempo versie best bopbaar. Live in een café zal het wel dikke vette ambiance zijn en hun sound in combinatie met die klassiekers is ideaal om op straat te busken, wat ze luidens die YouTube filmpjes inderdaad doen. Alleen wat mij betreft liefst met minder uitgekauwde klassiekers: op YouTube staat een mij geheel onbekend (eigen?) uptempo nummer dat erg goed klinkt.
Topsy Turvy Records is een onderafdeling van www.soundflatrecords.de. Info: www.theboneshakers.de
(Frantic Franky)


SHE'S GONE/ THE NITE HOWLERS
Sleazy Records, SR161

De Franse Nite Howlers speelden sinds 2016 op alle Europese festivals en dat verbaast niet als je ziet dat dit de nieuwste band van Olivier Laporte is die al minstens 20 jaar de rock 'n' roll scene onveilig maakt als frontman van groepen zo divers als The Wild Goners, Roy Thompson & the Mellow Kings en Roy Thompson & his Royal Acadians. Zijn Nite Howlers bestaan uit gitarist Jules Moonshiner (Cactus Candies, Silver Moon), contrabassist Maxime Genouel (zang en gitaar in blues band The Freaky Buds, contrabas in The Cactus Candies) en drummer Pedro Pena, al is zoals bij vele bands het verloop groot: Pena is inmiddels wegens tijdgebrek (zijn Penahaus schoenen- en kledinglijn) vervangen door de Spanjaard Jesus Lopez van Roy Dee & the Spitfires, The Kabooms en Pike Cavalero. Voor wie wel eens met de sleurhut door Frankrijk trekt: ze komen uit de grillige driehoek Bourges, Nantes, Toulouse, die kanten. Deze Charlie Feathers tribute opgenomen bij Black Shack in Calw (D) is hun tweede single na Seven Dates A Week/ Cold Cold Woman (RR45-106) uit 2018 op Ruby Ann's label Ruby Records en vergelijkbaar met de hypnotische Wild Records-achtige sound van Seven Dates A week en de Big Boss Man styled Benny Joy cover Cold Cold Woman, maar dan uiteraard naadloos overvloeiend in de uit gewapend beton opgetrokken rockabilly van Charlie Feathers, zo'n groot idool voor Laporte dat hij in de jaren '90 zoals wel meerderen onder u op bedevaart trok naar Feathers thuis in Memphis, zie de foto op de achterkant van het hoesje waarop hij glunderend poseert met de in 1998 overleden rockabilly pionier en Sun artiest. Op deze single covert Laporte twee Charlie Feathers nummers met op de A-kant het rechtdoor She's Gone, Feathers' bewerking van Hank Williams' Long Gone Lonesome Blues dat ik ken van zijn in 1973 opgenomen LP Good Rockin' Tonight. The Nite Howlers spelen het drie versnellingen sneller maar behouden wel de wanhopige intensiteit en semi-akoestische hypnotische sfeer van het origineel. Ook live tijdens hun concerten is het een sterk nummer. B-kant Today And Tomorrow klinkt exact hetzelfde als She's Gone maar trager doch even goed, even intens en misschien zelfs rockender dan Feathers' melancholische origineel uit 1961 en daardoor in te plannen als een uptempo stroller.
Weetje: het hoesje is een knipoog naar Norton Records' Jungle Fever EP uit 1994 met Charlie Feathers' en Jody Chastain's Kay opnames uit 1958.
Info: www.facebook.com/roy.thompsonandmellowkings en www.sleazyrecords.com
(Frantic Franky)


REBEL WITH A CAUSE/ JOE DEE & HIS JETTONES
Plan 9 Trash Records, P9E18

Joe Dee & his JetTones komen uit Oostenrijk, werden opgericht in 2016 en dit is voor zover ik kan ontdekken hun debuut, op het (enige?) Oostenrijkse rock 'n' roll label Plan 9 Trash. Daarnaast hebben ze nog één ander nummer, Robot Girl, op de Schnitzelbilly Volume 5 vinyl-EP uit 2019 (Plan 9 Trash P9E185; de andere bands daarop zijn The Lettners, The Oilchange Trio en The Ridin' Dudes). Joe Dee Restive die als hij geïnterpelleerd wordt door de politie de naam Stephan Axmann moet opgeven, zingt rock 'n' roll sinds minstens 2007 met Joey Restive & the Jetjives. In The JetTones wordt hij begeleid door de uit de blues afkomstige drummer Harald Hauzenberger, gitarist Fritz Weiss (ooit in de Oostenrijkse rock 'n' roll-/ bluesband Papa's Hausband, één LP in 1985), eighties revival contrabassist Gary 'O en op twee van de vier zelfgeschreven nummers door speciale gast blues en boogiewoogie pianist Karl Hloch die samen met Hauzenberger bij de Oostenrijkse bluesman Al Cook speelt die - zo zie ik op YouTube - soms met The JetTones meedoet. Ons kent ons dus en het lijkt me niet onredelijk de band te omschrijven als bestaande uit veteranen van de Oostenrijkse rock 'n' roll- en bluesscene. Opener Willy Nilly heeft de nerveuze snelheid van Rollin' Rock opnames uit de jaren '70, ook door de huis- tuin- en keuken sound, de gastpiano, de stops en doordat het zo kort is, amper 1:24. Ook de drie andere songs ademen Rollin' Rock uit zoals de echo, de stops en dat rare afgebroken einde van de traditionele rockabilly Rock Away Your Blues. Rebel With A Cause met onverwachte jazzy piano solo en ook weer met stops is even springerig urgent als Willy Nilly, Dark River is rustiger en verhalender. Joe Dee is geen geweldige zanger en de klank rammelt als in de hoogdagen van opnieuw Rollin' Rock, en daarom zal de rock 'n' roll van Joe Dee & the JetTones vooral in de smaak vallen van mensen die zijn blijven hangen bij Rollin' Rock.
Hardcover hoesje, maar opgelet: er is een gewone zwarte versie maar ook een gelimiteerde uitgave van amper 50 stuks op marbled red vinyl! Alle vier songs staan integraal op YouTube dus daar kan je beluisteren welk vlees je in de kuip hebt. Info: www.schnitzelbilly.at en
www.joedee.org (Frantic Franky)

2 januari 2020

CD Recensie

ROCK YA BABY
Atomicat, 1956045

Hé, is dat Grace Kelly op de cover? Nee, kan niet, want de foto stond in de lente van 1957 op de cover van Classic Photography, een blad gespecialiseerd in dames in bikini, en Grace Kelly was al in 1956 gehuwd met prins Rainier van Monaco. Pan-American Recordings was een serie van bij mijn laatste inventarisatie 43 CD’s met al dan niet sleazy pin ups met deels blote borsten op de hoesjes verschenen in Zwitserland tussen 2007 en 2011, meestal aangeboden aan een hele scherpe prijs. Correct me if I'm wrong, aub, want bij dit soort semi-legale releases is de info altijd schaars. Soit, met laat ons zeggen 40 x 25 tracks = 1000 songs hebt u een indrukwekkend arsenaal rockabilly en rock 'n' roll in huis, vergelijkbaar met de Buffalo Bop reeks. En nu, helemaal out of the blue, neemt Atomicat blijkbaar het zaakje over! Dit is de eerste Atomicat "Pan-American" CD die volume 45 moet zijn want het is net als Buffalo Bop een niet-genummerde CD serie enkel te identificeren aan het catalogus nummer.
Wie niets van Buffalo Bop heeft doet in elk geval een goeie zaak want op deze CD staan zeer weinig voor de hand liggende nummers: de bekendste zijn het bronstige Bertha Lou van Johnny Faire alias Dick Bush alias Donnie Brooks, Shake Baby Shake van Jesse Lee Turner en 50 Megatons van Sonny Russell. De CD rockt op het scherp van de gulden snede tussen rockabilly en rock 'n' roll, klinkt zo scherp als een versgeslepen knipmes en alle 26 tracks zijn wild: als het minst wilde nummer van ene Rick Rickels & his Wild Guitar is dan weet je dat de CD even straf zal zijn als een pot mostaard van Dijon. Hou u dan ook vast aan de takken van de mast voor een royale portie rockabilly (Rock Ya Baby van Jim McCrory, She's My Woman van Bobby Roberts, Bad Bad Way van Rodger & the Tempests, Love Me Baby van de vocaal door Elvis op Sun geïnspireerde Chavis Brothers, het primitieve Baby By Rock van Winnie Starr & the Omaha Kid, het hiccup feest A Woman Can Make You Blue van Royce Porter) alsmede rock 'n' roll (Betty Jo van Nicky Brazell & the Satellites, Jim Dandy van The Spades, Doggone It Baby van The Rock-A-Teens, I've Got It van Ralph Zonderachternaam, Little Willie van Richie Deran & the New Tones, My Baby Don't Rock Me van Ken Westberry & the Chaperones, Meet Miss Susie van Eddy Cleary & the Customs, She's All Mine van Chuck Tyler & the Royal Lancers, Cindy van de nog steeds optredende Johnny Fay, Messed Up van Bill Swing), gekruid met de gezongen sleazy rhythm 'n' blues track Mary Ann van Link Wray, de uptempo bluesrock 'n' roll stroll in You're Humbugging Me stijl She Left Me Crying van Dinky Harris & the Spades en het de sixties garage aankondigende Tornado Twist van The Tornadoes. Een aantal tracks zoals Corvette Baby van Bob Cass & his Corvettes, het op Chuck Berry geïnspireerde Square Town van The Darts en Cruise Inn van Bucky & the Premiers hellen over naar de primitieve white rock. Wat hier juist rock 'n' roll, rockabilly dan wel white rock is hangt trouwens louter af van je gemoedsstemming! In elk geval zijn de paswoorden wild en primitief, en aangezien de naam Buffalo Bop hier al meerdere malen is gevallen kunnen we evengoed hun slagzin jatten: dit is the bop that never stopped. Meer zelfs, dit is de ideale introductie tot die hele Pan-American reeks.
Info: www.atomi-c.at
(Frantic Franky)

Vinyl Recensies

VOODOO VOODOO/ GIGI & THE TWO TONES
Tessy Records, Tessy EP-207

Het Duitse label Tessy heeft er een handje van weg platen uit te brengen van bands waar ik nog nooit van heb gehoord. Vaak zijn dat Duitse bands en dat is ook nu het geval, al moet er een link zijn met Tsjechië getuige het feit dat hier één nummer op staat gezongen in het Tjechisch! Of misschien spelen ze er gewoon vaak, want hun thuisstad Augsburg ligt nu ook weer niet zó ver van de Tsjechische grens. De band bestaat uit zangeres Riinka Gigilette (eerder in Los Bang Bang), contrabassist Marcel Brun (eerder in Rhythm Train, CH), drummer Tex Walter en gitarist Axel Schuch. Die laatste twee spelen ook in Cadcatz Trio waarvan stijl en sound vergelijkbaar zijn met Gigi & the Two Tones. De EP bevat twee covers en twee originals, of correcter één original want de Engelse en de Tsjechische versie van Rockin Sender zijn identiek behalve de zang, ik neem aan dat dezelfde muziektrack is gebruikt. Het nummer is te cliché gespeelde rockabilly met stop-start structuur en een enkel modern akkoord, maar de tweede gitaarsolo en de roffel in de drums tillen het omhoog, zij het niet tot het niveau van de Lavern Baker cover Voodoo Voodoo, de pittig klinkende winnaar van de EP en draaibaar als uptempo rockabilly stroll. Het is het stevigste nummer, bevat een vleugje twangy gitaar en doet Gigilette's stem goed uitkomen. In het rustigste nummer, het aardige doch ingehouden gespeelde I Love You Honey van Patsy Cline, klinkt ze wat breekbaarder en zweveriger. Dit nummer en Rockin Sender mochten wat mij betreft ietsje steviger klinken, maar toch is dit een sympathieke single. Helaas is het tegelijkertijd een souvenir want in september 2019 gingen Gigilette en The Two Tones elk hun eigen weegs en maakte de band een doorstart als Sunny Bee & the Two Tones met de zangeres van The Atomic Rocketeers en The Bel Airs. Hardcover met inner sleeve, maar opgelet: er is een gewone zwarte versie van 400 stuks maar ook een gelimiteerde uitgave van amper 100 stuks op blauw vinyl!
Info: www.tessyrecords.de en www.facebook.com/gigi-the-two-tones
(Frantic Franky)

DON'T KNOCK THE ROCK/
BILL HALEY & HIS COMETS

Bear Family, BAF 11023

Nou, omdat ik de Bear Family heruitgave See You Later Alligator (BAF 110012) zo mooi vond kan deze er ook nog wel bij: de op 500 exemplaren gelimiteerde heruitgave op transparant 10-inch vinyl van de Australische 33 1/2 RPM long playing microgroove 10-inch Festival (FR10-1226) uit 1957, de soundtrack van de film Don't Knock The Rock uit 1956, of toch van de Bill Haley nummers op die soundtrack want ook Dave Appell & The Applejacks, Little Richard, The Treniers en ene Alan Dale zijn te zien en te horen in dat vervolg op Rock Around The Clock, allebei Alan Freed vehikels. Een echte soundtrack is daarvan bij mijn weten nooit verschenen, wat mooi zou zijn. Een ideetje voor Bear Family? In Don't Knock The Rock zitten dacht ik slechts zes Bill Haley nummers, zijnde het geweldige Hot Dog Buddy Buddy, de straffe gitaar instrumental Goofin’ Around van Franny Beecher (op deze plaat staat de reguliere studio versie: de alternatieve versie te horen in de film is enkel en alleen uitgebracht op een CD van Hydra Records die elke noot die nog maar doet denken aan Bill Haley hebben bewaard voor het nageslacht), Don’t Knock The Rock, Hook Line And Sinker, de sax instrumental Calling All Comets en de Little Richard cover Rip It Up, waarvan vooral Hot Dog Buddy Buddy en Goofin' Around gelden als voorbeelden van de krachtige sound uit Bill Haley's echokamer. Op de originele plaat en ook hier hernomen staan twee extra nummers die niet in de film voorkomen, Haley's cover van Louis Jordan's Choo Choo Ch Boogie en het oosters geïnspireerde en geweldige Teenager's Mother. Op de heruitgave staan nog twee bonustracks wat het totaal op 10 brengt, I'll Be With You In Apple Blossom Time (1957) en Caldonia (1959). Bij elkaar opgeteld betekent dit dat op deze 10-inch wat minder dynamiet en wat meer medium tempo nummers staan die richting variété rock 'n' roll gaan, maar het blijft de ongeëvenaarde bompa Bill. De hoesnota’s van de originele plaat lazen "verse originele explosieve tunes uitgevoerd met die luisterrijke altijd-in-beweging opwinding die de happy, swingende rock ‘n’ roll party recht in je eigen woonkamer brengt", en 60 jaar later klopt dat nog steeds als een vader zijn kinderen. Lang leve Bill Haley en lang leve Bear Family!
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


STRING DUSTIN'/ THE COUNTRY ALL-STARS
Bear Family, BAF 11022

Alweer een mooie heruitgave in de Bear Family Vinyl Club 11000 reeks: een oranje 10-inch van de oorspronkelijk in 1953 verschenen RCA 10-inch (LPM 3167) String Dustin' van The Country All-Stars, een project van gitarist Chet Atkins dat je zou kan beschouwen als zijn eerste supergroep, want Atkins wordt begeleid door zijn vaste studio cohorten Henry Haynes (gitaar), Ken Burns (mandoline, samen waren die twee country parodisten Homer & Jethro) en Jerry Byrd (steel), aangevuld met de minder bekende Dale Potter op fiddle en afwisselende Ernie Newton en Charles R. Grean op bas. De opnames vonden plaats in 1952 en begin 1953, en Chet Atkins zou tot 1956 nog enkele Country All-Stars opnamesessies leiden met deels andere bezettingen, wellicht gewoon wie toevallig beschikbaar was, en deels zonder Chet Atkins zelf. Zelfs het woord "opnamesessies" is te veel gezegd, want eigenlijk werden de nummers opgenomen tussen opnamesessies in, om de gaten te vullen en zoals Dale Potter in een interview zei om een handvol dollars studiotarief bij te verdienen. Soit, die mensen konden nog goed spelen als ze half in slaap en half ziek waren, ten bewijze waarvan Bear Family de complete sessies in 1993 uitbracht onder de titel Jazz From The Hills (BCD 15728AH). De nieuwe 10-inch bevat het eerste album van The Country All-Stars - in 1953 werden acht nummers nog beschouwd als een volwaardig album. In tegenstelling tot de latere vocale sessies was String Dustin' volledig instrumentaal. De plaat bevatte naast één eigen nummer, Midnight Train, covers van oudere pop en jazz zoals Marie, In A Little Spanish Town, Sweet Georgia Brown, Stompin' At The Savoy en zelfs een bluesy When It's Darkness On The Delta - blues werd in die tijd beschouwd als een jazzstijl. Terwijl de latere sessies meer richting ouderwetse doch aanstekelijke country met een hoog hoempapa gehalte gingen waarop je zo de walsende koppeltjes voor je geestesoog over de met zaagsel bestrooide dansvloer ziet schuifelen, is String Dustin' een mix van country instrumentatie, jazzimprovisatie en een poprepertoire. Je hoort de jazz in de tegen elkaar op duellerende gitaren en steelgitaar en zelfs mandoline, waardoor een nummer als Song Of The Wanderer inderdaad meer jazz dan country klinkt. Opvallend: Chet Atkins gebruikt hier een plectrum, terwijl hij toch vooral bekend is als fingerpicker. Het was wellicht niet hun bedoeling om Kunst met een grote -K te maken, maar technisch is dit bijzonder knap en je hoort het speelplezier eraf spatten. Twee bonussen van ná 1953 brengen het aantal tracks op tien, en één van die twee is het enige vocale nummer, Do Something, naar ik aanneem gezongen door Henry ’Homer’ Haynes en een goed voorbeeld van zo'n onweerstaanbare country shuffle. Ja, je kan dit anno 2020 met een paar muisklikken beluisteren op je laptop en zelfs op je 4K televisie, maar waarom niet doen zoals in 1953? Is er iets mooier dan zo'n dikke plak vinyl uit de hoes nemen, voorzichtig op je platendraaier leggen, die naald langzaam en plechtig in het vinyl laten neerdalen, achterover leunen in je meest luie zetel en genieten? Gelimiteerd op 500 stuks en in principe enkel te koop via Bear Family's online mail order.
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)



Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina