(reclame)


Je recente release (muziek, boek of wat dan ook) gerecenseerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent release (music, book or whatever) reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!


 

31 december 2020

CD Recensies

 

 

YOUR LINE WAS BUSY/ BIG BOB KORNEGAY
Jasmine, JASMCD 3179
English version: see below

In onze reeks De Grote Onbekenden Van De Rock 'n' Roll: graag uw aandacht voor Big Bob Kornegay, uit te spreken als "carnegie" zoals in Carnegie Hall. Zijn naam doet mogelijk alleen belletjes rinkelen bij de verzamelaars van all things Expo 58, de Brusselse wereldtentoonstelling van 1958, omdat hij een rock 'n' roll single getiteld Exposition Rock opnam over Expo 58, mogelijk de enige rock 'n' roll single die bestaat over Expo 58, waarin hij zingt dat hij naar de Expo gaat. Verderop meer over dat merkwaardige nummer! The mystery man of rhythm 'n' blues, zo wordt ie genoemd op deze CD die "28 rockers, blues en ballads" bij elkaar brengt (vreemd aangezien de CD 30 nummers bevat), want naast die Exposition Rock is zijn grootste claim to fame dat ie in 1957 blijkbaar bijna een hit te pakken had, de jazzy crooner The Man In The Phone Booth, met op de twee kanten twee versies van hetzelfde telefoongesprek, een naar zijn moeder en een naar zijn liefje. Opvallend hierbij is dat Kornegay met dezelfde muzikanten exact dezelfde single met exact hetzelfde arrangement opnam voor nog een ander label, Flair-X, maar op deze CD staan enkel de Herald versies. Een ander veelvuldig gecompileerd nummer onder de naam Big Bee Kornegay dat je nochtans niet automatisch met hem associeert is de goeie rocker At The House Of Frankenstein die menig halloween rock 'n' roll album siert. Pakweg de helft van de nummers is onder Kornegay's eigen naam en variaties als Big Bee Kornegay en Big Bob, de andere helft is onder namen als Pork Chops, Dave & Bob en Big Daddy & his Boys, en als lid van doo-wop groepen als The Du Droppers (Kornegay's foto op het hoesje is geknipt uit een groepsfoto van The Du Droppers), The Dixieaires (= The Du Droppers onder een andere naam op een ander label met de jiver I'm Not Like I Used To Be), The Bells (die ook overlapten met The Du Droppers en The Dixieaires met het uptempo Let Me Love Love You) en The Ravens (die op hun beurt weer The Bells waren met de Willie Dixon compositie I Can't Believe).
Kornegay opent de CD als zanger bij het orkest van tenorsaxofonist Julian Dash in Can't Understand It, een rhythm 'n' blues vocal harmony ballade in duet met zangeres Carmen Taylor, voor zijn tijd (1951) best okee doch niets bijzonder, al valt gelijk Kornegay's diepe basstem op. Die stem was perfect geschikt voor doo-wop, al zijn zijn eerste opnames onder eigen naam, daterend van rond 1952, ook in die diepe vocal harmony ballade stijl (This Is The Day) maar wel reeds uptempo boogie-ënd in Take Me Baby. Een tweede single uit die periode, When I'm Close To You/ I Love You Truly, staat niét op deze CD. De bekendste doo-wop groep waar Kornegay bij zat was The Du Droppers, hoewel hij niet op al hun singles meezingt. Hier horen we hun fijne jiver I Found Out (What You Do When You Go 'Round There), de ballade Give Me Some Consideration en de mierzoete Ink Spots-achtige vocal harmony ballade met kerkorgel Just Whisper. Wie meer Du Droppers wil horen diene zich de Jasmine (JASCD225) dubbel-CD Talk That Talk: The Ultimate Du Droppers 1952-1955 aan te schaffen. Een rond 1955 opgenomen doch toen niet uitgebrachte opname onder eigen naam is de medium tempo doo-wop boogie Stop Knockin' Rock 'n' Roll. Wél uitgebracht op single was de al even fidele rocker Between You And Me And The Gatepost, met op de andere kant - het was destijds bij wet verplicht - opnieuw een dramatische ballade, Is It True. Het nochtans enigszins in de stijl van Screamin' Jay Hawkins gezongen Hocus Pocus Voo Doo uit 1957 is een softrocker met achtergrondkoortjes met op de B-kant het door calypso beïnvloede Come By Here. Merkwaardig wegens noot voor noot natuurgetrouwe covers zijn André Williams' Bacon Fat en The Jive Bombers' Bad Boy die onder de naam Big Daddy & the Boys uitkwamen op King Records. Een rhythm 'n' blues geïnspireerde saxrocker uitgebracht onder het smakelijke pseudoniem Pork Chops is I Wanna See My Lovin' Baby met op de B-kant het door Little Richard beïnvloede Everything's Cool. Helemáál bluesy is Stay With Me Baby uit 1957, in tegenstelling tot de rockende B-kant Humdinger. Nog vreemder is Two Old Sparrows van Dave & Bob uit 1958, een duet met Dave "Baby" Cortez waarin ze op de melodie van See You Later Alligator stukjes van andermans songs op elkaar afvuren, sommige Buchanan & Goodman-gewijs "geknipt" uit de originele singles (Tequila van The Champs, Book Of Love van The Monotones), andere zelf ingezongen zoals Sam Cooke's You Send Me, een ten zeerste rockend Good Golly Miss Molly, en Short Shorts van The Royal Teens. De B-kant hiervan is het standaard medium tempo duet Whoa Bessie. De akkoordenopvolging van Tequila werd dan weer gerecycleerd voor de oosterse latino mix The Fiesta Rock 'n' Roll, voor mij een van de hoogtepunten van deze CD.
En hoe zit het nu met die Exposition Rock? Het nummer blijkt gecomponeerd door een Belg, Rene Van Hoogten, de broer van Albert Van Hoogten, de labelbaas van de Belgische platenmaatschappij Ronnex, wat meteen gevleugelde zinsnedes als "I'll have some potato fritten and gonna dig the cervela, oh oui oui c'est pas comme ça" en andere onbegrijpelijke nonsens (ergens menen we nog het woord "betalen" te horen) verklaart, dat alles op een big band rock 'n' roll arrangement. Wereldklasse, maar ook zeldzaam en gewild: op Discogs is er een jaar geleden eentje verkocht voor € 150,-! De Van Hoogtens vonden België wellicht te klein of droomden groot en richtten in Amerika Moonglow Records op, maar The Fiesta Rock 'n' Roll/ Exposition Rock verscheen oorspronkelijk op het ons onbekende Go Records. Was dat aan Moonglow gelinkt? Als u het weet mag u het ons vertellen... Andere rockers van Kornegay uit deze periode zijn Hey Mary Lou, de stroll What Am I en het bij ons op de dansvloer populaire Your Line Was Busy. Daarmee zal de tweede helft van de CD het interessantste zijn voor doorgewinterde rock 'n' roll fans, terwijl uw appreciatie van de eerste helft zal afhangen van uw persoonlijke doo-wop factor. Moest u trouwens meer weten over Big Bob Kornegay, laat het ons weten, want zijn spoor loopt dood sinds 1959, zelfs in deze internet tijden. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

 

In our series Rock 'n' Roll's Great Unknowns: may I have your attention for Big Bob Kornegay, pronounced "carnegie" as in Carnegie Hall. His name may only ring a bell with the collectors of all things Expo 58, the 1958 Brussels world's fair, because he recorded a rock 'n' roll single entitled Exposition Rock about Expo 58, possibly the only rock 'n' roll single ever recorded about Expo 58, in which he sings that he's going to visit the Expo. Later on more about this remarkable song! Kornegay is called the mystery man of rhythm 'n' blues on this CD which compiles "28 rockers, blues and ballads" (weird since the CD contains 30 songs), because apart from Exposition Rock his biggest claim to fame appears to be the fact that he almost had a hit in 1957, the jazzy crooner The Man In The Phone Booth, with on both sides two different versions of the same phone call to his mother and to his sweetheart. Kornegay recorded exactly the same single with exactly the same musicians and exactly the same arrangement for another label, Flair-X, but only the Herald versions are on this CD. Another frequently compiled song under the name Big Bee Kornegay that one doesn't automatically associate with him is the decent rocker At The House Of Frankenstein which graces many a halloween rock 'n' roll album. About half of the songs here are under Kornegay's own name and variations like Big Bee Kornegay and Big Bob, the other half is under names like Pork Chops, Dave & Bob and Big Daddy & his Boys, and as a member of doo-wop groups like The Du Droppers (Kornegay's photo on the cover is cut from a group photo of The Du Droppers), The Dixieaires (= The Du Droppers under a different name on another label with the jiver I'm Not Like I Used To Be), The Bells (who also overlapped with The Du Droppers and The Dixieaires with the uptempo Let Me Love Love You) and The Ravens (who in turn were The Bells with the Willie Dixon composition I Can't Believe).
Kornegay opens the CD as the featured singer with the orchestra of tenor saxophonist Julian Dash in Can't Understand It, a rhythm 'n' blues vocal harmony ballad in duet with singer Carmen Taylor, for its time (1951) quite okay but nothing special, although one immediately notices Kornegay's booming bass voice. That voice was perfectly suited for doo-wop, allthough the first recordings under his own name, dating from around 1952, are also in that deep vocal harmony ballad style (This Is The Day) but already uptempo boogie-ing in Take Me Baby. A second single from that time frame, When I'm Close To You / I Love You Truly, is not on the CD. Kornegay's best known doo-wop group was The Du Droppers, although he does not appear on all their singles. Here we hear their fine jiver I Found Out (What You Do When You Go 'Round There), the ballad Give Me Some Consideration and the sugary sweet Ink Spots-styled vocal harmony ballad with church organ Just Whisper. Those who want to hear more Du Droppers should purchase the Jasmine JASCD225 2CD Talk That Talk: The Ultimate Du Droppers 1952-1955. Recorded around 1955 under his own name but unreleased at the time was the medium tempo doo-wop boogie Stop Knockin' Rock 'n' Roll. A 45 that did see release was the equally rockin' Between You And Me And The Gatepost, with on the other side - as required by law at the time - another dramatic ballad, Is It True. Hocus Pocus Voo Doo from 1957 evokes the phrasing of Screamin' Jay Hawkins in a soft rocker with background vocals and the calypso influenced Come By Here on the B-side. Remarkable note for note copy covers are André Williams' Bacon Fat and The Jive Bombers' Bad Boy which saw release on King Records under the name Big Daddy & the Boys. A rhythm 'n' blues inspired sax rocker released under the tasty pseudonym Pork Chops is I Wanna See My Lovin' Baby with on the B-side the Little Richard influenced Everything's Cool. Really bluesy is 1957's Stay With Me Baby, a stark contrast to its rockin' B-side Humdinger. Even stranger is 1958's Two Old Sparrows by Dave & Bob, a duet with Dave "Baby" Cortez in which they exchange phrases from other artists' hits to the tune of See You Later Alligator, some "lifted" from the original singles (Tequila by The Champs, Book Of Love by The Monotones) in the style of Buchanan & Goodman, while others they sing themselves like Sam Cooke's You Send Me, a hard rockin' Good Golly Miss Molly, and The Royal Teens' Short Shorts. Its B-side was the standard medium tempo duet Whoa Bessie, while the chord progression of Tequila was recycled for the oriental latino mix The Fiesta Rock 'n' Roll, for me one of the highlights of this CD.
So what about Exposition Rock? It turns out the song was composed by a Belgian, Rene Van Hoogten, the brother of Albert Van Hoogten who owned the Belgian record company Ronnex, which explains quirky phrases like "I'll have some potato frites and gonna dig the cervela, oh oui oui c'est pas comme ça" and other incomprehensible nonsense (somewhere we think we identify the Dutch word "betalen" meaning "to pay"), all of this against a big band rock 'n' roll arrangement. World class, but also rare and popular: one year ago a copy sold on Discogs for 150 €! The Van Hoogtens probably thought Belgium was too small or dreamed big and founded Moonglow Records in America, but The Fiesta Rock 'n' Roll / Exposition Rock originally appeared on the unknown Go Records label. Was it linked to Moonglow? If you know please tell us... Other Kornegay rockers from this period are Hey Mary Lou, the stroll What Am I and Your Line Was Busy which is quite popular on our local dancefloor. All of this makes the second half of the CD the most interesting part for seasoned rock 'n' roll fans, while your appreciation of the first half will depend on your personal doo-wop factor. If you would happen to know what happened to Big Bob Kornegay, please let us know, because his trail went cold after 1959, even in these internet times. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


 

 

CLIMB ABOARD THE HELL TRAIN/ BILLY STRANGE
Atomicat, ACCD060
English version: see below

Spectaculaire titel voor een CD die zich voornamelijk afspeelt in de gestroomlijnde hillbilly boogiebop. Ik associeer de naam Billy Strange in de eerste plaats met een hele rits albums vanaf de tweede helft van de jaren '60 tot begin jaren '70 vol enerzijds western en James Bond thema’s en anderzijds instrumentale coverversies van de hits van de dag. Een vroeg voorbeeld hiervan op deze CD is zijn instrumentale versie van 16 Tons uit 1963 in een mysterieus klinkend semi-akoestisch arrangement. Maar Strange (zijn echte naam!) was veel meer dan dat, zo blijkt: hij was niet alleen gitarist bij de befaamde groep studiomuzikanten uit Los Angeles die de geschiedenis ingingen als de Wrecking Crew, maar hij werkte ook voor onder meer The Beach Boys (Surfin' Safari), Nancy Sinatra (hij arrangeerde These Boots Are Made For Walking en speelde op Something Stupid), Gene O'Quin (Texas Boogie), Jerry Lee Lewis (de LP’s Killer Country en When Two Worlds Collide), speelde op surfplaten van The Challengers, The Avalanches, Bruce Johnston, Jan & Dean, Hal Blaine, The Hondells, The Hot Doggers, The Rip Chords en The Super Stocks, én hij vertolkte in 1980 Speedy West in de Loretta Lynn biopic Coal Miner's Daughter. Meer dan wij kunnen zeggen! De Elvis connectie: Strange schreef mee aan A Little Less Conversation, Charro, Clean Up Your Own Backyard en Memories, en werkte mee aan de soundtracks van Fun In Acapulco (1963), It Happened At The World's Fair (1963), Viva Las Vegas (1963), Roustabout (1964), Charro (1968), Live A Little Love A Little (1968) en The Trouble With Girls (1969). Véél meer dan wij kunnen zeggen!
Strange's carrière begon reeds begin jaren '50 en deze CD loopt tot 1963 met 30 tracks deels opgenomen onder Strange's eigen naam en deels als studiomuzikant voor andere artiesten. De CD opent met Strange als zanger bij Cliffie Stone met de vlotte big band jiver Barracadu uit 1955 alvorens een tiental door Billy Strange gezongen nummers aan te bieden die op zowel de hillbillyjive- (I Gotta Be Gittin' Home, Let Me In There Baby) als de variété- (The Devil In Me) markt mikten en soms zelfs al ouderwets klonken (I Love You Twenty-Four Hours A Day, Kiss Kiss Kiss) voor 1952-1955, de periode waarin ze werden opgenomen. Het hoogtepunt van die opnames is Diesel Smoke Dangerous Curves uit 1952, een combinatie van uptempo western ballade en hot rod race met geluidseffecten (claxons, piepende remmen en scheurende autobanden), zigeunerviool en vuurwerk op de steel gitaar. Hell Train uit 1952, het uptempo nummer waaraan de CD zijn titel ontleent (zij het dat die in het nummer zelf beperkt blijft tot "hell train" en niet het groteskere "climb aboard the hell train"), is net iets minder flitsend, een moralistisch verhaaltje over een trein die richting hel raast met de duivel aan het stuur. Ik vraag me ook telkens af of een song als Crazy Guilt Rag niet op dit soort verzamelaar gezet wordt omwille van dat woordje "crazy" in de titel dat meer belooft dat het nummer kan geven, een truc die ongetwijfeld ook al werkte in 1952.
Ook de nummers waarop Strange gitaar speelt voor anderen behoren in eerste instantie tot de hillbilly boogie zoals Tennessee Ernie & Ella Mae Morse's I'm Hog-Tied Over You, Ramblin' Jimmie Dolan's I Wonder If I Can Lose The Blues This Way, Gene O'Quin's I Believe In Lovin’, Tommy Collins' Oklahoma Hills en Jean Shepard & Speedy West's Twice The Lovin' (al ontbreekt een klaaglijk nummer als Skeets McDonald's Scoot Git And Be Gone niet), en samensteller Mark Armstrong opteerde voor deze CD duidelijk voor die songs die het meeste richting rock 'n' roll overhelden. Daarmee was het voor Billy Strange een kleine stap naar de rock 'n' roll, maar een grote sprong voor de mensheid: Roy Clark's Weepin' Willow Twist plaatst een op Duane Eddy gitaar-/ saxleest gestoelde instrumental tegenover Strange's gitaar en een twistend drumritme, en zelfs op The Ventures' fuzzy The 2000 Pound Bee, hier aanwezig in Parts 1 en 2, droeg Strange in 1962 zijn gitaartje bij. Wanda Jackson's You're The One For Me is muzikaal een beetje een Everly Brothers stroll, Ricky Nelson's Ain't Nothin' But Love uit 1960 is een softrocker, en van Elvis staat er één nummer op de CD, het medium tempo One Broken Heart For Sale. Minder bekend is de Bobby Darin compositie waar ook Buddy Holly zijn voordeel mee deed, Early In The Morning, in de soft rock uitvoering van Rose Maddox.
Strange nam onder het pseudoniem Sweetpea Johnson één single op voor Liberty Records, de uptempo bluesy stroll How Come My Dog Don't Growl At You die voor 1961 erg sixties klinkt, met op de B-kant The Crawdad Scene, een uptempo bluesy popbewerking van Crawdad Hole met een nieuwe tekst en mondharmonica. De CD sluit af met twee countrysingles waarop Strange zangeres Jeanne Black begeleidt met wie hij in 1999 zou huwen, het He'll Have To Go antwoord He'll Have To Stay uit 1960 en het standaard Jeanne & Janie (haar zus) country duet My Baby's Gone. De CD is in zijn geheel meer countrybop dan rock 'n' roll, maar in die countrybop is het wel een geslaagd eerbetoon aan een meestergitarist die zijn hele leven in de schaduw bleef, en op zich is het gewoon een verzameling van 30 lekkere tracks. Billy Strange overleed in 2012 op 81-jarige leeftijd. Info: www.billystrangemusic.com en www.atomi-c.at (Frantic Franky)



Spectacular title for a CD action packed with mostly streamlined hillbilly boogie bop. I associate the name Billy Strange in the first place with a endless list of albums from the second half of the sixties to the early seventies full of on the one hand western and James Bond themes and on the other hand instrumental cover versions of the hits of the day. An early example on this here CD is his instrumental version of 16 Tons from 1963 in a mysterious sounding semi-acoustic arrangement. But as it turns out the guitarist was much more than that. He was not only part of the famous group of Los Angeles studio musicians who went down in history as the Wrecking Crew, but he also worked for The Beach Boys (Surfin' Safari), Nancy Sinatra (he arranged These Boots Are Made For Walking and played on Something Stupid), Gene O'Quin (Texas Boogie), Jerry Lee Lewis (the LP’s Killer Country and When Two Worlds Collide), played on surf records by The Challengers, The Avalanches, Bruce Johnston, Jan & Dean, Hal Blaine, The Hondells, The Hot Doggers, The Rip Chords and The Super Stocks, and in 1980 he played the part of Speedy West in the Loretta Lynn biopic Coal Miner's Daughter. More than we can say! The Elvis connection: Strange was the (co-)writer of A Little Less Conversation, Charro, Clean Up Your Own Backyard and Memories, and collaborated on the soundtracks of Fun In Acapulco (1963), It Happened At The World's Fair (1963), Viva Las Vegas (1963), Roustabout (1964), Charro (1968), Live A Little Love A Little (1968) and The Trouble With Girls (1969). Much more than we can say!
Strange's career started in the early fifties and this CD runs until 1963 with 30 tracks partly recorded under Strange's own name and partly as a studio musician for other artists. The CD opens with Strange as featured vocalist with Cliffie Stone with the smooth big band jiver Barracadu from 1955 before offering a dozen songs sung by Billy Strange that aimed at both the hillbilly jive (I Gotta Be Gittin' Home, Let Me in There Baby) and the variety (The Devil In Me) market and sometimes already sounded old-fashioned (I Love You Twenty-Four Hours A Day, Kiss Kiss) for 1952-1955, the period in which they were recorded. The highlight of these recordings is 1952's Diesel Smoke Dangerous Curves, a combination of uptempo western ballad and hot rod race with sound effects (car horns, squeaking brakes and ripping car tires), gypsy violin and fireworks on the steel guitar. Hell Train from 1952, the uptempo song from which the CD derives its title (although in the song itself this is limited to "hell train" and not the lurid "climb aboard the hell train"), is a bit less flashy, a moralistic tale about a train racing towards hell with the devil at the wheel. I also wonder if a song like Crazy Guilt Rag isn't put on collections like this because of the word "crazy" in the title that promises more that the song can deliver, a trick that undoubtedly already worked in 1952.
The songs on which Strange (his real name!) contributes guitar for others belong in the first place to the hillbilly boogie style like Tennessee Ernie & Ella Mae Morse's I'm Hog-Tied Over You, Ramblin' Jimmie Dolan's I Wonder If I Can Lose The Blues This Way, Gene O'Quin's I Believe In Lovin', Tommy Collins' Oklahoma Hills and Jean Shepard & Speedy West's Twice The Lovin' (although a plaintive song like Skeets McDonald's Scoot Git And Be Gone is also present), and for this CD compiler Mark Armstrong clearly opted for those songs that lean most towards rock 'n' roll. For Billy Strange it was a small step towards rock 'n' roll, but a giant leap for mankind: Roy Clark's Weepin' Willow Twist puts a Duane Eddy guitar/sax styled instrumental against Strange's guitar and a twisting drum rhythm, and Strange even contributed his guitar to The Ventures' fuzzy 1962 The 2,000 Pound Bee , present here in Parts 1 and 2. Wanda Jackson's You're The One For Me is musically a bit of an Everly Brothers stroll, Ricky Nelson's Ain't Nothin' But Love from 1960 is a soft rocker, and there's one Elvis track on offer, the medium tempo One Broken Heart For Sale. Less known is the Bobby Darin composition that also proved profitable for Buddy Holly, Early In The Morning, in the soft rock performance of Rose Maddox.
Strange recorded one single under the pseudonym Sweetpea Johnson for Liberty Records, coupling the uptempo bluesy stroll How Come My Dog Don't Growl At You which sounds very sixties for 1961 with The Crawdad Scene, an uptempo bluesy pop adaptation of Crawdad Hole with new lyrics and blues harp. The CD closes with two country singles on which Strange accompanies singer Jeanne Black whom he was to marry in 1999, the 1960 He'll Have To Go answer He'll Have To Stay and the standard Jeanne & Janie (her sister) country duet My Baby's Gone. The CD as a whole is more country bop than rock 'n' roll, but in the country bop field it's a darn good tribute to a master guitarist who stayed in the shadows all his life, and in itself it's a fine collection of 30 delicious tracks. Billy Strange died in 2012 at the age of 81.
Info: www.billystrangemusic.com en www.atomi-c.at (Frantic Franky)

24 december 2020

Vinyl Recensie

 

 

HIGHLIGHT/ BOBBY DARIN
Bear Family, BAF11029
English version: see below

Bobby Darin was vroeger een van de artiesten die ik snel skipte. Splish Splash, Queen Of The Hop en de ballade Dream Lover volstonden voor mij, de rest was would be Sinatra. Ik heb er jaren over gedaan, maar intussen waardeer ik zowat alles van Bobby Darin, al blijf ik het moeilijk hebben met zijn folkperiode. Ja, hij wou eigenlijk gewoon Sinatra zijn, maar hij swingde als geen ander (behalve Sinatra zelf natuurlijk) met een onwaarschijnlijk naturel, zong enorm relaxt en moeiteloos, was als artiest en als mens bereid om risico’s te nemen in een evoluerende wereld en maatschappij, en dat deed alles met een cool dat in deze wereld niet te koop is. Kortom, ik ben fan geworden, en daarom stemt het me blij dat ik deze plaat kan toevoegen aan mijn bescheiden collectie 10 inch vinyl, en bovendien op gekleurd vinyl. Vreemde kleur wel: een soort bijna zwart metaalachtig militair donkergroen. Dit is de heruitgave inclusief het originele artwork met op de achterkant de songteksten en de Japanse lettertekens van een Japanse 25 centimeter verschenen rond 1961, niemand schijnt het exact te weten omdat die plaat zo zeldzaam is: originele exemplaren verwisselen naar verluidt van eigenaar voor rond de 500 euro, en Bear Family kon er eentje op de kop tikken via de Belgische verzamelaar Marcel Meersman van Keep On Rockin'.
De songs zijn zo ongeveer fifty-fifty verdeeld tussen rock 'n' roll en crooner en de plaat opent met de vergeten rechtdoor uptempo stroll rocker Oo-Ee-Train die beter ware geweest zonder female teeny achtergrondkoortje en zonder het big band arrangement dat zich gaandeweg ontplooit, maar het is wel verrekte goed gezongen, net als de intense uptempo jazz crooner Up A Lazy River. Ook de poprocker Somebody To Love heeft teveel backing vocals, maar van jazz crooner Mack The Knife nam Darin mijns inziens een definitieve versie op. Clementine is een jazzy swingversie van Oh My Darling Clementine, I'll Be There is een highschool ballade met violen, en Dream Lover behoeft als bona fide golden oldie geen introductie. Essentieel is Beyond The Sea, Darin's cover van de Engelse vertaling van La Mer van de Franse chansonnier Charles Trenet uit 1946, tevens de titel van de Bobby Darin biopic uit 2004 met Kevin Spacey als Bobby Darin. Ik hou niet van biopics, maar deze is voor de nieuwkomers een goeie inleiding om u in Darin te verdiepen. De acht titels van de originele 10 inch werden uitgebreid met vier bonustracks: de Eden Ahbez cover Nature Boy is mysterieus klinkende cha cha cha popcorn pop met violen, You Must Have Have Been A Beautiful Baby is uptempo rock 'n' roll pop, en de beste rocker van het lot is ondanks opnieuw een achtergrondkoortje de sax toeteraar Mighty Mighty Man, hier hand in hand dansend met Queen Of The Hop. De vier rockendste tracks van deze Highlight staan ook op Bear Family's in 2008 verschenen Bobby Darin CD Rocks (BCD16310), maar toch ben ik bijzonder blij dat ik nu de eigenaar ben van deze heruitgave van een nog steeds te onderschatte vocale stylist. Alle 12 tracks zijn Atco opnames uit 1959-1961, opnieuw gemasterd en geperst op kwaliteitsvinyl ten behoeve van uw kwaliteitsplatendraaier. Als extraatje krijg je er nog een grote zwart-wit foto op formaat 20 x 14 cm bovenop met Darin op de scooter aan de leiding van een groep scooteristen uit de zich in Italië afspelende romantische komedie Come September uit 1961 met Rock Hudson, Gina Lollobrigida, Bobby Darin en zijn toekomstige echtgenote Sandra Dee. Helaas bestaat in deze wereld geen rechtvaardigheid: Bobby Darin overleed in 1973 op amper 37-jarige leeftijd na een hartoperatie. Let op: deze donkergroene vinyl is gelimiteerd op 500 stuks.
Info: www.bobbydarin.net en www.bear-family.com (Frantic Franky)

Bobby Darin used to be one of the artists I used to skip quickly. Splish Splash, Queen Of The Hop and the ballad Dream Lover were sufficient for me, the rest was would be Sinatra. It took me years, but I finally learned to appreciate just about everything Bobby Darin did, though I still have a hard time with his folk period. Sure, he obviously just wanted to be Sinatra, but he swung like nobody else (except Sinatra himself of course) with an almost outerworldly natural feeling, sang relaxed and effortless, was as an artist and as a human being willing to take risks in an evolving world and society, and did it all with a cool that simply cannot be bought in a store. In short, I've become a fan, and that's why I'm happy to add this platter to my modest collection of 10 inch vinyl, and on colored vinyl too. Strange color though: a kind of almost black metallic military dark green. This is a re-issue with the original artwork on the back including the song lyrics and the Japanese characters of a Japanese 10 inch released around 1961 - nobody seems to know exactly when as the record is rarer than hen's teeth: original copies apparently sell for around 500 euros and Bear Family managed to get one through Belgian collector Marcel Meersman of Keep On Rockin'. The songs are about fifty fifty divided between rock 'n' roll and crooners and the platter starts with the forgotten uptempo stroll rocker Oo-Ee-Train that would have been better without the female teeny background chorus and without the unfolding big band arrangement. It's pretty well sung though, just like the intense uptempo jazz crooner Up A Lazy River. The pop rocker Somebody To Love has too much backing vocals too, but as far as I'm concerned Darin recorded the definitive version of jazz crooner Mack The Knife. Clementine is a jazzy swing version of Oh My Darling Clementine, I'll Be There is a high school ballad with violins, and bona fide golden oldie Dream Lover needs no introduction. Essential is Beyond The Sea, Darin's cover of the English translation of French chansonnier Charles Trenet's 1946 La Mer, also the title of the 2004 Bobby Darin biopic starring Kevin Spacey as Bobby Darin. I don't like biopics, but this one is a good introduction for newcomers to Darin. The eight titles of the original 10 inch were extended with four bonus tracks: the Eden Ahbez cover Nature Boy is mysterious sounding cha cha popcorn pop with violins, You Must Have Been A Beautiful Baby is uptempo rock 'n' roll pop, and the best rocker of the lot is despite the backing vocal chorus the saxophone led Mighty Mighty Man, dancing hand in hand with the Queen Of The Hop. The four rockinest tracks of this Highlight are also on Bear Family's 2008 Bobby Darin CD Rocks BCD16310, but still I'm very happy to own this re-release from a vocal stylist who remains underrated to this day. All 12 tracks are Atco recordings from 1959-1961, remastered and pressed on quality vinyl for your quality record player. As an extra you get a large black and white photo size 20 x 14 cm with Darin riding a scooter leading a group of scooterists from the romantic 1961 comedy Come September set in Italy with Rock Hudson, Gina Lollobrigida, Bobby Darin and his future wife Sandra Dee. Unfortunately there is no justice in this world: Bobby Darin died in 1973 at the age of 37 after heart surgery. Attention: this green vinyl is limited to 500 copies.
Info: www.bobbydarin.net and www.bear-family.com (Frantic Franky)

CD Recensies

 

 

THE SINGLES 1953-1956/ FAYE ADAMS
Jasmine, JASCD 3181
English version: see below

In 1988 kocht ik de Faye Adams LP Shake A Hand op het Deense label Official - zo staat het in elk geval op die plaat vermeld. En aangezien mijn platen alfabetisch gerangschikt staan is Faye Adams de tweede van links, na Roy Acuff en vóór Hasil Adkins, waarmee u gelijk weet dat ik zo ongeveer álles graag hoor. Alle 16 tracks van die LP uitgezonderd Don't Forget To Smile staan nu op deze CD, dus die LP mag nog niet buiten. Faye Adams scoorde in 1953 en 1954 drie rhythm 'n' blues hits: Shake A Hand (het soort door blazers en piano gedreven traag nummer waar Fats Domino wereldberoemd mee werd), I'll Be True en Hurts Me To My Heart, en wordt meestal ze in het rijtje geplaatst van Ruth Brown door wie ze werd ontdekt, Lavern Baker en zelfs Dinah Washington. Ik zou haar nalatenschap evenwel als minder rockend bestempelen, want meer dan de helft van de 28 tracks hier zijn trage torchers als I'm Going To Leave You, Happiness To My Soul, Say A Prayer, Every Day, Crazy Mixed Up World en I Owe My Heart To You. De CD bevat beide kantjes van haar eerste 14 singles 1953-1956 (waarbij de oudste opnames dateren van december 1952), zijnde haar complete Atlantic en Herald output uitgezonderd één B-kant, die Don't Forget To Smile, ietwat ongelukkig want dat is een goeie uptempo swinger. Vaststelling: op de achterflap van een LP kan beduidend meer tekst als in een CD-inlay, en de complete in 2005 verschenen Classics CD The Chronological Faye Adams 1952-1954 staat hier integraal op. Medium tempo songs, soms met een New Orleans roll (Sweet Talk), zijn That's What Makes My Baby Fat, Hurts Me To My Heart, Love Ain't Nothin' To Play With, Anything For A Friend en Your Love (Has My Heart Burnin'), uptempo rhythm 'n' blues swing met een hele big band inclusief baritonsax en trompet (I've Gotta Leave You), soms met gospeljubel (Somebody Somewhere), is het door Bill Haley gecoverde I'll Be True, en naarmate 1956 nadert wordt die rhythm 'n' blues swing steeds rockender (Ain't Gonna Tell, You Ain't Been True), hoewel het ook dan meer ballades (My Greatest Desire, Angels Tell Me, Same Old Me, Teen-Age Heart, Anytime Anyplace Anywhere) zijn als medium (No Way Out) en uptempo (Tag Along, Witness To The Crime, Takin' You Back) rock 'n' roll die steeds beschaafd blijft.
Ik vind dit nog steeds even goed als in 1988, en waarschijnlijk even goed als de mensen het in 1956 vonden. In 1957, dus na de opnames op deze CD, zou Faye Adams overstappen naar Imperial Records waarop ook Fats Domino zat, maar er kwamen geen hits meer. Latere releases op Lido en Warwick (waarvoor ze een nieuwe versie van Shake A Hand opnam), Savoy en Prestige veroorzaakten evenmin een schokgolf en "Atomic Adams" liet de muziek in 1963 voorgoed achter zich, behoudens een gospel LP in 1976. Faye Adams leeft nog en is nu 97 jaar. Haal haar naar de Rhythm Riot!
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

In 1988 I bought the Faye Adams LP Shake A Hand on the Danish label Official - at least that's what it says on that record. Since my records are arranged alphabetically, Faye Adams is the second from the left, after Roy Acuff and before Hasil Adkins, so you know rightaway that I love just about anything. The 16 tracks from that LP except Don't Forget To Smile are now on this CD, so for the moment I will hold on to it. Faye Adams scored three rhythm 'n' blues hits in 1953 and 1954: Shake A Hand (the type of horn and piano driven slow song that made Fats Domino world famous), I'll Be True and Hurts Me To My Heart, and she's usually ranked alongside Ruth Brown who discovered her, Lavern Baker and even Dinah Washington. IMHO her legacy is less rocking however, since more than half of the 28 tracks here are slow torchers like I'm Going To Leave You, Happiness To My Soul, Say A Prayer, Every Day, Crazy Mixed Up World and I Owe My Heart To You. The CD contains both sides of her first 14 singles 1953-1956 (with the oldest recordings dating back to december 1952), constituting her complete Atlantic and Herald output except for one B-side, the aforementioned Don't Forget To Smile, somewhat unfortunate as that's a good uptempo swing tune. Remark: on the back cover of an LP you can get significantly more text than in a CD inlay, and the complete 2005 Classics CD The Chronological Faye Adams 1952-1954 is included on this Jasmine CD. Medium tempo songs, sometimes with a New Orleans roll (Sweet Talk), are That's What Makes My Baby Fat, Hurts Me To My Heart, Love Ain't Nothin' To Play With, Anything For A Friend and Your Love (Has My Heart Burnin'), uptempo rhythm 'n' blues swing with a big band including baritone sax and trumpet (I've Gotta Leave You), sometimes with gospel jubilation (Somebody Somewhere), is I'll Be True, covered by Bill Haley. As 1956 approaches this rhythm 'n' blues swing becomes more and more rockin' (Ain't Gonna Tell, You Ain't Been True), although there's still more ballads (My Greatest Desire, Angels Tell Me, Same Old Me, Teen-Age Heart, Anytime Anyplace Anywhere) than medium (No Way Out) and uptempo (Tag Along, Witness To The Crime, Takin' You Back) rock 'n' roll in a style that always remains civilized.
I still find this is as good as I did way back in 1988, which is probably as good as people in 1956 thought it was. In 1957, after the recordings on this CD, Faye Adams switched to Imperial Records which had Fats Domino on its roster, but there were no more hits. Later releases on Lido and Warwick (for whom she recorded a new version of Shake A Hand), Savoy and Prestige didn't cause an eartquake either and "Atomic Adams" left the music business for good in 1963, except for a gospel LP in 1976. Faye Adams is still alive and is now 97 years old. Bring her over to the Rhythm Riot!
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


 

GOIN' UPTOWN, THE R & B YEARS/ BIG AL SEARS
Jasmine, JASMCD3215
English version: see below

Al Sears is een tenorsaxofonist die vooral bekend werd als jazzmuzikant en in de schaduw stond van honkers als Big Jay McNeely, Chuck Higgins en Noble "Thin Man" Watts. Zijn carrière begon reeds eind de jaren '20, in de jaren '40 speelde hij in de orkesten van Lionel Hampton en Duke Ellington, en zijn bekendste nummer en enige hit was het instrumentale Castle Rock uit 1951 dat verscheen onder de naam van Sears' toenmalige bandleider Johnny Hodges en zo'n succes was dat het zelfs in een gezongen versie werd opgenomen door Frank Sinatra (tien jaar later werd het instrumentaal gecoverd door het Bill Black Combo). Castle Rock was niet zozeer een echte honker maar swingde wel en maakte zoveel indruk op Alan Freed toen die bezig was de rock 'n' roll uit te vinden dat Freed Sears inhuurde voor het rock 'n' roll orkest dat hij gebruikte voor plaatopnames en liveshows. Daarnaast was Sears in de jaren '50 erg actief als rock 'n' roll en rhythm 'n' blues studiomuzikant. Vanaf de jaren '60 maakte hij vooral opnieuw naam als jazzmuzikant.
Deze CD brengt 30 tracks 1950-1960 bij elkaar, een dozijn van Sears als soloartiest en de rest als begeleider. De opnames onder eigen naam zijn deels jazz improvisaties (Searsy), deels aanstekelijke vocal jazzy rhythm 'n' blues swing (125th Street New York), deels vocale gospel (Shake Hands) en vooral big band rock 'n' roll instrumentals als Vo-Sa, het heerlijke Sear-Iously, een medium tempo Tweedlee Dee en het wild swingende Marshall Plan genoemd naar drummer Joe Marshall dat evenwel géén drum instrumental is en zelfs geen drumsolo bevat. Right Now Right Now dook in 1956 op in de Alan Freed film Rock Rock Rock en een andere Al Sears opname met de band van Alan Freed is de instrumental Tina's Canteen alias Teener's Canteen. Niet onder Sears' eigen naam maar als lid van de band van Johnny Hodges is de uptempo jazz improvisatie Something To Pat Your Foot To.
De nummers als begeleider zitten allemaal in de rhythm 'n' blues swing (Cousin Joe's Caldonia-achtige Just Another Woman, Ernestina's Don't You Ever Let Me Go) en vooral in de uiteraard zwarte rock 'n' roll zoals Roy Gaines' You're Right, The Thrillers' 'Lizabeth, Big John Greer's Ride Pretty Baby, Melvin Smith's I Don't Have To Hunt No More, Herbie Cooper's big band stroll Come A Runnin', de gekte van Screamin' Jay Hawkins' Well I Tried, Jimmy Witherspoon's vlotte All Right Miss Moore, Charles Calhoun's vrolijke Jamboree en zijn onweerstaanbare jiver My Pigeon's Gone, Big Joe Turner's klassieke Hide And Seek, Roy Hamilton's I'm Gonna Sit Right Down (Over You) dat door Elvis goed genoeg werd bevonden om koninklijk te worden gecoverd, en de originele uitvoering van ska toeteraar My Boy Lollipop niet door Millie Small maar negen jaar daarvóór in 1956 door Barbie Gaye. Deze CD die ondanks de verscheidenheid aan artiesten een consistent geheel vormt is zeer interessant voor de liefhebbers van zowel rhythm 'n' blues jive als zwarte sax rock 'n' roll, niet alleen door de kwaliteit van het gebodene maar vooral omdat de in 1990 op 80-jarige leegtijd aan longkanker overleden Sears toch een vrij onbekend artiest is.
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

Al Sears is a tenor saxophonist who's mainly known as a jazz musician standing in the shadow of honkers like Big Jay McNeely, Chuck Higgins and Noble "Thin Man" Watts. His career started already in the late twenties, in the forties he played in the orchestras of Lionel Hampton and Duke Ellington, and his most famous song and only hit was the 1951 instrumental Castle Rock released under the name of Johnny Hodges, Sears' bandleader at the time, which became such a success that it was even recorded in a vocal version by Frank Sinatra (ten years later it was covered instrumentally by Bill Black's Combo). Castle Rock was not a real honker but it swung like crazy and impressed Alan Freed so much when he was inventing rock 'n' roll that Freed hired Sears for the rock 'n' roll orchestra he used for recordings and live shows. In the fifties Sears was also very active as a rock 'n' roll and rhythm 'n' blues studio musician, and in the sixties he returned to jazz. This CD collects 30 tracks 1950-1960, a dozen of Sears as a solo artist and the rest as a session player. The recordings under his own name are partly jazz improvisations (Searsy), partly catchy jazzy vocal rhythm 'n' blues swing (125th Street New York), partly vocal gospel (Shake Hands) and mostly big band rock 'n' roll instrumentals like Vo-Sa, the delicious Sear-Iously, a medium tempo Tweedlee Dee and the wild swinging Marshall Plan named after drummer Joe Marshall which is not a drum instrumental and doesn't even feature a drum solo. Right Now Right Now appeared in the 1956 Alan Freed movie Rock Rock Rock and another Al Sears recording with Alan Freed's band is the instrumental Tina's Canteen aka Teener's Canteen. Not under Sears' own name but as a member of Johnny Hodges' band is the uptempo jazz improvisation Something To Pat Your Foot To.
The tracks by other artists featuring Sears' sax can be filed under rhythm 'n' blues swing (Cousin Joe's Caldonia-like Just Another Woman, Ernestina's Don't You Ever Let Me Go) and especially under obviously black rock 'n' roll, for instance Roy Gaines' You're Right, The Thrillers' 'Lizabeth, Big John Greer's Ride Pretty Baby, Melvin Smith's I Don't Have To Hunt No More, Herbie Cooper's big band stroll Come A Runnin', the madness of Screamin' Jay Hawkins' Well I Tried, Jimmy Witherspoon's smooth All Right Miss Moore, Charles Calhoun's cheerful Jamboree and his irresistible jiver My Pigeon's Gone, Big Joe Turner's classic Hide And Seek, Roy Hamilton's I'm Gonna Sit Right Down (Over You) which Elvis judged worthy enough to cover king style, and the original ska stomper My Boy Lollipop not by Millie Small but nine years before in 1956 by Barbie Gaye. The CD sounds very consistent despite this variety of artists and should be of interest to lovers of both rhythm 'n' blues jive and black saxophone rock 'n' roll, not only because of the quality of what's on offer but especially because Sears, who died of lung cancer in 1990 at the age of 80, is a rather unknown artist.
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

16 december 2020

CD Recensies

 

EUROPE'S ROCKING
FAREWELL BRITAIN
Rhythm Bomb, RBR 6008 & Rhythm Bomb, RBR 6007
English version: see below

Vreemd, Rhythm Bomb brengt kort na elkaar twee keer exact dezelfde CD uit met een andere titel, een ander hoesje en een ander catalogusnummer. Onder de titel Farewell Britain speelt de CD in op de brexit waarop de van oorsprong Duitse doch naar Engeland verhuisde platenfirma niet heeft gewacht om eieren voor haar geld te kiezen en in november 2018 opnieuw haar zetel in Duitsland te vestigen. De idee achter de CD was dan ook eenvoudig: een compilatie met 20 eerder op Rhythm Bomb verschenen tracks van 20 Europese bands. Als je de CD beschouwt als een staalkaart van de Europese rockabillyscene dan ziet het er slecht uit voor die scene want bijna de helft van de CD is blues, dus de Europe's Rocking ondertitel "homegrown roots music" is een correctere beschrijving van de inhoud.
De CD opent met Who Thinks About Me, de afsluiter van de dit jaar verschenen derde CD van The Hoodoo Tones en da's gelijk Britse sixties rhythm 'n' blues maar dan gebracht door een Frans rockabillytrio. Love-Hate van Dusty Dave & the Heart Attacks (D) is bluesrock boogie met mondharmonica, maar gelukkig is er ook rauwe rockabilly zoals de van geen kleintje vervaarde wild om zich heen slaande Ramblin Bandits (DK) met Stone Cold Mamma en het stevige I'm Gone van Twisted Rod (CZ). AJ & The Rockin' Trio (P) klinken erg modern met hun complexloze rocker Done Me Wrong die voor een hoogtepunt zorgt en al even geslaagd is Ray Allen's zorgeloze piano boogie Jersey Pearl. Een soort moderne rock-achtige rock 'n' roll uit Finland is Sara Lee's Love Is Good, bij ons weten enkel uit op een dit jaar verschenen Rhythm Bomb vinyl single. Er is ook traditionele medium tempo rockabilly met Feels So Good van Eddie And The Head-Starts (F) en het rollendere werk van de Zweedse pianist Fireball Steven's versie van Tooter Boatman's Thunder And Lightning, volgens mij de enige cover hier. Nog meer hedendaagse traditionele jukebox rock 'n' roll is Better Way To Move van Ray Black & the Flying Carpets (D), de titeltrack van hun debuut CD uit 2018. Het Frans/Britse trio The Nut Jumpers brengt de voor hun doen opvallend beheerste stroll No Good No Good, en veel ouderwetscher klinkt de hillbilly hop van Vince & the Sun Boppers (I) en hun Mama Little Chicky. Het swingende You're The Greatest van Cat Lee King & his Cocks (D) is al veelvuldig gecompileerd, ofwel hebben wij hun uitstekende Cock Tales CD uit 2018 al veel opgezet, dat kan ook. Over de bluesbands hier wil ik kort zijn: er is swamp blues met de halve Fransoos Little Victor (So Blue), semi-akoestische country blues van Black Patti (D, Nagging Blues) en pure blues van Egidio "Juke" Ingala & The Jacknives (I, Little Ann), The Jelly Roll Men (N, Come Back Home To Me), BB & the Blues Shacks (D, Oh Little Girl) en hun zusterband Bonita & the Blues Shacks (D, Hottest Wing In Town). Ik prefereer de onweerstaanbare bluesrock boogie van de band die iedereen goed vindt, de Zweedse koningen The Kokomo Kings met Fooled By The City Lights.
Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)

Rhythm Bomb releases twice in a row exactly the same CD with a different title, a different cover and a different catalog number. As Farewell Britain the CD taps into the brexit upon which the German label that moved to England decided not to wait as they already moved their headquarters back to Germany again in November 2018. The idea behind the CD is simple: a compilation of 20 previously released tracks by 20 European bands on Rhythm Bomb. If you consider the CD a sampler of the European rockabilly scene then it looks bad for that scene because almost half of the CD is blues, so the "homegrown roots music" subtitle of the Europe's Rocking version is a more accurate description of the content. The CD opens with Who Thinks About Me, the last track of this year's third CD by The Hoodoo Tones which is British sixties rhythm 'n' blues brought by a French rockabilly trio. Love-Hate by Dusty Dave & the Heart Attacks (D) is bluesrock boogie with mouth harp, but fortunately there's also raw rockabilly by the ass kicking Ramblin Bandits (DK) with Stone Cold Mamma and the solid I'm Gone by Twisted Rod (CZ). AJ & The Rockin' Trio (P) sound very modern with their straightforward rocker Done Me Wrong that is a highlight here, and Ray Allen's carefree piano boogie Jersey Pearl is just as good. A sort of rock-like modern rock 'n' roll from Finland is Sara Lee's Love Is Good, which we only know from a Rhythm Bomb vinyl single released this year. There's also traditional medium tempo rockabilly with Feels So Good by Eddie And The Head-Starts (F) and the more rolling approach from Swedish pianist Fireball Steven and his version of Tooter Boatman's Thunder And Lightning, which appears to be the only cover in the lot. More contemporary traditional jukebox rock 'n' roll is provided with Better Way To Move by Ray Black & the Flying Carpets (D), the title track of their 2018 debut CD. The French/British trio The Nut Jumpers play the stroll No Good No Good performed remarkably subdued for them, and much more old-fashioned is the hillbilly hop brought by Vince & the Sun Boppers (I) and their Mama Little Chicky. The swinging You're The Greatest by Cat Lee King & his Cocks (D) has already been compiled several times, or we played their excellent 2018 CD Cock Tales a lot, that's also possible. About the blues bands I'd like to be brief: there's swamp blues with half Frenchie Little Victor (So Blue), semi-acoustic country blues by Black Patti (D, Nagging Blues) and pure blues by Egidio "Juke" Ingala & The Jacknives (I, Little Ann), The Jelly Roll Men (N, Come Back Home To Me), BB & the Blues Shacks (D, Oh Little Girl) and their sister band Bonita & the Blues Shacks (D, Hottest Wing In Town). I prefer the irresistible bluesrock boogie from the band that everyone likes, the Swedish kings The Kokomo Kings with Fooled By The City Lights. Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


DESTINATION LUST, CHICKSVILLE USA
Bear Family, BCD17559
English version: see below

Deze opvolger van het begin 2020 verschenen Destination Lust bevat 33 "erotic fantasies from the vaults" uit de wereld van "love, sex and violence", een excuus - alsof wij er een nodig hadden - voor een succulente compilatie van deels vegas grind instro’s en deels dubbelzinnige nummers daterend uit de tijdspanne 1949-1967.
Het feest der verleiding opent met Jimmy Gray's sax rocker Chicksville USA die op zich niets met sex vandoen heeft, en nog meer goeie vergeten rock 'n' rol is Betty Dickson's Shanty Tramp, het titelthema van een film uit 1967 (en volgens mij niet uit 1961 zoals op de achterflap staat) die ik nog nooit ben tegengekomen, een thema dat op zich gewoon een prima fifties saxrocker is, zogenaamd gezongen door een hoertje dat zich schaamteloos aanbiedt ("I give my love and all I get is money") - dat soort exploitation film schijnt Shanty Tramp te zijn. Er is bigband rock 'n' roll swing met beide zijdes van Gale Warning alias Frances Day's single Met Rock/ Heartbreak Hotel en met Ruth Wallis' Man It's A Jungle, of is dat technisch gezien swing met een beat? Vegas Grind was oorspronkelijk de naam van een reeks compilatiealbums, eerst op LP, daarna op CD, die zo populair werd dat ze haar naam gaf aan dit subgenre van vaak medium tempo bump 'n' grind instrumentals en andersoortige vreemde rock 'n' roll waarop je desgewenst heupwiegend je kleren kan uittrekken moest u daar de onweerstaanbare dwang toe voelen. Voorbeelden hier zijn de sax-gitaar instro met verleidelijke injecties door een tienerstem Honey Rock van sessiegitarist Barney Kessel en het gegrol op Hey Tiger van Felix & his Fabulous Cats die Tequila koppelen aan een sixties orgeltje (B-kant Savage Girl is instrumentale oosterse exotica). A dirty mind is a joy forever en met wat (erotische) fantasie kan elke sax, piano en/of gitaar instrumental als sexy worden beschouwd, zeker met titels als Man Eater (Big Jay McNeely), The Strip (Little Richard's band The Upsetters onder leiding van saxofonist Grady Gaines in 1958 die meer New Orleans als Little Richard klinken), Love Chain (The Spinners) of Scandal (King Rock & the Knights), al is een de verbeelding prikkelende titel niet verplicht, zie en hoor The Dig van het Ken Kash Kwintet en Sam "The Man" Taylor's Man That's Choice. Het gebeurde trouwens ook in een niet-rock 'n' roll context zoals de piano big band instrumental Lolita van Berlingeri & his Orchestra die niets te maken heeft met de gelijknamige film uit 1962.
U vindt Je T'aime Moi Non Plus van Jane Birkin & Serge Gainsbourg uit 1969 année erotique de ultieme erotische plaat, Francis Lai's soundtrack van Bilitis uit 1977 niet te na gesproken? Nou, in de fifties konden ze daar ook al een en ander van, luister naar een hijgend duet als het van vibrafoon voorziene lounge jazzy I Get A Feeling van Debby Moore. Andere niet-rock 'n' roll genres hier zijn chachacha (Dorothy Collins' Let's Do It), crooners (Sweet Torture van Lincoln Chase, schrijver van Such A Night en Jim Dandy), detective noir crooners (Cleo Laine's Let's Slip Away, Jeri Southern's Señor Blues), old time crooner rhythm 'n' blues swing (Mabel Scott's Yes), Spaanse pop (Casanova van Las Hermanas Serrano) en nachtclubversies van Ray Stanley's Love Charms (Diane Maxwell, 1958) en een uptempo Fever (Kay Martin met accordeon en orgel, 1955). Interessant hierbij is dat wat toen niet dubbelzinnig was dat nu soms wel als dusdanig kan geïnterpreteerd worden! Dinah Washington's Big Long Sliding Thing uit 1954 is crooner jive double entendre over haar trombonist, en nog meer dubbele bodems zitten in Bill Darnel's Sixty Minute Man, een minder bekende maar zalig swingende popversie uit 1959 van deze klassieker van The Dominoes. Marilyn Monroe's poo poo pee doo I Wanna Be Loved By You mag ik als bekend beschouwen en een ander sexsymbool uit de jaren '50 was Jayne Mansfield, hier met de filmversie van Too Hot To Handle uit de gelijknamige film uit 1960, ook (on)bekend als Playgirl After Dark. De CD sluit af met een leuke versie van de french can can uit 1962 getiteld Can-Can '62 door de Britse groep Peter Jay & the Jaywalkers in een productie van Joe Meek in een stijl die wat weg heeft van The Piltdown Men.
Toch eens proberen op te zetten als achtergrondmuziekje bij uw volgende tinder date? Laat ons weten of het gelukt is! Of nee, laat eigenlijk maar zitten... Op het gevaar af in herhaling te vallen: de hifi kwaliteit is voortreffelijk en er steekt een mooi geïllustreerd CD boekje van 16 pagina’s bij met track per track info. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

This successor to Destination Lust which appeared in early 2020 contains 33 "erotic fantasies from the vaults" from the world of "love, sex and violence", the excuse - as if we needed one - for a succulent compilation of partly vegas grind instros and partly risqué songs spanning 1949-1967. The feast of seduction opens with Jimmy Gray's sax rocker Chicksville USA which has nothing to do with sex, and more (in)decent forgotten rock 'n' roll is Betty Dickson's Shanty Tramp, the title theme of a 1967 movie (IMHO not 1961 as it says on the back cover) I have never seen, theme that in itself is a fine fifties sax rocker supposedly sung by a hooker who shamelessly offers herself ("I give my love and all I get is money") - apparently Shanty Tramp is that kind of exploitation movie. There's big band rock 'n' roll swing with both sides of Gale Warning aka Frances Day's single Met Rock / Heartbreak Hotel and with Ruth Wallis' Man It's A Jungle, or is that technically swing with a beat? Vegas Grind was originally the name of a series of compilation albums, first on LP, then on CD, that became so popular it gave its name to the subgenre of often medium tempo bump 'n' grind instrumentals and other assorted rock 'n' roll oddballs that can be used as the soundtrack to take off your clothes should you feel the irresistible urge to do so. Examples here are session guitarist Barney Kessel's sax-guitar instro Honey Rock with seductive injections by a teenage voice and the growling Hey Tiger by Felix & his Fabulous Cats who link Tequila to a sixties organ (B-side Savage Girl is instrumental oriental exotica). A dirty mind is a joy forever and with some (erotic) fantasy any sax, piano and/or guitar instrumental can be considered sexy, especially with titles like Man Eater (Big Jay McNeely), The Strip (Little Richard's band The Upsetters led by saxophonist Grady Gaines in 1958 who sounded more New Orleans than Little Richard), Love Chain (The Spinners) or Scandal (King Rock & the Knights), although a sensuous title is not obligatory, see and hear The Dig by the Ken Kash Quintet and Sam "The Man" Taylor's Man That's Choice. This also happened in a non-rock 'n' roll context like the piano big band instrumental Lolita by Berlingeri & his Orchestra which has nothing to do with the 1962 movie of the same name.
You consider Je T'aime Moi Non Plus by Jane Birkin & Serge Gainsbourg from 1969 année erotique the ultimate erotic record, apart from Francis Lai's 1977 Bilitis soundtrack? Well, in the fifties they knew one or two things about this too, just listen to a heavily breathed duet like Debby Moore's lounge jazzy I Get A Feeling with vibraphone. Other non-rock 'n' roll genres are cha cha cha (Dorothy Collins' Let's Do It), crooners (Sweet Torture by Lincoln Chase, the guy who wrote Such A Night and Jim Dandy), detective noir crooners (Cleo Laine's Let's Slip Away, Jeri Southern's Señor Blues), old time crooner rhythm 'n' blues swing (Mabel Scott's Yes), Spanish pop (Casanova by Las Hermanas Serrano) and nightclub versions of Ray Stanley's Love Charms (Diane Maxwell, 1958) and an uptempo Fever (Kay Martin with accordion and organ, 1955). Interesting here is that what was not considered ambiguous then can now sometimes be interpreted as such! Dinah Washington's 1954 Big Long Sliding Thing is crooner jive double entendre about her trombone player, and more double meanings can be heard in Bill Darnel's Sixty Minute Man, a lesser known but nicely swinging along pop version from 1959 of this Dominoes classic. Marilyn Monroe's poo poo doo I Wanna Be Loved By You I consider well known by all and another sex symbol from the fifties was Jayne Mansfield, here with the film version of Too Hot To Handle from the movie of the same name from 1960, also (un)known as Playgirl After Dark. The CD closes with a nice version of the french can can from 1962 titled Can-Can '62 by the British group Peter Jay & the Jaywalkers, a Joe Meek production in a style resembling The Piltdown Men.
How 'bout using this as background music for your next tinder date? Let us know what happened! Actually, don't bother... At the risk of repeating ourselves: the hi fi quality is excellent and there is a nicely illustrated 16 page CD booklet with track per track info.
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


ROCK AND ROLL VIXENS # 1
ROCK AND ROLL VIXENS # 2

Koko Mojo, KM-CD-116 & Koko Mojo, KM-CD-117
English version: see below

Alweer een nieuwe reeks onder auspiciën van Rhythm Bomb, op een paar jaar tijd uitgegroeid tot het productiefste re-issue label in de rock 'n' roll scene. Er zouden in totaal zeven Rock And Roll Vixens CD’s aan zitten te komen die focussen op zwarte zangeressen waarvan de eerste twee reeds uit zijn.
Volume 1 heeft 25 tracks 1951-1963 in de aanbieding waaronder verschillende bekende artiestes met wat niet hun bekendste songs zijn zoals Priscilla Bowman's A Spare Man. De rocker No Good Lover van Mickey & Sylvia kent iedereen, maar voor de meeste dames hier moeten wij in onze diepste archieven duiken waar we dan helaas niets over hen vinden. De zangeressen komen soms vergezeld door mannelijke partners, bijvoorbeeld The Deacon Moves In van Little Esther met The Dominoes, het I Got a Woman-achtige If It Ain’t One Thing van Betty & Dupree (in werkelijkheid Etta James en Harvey Fuqua van The Moonglows) en de Clarence "Frogman" Henry cover Ain't Got No Home van Luther & Little Eva: Little Eva zingt de meisjesstem, Luther was Luther Dixon, de componist van onder meer Big Boss Man en Sixteen Candles. Toch is dit niet de gebruikelijke rock 'n' roll verzameling geworden want de CD gaat veel breder dan enkel meidenpop (The Bobbettes' Um Bow Bow, The Cookies' meeslepende Don’t Say Nothing Bad (About My Baby), The Teen Queens' Let's Kiss), jivers (Dolly Cooper's My Man) en uptempo strolls met sax en backing vocals (Jane Baker's Boom De De Boom). Zo horen we op gospel geënte muziek (Etta James' Something's Gotta Hold Of Me), door gospel beïnvloede vroege soul (Baby Washington's No Tears), exotische early sixties die de weg plaveide voor de popcorn (Juanita Nixon's Stop Knockin’), pré-rock 'n' roll rhythm 'n' blues jive (Fluffy Hunter's My Natch’l Man, Margie Day's Ace In The Hole, beide uit 1952) en zelfs croonerswing (Gladys Patrick's Unchain My Heart), uit de aard der dingen vaak met een flinke dosis rhythm 'n' blues (Lulu Reed's Watch Dog, Bonnie Buckner's That’s All Right With Me, Linda Hopkins' My Loving Baby), maar gelukkig nergens zo veel dat het stoort uitgezonderd in Jay Duvalle's Matchbox I‘m Gonna Forget About You dat gewoon uptempo blues is, zij het op stroll tempo. Betty James' I’m A Little Mixed Up en Christine Chatman's Ain’t Nothin’ Shaking hebben een hoge trage bluesbop factor, maar uiteraard lopen al die genres en subgenres hier in elkaar over.
De conclusie is eenvoudig: als u houdt van zangeressen en van zwarte rock 'n' roll in al zijn verschijningsvormen en glorie dan is dit geknipt voor u. In zulk geval wordt dan vaak de gratuite opmerking gespuid dat de CD het ideale opstapje is voor wie deze specifieke subgenres niet de favoriete afrit op de rock 'n' roll snelweg zijn, maar zo eenvoudig ligt dat mijn inziens niet. Volume 1 bevat weinig straightforward jivers (dat was ook overduidelijk niet de premisse), maar de sterkte van de CD, namelijk zijn diversiteit, is tegelijk een beperking voor wie niet zo tuk is op die zwarte zangeressen. Tja, 't is nu eenmaal moeilijk mensen over de streep te trekken en voor iederéén goed te doen.
Volume 2 biedt met 25 tracks 1952-1963 uiteraard meer van hetzelfde maar wijkt minder af van de geijkte rock 'n' roll paden. Met Carol Fran's Knock Knock, The Teen Queens' Zig Zag, Lillian Childs' 22 Minutes, Margo White's Don’t Mess With My Man, The Charmers' Oh Yes, Bonnie Graham's Prove You Love Me Baby, Cora Woods' doo-woppende Rocks In Your Head en de strolls Every Night In The Week (Christine Kittrell) en I Gotta Have You (Clyde McPhatter & Ruth Brown) staat er meer recht voor de raapse rock 'n' roll op, maar toch ook weer exotische popcorn (Dakota Staton's A Little You, Baby Washington's Medicine Man, Kitty White's I’m Gonna Be A Fool Next Monday) en uptempo gospel bluesrock (Don’t Knock It van - what's in a name - Sinner Strong). Daarnaast valt op Volume 2 de aanwezigheid op van een handvol zangeressen die je normaliter in de jazzhoek situeert zoals Donna Hightower (de rock 'n' roll swing Bob O Link), Ella Johnson (Don’t Shout At Me Daddy), Della Reese (de ook door The Platters opgenomen Buck Ram compositie Headin’ Home) en Ella Fitzgerald in duet met Louis Armstrong (Who Walks In When I Walk Out). De stroll I Feel So Low is een vroege rock 'n' roll opname van Katie Webster & the Songettes uit 1959, en de stroll The Sound Of My Man van Theola Kilgore is een female cover van Sam Cooke's Chain Gang met een Drifters-arrangement. Nog een cover is Etta James' Shortnin Bread Rock, en een original is Priscilla Bowman's A Rockin' Good Way. Beide CD’s zijn goed, maar als ik ze na elkaar beluister vind ik Volume 2 de betere instapper in deze wereld vol schoonheid, verleiding en gespeelde onschuld. Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)

Another new series under the auspices of Rhythm Bomb who in a few years' time have become the most productive re-issue label on the rock 'n' roll scene. A total of seven Rock And Roll Vixens CDs will be released focusing on black female singers of which the first two are already out.
Volume 1 has 25 tracks 1951-1963 on offer including several well known artists with what are not their best known songs like Priscilla Bowman's A Spare Man. Everybody knows the rockin' No Good Lover from Mickey & Sylvia, but for most of the ladies here we have to dive into our deepest archives where we usually can't find anything about them. The singers are sometimes accompanied by male partners, for example The Deacon Moves In by Little Esther with The Dominoes, the I Got a Woman-like If It Ain't One Thing by Betty & Dupree (actually Etta James and Harvey Fuqua from The Moonglows) and the Clarence "Frogman" Henry cover Ain't Got No Home by Luther & Little Eva: Little Eva sings the girl's voice, Luther is Luther Dixon, the composer of Big Boss Man and Sixteen Candles among other tunes. Yet this is not your usual rock 'n' roll collection because the CD goes much wider than just girl group sounds (The Bobbettes' Um Bow Bow, The Cookies' compelling Don't Say Nothing Bad (About My Baby), The Teen Queens' Let's Kiss), jivers (Dolly Cooper's My Man) and uptempo strollers with sax and backing vocals (Jane Baker's Boom De Boom). There's songs based on gospel (Etta James' Something's Gotta Hold Of Me), gospel-influenced early sixties soul (Baby Washington's No Tears), exotic early sixties that paved the way for popcorn (Juanita Nixon's Stop Knockin'), pre-rock 'n' roll rhythm 'n' blues jive (Fluffy Hunter's My Natch'l Man, Margie Day's Ace In The Hole, Both from 1952) and even crooner swing (Gladys Patrick's Unchain My Heart). It comes as no surprise that these songs are often imbedded with a healthy dose of rhythm 'n' blues (Lulu Reed's Watch Dog, Bonnie Buckner's That's All Right With Me, Linda Hopkins' My Loving Baby), but fortunately never so much that it becomes obnoxious except Jay Duvalle's Matchbox I'm Gonna Forget About You which simply is uptempo blues, albeit at a stroll pace. Betty James' I'm A Little Mixed Up and Christine Chatman's Ain't Nothin' Shaking have a high slow bluesbop factor, but obviously all these styles and sub-styles blend together here.
The conclusion is simple: if you like female singers and black rock 'n' roll in all its forms and glory then this is for you. In such a case it's often gratuitously remarked that the CD is the ideal appetiser for people who don't like these particular exits on the rock 'n' roll highway, but in my humble opinion it's not that simple. Volume 1 contains few straightforward jivers (this was obviously not the point), but the strength of the CD, its diversity, is at the same time a limitation for those who are not so fond of female black singers. Guess it's just not easy to convince people and please everybody.
With 25 tracks 1952-1963 Volume 2 offers more of the same but strays less from the straight rock 'n' roll paths. With Carol Fran's Knock Knock, The Teen Queens' Zig Zag, Lillian Childs' 22 Minutes, Margo White's Don't Mess With My Man, The Charmers' Oh Yes, Bonnie Graham's Prove You Love Me Baby, Cora Woods' doo-wopping Rocks In Your Head and the strolls Every Night In The Week (Christine Kittrell) and I Gotta Have You (Clyde McPhatter & Ruth Brown) there's more pure unadulterated rock 'n' roll, though the CD also contains exotic popcorn (Dakota Staton's A Little You, Baby Washington's Medicine Man, Kitty White's I'm Gonna Be A Fool Next Monday) and uptempo gospel bluesrock (Don't Knock It by - what's in a name - Sinner Strong). Besides this Volume 2 showcases a handful of singers that you think would be more at home in jazz circles such as Donna Hightower (the rock 'n' roll swing Bob O Link), Ella Johnson (Don't Shout At Me Daddy), Della Reese (the Buck Ram composition Headin' Home, also recorded by The Platters) and Ella Fitzgerald duetting with Louis Armstrong (Who Walks In When I Walk Out). The stroll I Feel So Low is an early rock 'n' roll recording by Katie Webster & the Songettes from 1959, and the stroll The Sound Of My Man by Theola Kilgore is a female cover of Sam Cooke's Chain Gang with a Drifters-arrangement. Another cover is Etta James' Shortnin Bread Rock, and an original is Priscilla Bowman's A Rockin' Good Way. Both CDs are good, but listening to them in a row I find Volume 2 the better entry into this world full of beauty, seduction and playful innocence. Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)

9 december 2020

ROCK/ FRANK VIRTUE & THE VIRTUES
Bear Family, BCD 17533
English version: see below

Guitar Boogie Shuffle uit 1958 van The Virtues, een cover van Arthur Smith's Guitar Booogie uit 1945, werd in 1959 een instrumentale nummer 5 hit in de Billboard Hot 100 die ik nooit echt fantastisch vond wegens teveel rondjes draaiend in het standaard twaalf maten Jef Er Ligt Een Worst Op Tafel rock 'n' roll akkoordenschema. Zoveel jaar later kan ik de deskundigheid waarderen, net als wanneer ik hem nu hier hoor de fantastische geluidskwaliteit waarmee Bear Family dit laat klinken. Wie die Virtues waren: geen idee, toen tenminste toch niet want omdat ik die Guitar Boogie Shuffle niet zo denderend vond heb ik me nooit verdiept in de massa’s singles die The Virtues uitbrachten. Gelukkig brengt huis van vertrouwen Bear Family nu deze uitstekende CD uit met 33 tracks, vergezeld van een booklet waarin het hele verhaal van The Virtues van naaldje tot draadje staat uitgelegd, wat eigenlijk het verhaal van Frank Virtue is, afkomstig uit Philadelphia waar ook Bill Haley vandaan kwam die we in deze recensie nog een paar keer gaan tegenkomen. Virtue begon zijn carrière reeds eind jaren '30 als gitarist en leerde het vak als leider van een dansorkest van de zeemacht. Na de oorlog ging hij verder in de muziek en het succes van Bill Haley & the Comets begin jaren '50 ontging hem niet, dus sprong Virtue binnen de kortste keren mee op wat de rock 'n roll express zou worden. Om kort te gaan: Frank Virtue was there when it happened.
De CD opent met Guitar Boogie Shuffle uit 1953 door The Esquire Boys, een groep met op contrabas Frank Virtue en op gitaar Danny Cedrone die als ingehuurde kracht de gitaarsolo inspeelde op Bill Haley's Rock Around The Clock. Hun Guitar Boogie Shuffle klinkt inderdaad ouder en meer gefingerpickt op een uptempo hillbilly boogie ritme, met als opvallendste element één gezongen "we're gonna rock this joint tonight" refrein, wat uiteraard doet denken aan het feit dat Cedrone gitaar speelde op Haley's originele versie van Rock This Joint uit 1952 waarvan de solo door Cedrone integraal werd gerecycleerd voor Rock Around The Clock. Een tweede Esquire Boys nummer hier is hun door Bill Haley geschreven Rock A Beatin' Boogie uit 1954 (ze hadden het al eens opgenomen in 1952, die versie staat hier niét op) dat pas in 1955 door Haley zelf zou worden opgenomen. Na deze twee nummers kan de CD netjes in twee verdeeld worden: bijna 20 gezongen nummers uit 1956-1957, en bijna 15 instrumentals. Over naar 1956 en een hele rits nummers van Frank Virtue onder namen als zijn echte naam Frank Virtuoso, Frank Virtuose, The Frank Virtuoso Quintet, The Frank Virtue Rockets en Frank Virtue & his Men Of Virtue, maar het klinkt allemaal hetzelfde, namelijk als een kruising tussen Freddie Bell & the Bellboys, The Treniers en The Jodimars, dat soort rockende big band rock 'n' roll sound met niet alleen rock 'n' roll gitaar maar ook blazers en veel backing vocals en handclaps, hoewel Frank Virtue & the Virtues in vergelijking wat kaler en dunner klinken. Naast eigen nummers als Rollin' And A Rockin', Toodle-Oo Kangaroo, Good Bye Mambo (geen mambo), Hop Skip And Jump Mambo (wel mambo en niet het Collins Kids nummer), I'm Going Home, Let's Have A Party (niet die van Wanda Jackson), de uptempo jazzy sax instrumental Go Joe Go en de uptempo big band crooner My Constant Love zijn er ook covers als Mambo Rock van Bill Haley en een medium tempo Fever. Een deel van die beschaafde covers zoals Corinne Corinna, Boppin' The Blues, Rip It Up, Roll Over Beethoven, een uptempo Straighten Up And Fly Right, de Jodimars cover Rattle My Bones, Stranded In The Jungle en Hallelujah I Love Her So werden ingeblikt voor budget labels, soms onder de naam The Rhythm Rockets en allemaal uitgevoerd in diezelfde gestroomlijnde rock 'n' roll boogie stijl.
Vanaf 1958 en Guitar Boogie Shuffle (weetje: de gitaar op Guitar Boogie Shuffle werd niet ingespeeld door Frank Virtue maar door Virtues gitarist James Bruno) is deze CD volledig instrumentaal met uitstekende workouts als Guitar In Orbit (zonder space effecten), Pickin' The Stroll met banjo, de Pinetop Perkins cover Virtue's Boogie Woogie, Highland Guitar gebaseerd op het Loch Lomond deuntje en Marching Guitars dat enkele militaire bugle calls incorporeert op gitaar (geen idee wie eerst was, Frank Virtue of Johnny & the Hurricanes met Reveille Rock). Uiteraard zijn er Guitar Boogie Shuffle doorslagjes als Flippin' In en Guitar Boogie Twist oftewel Guitar Boogie Shuffle sneller en met een leger blazers, met als resultaat een hoog Batman gehalte vijf jaar vóór Batman. Veel van die instrumentals zijn ook met sax waardoor ze een hoog Bill Black Combo gehalte hebben. Er zit goed spul tussen, bijvoorbeeld Shufflin' Along dat lekker gemeen en allesbehalve shuffle klinkt en het maffe Guitars In The Round waarin een aantal gitaren boven en vooral door elkaar zijn opgenomen. De CD eindigt met een natuurgetrouwe cover van Rebel Rouser uit 1965 getiteld Rebel Rouser '65 onder de naam The Twangy Rebels - vreemd dat die Duane Eddy hit in 1965 nog werd gecoverd. Nadat Frank Virtue het Guitar Boogie Shuffle succes tot de laatste druppel had uitgemolken legde hij zich vanaf de jaren '60 tot zijn dood in 1994 toe op producen en het uitbaten van zijn Virtue Recording Studios. Hoe belangrijk hij gedurende zijn lange carrière moet geweest zijn merk je aan het booklet (36 pagina’s!) waarin hij op de fotos staat met artiesten en acteurs als Rosemary Clooney, Patti Page, Nat King Cole, Carmen Miranda, Gene Krupa en The 3 Stooges. Meer dan wij kunnen zeggen!
Info:www.bear-family.com (Frantic Franky)

 

The Virtues' 1958 Guitar Boogie Shuffle, a cover of Arthur Smith's Guitar Booogie from 1945, became an instrumental number 5 hit in Billboard's Hot 100 in 1959 but is a tune I never really dug because it's too much taking turns in the standard twelve bars rock 'n' roll blues chord progression. All these years later I can appreciate its expertise and how good Bear Family's technology makes it sound hear and now. I never had a clue as to who The Virtues were, at least not at the time, because since I never cared much for the Guitar Boogie Shuffle I never made the effort to investigate the large number of 45s The Virtues released. Fortunately the always dependable Bear Family Records now offers this excellent 33 track CD, accompanied by a booklet explaining the complete Virtues story, which is actually the story of Frank Virtue from Philadelphia ,a city also frequented by Bill Haley who we will run into a couple of times in this review. Virtue started his career already in the late thirties as a guitarist and learned his trade when leading a dance orchestra in the navy. After the war he continued in the music business and the success of Bill Haley & the Comets in the early fifties didn't go unnoticed, so in no time Virtue jumped on what would become the rock 'n roll express. In short: Frank Virtue was there when it happened.
The CD kicks off with Guitar Boogie Shuffle from 1953 by The Esquire Boys, a group with on double bass Frank Virtue and on guitar Danny Cedrone who while not a Comet was hired to play the guitar solo on Bill Haley's Rock Around The Clock. Their Guitar Boogie Shuffle indeed sounds older and more fingerpicked on an uptempo hillbilly boogie rhythm with one vocal "we're gonna rock this joint tonight" chorus as its most striking element, which of course reminds one of the fact that Cedrone played the guitar on Haley's original version of Rock This Joint from 1952, the solo of which was entirely recycled by Cedrone for Rock Around The Clock. A second Esquire Boys song here is their 1954 Rock A Beatin' Boogie written by Bill Haley (they had already recorded it previously in 1952, that version is not on the CD) which would only be recorded by Haley himself in 1955. After these two songs the CD can be neatly divided into two parts: almost 20 vocal tracks from 1956-1957, and almost 15 instrumentals. Over to 1956 and a whole bunch of Frank Virtue songs under names like his real name Frank Virtuoso, Frank Virtuose, The Frank Virtuoso Quintet, The Frank Virtue Rockets and Frank Virtue & his Men Of Virtue, but they all sound the same, a cross between Freddie Bell & the Bellboys, The Treniers and The Jodimars, that type of rockin' big band beat with not only rock 'n' roll guitar but also horns and a lot of backing vocals and handclaps, although Frank Virtue & the Virtues sound a bit flatter and thinner in comparison. Besides his own songs like Rollin' And A Rockin', Toodle-Oo Kangaroo, Good Bye Mambo (no mambo), Hop Skip And Jump Mambo (mambo and not the Collins Kids song), I'm Going Home, Let's Have A Party (not Wanda Jackson's), the uptempo jazzy sax instrumental Go Joe Go and the uptempo big band crooner My Constant Love there are also covers like Bill Haley's Mambo Rock and a medium tempo Fever. Some of those civilized covers such as Corinne Corinna, Boppin' The Blues, Rip It Up, Roll Over Beethoven, an uptempo Straighten Up And Fly Right, the Jodimars' Rattle My Bones, Stranded In The Jungle and Hallelujah I Love Her So were recorded for budget labels, sometimes under the name The Rhythm Rockets and all of them performed in the same streamlined rock 'n' roll boogie style.
From 1958 and Guitar Boogie Shuffle on (trivia: the guitar on Guitar Boogie Shuffle was not played by Frank Virtue but by Virtues guitarist James Bruno) the CD is completely instrumental with excellent workouts like Guitar In Orbit (without space effects), Pickin' The Stroll with banjo, The Pinetop Perkins cover Virtue's Boogie Woogie, Highland Guitar based on the Loch Lomond tune and Marching Guitars which incorporates several military bugle calls on guitar (no idea who was first, Frank Virtue or Johnny & the Hurricanes' Reveille Rock). Of course there are Guitar Boogie Shuffle copies like Flippin' In and Guitar Boogie Twist which is Guitar Boogie Shuffle faster and with a lot of horns, resulting in a strong Batman feeling five years before Batman. Many of those instrumentals also feature saxophones, giving them a bit of a Bill Black Combo sound. There's good stuff like Shufflin' Along which sounds quite mean and not shuffle at all, or the crazy Guitars In The Round in which a number of guitars are mixed on top of and in between each other. The CD ends with a faithful cover of Rebel Rouser from 1965 entitled Rebel Rouser '65 under the name The Twangy Rebels - however unlikely it may seem that the Duane Eddy hit was still being covered in 1965. After Frank Virtue had milked his Guitar Boogie Shuffle success to the last drop he turned to producing and running his Virtue Recording Studios from the 1960s until his death in 1994. He must have been quite an important guy locally in his heyday when you see the photos in the lavish CD booklet (36 pages!) where he's posing with artists and actors like Rosemary Clooney, Patti Page, Nat King Cole, Carmen Miranda, Gene Krupa and The 3 Stooges, which is more than we can say. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


BURN THAT CANDLE/ CHARLINE ARTHUR
Jasmine, JASCD1067
English version: see below

I'm Having A Party All By Myself, Burn That Candle, Welcome To The Club en Hello Baby: rockabillysongs van Charline Arthur, een countryzangeres die in de jaren '50 haar mannetje stond, letterlijk zelfs want ze mocht graag een broek in plaats van een mooi kleedje dragen. De Miss Mary Ann's dezer wereld vonden flink wat inspiratie in haar in 1998 verschenen 32 track Bear Family CD Welcome To The Club en als u die hebt hoeft u deze Jasmine CD niet te kopen want er is slechts één song verschil, plus dat de I'm Having A Party All By Myself op Bear Family live is.
De Jasmine CD bevat in chronologische volgorde haar eerste 16 singles opgenomen tussen 1949 en 1956, wat uiteraard betekent dat de eerste songs op de CD het oudste klinken en misschien in 1949 al wel ouderwets tot zelfs ragtime (Is Love A Game) klonken, muziek die je misschien boogie blues zou kunnen noemen zoals de titel van de openingstrack I've Got The Boogie Blues suggereert. Soms komt er Les Paul-achtig zigeunerswing gitaarwerk aan te pas (Dreaming Of You), maar pakweg de helft van de CD zijn vaak ouderwetse ballades als For Old Time's Sake, I Don't Need A Diary, I Kept It A Secret, Anything Can Happen, I Was Wrong, Heartbreak Ahead, Double-Crossed By Love, Waltzing, The Good And The Bad, (I'm In Love With) Someone's Used To Be en Too Long Too Many Times. Charline Arthur was duidelijk een overgangsfiguur: He Fiddled While I Burned is een uptempo fiddle tune, het meeslepende I Heard About You met zijn True Blue (Papa) akkoordenschema zou je ondanks de fiddle en steel gitaar al vroege rockabilly kunnen noemen, Soft Hearted Gal en de jodelende Rudy "Tutti" Grayzell cover Looking At The Moon And Wishing On A Star zijn uptempo hillbilly boogie. Anderzijds kan je haar beschouwen als de voorloopster van Patsy Cline: een medium tempo boogie als I'm Having A Party All By Myself effende duidelijk het pad voor Patsy en ballades als Please Darlin' Please en opgewekte medium tempo songs als Leave My Man Alone, Flash Your Diamonds (And Show Your Gold) en Honey Bun (niet het Larry Donn nummer) horen wij zo vertolken door Patsy Cline, alleen was Charline Arthur net iets eerder. Welcome To The Club en Hello Baby uit 1956 zijn rockabilly, aan haar pittig Burn That Candle uit 1955 kan Brenda Lee nog een punt zuigen. Deze cover van een zwart nummer van The Cues kwam één maand na Bill Haley's versie uit en wordt op deze CD gevolgd door de Jim Reeves cover How Many die Charline Arthur dan weer twee jaar vóór Bill Haley opnam. Charline Arthur toerde in 1955 met Elvis, een associatie die langer terugging want ze werd in 1952 ontdekt door Colonel Parker die haar tekende bij RCA Victor. Een jaar later in 1956 had ze het gehad met de muziek en dan vooral met de muziekbusiness, wellicht wegens een gebrek aan succes en omdat ze naar verluidt niet de gemakkelijkste mens was om mee te werken. In 1978 leefde ze in een trailer van een invaliditeitsuitkering van 335 dollar per maand, in 1987 overleed ze in haar slaap op 58-jarige leeftijd. Jammer, anders hadden we deze inspiratiebron van Patsy Cline, Brenda Lee en indirect Wanda Jackson misschien naar de Rhythm Riot kunnen halen. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

 


I'm Having A Party All By Myself, Burn That Candle, Welcome To The Club and Hello Baby: rockabilly songs by Charline Arthur, a singer who stood up for herself in the male dominated 1950s country scene, even literally as she preferred to wear pants instead of a cute dress. The Miss Mary Ann's of this world found a lot of inspiration in her 1998 32 track Bear Family CD Welcome To The Club and if you have that CD there's no need to buy this Jasmine CD as there is only one song difference, plus the I'm Having A Party All By Myself on Bear Family is live. The Jasmine CD contains in chronological order her first 16 singles recorded between 1949 and 1956, which means that the first songs on the CD sound the oldest and perhaps even in 1949 already sounded old fashioned or ragtime (Is Love A Game), music one might be tempted to call boogie blues like the title of the opening track I've Got The Boogie Blues suggests. Sometimes Les Paul-styled gypsy swing guitar phrasings are involved (Dreaming Of You), but about half of the CD are often old-fashioned ballads like For Old Time's Sake, I Don't Need A Diary, I Kept It A Secret, Anything Can Happen, I Was Wrong, Heartbreak Ahead, Double-Crossed By Love, Waltzing, The Good And The Bad, (I'm In Love With) Someone's Used To Be and Too Long Too Many Times. Charline Arthur was clearly a transitional figure: He Fiddled While I Burned is an uptempo fiddle tune, the compelling I Heard About You with its True Blue (Papa) chord progression could be called early rockabilly, Soft Hearted Gal and the yodelling Rudy "Tutti" Grayzell cover Looking At The Moon And Wishing On A Star are uptempo hillbilly boogie. On the other hand we can consider her the forerunner of Patsy Cline: a medium tempo boogie like I'm Having A Party All By Myself clearly paved the way for Patsy and ballads like Please Darlin' Please and cheerful medium tempo songs like Leave My Man Alone, Flash Your Diamonds (And Show Your Gold) and Honey Bun (not the Larry Donn song) I can imagine being sung by Patsy Cline, if not for the fact that Charline Arthur was a little bit earlier. Welcome To The Club and Hello Baby from 1956 are rockabilly, and Brenda Lee could learn a few tricks from Arthur's peppy Burn That Candle from 1955. This cover of a black song by The Cues came out one month after Bill Haley's version and is followed on this CD by the Jim Reeves cover How Many that Charline Arthur recorded two years before Bill Haley. Charline Arthur toured with Elvis in 1955, an association that went back deeper as she was discovered in 1952 by Colonel Parker who signed her with RCA Victor. A year later in 1956 she had had it with music and especially with the business side of it, perhaps because of a lack of success and because she supposedly was not the easiest person to work with. In 1978 she was living in a trailer on a 335 $ a month disability benefit, in 1987 she died in her sleep at the age of 58. Too bad, otherwise we could have invited the inspiration for Patsy Cline, Brenda Lee and indirectly Wanda Jackson to the Rhythm Riot. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


CRAZY CRAZY FEELIN'/ DOUG SAHM
Jasmine, JASCD1071
English version: see below

Doug Sahm = Sir Douglas Quintet = de sixties pophits She's About A Mover (1965) en Mendocino (1969), het eerste hoog scorend op de schaal van Sam The Sham & the Pharaohs, het tweede tex mex. Sahm was toen al een veteraan want hij maakte al platen sinds 1955 die in het vinyl verleden bij elkaar werden gesprokkeld op LP’s als Way Back When He Was Just Doug Sahm uit 1979 die toen zelfs is uitgekomen op het Nederlandse label Rockhouse. Zelfs in 1955 was hij als kindsterretje al een veteraan want er zijn foto’s uit december 1952 van Sahm als 11-jarige samen met niemand minder dan Hank Williams! Sahm's debuutsingle verscheen in januari 1955 en was western swingende hillbilly met de gimmick van een kinderstemmetje die een ondanks de beloftevolle titel Rollin' Rollin' weinig memorabel standaard traag countrynummer koppelde aan een best sympathiek sneller nummer met honkytonk piano en vlot fiddelende fiddles, A Real American Joe. We kunnen trouwens debateren over de vraag of Sahm een echte American Joe was, want de man bleef zijn hele leven lang een hippie, leven dat niet zo héél lang duurde want Sahm overleed in 1999 op 58-jarige leeftijd in een motel aan een hartaanval. Die hele Way Back When He Was Just Doug Sahm LP staat nu op deze CD, net als de LP Texas Road Runner: The Renner Sides 1961-1964 uit 1985, aangevuld met nog veel meer tot in totaal 30 tracks waaronder zijn eerste twaalf singles tot 1964. Daarmee doet deze CD zijn ondertitel The Definitive Early Doug Sahm eer aan, al zal er allicht nog meer oud spul zijn waarop hij meedoet. De CD bevat materiaal onder Sahm's eigen naam en als lid van of begeleid door bands die luisteren naar namen als The Knights, The Pharaohs, The Dell-Kings en The Markays voor obscure labels als Sarg, Warrior, Satin, Harlem, Cobra en Renner. Rock 'n' roll nummers zijn Crazy Daisy (aanwezig in een snelle versie met toeterende sax door The Knights en een uptempo stroll versie met backing vocals door The Pharaohs) en de piano-/ gitaarinstrumental Whirlaway die wat trager is dan Allen Toussaint's origineel, en nog meer covers zijn er van Little Richard's ballade Can't Believe You Wanna Leave, Lloyd Price's ballade Just Because, een brutale versie van Larry Williams' Slow Down en zelfs een bigband versie van Johnny Ray's Cry. Veel van de songs situeren zich in de swamprock, een genre gekenmerkt door een multitude aan ballades met luie saxofoons zoals If You Ever Need Me, Why Why Why, een origineel onuitgebrachte alternatieve Just A Moment, Baby Tell Me, More And More, Makes No Difference, Crazy Crazy Feelin', Two Hearts In Love, Little Angel, Lucky Me en A Year Ago Today. Er is de New Orleans instrumental Big Hat en blue eyed stroll soul als Sapphire (ook weer in twee versies, met The Markays en met de band van saxofonist Spot Barnett), maar helaas ook sixties pop (Bill Beaty) en bluesrock (Mr. Kool en Jimmy Reed's Baby What's On Your Mind). Bonus tracks zijn twee rockers van Jimmy Dee met Doug Sahm op gitaar (Rick Tick Tock en de uptempo stroll I Feel Like Rockin') en een instrumentale sax stroll van Spot Barnett getiteld Sweetmeats met Sahm op bas. Echt spectaculaire dingen staan hier niet op, maar verzamelaars van swamp rock zullen geïnteresseerd luisteren, terwijl iedereen die Doug Sahm alleen kent van The Texas Tornados waar hij veel later deel van zou uitmaken nogal zal opkijken.
Info: www.laventure.net/tourist/sdq.htm en www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

 

Doug Sahm = Sir Douglas Quintet = the sixties pop hits She's About A Mover (1965) and Mendocino (1969), the first one scoring high on the scale of Sam The Sham & the Pharaohs, the second one tex mex. At that time Sahm was already a veteran as he had been making records since 1955 that in the vinyl past have been collected on LP’s like 1979's Way Back When He Was Just Doug Sahm. Even in 1955 as a child star Sahm was already a veteran because there's photos of him at the age of eleven in December 1952 together with the one and only Hank Williams! Sahm's debut single released in January 1955 was western swinging hillbilly with the gimmick of a child's voice that combined a despite the promising title Rollin' Rollin' not so memorable standard slow country song with a sympathetic faster song with honky tonk piano and happyly fiddling fiddles titled A Real American Joe. Whether Sahm was really a Real American Joe is debatable as he remained a hippie all his life, life that didn't last very long because he died in 1999 at the age of 58 in a motel room from a heart attack. The complete Way Back When He Was Just Doug Sahm LP is now on this CD, just like the Texas Road Runner: The Renner Sides 1961-1964 LP from 1985, augmented to a total of 30 tracks including his first twelve singles until 1964, ensuring that this CD lives up to its subtitle The Definitive Early Doug Sahm, although there's probably more old stuff out there that he was involved in. The CD contains material under Sahm's own name and as a member of or accompanied by bands like The Knights, The Pharaohs, The Dell-Kings and The Markays for obscure labels like Sarg, Warrior, Satin, Harlem, Cobra and Renner. Rock 'n' roll songs include Crazy Daisy (in a fast version with thumping sax by The Knights and as an uptempo stroll with backing vocals by The Pharaohs) and the piano / guitar instrumental Whirlaway taken a bit slower than Allen Toussaint's original. Other covers include Little Richard's ballad Can't Believe You Wanna Leave, Lloyd Price's ballad Just Because, a brutal version of Larry Williams' Slow Down and even a big band version of Johnny Ray's Cry. Many of the songs are swamp rock, a genre characterized by a multitude of ballads with lazy saxophones such as If You Ever Need Me, Why Why Why, an originally unreleased alternate Just A Moment, Baby Tell Me, More And More, Makes No Difference, Crazy Crazy Feelin', Two Hearts In Love, Little Angel, Lucky Me and A Year Ago Today. There is the New Orleans instrumental Big Hat and blue eyed stroll soul as Sapphire (again in two versions, with The Markays and with saxophonist Spot Barnett's band), but unfortunately also sixties pop (Bill Beaty) and bluesrock (Mr. Kool and Jimmy Reed's Baby What's On Your Mind). Bonus tracks are two rockers by Jimmy Dee with Doug Sahm on guitar (Rick Tick Tock and the uptempo stroll I Feel Like Rockin') and an instrumental sax stroll by Spot Barnett entitled Sweetmeats with Sahm on bass. There are no really spectacular things on here, but collectors of swamp rock will listen with interest, and the CD will be an ear opener for anyone who only knows Doug Sahm from The Texas Tornados much later on.
Info: www.laventure.net/tourist/sdq.htm en www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


PEPPERMINT TWISTIN' WITH/
JOEY DEE & THE STARLITERS

Jasmine, JASCD 1074
English version: see below

De Peppermint Twist van Joey Dee & the Starliters was al een golden oldie toen ik - we worden oud - 40 jaar geleden in de rock 'n' roll stapte en was dat waarschijnlijk al sinds twee weken na de release in oktober 1961. 't Was een leuke single waarvan de klassieker status nog werd versterkt omdat het nummer in 1973 in de film American Graffiti zat, maar ik heb sowieso al iets tegen orgeltjes én tegen livesingles en vond het nummer en de live-LP waar het uit kwam altijd iets te veel voordehand en bijdehand klinken, iets te plat en te veel grootste gemene deler, zeker in vergelijking met de twisten van Chubby Checker die toch meer rock 'n’ roll klonken. Zoveel jaar later hoop ik milder zij het niet noodzakelijk wijzer te zijn geworden in mijn oordeel en kan ik dat soort partymuziek veel meer waarderen, dus tijd om Joey Dee & the Starliters een herkansing te geven met deze CD die een selectie van 29 nummers bevat van de groep die begon als Italo doo-wop en al enkele singles had uitgebracht vóór ze gingen twisten in de Peppermint Lounge. Daarvan staan er twee op deze CD waaronder hun debuutsingle Lorraine/ The Girl I Walk To School uit 1958 die naar goede gewoonte in die doo-wop dagen een traag nummer koppelde aan een snel nummer. De andere vroege single op de CD koppelde in 1960 de dromerige popballade Face Of An Angel aan Shimmy Baby, een rock 'n' roll song die al meer het ritme, de drive en het tempo heeft dat de Peppermint Twist zou kenmerken, het nummer dat de twistrage in het kielzog van Chubby Checker een extra stimulans en uitstraling bezorgde. Joey Dee & the Starliters waren de huisband van een kleine club waar slechts 178 man binnen kon, de Peppermint Lounge in West 45th Street 128 in Manhattan, New York die toen er allerlei grote namen over de vloer begonnen te komen zo beroemd werd dat iedereen van Jackie Kennedy over Marilyn Monroe en Frank Sinatra tot John Wayne en Robert Mitchum zich er wou laten zien om te zien en gezien te worden. Dee schreef de Peppermint Twist en die single versterkte het aanzuigeffect van de club nog meer: de Peppermint Lounge werd dé twisttempel bij uitstek en de single bereikte begin 1962 de eerste plaats van de hitparade, knikkerde daarmee Chubby Checker's The Twist van de toppositie, en kreeg een gouden plaat voor 1 miljoen verkochte exemplaren.
De originele live single (weetje: de zang op Peppermint Twist is niet van Joey Dee maar van David Brigati - de groep had drie zangers die elkaar afwisselden) was zo lang dat ze in twee werd geknipt en Part 2 op de B-kant is voornamelijk een instrumentale orgel-/ gitaarworkout met alleen het refrein gezongen. Van de Doin' The Twist At The Peppermint Lounge LP staan hier voorts Lee Dorsey's Ya Ya, Buster Brown's Fanny Mae, een instrumentale versie van Titus Turner's Sticks And Stones, Nat Kendricks & the Swans' Hot Pastrami (With Mashed Potatoes) en The Isley Brothers' Shout op, ten behoeve van de release op single ook weer in Part 1 en Part 2 geknipt. Van Back At The Peppermint Lounge/ Twistin' opgenomen in 1962 in de tweede Peppermint Lounge in Miami Beach (het ijzer smeden terwijl het heet is) zijn hier opgenomen Hello Josephine, Kansas City, Money (That's What I Want) en Lloyd Price's Have You Ever Had The Blues (geen blues), allemaal volgens dezelfde formule: een staccato drumritme, dat grofkorrelig orgel dat eindeloos in dezelfde akkoorden blijft hangen, en veel soul. Groovy, baby!
Van hetzelfde laken een pak doch niet live en met minder orgel is Hey Let's Twist uit de gelijknamige film uit 1961, een geromantiseerde versie van het succesverhaal van de Peppermint Lounge die op zijn beurt ook weer bijdroeg aan het succes van de Peppermint Lounge, aangevuld met de early sixties softrockers Roly Poly en Let's Have A Party (niet die van Wanda Jackson), het Four Seasons-achtige Crazy Love, de stroll All The World Is Twistin', de uptempo ska Goin' Back To My Home Town en de geflipte uptempo instrumental Wing Ding. De CD sluit af met vier pop songs waarvan er twee uit de film Two Tickets To Paris (1962) komen, de early sixties soulpop What Kind Of Love Is This en Twistin' On A Liner, geen twist maar pop die niets met rock 'n' roll te maken heeft maar de liefhebber van early sixties pop wel zal bevallen. I Lost My Baby en Keep Your Mind On What You're Doin' tenslotte zijn Drifters-achtige pop.
Zowel de Peppermint Lounge in New York als in Miami sloten in 1965. Op de locatie in New York kwamen andere clubs tot er in 1980 een nieuwe Peppermint Lounge kwam waar ooit nog The Cramps optraden en die in 1982 verhuisde naar 5th Avenue 100 alvorens in 1985 te sluiten. West 45th Street 128 werd midden jaren '80 platgegooid. In 1986 werd maffiabaas Matty Ianniello veroordeeld tot zes jaar cel voor het verduisteren van geld dat onder meer afgeroomd werd van de originele Peppermint Lounge. Joey Dee is nu 80 jaar, treedt nog steeds op (haal 'm naar de Rhythm Riot!) en bracht in 2018 nog een CD-single uit getiteld Peppermint Twistmas. Van de nu eveneens 80-jarige David Brigati hebben wij niets meer gehoord sinds 2010. Info: www.joeydee.com en www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

 

Joey Dee & the Starliters' Peppermint Twist was already a golden oldie when I discovered the rock 'n' roll scene 40 years ago - we're getting old - and it had probably been an oldie since two weeks after its release in October 1961. It was a fun single whose classic status was reinforced because of its inclusion in 1973 in the movie American Graffiti, but I always had something against organs and against live singles and always felt that both the song and the live LP from which it was culled sounded a bit too easy and smart, a bit too general and too much of a common denominator, especially when compared to Chubby Checker's twists that sounded more rock 'n' roll.All these years later I hope to have grown milder though not necessarily wiser in my judgment and I've learned to appreciate this kind of party music more, so it's time I gave Joey Dee & the Starliters a second chance with this CD that contains a selection of 29 songs from the group that started out as Italo doo-wop and had already released a few singles before they started twisting at the Peppermint Lounge. Two are on this CD including their debut single Lorraine / The Girl I Walk To School from 1958 which as usual in those doo-wop days combined a slow song with a fast song. The other early single on the CD linked in 1960 the dreamy pop ballad Face Of An Angel to Shimmy Baby, a rock 'n' roll song already containing more of the rhythm, drive and tempo that would characterize the Peppermint Twist, the song that gave the twist in the wake of Chubby Checker an extra boost and reputation. Joey Dee & the Starliters were the house band of a small club with a capacity of only 178, the Peppermint Lounge at 128 West 45th Street in Manhattan, New York that when celebrities started to frequent it became so famous that everybody from Jackie Kennedy over Marilyn Monroe and Frank Sinatra to John Wayne and Robert Mitchum wanted to be there to see and be seen. Dee wrote the Peppermint Twist which enhanced the club's appeal even more: the Peppermint Lounge became the ultimate twist temple and the single reached the first place in the hit parade in early 1962, knocking Chubby Checker's The Twist from the top position and becoming a gold record for selling one million copies.
The original live single (a little known fact: the vocals on Peppermint Twist are not by Joey Dee but by David Brigati - the group is mostly an instrumental organ/guitar workout with only the chorus sung. From the Dpoin' The Twist At The Peppermint Lounge LP there's also Lee Dorsey's Ya Ya, Buster Brown's Fanny Mae, an instrumental version of Titus Turner's Sticks And Stones, Nat Kendricks & the Swans' Hot Pastrami (With Mashed Potatoes) and The Isley Brothers' Shout, also split into Part 1 and Part 2 for the single release. From Back At The Peppermint Lounge/Twistin' recorded in 1962 at the second Peppermint Lounge in Miami Beach (strike while the iron is hot) we get Hello Josephine, Kansas City, Money (That's What I Want) and Lloyd Price's Have You Ever Had The Blues (no blues), all sticking to the tried formula: a staccato drum rhythm, that coarse-grained organ that lingers endlessly in the same chords, and lots of soul. Groovy, baby!
In the same mould but not live and with less organ is Hey Let's Twist from the movie of the same name from 1961, a romanticized version of the success story of the Peppermint Lounge which in turn enhanced its success, complemented by the early sixties soft rockers Roly Poly and Let's Have A Party (not Wanda Jackson's), the Four Seasons-like Crazy Love, the stroll All The World Is Twistin', the uptempo ska Goin' Back To My Home Town and the flipped uptempo instrumental Wing Ding. The CD closes with four pop songs of which two are from the movie Two Tickets To Paris (1962), the early sixties soul pop What Kind Of Love Is This and Twistin' On A Liner, no twist but pop that has nothing to do with rock 'n' roll but will please the early sixties pop lover. I Lost My Baby and Keep Your Mind On What You're Doin' are Drifters-styled pop.
Both Peppermint Lounges in New York and Miami closed in 1965. New clubs appeared at the New York venue until a new Peppermint Lounge opened there in 1980 where even The Cramps performed at one time. It moved to 100 5th Avenue in 1982 before closing in 1985. 128 West 45th Street was knocked down in the mid-80s. In 1986 mob boss Matty Ianniello was sentenced to six years for embezzling money from several clubs he owned including the original Peppermint Lounge. Joey Dee is now 80 years old, still performs (bring him over to the Rhythm Riot!) and released a CD single titled Peppermint Twistmas in 2018. We haven't heard anything from David Brigati who is now also 80 years old since 2010.
Info: www.joeydee.com en www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


THAT’LL FLAT GIT IT Vol. 35:
ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM THE VAULTS OF MERCURY & LIMELIGHT RECORDS

Bear Family, BCD 17604
English version: see below

Bear Family gaat keihard verder met het inventariseren van alle blanke rock 'n' roll en rockabilly op labels groot en klein, en Mercury was in de jaren '50 een van de grotere onafhankelijke labels. Dit is de tweede CD gewijd aan Mercury in de reeks en da's uiteraard te danken aan de grote hoeveelheid rock 'n' roll die verscheen op Mercury en zusterlabel Limelight, waaronder een aantal bekende songs zoals Ben Hewitt's geniale rockabillytrack My Search, het medium tempo Baby Baby Baby (What Am I Gonna Do) en de uptempo rockabillycover van Ray Charles' I Got A Woman door rockabillyheld Eddie Bond, en de uptempo rockabillies Rock Roll Jump And Jive en Sittin' On Top Of The World van Curtis Gordon wiens Draggin' hier op staat zonder de gebruikelijke echo en reverb tijdens de intro. Bekende artiesten genoeg hoor, soms op doortocht van het ene label naar het andere, zoals Conway Twitty met de goeie Tear It Up copie Shake It Up (geen rockabilly maar volbloed rock 'n' roll bop met sax en backing vocals), het medium tempo I Need Your Lovin' dat hij eerder opnam voor Sun Records als Give Me Some Love en de uptempo stroll met backing vocals Maybe Baby (niet het Buddy Holly nummer). Iemand die u in het verleden mogelijk live zag is Narvel Felts met de uptempo gitaarrocker Cry Baby Cry. Liefhebbers van swamprock zullen raar opkijken bij Rod Bernard's Let's Get Together Tonight dat meer rock 'n' roll is dan zijn bekendere opnames en een bluesy gitaarsolo bevat. Nooit gehoord van Jape Richardson? U kent hem onder zijn latere artiestennaam The Big Bopper en dit is zijn debuutsingle, het aantrekkelijke medium tempo Crazy Blues uit 1957. Namen die misschien een belletje doen rinkelen zijn Gary Shelton (de standaard rocker Maybe Later Baby) die zich later Troy Shondell zou noemen, Jimmy Edwards (de standaard rocker My Honey) die we kennen van Love Bug Crawl, Royce Porter (het snelle Good Time) die we kennen van Yes I Do, en de latere countryzanger Charlie Walker (de standaard rocker I'll Never Let It Show). Nog minder bekend maar even goed zijn de rockabilly Easy Money van James O'Gwynn (ooit nog de mechanieker van George Jones), de female triobopper Rockin' Robert van The LaDell Sisters, de fanatieke swinger Drop Top van Roy Perkins en de flitsende hi yo silver rocker The Masked Man door Eddy Bell & the Bel-Aires met Eddy Clearwater op gitaar. Cult is Dave "Diddle" Day's Mexicaans getinte Blue Moon Baby en de wondere wegen van de rock 'n' roll leveren Tommy Mitchell's vlotte rockabilly cover van Hardrock Gunter's Jukebox Help Me Find My Baby en de strollende Gene Vincent cover Five Feet Of Lovin' gezongen met krakende stem door Freddy Robinson op. Slave Girl van Ray Ethier is ondanks de titel een standaard gitaarinstrumental, een verrassing is Dangerous Redhead van Jerry Raines wegens op een uptempo skaritme, en George Young was blank maar zet in Can't Stop Me een verbazingwekkende imitatie van een zwarte schreeuwlelijkerd weg. Die George Young was tijdens zijn legerdienst gestationeerd in Freiburg (D) waar hij bevriend raakte met Elvis en er bestaat een foto genomen in Bad Neuheim in 1960 waarop je hem ziet gitaar spelen met Elvis aan de piano! Standaard jukebox rock 'n' roll is I'm Gonna Keep It van Johnny Jay, Don't Do Me Wrong van The Playboys, en My Foolish Fling van The Half Brothers. Halve!
De geluidskwaliteit is voorbeeldig, het tempo wordt goed aangehouden en u zal u dan ook niet snel vervelen, en als u uitgeluisterd bent op de maar liefst 35 tracks kan u in het booklet van 32 pagina’s duiken. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

 

Bear Family continues its inventory of all white rock 'n' roll and rockabilly on labels large and small, and Mercury Records was one of the larger independent labels in the 1950s. This is the second CD in this series dedicated to Mercury which is of course due to the large amount of rock 'n' roll that appeared on Mercury and sister label Limelight, including a number of famous songs such as Ben Hewitt's genius rockabilly track My Search, The medium tempo Baby Baby (What Am I Gonna Do) and the uptempo rockabilly cover of Ray Charles' I Got A Woman by rockabilly hero Eddie Bond, and the uptempo rockabillies Rock Roll Jump And Jive and Sittin' On Top Of The World by Curtis Gordon whose Draggin is heard here without the usual echo and reverb during the intro. There's a lotta famous artists present, sometimes hopping from one label to the next, like Conway Twitty with the good Tear It Up copy Shake It Up (not rockabilly but full blooded rock 'n' roll bop with sax and backing vocals), the medium tempo I Need Your Lovin' that he previously recorded for Sun Records as Give Me Some Love and the uptempo stroll with backing vocals Maybe Baby (not the Buddy Holly song). Someone you may have seen live in the past is Narvel Felts with the uptempo guitar rocker Cry Baby Cry. Fans of swamp rock will be surprised to hear Rod Bernard's Let's Get Together Tonight which is more rock 'n' roll than his more famous recordings and includes a bluesy guitar solo. Never heard of Jape Richardson? You know him under his later stage name The Big Bopper and this is his debut single, the attractive medium tempo Crazy Blues from 1957. Names that might ring a bell are Gary Shelton (the standard rocker Maybe Later Baby) who would later call himself Troy Shondell, Jimmy Edwards (the standard rocker My Honey) whom we know from Love Bug Crawl, Royce Porter (the fast Good Time) whom we know from Yes I Do, and the later country singer Charlie Walker (the standard rocker I'll Never Let It Show). Even less known are the rockabilly Easy Money by James O'Gwynn (at one time George Jones' mechanic), the female trio bopper Rockin' Robert by The LaDell Sisters, the fanatical swinger Drop Top by Roy Perkins and the flashy hi yo silver rocker The Masked Man by Eddy Bell & the Bel-Aires with Eddy Clearwater on guitar. Cult is Dave "Diddle" Day's Mexican flavoured Blue Moon Baby and rock 'n' roll's mysterious ways provide Tommy Mitchell's smooth rockabilly cover of Hardrock Gunter's Jukebox Help Me Find My Baby and the strolling Gene Vincent cover Five Feet Of Lovin' sung with a hoarse throat by Freddy Robinson. Slave Girl by Ray Ethier is despite its title a standard guitar instrumental, Dangerous Redhead by Jerry Raines surprises thanks to its uptempo ska rhythm, and George Young is a white guy who did an amazing imitation of a black screamer in Can't Stop Me. Young was stationed in Freiburg (D) during his military service where he befriended Elvis and in the booklet there's a picture taken in Bad Neuheim in 1960 where you see him playing the guitar with Elvis at the piano! Standard jukebox rock 'n' roll fare is Johnny Jay's I'm Gonna Keep It, The Playboys' Don't Do Me Wrong and The Half Brothers' My Foolish Fling. The sound quality is exemplary, the tempo is well maintained throughout so you won't get bored, and once you know all 35 tracks by heart you can dive into the 32 page booklet. Info:www.bear-family.com (Frantic Franky)

3 december 2020

THE ORIGINAL MONO SINGLES As & Bs/
ROY ORBISON
Jasmine, JASCD1069
English version: see below

Waarom nog een CD kopen met "alle A en B-kanten van Roy Orbison's singles", 17 in totaal van 1956 tot 1962, als er al zoveel Roy Orbison CD’s zijn? Om drie redenen: omdat dit de mono versies zijn zoals ze verschenen op de originele singles zijn en geen overgedubde of stereo versies, juist omwille van die B-kantjes, en omdat deze CD multi-labellig, of hoe moet je dat noemen, is. Vóór The Big O scoorde op Monument zat hij immers bij RCA Victor, en daarvoor bij Sun Records, en vóór Sun had ie zelfs nog één singletje uitgebracht onder de naam van zijn groep The Teen Kings op het piepkleine Je-Wel label opgenomen begin 1956 in een andere beroemde studio, Norman Petty's studio in Clovis, New Mexico. En daar wringt gelijk het puntschoentje want van die Je-Wel single krijgen we hier alleen A-kant Trying To Get To You (de voorafspiegeling van de ballades die Orbison later zouden beroemd maken) en niet B-kant Ooby Dooby die er niet meer op geraakte want met 33 tracks was de CD echt wel gevuld tot het gaatje. Toegegeven, Orbison zou Ooby Dooby heropnemen als zijn eerste single voor Sun, maar de Ooby Dooby op Je-Wel klinkt zowel vocaal als muzikaal voldoende anders om de heilige graal van de rock 'n' roll Orbison te zijn. Of was dat de Norman Petty versie van Domino getiteld A Cat Called Domino, op Sun een van Orbison's beste rockabilly nummers dat hier echter niet op staat omdat het geen single was, en Mean Woman Blues evenmin, 't is maar dat u het weet. Go Go Go (Down The Line), You're My Baby, I Like Love en Rockhouse staan er wel op, alsmede de ballades en medium tempo nummers Sweet And Easy To Love, Chicken Hearted en Devil Doll, maar als het u om Orbison's Sun werk te doen is zijn er uiteraard CD’s die zijn volledige Sun output bevatten die beduidend meer bedraagt dan de vier Sun singles hier.
Op RCA bracht Orbison in 1958-1959 slechts twee singles uit, de rustige popsongs Seems To Me/ Sweet And Innocent en de beschaafde rocker Almost Eighteen gekoppeld aan de Felice & Boudleaux Bryant popsong Jolie (wat rijmt op "mon chérie" en "Paris" van waar die Française vandaan komt) die alle vier perfect in de Orbison canon passen. Op Monument werd Orbison uiteraard zelf een monument en de grootste hits van de grootste balladeer aller tijden ontbreken niet: Only The Lonely, Crying, Dream Baby, Today's Teardrops, Running Scared, Love Hurts, Crying, Up Town, Blue Angel, de lijst is haast eindeloos, hier aangevuld met softrockers als With The Bug en net iets minder bekende poppareltjes als Paper Boy, Pretty One, Here Comes That Song Again, I'm Hurtin', Candy Man, The Actress, The Crowd, Mama, Leah en Working For The Man. De orchestrale arrangementen en die duizelingwekkend omhoog schietende stem van de Caruso van de rock 'n' roll blijven indrukwekkend, ook na al die jaren en na honderdduizend beluisteringen, omdat ze daarbovenop nog eens verkleurd zijn door het patina van de tijd.
Info: www.royorbison.com en www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)



Why buy another CD with "all the A and B sides of Roy Orbison's singles", 17 in total from 1956 to 1962, when there are already so many Roy Orbison CDs? For three reasons: because these are the original mono versions as they appeared on the original singles and not the overdubbed or stereo versions, precisely because of those B-sides, and because this CD is cross-label or whatever you call that. Before The Big O scored on Monument he was with RCA Victor, and before that on Sun Records, and before Sun he even released one single under the name of his group The Teen Kings on the tiny Je-Wel label recorded early in 1956 at another famous studio, Norman Petty's studio in Clovis, New Mexico. Which presents a problem here because from that Je-Wel single we only get to hear the A-side Trying To Get To You (a first hint at the ballads that would later make Orbison famous) and not the B-side Ooby Dooby which didn't fit on the CD that was already completely full with 33 tracks. Admittedly Orbison re-recorded Ooby Dooby as his first single for Sun, but the Ooby Dooby on Je-Wel sounds both vocally and musically sufficiently different to be the holy grail of the rock 'n' roll Orbison. Or is that the Norman Petty version of Domino titled A Cat Called Domino, on Sun one of Orbison's best rockabilly songs which is not on here either since it was not released as a 45, and neither is Mean Woman Blues, just so you know. Go Go Go (Down The Line), You're My Baby, I Like Love and Rockhouse are on the CD, as well as the ballads and medium tempo songs Sweet And Easy To Love, Chicken Hearted and Devil Doll, but if you're after Orbison's Sun recordings there are other CDs available that contain his full Sun output which is significantly larger than the four Sun singles collected here.
At RCA in 1958-1959 Orbison released only two singles, the quiet pop songs Seems To Me / Sweet And Innocent and the civilized rocker Almost Eighteen paired with the Felice & Boudleaux Bryant pop song Jolie (which rhymes with "mon chérie" and "Paris" where that Frenchie comes from), all four of which fit perfectly into the Orbison canon. On Momument Orbison himself became a monument and the greatest hits of the greatest balladeer of all time are not missing: Only The Lonely, Crying, Dream Baby, Today's Teardrops, Running Scared, Love Hurts, Crying, Up Town, Blue Angel, the list is almost endless, here supplemented with soft rockers like With The Bug and slightly lesser known pop gems like Paper Boy, Pretty One, Here Comes That Song Again, I'm Hurtin', Candy Man, The Actress, The Crowd, Mama, Leah and Working For The Man. The orchestral arrangements and the Caruso of rock 'n' roll's voice reaching out to sky remain impressive after all those years and after having listened to these songs a hundred thousand times, and they are even augmented by the patina of time.

Info: www.royorbison.com en www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


IT'S A WONDERFUL FAMILY CHRISTMAS
Atomicat, ACCD067
English version: see below

The Ultimate Koko-Mojo Christmas Party op Koko Mojo (KM-CD-80) droomt van een zwarte kerst, dit is de blanke tegenhanger met kerstliedjes in alle mogelijke sneeuwwitte muziekstijlen uit de goeie oude slechte tijd, met veel aandacht voor gestroomlijnde country boogie als Red Foley's Here Comes Santa Claus, Tex Ritter's Old Tex Kringle, Lefty Frizzell's Mama en T. Texas Tyler's Snow On The Mountain. Johnny Horton doet zijn ding in They Shined Up Rudolph's Nose en de kerstman draagt een knalrode Stetson als hij gaat voor hillbilly met The Maddox Brothers & Rose's enthousiaste versie van Jingle Bells. Er is bluegrass met Lester Flatt & Earl Scruggs' Joy Bells en ragtime country variété met Jimmy Wakely's It's Christmas en Christmas Candy, dat tweede in duet met Margaret Whiting. Johnny Cash is op zijn serieust (het was dan ook een diep religieus man) in The Little Drummer Boy. Andere bekende countrynamen brengen nauwelijks country: Chet Atkins' Jingle Bell Rock is een cleane easy listening gitaar instrumental en Deck The Halls van The Louvin Brothers is gewoon plechtige kerstmuziek.
Toch is dit heus geen country CD geworden: zet de feestdis maar aan de kant voor de hard boppende rock 'n' roll swing van Benny Lee & The Ken-Tones' Rockin' Rollin' Santa Claus. Cathy Sharpe's North Pole Rock is een female rocker, Paul & Paula's Holiday Hootenanny is vlotte pop rock 'n' roll en Dodie Stevens' Merry Merry Christmas Baby is een pop ballade. Ontbreken evenmin: meidenpop met Judy Brown (Dear Santa) en boysbands met de like a man walkende Four Seasons en hun I Saw Mommy Kissing Santa Claus en Jungle Bells en da's geen tikfout want het betreft kerst in de jungle. Turkey Gobbler (is dat niet thanksgiving?) is een wilde instrumentale saxhonker van Nino Tempo, Sheb Wooley's Santa And The Purple People Eater is een rocker met sputnik thema en purple people eater smurfenstemmetjes. Pop als Danny Welch's Snow Man is niet echt ons ding, wij horen liever de bizarria als Barry Richard's Baby Sittin' Santa, een noot-voor-noot-kopie van Buzz Clifford's Baby Sitting Boogie met een kersttekst en een baby die scheten laat, of de spoken word beatnik crime jazz van Edd “Kookie” Byrnes' Yulesville. Aangezien kerst een familiefeest is is er ook aandacht voor GI jive (Patti Page's Boogie Woogie Santa Claus), crooner swing (Louis Prima's Shake Hands With Santa Claus en Kay Starr's (Everybody’s Waiting for) The Man With the Bag), crooner pop (Santa Claus Is Comin’ To Town van The Bluenotes en het orkest van Blue Barron uit 1949) en standaard variété (Roy Tan's Happy New Year). Tussen de 30 tracks verstopte samensteller Mark Armstrong één modern nummer, de vlotte chachacha rocker Jingle Jangle (origineel van doo-wop groep The Penguins) door 45 RPM, de Duitse band met zangeres Sandra Haßlöcher (Sandy Lane), van hun Sandra Claus Is Back In Town mini-CD (RBR 5691) uit 2008.
Samenvatting: de muzikale stijlen springen van de hak op de hulsttak, maar omdat ik met kerst toch alles door elkaar drink vind ik dat niet erg. Wat telt is dat hier weer een pak kerstliedjes op staan die ik nog niet had. Info: www.atomi-c.at (Frantic Franky)

The Ultimate Koko-Mojo Christmas Party (Koko Mojo KM-CD-80) is dreaming of a black Christmas, this is its white counterpart with carols in all possible snow-white music styles from the bad old times, focusing partly on streamlined country boogie like Red Foley's Here Comes Santa Claus, Tex Ritter's Old Tex Kringle, Lefty Frizzell's Mama and T. Texas Tyler's Snow On The Mountain. Johnny Horton does his thing in They Shined Up Rudolph's Nose and Santa wears a bright red Stetson when he goes hillbilly style with The Maddox Brothers & Rose's enthusiastic version of Jingle Bells. There's bluegrass with Lester Flatt & Earl Scruggs' Joy Bells and ragtime country variety with Jimmy Wakely's It's Christmas and Christmas Candy, the latter a duet with Margaret Whiting. Johnny Cash is his utmost serious self (after all he was a deeply religious man) in The Little Drummer Boy. Other famous country names hardly play country: Chet Atkins' Jingle Bell Rock is a clean easy listening guitar instrumental and Deck The Halls by The Louvin Brothers is just solemn Christmas music.
This is not a country CD however: put the dinner table to the side for the hard bopping rock 'n' roll swing of Benny Lee & The Ken-Tones' Rockin' Rollin' Santa Claus. Cathy Sharpe's North Pole Rock is a female rocker, Paul & Paula's Holiday Hootenanny is jolly good pop rock 'n' roll and Dodie Stevens' Merry Merry Christmas Baby is a pop ballad. The girl group sound is not lacking with Judy Brown (Dear Santa) and there's boys bands too with The Four Seasons walking like men and their I Saw Mommy Kissing Santa Claus and Jungle Bells which is not a typo: it's christmas in the jungle. Turkey Gobbler (isn't that thanksgiving?) is a wild instrumental sax honker by Nino Tempo, Sheb Wooley's Santa And The Purple People Eater is a rocker with sputnik theme and fast purple people eater smurf voices. Pop like Danny Welch's Snow Man is not our thing, we always go for the bizarre stuff like Barry Richard's Baby Sittin' Santa, a note by note copy of Buzz Clifford's Baby Sitting Boogie with christmas lyrics and a farting baby, or the spoken word beatnik crime jazz of Edd "Kookie" Byrnes' Yulesville. As christmas is a family celebration there is also room for GI jive (Patti Page's Boogie Woogie Santa Claus), crooner swing (Louis Prima's Shake Hands With Santa Claus and Kay Starr's (Everybody's Waiting for) The Man With the Bag), crooner pop (Santa Claus Is Comin' To Town by The Bluenotes and Blue Barron's Orchestra from 1949) and standard variety (Roy Tan's Happy New Year). In between the 30 tracks compiler Mark Armstrong hid one modern song, the fine cha cha cha rocker Jingle Jangle (originally done by doo-wop group The Penguins) by 45 RPM, the German band with singer Sandra Haßlöcher (Sandy Lane), from their Sandra Claus Is Back In Town mini CD RBR 5691 from 2008.
Summary: the musical styles are diverse, but as I mix all drinks at christmas I don't mind. What matters here is that there's a bunch of Christmas songs on this CD that I didn't have yet. Info: www.atomi-c.at (Frantic Franky)


THERE'S GONNA BE A BALL
THE RIGHT TO ROCK EPISODIO UNO

Atomicat, ACCD071 & Bear Family, BCD17576
English version: see below

Mexicaanse rock 'n' roll zit al een tijdje in de lift: er waren reeds verzamel-CD’s van verschillende individuele artiesten, daarvoor waren er al El Mexican Rock 'n' Roll op El Toro en bootlegs als El Loco Rocanrol, en in het vinyl verleden LP’s als Mexican Rock 'n' Roll Rumble And Psych-Out South Of The Border (1987) en Blue Demon's Mexican Rock 'n' Roll Favorites (1988). En dáárvoor kreeg ik op vakantie van Spaanse rockabillies al cassettes in mijn handen gedrukt met opnames van bands als Los Teen Tops. Nu brengen Bear Family en Atomicat tegelijk - great minds think alike, zullen we maar zeggen - twee releases uit met Mexicaanse rock 'n' roll, Bear Family met Episodio Uno van de reeks The Right To Rock, The Mexicano And Chicano Rock 'n' Roll Rebellion 1955-1963 waarvan mij niet bekend is uit hoeveel volumes ze zal bestaan, en Atomicat dat normaal reeksen met losse volumes uitbrengt dit keer in één klap met de 3 CD-box There's Gonna Be A Ball, Tres CD De Salvaje Rock 'n' Roll Y Más. Als rock 'n' roll in de States al een middel tot rebellie was, dan moet het dat voor tieners met Latijns-Amerikaanse roots die vaak geconfronteerd werden met racisme en afwijzing nog veel meer geweest zijn, net zoals de rassenbevrijding zich begin jaren '60 manifesteerde in de muziek van zwarte artiesten. In dit verband hoeven we alleen maar te denken aan de pachuco subcultuur en hun zoot suits in de jaren '40. Genoeg sociologie, wij focussen op de muziek, en je kan de thema’s behandeld in de Atomicat driedubbelaar, goed voor 3 x 28 tracks, onderverdelen in grofweg drie categorieën: nummers van Amerikaanse artiesten met Mexicaanse roots waarvan de bekendste Ritchie Valens (Boney Maronie), Chris Montez (de orgel rocker Rocking Blues), Trini Lopez (het als je aandachtig naar de tekst luistert als een chicano manifest te interpreteren The Right To Rock, Here Comes Sally, de uitstekende jiver Yes You Do, de stroll It Hurts To Be In Love) en Freddy Fender (I Can't Remember, Bailando El Rock 'n' Roll oftewel Rip It Up - bezig bazig die Freddy Fender want hij komt ook terug als Eddie con los Shades wier Lucy Lucy eigenlijk Money That's What I Want is en als Scotty Wayne met de swamprocker I'm Gonna Leave) zijn, Spaanstalige covers van Amerikaanse hits, en instrumentals die inspelen op het monstersucces van Tequila van The Champs. Vaak wordt beweerd dat die rock 'n' roll south of the border wilder was dan zijn Amerikaanse tegenhanger en als je deze CD’s beluistert is daar toch wel iets van aan, want veel van de muziek hier is even flitsend en vlijmscherp als een versgeslepen vlindermes, soms amateuristisch en primitief, zeker in sommige van de covers zoals Rusty York's Sugaree door Carlos Diaz & the Royal Tones. Met dat nummer zie je meteen hoe onvoorspelbaar het was welke Amerikaanse songs gecoverd werden: 2 x Jack Scott bijvoorbeeld met Leroy (Los Crazy Boys die nog eens passeren met een Spaanse Be-Bop-A-Lula) en Geraldine (Los Locos Del Ritmo), High Class Baby van de Britse Cliff Richard (Presumida door Los Teen Tops), Cliff's Move It (Mantequilla door Los Locos Del Ritmo), de al even Britse Heinz' Just Like Eddie (El Dinosaurio door Los Sleepers), It'll Be Me (Voy Bien O Me Regreso door Los Teen Tops), Johnny Burnette & the Rock 'n' Roll Trio's Lonesome Train (Tren Solitario door Los Boppers) of het instrumentale Woo Hoo van The Rock-A-Teens door Los Estudiantes. Mule Skinner Blues van The Fendermen? Si señor, ook in het Spaans gedaan als Escucha Cowboy door Tony & Charley. Voor de hand liggender zijn Good Rockin' Tonight (Buen Rock Esta Noche) en Jailhouse Rock (El Rock De La Cárcel) door de bij momenten echt wel geniale Los Teen Tops, All Shook Up (Estremecete door Los Llopis), Tutti Frutti en High School Confidential alias Confidente De Secundaria (Los Teen Tops), Tallahassee Lassie (het lichtjes fantastische La Chica Alborotada door Los Locos Del Ritmo), Rip It Up (Bailando El Rock 'n' Roll door Freddy Fender), een de sixties aankondigend Shake Rattle And Roll (Agitese Haga Ruido Y Ruede door Los Loud Jets in 1961) en Brenda Lee's Sweet Nothings (Dulces Tonterías door Las Mary Jets). Het is evenwel niet alleen el primitivo rock y roll around the clock want andere nummers zijn hartveroverend naïef zoals de Don't Be Cruel vertaling No Seas Cruel van Baldemar Huerta, weer een ander pseudoniem van Freddy Fender. Een speciale vermelding hier voor Alberto Vazquez wiens uitstekende en opvallende popcorn arrangement uit 1963 van Tennessee Ernie Ford's Sixteen Tons ondanks de Spaanse titel 16 Toneladas gewoon in het Engels is gezongen. Origineel Spaanstalige nummers staan hier trouwens veel minder op, maar een goed voorbeeld is Teddy Girl van Los Pájaros Locos.
Amerikaanse rock 'n' roll artiesten van Mexicaanse origine waren onder meer Rudy "Tutti" Grayzell (de country boogies You Better Believe It en There's Gonna Be A Ball uit 1955, de rockabilly You're Gone uit 1956), Eddie Quinteros (het snedige Lindy Lou), Tony Casanova die nog in de klas zat met Ritchie Valens en voor hem chauffeurde (When I Say Bye Bye, de gitaarrocker Yea Yea Come Another Day), Mando & the Chili Peppers (het boogie-ënde Swingin' Bab) en Rosie & the Originals (Give Me Love, de ballade Why Did You Leave Me). Ook horen we een wilde uitvoering van Little Richard's True Fine Mama door Little Julian Herrera & the Tigers, Publio & the Valiants met de teen rock Out Of Town, Augie Rios' speedabilly Hop Skip And Jump (niet die van The Collins Kids), en zelfs doo-wop (The Eternals' vrolijke Rocking In The Jungle) en doo-wop pop zoals Tonight I Fell In Love van The Tokens uit 1961, door Los Apson gecoverd als Anoche Me Enamore. Ik weet niet hoe dat juist zit maar het koortje daarvan lijkt ontzettend op Neil Sedaka's Breakin Up Is Hard To Do uit 1962, maar die dekselse Sedaka maakte uiteraard ooit nog deel uit van The Tokens. The Matadors doo-woppen een gezongen Perfidia in Four Seasons stijl en koppelen dat aan Marcels nonsens en stierengevecht romantiek.
En dan heb ik het nog geeneens gehad over de plezante instrumentale Tequila imitaties zoals Tamales van Sonny Ace & the Twisters, Chilli Beans van Felix & his Guitar en Margarita door Chuck Rio alias Danny Flores van The Champs zelf, voorts ook aanwezig met enkele gezongen nummers als No Matter What You Do. Er is een Tequila op een uptempo mambo bedje door Johnnie (The Gash) Gray met het orkest van Ken Jones en er zijn zelfs twee gezòngen Tequila's door Lalo Guerrero con los Satelites en The Contenders met Tequila Song! Chuck Rio brengt nog een naar de sixties lonkende instrumental getiteld Big Boy uit 1962 en de sax in de actievolle Wipe Out van The Rocking Boys heeft ook goed geluisterd naar The Champs. Truken van Lepe Charel: Tequilita Rock uit 1961 van Eddie con los Shades heeft niets met Tequila te maken! Nog zo'n slimmeriken: Vickie Diaz die La Bamba een andere tekst gaf, het Your Mama Said No noemde en daar waarschjnlijk alleen mee weg kwam omdat hij op Ritchie Valens' label Del-Fi zat. Echte La Bambas zijn er van Los Rebeldes Del Rock en The Carlos Brothers in 1960 met blazers waar The Mavericks nogal wat mostaard haalden om de night away te dansen. Naast al die Tequila's en aanverwanten bevat There's Gonna Be A Ball nog instrumentaal vuurwerk zoals de gemene Vegas grind stroller Dog Patch Creeper van The Velveteens en de sax-/ gitaarscheurder Johnny's Jump van diezelfde Velveteens, wat ik uiteraard liever hoor dan een bluesy workout als Slauson Sax van The Romancers. Merkwaardig: Jawbone van Yolanda & the Naturals dat doorborduurt op Yakety Axe.
Die Mexicaanse rock 'n' roll kwam er uiteraard niet uit het niets: zowel Mexico als de Mexicaanse gemeenschap in Amerika hebben altijd een levendige muziekscene gehad, denk maar aan de mariachis en de populaire tex mex, en in de jaren '40 was er al boogiewoogie swing waarvan er op There's Gonna Be A Ball enkele goed gekozen voorbeelden staan zoals de in het Spaans gezongen Pachuco Boogie (1948), Chicano Boogie (1948) en het scattende Wine-O-Boogie (1954) van Don Ramon Martinez Sr en de Chicas Patas Boogie (1950) van Lalo Guerrero die veel later nog zou opduiken bij Los Lobos en Ry Cooder. Sommige Amerikaanse rock 'n' roll songs werden zelfs gecoverd in deze pré-rock 'n' roll stijl zoals See You Later Alligator door Los Llopis als Hasta La Vista Cocodrilo, en ik veronderstel dat iemand als Gloria Rios met de Rock Around The Clock big band versie El Relojito dan ook gewoon een dansorkest was dat mee op de rock 'n' roll express sprong. Andere rock 'n' roll songs werden gewoon verbasterd tot Mexicaanse hoempapa zoals Baldemar Huerta's Encaje De Chantilly oftewel Chantilly Lace van The Big Bopper. Disco tres van There's Gonna Be A Ball bevat nog enkele extra especialidades zoals fifties nummers over Mexico zoals Loy Clingman's mexicobilly Rockin' Down Mexico Way en de instrumentale sax honker Pachuko Hop van Chuck Higgins uit 1952 die uiteraard genoemd is naar de pachuco jeugdsubcultuur, en twee hedendaagse songs van The Star Mountain Dreamers met het heavy Tu (een vertaling van Please Give Me Something van Bill Allen & the Back Beats) en het gefliptobilly Maldito.

De enkele Bear Family CD bevat zo maar eventjes 37 tracks waarvan als we niet scheef geteld hebben zeven dubbels met There's Gonna Be A Ball, en verder nog meer songs van Ritchie Valens (Dooby Dooby Wah, Ooh My Head, gitaar instrumental Fast Freight), Freddy Fender als Baldemar Huerta (de Jailhouse Rock vertaling El Rock De La Carcel), Tony Casanova (de wilde rockers Boogie Woogie Feeling en Showdown), Eddie Quinteros (Slow Down Sandy, het Ritchie Valens-achtige Come Dance With Me), Mando & the Chili Peppers (het toepasselijke South Of The Border in een heerlijk naïeve swampversie), Los Teen Tops (de Good Golly Miss Molly vertaling La Plaga), The Carlos Brothers (de betere teen rocker Come On Let's Dance), Augie Garcia (de hi yo silver sax rocker Hi Yo Silver), Lalo Guerrero's parodie Pound Dog en nog meer vokale rock 'n' roll van Chuck Rio (Don't Go Pretty Baby, Denise). Artiesten die niet op There's Gonna Be A Ball staan zijn de primitivobilly Chuck Berry cover Maybelline met slap bass en accordeon door Armando Almendarez, Pico Pete's schreeuwlelijkerd Chicken Little, de bal orkest versie van het bekende La Paloma door Tito Guizár & his El Rancho Rocks, Los Xochimilcas' trompet-accordeon instrumental Rock Rollin' Rock op een uptempo Bill Haley ritme, de wild om zich heen slaande Johnny Amelio & the Downbeats (Jo Ann Jo Ann, Jugue), en de niet griezelige gitaar-piano instrumental El Vampiro van Los Gibson Boys die ook een Spaanse Be-Bop-A-Lula en de Good Rockin' Tonight vertaling Rock De La Noche ten gehore brengen. Bear Family sluit af met een Sun demo getiteld Mexican Rock 'n' Roll door een zangeres wier naam niet bewaard is gebleven die pas boven water kwam in 2002 op de Bear Family box Memphis Belles, The Women Of Sun Records. Het nummer heeft een afwisselend traag mambo/ snel tempo en de typerende spaarzame Sun sound met piano, en dan wordt er steeds gehoopt dat dat Jerry Lee Lewis zou zijn, maar dat raadsel zal wellicht nooit opgelost worden.

Beide releases zijn culturele rock 'n' roll antropologie ten top en vullen elkaar perfect aan, maar welke CD is nu de beste om je zuurverdiende pesos aan uit te geven, de driedubbele Atomicat of de eerste van de Bear Family reeks? De enige grote naam die er bij Atomicat niet opstaat is Chan Romero, op Bear Family present met My Little Ruby, I Want Some More en zijn bekendste song, de originele Hippy Hippy Shake, maar muzikaal zijn ze alle twee zo heet als een peper, met dien verschille dat Atomicat allesomvattender is en Bear Family "focust op ruige rock 'n' roll en dus géén La Bamba bevat". Daarnaast hangt het er een beetje af van hoe je tegenover dit soort releases staat. Wil je alleen een stapel straffe muziek dan zit je op rozen met Atomicat, wil je de full enchilada met een CD booklet van 36 pagina’s biografische info en foto’s dan moet je voor Bear Family gaan. Kiest u rustig, en doe mij ondertussen nog maar een tequila!
Info: www.bear-family.com en www.atomi-c.at (Frantic Franky)

Mexican rock 'n' roll has been gaining popularity for a while now: there are several CDs available of individual artists, before that there was El Mexican Rock 'n' Roll on El Toro and bootlegs like El Loco Rocanrol, and in the vinyl past there were already LP’s like Mexican Rock 'n' Roll Rumble And Psych-Out South Of The Border (1987) and Blue Demon's Mexican Rock 'n' Roll Favorites (1988). And even before that while on vacation in sunny Spain local rockabillies swapped me cassette tapes with recordings of bands like Los Teen Tops. Now Bear Family and Atomicat almost simultaneously - great minds think alike - present two new collections of Mexican bred rock 'n' roll, Bear Family with Episodio Uno of the series The Right To Rock, The Mexicano And Chicano Rock 'n' Roll Rebellion 1955-1963 (no idea how many volumes this will be), and Atomicat which normally releases series with single volumes this time with the 3 CD box There's Gonna Be A Ball, Tres CD De Salvaje Rock 'n' Roll Y Más. If rock 'n' roll in the States was a means to rebel, this must have been all the more true for teenagers with Latin American roots who were often confronted with racism and prejudice, just like the civil rights movement was reflected in the music of black artists in the early sixties. In this context we only need to think of the zoot suit wearing pachuco subculture in the 1940s. Enough sociology, onward with the music, and the themes in the Atomicat triple set, 3 x 28 tracks, can roughly be divided into three categories: songs by American artists with Mexican roots including the biggies Ritchie Valens (Boney Maronie), Chris Montez (the organ rocker Rocking Blues), Trini Lopez (The Right To Rock which can be interpreted as a chicano manifesto if you listen carefully to the lyrics, Here Comes Sally, the excellent jiver Yes You Do, the stroll It Hurts To Be In Love) and Freddy Fender (I Can't Remember, Bailando El Rock 'n' Roll = Rip It Up - Freddy Fender must have been quite busy as he doubles as Eddie con los Shades whose Lucy Lucy is actually Money That's What I Want and as Scotty Wayne with the swamp rocker I'm Gonna Leave), Spanish-language covers of American hits, and instrumentals in the wake of the monster success of Tequila by The Champs. It's often said that rock 'n' roll south of the border was wilder than its American counterpart and these CDs make a strong case since much of the music here is as flashy and sharp as a razor, sometimes amateurish and primitive, especially in some of the covers like Rusty York's Sugaree by Carlos Diaz & the Royal Tones. With that song you immediately see how unpredictable it is which American songs were covered: 2 x Jack Scott for example with Leroy (Los Crazy Boys who return with a Spanish-language Be-Bop-A-Lula) and Geraldine (Los Locos Del Ritmo), High Class Baby by Britain's Cliff Richard (Presumida by Los Teen Tops), Cliff's Move It (Mantequilla by Los Locos Del Ritmo), the equally British Heinz' Just Like Eddie (El Dinosaurio by Los Sleepers), It'll Be Me (Voy Bien O Me Regreso by Los Teen Tops), Johnny Burnette & the Rock 'n' Roll Trio's Lonesome Train (Tren Solitario by Los Boppers) or the instrumental Woo Hoo by The Rock-A-Teens by Los Estudiantes. Mule Skinner Blues by The Fendermen? Si señor, also done down Mexico way as Escucha Cowboy by Tony & Charley. More obvious are Good Rockin' Tonight (Buen Rock Esta Noche) and Jailhouse Rock (El Rock De La Cárcel) by the at times absolutely genius Los Teen Tops, All Shook Up (Estremecete by Los Llopis), Tutti Frutti and High School Confidential = Confidente De Secundaria (Los Teen Tops), Tallahassee Lassie (the utterly fantastic La Chica Alborotada by Los Locos Del Ritmo), Rip It Up (Bailando El Rock 'n' Roll by Freddy Fender), a Shake Rattle And Roll announcing the 1960s (Agitese Haga Ruido Y Ruede by Los Loud Jets in 1961) and Brenda Lee's Sweet Nothings (Dulces Tonterías by Las Mary Jets). But these CDs are not just el primitivo rock y roll around the clock as other songs are heartwarmingly naive such as the Don't Be Cruel translation No Seas Cruel by Baldemar Huerta, another one of Freddy Fender's pseudonyms. A special tip of the sombrero here for Alberto Vazquez whose excellent and striking 1963 popcorn arrangement of Tennessee Ernie Ford's Sixteen Tons is sung in English despite the Spanish title 16 Toneladas. There are not nearly as many original songs in Spanish here as there are covers, but a good one is Teddy Girl by Los Pájaros Locos.
American rock 'n' roll artists of Mexican origin included Rudy "Tutti" Grayzell (the country boogies You Better Believe It and There's Gonna Be A Ball from 1955, the rockabilly You're Gone from 1956), Eddie Quinteros (the edgy Lindy Lou), Tony Casanova who was a classmate of Ritchie Valens and chauffeured for him (When I Say Bye Bye, the guitar rocker Yea Yea Come Another Day), Mando & the Chili Peppers (the boogie-ing Swingin' Bab) and Rosie & the Originals (Give Me Love, the ballad Why Did You Leave Me). We also get a wild version of Little Richard's True Fine Mama by Little Julian Herrera & the Tigers, Publio & the Valiants with the 1963 teen rocker Out Of Town, Augie Rios' speedabilly Hop Skip And Jump (not The Collins Kids tune), and even doo-wop (The Eternals' cheerful Rocking In The Jungle) and doo-pop like Tonight I Fell In Love by The Tokens from 1961, covered by Los Apson as Anoche Me Enamore. I don't know the story behind this song but its chorus sounds a lot like Neil Sedaka's Breakin Up Is Hard To Do from 1962, and of course that darn Sedaka used to be a member of The Tokens. More doo-wop: The Matadors combine a vocal Perfidia done Four Seasons style with Marcels-styled nonsense and bullfighting music.
There's several fun Tequila copies like Tamales by Sonny Ace & the Twisters, Chilli Beans by Felix & his Guitar and Margarita by Chuck Rio aka Danny Flores from The Champs himself, who's also present with some vocal songs like No Matter What You Do. There is a Tequila on an uptempo mambo rhythm by Johnnie (The Gash) Gray with Ken Jones' orchestra and there are even two vocal Tequila's by Lalo Guerrero con los Satelites and The Contenders and their Tequila Song! Chuck Rio performs a more sixties oriented instrumental titled Big Boy from 1962 and the sax in the action-packed Wipe Out by The Rocking Boys also listened very carefully to The Champs. Tricky song titles: Tequilita Rock from 1961 by Eddie con los Shades has nothing to do with Tequila, and another wise guy was Vickie Diaz who put new lyrics to La Bamba, called it Your Mama Said and probably only got away with it because he was on Ritchie Valens' label Del-Fi. There are real La Bambas from Los Rebeldes Del Rock and from The Carlos Brothers in 1960 with horns that sound like they could have inspired The Mavericks to dance the night away. Besides all those Tequila's and the likes There's Gonna Be A Ball contains instrumental fireworks like the mean Vegas grind stroller Dog Patch Creeper by The Velveteens and the sax/guitar screamer Johnny's Jump by those same Velveteens, which of course I'd rather hear than a bluesy workout like Slauson Sax by The Romancers. Remarkable: Jawbone by Yolanda & the Naturals that goes on where Yakety Axe left off.
All this Mexican rock 'n' roll did not come out of nowhere. Both Mexico and the Mexican community in America have always had a lively music scene, just think of the mariachis and the popular tex mex, and in the forties there was already boogie woogie swing of which there are some well-chosen examples on There's Gonna Be A Ball such as the Spanish sung Pachuco Boogie (1948), Chicano Boogie (1948) and the scatting Wine-O-Boogie (1954) by Don Ramon Martinez Sr and the Chicas Patas Boogie (1950) by Lalo Guerrero who much later would turn up alongside Los Lobos and Ry Cooder. Some American rock 'n' roll songs were even covered in this pré-rock 'n' roll style like See You Later Alligator by Los Llopis as Hasta La Vista Cocodrilo, and I suppose that someone like Gloria Rios with the Rock Around The Clock big band version El Relojito was just a dance orchestra jumping on the rock 'n' roll express. Other rock 'n' roll songs were turned into Mexican fiesta music like Baldemar Huerta's Encaje De Chantilly = Chantilly Lace by The Big Bopper. There's Gonna Be A Ball Disco Tres includes some extra especialidades such as fifties songs about Mexico like Loy Clingman's mexicobilly Rockin' Down Mexico Way and Chuck Higgins' 1952 instrumental sax honker Pachuko Hop named after the pachuco youth subculture, as well as two contemporary songs by The Star Mountain Dreamers with the heavy Tu (a translation of Please Give Me Something by Bill Allen & the Back Beats) and the flippobilly Maldito.

The Bear Family single CD contains no less than 37 tracks of which, if I counted correctly, seven double with the There's Gonna Be A Ball tracklisting. The other tunes feature more Ritchie Valens (Dooby Dooby Wah, Ooh My Head, guitar instrumental Fast Freight), Freddy Fender as Baldemar Huerta (the Jailhouse Rock translation El Rock De La Carcel), Tony Casanova (the wild rockers Boogie Woogie Feeling and Showdown), Eddie Quinteros (Slow Down Sandy, the Ritchie Valens-like Come Dance With Me), Mando & the Chili Peppers (the perfectly suited South Of The Border in a deliciously naive swamp version), Los Teen Tops (the Good Golly Miss Molly translation La Plaga), The Carlos Brothers (the good teen rocker Come On Let's Dance), Augie Garcia (the hi yo silver sax rocker Hi Yo Silver), Lalo Guerrero's parody Pound Dog and even more vocal rock 'n' roll by Chuck Rio (Don't Go Pretty Baby, Denise). Artists who are not on There's Gonna Be A Ball include the primitivobilly Chuck Berry cover Maybelline with slap bass and accordion by Armando Almendarez, Pico Pete's screamer Chicken Little, a dance band version of the classic La Paloma by Tito Guizár & his El Rancho Rocks, Los Xochimilcas' trumpet / accordion instrumental Rock Rollin' Rock set to an uptempo Bill Haley rhythm, the wild Johnny Amelio & the Downbeats (Jo Ann, Jugue), and the non-horror guitar /piano instrumental El Vampiro by Los Gibson Boys who also present a Spanish Be-Bop-A-Lula and the Good Rockin' Tonight translation Rock De La Noche. Bear Family closes with a Sun demo titled Mexican Rock 'n' Roll by a female singer whose name didn't survive, a recording that only resurfaced in 2002 on the Bear Family box Memphis Belles, The Women Of Sun Records. It has a alternating slow mambo / fast tempo and the characteristic spartan Sun sound and features piano, and whenever there's a piano on a Sun track people always hope it's Jerry Lee Lewis. It's a riddle that will probably never be solved.

Both releases are cultural rock 'n' roll anthropology at its best and complement each other perfectly. So which one is the best to spend your hard-earned pesos on? The only big name not on Atomicat is Chan Romero, present on Bear Family with My Little Ruby, I Want Some More and his most famous song, the original Hippy Hippy Shake. Musically both releases are as hot as a pepper, with the difference that Atomicat is more comprehensive and Bear Family "focuses on rough rock 'n' roll and therefore does not contain La Bamba". Besides that it depends a bit on how you feel about these kinds of releases. If you only want a stack of cool music, you're on a roll with Atomicat. If you want the full enchilada with a 36 page CD booklet of biographical info and photos then you should go for Bear Family. Take your time to choose, in the meantime I'll have another tequila.
Info: www.bear-family.com en www.atomi-c.at (Frantic Franky)

25 november 2020

FULL HOUSE/ JUMP, JIVE & JOY
Géén label, géén cat.nr.
English version: see below

Nieuwe bands, laat ze maar komen, vooral als ze verdomd fijne CD'tjes afleveren zoals Jump, Jive & Joy, opgericht eind 2019 door een stel enthousiastelingen uit Roosendaal, Gorinchem, Halsteren en twee keer Wouw, en aan de naam alleen al weet je dat dit geen teddyboy of surf of rockabilly is maar swing en aanverwanten. Met die swing kan je uiteraard nog alle kanten uit en Gert Vonk (zang, gitaar en gelukkig niet te veel mondharmonica, hij zong eerder rhythm 'n blues à la Ray Charles in The Treble Shooters), Jan Meesters (gitaar), Peter den Besten (contrabas), Arjan de Swart (sax) en Pierre Castelijn (drums) kozen niet voor nog authentieker dan authentiek maar opteerden voor de moderne, hedendaagse variant die we dus makkelijkshalve onder de neo-swing onderbrengen, een coole naam voor oude rhythm 'n blues in een nieuw jasje. En wat voor een jasje!
Tien studio tracks opgenomen vóór corona vonden inmiddels hun weg naar een CD die losbarst met Ray Sharpe's Linda Lu, in verleden en heden veelvuldig gecoverd maar Linda Lu blijft verbazingwekkend fris, zeker in de vlot gezongen uptempo uitvoering van Jump, Jive & Joy met stops, rhythm 'n' blues gitaar en frisse sax solo. Dames, strollt u maar! De toon is gezet, de dans geopend en het feest der herkenning gaat verder met Ron Holden's My Babe, een rechtdoor rocker zoals The Fabulous Thunderbirds die uit de kauwgumbak draaiden maar dan met sax in plaats van mondharmonica. I Done Done It van Amos Milburn uit 1954 krijgt een geïnspireerde hypermoderne hypnotiserende uptempo rhythm 'n' blues invulling en You Can't Judge A Book leidt Bo Diddley de moderne stadsjungle in. Ray Charles komt twee keer langs met het modern bluesy Lonely Avenue en het springerige Mess Around, en de stokoude standaard Stormy Weather ondergaat een relaxte, bijna doo-woppende behandeling die me doet denken aan Duitse revival bands die met poprock in de hitparade geraken. Dat heeft ongetwijfeld iets te maken met de Amerikaanse TV generiek klank van de saxofoon, maar een mens mag dromen, toch? Hé, wat had ik daar gezegd over The Fabulous Thunderbirds? De vlotte rocker Boom Papa Boom met cajun trekjes blijkt namelijk een solonummer uit 1994 van Jimmie Vaughan, van 1974 tot 1990 gitarist van... The Fabulous Thunderbirds! Met het oosterse Goombay Rock gaan we naar de casbah in dit van origine calypso nummer van Blind Blake uit 1952, en afsluiter New Swing Thing is een cover van de Nederlandse band Blue Moon Special van hun The Scenic Route Through Hipsville uit het jaar 2000 en ligt helemaal in de drukke lijn van het Brian Setzer Orchestra.
Jump, Jive & Joy zou inderdaad best wel eens het nieuwe swing thing kunnen worden want dat hun repertoire gevarieerd, breed en aanstekelijk is, is niet gelogen en de jump blues is bij hen in kundige handen. Helaas slaat soms het noodlot toe. Dan heb je een leuk bandje en begint de zaak net te rollen, krijg je eerst corona en dan op 17 juli 2020 de droevige tijding dat je saxofonist Arjan de Swart is omgekomen bij een motorongeluk... Deze CD, gekenmerkt door vlotte zang en een ongedwongen muzikale routine alsof ze dit al 20 jaar spelen en desnoods al slapend kunnen spelen, mag dan ook beschouwd worden als een eerbetoon aan de Swart, maar de band is er gelukkig niet door in een put gekropen. Ze hebben momenteel niet één maar twee nieuwe saxofonisten die zich graag bij hen aansluiten, dus dat zal ongetwijfeld vonken geven van zodra ze terug kunnen gaan oefenen en dan hopelijk snel weer gaan optreden. Ik kijk er op basis van deze CD halsreikend naar uit, want 't is lang geleden dat ik moderne rhythm 'n' blues nog zo goed vond. Info: www.jumpjiveandjoy.nl (Frantic Franky)

We always welcome new bands, especially when they bring with them damn fine CDs like Jump, Jive & Joy, founded at the end of 2019 by a bunch of enthusiasts from the Dutch towns of Roosendaal, Gorinchem, Halsteren and twice Wouw. Just from the band name you know this is not going to be teddyboy or surf or rockabilly but swing and the like. With swing you can still go in several directions and Gert Vonk (vocals, guitar and luckily not too much harmonica, he sang rhythm 'n blues à la Ray Charles in The Treble Shooters), Jan Meesters (guitar), Peter den Besten (double bass), Arjan de Swart (sax) and Pierre Castelijn (drums) didn't opt for even more authentic than authentic but chose the modern, contemporary style that fits the neo swing label, a cool name for a fresh approach to old skool rhythm 'n blues. And what an approach! Ten studio tracks recorded pré-corona found their way onto a CD that explodes right from the start with Ray Sharpe's Linda Lu, often covered in past and present but Linda Lu remains amazingly fresh, especially in the fluently sung uptempo Jump, Jive & Joy version with stops, rhythm 'n' blues guitar and fresh sax solo. Ladies, let's stroll! The tone is set, the dance is opened and the feast of recognition continues with Ron Holden's My Babe, a straight forward rocker like The Fabulous Thunderbirds used to churn out but with sax instead of harmonica. I Done Done It by Amos Milburn from 1954 gets an inspired hypnotic uptempo rhythm 'n' blues interpretation and You Can't Judge A Book sends Bo Diddley into the modern city jungle. Ray Charles passes by twice with the modern bluesy Lonely Avenue and the jumpy Mess Around, while the old standard Stormy Weather undergoes a relaxed, almost doo-wopping treatment that reminds me of German revival bands that manage to infiltrate the hit parade with pop rock. This undoubtedly has something to do with the American TV theme sound of the saxophone, but a man is allowed to dream, right? Hey, what did I say about The Fabulous Thunderbirds? The smooth rocker Boom Papa Boom with cajun influence turns out to be a solo song from 1994 by Jimmie Vaughan, from 1974 to 1990 the guitar player of... The Fabulous Thunderbirds! With the oriental Goombay Rock we go to the casbah in what is originally a calypso song by Blind Blake from 1952, and New Swing Thing is a cover of the Dutch band Blue Moon Special from their The Scenic Route Through Hipsville from the year 2000, completely in the urgent style of The Brian Setzer Orchestra.
Jump, Jive & Joy could indeed become the new swing thing because I'm not lying when I say that their repertoire is varied, broad and catchy, and the jump blues genre is in capable hands with them. Unfortunately, sometimes disaster strikes. You got a cool little band and things are just starting to roll, then comes corona and then on July 17, 2020 you're informed that your saxophone player Arjan de Swart died in a motorcycle accident... This CD, characterized by fluent vocal stylings and a casual musical routine that makes 'em sound like if they've been playing this for 20 years and if need be could play it while they're asleep, could therefor be considered as a tribute to de Swart, but fortunately the band hasn't put themselves on hold. They currently have not one but two new saxophonists who want to join them, so there's no doubt there will be sparks a-flying as soon as they can start practicing again and then hopefully perform again soon. On the basis of this CD I'm looking forward to that, as it's been a long time since I was so impressed by modern rhythm 'n' blues.
Info: www.jumpjiveandjoy.nl (Frantic Franky)


EXTREME GUITAR CONDITIONS/ THE AQUA BARONS
Get That Beat Records, GTB001
English version: see below

De in 2010 in Lechaion (in het oude Griekenland de havenstad aan de Korinthische Golf) opgerichte Aqua Barons leerden wij kennen in 2014 via hun twee tracks op de Green Cookie surfcompilatie Search For Atlantis GC040, en in 2016 recenseerden wij hun debuutalbum Southeast Stompers op Green Cookie GC052. Toen waren ze een trio, nu staan ze met vier op de hoes want er is een ritmegitarist bijgekomen, wat treft omdat wij op dat debuut toch al twee gitaren meenden te horen. The Aqua Barons behoren nog steeds tot de moderne school der surftraditionalisten met respect voor de traditie en de klassieke surf maar in de gitaar toch een hedendaags randje. Het nieuwe album bevat veel twangy gitaren en Ventures reverb en drumroffels maar minder galopperende ska invloed, minder fuzz en minder occasionele Dick Dale uithalen, en is daarom minder druk doch even uptempo, snedig en melodieus. De melodie is zelfs belangrijker geworden, want Extreme Guitar Conditions ligt helemaal in de stijl van het nummer Lonely Siren van dat debuut. De tien creatieve instrumentale gitaarimprovisaties zijn nog steeds gevarieerder van structuur dan het doorsnee surflijntje, met spacey geluidseffecten en onopvallende gastbijdragen van een lichtvoetig orgeltje dat op de achtergrond speels mee, euh, speelt in Spy Romance, een theremin in het Tornados-achtige Crazy Orbits en een vibrafoon in het dromerige Grand Final. Butterfly Valley is dromerig doch uptempo, Jungle Calling surft à la Dick Dale in een jungle van exotica meets spaghetti western. Dat spaghetti western thema duikt ook op in het uptempo Town Of Shelter en in het geneuried refrein van Unknown Seas, terwijl Gulag Party oosterse polka surf is.
Get That Beat is een nieuw onafhankelijk label uit Essex. Info: www.getthatbeat.co.uk, www.facebook.com/theaquabarons en www.theaquabarons.bandcamp.com (Frantic Franky).

 

The Aqua Barons, founded in 2010 in Lechaion (in ancient Greece the port in the Gulf of Corinth), first came to our attention in 2014 with their two tracks on the Green Cookie surf compilation Search For Atlantis GC040, and in 2016 we reviewed their debut album Southeast Stompers on Green Cookie GC052. Back then they were a trio, now they're a quartet as a rhythm guitarist has joined them, which comes in handy as we thought we heard two guitars on that debut anyway. The Aqua Barons still belong to the modern school of surfing traditionalists with respect for traditional and classic surf but with a contemporary edge in the guitar sounds. The new album contains a lot of twangy guitars and Ventures reverb and drum rolls but less galloping ska influence, less fuzz and less occasional Dick Dale licks, and therefor sounds less urgent but equally uptempo, edgy and melodic. The melody has become even more important, as Extreme Guitar Conditions leans mostly towards the style of the tune Lonely Siren from that debut. The ten creative instrumental guitar improvisations are still more varied in structure than the average surf riff, with spacey sound effects and unobtrusive guest contributions from a light-footed organ that plays along, er, playfully in the background of Spy Romance, a theremin in the Tornados-like Crazy Orbits and a vibraphone in the dreamy Grand Final. Butterfly Valley is dreamy but uptempo, Jungle Calling surfs à la Dick Dale in a jungle of exotica meets spaghetti western. The spaghetti western symbolism also pops up in the uptempo Town Of Shelter and the hummed chorus of Unknown Seas, while Gulag Party is oriental polka surf.
Get That Beat is a new independent label from Essex. Info:
www.getthatbeat.co.uk, www.facebook.com/theaquabarons en www.theaquabarons.bandcamp.com (Frantic Franky).


LET'S HAVE A DOO WOP CHRISTMAS
Koko Mojo, KM-CD-78
English version: see below

Dit had ik nog niet: een kerst CD met enkel doo-wop en aanverwanten uit de jaren '50, en dan vooral zwarte of in elk geval zwart klinkende doo-wop.
De CD opent gelijk met pure, klassieke meerstemmige doo-wop met belletjes in (het blanke!) Rudolph The Red Nosed Reindeer van The Melodeers en er volgt nog veel meer rock 'n' rollende doo-wop met Happy Holiday van The Shells, Jingle Jangle van The Penguins, Santa Claus Baby van The Voices, een tweede Rudolph The Red Nosed Reindeer nu door The Cadillacs, Rockin’ And Rollin’ With Santa Claus van The Hepsters, Merry Christmas van The Cameos, Hey Santa Claus van The Moonglows en Cool Cool Christmas van The Sabers. Doo-wop bestaat voor de helft uit ballads maar met kerstmis mag dat, en al dan niet medium tempo voorbeelden zijn Can This Be Christmas van The Falcons, Don’t Cry For Me This Christmas van The Marcels, Merry Christmas Darling van The Uniques, Just A Lonely Christmas van opnieuw The Moonglows, (It’s Gonna Be A) Lonely Christmas en What Are You Doing New Year's Eve van The Orioles, Christmas Letter van La Fets & Kitty (The La Fets?) en After New Year's Eve van The Heartbeats. Gonna Have A Merry Christmas van The Nic Nacs die eigenlijk The Robins waren aangevuld met zangeres Mickey Champion is een doo-woppende vocal harmony slow blues, en The Enchanters mambo-ën way down Mexico way in Mambo Santa Mambo. It’s Christmas Time van The Five Keys is een vocal harmony ballad, en als het dan toch vocal harmony moet zijn mag u ons altijd de meesterlijke Mills Brothers aanbieden, hier met I Believe In Santa Claus. Het is echter niet omdat het een bekende naam is dat het ook altijd goed is: The Platters klinken in Blue Christmas te poppy (popinvloed die we ook horen in Love For Christmas van The Ebonaires) en It’s Christmas Time Once Again is een popballade waarin Frankie Lymon wordt opgevoerd als crooner. Uptempo doo-wop even jubelend als gospel is Santa Claus Is Coming To Town van The Harmony Grits en ook het mooie Christmas Is Coming At Last van The Rhythm Kings heeft een gospel sfeertje. Tja, als hier bij ons zo in de kerk zou worden gezongen ging ik naar de middernachtsmis. Heel plechtig daarentegen zijn Christmas In Heaven van Billy Ward & the Dominoes en Let Christmas Ring van The Coolbreezers.
Veel bekende namen, dat had u al gemerkt, en sommige nummers zijn dan ook welbekend zoals White Christmas in de versie van The Drifters uit 1954 (minder bekend hier is de White Christmas uit 1948 van The Ravens die wellicht The Drifters vocaal inspireerde) maar de meerderheid van deze 30 tracks zijn goudklompjes voor de verzamelaar. De beste kerst CD van het jaar? Als je liefhebber bent van doo-wop zeker wel! Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)

 

Here's something I didn't have yet: a Christmas CD with nothing but fifties doo-wop and related styles, mostly black or at least black sounding doo-wop. The CD starts rightaway on a high with pure classic doo-wop with chimes and a wide range of vocal parts in (the white! ) Rudolph The Red Nosed Reindeer by The Melodeers, followed by much more rock 'n' rolling doo-wop such as Happy Holiday by The Shells, Jingle Jangle by The Penguins, Santa Claus Baby by The Voices, a second Rudolph The Red Nosed Reindeer this time by The Cadillacs, Rockin' And Rollin' With Santa Claus by The Hepsters, Merry Christmas by The Cameos, Hey Santa Claus by The Moonglows and Cool Cool Christmas by The Sabers. About half of all the doo-wop ever recorded is ballads but at Christmas we don't mind that and sometimes medium tempo examples here are Can This Be Christmas by The Falcons, Don't Cry For Me This Christmas by The Marcels, Merry Christmas Darling by The Uniques, Just A Lonely Christmas by the returning Moonglows, (It's Gonna Be A) Lonely Christmas and What Are You Doing New Year's Eve by The Orioles , Christmas Letter by La Fets & Kitty (The La Fets? ) and After New Year's Eve by The Heartbeats. Gonna Have A Merry Christmas by The Nic Nacs who were actually The Robins supplemented by female singer Mickey Champion is a doo-wopping vocal harmony slow blues, while The Enchanters mambo way down Mexico way in The Mambo Santa Mambo.
It's Christmas Time by The Five Keys is a vocal harmony ballad, and if it has to be vocal harmony you can always make us happy with the masterly Mills Brothers, here with I Believe In Santa Claus. However it's not because artists are well known that it automatically means it's good: The Platters sound too poppy in Blue Christmas (a pop influence we also hear in Love For Christmas by The Ebonaires) and It's Christmas Time Once Again is a pop ballad in which Frankie Lymon is groomed to be a crooner. Uptempo pop-wop as jubilant as gospel is Santa Claus Is Coming To Town by The Harmony Grits and also the beautiful Christmas Is Coming At Last by The Rhythm Kings has a gospel feeling. If this type of music would be sung in our churches I would be going to the midnight mass. Christmas In Heaven by Billy Ward & the Dominoes and Let Christmas Ring by The Coolbreezers on the other hand are very solemn.
Many well known names here as you already noticed and some songs are well known too like White Christmas in the 1954 version by The Drifters (less known here is the 1948 White Christmas by The Ravens which probably inspired The Drifters vocally), but the majority of these 30 tracks are gold nuggets for the collector. The best Christmas CD of the year? If you're a doo-wop lover, absolutely! Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)


THE ULTIMATE KOKO-MOJO CHRISTMAS PARTY
Koko Mojo, KM-CD-80
English version: see below

Koko Mojo grossiert in aan zwarte rock 'n' roll gerelateerde muziekstijlen en deze CD bevat 28 kerstsongs in vooral zwarte muziekstijlen want dat hoor je soms niet zo duidelijk, en dan vooral in heel diverse zwarte muziekstijlen. Zoals daar zijn: de swingende rock 'n' roll van Oscar McLollie's Dig That Crazy Santa Claus, Ron Holden's geinige Who Says There Ain’t No Santa Claus en het relaxt doo-woppende Christmas In Jail van The Youngsters. Rockin' "J" Bells van Little Bobby Rey is een leuke instro sax-gitaar versie van Jingle Bells die klinkt als een kruising tussen The Champs en het bekendere Twistin' Bells van Santo & Johnny, ware het niet dat Rey twee jaar eerder was. Er is de excellente Franstalige rocker Le Twist Du Père Noel van Eddy Mitchell & les Chaussettes Noires, zwarte rock 'n' roll is het dubbelzinnige laat-me-je-kerstboom-snoeien Trim Your Tree van Jimmy Butler, en It’s Christmas Time van Marvin & Johnny is een zwarte ballade. Iets helemaal anders is de Django Reinhardt cover Christmas Swing door Michel Warlop, krassende zigeunerswing met viool en vingervlugge akoestische gitaar, een instrumentaaltje dat an sich niets met kerst te maken heeft tenzij er een mij onbekend kerstliedje in verscholen zit.
Washboard Pete's Christmas Blues, Freddy King's Christmas Tears, Titus Turner's Christmas Morning en het uptempo boppende Happy New Year van Lightnin' Hopkins zijn authentieke blues, White Christmas Blues van Huey Piano Smith & the Clowns is dan weer geen blues maar doo-woppende New Orleans. Nog meer New Orleans klanken horen we in het opgewekte Mama's Twistin With Santa Claus van Mark Anthony. Poprock wordt opgediend door Jimmy Charles (I Saw Mommy Kissing Santa Claus), Dee Dee Ford (Good Morning Blues), Ray Agee (Merry Christmas My Love), Detroit Junior (This Time Last Christmas) en het bekende Jingle Bell Rock van Bobby Helms in de versie van The Platters. Er is early sixties met Christmas Song (Cadillac Baby) van Lee Jackson & the Cadillac Baby Specials en de meidenpop van Debbie & the Darnels en hun Santa Teach Me To Dance, en helemáál soul in the sixties zijn Lee Rogers' You Won’t Have To Wait Till Xmas, Little Jimmy Thomas' Sticks And Stones-achtige Deck The Halls (Fa La La La La) en Gary Walker's James Brown cover Santa's Got a Brand New Bag.
Frikandel speciaal zijn de humoristische beatnik dialoog sketch I Was A Teenage Reindeer uit 1959 tegen de achtergrond van een instrumentale sax versie van Jingle Bells door acteur Jim Backus, James Dean's vader in de film Rebel Without A Cause, en er is nog een tweede spoken word comedy single met Phil Moore's Chinchy Old Scrooge. Monster Holiday, origineel van Bobby "Boris" Pickett's Monster Mash LP, wordt hier in 1965 gecoverd door Lon Chaney Jr, de horror acteur die vooral bekend werd als The Wolf Man in de gelijknamige film uit 1941. Evenmin voor gevoelige magen: I Know What You Want For Christmas, dubbelzinnige orgel jazz van Kay Martin, de rondborstige nachtclubzangeres wier LP I Know What He Wants For Christmas... But I Don't Know How To Wrap It uit 1962 steevast wordt bovengehaald als het om incredibly strange kerstplaten en hoezen gaat. Samenvatting: variëteit troef, maar vervelen is er niet bij. Doe ze dus nog maar eens vol! Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)

 

Koko Mojo supplies black rock 'n' roll and its related music styles and this CD contains 28 christmas songs, mostly in black music styles (sometimes it's hard to distinguish), and especially in very diverse black music styles. Such as: the swinging rock 'n' roll of Oscar McLollie's Dig That Crazy Santa Claus, Ron Holden's funny Who Says There Ain't No Santa Claus and the relaxed doo-wopping Christmas In Jail by The Youngsters. Little Bobby Rey's Rockin' "J" Bells is a nice instro sax-guitar version of Jingle Bells that sounds like a cross between The Champs and the better known Twistin' Bells by Santo & Johnny, were it not for the fact that Rey was two years earlier. There is the excellent French rocker Le Twist Du Père Noel by Eddy Mitchell & les Chaussettes Noires, the ambiguous Trim Your Tree by Jimmy Butler is black rock 'n' roll, and It's Christmas Time by Marvin & Johnny is a black ballad. Something completely different is the Django Reinhardt cover Christmas Swing by Michel Warlop, squeaky gypsy swing with violin and flying fingers on the fretboard, an instrumental that has nothing to do with Christmas unless there's a Christmas song hidden in there that I don't know.
Washboard Pete's Christmas Blues, Freddy King's Christmas Tears, Titus Turner's Christmas Morning and the uptempo bopping Happy New Year by Lightnin' Hopkins are authentic blues, White Christmas Blues by Huey Piano Smith & the Clowns is not blues but doo-wopping New Orleans. More New Orleans sounds can be heard in Mark Anthony's cheerful Mama's Twistin With Santa Claus. Pop rock is served by Jimmy Charles (I Saw Mommy Kissing Santa Claus), Dee Dee Ford (Good Morning Blues), Ray Agee (Merry Christmas My Love), Detroit Junior (This Time Last Christmas) and Bobby Helms' well known Jingle Bell Rock in the version of The Platters. There's early sixties with Christmas Song (Cadillac Baby) by Lee Jackson & the Cadillac Baby Specials and girl group sounds by Debbie & the Darnels and their Santa Teach Me To Dance. Soulin' in the sixties are Lee Rogers' You Won't Have To Wait Till Xmas, Little Jimmy Thomas' Sticks And Stones-like Deck The Halls (Fa La La La) and Gary Walker's James Brown cover Santa's Got a Brand New Bag.
Special dishes are served by the humorous beatnik dialogue sketch I Was A Teenage Reindeer from 1959 by actor Jim Backus (James Dean's father in the movie Rebel Without A Cause) against the background of an instrumental sax version of Jingle Bells, and there is a second spoken word comedy single with Phil Moore's Chinchy Old Scrooge. Monster Holiday, originally from Bobby "Boris" Pickett's Monster Mash LP, is covered here in 1965 by Lon Chaney Jr, the horror actor who became best known as The Wolf Man in the 1941 film of the same name. Not for sensitive stomachs either: I Know What You Want For Christmas, ambiguous organ jazz by Kay Martin, the busty nightclub singer whose LP I Know What He Wants For Christmas... But I Don't Know How To Wrap It from 1962 is invariably mentioned when it comes to incredibly strange Christmas records and LP covers. Summary: a lot of variety here but it never gets boring. Fill 'em up please! Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)

19 november 2020

HEADIN' FOR THE CHRISTMAS BALL
Bear Family, BCD17611
English version: see below

Bear Family (D) brengt tot grote vreugde van de verzamelaars al een paar jaar kerst CD’s uit. Deze Christmas Ball met "31 swing and R 'n' B christmas crooners" uit 1940 tot 1967 opent gelijk met een hoogtepunt, de ronduit ge-wél-dige jiver Christmas Ball van Bill Darnell en het orkest van Georgie Auld die nog maar eens aanduidt hoe dicht rhythm 'n' blues boogie en big band swing bij elkaar lagen, een nummer uit 1951 perfect geknipt om gecoverd te worden door bijvoorbeeld Jackson Sloan. Shake Hands With Santa Claus toont hoe vlot Louis Prima al was in 1951 vóór Buona Sera in dit overgangsnummer tussen zijn jaren '30 en '40 jazz en zijn jaren '50 rockswing in. Nog meer big band swing is Louis Armstrong's Christmas In New Orleans. Christmas Is On Its Way van Bill Bronson's Overtones with Tommy Ferguson's Trio is female vocal harmony trio maar opnieuw uitermate swingend en de enige echte Andrews Sisters ontbreken niet met het minder bekende Jing-A-Ling Jing-A-Ling, een latere opname uit 1950 met een strijkersarrangement dat een konvooi elkaar opjagende kerstsledes evokeert. Het onvermijdelijke Jingle Bells krijgt een swingende uitvoering met tingel tangel ragtime piano door Knuckles O'Toole & the Brigadiers begeleid door het orkest van Enoch Light & the Light Brigade en It Ain't Snowin' Outside van opnieuw Bill Darnell en het orkest van Georgie Auld is een onweerstaanbaar nummer in Dean Martin-stijl waarvan je je afvraagt waarom het geen kerststandaard is geworden. Leroy Anderson, hier met zijn "Pops" Orchestra in het instrumentale Sleigh Ride, was zo te horen de André Rieu van de jaren '50, je ziet er zo een romantische film in technicolor met Cray Grant bij. En over de George Clooney van de jaren '40 en '50 gesproken: Christmas Lullaby is een gesproken nummer van Cary Grant op filmmuziek en de enige single die Cary Grant ooit uitbracht. Mickey Rooney zet zijn beste croonerbeentje voor in het Frosty The Snowman antwoord Susie The Snow Girl en een derde acteur is Jerry Lewis in zijn hoogdagen als filmkomiek ook met een spoken word plaatje, I've Had A Very Merry Christmas. Nog meer kerstkadootjes zijn Mister Santa van Dorothy Collins oftewel Mister Sandman met een kersttekst, en twee nummers van Kay Martin, de rondborstige nachtclubzangeres wier LP I Know What He Wants For Christmas... But I Don't Know How To Wrap It uit 1962 steevast wordt bovengehaald als het om incredibly strange kerstplaten en hoezen gaat. Op deze CD staan twee nummers uit die "adult entertainment" plaat, Come On Santa Let's Have A Ball en Santa's Doing The Horizontal Twist, bizarre jazzy orgelpop met dubbelzinnige teksten.
Met het uptempo Let It Snow Let It Snow Let It Snow van Jo Stafford zitten we middenin de crooners maar dat past uiteraard in de kerstsfeer van open haarden, guur weer met vallende sneeuwvlokken en het eerste aperitiefje om 10 uur 's ochtends. Beschaafde maar onweerstaanbare pré-war jazz swing uit 1941 horen we in Winter Weather met Peggy Lee als zangeres bij het orkest van klarinettist Benny Goodman en Dinah Washington's Ole Santa is een pure crooner die ondanks de titel niets Mexicaans heeft - ik neem aan dat het "ouwe" santa is en niet olé. Geen kerstmis maar wel een toepasselijke wintercrooner is de warme chocomelk drinkende Hotta Chocolata van Dave King & the Keynotes. Van crooner naar cha cha cha en mambo was in die dagen slechts een kleine danspas en voorbeelden zijn Winter Wonderland Cha Cha van Tina Robin in Edmundo Ros stijl en het doo-woppende Mambo Santa Mambo van The Enchanters. In de door science fiction en vliegende schotels geobsedeerde fifties kwam in de poppy kinderliedjes Zoomah The Santa Claus From Mars van Barry Gordon (1956, hij had een klein rolletje in de film The Girl Can't Help It) en Outer Space Santa van The Lennon Sisters & Lawrence Welk (1958) de kerstman niet van de noordpool maar uit de ruimte. En in Here Comes Santa Claus In A Red Canoe van The Surfers komt ie uit het zonnige Hawaii! Voor volwassenen die zoals ik kind zijn gebleven is Rudolph The Red-Nosed Reindeer waarin Fred Waring & the Pennsylvanians allerlei dingen kapot laten vallen en we de geluiden van alle dieren in de kerststal horen, maar dan in heel filmische muziek, niet in de chaotische anarchistische traditie van Spike Jones.
Christmas Time Blues van Roy Milton uit 1950 is de bluesy variant van de big band swing met piano als hoofdinstrument begeleid door een bedje slurpende blazers. Christmas Blues van het Ramsey Lewis Trio zou je eventueel kunnen beschouwen als blues maar is eigenlijk een goeie jazz instrumental op piano die uitgezonderd de kerstbelletjes niets met kerst van doen heeft. Hun What Are You Doing New Year's Eve is eerder easy listening piano met een strijkersorkest zonder kerstbelletjes. Vooroorlogs instrumentaal ge-fingerpick en ge-klarinet is Noël Blues van het orkest van Noël Chiboust met op gitaar Django Reinhardt uit 1940 dat niets met kerstmis noch met blues te maken heeft. Of verwijst die "noël", het Franse woord voor kerstmis, naar de voornaam van orkestleider Noël Chiboust? Wél echte rhythm 'n' blues swing is het erg geslaagde en voor 1948 bijzonder sterke Happy New Year Baby van Johnny Otis met Lem Talley en Cathy Cooper op zang en Big Jay McNeely op sax.
Samenvatting want we moeten aan de feestdis: heel veel crooner, nauwelijks rhythm 'n' blues, totaal geen rock 'n' roll en bij momenten absoluut corny, maar in een themagenre waarin de budget CD'tjes meestal zo onoordeelkundig als een tang op een varken bij elkaar gegooid lijken is dit een verbazingwekkend consistente compilatie met een voorbeeldig CD boekje van 24 pagina’s met track-per-track nota’s en nostalgische illustraties, uitstekend tegengif voor de gebruikelijke White Christmas Frank Sinatra en Bing Crosby als u het beschaafd wil houden bij het kerstdiner. Doe mij nog maar een gluhwijn!
Er is ook een samenvatting van 14 songs van deze CD uit op rood vinyl (BAF18070).
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

 

Bear Family (D) has been releasing Christmas CDs for a couple of years now, much to the delight of us collectors. This Christmas Ball with "31 swing and R 'n' B christmas crooners" from 1940 to 1967 opens rightaway with a highlight, the simply fantastic jiver Christmas Ball by Bill Darnell and the orchestra of Georgie Auld, a song that once again shows how close rhythm 'n' blues boogie and big band swing were to each other in this tune from 1951 perfectly fit to be covered by for example Jackson Sloan. Shake Hands With Santa Claus proves how smooth Louis Prima already was in 1951 before Buona Sera in this transition song in between his thirties and forties jazz and his fifties rock swing. More big band swing is Louis Armstrong's Christmas In New Orleans. Christmas Is On Its Way by Bill Bronson's Overtones with Tommy Ferguson's Trio is female trio vocal harmony but again extremely swinging and the one and only Andrews Sisters are not absent with the lesser known Jing-A-Ling Jing-A-Ling, a later recording from 1950 with a string arrangement that evokes a convoy of Christmas sleighs. The inevitable Jingle Bells is given a swinging interpretation on ragtime piano by Knuckles O'Toole & the Brigadiers backed by the orchestra of Enoch Light & the Light Brigade and It Ain't Snowin' Outside by once again Bill Darnell and the orchestra of Georgie Auld is an irresistible Dean Martin styled song that makes you wonder why it didn't become a Christmas standard. Leroy Anderson, here with his "Pops" Orchestra on the instrumental Sleigh Ride, could be considered the André Rieu of the 1950s as he conjures up images of romantic technicolor movies with Cray Grant. And speaking of the George Clooney of the forties and fifties: Christmas Lullaby is a spoken word song by Cary Grant against a background of film music, the only single Cary Grant ever released. Mickey Rooney puts his best crooner foot forward in the Frosty The Snowman answer Susie The Snow Girl and a third actor is Jerry Lewis in his heydays as a film comedian with another spoken word record, I've Had A Very Merry Christmas. Christmas goodies are Mister Santa by Dorothy Collins which is Mister Sandman with Christmas lyrics, and two songs by Kay Martin, the big breasted nightclub singer whose LP I Know What He Wants For Christmas... But I Don't Know How To Wrap It from 1962 is always mentioned when it comes to incredibly strange Christmas records and covers. This CD contains two songs from that "adult entertainment" album, Come On Santa Let's Have A Ball and Santa's Doing The Horizontal Twist, bizarre jazzy organ pop with ambiguous lyrics.
With the uptempo Let It Snow Let It Snow by Jo Stafford we head straight into crooner territory which of course fits right in the Christmas atmosphere of fireplaces, bleak weather with snowflakes falling and the first aperitif at 10 AM. Civilized but irresistible pre-war jazz swing from 1941 is Winter Weather with Peggy Lee as the featured singer in the orchestra of clarinet player Benny Goodman and Dinah Washington's Ole Santa is a pure crooner which despite the title has nothing Mexican - I assume it's "old" santa and not olé. Not Christmas but an appropriate winter crooner is the hot chocolate drinking Hotta Chocolata by Dave King & the Keynotes. From crooner to cha cha cha and mambo was just a small dance step in those days and examples are Winter Wonderland Cha Cha by Tina Robin in Edmundo Ros style and the doo-wopping Mambo Santa Mambo by The Enchanters. In the science fiction and flying saucers obsessed 1950s Santa didn't come from the North Pole but from space in the poppy children's songs Zoomah The Santa Claus From Mars by Barry Gordon (1956, he had a small role in the movie The Girl Can't Help It) and Outer Space Santa by The Lennon Sisters & Lawrence Welk (1958). In Here Comes Santa Claus In A Red Canoe by The Surfers he even comes from sunny Hawaii! For adults who remained children like me is Rudolph The Red-Nosed Reindeer in which Fred Waring & the Pennsylvanians drop all sorts of things and we hear the sounds of all the animals in the nativity scene, but with very cinematic music, not in the chaotic anarchic tradition of Spike Jones.
Christmas Time Blues by Roy Milton from 1950 is the bluesy variant of the big band swing with piano as the main instrument accompanied by lazy horns. Christmas Blues by the Ramsey Lewis Trio could probably be considered blues but is actually a quite good jazz instrumental on the piano that except for the Christmas chimes has nothing to do with Christmas. Their What Are You Doing New Year's Eve on the other hand is rather easy listening piano with a string orchestra without Christmas chimes. Pre-war instrumental fingerpicking and clarineting is Noël Blues from 1940 by the orchestra of Noël Chiboust with Django Reinhardt on guitar which has nothing to do with Christmas nor with blues. Or does this "noël", the French word for Christmas, refer to the first name of conductor Noël Chiboust? True rhythm 'n' blues swing is the excellent and for 1948 particularly strong Happy New Year Baby by Johnny Otis featuring Lem Talley and Cathy Cooper on vocals and Big Jay McNeely on sax.
Let's hurry up because the christmas table awaits us: this CD offers a lot of crooners, hardly any rhythm 'n' blues and absolutely no rock 'n' roll and sounds at times real corny, but in a thematic genre where budget CDs usually seem thrown together at random, this is an amazingly consistent compilation with an exemplary 24-page CD booklet with track-per-track notas and nostalgic illustrations, an excellent antidote to the usual White Christmas Frank Sinatra and Bing Crosby tunes if you want to keep things civilized at the Christmas dinner. I'll have another eggnog!
14 songs from this CD are also available on red vinyl (BAF18070). Info:
www.bear-family.com (Frantic Franky)


CHRISTMAS ON THE RANGE
Bear Family, BCD17612
English version: see below

Deze opvolger van Bear Family's Christmas On The Countryside (BCD17508) uit 2017 focust niet op countrybop en hillbilly boogie maar op de zeemzoeterige variant van de country: Bob Wills' When It's Christmas On The Range (zang: Jack Lloyd) en het naar de tweede wereldoorlog refererende Empty Chair At The Christmas Table (zang: Tommy Duncan) uit 1945 zijn géén western swing (toegegeven, zijn Santa's On His Way (zang: Jack Lloyd) is dan weer wel ragtime western swing), The Louvin Brothers' It's Christmas Time, Little Jimmy Dickens' No Place Like Home On Christmas, Tex Ritter's Christmas Carols By The Old Corral en Kitty Wells' Christmas Ain't Like Christmas Anymore. Ray Salter & the Twin City Playboys' Christmas Decoration, George Morgan's Blue Snowfall en Eddy Arnold's Christmas Can't Be Far Away zijn standaard routineuze country, uptempo werk is er met het fingerpickende Jolly Old St. Nicholas van Montana Slim (het Amerikaanse pseudoniem van Canadees Wilf Carter) met orgel als hoofdinstrument. Het vaste blik kerstklassiekers worden onder dik gehandschoende handen genomen door Gene Autry met zijn originele auteursversie van Here Comes Santa Claus uit 1947, neuzelaar Ernest Tubb met White Christmas, Jim Reeves op z'n gladst in Blue Christmas, Red Foley met drie van zijn dochters als The Little Foleys met orgel en ouderwetsch jazzke in Rudolph The Red-Nosed Reindeer, Skeeter Davis met Santa Claus Is Coming (To Town) en Bill Monroe met zijn bluegrass original van Christmas Time's A-Coming uit 1951. Home At Christmas is klaaglijke bluegrass van Nelson Young uit 1962, een paar zonnestelsels verwijderd van zijn primitieve bopper Rock Old Sputnik uit 1958. De in 1956 negen jaar jonge Brenda Lee is op haar schattigst in I'm Gonna Lasso Santa Claus, en uit de band springen Billy Briggs met de country boogie North Pole Boogie met satanische lach en de honky tonker New Baby For Christmas van George Jones met muziekdoos, muziekdoos die ook terugkomt in het walsje The Night Before Christmas In Texas That is van Wilf Carter. The Prairie Ramblers maken van Jingle Bells een square dans in Cowboy Santa Claus en Snowflakes van Cliff Bruner & his Texas Wanderers (zang: gitarist Buddy Duhon) is western swing. We Wanna See Santa Do The Mambo van Truck Driving Man Terry Fell is geen mambo maar vlotte hillbilly boogie en een van de beste nummers op deze CD. Afsluiter I Wish Every Day Was Christmas van opnieuw Ray Salter & the Twin City Playboys is een goeie hoempaboogie, maar wat betekent in godsnaam "I wish every day was christmas and christmas came every week"?
Oordeel: veel bekende countrynamen (volgens mij nam elke countryartiest ooit wel een kerst LP op) maar inzake muzikale kerstboompieken een beetje een oneven CD. Gelukkig maakt het gebruikelijke luxueuze Bear Family booklet van 24 pagina’s veel goed. Door de rustige aard van de meeste van de 26 tracks 1945-1963 is dit echter meer achtergrondmuziek als party time... maar daardoor wel ideaal voor bij de kater daags ná het kerstdiner. Doe mij dus nog maar een cava!
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

This successor to Bear Family's Christmas On The Countryside (BCD17508) from 2017 does not focus on country bop and hillbilly boogie but on the sugary sweet version of country music with Bob Wills' When It's Christmas On The Range (vocals: Jack Lloyd) and Empty Chair At The Christmas Table (vocals: Tommy Duncan) from 1945 which refers to world war II are not western swing (though admittedly his Santa's On His Way (vocals: Jack Lloyd) is indeed ragtime western swing), The Louvin Brothers' It's Christmas Time, Little Jimmy Dickens' No Place Like Home On Christmas, Tex Ritter's Christmas Carols By The Old Corral and Kitty Wells' Christmas Ain't Like Christmas Anymore. Ray Salter & the Twin City Playboys' Christmas Decoration, George Morgan's Blue Snowfall and Eddy Arnold's Christmas Can't Be Far Away are standard routine country, uptempo stuff is the fingerpicking Jolly Old St. Nicholas sung by Montana Slim (the American pseudonym of Canadian Wilf Carter) with an organ as its main instrument. There's all the usual christmas suspects with Gene Autry's original author's version of Here Comes Santa Claus from 1947, Ernest Tubb singing White Christmas through his nose, Jim Reeves at his smoothest in Blue Christmas, Red Foley starring three of his daughters as The Little Foleys with organ and old-fashioned musical accompaniment in Rudolph The Red-Nosed Reindeer, Skeeter Davis with Santa Claus Is Coming (To Town) and Bill Monroe's bluegrass original of Christmas Time's A-Coming from 1951. Home At Christmas is plaintive bluegrass by Nelson Young from 1962, several solar systems removed from his primitive Rock Old Sputnik bopper from 1958. Nine-year-old Brenda Lee was in 1956 at her cutest in I'm Gonna Lasso Santa Claus, and the star attractions here are Billy Briggs' country boogie North Pole Boogie with satanic laughter and George Jones' honky tonker New Baby For Christmas that features the sounds of a music box, which also turns up in Wilf Carter's waltz The Night Before Christmas In Texas That is. The Prairie Ramblers turn Jingle Bells into a square dance in Cowboy Santa Claus and Snowflakes by Cliff Bruner & his Texas Wanderers (vocals: guitarist Buddy Duhon) is western swing. We Wanna See Santa Do The Mambo by Truck Driving Man Terry Fell is not mambo but smooth hillbilly boogie and one of the best songs here. The CD ends with I Wish Every Day Was Christmas, another Ray Salter & the Twin City Playboys track, this one being a nice polonaise boogie, but what the hell does "I wish every day was christmas and christmas came every week" mean?
Conclusion: a lot of famous country names (it seems like every country artist recorded at least one Christmas album) but in terms of musical highlights a bit uneven, though the CD gets extra points thanks to the usual luxurious 24-page Bear Family CD booklet. Because of the quiet nature of most of the 26 tracks 1945-1963 this is more background music than party time ... but that makes it ideal to cure your hangover the day after the Christmas dinner. Guess in that case I'll have another case of cava! Info:
www.bear-family.com (Frantic Franky)


CHRISTMAS TIME'S A-COMIN'
COME ON BABY IT'S CHRISTMAS

Atomicat, ACCD028 & Atomicat, ACCD085
English version: see below

Te gek: Rhythm Bomb (D) weet te melden dat hun best verkopende CD’s de kerst-CD’s zijn! Dat vraagt om een nieuwe lading, zoals deze Christmas Time's A-Comin' dat de ondertitel "A Hillbilly Christmas" draagt doch vooral veel traditionele standaard country uit de oude dan wel zeer oude doosch bevat als Christmas Ain't Like Christmas Anymore van Kitty Wells (ze komt nog twee keer voorbij met Dasher With A Light Upon His Tail en Always In A Manger), Jimmy Wakely's That's Santa Claus die op een militaire trompet blaast, Christmas Carols By The Old Corral van Wesley Tuttle, My Angel Isn‘t On My Christmas Tree van Jimmy Heap en zelfs een pré-Comets Bill Haley in 1951 met zijn Saddlemen in A Year Ago This Christmas. In een aartsconservatief genre als de countrymuziek is het wellicht logisch dat veel van dit materiaal poppy variété is zoals Gene Autry's Up On The Housetop (Ho Ho Ho), Elton Brit's (Before You Know It) Christmas Will Be Here, Tennessee Ernie Ford's Jingle-O-The Brownie, Martha Carson's Christmas Time Is Here, George Morgan's Blue Snowfall, Roy Drusky's Jolly Old Saint Nicholas, Dick Thomas' Christmas In The Country en Why Daddy van Rex Allen & Janice Klein. Ernest Tubb komt vier keer langs met I'm Trimming My Christmas Tree With Teardrops, het zo te horen recentere Christmas Is Just Another Day For Me (gekopieerd van een plaat die je hoort verspringen!) en op zijn neuzeligste zelf in White Christmas en het van een kermisorgel voorziene Blue Christmas. Daarmee zijn we bij de absolute kerstklassiekers aanbeland want die ontbreken niet, met vriendelijke dank aan Margaret Whiting & Jimmy Wakely (Silver Bells), de in 1956 zestienjarige Dallas Frazier die met een kinderstemmetje Jingle Bells zingt, een zo ouderwetsch Here Comes Santa Claus dat Cliffie Stone er nog een accordeon bijsleurt, en Christmas Time's A-Comin' in de originele bluegrass uitvoering uit 1951 van Bill Monroe. Traditionele doch erg modern klinkende bluegrass is Old Fashioned Christmas van ex-Bill Monroe's Blue Grass Boys Jimmy Martin.
De winnaars zijn George Jones die een muziekdoosje opentrekt in New Baby For Christmas (zijn Lonely Christmas Call is meer standaard country en zo te horen ook enkele jaren recenter) en Billy Briggs die in North Pole Boogie klinkt als de Robert Mitchum in The Night Of The Hunter versie van Tennessee Ernie Ford. Dat door merg en been snijdend satanisch gelach! Gelukkig kan er ook smákelijk gelachen worden met Homer & Jethro's Santy Baby, een parodie op Eartha Kitt's Santa Baby. Constaclusie: veel standaard country maar te weinig uitschieters zoals de medium tempo hillbilly boogie Santa Claus' Boogie Song van The Ridge Runners of Tex Williams' vlotte western swinger The Winter Song (Look Out The Window), en daarom jammer genoeg enkel aan te raden voor de countryamateurs onder u, niet voor de volbloed rock 'n' rollers.
Dit alles geldt evenzeer voor Come On Baby It's Christmas, ondertitel "More Hillbilly Christmas". De hoofdmoot van de 30 tracks zijn immers standaard oubollige country (Kitty Wells' Santa's On His Way, Eddy Arnold's C-H-R-I-S-T-M-A-S, Elton Britt & the Pinetoppers' Christmas In November, Molly Bee's Willy Claus (Little Son Of Santa Claus), Red Sovine's Christmas Alone en Dear Mr Santa Claus, Ernest Tubb's Blue Snowflakes, Red Foley & Judy Martin's Our Christmas Waltz, Rosemary Clooney & Gene Autry's Look Out The Window, Bill Haley & the Saddlemen's A Year Ago This Christmas A-kant I Dont Want To Be Alone This Christmas), aangevuld met variéte (Molly Bee's I Saw Mommy Kissing Santa Claus met accordeon, Dallas Frazier's Jingle-O-The Brownie met barrelhouse piano, Eddie Cletro's Give Me An Old Fashioned Christmas, Gene Autry's Thirty-Two Feet Eight Little Tails, Ray Haney's Story Of A Christmas Tree) of gewoon plechtige kerstmuziek (Jimmy Dean's When They Ring Those Golden Bells, Lou Dinning's Blue December). Klassiekers van dienst zijn Gene Autry's originele hoempapa uitvoering van Here Comes Santa Claus uit 1947, een plechtig Silent Night door Kitty Wells, een dromerig White Christmas door Les Paul & Mary Ford en de geweldige instrumentale piano square dans Jingle Bell Polka van The Pinetoppers. All That I Want For Christmas van Rusty Wellington is bizarre orgelpolka en de prijs voor het nummer dat in de meeste categorieën valt is George Jones' My Mom And Santa Claus dat zowel kerstmis als teen rock als twist is. In Maybe Next Christmas is George Jones daarentegen op zijn klaaglijkst terwijl de in 1956 negen jaar jonge Brenda Lee op haar schattigst is in I'm Gonna Lasso Santa Claus. Positieve uitschieters zijn het Hawaiiaanse Christmas Island van Rob Atcher & the Dinning Sisters (hun Blue Christmas is helaas al een pak traditioneler), de gestroomlijnde hillbilly bop Santa Bring My Baby Back van Bev Munro & the Rhythm Rascals en de proto-rock 'n' roll hillbily boogie Come On Baby It's Christmas van Sandy Center.
Oordeel: een samenvatting van het beste van deze twee CD’s had één betere CD opgeleverd, maar de verzamelaars zullen duimen en vingers aflikken terwijl ze hun discografieën afvinken. Doe mij ondertussen nog maar een rood wijntje!
Info: www.atomi-c.at (Frantic Franky)

Ain't that something: Rhythm Bomb (D) informs us that their best selling CDs are their Christmas CDs! That calls for another load, like this Christmas Time's A-Comin' which is subtitled "A Hillbilly Christmas" but contains a lot of traditional standard country fare from days long gone by such as Kitty Wells' Christmas Ain't Like Christmas Anymore (she'll drop by twice again with Dasher With A Light Upon His Tail and Always In A Manger), Jimmy Wakely's That's Santa Claus who's blowing a military trumpet, Wesley Tuttle's Christmas Carols By The Old Corral, Jimmy Heap's My Angel Isn't On My Christmas Tree and even a pre-Comets Bill Haley in 1951 with his Saddlemen in A Year Ago This Christmas. In a conservative genre like country music it seems logical that much of this material turns out to be all round popular variety entertainment like Gene Autry's Up On The Housetop (Ho Ho Ho), Elton Brit's (Before You Know It) Christmas Will Be Here, Tennessee Ernie Ford's Jingle-O-The Brownie, Martha Carson's Christmas Time Is Here, George Morgan's Blue Snowfall, Roy Drusky's Jolly Old Saint Nicholas, Dick Thomas' Christmas In The Country and Rex Allen & Janice Klein's Why Daddy. Ernest Tubb shows up four times with I'm Trimming My Christmas Tree With Teardrops and the more recent sounding Christmas Is Just Another Day For Me (copied from a record that you can actually hear skipping! ), and having a colourful christmas singing White Christmas and Blue Christmas through his nose, teh latter sporting a fairground organ. This brings us to the absolute Christmas classics, graciously supplied by Margaret Whiting & Jimmy Wakely (Silver Bells), Dallas Frazier who was sixteen years old in 1956 singing Jingle Bells with a children's voice, Cliffie Stone's version of Here Comes Santa Claus that's so old fashioned that he adds an accordion, and Christmas Time's A-Comin' in Bill Monroe's original 1951 bluegrass performance. Traditional yet modern sounding bluegrass is Old Fashioned Christmas by ex-Bill Monroe's Blue Grass Boys Jimmy Martin.
The winners are George Jones who opens a music box in New Baby For Christmas (his Lonely Christmas Call is a couple years more recent sounding standard country) and Billy Briggs who sounds like the Robert Mitchum in The Night Of The Hunter version of Tennessee Ernie Ford in North Pole Boogie with its satanic laughter! Luckily there's also some healthy laughs with Homer & Jethro's Santy Baby, a parody of Eartha Kitt's Santa Baby. Conclusion: a lot of standard country and not enough highlights like the medium tempo hillbilly boogie Santa Claus' Boogie Song by The Ridge Runners and Tex Williams' smooth western swinger The Winter Song (Look Out The Window). That unfortunately means we can only recommend this to the country fans among you, not to you hardcore rock 'n' rollers.
All this applies also to Come On Baby It's Christmas, subtitled "More Hillbilly Christmas". Most of the 30 tracks are standard old fashioned country (Kitty Wells' Santa's On His Way, Eddy Arnold's C-H-R-I-S-T-M-A-S, Elton Britt & the Pinetoppers' Christmas in November, Molly Bee's Willy Claus (Little Son Of Santa Claus), Red Sovine's Christmas Alone and Dear Mr. Santa Claus, Ernest Tubb's Blue Snowflakes, Red Foley & Judy Martin's Our Christmas Waltz, Rosemary Clooney & Gene Autry's Look Out The Window, Bill Haley & the Saddlemen's A Year Ago This Christmas' A-side I Dont Want To Be Alone This Christmas), mixed with variety (Molly Bee's I Saw Mommy Kissing Santa Claus with accordion, Dallas Frazier's Jingle-O-The Brownie with barrelhouse piano, Eddie Cletro's Give Me An Old Fashioned Christmas, Gene Autry's Thirty-Two Feet Eight Little Tails, Ray Haney's Story Of A Christmas Tree) and plain solemn Christmas music (Jimmy Dean's When They Ring Those Golden Bells, Lou Dinning's Blue December). Classics include Gene Autry's ragtime polka original of Here Comes Santa Claus from 1947, a solemn Silent Night by Kitty Wells, a dreamy White Christmas by Les Paul & Mary Ford and the great instrumental piano square dance Jingle Bell Polka by The Pinetoppers. All That I Want For Christmas by Rusty Wellington is bizarre organ polka and the prize for the song that falls into most categories is George Jones' My Mom And Santa Claus which is at the same time christmas, teen rock and twist. In Maybe Next Christmas on the other hand George Jones sings at his most plaintive while nine-year-old Brenda Lee was in 1956 at her cutest in I'm Gonna Lasso Santa Claus. Highlights include the Hawaiian Christmas Island by Rob Atcher & the Dinning Sisters (their Blue Christmas is unfortunately a lot more traditional), the streamlined hillbilly bop Santa Bring My Baby Back by Bev Munro & the Rhythm Rascals and the proto-rock 'n' roll hillbily boogie Come On Baby It's Christmas by Sandy Center.
Conclusion: a summary of the best of these two CDs would have made for one better CD, but the collectors will lick their thumbs and fingers as they tick off their discographies. In the meantime I guess I'll have another red wine!
Info:
www.atomi-c.at (Frantic Franky)


HEY LITTLE ONE, THE VERY BEST OF DORSEY BURNETTE 1958-1962/ DORSEY BURNETTE
Jasmine, JASCD1059
English version: see below

De in 1979 op 46-jarige leeftijd aan een hartaanval overleden Dorsey Burnette resideert als de anderhalf jaar oudere broer van Johnny Burnette en als contrabassist van Johnny Burnette & the Rock 'n' Roll Trio in het pantheon van de rock 'n' roll legendes. Zijn bekendste songs zijn evenwel Great Shakin' Fever dat tussen rockabilly en highschool hangt en het highschool nummer Tall Oak Tree. Dorsey Burnette bracht massa’s singles uit op massa’s labels (en de CD gaat dan nog voorbij aan zijn duo singles met broer Johnny als The Burnette Brothers, The Texans en The Shamrocks) en deze 34 tracker bevat bijna al zijn singles tot 1962: volgens ons ontbreken alleen zes B-kantjes en één A-kant.
De CD opent met één Johnny Burnette & the Rock 'n' Roll Trio nummer, Midnight Train uit 1956, geen hardcore rockabilly maar een melodieuze uptempo western ballade waarop Dorsey lead zong, overigens niet de enige Rock 'n' Roll Trio song waarop Dorsey de zang voor zijn rekening nam: Sweet Love On My Mind bijvoorbeeld staat hier niet op. Wat er wel op staat zijn zijn beste rock 'n' roll opnames zoals de melodieuze rockabilly Let's Fall In Love, de mysteriebilly The Devil's Queen en de supersnelle rock 'n' roll stroll Bertha Lou, in 1957 op Surf Records trouwens de originele versie van dat nummer met Johnny Burnette op backing vocals. Omdat Dorsey nog onder contract stond bij Coral trok Surf de single in en plakte er de stem van Johnny Faire, de latere Donnie Brooks, overheen. Bertha Lou B-kant Til The Law Says Stop is goeie cleane rockabilly die de overgang vormt tussen het Rock 'n' Roll Trio en highschool, en een ander overgangsnummer was het (met wat fantasie) net als Circle Rock op Ricky Nelson leest (de Burnettes schreven voor de Rickster Waitin’ in School, Believe What You Say en It’s Late) geschoeide Way In The Middle Of The Night. Het bekende Great Shakin' Fever uit 1961 vormde op zijn beurt de overgang tussen rock 'n' roll en highschool. At A Distance is - the shape of things to come - een dromerige countrysleper met Hawaiiaanse steel, en ook in Jungle Magic, de mambobilly op de B-kant daarvan, lag de jungle in Hawaii.
Dorsey Burnette tekende in 1958 bij Imperial Records met de plechtige ballade Try en de medium tempo stroll Misery met bluesy gitaar (James Burton) terwijl het treinritme op de drums en wat klinkt als een banjo het medium tempo boemeltreintje Lonely Train redden van het station der middelmatigheid. Het was evenwel op Era Records dat Dorsey Burnette begin 1960 zijn eerste en uiteindelijke grootste hit scoorde met de plechtige in violen gedrenkte folky countrypop single Tall Oak Tree waarvan B-kant Juarez Town (eigenlijk gewoon Tall Oak Tree sneller gespeeld south of the border) duidelijk de mosterd haalde bij Ritchie Valens' La Bamba. Hey Little One was een bescheidener hitje dat een Roy Orbison tintje gaf aan het muzikale (zij het niet tekstuele) Mexicaanse gunfighter ballad thema. De B-kant daarvan haalde het aloude Big Rock Candy Mountain uit het oldtimey circuit en gaf het een highschool invulling die mijlenver verwijderd is van de humoristische cool die The Beat Farmers het nummer bezorgden in 1986. Nog meer highschool horen we in That's Me Without You, Your Love, Lucy Darlin', Hard Rock Mine, The Boys Kept Hangin' Around en The Ghost Of Billy Malloo, dat laatste in 1960 met western toets en spookachtige violen, hoewel de geest uit de titel enkel figuurlijk een spook is, de herinnering van het lief van de protagonist aan haar vorige vriendje dat verdronk - net zoals broer Johnny Burnette vier jaar later zou verdrinken. Highschool evolueerde al snel tot pop (Black Roses, Back To Nature, I'm A Waitin' For Ya Baby, het aan Gene McDaniels' A Hundred Pounds Of Clay herinnerende Feminine Touch) en dramatische crooner ballades met van emotie trillende stem (Dying Ember, Rolling Restless Stones), vaak vervuld van duistere symboliek als The River And The Mountain en This Hotel. House With A Tin Roof is een aangename rustige medium tempo pianoboogie, Rainin' uit 1961 is Slim Harpo's Rainin' In My Heart (voor mij het beste bluesnummer ooit van de beste bluesartiest ooit, al zal het theoretisch wel swamppop zijn) als highschoolpop zonder Harpo's mondharmonica maar met Anita Kerr Singers-achtige backing vocals en Dorsey Burnette's typische brekende stem vol snikken en knikken.
Dit is de beste en compleetste samenvatting van Dorsey Burnette's fifties en early sixties werk, te omschrijven als meer dramatiek dan rock 'n' roll, maar Dorsey Burnette was zo'n kundige vertolker dat het ten allen tijde de moeite blijft. Alle nummers hier hebben wel iéts (een kerstsfeertje bijvoorbeeld) en ik hoor echo’s van Charlie Rich en de kiemen van wat Gene Pitney zou gaan doen.

Info:
www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

Dorsey Burnette, who died of a heart attack in 1979 at the age of 46, belongs up there in the pantheon of rock 'n' roll legends as the one and a half year older brother of Johnny Burnette and as the double bass player of Johnny Burnette & the Rock 'n' Roll Trio. His best known songs however are Great Shakin' Fever that hangs in between rockabilly and highschool and the highschool song Tall Oak Tree. Dorsey Burnette released loads of 45s on loads of labels (not to mention his duo singles with brother Johnny as The Burnette Brothers, The Texans and The Shamrocks) and this 34 track CD contains almost all his solo singles until 1962: at first sight only six B-sides and one A-side seem to be missing. The CD takes off with one Johnny Burnette & the Rock 'n' Roll Trio song, Midnight Train from 1956, not hardcore rockabilly but a melodic uptempo western ballad on which Dorsey sang lead, not the only Rock 'n' Roll Trio song on which Dorsey sang by the way: Sweet Love On My Mind for example is another one which is not on this CD. What is on the CD is his best rock 'n' roll recordings like the melodic rockabilly Let's Fall In Love, the mysterybilly The Devil's Queen and the super fast rock 'n' roll stroll Bertha Lou, in 1957 on Surf Records the original version of this song with Johnny Burnette on backing vocals. Surf withdrew the single because Dorsey was still under contract to Coral and added the voice of Johnny Faire, who later became Donnie Brooks, on top of Dorsey's. Bertha Lou B-side Til The Law Says Stop is good clean rockabilly that forms the transition between the Rock 'n' Roll Trio and highschool, and another transitional track was the Ricky Nelson styled (the Burnettes wrote Waitin' in School, Believe What You Say and It's Late for the Rickster) Way In The Middle Of The Night, while Circle Rock is another song which with some imagination can be considered in the Ricky Nelson mould. The well known Great Shakin' Fever from 1961 formed in turn the transition between rock 'n' roll and highschool. At A Distance is - the shape of things to come - a dreamy country slow with Hawaiian steel, and also in Jungle Magic, the mambobilly on the B-side, the jungle was located in Hawaii.
Dorsey Burnette signed with Imperial Records in 1958 with the solemn ballad Try and the medium tempo stroll Misery with bluesy guitar (James Burton) while the train rhythm on the drums and what sounds like a banjo save the medium tempo Lonely Train from mediocrity. It was on Era Records in the beginning of 1960 however that Dorsey Burnette scored his first and what turned out his biggest hit with the solemn violin soaked folky country pop single Tall Oak Tree, the B-side of which, Juarez Town (basically Tall Oak Tree played faster south of the border), was obviously inspired by Ritchie Valens' La Bamba. Hey Little One was a more modest hit that added a touch of Roy Orbison to the musical (though not lyrical) Mexican gunfighter ballad theme. Its B-side took the ancient Big Rock Candy Mountain out of the oldtimey circuit to give it a highschool interpretation miles apart from the humorous cool The Beat Farmers gave the song in 1986. We hear more highschool in That's Me Without You, Your Love, Lucy Darlin', Hard Rock Mine, The Boys Kept Hangin' Around and The Ghost Of Billy Malloo, the latter in 1960 with a western touch and haunting violins, though the ghost from the title is only figuratively a phantom, the protagonist's sweetheart's memory of her previous boyfriend who drowned - just like brother Johnny Burnette would drown four years later. Highschool quickly evolved into pop (Black Roses, Back To Nature, I'm A Waitin' For Ya Baby, The Feminine Touch which is reminiscent of Gene McDaniels' A Hundred Pounds Of Clay) and dramatic crooner ballads with vocal chords vibrating with emotion (Dying Ember, Rolling Restless Stones), songs often filled with dark symbolism such as The River And The Mountain and This Hotel. House With A Tin Roof is a pleasant easy going medium tempo piano boogie, 1961's Rainin' is Slim Harpo's Rainin' In My Heart (for my money the best blues song ever by the best blues artist ever, although theoretically it would probably qualify as swamp pop) done as highschool pop without Harpo's harmonica but with Anita Kerr Singers-like backing vocals and Dorsey Burnette's typical breaking and sobbing voice.
This is the best and most complete summary of Dorsey Burnette's fifties and early sixties work, in general more dramatic than rock 'n' roll, but Dorsey Burnette was such a skillful performer that it's always worth your while. All these songs have something (a Christmas atmosphere for example) and I hear echos of Charlie Rich and the germs of what Gene Pitney would soon be doing.
Info:
www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


WILDCAT TAMER, THE TARHEEL SLIM STORY 1950-1962/ TARHEEL SLIM
Jasmine, JASMCD3183
English version: see below

Tarheel Slim is bij ons op de dansvloer bekend van de straffe dubbelzijdige single Wildcat Tamer/ Number 9 Train uit 1959, twee schoolvoorbeelden van het zeldzaamste aller rock 'n' roll beesten, de zwarte rockabilly bopper. Ik had geen flauw benul of en zo ja wát hij verder nog deed, maar dat blijkt heel wat, te oordelen naar deze Tarheel Slim CD met een selectie van 28 tracks uit zijn omvangrijke oeuvre: twaalf als Tarheel Slim, zes onder zijn echte naam Allen Bunn, en tien als zanger/ gitarist van andere groepen. Zoals bijna elke zwarte artiest begon Tarheel Slim te zingen in de kerk en zijn eerste opnames waren gospel, erg goeie vocal harmony gospel (Why Not Today van The Selah Singers), zelfs in Mills Brothers stijl (Get On The Road To Glory van The Jubilators). Hoe dicht die gospel harmony bij de gewone wereldse vocal harmony lag die ook vaak hemels klonk hoor je in het dubbelzinnige Lemon Squeezer van The Four Barons, en je had zelfs plaatjes die inspeelden op die dunne scheidingslijn: met een titel als Eyesight To The Blind van The Larks ga je er van uit dat het gospel betreft, maar 't is een akoestisch countryblues nummer over een vrouw die zelfs een blinde kan doen zien, wat uiteraard kan tellen qua mirakel. Die Larks horen we met nog een ander nummer, het opnieuw dubbelzinnige Little Side Car. The Guy With A 45 en I Got You Covered van Allen Bunn zijn gangster rhythm 'n' blues pianoboogie. Voeg daar een sax bij en we vliegen richting rock ‘n’ roll (My Flight), al dan niet in New Orleans sfeer zoals in Wine. Too Much Competition is een bluesbopper, en de fantastische jiver Let's Have A Ball van The Wheels uit 1956 werd bij The Stray Cats in 1981 bekend als Gonna Ball, de titel van hun tweede LP zelfs, met "anoniem" tussen haakjes bij de componisten, maar die componist was helemaal niet anoniem maar gewoon Allen Bunn alias Tarheel Slim die er geen centen van zag wegens op dat moment helaas al in 1977 op 53-jarige leeftijd overleden aan keelkanker.
Darling It's Wonderful en Tell Me van The Lovers zijn poppy ballades, hun Gotta Whole Lot Of Lovin' To Do en I Wanna Be Loved is vrolijke vriendelijke rock 'n' roll. De resterende nummers zijn van Tarheel Slim & Little Ann, zijn echtgenote die ook samen met hem in The Lovers zat: It's Too Late is mysterieuze blues, Don't Ever Leave Me en Much Too Late zijn bluesballades met vooral Can't Stay Away Part 1 als dramatische uitschieter. Anything For You is een rock 'n' roll stroll in de stijl van Mickey & Sylvia en Security is alweer een joviale jiver, Bless You My Darling is een superslow en op You're Gonna Reap (Everything You Sow) komt zelfs een strijkersorkest meedoen. Het minste wat je van die Tarheel Slim & Little Ann nummers kan zeggen is dat ze gevarieerd zijn: Can't Stay Away From You uit 1962 is een soort meer sixties gerichte Number 9 Train die ik best zou durven opleggen moest ik DJ zijn.
Samenvatting: een beetje rock 'n' roll, beetje blues, beetje vocal harmony, een beetje ballads, een paar bluesboppers, een handjevol straffe jivers en uiteraard Wildcat Tamer/ Number 9 Train. Er zijn slechtere CD’s om te kopen. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

Tarheel Slim is known to all of us out here on the dancefloor for his powerful double sided single Wildcat Tamer / Number 9 Train from 1959, two prime examples of the rarest of all rock 'n' roll beasts, the black rockabilly bopper. I had no idea if and what else he did besides that, but it turns out to be quite a lot, judging by this Tarheel Slim CD with a selection of 28 tracks from his prolific output : twelve songs as Tarheel Slim, six under his real name Allen Bunn, and ten as singer/guitarist of other groups. Like almost all black artists Tarheel Slim started singing in church and his first recordings were gospel, very good vocal harmony gospel (Why Not Today by The Selah Singers), even in Mills Brothers style (Get On The Road To Glory by The Jubilators). How close gospel harmony came to regular wordly vocal harmony that often sounded heavenly can be heard in the double entendre Lemon Squeezer by The Four Barons, and there were even records that exploited that thin dividing line: a song title like The Larks' Eyesight To The Blind suggests gospel but turns out to be an acoustic country blues about a woman who can even make the blind see, which is of course quite a miracle. There's also a second risqué Larks song titled Little Side Car. The Guy With A 45 and I Got You Covered by Allen Bunn are gangster rhythm 'n' blues piano boogie - add a saxophone and we fly towards rock n' roll (My Flight), occasionally musically located in New Orleans as in 1953's Wine. Too Much Competition is a bluesbopper, and the fantastic 1956 jiver Let's Have A Ball by The Wheels became famous in 1981 as The Stray Cats' Gonna Ball which even became the title of their second LP, with "anonymous" in the composer credits, although that composer wasn't anonymous at all - it was Allen Bunn alias Tarheel Slim who didn't receive a penny for it due to the fact that he'd already succumbed to throat cancer at the age of 53 in 1977.
Darling It's Wonderful and Tell Me by The Lovers are poppy ballads, their Gotta Whole Lot Of Lovin' To Do and I Wanna Be Loved is cheerful friendly rock 'n' roll. The remaining songs are by Tarheel Slim & Little Ann, his wife who also played with him in The Lovers: It's Too Late is mysterious blues, Don't Ever Leave Me and Much Too Late are blues ballads with especially Can't Stay Away Part 1 as a dramatic highlight. Anything For You is a rock 'n' roll stroll in the style of Mickey & Sylvia and Security is another jovial jiver, Bless You My Darling is a super slow and on You're Gonna Reap (Everything You Sow) even a string orchestra joins in. The least you can say about those Tarheel Slim & Little Ann songs is that they are very varied: Can't Stay Away From You from 1962 is kind of a more sixties styled Number 9 Train that I would dare to give a spin if I were a DJ.
Summary: a bit of rock 'n' roll, a bit of blues, a bit of vocal harmony, a bit of ballads, a few bluesboppers, a handful of great jivers and of course Wildcat Tamer / Number 9 Train. There are worse CDs to buy.
Info:
www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

11 november 2020

LET'S STOMP: THE BRITS ARE ROCKING Vol. 5/
LEE CURTIS

Bear Family, BCD 17626

Lee Curtis (niet te verwarren met Curtis Lee van Pretty Little Angel Eyes en Under The Moon Of Love) hoort thuis in hetzelfde rijtje als de nummer drie in Bear Family's The Brits Are Rocking reeks, King Size Taylor, want beide artiesten hadden meer succes in het Duitse clubcircuit als in Engeland zelf. Dat betekent ook dat de meerderheid van de 29 tracks hier covers van Amerikaanse hits en rock 'n' roll klassiekers zijn, en aan de inleving in zijn versies van songs als Blue Suede Shoes, Boppin' The Blues, Memphis Tennessee, My Baby, Sticks And Stones, Larry Williams' Slow Down, Wooly Bully en een swingend A Mess Of Blues hoor je dat Curtis een dynamisch performer moet zijn geweest. Alle nummers stammen uit 1963-1966 en dan vooral uit 1964-1965 en de muziek is een opwindende mix van rock 'n' roll, beat en uptempo blue eyed soul (ter vergelijking: eind 1964 nam Tom Jones zijn eerste single op), maar steeds met de nadruk op de rock 'n' roll, luister bijvoorbeeld naar zijn versie van Ricky Nelson's I've Got My Eyes On You (in 1966 ook gedaan door Gene Vincent), een goeie dramatische Jezebel (bestaat daar een slechte versie van?) of naar de subtiele verschillen tussen zijn interpratie van Boys van The Shirelles uit 1960 en de op zich niet slechte Boys van The Beatles uit 1963: hoewel Curtis' versie van twee jaar later dateert bezit hij toch meer rock 'n' roll drive. Ballades zijn It's Only Make Believe, Stand By Me, Can't Help Falling In Love, Ecstacy en een door de saxen meer New Orleans getint One Night. Curtis kon een aardig stukje schreeuwen en de van blazers voorziene muziek heeft occasioneel een orgeltje in de gelederen. Een enkel nummer als Mohair Sam en Um Um Um Um Um is zelfs al vrij poppy. Bij een aantal songs zoals Let's Stomp en Hello Josephine is duidelijk gepoogd er een live feeling in te leggen en in de studio de live sfeer te recreëren door een opzwepende herhaling die de nummers voortstuwt.
Curtis kwam uit Liverpool waar hij regelmatig de affiche deelde met The Beatles en optrad in de Cavern club, en vanaf augustus 1962 was Pete Best toen die was buitengeflikkerd bij The Beatles een tijdje de drummer van Curtis' groep The All Stars. Curtis was actief vanaf 1961 maar maakte zijn platendebuut pas in 1963, en na drie singles op Decca (het label dat in 1962 The Beatles had gepasseerd) die wellicht wegens te weinig promotie niet echt potten braken - dat kreeg je dan weer als je veel in Duitsland zat - trok hij definitief naar het lucratieve Duitse uitgaanscircuit met als bekendste residentie de Star-Club in Hamburg. In Duitsland tekende Curtis een contract met Philips en bracht hij tot 1967 vier singles en twee LP’s uit, en het opvallende is dat van zijn eerste drie Engelse singles op deze CD slechts twee kantjes staan, Let's Stomp uit 1963 en I've Got My Eyes On You (met Pete Best op drums) uit 1964. Naast zijn twee tracks van de various artists Decca live LP At The Cavern, Skinny Minnie en Jezebel (ik dacht ook met die beste Best op drums), bevat de CD, uitgezonderd een CD-R uit 2004 bij ons weten de eerste Lee Curtis compilatie, enkel in Duitsland opgenomen (studio)nummers van de Star-Club LP’s Star-Club Show 3 en It's Lee uit 1965 en van zijn Duitse singles. De CD bevat de twee versies van Let's Stomp (origineel van Bobby Comstock) uit 1963 en van de LP Star-Club Show 3, en de twee versies van Jezebel van de It's Lee LP en de live at the Cavern versie. Curtis' carrière eindigde in 1967 na een zwaar auto-ongeval waarna hij de muziekpijp aan Maarten gaf en terugkeerde naar Engeland waar hij aan de slag ging als croupier en in de perserij van de Ford fabrieken in Halewood, Liverpool. Later trad hij opnieuw op op merseybeat reünies in zowel Engeland als Duitsland. Of hij nu op zijn 80ste nog optreedt is ons niet bekend. In elk geval: haal 'm naar de Rhythm Riot!
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


MORE THAN JUST SIXTEEN CANDLES/
THE CRESTS WITH JOHNNY MAESTRO

Jasmine, JASCD1065

Doo wop groepen met een hit waren eendagsvliegen als uitzondering op de regel in tegenstelling tot de overgrote meerderheid van de doo-wop groepen die nuldagsvliegen waren. The Crests waren meerdagsvliegen: ze haalden de hitparade met onder meer Sweetest One, Flower Of Love, Step By Step, Trouble In Paradise en Six Nights A Week. Sterker nog: ál hun singles tot 1961 haalden de Top 100! Hun Sixteen Candles (in 1984 gecoverd door The Stray Cats voor de gelijknamige bioscoopfilm getiteld Sixteen Candles) werd in februari 1959 nummer 2 op de Billboard Hot 100, een millionseller, een gouden plaat en een golden oldie, maar ook het uptempo The Angels Listened In is nog steeds populair. De ballade In The Still Of The Night op deze CD is echter een cover uit 1960: de echte hit was voor The Five Satins in 1956. The Crests waren samen met The Dell-Vikings een van de eerste raciaal geïntegreerde groepen met drie Afro-Amerikanen waaronder één vrouw die na drie singles de groep verliet, één Puertoricaan en één Italo-Amerikaan in de rangen, en klonken meer zwart als blank. Deze 31 tracker bevat een selectie uit hun uitgebreide output 1957-1962, volgens de geijkte formule van de dag netjes verdeeld over plechtige trage (Sweetest One, No One To Love, Beside You, Six Nights A Week, Journey Of Love) en snelle nummers Trouble In Paradise, Isn't It Amazing, IOU, Pretty Little Angel met de binnen het genre verplichte belletjes en het in tegenstelling tot wat je zou verwachten niet-Mexicaans klinkende Juanita. Wij gaan uiteraard voor de snelle omdat het leven aan de rappen is, maar Sixteen Candles blijft een dijk van een klassieke ballade uit de tijd dat je nog ongegeneerd je liefde voor zestienjarige meisjes mocht bejubelen. Vreemd genoeg bezitten een aantal nummers als Flower Of Love, Molly Mae, Paper Crown en Gee (But I'd Give The World) een Platters sfeertje, rijk georchestreerde crooners vermomd als vocal harmony. A Year Ago Tonight is een uptempo vervolg op Sixteen Candles, althans thematisch en niet muzikaal want het is een leuke medium tempo deun, en de grote verrassing in What A Surprise is ook een verjaardag. De strijkerspartijen in Model Girl zijn al heel highschool en Step By Step, We've Got To Tell Them en The Warning Voice drijven richting pop. De Crests nummers worden aangevuld met solosingles van leadzanger Johnny Maestro alias Johnny Mastro in dezelfde stijl en volgens hetzelfde stramien (de stemmen van The Crests werden vervangen door instrumentatie), nummers met een andere vocale groep doch uitgebracht als Johnny Maestro & the Crests, singles van Johnny Maestro & the Coeds (het poppy Mr. Happiness en Test Of Love dat een prachtvoorbeeld van duistere exotica had geweest moest het trager gebracht zijn), het Crests nummer The Great Physician uit 1960 dat dan weer uitkwam onder het pseudoniem Johnny Masters in een poging Maestro's solo carrière een boost te geven, en Crests singles ná Maestro's vertrek eind 1960 met andere leadzangers, Tony Middleton van The Willows op het poppy Little Miracles in 1961 en James Ancrum op The Actor en Guilty in 1962. Probeer daar maar aan uit te raken! De CD loopt tot en met 1962 dus alle Johnny Maestro en alle Crests singles van na 1962 staan er niet op, wat thematisch vooral jammer is voor het Sixteen Candles vervolg You Blew Out The Candles uit 1964. Wat er evenmin op staat zijn de covers van Good Golly Miss Molly, Tweedlee Dee, Silhouettes, Earth Angel en Party Doll van hun LP The Crests Sing All Biggies uit 1960, en uiteraard evenmin de origineel onuitgebracht gebleven Crests opnames uit 1958-1960 die pas in 1990-1991 voor het eerst verschenen op twee Ace CD’s. Toch is More Than Just Sixteen Candles verplichte kost voor de amateurs van de echte doo-wop die nog niets van The Crests in huis hebben want zij zullen kwijlen bij het aanhoren van zoveel schoonheid. Johnny Maestro overleed in 2010 op 70-jarige leeftijd aan kanker, The Crests zelf treden nog steeds op onder leiding van JT Carter, het enige nog levende originele groepslid.
Info:
www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

Vinyl Recensie

TAYLOR MADE/ KING SIZE TAYLOR
Bear Family, BAF14011

Van King Size Taylor & the Dominoes die meer succes hadden in het Duitse clubcircuit als in hun eigen thuisstad Liverpool, verscheen begin 2020 de CD Dr. Feelgood (BCD17603) als Volume 3 in Bear Family's The Brits Are Rocking reeks. Nu volgt een soort Best Of daarvan als 10 inch vinyl langspielplatte in een tot 500 stuks gelimiteerde luxe uitgave met gratis CD. Tien van de 12 nummers op de 10 inch werden in Duitsland opgenomen voor Decca/ Ariola in 1964. Het uptempo Hello Josephine en het (fake live?) Heeby Jeebies (Little Richard) krijgen een twistend drumritme, Stupidity (Solomon Burke in 1962) en Short Of Love (Gus Backus) gaan richting vroege uptempo soul, en de invloed van de opkomende beatmuziek is te horen is in het fake live Lipstick Powder And Paint (Big Joe Turner, u kent het nog van Shakin' Stevens uit 1985). In zijn geheel staat de muziek evenwel als een sax/ gitaar rock 'n' roll rots in de beat branding en die BSA rocker moto op de hoes, het hoesje van zijn EP Teenbeat 2 uit 1964, zal dan ook geen toeval geweest zijn temidden van het Beatles tijdperk. De vermelding op www.bear-family.com dat "slechts vier tracks van de LP/ CD combo ook op The Brits Are Rocking staan" is misleidend want dat slaat op vier nummers van de hier bijgeleverde CD en niet op de 10 inch waarvan 10 van de 12 nummers ook op The Brits Are Rocking staan. De twee nummers die daar niet op staan, een Decca single uit 1964 met de Gloria Brown cover Looking For My Baby en de Ted Taylor cover Somebody's Always Trying, denderen al meer richting sixties en staan beide ook op de bijgeleverde CD, net als twee van de demo’s op de 10 inch die de hoofdbrok vormen van de CD, de eerste legale release op CD van de demo-opnames van King Size Taylor & the Dominoes uit 1957-1958, 25 songs opgenomen bij Dominoes pianist Sam Hardie thuis in een sobere bezetting van zo te horen piano, bas, drums, twee akoestische gitaren die soms zelfs klinken als een mandoline en piepjonge stemmetjes (bijna de helft door originele zanger Arthur Baker, een paar nummers gezongen door bassist Bobby Thompson en pianist Sam Hardie) maar geen sax die in de jaren '60 een integraal deel zou uitmaken van de King Size Taylor sound. De geluidskwaliteit van die met één microfoon opgenomen en op 78 toeren acetaten bewaarde sessies rauwe ongefilterde rock 'n' roll die klinken als Collector demo’s of de live radio-opnames van fifties rockabillies is uiteraard niet bepaald DDD, maar het blijft verbazingwekkend dat je meer dan 60 jaar na datum vanuit je luie zetel kan beluisteren wat een stel pukkelkoppen toen in al hun primitieve glorie deden in de huiskamer, namelijk zich door een reeks bona fide klassiekers werken als Whole Lotta Shakin' Goin' On (twee versies), Roll Over Beethoven (twee versies), de instrumentale Guitar Boogie (zelfs drie versies), Mean Woman Blues, Fats Domino's So Long en I Want You To Know, Carl Perkins' Your True Love en Lend Me Your Comb, Matchbox, Good Golly Miss Molly, Shortnin' Bread Rock, en Little Richard's Hey Hey Hey Hey en een supersnel Ooh My Soul, waarvan King Size Taylor er vijf jaar later in Duitsland nog steeds een deel zou spelen en opnemen, wat meteen verklaart waarom die toen zo goed gerodeerd klonken. Minder voor de hand liggend is de tango-achtige instrumental Autumn Leaves op akoestische gitaar, en er staan ook drie eigen nummers op, het fantastische Saw My Baby With Another Guy, het excellent rockende Sad And Blue en het door gitarist Charlie Flynn gepende melodieuze Baby (ook in twee versies) die ze bij mijn weten later nooit officieel zouden opnemen. Een deel van die nummers klinkt exact hetzelfde en het is soms nog vechten tegen het tegenwringende tempo (Great Balls Of Fire), maar het blijft een uniek stukje muziekarcheologie want de opnames vonden plaats vijf jaar vóór hun officiële platendebuut.
Wat ik mis is wat meer info en duiding betreffende de demo-opnames, maar als luxe uitgave kan dit tellen met als goodies een tweetalig Engels/ Duits booklet van 12 pagina’s op formaat 21 x 15 cm met foto’s van King Size Taylor die in zijn Star-Club dagen handjes schudt met legendes als Carl Perkins, Little Richard, Chuck Berry, Bo Diddley, Jerry Lee Lewis, The Everly Brothers, Bill Haley, Gene Vincent en Chubby Checker, en een full colour postkaart gehandtekend door de man himself, alleen was na 500 handtekeningen zijn zwarte stift bijna op. Voor de rest doen wij heus niet moeilijk. De nu 81-jarige King Size Taylor trad nog zeker tot 2017 op, dus... haal 'em naar de Rhythm Riot!
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

4 november 2020

CD Recensies

CANNONBALL RAG/ JAMES BURTON
Jasmine, JASCD1086

Meestergitarist James Burton stond van 1969 tot 1977 naast Elvis (om juist te zijn: schuin links achter Elvis) en leerde het vak in de tweede helft van de jaren '50 aan de zijde van Ricky Nelson. Als de gemiddelde muziekliefhebber voorts nog iets weet over Burton dan is het dat ie in 1957 de mysterieuze swamp riffs op Dale Hawkins' Susie Q speelde.
Deze "early groups and sessions" bevat maar liefst 35 tracks 1957-1962 waarop Burton, toen nog een tiener, gitaar speelt. Wat juist zijn allereerste sessie was weet zelfs Burton zelf niet meer maar een van de eerste moet een single van James Wilson & the Jimmie-Cats uit 1956 geweest zijn, You Won't Know Why Till I'm Gone/ Wilson Blues, beide kantjes medium tempo rock 'n' roll en het soortement middelmatige amateuristische nummer waar destijds de Collector CD’s mee vol stonden. Ook zeer vroeg zijn twee instrumentale demo’s van eind 1956 van een groep genaamd The Shadows en dat was de band van Dale Hawkins met Burton op gitaar en James Kirkland op bas. Jumping With Shadows is een uptempo gitaarboogie met een ietwat bluesy inslag, Shadow Rock is trager en meer moody, heeft opvallend contrabaswerk, doet denken aan de wandelende gitaarinstrumentals van Eddie Cochran maar lijkt door de korte duur van amper één minuut een oefenopname. De CD bevat ook een demo van The Shadows mét Dale Hawkins, het door Norton Records ontdekte bluesy If You Please Me waarvan de geluidskwaliteit inderdaad heel erg demo is, de uptempo alternatieve Susie Q, en de B-kant van de originele Susie Q single, de rocker Don't Treat Me This Way met bijzonder flashy solo van James Burton. The Shadows begeleiden in 1957 Bob Luman en David Houston in de rock 'n' roll film Carnival Rock en de studioversies van de songs uit die film staan op deze CD: This Is The Night en All Night Long van Bob Luman, One And Only en The Teenage Frankie And Johnnie van David Houston, en de sterke supersnelle instrumental The Creep van The Shadows zelf. Alle clips uit die film staan trouwens netjes na elkaar in één filmpje op YouTube, dus zoek dat even op en zie de tiener James Burton breed grijnzen terwijl hij hem van jetje geeft op die gitaar. De CD bevat ook Luman's Red Cadillac And A Black Moustache en goed klinkende live Town Hall Party opnames van Bob Luman uit 1959 en 1961 van I Got A Woman, Milk Cow Blues en het mooie My Baby Walks All Over Me, en van Burton's eigen fingerpickende instrumental Cannonball Rag, een Merle Travis cover die toont hoe verschrikkelijk goed Burton toen reeds was. De bekendste naam die in de jaren '50 gebruik maakte van James Burton en James Kirkland 's diensten was uiteraard Ricky Nelson. Burton maakte van 1957 tot 1968 deel uit van de band van Ricky Nelson en voorbeelden hier zijn de cleane rockabilly songs Belive What You Say, My Bucket's Got A Hole In It en Just A Little Too Much, en zijn grootste succes wordt niet vergeten, Hello Mary Lou. Een minder bekende kant van Ricky Nelson horen we in zijn door James Burton's gitaarwerk erg funky uitvoering van de standaard Summertime uit 1961, en helemaal zeldzaam zijn enkele audiofragmentjes uit de TV reeks The Adventures Of Ozzie And Harriett uit 1958 waarin James Burton te gast was en samen met Nelson akoestische versies speelde van Tequila, Chet Atkins' melancholieke fingerpicker Trambone, een gezongen aan Elvis herinnerend I Love You Because en de standaard Someday (You'll Want Me To Want You).
Shirley Lee horen we niet in de coverversie van de Rickster maar in de originele opname van Bobby Lee Trammell, net als diens geslaagde I Sure Do Love You Baby. Burton voorzag nog meer grootse plaatjes van zijn licks: Maylon Humphries' verschroeiende alles-of-niets rockabilly Worried 'Bout You Baby en Tommy Cassell's al even geniale Go Ahead On, de aanvoerder van een kwartet rockabilly nummers van Cassell waarvan Run Along Little Girl en Rockin' Rock And A Rollin' Stone niet moeten onderdoen voor Go Ahead On en It Ain't What You Got gedrenkt is in Susie Q sfeer. Ook maar wat blij met James Burton in de studio: Dorsey Burnette met Way In The Middle Of The Night en de stroll Misery. De CD bevat ook twee rockende bluegrassnummers van The Green River Boys uit 1962, een groep met de jonge Glen Campbell als zanger, de klassiekerd Truck Drivin' Man en Lonesome Jailhouse Blues uit begin jaren '30 van The Delmore Brothers, om in 1962 af te sluiten met de Johnny Cash cover Big River door The Shacklefords met Burton op metalen dobro, een nummer dat redelijk funky klinkt en dan ook een project van Lee Hazlewood was. Er is nauwelijks overlapping met de Ace CD James Burton: The Early Years 1956-1969 uit 2011 en dus is dit zeker een aanrader voor de fans van gitaar rock 'n' roll en rockabilly met alle VU-meters in het rood. James Burton is er nu 81 en speelt nog steeds als een god.
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


DIESEL SMOKE, DANGEROUS CURVES AND HOT GUITAR/ GRADY MARTIN
Atomicat, ACCD048

De in 2001 op 72-jarige leeftijd overleden Grady Martin speelde als gitarist van Nashville's A-Team op ontelbare opnamesessies en was de enige mens ter wereld die zonder liegen kon zeggen dat hij speelde voor Hank Williams (als fiddler, ze staan zelfs samen op de foto), Elvis (Suspicion), Buddy Holly (Rock Around With Ollie Vee), Roy Orbison (Oh Pretty Woman) én Johnny Burnette (de helft van Paul Burlison's Rock 'n' Roll Trio rockabilly solo’s), om nog maar te zwijgen van Johnny Horton (Honky Tonk Man, I'm A One Woman Man), Don Woody (Barking Up The Wrong Tree, Bird Dog), Marty Robbins (El Paso) en Loretta Lynn (Coal Miner's Daughter) want de lijst is eindeloos.
Deze CD die 30 tracks van Grady Martin als sideman en in mindere mate als leader van zijn eigen instrumentale combo bevat opent met een tiental nummers van Grady Martin & the Slew Foot Five uit 1951- 1956 gaande van onweerstaanbare hoempapa foxtrot country met rockabillylicks (Bimbo met Buddy Hall op zang), het al wat traditionelere Sweethearts Or Strangers (zang: Dick Todd), oldtime country met trompet (Settin' The Woods On Fire met Mervin Shiner op zang), de uptempo talking country met duivels gitaarwerk én sax Diesel Smoke Dangerous Curves (zang: Burl Ives) en country boogie (Long John Boogie met op zang Don Cherry) tot een western swing Just Because met een mij onbekend vocaal koortje dat enkele stroofjes zingt, maar evengoed een uptempo instrumental die rockabilly gitaar koppelt aan een trad jazz trompet met een waanzinnig When My Dream Boat Comes Home tot gevolg. Nog meer western swing horen we in het instrumentale Pork Chop Stomp uit 1954 van Grady Martin & his Winging Strings. Martin wordt ook beschouwd als een pionier van de fuzzgitaar en een mooi en tegelijkertijd bizar voorbeeld daarvan is het de nagel op de kop getitelde instrumentale The Fuzz uit 1961 dat zo'n fuzzgitaar koppelt aan een Anita Kerr Singers achtergrondkoortje en een lading strijkers! Iets minder fuzz en iets meer à go go op een twistend drum ritme is het instrumentale Twist And Turn uit 1962.
De overige pakweg 20 tracks zijn nummers van andere artiesten met Onze Held op gitaar zoals Red Sovine's country boogie original van How Do You Think I Feel uit 1954 twee jaar vóór Elvis. Het betere country meesleepwerk is er met No One To Talk To (But The Blues) van Lefty Frizzell & Shirley Caddell uit 1957 met Jordanaires-achtige backings en de essentie van al die country stijlen horen we in Where D'Ja Go van Lee Emerson & Marty Robbins, eveneens uit 1957. De hoofdmoot is evenwel schitterende rockabilly in dienst van Johnny Carroll (Wild Wild Women), Janis Martin (Will You Willyum), Al Terry (Watch Dog), Ronnie Self (Big Fool), Brenda Lee (Rock On Your Steel Guitar Little Jonah) Roy Hall (Whole Lotta Shakin' Goin'), Patsy Cline (Stop Look And Listen), Marvin Rainwater (A Need For Love), Mimi Roman (Little Lovin'), Warner Mack (Rock-A-Chica) en Jimmy Lloyd's originele Where The Rio De Rosa Flows uit 1957, een jaar later gecoverd door Carl Perkins, zelf ook aanwezig met het funky Hambone uit 1962. Rock 'n' roll tussen de soep en de pattaten door is Boom Boom Baby van Billy "Crash" Craddock en Mary Nell van Autry Inman, een toefje gecountryfiëerde teen rock is er met Dave Rich's Red Sweater. Conway Twitty deed in 1963 met Don't Cry No More een gooi naar de uptempo blue eyed dans soul, maar de grootste verrassing hier is - de wonderen van het out-of-copyright - de aanwezigheid van koning Elvis met Please Don't Drag That String Around. De helft van de CD is rockabilly en aanverwanten, de andere helft is de betere fifties countrybop, maar in beide gevallen is de muziek van topniveau.
Info: www.atomi-c.at
(Frantic Franky)


WE AIN'T GONNA WASH FOR A WEEK/
THE BROOK BROTHERS

Jasmine, JASMCD2694

The Brook Brothers werden in 1960 gelanceerd als de Britse tegenhanger, nee, als regelrechte kopie van Everly Brothers en de gelijkenis is inderdaad zeer opvallend: hoewel hun stemmen niet echt op Don en Phil lijken en je ze nooit zal verwisselen met the real thing vertonen hun stemmen wel exact dezelfde knikjes en de manier van samenzingen is vooral als ze er tweestemmig tegenaan gaan - yeah, yeah - griezelig gelijklopend. Tja, echte broers die samenzingen, het heeft iets genetisch. Bovendien is na beluistering duidelijk dat zowel bij de songkeuze als in de studio er alles aan is gedaan om die gelijkenissen niet alleen zoveel mogelijk in de verf te zetten maar ook zo goed mogelijk uit te buiten en te versterken door muzikale arrangementen in de stijl van The Everly Brothers. Die pauken! Eén groot verschil: de muziek van The Brook Brothers heeft niet de soms duistere ondergrond van hun beroemdere voorbeelden. De CD bevat slechts één Everly cover, When Will I Be Loved, naast covers van andere artiesten uitgevoerd in de stijl van The Everly Brothers zoals The Brothers Four's Green Fields, Hank Locklin's Please Help Me I'm Falling, Neil Sedaka's Little Devil, Fats Domino's I'm In Love Again (geïnspireerd door de versie van Ricky Nelson?), diezelfde Ricky Nelson's Hello Mary Lou en Hank Williams' Your Cheatin' Heart. Tussen de minder bekende nummers staan echter ook veel covers zoals Barry Darvell's How Will It End, Brady & Grady Sneed's Little Bitty Heart, Barry Mann's Warpaint (hun enige Top 5 hit), Eddie Hodges' Ain't Gonna Wash For A Week, One Last Kiss uit de musical Bye Bye Birdie, Frankie Avalon's Married, The Crickets' He's Old Enough To Know Better, Curtis Lee's Just Another Fool, Gene Pitney's I Wanna Love My Life Away, Jeff Barry's Welcome Home Baby, Myron Lee's door Dorsey Burnette gepende Town Girl en Bobby Vinton's Trouble Is My Middle Name. Origineel materiaal is Say The Word, Everything But Love, Tell Her, Win Or Lose, Tell Tale, Too Scared en Let The Good Times Roll. De CD bevat al hun singles tot en met 1962 en twee live tracks die klinken als studio opnames uit 1961 van het BBC radioprogramma Saturday Club, Love Or Money van The Blackwells en Sea Of Heartbreak van Don Gibson. Van hun titelloze LP uit 1961 ontbreken echter twee songs, de Hank Williams cover Half As Much en de Judy Garland pop cover The Trolley Song. De CD krijgt extra punten omdat ie met zo maar eventjes 37 tracks 1960-1962 op één CD echt wel helemaal tot het gaatje vol staat, en vooral omdat de overgrote meerderheid daarvan uptempo is. Op een paar nummers doet een kermisorgeltje mee, en tegen 1962 krijgt hun muziek in nummers als Too Scared, Just Another Fool, Double Trouble en Welcome Home Baby een Bobby Vee popvibe. Toch laat deze merkwaardige CD zich het best beluisteren als nummers die The Everly Brothers hadden kunnen opnemen, want bijvoorbeeld - en ik noem volstrekt willekeurig - Say The Word en Everything But Love zijn inderdaad 100 % op maat van Don en Phil. Het resultaat is een brok Britse teenrock en highschool zowel interessant voor fans van de mooiste broederstemmen uit de popgeschiedenis als voor verzamelaars van curiosa. Het duo dat in 1963 nog de affiche deelde met The Beatles ging uiteindelijk ten onder aan de beatlemania: in 1963 en 1964 verschenen nog drie singles die hier niet op staan, rond 1965 stopten The Brook Brothers. Beide broers leven nog: Richard "Ricky" Brook is nu 80 jaar, Geoffrey is er 77. Haal ze naar de Rave!
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


THAT'S ON JACK THAT'S ON/
THE CATS AND THE FIDDLE

Jasmine, JASCD875

Tha Cats And The Fiddle waren een zangkwartet bestaande uit een leadzanger, twee tenors en een baszanger die zich bedienden van een akoestische tenorgitaar, contrabas, ukulele en een tiple, een tiensnarig instrument verwant aan de ukulele. In de loop der jaren dat ze bestonden, van 1937 tot 1951, maakte een vijftiental muzikanten deel uit van de groep die zo'n 35 78 toeren platen uitbracht (samen zijn dat 2730 toeren, hahaha) op labels met mooie, euh, labels als Bluebird, Manor en Gotham vol akoestische Minor Swing Django Reinhardt gitaren, unisono en heterofoongescat, stemmetjes die blaasinstrumenten imiteren, vocale hoogstandjes en contrabassolos om u tegen te zeggen. In de dagen dat The Inkspots en The Mills Brothers de ongekroonde koningen van de vocal harmony scene waren had deze groep had het allemaal en op deze dubbel-CD is het allemaal te horen. Onwaarschijnlijk ook hoe modern nummers als Thursday Evening Swing uit 1939 of Blue Skies uit 1941 tachtig (!) jaar na datum nog steeds klinken. Ik weet niet op welk criterium de selectie van de 53 tracks is gebaseerd maar het zijn vooral uptempo nummers, en in de zalig weghappende mediumtempo songs komen ze heel dicht in de buurt van die Mills Brothers. Vanaf pakweg 1941 doet er soms ook een piano mee wat nummers als Sighing And Crying een boogiewoogie injectie geeft. Hun bekendste nummer ontbreekt niet, het medium tempo I Miss You So uit 1939, later gecoverd door zichzelf en door The Mills Brothers, The Orioles, Fats Domino, Little Anthony & the Imperials, Paul Anka, Connie Francis, Brenda Lee, Charlie Rich en Mickey Gilley. Een ander bekend nummer hier is That's My Desire (dat niet origineel van The Cats And The Fiddle is maar later werd) overgedaan door onder meer The Flamingos, The Spiders, The Channels, Chuck Berry, Buddy Holly, Cliff Richard, Dion & the Belmonts en Pat Boone. Een later nummer als Wine Drinker uit 1950 toont dan weer hoe dicht ze bij rock 'n' roll stonden. Op één nummer, I'll Never Never Let You Go uit 1949, is de leadzang voor rekening van zangeres Doris Knighton die korte tijd deel uitmaakte van de groep die je zou kunnen omschrijven als een lollige versie van The Mills Brothers, zeg maar de Louis Prima uitvoering, want The Cats And The Fiddle waren smokin' hot en daardoor het summum van cool.
Eindoordeel: Killin' Jive ideaal voor jitterbuggers op een Hep Cats' Holiday, maar voor de niet-ingewijden is 53 nummers wellicht teveel van het goede. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

28 oktober 2020

HOODLUM'S WILDEST WINGDING
Atomicat, ACCD064

U bent een beginnende rockabilly en weet niet welke CD te kiezen uit het overaanbod in het gemiddelde CD-stalletje? Dan is deze CD, de eerste van wat een reeks van drie gaat worden, een goed vertrekpunt want de titel dekt een lading van 27 nummers die hun groot gelijk al decennialang bewezen hebben en nog steeds volle dansvloeren trekken. De perfecte Best Of rockabilly bestaat uiteraard niet want dat hangt teveel af van persoonlijke smaak en voorkeur, maar ik durf te stellen dat deze aardig in de buurt komt want Jungle Rock (Hank Mizell), Everybody's Movin (Glen Glenn), Come On (Wynn Stewart), Eager Boy (The Lonesome Drifter), Life Begins At Four O'Clock (Bobby Milano), Born To Love One Woman (Don Johnston), Wash Machine Boogie (Bill Browning & the Echo Valley Boys), Big Door (Gene Brown), Move Around (Groovey Joe Poovey), het rammelende Scratching On My Screen (Ric Cartey), Hiccups (Roddy Jackson), het onstuimige Crazy Baby (The Rockin' R's) en Rattle Shakin' Mama (Mel McGonnigle) behoren tot het allerbeste wat het rockabilly en (vooral flitsende gitaar, soms ook sax) rock 'n' roll genre (de scheidingslijn is flinterdun) ooit voorbracht, inclusief dat zeldzaamste aller beesten, zwarte rockabilly (21 Days in Jail van Magic Sam). De bop stopt niet want alle nummers dateren van 1956 tot 1958, dus geen gedoe met oudere flauwe bijna-rockabilly of latere sixties sounds, al zit er wel een accordeon in Harry Carter's primitieve Jump Baby Jump. Als ik al de uren die ik op deze plaatjes heb gebopt had gebruikt om te studeren was ik nu directeur van een groot bedrijf geweest in plaats van CD-recensies te schrijven, zo eenvoudig is het, maar dan had ik lang niet zoveel lol in mijn leven gehad. Wie al langer dan gisteren in de rockabilly zit zal zo goed als alles hier al in een veelvoud aan exemplaren hebben, maar voor de nieuwkomer is dit de beste instap om u onder te dompelen in de fascinerende rockabilly wereld. Maar wees voorzichtig, want rockabilly is als de mafia. Eenmaal erin raak je er nooit meer uit. Info: www.atomi-c.at
(Frantic Franky)


CHERRIES ON THE LOSE VOLUME 1
Atomicat, ACCD081

Ai, wat een pijnlijke schrijffout: "on the lose" moet "on the loose" zijn... Gelukkig staan er geen fouten in de muziek van deze CD met "28 first recordings" waarmee Atomicat weer een ander stokpaardje van mij berijdt. Dames en heren, mag ik u voorstellen aan mijn goede vriend de original! De original is de originele versie van een nummer en het mooie aan originals is dat er maar één van bestaat, terwijl diezelfde original natuurlijk eindeloos kan gecoverd worden. Dat betekent dat van vele songs die wij als vanzelfsprekend beschouwen er vaak oudere versies bestaan, en het blijft een nooit eindigende sport om die op te lijsten. Zo dacht ik altijd dat This Ole House van Rosemary Clooney was, maar néé hoor, auteur Stuart Hamblen was haar in 1954 net iets voor. Het verhaal áchter de song: Hamblen vond tijdens een trektocht door de Rocky Mountains in een verlaten hut een lijk. Nog eentje om het niet af te leren: You Are My Sunshine is niet van Jimmie Davis uit 1940 maar van The Pine Ridge Boys uit 1939. Davis schreef het geeneens maar kocht het van ene Paul Rice. Er bestaat trouwens een nog oudere radio-opname van You Are My Sunshine door The Carter Family. En zo kan je dus blijven doorgraven. Begrijpt u mijn fascinatie?
Deze CD bevat 28 originals in bijna evenveel verschillende muziekstijlen waarvan sommige overbekend (Dave Bartholomew's mag-ik-uw-muizeken-eens-zien My Ding-A-Ling in 1952 twintig jaar vóór notoire viespeuk Chuck Berry). Het interessantste zijn uiteraard die songs die je automatisch associeert met andere artiesten zoals de vlotte country Singing The Blues van Marty Robbins waaraan Guy Mitchell nauwelijks iets veranderde, net zo min als Frankie Laine aan Buz Butler's Mule Train, in tegenstelling tot Tennessee Ernie Ford die heel wat veranderde aan Merle Travis' Sixteen Tons. Nog een bekende original is Big Maybelle's rhythm 'n' blues Whole Lotta Shakin' Goin' On, veel minder bekend is Elvis' Have I Told You Lately That I Love You door Gene Autry in 1945 als mierzoete country uit de oude doosch. I Feel So Bad haalde de King bij de zwarte Chuck Willis in 1954, en een derde pijler van Elvis' muziek moeten de crooners geweest zijn, getuige I Don't Care If The Sun Don't Shine van Tony Martin uit 1950. Ook nog nooit gehoord: The Girl Of My Best Friend, niet van Elvis, niet van Ral Donner, maar even mooi door ene Charlie Blackwell in 1959. Om nog even op die croonerswing terug te komen: Sway kennen we allemaal van Dean Martin (eigenlijk Quién Será van Nelson Pinedo con la Sonora Matancera van een jaar vroeger dat hier niét op staat), maar Memories Are Made Of This is dan weer niet van Dino maar van Mindy Carson uit 1955. Andere originals hier ken ik totaal niet omdat ik ze evenmin als cover ken zoals Johnny & Jonie Mosby's Tijuana Jail, achteraf gedaan door The Kingston Trio, Johnny Bond, The Spotnicks en Sandy Nelson. Zoals gezegd put de CD uit zeer diverse muzikale bronnen, en dat levert een vreemde mix op van onder meer bijna soul met Farmer John van Don & Dewey in 1959 (OK, je kan er op strollen) die nog eens terugkomen met Big Boy Pete, uptempo zwarte doo-wop (Hearts Of Stone van The Jewels), semi-akoestische rockabilly (All Dressed Up van Jimmy Johnson), easy listening (See You In September van The Tempos) en pure fifties country (Heartaches By The Number van Ray Price). Een toppertje is Only You van The Platters dat u natuurlijk al elfendertig keer hebt, maar deze Only You is hun eigen oer-Only You op Federal Records in 1954, een jaar voor de versie op Mercury die terecht uitgroeide tot een wereldhit. De Federal versie hier kwam pas op de markt nadat Only You een hit werd op Mercury en toont aan waarom dit in eerste instantie onuitgebracht bleef: dit kladje is pijnlijk slecht. Ook nog niet vaak gehoord: Elroy Dietzel's originele tragere Rockin' Bones waarmee hij toch Ronnie Dawson te, euh, snel af was, en de westernswingboogie Rock Around The Clock van Sonny Dae & his Knights, of hoe revolutionair Bill Haley wel niet was. Over Bill Haley gesproken: ook hij heeft het instrumentale Skokiaan opgenomen, maar wie had kunnen denken dat het origineel daarvan uit Zimbabwe kwam (dat in de jaren '50 nog Zuid-Rhodesië heette) van ergens tussen 1947 en 1954 want precieze gegevens ontbreken. De alleroudste opname ervan schijnt gemaakt te zijn door een ethnomusicoloog, hier horen we de eerste commerciële opname, in de tsaba-tsaba big band stijl die de marabi opvolgde, de vermenging van jazz en traditionele Afrikaanse muziek. Ik verzin het niet, evenmin als de naam van de groep, The African Dance Band Of The Cold Storage Commision Of Southern Rhodesia, een naam die zo moeilijk bekte dat het plaatje later werd heruitgebracht onder de naam The Bulawayo Sweet Rhythms Band. Skokiaan is trouwens een soort zelfgestookt ananasbier. Nogmaals, ik verzin het niet. Ongelooflijk trouwens hoe swingend een zeventig jaar oud zulu deuntje kan zijn. Een andere exotische dans is de allereerste Mambo No. 5 uit eind 1949 of begin 1950 van snorremans Perez Prado, veel meer mambo dan Prado's eigen heropname uit 1959 die eerder een foxtrot is. Het goeie nieuws voor wie niet afgeschrikt wordt door die multitude aan muziekstijlen: er komen nog twee volumes. Benieuwd wat ze nog allemaal gaan bovendreggen!
Info: www.atomi-c.at
(Frantic Franky)


LARRY'S BOYS/ LARRY PARNES
Jasmine, JASMCD2704

Larry Parnes heeft nooit van zijn leven één noot gezongen maar voerde wel steeds het hoogste woord want hij was de bekendste en invloedrijkste rock 'n' roll manager/ impressario/ agent in Engeland eind jaren '50, de man die zijn artiesten graag adjectieven als achternaam gaf (Marty Wilde, Vince Eager, Johnny Gentle) en daarnaast grossierde in krachtigdadige achternamen als Billy Fury en Duffy Power. Deze 33 tracker dient dan ook enkel als excuus voor een bloemlezing van de grootste Britse tieneridolen uit de periode 1956-1962 uitgezonderd Clliff Richard.
Tommy Steele steekt het zaakje in gang met Rock With The Caveman, Singing The Blues en de geslaagde Ritchie Valens cover Come On Let's Go, van Marty Wilde hebben we recht op Endless Sleep, A Teenager In Love en het mooie Bad Boy. Billy Fury is enkel vertegenwoordigd met de ballades Maybe Tomorrow, het essentiële Wondrous Place en helaas ook Last Night Was Made For Love dat klinkt als een inzending voor het Eurovisie festival. Een grote klassieker is Telstar van The Tornados, hun nochtans op dezelfde leest gestoelde instrumentale Love And Fury is echter al heel wat minder. Een mindere rock 'n' roll god was Dickie Pride met Fabulous Care en het fluitende poppy Primrose Lane, en er is nog meer poppy rock 'n' roll met Vince Eager (de vlotte snelle stroll No More en de ballade Lonely Blue Boy) en Johnny Gentle (I Like The Way, doch zijn Wendy is niet aan mij besteed). The Viscounts geven een familie interpretatie van Ray Smith's Rockin' Litle Angel, en ook Joe Brown doet mee met de sympathieke rocker Darktown Strutters Ball, zijn bekende wondermooie A Picture Of You en de knappe popsong It Only Took A Minute. Ook goed: de jazz noir van Danny Rivers' Hawk, in Amerika gedaan door Bill Haley. Van Colin Hicks hadden ze wel een beter nummer als de popsong Little Boy Blue kunnen kiezen, en er is nog meer pop met Terry Dene (Geraldine), Nelson Keene (Image Of A Girl) en Jess Conrad (Mystery Girl) die in 2008 Larry Parnes zou spelen in de Joe Meek film Telstar. Occasioneel horen we een cover van een Amerikaanse hit zoals de poppy Dream Lover van Duffy Power wiens mysterieuze What Now er best mag zijn. De Britse variant van highschool is Lance Fortune's Be Mine en helemaal erg wordt het met de barokke crooner Chapel Of Dreams van Peter Wynne die klinkt alsof hij in zijn eentje The Platters wil zijn, terwijl ene Julian X de Bo Diddley beat koppelt aan een dwarsfluit met op zijn zachtst gezegd een bizar resultaat. Door de aanwezigheid van een fiks aantal ballades en popsongs is deze CD niet perfect, maar op zich is het een goeie introductie op een te vaak in het verdomhoekje gedrumd stukje Britse popgeschiedenis. Alleen is het merkwaardig dat er in de CD-inlayhoesjes staan afgebeeld van singles die niet op de CD staan. Eerdere CD’s die hetzelfde thema aansneden en deels dezelfde nummers bevatten zijn Larry Parnes Extravaganza (Peaksoft, 2011) en de dubbelaar Shillings & Pence: Mr Parnes Presents His Stable Of Stars (RockHistory, 2012).
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


LOOKIN' FOR THE GREEN:
HILLBILLY AND RUSTIC ROCKABILLY BOP Vol. 2

Atomicat, ACCD023

Nummer twee in de vijfdelige reeks Hillbilly And Rustic Rockabilly Bop waarvan de muziek tot nu toe naar mijn definitie geen, euh, hillbilly en rustieke rockabilly bop is maar voornamelijk de vlotte en gebruiksvriendelijke uptempo jaren '50 country die bij Bear Family onderdak vindt in de Gonna Shake This Shack Tonight reeks. Twee voorbeelden: Don Gibson's I Ain't Gonna Waste My Time hier is pure country in tegenstelling tot de bij ons bekendere rockabillyversie van twee jaar later van Wiley Barkdull, en Hawkshaw Hawkins' tragere cover van Autry Inman's It Would Be A Doggone Lie, nochtans allebei uit 1956. Ach, uiteindelijk is dat slechts een semantisch verschil en u zal mij geen slecht woord horen zeggen over Eddy Arnold's Live Fast Love Hard Die Young, The Louvin Brothers' Plenty Of Everything But You of Jerry Reed's I'm A Lover Not A Fighter want wie mij een beetje kent weet dat ik een onvoorwaardelijke liefde koester voor deze muziek, op deze CD aangevuld met de occasionele jodel (Harrison Crump's Lonesome Long Gone Railroad Blues) en een enkel uitstapje naar honky tonk piano (Jerry Jericho's When I'm Gone), een budget Cash cover als Foreman Slim's There You Go, oude hillbilly (Tommy Elliot & the Line Riders' Sold Out Doc uit 1950), nog stokoudere bluegrass (Bill Carlisle's Gonna Raise A Ruckus Tonight uit 1939) en de traditionele country van Skeets McDonald's Gotta Get You From That Crowd, Buck Griffin's Lookin' For The Green en Twenty Cigarettes waarin Little Jimmy Dickens voor het stelen van één pakje sigaretten veroordeeld wordt tot de chain gang. De goeie ouwe tijd! Toptracks zijn voor mij de semi-akoestische springer Bumble Rumble van Sid Silver, Little Jimmy Dickens' populaire stamper Salty Boogie, het minder bekende maar geweldig boppende Grandpa's Rock van The Trailblazers, de instrumentale Be Bop A Lula copie Sweet Lucy van Shorty Ashford waarin countrypicking bijna surfgitaar wordt, de hillbillyboogie Cat Man Boogie van Sandy Ford en het nagenoeg perfecte Royal Flush van Darnell Miller with the Swing Kings. De hoesfoto dekt dus geenszins de lading want rustiek is uiteindelijk enkel Al Ferrier's My Baby Done Gone Away, al mag het soms inderdaad wat simplistischer zoals in Darrell Glenn & his Rhythm Riders' Hang Up That Telephone en de primitieve rockabillybopper I’m Long Gone van Carl Belew & his Riff Riders. Dat we veel grote namen tegenkomen had u al door, maar altijd met minder bekende songs. Dit is een ijzersterke compilatie met het beste uit pakweg 1939-1960. Laat volume 3, 4 en 5 maar komen, ik verwelkom ze met open armen. Info: www.atomi-c.at (Frantic Franky)


ROCKIN' SCHLAGER PARTY Nr. 1
ROCKIN' SCHLAGER PARTY Nr. 2

Atomicat, ACCD073, Atomicat, ACCD074

Hahaha, weer een nieuw uitgangspunt: twee CD’s met Duitse covers van Amerikaanse en in mindere mate Britse rock 'n' roll hits. Het idee is niet nieuw: Bear Family brengt in Duitsland al járen dikke CD-dozen uit met het complete werk van zowat elke Duitse schlagerartiest die daar nog steeds razend populair zijn (waarmee ze de dozen bekostigen die niemand koopt zoals het complete werk van The Chuck Wagon Gang 1936-1955, hahaha) en ik zag recent in Media Markt zelfs een driedubbele budget-CD liggen getiteld Rock 'n' Roll In Germany die reeds uit 2010 blijkt te stammen. Alle grote namen sind da onder aanvoering van de Duitse Elvissen Ted Herold (Ich Bin Ein Mann oftewel Fabian's I'm A Man) en Peter Kraus (Tiger van Fabian), met in hun kielzog Connie Froboess (Paul Anka's Diana + Lippenstift Am Jacket ter vertaling van Connie Francis' Lipstick On Your Collar op een twist ritme) en een hele stoet artiesten waar ik nog nooit van gehoord had en die in tegenstelling tot die Connie und der Peter toen ik een kind was niét op de Duitse TV kwamen in de familieprogramma’s die ik diende te ondergaan op de ARD en de ZDF en de WDR tussen alle Derrick's (vóór die in ongenade viel toen bleek dat acteur Horst Tappert nog bij de Hitlerjugend had gezeten) en Der Alte's en Ein Fall Für Zwei's in. Een dubbelaflevering van Ein Fall Für Zwei? Zwei Falle Für Vier, hahaha! De twee CD’s bevatten in essentie geen rock 'n' roll maar variété en dus mag ook een roedel zangeressen niet ontbreken zoals Alice Babs (Twiedlie Die), Trude Herr (Ich will keine Schokolade oftewel Percolator van Randy Randolph), Dany Mann (Sexy Hexy oftewel Stupid Cupid) en Ria Solar (My Boy Lollipop). De muziek zelf is een popversie van rock 'n' roll ontdaan van elke vorm van rebellie en niet ingeblikt door rock 'n' roll combo’s die amper konden spelen maar door balorkesten, verschenen op labels als Telefunken, Electrola, Polydor, Amiga en Ariola. Het resultaat is ten zeerste swingende pop van een ontwapende naïeve charme die nooit het rock 'n' roll gehalte van de originele uitvoeringen haalt en soms klinkt als een parodie, alsof het alleen maar om te lachen was. Elvis was ook in Duitsland koning en dat hij de meest gecoverde artiest hier is mag dan ook geen wonder heten met Little Sister (Little Linda door Ted Herold), Good Luck Charm (Gehörst Aufs Titelbild door John Ulrik und die Nordwinds), I Got Stung (Wunderbar Wie Du Heut Wieder Küsst door Ted Herold), Treat Me Nice (Mach Dich Schön door Peter Kraus), Teddy Bear (Teddybär door Peter Kraus), King Creole (Will Brandes), Hound Dog (Heute Geh Ich Nicht Nach Hause door Ralf Bendix), A Big Hunk Of Love (Hey Baby door Ted Herold), Jailhouse Rock (Hafen Rock door Peter Kraus), Don't Be Cruel (Oh Wie Gut door Peter Kraus), Rock-A-Hula-Baby (Gerd Böttcher & Detlef Engel) en Lover Doll (Ted Herold). Andere slachtoffers zijn Bill Haley (Shake Rattle And Roll als Simsalabim door Werner Hass), Ricky Nelson (Hello Mary Lou door Rene Kollo), Brenda Lee (Rockin Around The Christmas Tree als Männer Sind Knapp door Anita Lindblom), The Kalin Twins (Wenn door The James Brothers), The Coasters (Charly Brown door Hans Blum, Jackety Jack door Billy Sanders), Bobby Darin (Plitsch Platsch door Werner Hass), Dion (Runaround Sue als Hipp Hipp door Ronny Twen), Bruce Channel (Hey Baby door Harry Glück), Bobby Day en Thurston Harris (Over And Over als Too-Hoop door Teddy Palmer & Werner Hass), The Marcels (Blue Moon door Harry Glück), Jan & Dean (Surf City als Holiday City door Club Gerry Friedrich) en Joey Dee (Peppermint Twist door Caterina Valente). Misschien wordt dat wel de volgende Atomicat CD-reeks, over de twist in Duitsland, hahaha.
Je vraagt je trouwens af hoe sommige van die nummers tot in Duitsland geraakt zijn. Was Pat Boone's A Wonderful Time Up There (Wo ist Meine Susi door Rolf Simson) zo'n grote hit in Europa? Of Motorcycle van Tico & the Triumphs (Motorbiene door Benny Quick)? Webb Pierce's Teenage Boogie (Bettina Carsten & die Monacos), Apron Strings (Ich Finde Dich Schön door Conny Quick)? Sugaree (Jörg Maria Berg)? Woo Hoo van The Rock-A-Teens (Werner Müller & die Woo Hoos)? Buy A Car van Jackie Lee Cochran (Lass Sein van Billy Sanders)? Tja, Bim Bam van Sam Butera (hier door hansworst Hannes Wüst) schijnt ook in België razend populair te zijn geweest. Andere nummers zijn originele Duitse songs zoals Rocky Rocky Baby, Ich Bin Kein Schöner Mann en Du Hast Zuviel Sex-Appeal van Billy Sanders, Bei Der Firma Rock 'n' Roll en Warenhaus Rock van Delle Haensch & die Rockies, de sympathieke xylofoonrocker So Geht Das Jede Nacht van Freddy Quinn, en Baby Ich Hol Dich Von Der Schule Ab van Claus Herwig. Weer andere songs komen eigenlijk helemaal niet uit de rock 'n' roll zoals Is You Is Or Is You Ain't My Baby (geslaagde bigbandswing als Bist Du Noch Mein Baby door Frank Olsen), Eydie Gormé's Blame It On The Bossa Nova (Manuela's Schuld War Nur Der Bossa Nova dat in Duitsland de top van de hitparade bereikte), Perry Como's Kewpie Doll (Baby Ich Schiess Dir Einen Teddybär van Jörg Maria Berg) of gewoon uit de pop (Doris Day's Everybody Loves A Lover als Junge Leute Brauchen Liebe door Nana Gualdi).
Als bonus is ook de enige echte Cliff Richard van de partij met zijn eigen Duitstalige versie van zijn eigen Lucky Lipps, Rote Rosen Soll Man Küssen in zijn beste schoolduits, en van dat nummer horen we ook een tweede vertaling getiteld Dolly Dick door zangeres Illo Schieder. Twee nummers ontbreken om het feest helemaal compleet te maken: Babysitter Boogie van Ralf Bendix, wel present met At The Hop en zijn eigen Sputnick Rock, en de misschien wel beste Duitse rocker van eigen makelij, Teenager Melodie van Peter Kraus & Conny Froboes. Tussen de bedrijven door worden er vier moderne songs binnengesmokkeld: het gezellige Du Nur Du en Baby Bitte Bleib Bei Mir van Cat's Bimbo Box van de Ray Collins' Hot-Club CD Long Lost Tapes (Brisk BRCD006) en 45 RPM (iemand enig idee wat er met hen gebeurd is?) met twee onuitgebrachte songs, de rockabily swinger 45 U.P.M.G.M.B.H - geen flauw idee waar dat op slaat - en Ein Schuhschrank Voll Mit Nichts Zum Anziehen, een dreigende vertaling van Nancy Sinatra's These Boots Are Made For Walking dat hier door zijn moderniteit ietwat uit de schlagertoon valt. Ons oordeel? Leuk, maar enkel aan te raden voor de liefhebbers van popcuriosa en de fanclub van Jo Roland und die Serenaders. Nur Original-Aufnahmen!
Info: www.atomi-c.at
(Frantic Franky)

21 oktober 2020

THE MOJO MAN'S HALLOWEEN PARTY
Koko Mojo, KM-CD-81

Aha, op de valreep nog een Halloween-CD op het schavotje, met een mix van 28 Halloween favorieten, onbekend werk en twee grote namen, The Champs met de definitieve sax strollversie van Henry Mancini's filmthema Experiment In Terror en Screamin' Jay Hawkins met twee van zijn gestoorde meesterwerkjes, Little Demon en There’s Something Wrong With You. Usual suspects op elke rock 'n' roll Halloween party zijn onder meer Big Bee Kornegay (At The House Of Frankenstein), Bob McFadden (Frankie And Igor At A Rock 'n' Roll Party), Tyrone A’Saurus & his Cro-Magnons (The Monster Twist), cool ghoul John Zacherle (Happy Halloween) en The Duponts doo-woppend op het Screamin’ Ball (At Dracula Hall). "Nieuwe" oudjes zijn Tony & the Monstrosities (Igor’s Party), de female girlgroup sound van Sonny Richard’s Panics (The Voodoo Walk) en Claudine Clark (Walking Through A Cemetary) en Bobby Hendricks' vrolijke Psycho, een novelty song die een gesprek voorstelt tussen een psychiater en zijn patiënt en in 1960 zelfs de Billboard Hot 100 haalde. Geen idee hoe het komt maar bij de doo-wop valt altijd veel griezel te rapen, en op deze CD zijn de daders The Three D’s (Graveyard Cha Cha), The Monotones (Legend Of Sleepy Hollow), The Interiors (Voodoo Doll) en The Verdicts (The Mummy’s Ball). Een deel van de minder bekende nummers zijn echter minder bekend omdat ze in andere moerassen vissen als rock 'n' roll, zoals daar zijn calypso (Zombie Jamboree van Calypso Carnival featuring King Flash uit 1957 wat een calypso classic moet zijn want ik heb er verschillende uitvoeringen van) en sixties met de garage rockgitaar instro Haunted House van Oscar Hamod & his Majestics uit 1964 en de uptempo net-geen-soul van The Blenders' Graveyard uit 1962. Ook de doo-wopper The House In The Alley van The Brassets, nochtans uit 1959, gaat reeds richting sixties. Wat ons tot slot brengt bij de instrumentals die uitgezonderd de titel niets met horror te maken hebben zoals de saxer Haunted Sax van The Nite Caps, de primitieve gitaar-piano instrumental Transylvania van The Mysterions, The Nightmare van The Nightmares die eerder op een jungle compilatie thuis hoort, en Zombie van The Harlem Wildcats, vooroorlogse jazz swing uit 1940. Met de muziek van die nummers is op zich niks mis, maar in het Halloween kader is het leuker als Bill Doggett er op zijn soft sax grinder (Doggett was nochtans een orgelist, de toeteraar van dienst is Doggett's vaste saxofonist Clifford Scott) Monster Party uit 1959 tenminste nog een aantal versnelde smurfenstemmetjes bij sleurt en Frank N. Stein & the Tombstones op hun gitaar/ saxer Graveyard Giggle wat gruwelijk gegiechel. De CD werd samengesteld door Mojo Man Little Victor en die smokkelde één hedendaags nummer van zichzelf op de tracklist dat niet uit de toon valt want de bluesbopper Graveyard Boogie (van zijn in 2018 verschenen Deluxe Lo-Fi CD RBR 5886) is ouderwets primitief.
Conclusie: het redelijk aantal onbekendere opnames rechtvaardigt ook voor Halloween verzamelaars de aanschaf van deze CD. Info: www.koko-mojo.com
(Frantic Franky)


BUZZIN' 1958-1962/ BUZZ CLIFFORD
Jasmine, JASCD 1080

Baby Sittin' Boogie uit 1960 blijft een geweldige gitaargedreven novelty rocker, gebaseerd op het eenvoudige idee "wat als we de baby in een rock 'n' roll liedje nu eens vervangen door een echte baby?". Het resultaat was een weergaloze start-stop rocker met vocale interjecties door een baby (ingesproken door de zoon van componist Johnny Parker) en een hit die zo'n internationale weerklank vond dat er een Franse cover kwam (Sacha Distel) terwijl de Duitse cover van Ralf Bendix und die kleine Elisabeth nummer 1 werd in Duitsland. Maar heeft de in 2018 op 76-jarige leeftijd overleden Buzz Clifford nog meer songs van dat kaliber opgenomen? Het antwoord is helaas negatief, want naast sympathieke early sixties covers van Shake Rattle And Roll, Long Tall Sally en Fats' Domino's I'm In Love Again bevat deze 24 track CD met de complete Baby Sittin' LP uit 1961 en al zijn singles tot 1962 een handvol opgewekte teenrock (14 Karet Fool met een hint charleston, Golly Gosh Oh Gee, Pididdle, True Love True Love, Moving Day) en vooral heel veel standaard teenballades met als uitschieter een geslaagd Unchained Melody. Niettemin zal wie Bobby Vee's Devil Or Angel de beste song aller tijden vindt hier veel plezier aan beleven. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


SANDMEN & LOLLIPOPS... GREATEST HITS 1954-1961/
THE CHORDETTES

Jasmine, JASCD

I
k heb The Chordettes altijd enorm goed gevonden voor een groep die meer pop als rock 'n' roll uitbracht, omdat zowel die rock 'n' roll als hun pop van een uitmuntend gehalte zijn. Hen een rock 'n' roll groep noemen is te veel eer want ze begonnen hun carrière al midden jaren '40 en waren de ultieme meidengroep avant la lettre, een jaren '50 versie van The Andrews Sisters, vrolijk een marsmelodietje fluitend (Lonely Lips) in hun zoektocht naar de ware liefde (True Love Goes On And On), een projectie van de dromen en verlangens van de belichaming van het all american na-oorlogse Amerika vóór de rock 'n' roll die maatschappij op zijn kop zette. The Chordettes waren maagdelijk, klonken esotherisch onschuldig en zongen kitsch, maar wat een wondermooie kitsch, suikerzoet en kerstmis-achtig, niet zozeer crooners maar wat ze in de jaren '50 vocal harmony samenzang noemden, mijmerend over huisje tuintje boompje, gaan wandelen met het hondje (Fifi's Walkin' The Poodle), trouwen (The Wedding) als de jongen van hun dromen zijn legerdienst heeft vervuld (Lay Down Your Arms), een leven in suburbia dat verglijdt terwijl Zorro op TV is. Hun bekendste liedje, Mr. Sandman, is dan ook hét liedje bij uitstek als in een film de jaren '50 dienen geëvoceerd, en hun ballades als Born To Be With You en de blanke Teen Queens cover Eddie My Love gingen er in de jaren '50 bij de tieners in als zoete koek. Maar de vraag luidt: voegt deze CD rock 'n' roll-gewijs nog iets toe aan Lollipop, de Coasters cover Charlie Brown, het geniale Charlie Brown antwoord A Girl's Work Is Never Done en de stroll No Wheels die op alle Chordettes Best Of's staan? Nee, want voor mij zijn de grootste verrassingen hier het zwoel Like A Baby drie jaar vóór Elvis, de sirtaki gitaar in Baby Of Mine en een Exodus Song die meer easy listening en minder filmisch is dan die van Pat Boone, niet de teenrockers Photographs, Pink Shoelaces en Tall Paul. Die laatste twee zijn covers van respectievelijk Dodie Stevens en Annette Funicello, en we hebben ook recht op Chordettes covers van andermans ballades, met name Lavern Baker's I Cried A Tear, The Teddy Bears' To Know Him Is To Love Him, en de competente natuurgetrouwe Paul Anka cover Lonely Boy. Wat allemaal niet uitmaakt, want als puntje bij paaltje komt zijn dit 33 tracks pure nostalgie.
Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


TRY THE IMPOSSIBLE/ LEE ANDREWS & THE HEARTS
Jasmine, JASCD 1056
Lee Andrews & the Hearts waren een zwarte doo-wop groep die drie hits scoorden, Tear Drops (1957), Long Lonely Nights (1957) en Try The Impossible (1958), waarvan Long Lonely Nights vandaag de dag misschien de bekendste is wegens gecoverd door zowel Clyde McPhatter (1957) als The Four Seasons (1964) als Bobby Vinton (1965). Dat zijn alle drie traditionele doo-wop ballades, uiteraard het sterke punt van de doo-wop. De CD begint in 1954 heel ouderwets met zowel vocal harmony (Maybe You'll Be There) als doo-wop (Baby Come Back) als Vera Lynn's wereldoorlog II epos The White Cliffs Of Dover, drie genres die in de doo-wop die uiteraard aan elkaar gelinkt zijn, want het tweede vloeide voort uit het eerste en het eerste maakte onverbrekelijk deel uit van het tweede. De plechtige ballades en het gestroomlijnde werk zijn op deze CD met meer dan tweederde in de meerderheid, al staan er met Much Too Much, de mamborock Show Me The Merengue, It's Me, The Clock, The Girl Around The Corner, Nobody's Home, All I Ask Is Love en het nonsensikale Glad To Be Here ook sympathiek uptempo werk op waarvan het merendeel leuke sax rockertjes zijn. De 28 track CD bevat beide kantjes van al hun singles van 1954 tot en met 1962 + twee solosingles van Lee Andrews, maar wat er niet opstaat zijn vier andere solosingles van Lee Andrews, drie singles van The Hearts zonder Lee Andrews waarvan één onder de naam The Famous Hearts en één als The Five Hearts, en de heropnames dan wel originele versies van nummers waarvan ze in de jaren '50 twee verschillende versies opnamen voor verschillende platenmaatschappijen. Ja, 't is niet gemakkelijk! Van de oudste opnames is de geluidskwaliteit wel wat minder. Lee Andrews overleed in 2016 op 79-jarige leeftijd.

Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


AARON AND ART & THAT NEW ORLEANS ROCK & ROLL BEAT 1955 TO 1962/ THE NEVILLE BROTHERS
Jasmine, JASCD1095

Toen ik mij verdiepte in de geschiedenis van de rock 'n' roll kwam ik vaak de naam van The Neville Brothers tegen, steevast omschreven als de peetvaders van de Neville dynastie en van zeer groot belang voor de ontwikkeling van de rock 'n' roll in New Orleans, wat ik nooit begreep omdat ik Art en Aaron Neville alleen kende van soul en funkmuziek en als lid van The Meters. Deze CD met beide kantjes van Art's eerste zeven singles en van Aaron's eerste zeven singles (en dus zonder nummers van The Neville Brothers samen als groep, die naam gebruikten ze pas sinds eind jaren '70) die de periode 1955-1962 omvatten moet deze leemte in mijn kennis dan ook vullen, of niet?
De CD opent met Art's platendebuut als zanger van The Hawkets op Mardi Gras Mambo uit begin 1955, niet origineel van hen maar dankzij hen wel een klassieker van het mardi gras carnaval in New Orleans, aanstekelijke rock 'n' roll met die typisch roffelende New Orleans latino beat. B-kant Your Time's Up toont de tweede pijler van hun muziek wegens meer geïnspireerd op rhythm 'n' blues. Ooh-Whee Baby en The Whiffenpoof Song tonen de invloed van die andere reus uit New Orleans, Fats Domino: zelfde slepende tred, zelfde blazers (Lee Allen en Alvin "Red" Tyler), zelfde piano beat, zelfde orkestbenadering, alleen klinkt Art's zang heel anders. Naarmate de jaren '50 vorderen en verglijden in de jaren '60 komt daar in songs als Cha Dooky-Doo en Skeet Scat een funkiër component bij, een Ya Ya Iko Iko effect zal ik het maar noemen, om in 1961 te eindigen met dramatische ballades als All These Things en You Won't Do Right beïnvloed door The Drifters. Beste nummers: de uptempo stroll Zing Zing, het voor 1958 erg modern en vooruitstrevende klinkende What's Going On, en het 20 jaar geleden door The Seatsniffers (B) gecoverde exotische Arabian Love Call. We worden oud, zij het voorlopig niet zo oud als Art's jongere broer Aaron Neville, intussen 79 jaar maar nog steeds muzikaal actief.
Aaron's carrière begon in 1960 met soulvolle slows en ballades als Wrong Number, Every Day, Show Me The Way en Reality die toen reeds zijn eerste grote hit Tell It Like It Is uit 1967 voorspelden. Zijn uptempo materiaal als Over You, Humdinger en Sweet Little Mama is niet zozeer rock 'n roll als wel early sixties in de stijl van Sticks And Stones en leunt aan bij wat Ray Charles rond die decenniumwissel uitspookte (Get Out Of My Life, Don't Cry). Ook hier horen we in All These Things en How Many Times opnieuw enige invloed van de toen alomtegenwoordige Drifters. Beste nummer: het sfeervolle How Could I Help But Love You waar Smokestack Lightnin' (D) wel weg mee zou weten. De kamerbrede geluidskwaliteit is ronduit schitterend, maar vanuit een rock 'n' roll standpunt zijn alleen de nummers van de in 2019 op 81-jarige leeftijd overleden Art Neville interessant.
Info: www.aaronneville.com en
www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


HIS GUITAR, HIS HEPCATS & HIS ROCKING RHYTHM ORCHESTRA/ GOREE CARTER
Jasmine, JASMCD3151

Er zijn al veel nummers naar voor geschoven als de allereerste rock 'n' roll song, en een van de minder bekende is Rock Awhile, de in april 1949 opgenomen tweede single van bluesgitarist Goree Carter, een prima uptempo piano boogiewoogie met piepende altsax en trompetterende trompet onderstreept door Carter's elektriserend gitaarwerk waarop u desgewenst uw beste jive beentje kan voorzetten. Ook opvallend: die gitaarintro kondigt toch een beetje aan wat Chuck Berry vijf jaar later zou uitvinden. Nog drie zulke pré-rockers zijn Come On Let's Boogie uit 1949, het minder spectaculaire Let's Rock uit 1950 en I'm Your Boogie Man uit 1951, maar het opvallendste nummer is de dramatische western fluiter Serenade op Spaanse flamencogitaar. De vreemde CD titel wordt verklaard door het feit dat een deel van deze 28 tracks 1949-1951 (overigens niet Carter's complete output) uitgebracht werden als Goree Carter & his Hepcats en Goree Carter, his Guitar & his Rocking Rhythm Orchestra, maar laat u niet beetnemen: iets meer dan de helft van de nummers zijn bluesschuifelaars, vaak in een piano nightclub setting. Zolang dat maar een beetje uptempo is (Back Home Blues, I'll Send You, Hoy-Hoy, She's Just Old Fashioned, She's My Best Bet, True Love Is Hard To Find) valt het nog best te pruimen en gaat het richting rhythm 'n' blues swing van een Wynonie Harris of Roy Brown, voortgestuwd door Carter's stevige elektrische gitaar, onvermijdelijk beïnvloed door de grote T-Bone Walker. Toch is een waarschuwing hier op zijn plaats: je moet al heel bluesbestendig zijn om de hele rit uit te zitten.
Goree Carter liet ondanks flink wat talent reeds in 1954 de muziek voor wat ze was en overleed in 1990 op 59-jarige leeftijd.
Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

14 oktober 2020

ROCKS, CLOCKS AND ALLIGATORS:
ALL THE HITS & MORE 1953-1961/
BILL HALEY & HIS COMETS

Jasmine, JASCD1057

Bill Haley is de rock 'n' roll pionier waarvan ik het meeste spijt heb dat ik 'm nooit live zag. Eén keer de kans gehad, in Nederland zelfs, maar dat was in een bordeel en te duur voor mijn portemonnee.
Deze verzamelaar biedt 31 tracks 1953-1961 aan te beginnen met Crazy Man Crazy dat een revue op gang trekt waarin alle bekende titels passeren. Met nummers als Shake Rattle And Roll, See You Later Alligator, Mambo Rock, Razzle Dazzle, Birth Of The Boogie, Burn That Candle, The Saints Rock 'n' Roll, Hot Dog Buddy Buddy, Rockin' Through The Rye, Rip It Up, Teenager's Mother en de saxblazer Rudy's Rock stopt de bop hier niet, zoveel is duidelijk, en is dit uw kans om ook wat minder bekende Haley krakers te herontdekken. Eén schoonheidsfoutje: Rock The Joint is niet de Decca/ Brunswick versie uit 1957 maar de meer rurale Essex versie uit 1952 zonder drums maar met steel en piano. Nu ja, foutje, 't is een beetje onduidelijk omdat die oude versie wel degelijk in Engeland werd uitgebracht in 1957. Uw voordeel? U kan hier horen waar Haley de mostaard en Rock Around The Clock vandaan haalde en hoe hij reeds rockte op z'n hillbilly's vóór hij de klok rond rockte. Ook vreemd: dat 1-2-3 aftellen hoor je niet in elke Forty Cups Of Coffee out there. Iedereen heeft natuurlijk zijn eigen Bill Haley favorieten en ik had als moppersmurf liever Come Rock With Me in de plaats van Dim Dim The Lights en Rockin' Rollin' Schnitzelbank in de plaats van Don't Knock The Rock gehoord maar een mens kan nu eenmaal niet alles hebben, tenzij je de Bear Family boxen koopt, in het specifieke geval van Bill Haley aangevuld met de Hydra CD’s die werkelijk élke scheet bevatten die Haley zelfs maar liet vliegen in de buurt van een microfoon. Het goeie aan deze CD is behalve meer dan 20 vuurvaste en vorstbestendige rockers met die schier onuitputtelijke Rock-A-Beatin' Boogie beat de toevoeging van zes post-Decca nummers. Bompa Bill was toen zijn Decca contract afliep in 1959 immers helemaal het noorden kwijt, nam steeds meer mediumtempo materiaal (voorbeelden op deze CD zijn Skinny Minnie en Lean Jean) en easy tune instrumentals (Skokiaan) op, en wist uiteindelijk niet meer van welk rock 'n' roll hout hitpijlen maken. Dat leverde nummers op die best okee waren, tenminste als je ze niet bekijkt vanuit een R-O-C-K standpunt. Je vindt die heden ten dage verspreid over goedkope re-issues gekenmerkt door slappe heropnames van Haley’s bekendste hits en daarom werden ze tot recent over het hoofd gezien. De zes hier zijn in ieder geval op zich de moeite meer dan waard en horen thuis in de categorieën kermis instrumentals (Tamiani), exotische rock ‘n’ roll (Chick Safari), popcorn noir (Hawk), mexicano surfpop (The Spanish Twist) en heldhaftige pogingen om tegen de stroom in te blijven rocken (Let The Good Times Roll Creole, het opnieuw instrumentale Warpaint). Ze markeren het einde van een tijdperk, en ik hoop dat ze nu het startschot mogen zijn voor het openzetten van Haley’s jaren ‘60 sluizen. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


BOUNCING, ROCKING AND ROLLING 1950-1962/
HARDROCK GUNTER

Jasmine, JASMCD3757

Hardrock Gunter's Birmingham Bounce (een jaar vóór Rocket 88 van Jackie Brenston!) en Gonna Dance All Night uit 1950 zijn twee van de weinige blanke nummers die steevast worden bovengehaald in de eindeloze discussies over wat nu juist de allereerste rock 'n' roll plaat was, en Gunter mocht dan ook graag verkondigen dat hij in de préhistorie de rock 'n' roll nog eigenhandig uit de rotsen heeft gehakt. Dat klopt uiteraard voor geen meter want Gonna Dance All Night mag dan wel de gevleugelde zinsnede "we're gonna rock and roll while we dance all night" bevatten, Hardrock Gunter bezat noch het charisma noch de sex appeal noch de elektriserende stage show die Elvis later zou hebben, maar het bewijst wel dat als ie één ding kon dat zichzelf verkopen was. Zijn muziek was immers allesbehalve vernieuwend, integendeel: volgens mij moet Gunter reeds in de jaren '50 als ouderwets zijn beschouwd - de accordeon was zelfs in 1950 al niet meer hip, maar Gunter bleef ze gebruiken tot 1961 (Bonaparte's Retreat). Wat zijn polonaisemuziek daarentegen wel is, is charmant, meer zelfs, dit is onweerstaanbaar gezellige muziek met gezapige steel, jazzy fiddle en honky tonky piano. Een nummer als Lonesome Blues uit 1951 is geworteld in de charleston en ook Honky Tonk Blues is hartveroverend oubollig, maar voor de rest zijn dit vooral boogies uit de bovenste lade zoals I've Done Gone Hog Wild. Ik ben fan sinds ik in 1984 (we worden oud) zijn Charly LP Boogie Woogie On A Saturday Night kocht met zijn Decca opnames uit 1951 en 1952, en kon toen nog niet vermoeden dat ik in 1996 de man live on stage zou zien in Hemsby, begeleid door onze eigen Ragtime Wranglers. In 2005 zou hij zelfs nog een vinylsingle uitbrengen begeleid door The Ragtime Wranglers! "Rock" wist waar hij de mosterd moest halen, namelijk bij de talking novelty boogies van Tennessee Ernie Ford (Hesitation Boogie, de loeiende koe op Dixieland Boogie), dus wie die goed vindt (en wie vindt die nu niét goed?) zit gebeiteld bij Hardrock Gunter die niet te beroerd en slim genoeg was om hillbillycovers te maken van zwarte rhythm 'n' blues songs als Sixty Minute Man van The Dominoes en You Played On My Piano van Helen Humes. Maar Gunter was nog veel meer, en hij was ook verstandig genoeg om zijn muziek zodanig op te peppen dat hij een graantje kon meepikken van de rock 'n' roll rage, een logische stap van zijn uptempo boppin' hillbilly als Honky Tonk Baby aangezien een nummer als Where Have You Been uit 1953 reeds de kiemen in zich draagt van proto-rockabilly. Hardrock Gunter was zelfs een Sun artiest, zij het geen Sun recording artist want zijn twee Sun singles werden niet bij Sun zelf opgenomen. In 1954 verscheen op Sun een snellere boogie woogie heropname van Gonna Dance All Night met wilde steel gitaar, uitgekomen als Sun 201, acht singles vóór Elvis' debuutsingle. Was dit een eerste, schuchtere poging in Sam Phillips' queeste om een blanke artiest te vinden die kon zingen als een zwarte? Als je de chronologische lijst van de Sun singles bestudeert zie je immers dat Gonna Dance All Night zo ongeveer de allereerste blanke rock 'n' roll plaat op Sun was, vóór Carl Perkins en Jerry Lee Lewis. Gonna Dance All Night's evenmin door Sam Phillips ingeblikte B-kant Fallen Angel, uptempo doch traditionele country met vreemd genoeg een saxsolo, staat hier niet op. Gunter's tweede Sun single, Sun 248 in 1956, de evenmin bij Sun opgenomen country bopper Juke Box Help Me Find Me Baby met een echo waarop de Alpen jaloers kunnen zijn, verscheen oorspronkelijk op een ander label en werd door Sam Phillips geleased toen deejays het op de radio begonnen te draaien, maar werd geen hit op Sun. Ook hiervan staat de B-kant niét op deze CD omdat de eenvoudige reden dat die niet werd gezongen door Hardrock Gunter maar door zijn fiddler Buddy Durham.
Nog meer vroege rock 'n' roll bijdragen van Hardrock Gunter zijn I'll Give 'Em Rhythm uit 1955, en I Put My Britches On Like Everybody Else en Turn The Other Cheek uit datzelfde jaar 1955 zou je met wat goeie wil als rockabilly kunnen beschouwen. Whoo I Mean Whee is een echo bopper in de stijl van Juke Box Help Me Find Me Baby en Boppin' To Grandfather's Clock en Rock-A-Bop Baby gebruiken dezelfde formule in een rustigere setting. Oh Lonesome Me is het bekende Don Gibson nummer gebracht met Les Paul kermisgitaar, Bloodshot Eyes doet hetzelfde maar sneller en boppender, en zo staan hier nog meer stompende hillbilly pareltjes op als Take Away Those Rosy Lips en The Right Key But The Wrong Keyhole. Verder bewijs dat Gunter zijn vinger op de muzikale pols hield is de Johnny Horton banjo vibe van Spring Has Sprung uit 1961 en zijn Hillbilly Twist uit 1962. Vreemde eend in de bijt is dan ook een sentimenteel countrynummer als Let Me Be A Fool, en de CD sluit af met drie instrumentals die gaan van twangy gitaar tot bluegrass en Chet Atkins waarvan Rebel Guitar Picker een stukje van de melodie van Dixie gebruikt.
Deze Jasmine CD is de minstens vierde CD compilatie out there met Gunter's fifties en early sixties werk en die CD’s overlappen natuurlijk voor een stuk, dus dat betekent uitkijken en vergelijken en zoeken naar je eigen favoriete nummers en speuren op Discogs naar niet meer verkrijgbare CD’s. De Jasmine CD is in ieder geval een goeie start om uw weg te zoeken in Gunter's gigantische output, een doolhof waarin ik graag verdwaal. Hardrock Gunter (de enige ‘hardrock’ die wij goed vinden) overleed in 2013 op 88-jarige leeftijd. Info: www.hardrockgunter.com www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


I SING 'EM AND I WRITE 'EM/ OTIS BLACKWELL
Jasmine, JASCD3175

Otis Blackwell is de zwarte componist van de blanke rock 'n' roll klassiekers Don't Be Cruel, Return To Sender, All Shook Up, Great Balls Of Fire, Let's Talk About Us en Breathless, én van Nine Times Out Of Ten (Cliff Richard) én van Fever én van Handy Man (Jimmy Jones) én van Hey Little Girl (Dee Clark) maar daarvan staat op deze 30 tracker niet Blackwell's versie. Ik heb zelfs geen flauwe notie of daarvan wel een versie van Blackwell bestaat, al meen ik ooit zijn demo’s gehoord te hebben van Paralyzed en van het niet door hemzelf maar door Kal Mann en Bernie Lowe gecomponeerde (Let Me Be You) Teddy Bear. Ook zijn One Broken Heart For Sale demo voor Elvis die wél bestaat staat er niet op. Wat er wel opstaat is een selectie van Blackwell's eigen output, want minder bekend dan zijn songs voor anderen zijn zijn eigen platen die nooit even succesvol zijn geworden. Ten onrechte, zo blijkt! De CD bevat 30 tracks geschreven én gezongen door Otis Blackwell die lopen van 1952 tot 1958 en beginnen met inktzwart roffelende rock 'n' roll geroot in de rijke rhythm 'n' blues traditie van een muziekstad als New Orleans (hoewel opgenomen in New York) als Wake Up Fool, Fool That I Be, Tears Tears Tears, On That Power Line en het in 1965 door The Who gecoverde Daddy Rollin' Stone, waarbij Number 000 en vooral Please Help Me Find My Way Home een diepere blues feeling hebben. Songs als Don't Know How I Loved You, I'm Travelin' On, Go Away Mr Blues, My Josephine, I'm Comin' Back Baby en Oh What A Babe zijn meer traditionele rock 'n' roll, vaak met sax en piano, en ik kan me voorstellen dat een nummer als Bartender Fill It Up Again in de juiste (productie)handen een hitje had kunnen worden. Ain't Got No Time en My Poor Broken Heart bijvoorbeeld hadden perfect gepast voor Fats Domino. Omdat de markt dicteert staan er ook een aantal ballades tussen als Here Am I en You're My Love maar mijn voorkeur gaat uiteraard naar een dreigende stomper als Oh What A Wonderful Time met een heel orkest blazers waarvan je zou zweren dat ie het had geschreven voor... Ray Collins' Hot-Club! Een nadeel is dat Blackwell, hoewel een niet onverdienstelijk zanger, al die nummers op nagenoeg dezelfde toonhoogte zingt waardoor het al snel op mekaar begint te lijken en dat vermindert de impact. Daarnaast zijn veel songs vrij standaard van structuur, wellicht omdat ze op maat van de markt werden geschreven. Hoe meer we opschuiven naar 1958 hoe beter de songs worden, met als hoogtepunten de combo jiver You Move Me Baby en Let The Daddy Hold You, een volbloed rocker met een New Orleans King Creole sfeer. Vanaf 1957 bevatten de songs achtergrondkoortjes en mikt Blackwell op de tienermarkt met mooie, plechtige dromerige ballades als When You're Around en It's Love And It's Real en vlotte teen rockers als Don't Take My Word (Take My Heart), Turtle Dove en Don't Run Away. Met Make Ready For Love en het aan Charlie Gracie's Fabulous herinnerende What A Coincidence probeerde hij ongetwijfeld Elvis nog een keertje aan de haak te slaan... Ik neem aan dat Blackwell die in totaal meer dan 1000 songs zou schrijven zijn zaakjes genoeg op orde had om aan zijn hits voor anderen een flinke cent te kunnen verdienen, maar geld alleen maakt niet gelukkig: Otis Blackwell raakte in 1991 na een beroerte verlamd en overleed in 2002 op 71-jarige leeftijd aan een hartaanval. One broken heart, inderdaad. Met deze CD die een stukje vergeten muziekgeschiedenis inclusief zijn volledige New Orleans rock 'n' roll LP Singin' The Blues uit 1957 (in 1991 met drie bonustracks op CD heruitgebracht door Flyright Records onder de titel 1953-1955, dus die CD staat in zijn geheel ook op I Sing 'Em And I Write 'Em) bewaart voor het nageslacht krijgt hij alsnog eerherstel als uitvoerder. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


FUJIYAMA MAMA/ ANNISTEEN ALLEN
Jasmine, JASMCD 3153

Iedereen kent Wanda Jackson's Fujiyama Mama, niemand kent de originele zwarte versie van Annisteen Allen uit 1954, drie jaar vóór Wanda Jackson. Er zat trouwens nog een goeie versie tussen, van Eileen Barton in 1955. Fujiyama Mama was voor Annisteen Allen zou je kunnen beschouwen als de culminatie van een carrière die reeds begon in de jaren '40 en dan weet u als deze CD aanvangt in 1945 dat dat niet echt met rock 'n' roll zal zijn. De muziek waarmee de CD opent is een geslaagde mengvorm van bigband swing, GI jive, rhythm 'n' blues en crooners in een nachtclub omgeving met veel piano waarin ik graag mag vertoeven, en Allen blijkt over een uitstekend ontwikkeld stel stembanden te beschikken. Jazeker, dit is het soort muziek dat voor mij de hele dag mag opstaan en me niet zal vervelen. De 29 tracks op deze CD zijn al haar solosingles van 1945 tot en met 1955 uitgezonderd één B-kant, de crooner I'm Still In Love With You uit 1955. Daar is niet veel aan verloren, wel aan bijvoorbeeld G'wan Bout Your Business dat in 1954 onuitgebracht bleef, en out-of-copyright geldt vanaf de datum van verschijnen, niet vanaf de datum van opname. Wat niet op de CD staat zijn haar I'll Never Be Free duet met Big John Greer en haar opnames als zangeres bij de orkesten van Bull Moose Jackson en vooral Lucky Millinder met wie ze nochtans goed spul opnam, bijvoorbeeld Bongo Boogie uit 1951. Buiten Fujiyama Mama staan hier geen bekende nummers op, al richt ik uw aandacht graag op de mamborock Take A Chance On Me, op de double entendre I Know How To Do It en op twee antwoord songs: Baby I'm Doing It uit 1953 als antwoord op Baby Don't Do It van The Five Royales en Yes I Know uit 1953 als antwoord op I Don't Know van Willie Mabon. Verbazingwekkend overigens hoe hard nummers als Lies Lies Lies en Hard To Get Along al rockten in 1951, en zeker vanaf 1953 is haar output voor de opkomende rock 'n' roll markt de moeite waard, luister naar My Baby Keeps Rollin', My Brand Of Loving, Down By The River, Wheels Of Love en Mine All Mine. Daarom is het jammer dat haar opnames ná 1955 niet op de CD staan, want bijvoorbeeld Rough Lover en Pardon Me uit 1957 waren pure rock 'n' roll. En die originele Fujiyama Mama? Een stevige zwarte stroller dat door de belletjes en de breaks met de gesproken tussenstukken doet denken aan Ling Ting Tong van The Five Keys dat werd opgenomen drie maanden vóór Fujiyama Mama. Op het moment dat Annisteen Allen Fujiyama Mama inblikte was Ling Ting Tong flink op weg een hit te worden, dus de gelijkenis zal wel geen toeval zijn. De verhouding tussen rock 'n' roll en pré-rock 'n' roll op deze CD is pakweg fifty fifty en de geluidskwaliteit is fascinerend, met het voorbehoud dat de oudste opnames dat mooie, warme vooroorlogse patina dragen, behalve Arkansas dat ruist als een 78 toeren plaat. Deze CD is absoluut het ontdekken waard voor de liefhebbers van bijvoorbeeld Ruth Brown en Lavern Baker. Annisteen Allen overleed in 1992 op 71-jarige leeftijd. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


LOOKING BACK/ JUSTIN TUBB
Jasmine, JASCD3752

Ik wist niet goed wat ik van deze "the very best of Justin Tubb 1953-1962" moest verwachten want ik kende alleen zijn veelvuldig gecompileerde Rock It On Down To My House uit 1958, vaak gepresenteerd als rockabilly, maar dan wel de big label popbilly variant. Ik vrees trouwens (uw reporter is nooit te beroerd om toe te geven dat hij er soms compleet naast zit) dat ik hem altijd heb verward met Jimmie Rodgers van Honeycomb. Een mens is nooit te oud om te leren en deze CD leert me dat Justin Tubb, de zoon van countrylegende Ernest Tubb wiens stem totaal anders klinkt als zijn pa, nog heel veel meer uitbracht naast Rock It On Down To My House, te beginnen in 1952 met de betere westernswingende hillbilly via de nep-cajun novelty Ooh La La (Mon Petite Chouchou) dat bol staat van de jolie blondes en mon chéries met als excuus dat ie zijn liefje leerde kennen in gay Paris. De schuld van Hank Williams' Jambalaya zeker? Nog zo'n novelty song is het Kawliga-achtige indianenverhaal Somebody Ughed On You. Ja, vrolijke opgewekte hillbilly waren in die begindagen Tubb's forte, op basis van honkytonk piano, spinnende steelgitaren, goed geoliede fiddles en leuke duetjes als Sure Fire Kisses. Nashville pompte dat in de jaren '50 met miljoenen tegelijk uit de hitfabriek maar het blijft goed, en dan vooral omdat het zo'n charmante, positieve, vriendelijke muziek is. Drie van deze nummers zijn bekend: een uitstekend Looking Back To See (origineel van The Browns) en twee nummers die we beter kennen als rockabilly. Het eerste daarvan, Pepper Hot Baby, was oorspronkelijk swing van Jaye P. Morgan en van Gisele MacKenzie, als swing jive gedaan door The Belvederes. Tubb's versie stamt uit 1955, één jaar vóór de rockabilly cover van Phil Gray & his Go Boys. Het tweede, You Nearly Lose Your Mind, is rockabilly van Roy Moss uit 1955, maar origineel van papa Ernest Tubb uit 1942! Beide songs krijgen hier een onweerstaanbare hillbilly uitvoering en zijn illustratief voor het sterke punt van de eerste helft van de CD, namelijk de grote hoeveelheid uptempo nummers (My Heart's Not For Little Girls To Play With, de Marvin Rainwater cover I Gotta Go Get My Baby) naast de verplichte mediumtempo’s (I'm Looking For A Date Tonight, I'm Sorry I Stayed Away So Long) en ballades (I Miss You So). Maar de CD bevat ook Nashville pop met Anita Kerr Singers achtergrondkoortjes die uiteraard geworteld is in country, zoals If You'll Be My Love, There'll Be No Teardrops Tonight, Bonaparte's Retreat en Sugar Lips. Dat pop en Rock It On Down To My House rock n' roll uitstapje heeft wellicht niet al te lang geduurd want vanaf eind 1958 is Tubb's muziek pure country, zowel traag, medium tempo als honkytonk. Goeie country, zeker, en niks mis mee zolang het uptempo is (Buster's Gang), maar het betekent uiteindelijk wel dat één derde van deze CD standaard country van elvendertig in een dozijn is, uitgezonderd - louter om historische redenen - twee duetjes met Roger Miller op tweede stem, Mine Is A Lonely Life en I Know You Do. Tofste nummer van die gestroomlijnde country: Justin's cover van papa Ernest Tubb's grote hit Walking The Floor Over You. Zeker niet al goud wat blinkt dus, maar voor een CD die voor mij één groot vraagteken was valt ie reuze mee. Justin Tubb overleed in 1998 op 62-jarige leeftijd. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

7 oktober 2020

VOL. I/ THE EDWARDIAN DEVILS
Part Records, PART-CD 6104.002

The Edwardian Devils spelt "TEDs" en is een e-bass trio uit Oostenrijk voorgezeten door King D. Evil, in de jaren '90 frontman van The King Edward Teds die opnamen voor King Ed en Castle Records. Daarnaast bracht hij met zijn andere bands The New Attention en King D & the Royals Of Rhythm in 2017 een split 10-inch uit op Sleazy.
Het Edwardian Devils albumdebuut bevat negen eigen composities en vijf covers waarbij opvalt dat ze niet alleen graag covers spelen maar ook graag spelen met die covers: Devil's Stroll is een tragere uitvoering met griezel woohahaha's van de gitaar instrumental Cotton' Pickin van Mickey Hawks & the Night Raiders, en de instrumental Wipe Out wordt gekoppeld aan Slippin' And Slidin' van Little Richard. Zulke medleys zijn duidelijk hun ding: de gevoelig uitgevoerde ballade We Belong Together (Robert & Johnny, Ritchie Valens) wordt gecombineerd met Sleepwalk van Santo & Johnny, en een matige uitvoering van Del Shannon's Runaway wordt aan gitaarinstrumental Walk Don't Run van The Ventures gebreid. Tot slot bevat de CD een keurig nette cover van Roy Orbison's Sun rocker Mean Little Mama die klinkt zoals The Crickets het hadden kunnen doen, een invloed die we ook terughoren in Damned To Teddyboy en in de melodieuze early sixties pop van Little Girl. That's My Way en Don't Know What To Do kan ik niet anders omschrijven dan als melodieuze clean cut rock 'n' roll, het eerste met countryinvloed, het tweede met popinvloed, en Rock 'n' Roll Star is melodieuze pop waarin Eddie Cochran en Jerry Lee Lewis worden vermeld. Long Black Train is Memphisbilly, Right Back To Me is moderne rock 'n' roll. Het beste nummer is voor mij is een van de weinige wat brutalere songs, de dreigende uptempo jiver Rocket (Go Go Go). Rockin' Devil hangt een beetje tussen een eigen song en een cover in want eigenlijk is dat gewoon Eddie Bond's Rockin Daddy met een nieuwe tekst. De CD met een kristalhelder geluid klinkt verrassend rustig, ingehouden en clean en dekt daarom mijns inziens niet echt de teddy boy lading. Gecombineerd met de eenvoud van speelstijl en arrangementen vermoed ik dan ook dat de CD eerder in de smaak zal vallen van de liefhebber van jukebox rock 'n' roll dan van de gemiddelde teddy boy. Damned To Teddyboy en de medley We Sleepwalk Together verschenen eerder op vinylsingle (PART-SI 174-001).
Info: www.kingd.at en www.part-records.de
(Frantic Franky)


COWBOYS & COSMONAUTS/ LOS SANTOS
Part, PART-CD 6122.005

Dit is minstens het vijfde album van Duitsers die denken dat ze Mexicanen zijn en handelen in kermismuziek, een combinatie van rock 'n' roll, schlagermuziek, Europeana en Russische volksmuziek, een cocktail van twang en orgel, accordeon, trompet, trombone, bugel, steel en banjo, deels in het Engels en deels in het Spaans gezongen met diepe stem en uitgevoerd in politie-uniformen en met foute snorren terwijl zangeres Lucia Schlör (zonder foute snor) bij momenten doet denken aan Hillbilly Moon Explosion. Bo Diddley's Who Do You Love krijgt een cocktail cover, Atomic Girl is een tango, Cancion Del Cosmonauta en Rajita De Canela zijn cumbia, Buscando Mi Amor en Saturno 2000 zijn salsa, Perfidia en Space Buckaroo zijn ska en Cuando Sale La Luna is een wals. Kan nooit werken? Toegegeven, met rock 'n' roll heeft het niet veel meer te maken, maar het werkt wél en groovet geweldig. Verslavende feestplaat! Info: www.los-santos.eu en www.part-records.de (Frantic Franky)


ROOTS 'N' FRUITS/ THE TRI-GANTICS
Part Records, PART-CD 696.002

Merkwaardig dat deze CD verschijnt op een rockabillylabel als Part Records (D) want de Oostenrijkse Tri-Gantics zijn ondanks de triobezetting van gitaar (zanger-gitarist Martin Telfser is het lief van de Amerikaanse zangeres Barbara Clifford), drums en contrabas een bluesgroep die grossiert in bluesrock (After Work Drinks met slide gitaar en gast-mondharmonica, Boogie All Night) en mojoblues op stroll tempo 1 (Black Hole, Mojo's Back), met echo’s van Susie Q in Who Do You Think You Are: merk de symmetrie met de Susie Q zinssnede "I like the way you walk". G-Blues Boogie is een instrumentale bluesimprovisatie, maar ik ben noch een blueskenner noch een bluesliefhebber en daarom niet de geschiktste persoon om een professioneel oordeel te vellen of dit albumdebuut met 12 eigen composities nu vernieuwend is of niet. Mijn buikgevoel vertelt me echter behalve dat ik weer maar eens te zwaar getafeld heb, dat de CD niet verveelt wegens geen ellenlange trage blues-en en dat ie goed klinkt wegens opgenomen in de vintage Black Shack studio in Calw (D). The Tri-Gantics vertrekken meer vanuit de roots dan vanuit de blues en bluesband is dan ook een te enge omschrijving want ze vertoeven in dezelfde swamps waar ook bands als The Detonics hun inspiratie vonden en maken daarbij uitstapjes naar de bluesabilly oftewel rockabilly met blues inslag, bijvoorbeeld op Ain't No Stoppin', het instrumentale A-Picking Song, de bluesbopper Don't Stop Me en op Summertime Baby Blues dat Boogie Woogie Country Girl echoot. Toch gaat dit volgens mij meer inslaan op een blues als op een rock 'n' roll festival, behalve dan uiteraard bij de rockabillies die houden van bands als - ik noem maar wat - T-99. Als bonus staat er op de CD een zwart-wit videoclip van Who Do You Think You Are (met alleen Martin Telfser die in beeld komt) die ik als technologie-onkundige wel kan afspelen op de laptop maar niet op mijn DVD-speler.
Ain't No Stoppin en Who Do You Think You Are verschenen eerder op vinylsingle (Record Jet, RJTRI001) en Part Records is een kickstarter campagne gestart om dit album ook op vinyl uit te brengen, wat veel zegt over de muziek-onzekere tijd waarin we leven, want het is ver gekomen als de bands het geld voor een vinylrelease zelf bij elkaar moeten bedelen.
Info: www.thetrigantics.com en www.part-records.de
(Frantic Franky)


SWEDISH ROCK ’N’ ROLL 1954-1962
Riverside, RRCD 2188

Terwijl het coronavirus helaas haar eigen party viert waardoor wij naar de huiskamer verdreven worden, bekruipt mij het rock ‘n’ roll virus waarmee zich het keiharde heden laat verdrijven door de rockende fifties. In de speler ligt een album vol pittige en frisse rock ‘n’ roll uit Zweden. Daar waar men in Nederland in de vijftiger jaren helaas enigszins succesvol probeerde het rock ‘n’ roll virus zo lang mogelijk buiten de nationale huiskamers te houden mochten de Zweedse teens lekker hun vetkuiven en petticoats laten waaien in de uit Amerika overgewaaide verfrissende rock ‘n’ roll wind die naarmate de jaren verstreken zou aangroeien tot een de “gezapige" muziek wegvagende storm. De rock ‘n’ roll heeft letterlijk de hele wereld veroverd, alleen al mijn verzameling telt rockin’ stuff uit meer dan 60 landen! Rock ’n’ roll is grenzeloos, zodat ook talen geen probleem meer vormen, want in de tijd van de teenagers draaide het sowieso alleen maar om rock, girls en cars - voor de bakvisjes onder ons zal die volgorde er evenwel anders uitgezien hebben. Toch had ieder land zijn eigen sound, ingegeven door culturele verschillen, en dat hoor je mooi terug: Britse rock is anders dan Franse, en die is weer anders dan Duitse, Nederlandse of Zweedse rock. De Zweden pikten deze hete muziek van overzee goed op met opruiende ruige rock ‘n’ roll waarvan men in die tijd in Nederland alleen maar kon dromen. Daar waar de vaderlandse platenmaatschappijen via Nederlandstalige versies probeerden de rock ‘n’ roll wat tammer en zedelijker te maken, rockten de Zweden er lustig op los in onvervalst Engels, niet zoals hier ten lande toen in steenkolen Engels. Maar er waren ook ‘nationalistische’ rockers die het Zweeds als vocale uitlaatklep voor hun rockin’ expressie vonden, en daartoe behoorde Egon Kjerrman die in 1960 de Zweedse teens Peter & de Rockets‘ eeuwige hit Kom Van Dat Dak Af uit 1959 probeerde begrijpelijk te maken als Kom Ner Fran Taket. Dit nummer staat op de elfde plaats op dit album, maar terug naar het begin ervan.
Terug naar af is de album opener uit 1958, Teach You To Rock, zeker niet: deze kloon met nog veel meer drive dan de originele versie van Freddie Bell & The Bellboys toont Rock Ragge & his Four Comets in topvorm. Kenners van de Zweedse rock 'n' roll kennen het rijtje wel: Rock Ragge, Chris Lennert, Rock-Olga (de Zweedse Ria Valk, maar dan minder oubollig), Little Gerhard en natuurlijk The Spotnicks, hét noordelijke exportproduct in de jaren '60, lang voor Abba hen afloste. De informatie in het CD boekje is in het Zweeds, maar toch kunnen we uit dat noordelijke gebrabbel opmaken dat Rock Ragge eigenlijk Ragnar Nygren heette en ons in 2011 heeft verlaten voor een plaatsje tussen de andere groten in de rock 'n' roll hemel. White Bear liet in 1959 zijn softe kant zien in een cover van Stupid Cupid, een van de pittigere songs van de begenadigde zangeres met Italiaanse roots Connie Francis. Wat hebben die Zweden toch geboft met zo’n open minded platenmaatschappijen die het in tegenstelling tot de zeikers hier aandurfden ruige rockers op te nemen zoals Stockholm Rock van Rock-Rolf & hans [zijn] Satelliter. Rolf Larsson legde dit diamantje in 1957 vast voor de eeuwigheid. Even uitzweten bij Maybe Baby, een aangename cover uit 1958 van de Buddy Holly klassieker waarvoor Lille John alias de 1 meter 93 grote Ingvar Wahlberg verantwoordelijk was. Als je dit album beluistert dan hoor je pas wat men in jeugdig Nederland in die na-oorlogse tijd gemist heeft: wij waren al blij met The Tielman Brothers als verademing tussen The Fouryos en Willeke Alberti, en tevens met onze Peter Koelewijn en zijn Rockets. Op plaat was dat het dan ook, maar in Zweden was er toen al sprake van massaproductie van rock ‘n’ roll parels. Zelfs het van Guy Mitchell afkomstige Rock-A-Billy klinkt in de versie van Willy King & the Kartones uit 1959 jeugdiger en frisser. Als je naar een song als Elvis’ Party in de uitvoering van Rockin’ Sam with the Singin’ Swedes luistert moet mij nooit meer iemand zeggen dat alleen de Amerikanen echt konden rocken. Ook ons tamme Nederlanders lezen de vikingen de les: Danny Boy van Rock-Olga klinkt veel volwassener dan een Rockin’ Billy blèrende Ria Valk: wat een behooooooorlijke rockin’ versie van deze traditional ergens uit voorgaande eeuwen. Hail Birgit ‘Olga’ Jacobsson die in 1959 deze puike vertolking opnam: het meiske heeft ons in 2010 moeten verlaten, maar dankzij dit soort songs vergeten we haar niet meer. Ook een skiffle bandje als Roban’s Skiffle Group klinkt pittiger als de skifflebandjes die we hier doorgaans hadden, luister maar naar hun versie van Frankie And Johnny uit 1958. In datzelfde jaar swingde Bengt Johansson met Crazy Street, een kruising van de stijl van de Duitse Connie Froboes in haar swingende nummers met het ruige randje van de Britse Tony Crombie. Wie herinnert zich niet The Kalin Twins met de million seller When? Tommy Halden with the Rockin’ Jupiters bereikten daarmee qua populariteit weliswaar niet Jupiter, maar toch laat Halden die zich ooit pianist in Little Gerhard’s G-Men mocht noemen jullie redacteur anno 2020 nog eens lekker jong voelen. Terwijl ik deze tekst schrijf schreeuwt Egon Kjerrman me al in de oren met die Kom Ner Fran Taket, heerlijke versie, klinkt leuk in die eule-eule taal. Kentucky Waltz, weer zo’n evergreen, klinkt in de ether uit de keel van Little Gert, muzikaal bijgestaan door The Streaplers. Qua sound had het zo van een indo(rock)band kunnen zijn geweest (het Limburgs Indobandje The Crazy Kids heeft het in 1960 opgenomen voor Philips), heerlijk die melodielijn in het behoorlijk rockend ritme. Natuurlijk mag ook een cover van The Everly Brothers niet ontbreken en The Bernie Boys kozen in 1959 verdienstelijk voor Bird Dog. Wilmaaaaaaaaaa… dat kan maar één bakvisje zijn, die van Fred Flintstone. Niet alleen wij keken met zijn allen in luier of knikkerbroekje naar deze prehistorische cartoontjes op de zwart-wit TV, ook de Zweden waren er niet wars van en dat leidde in 1962 tot een flitsende twist uit huize Benny Lawins, Mr. Flinstens Twist. Heeft Elvis een zusje? Ja, ze heet Inger Berggren, en als ze er zo sexy uitziet als ze zingt dan moet ze Miss Universe geweest zijn. Zover heeft het blijkbaar dan toch niet gereikt, maar wat een verschil met onze Willeke, Ria en Anneke! Wat hebben die ouwe lullen van de lokale platenmaatschappijen destijds toch onze nozems en bakvissen in dit kikkerlandje genaaid, zeg! We komen deze toffe zangeres die in 2019 het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde nog tegen in 1962 als vertegenwoordiging voor haar land tijdens het Eurovisie Songfestival… wat een tegenstelling. Goed, van haar klasse Jailhouse Rock versie uit 1960 naar het Sven Ingvars Kvartett met het in 1961 razend populaire Let’s Think About Living, de enige million seller voor Bob Luman. Stormande Vind van Sven-Gösta Jonsson is de aardige Zweedstalige kloon van Johnny Leyton’s Wild Wind. 1958 stond overduidelijk in het teken van de “eerste” rock 'n' roll van Freddie Bell & the Bellboys, Bill Haley & the Comets, Jim Cavallo & the Houserockers en Tony Crombie & the Rockets, en dat is duidelijk te horen aan Oh-Bop-Sha-Bo van Roffe ‘Schooldays’ Berg & his Schoolboys. Het mag niet verwonderen dat ook Rolf Berg uit de jazz scene kwam voordat hij de rock ‘n’ roll ontdekte, zoals dat gold voor meerdere ‘eerste’ rockers. Anders Axelsson laat ons in de linernotes weten dat Owe Thörnqvist de eerste was die rock 'n' roll met Zweedse lyrics opnam en die is hier met zijn Rockomoozes vertegenwoordigd met het eigen zeer vruchtbare pennenvruchtje Rotmos Rock uit 1956 dat nog de typische jive inslag bezit zoals ook bij Freddie Bell of Tony Crombie te horen is. De eerste CD van het dubbelalbum met in totaal 40 eule-eule knallers wordt uitgeleide gedaan door Bill Haley’s Crazy Man Crazy, een op en top rocker uit, let wel, 1954! Toen hadden wij hier aan de Noordzee alleen nog maar The Bee Bee Sisters met enkele zoete rockertjes, maar deze Ernie Englund & his Crazy Men wisten van wanten, en dit was niet voor niets de allereerste Zweedse rock 'n' roll plaat.

De tweede CD van het meest rockige album dat ik in jaren gehoord heb is het memorabele Rockin’ Ghosts van de legendarische Little Gerhard & his Rocking G-Men. Karl Gerhard Lundkvist behoort absoluut tot de meest populaire Zweedse rockers en heeft met deze selfpenner een klassieker achtergelaten. De man leeft nog! Sten & Stanley zijn twee bekende twisters uit elandland en in 1962 vertrouwden zij Ernie Maresca’s Twist ’62 toe aan het zwarte vinyl dat inmiddels wel grijsgedraaid zal zijn. Toen men hier ten lande nog moest ontdekken dat er zoiets als rock ‘n’ roll bestond en de eerste vaderlandse rockers nog geboren moesten worden stoeiden The Bursell Twins er al lustig op los met een oppeppend swingend Route 66 uit 1956. Zelfs Chuck Berry zal van deze vlotte versie wel even raar hebben opgekeken. Waarom kon men in Nederland in 1957 niet op het idee komen om Betty Lou van Bobby Freeman te coveren? Stickan Lundbeck anders wel, en ook al mist zijn versie het ruwe randje van het origineel, toch is het al lovenswaardig überhaupt deze coole song gecoverd te hebben. Andermaal een Connie Francis covertje, ditmaal ten gehore gebracht door een zangeresje luisterend naar de naam Mona Grain, is Lipstick On Your Collar. Ook zij verliet ons in 2019, maar nam 60 jaar daarvóór deze eye opener op: met lippenstift op je kraag kon je maar beter niet betrapt worden door je liefje… einde kalverliefde. Niet alleen Little Gerhard was razend populair, er is nog een andere bekende rocker die in Zweden iedere rollatorschuiver kent, Jerry Williams (Erik Fernström) die meestal begeleid werd door zijn Violents. Hun Darling Nelly Gray is een van de pot gerukte opzwepende vertolking van een Zweeds wijsje. De lijn van rockend vakmanschap wordt voortgezet in Sputnick Rock 'n' Roll van Rock-Krister & his Crystals, een selfie uit de pen van Krister Schubert. De skiffle group die we vervolgens horen heeft meer weg van een pure rock ‘n’ roll band, want wat is Rock Rock För Fyra Lock rockend. Verantwoordelijk voor dit schitterend nummer is Hubbe (Hubert Bergström) och hans Skyffelgrupp. Deze song uit 1957 klinkt me bekend in de oren, maar ik kom niet op het origineel. Tja, het geheugen hè, met en met vervliegen de memories - wat ik 20 jaar geleden nog met groots gemak per direct uit de mouw schudde moet ik nu in mijn labyrint aan herinneringen als een Sherlock Holmes met loepje en al weer moeizaam naar boven halen. Daar hebben de jonkies geen last van, hun muziekbeleving bestaat uit ‘beats’. Nou, die beats zijn hier in Rock Rock För Fyra Lock helemaal niet eens meer te tellen! Zelfs Joe Brown & the Bruvvers’ Shine werd in 1962 in het Zweeds gecoverd door Lenne & his Falcons. In 1957 nam een zwart klinkende Boogie Bengt de swingende boogie woogie Number Boogie op. Wat een verademing: Zweden moet absoluut een vergeten 52ste staat van de USA zijn, kan niet anders. Daar zijn ze dan eindelijk, The Spotnicks met de Hank Williams cover Hey Good Lookin’, wat een coole galactische sound uit 1962, je kunt er niet genoeg van krijgen. Frontman Bo Windberg heeft ons helaas ook dit jaar verlaten en daarmee gaat weer een icoon uit het verre verleden van ons vandaan. We blijven in 1962 en dat was natuurlijk de tijd van de twist. Hier moesten we het doen met Wanda Aubrey en Paul Gimbel, maar die hebben nooit zo’n wild nummer opgenomen als Charlie Kuylenstierna’s Come On Let’s Twist, een eigen compo. Bob Ellis covert andermaal een Britse zanger, ditmaal Terry Dene, en diens C’min And Be Loved klinkt in het Zweeds als Kom In I Min Rock. De versie is pittiger maar mist de galm die deze top rocker van Terry Dene juist extra cachet geeft. Corinne Corinna, ook weer zo’n klassieker, ooit uptempo door Big Joe Turner en later slow door Ray Peterson op plaat vereeuwigd, beide geweldige versies, en hier gezongen door Boris Lindqvist in de versie van Joe Turner, dus oppeppend. Geen tijd om het zweet af te vegen: Bill Haley's Rock-A-Beatin’ Boogie voorkomt dat de botten vastroesten. De geraniums moeten nog even wachten. De vertolkers van de Zweedse versie waren The Ukelele Twins. Bij zo'n naam denk je niet meteen aan rock ‘n’ roll, maar er is geen enkele ukelele te horen en hun versie gearchiveerd in 1956 is een pure rocker. The Strangers & Doris (ladies normaliter first, toch?) wisten in 1962 Guy Mitchell’s Singing The Blues fortuinlijk op te nemen. Wat een verschil met het origineel: dit r-o-c-k-t, en de sound is een bescheiden knipoogje naar The Spotnicks. Wat een idee om Ronnie Self’s geweldige Bop-A-Lena te laten twisten, en Gunnar Kinch’s Orkester revive-den het in een uiterst geslaagde versie, ook al gaat mijn voorkeur toch nog steeds uit naar het onvergetelijke rockabilly origineel van Ronnie Self. Dat met name de Britse rockers als voorbeeld dienden blijkt ook uit Leif ‘Burken’ Björklund & hans Burkslavar’s eerbetoon aan Tommy Steele met Soldier Rock uit 1959. Doug & his Millsmen rockten er in 1961 vlijtig op los in Show Me The Way To Go Home, origineel uit 1925. Dit fantastische dubbelalbum wordt afgesloten met Du Maste Lara Dig Rock van Chris Lennert & hans Rivande Rockar uit 1957, de Zweedse versie van Freddie Bell’s Teach You To Rock. De Zweed was ten tijde van de opname dertig jaar dus allesbehalve een teenager, maar desondanks klinkt het mega fris.
Deze voortreffelijke compilatie van rock ‘n’roll uit een tijd dat men hier ten lande nog het woordje 'rock' moest leren spellen, is een absolute aanbeveling voor alle ware vetkuiven en ponytails. Zelden een zo goed rockend album gehoord. Opvallend op het hele album is trouwens het bovenbehoorlijke niveau van het Engels dat je in elke cover hoort. Wie denkt dat alleen Amerikanen en Britten konden rocken doet er goed aan de muzikale horizon te verbreden en zich aangenaam te laten verrassen! Info: www.riverside-records.se (Henri Smeets)


WHO PUT THE BOMP IN THE BOMP BOMP BOMP/
BARRY MANN

Jasmine, JASCD1058

Barry Mann's enige hit Who Put The Bomp (In The Bomp Bomp Bomp) was in 1961 tegelijkertijd een hommage aan en een parodie op de doo-wop. Het is het enige nummer in die stijl dat Mann die vooral naam en faam maakte als songschrijver uitbracht, want deze CD sandwicht vlotjes tussen teenrock (War Paint, Counting Teardrops, Footsteps, de Neil Sedaka-achtige liedjes Sweet Little You en Little Miss USA dat een twintigtal Amerikaanse staten oplijst), tienerballades (Happy Birthday Broken Heart, The Millionaire, Bless You), crooners à la Paul Anka (All The Things You Are, The Way Of The Clown) en pop (Hey Baby I'm Dancin', A Love To Last A Lifetime). Mijn favoriet is het novelty nummer Teenage Has-Been dat een parodie lijkt op zichzelf of op een artiest als Ricky Nelson. Het enige andere bekende nummer naast Who Put The Bomp is een nog suikerzoeterdere cover van het op zich al suikerzoete I Love How You Love Me, origineel van The Paris Sisters maar wel geschreven door Barry Mann. Het door Paul Evans geschreven Dix-A-Billy, de B-kant van Mann's nooit eerder officiëel op CD verschenen debuutsingle uit 1958, toen nog onder het pseudoniem Buddy Brooks (A-kant They Could Be Wrong staat niet op deze CD), is variété charleston rock 'n' roll gecoverd door LaVern Baker en heeft niets met dixie noch met rockabilly te maken: dixie verwijst hier naar de New Orleans dixieland jazz. De 19 nummers 1958-1962 waaronder Mann's complete Who Put The Bomp LP uit 1961 en al zijn JDS en ABC-Paramount singles worden aangevuld met 14 tussen 1959 en 1962 opgenomen demo’s die tot nu toe enkel beschikbaar waren op de in 1995 verschenen driedubbele Duitse Barry Mann bootleg-CD Inside The Brill Building, Complete Recordings 1959-1964 doch klinken als volwaardige en volledig afgewerkte studio-opnames. Barry Mann was namelijk songsmid in de beroemde Brill Building in New York waar hij een duo vormde met zijn echtgenote Cynthia Weil en samen met haar was hij verantwoordelijk voor onder meer I Just Can't Help Believing (Elvis), You've Lost That Loving Feeling (Righteous Brothers), He's Sure The Boy I Love (Crystals), Walking In The Rain (Ronettes) en Saturday Night At The Movies (Drifters). Ook deze opnames bewandelen het slappe koord tussen teenrock (One Girl, A Beggar With A Dream) met als uitschieter Time Machine met zijn diepe parlando, pop (Wandering Love, My Ex-Best Friend) en ballades (Sure As You're Born, I Whisper Your Name, Don't Play No. 9) die een enkele keer aan The Everly Brothers doen denken (Lonesome Lullabye). De bekendste van die "demo’s" is Mann's originele uitvoering van Venus In Blue Jeans, een jaar later een hit voor Jimmy Clanton.
Ons oordeel: de collectionneur van teenrock zal aan deze CD een flinke kluif hebben. Barry Mann is nu 81 jaar. Haal 'em naar de Rave! Info: www.mann-weil.com en www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


BA-BA-B-B-BA-BA/ JAN & DEAN
Jasmine, JASCD1068

Jan & Dean, de populairste vocale surfgroep nà The Beach Boys, scoorden bij ons in Nederland in 1979 een hit met hun Surf City uit 1963 nadat Veronica op TV de Jan & Dean biopic Deadman's Curve uit 1978 vertoonde. Surf City staat niet op deze CD omdat het Britse re-issue label Jasmine grossiert in muziek waarvan het copyright in Engeland vervallen is, dus tot 1962, wat betekent dat Deadman's Curve en The Little Old Lady From Pasadena uit 1964 evenmin op deze CD staan. Wat er wél op staat is een flink deel van hun pré-Surf City uitput, te beginnen met de drie Jan & Ernie singles van Jan Berry en Arnie Ginsburg uit 1958 - Dean Torrence vervulde op dat moment zijn dienstplicht. De bekendste nummers daarvan zijn Jennie Lee en Gas Money, maar alle zes kantjes zijn vrolijke uptempo doo-wop rock 'n' roll, gevolgd door een selectie uit de veertien Jan & Dean singles tot en met 1962, vaak gemaakt volgens dezelfde formule en die was op zijn best knettergekke chaotische blanke fun rock 'n' roll met veel doo-woppende stemmetjes en soms met sax als Baby Talk, Jeanette Get Your Hair Done, White Tennis Sneakers, Heart And Soul, Don't Fly Away, Tennessee en een sympathieke interpretatie van het oude volksliedje Clementine, nummers die in hun enthousiasme nogal eens lijken te vertragen maar ideaal zijn om op te twisten - gek eigenlijk dat ze nooit geen twist hebben opgenomen. There's A Girl, Cindy, Rosie Lane, Judy's An Angel, Julie, My Favourite Dream en de Crows cover Gee gaan al meer naar de rustigere teenrock, Baggy Pants, A Sunday Kind Of Love, Poor Litle Puppet, Your Heart Has Changed Its Mind, het Four Seasons-achtige Linda en het erg geslaagde Wanted One Girl zijn pop, terwijl de ballades We Go Together en Such A Good Night For Dreaming verdrinken in de strijkers en easy listening backing vocals. In totaal zijn dat alles samen zomaar eventjes 34 tracks met als bekendste en misschien ook beste nummer hun gedreven Barbara Ann uit 1962 ná The Regents (opgenomen in 1958 of 1959 maar pas verschenen in 1961) maar vòòr de versie van The Beach Boys uit 1965 met verrassend genoeg Dean Torrence op lead vocal samen met Brian Wilson. Omdat kerst er staat aan te komen staat hier een geinige uitvoering van het klassieke kerstliedje Frosty (The Snow Man) op, en de CD bevat ook Jan Bery's solosingle Tomorrow's Teardrops/ Midsummer Night's Dream uit 1960, 2 x teenpop. En voor wie zich net als Barry Mann altijd heeft afgevraagd wie nu eigenlijk de bomp in de bomp bomp bomp stak: het antwoord is Jan & Dean die in hun een beetje flauwe Who Put The Bomp cover de tekst veranderden in we put the bomp! Een vervolg op hun eigen Baby Talk is dan weer She's Still Talkin' Baby Talk. Conclusie: veel toffe nonsensikale rock 'n' roll die vandaag de zon doet schijnen ten huize Boppin' Around, maar je moet er wel pakweg een dozijn standaardpop en teenrock bijnemen.
Jan Berry overleed in 2004 op 62-jarige leeftijd na een beroerte, Dean Torrence is nu 80 jaar en treedt nog steeds op.
Info: www.jasmine-records.co.uk, www.surfcityallstars.com en www.jananddean.moonfruit.com (Frantic Franky)

30 september 2020

THE SHADOW KNOWS MORE
Bear Family, BCD17545

Ik hou van Halloween (u vindt mij dan ook terecht een griezel), maar niet van alle commercie errond. De hoeveelheid crap die ik in de winkels zie vanaf medio september is belachelijk en van een bedroevend slechte kwaliteit. Nee, geef mij maar klassieke Gotische griezelverhalen uit de 19de eeuw en de oude Universal en Hammer films, of als het dan toch modern moet een dikke pil van Stephen King. En geef mij horrorliedjes uit de tijd dat die oude films in de late uurtjes en op de zondagmorgen op televisie te zien waren, het kleine scherm werd geteisterd door de Munsters en de Addams Family, en mensen als u en ik alleen maar bang moesten zijn van een fantasiemonster in de drive-in bioscoop en niet van onze medemens. Om maar te zeggen: u kan mij geen groter plezier doen dan met nog maar eens een Halloween CD met horror rock uit de oude doosch, zeker als die boordevol staat met nummers die ik nog niet heb, al is daar in dit geval een gegronde reden voor. Bear Family put voor deze opvolger van hun twee jaar geleden verschenen The Shadow Knows (BCD 17534) immers ook rijkelijk uit andere bronnen als enkel rock 'n' roll en dan vooral uit crooners en exotica, kan ook niet anders als de songs een selectie zijn uit de jaren 1936-1966.
Hell's Bells van David Carroll is springerige uptempo instrumentale bachelor pad exotica op de xylofoon, The Creep van de Britse trombonist Ted Heath is bigband swing met exotica touch in de melodie, The Skeleton In The Closet van Putney Dandridge is vooroorlogse (1936!) big band rhythm 'n' blues swing jive. Een crooner is Alma Coogan's noirish Mystery Street, vocal harmony pop zijn The Naughty Ghost van Jan August, When All The Streets Are Dark van Somethin' Smith & the Redheads, Ghost Riders In The Sky in een radio transcriptie uit 1955 van Dean Martin en Spooks waarin Louis Armstrong op spokenjacht gaat. Frog Man Hop van Kenny Owens is een wilde blanke rocker, net als The Gorilla van ex-Cheers Bert Convy (in 1959 acteur in Roger Corman's budget quickie A Bucket Of Blood) over een paniek zaaiende ontsnapte gorilla. De stem van Billy Duke klinkt als Paul Anka maar zijn Roland is ook van het wilde type. Valsspelen doen jump 'n' jive rock 'n' rollers Daddy Cleanhead & the Chuck Higgins Band want wat in Something's Goin' On In My Room in hun kamer gebeurt wordt eigenlijk nergens in het nummer omschreven en kan dus net zo goed viespeukerij zijn, tenzij je uit het feit dat zijn lief danst met een bezem concludeert dat ze een toverkol is. Van het klassiekere rock 'n' roll type zijn het uptempo Split Personality (Jekyll And Hyde) van Jim Burgett en The Raven (gebaseerd op het gedicht van Edgar Allan Poe) van Jackie Brooks, meer traditionele medium tempo horror rock 'n' roll zijn Don't Meet Mr. Frankenstein van Carlos Casal Jr met versnelde smurfenstemmetjes, Frankie And Igor At A Rock 'n' Roll Party van Bob McFadden en Beware van Bill Buchanan (de helft van Buchanan & Goodman maar géén break-in novelty) met een dik Transylvaans Bela Lugosi accent. Van hetzelfde doodslaken een rock 'n' roll pak maar dan meer sixties georiënteerd zijn Dear Jeepers en Letter From Jeepers, de twee kanten van een single uit 1963 van Bob Guy met de jonge Frank Zappa als componist, producer en begeleider, en de early sixties meidenpop The Voodoo Walk van Sonny Richard's Panics with Cindy & Misty. Cult rock 'n' roll zijn het desperate The Lover's Curse van Bracey Everett en Gin Gillette's Train To Satanville dat werd gecoverd door Ruby Ann en Marcel Bontempi. The Raven van Freddy Countryman is uptempo instrumentale fingerpickende Shadows go western met de intro van... Del Shannon's Runaway! Ook Devil's Den van Dwain Turley & the Tads is westerndramatiek in horrorverpakking waarin cowboys een duel aangaan met de duivel. Met instrumentals kan je natuurlijk alle kanten uit en de stevige gitaar- /sax-/ pianostroller Theme From The Devil's Hand (schijnt een echt bestaande horrorfilm uit 1961 te zijn) van Baker Knight is dan ook alleen maar nominaal en niet muzikaal gelinkt aan griezel, net als de gitaar-/piano-instrumental El Vampiro van Los Gibson Boys uit Mexico die evengoed El Guitarita had kunnen heten. Doe er dan toch minstens een parlando met Bela Lugosi "I vant your blod" accent bij zoals Baron Daemon & the Vampires die in hun gitaar instrumental Ghost Guitars zelfs een rifje Apache verwerken. Duane Eddy had geen parlando nodig maar volstond met wat ijselijke kreten in Twistin' Off A Cliff op twist drumritme met naast de twang ook een dwarsfluit in aanslag. Dr. Jekyll And Mr. Hyde van The Crossfires is surf die Jekyll & Hyde-gewijs switcht tussen rustig en wild, terwijl The Sherwoods het gewoon uptempo houden in de giller Tickler, een productie van Bobby Fuller. Bekende namen: The Champs met de definitieve versie van Henry Mancini's filmthema Experiment In Terror en ex-Blue Cap Paul Peek met de sixties soulstroller The Shadow Knows uit 1966. Bonusjes zijn de audio van de sfeervolle filmtrailer van Vampire Circus, een Hammer film uit 1972, en de slechts 15 seconden durende gesproken "who knows what evil lurks in the hearts of men" The Shadow Knows intro van het mysterieuze radioprogramma Detective Story Hour uit 1930.
Oordeel van onze inquisiteur: de ideale soundtrack om de Halloween versiering op te hangen, en na gedane arbeid kan u het full colour booklet van 24 pagina’s met track per track info lezen. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


SEXY ROCK: THE BRITS ARE ROCKING Vol. 4/
COLIN HICKS

Bear Family, BCD 17582

LITTLE BOY BLUE, THE ROCK & ROLL YEARS/
COLIN HICKS & THE CABIN BOYS

Jasmine, JASCD1037

Bear Family en Jasmine brachten zo goed als gelijktijdig een CD uit van Colin Hicks, met notabene op het hoesje dezelfde foto, en de foto die bij Bear Family op de CD zelf is gedrukt staat bij Jasmine op de achterkant. Colin wie? Colin Hicks, de vier jaar jongere broer van Thomas Hicks alias Tommy Steele aan wie Volume 1 (BCD 17581) van The Brits Are Rocking was gewijd. In de frasering en de klank van de twee stemmen van de broers zijn er zeker gelijkenissen te bespeuren, maar Hicks zingt in de rockers steviger en minder variété-achtig. Vergelijkt u rustig zelf door Tallahassee Lassie en Giddy Up A Ding Dong zij aan zij te beluisteren, nummers die beide broers opnamen en op hun beider The Brits Are Rocking CD staan. Het zijn niet de enige covers van Amerikaanse hits hier want dat was symptomatisch voor de begindagen van de Britse rock 'n' roll. Ook Colin Hicks coverde tegen de sterren op en de bekende rock 'n' roll klassiekers vliegen u op deze twee CD’s rond de oren. Toch zitten daar een hoop uitstekend gerief tussen zoals Johnny B. Goode en Tutti Frutti, ook omdat Hicks flink de gas erop houdt en omdat Whole Lotta Shakin' Goin' On heerlijk chaotisch klinkt. Hicks levert geslaagde gitaarversies af van Giddy Up A Ding Dong en Lovin' Up A Storm, een vinnige Oh Boy, een wilde Mean Woman Blues met piano, een drumversie van Twenty Flight Rock en een mooi Crickets-achtig Love's Made A Fool Of You. Brand New Cadillac is copy/paste Vince Taylor, maar het is niet al goud wat blinkt: Tallahassee Lassie is slechts een zwak broertje in vergelijking met Freddy Cannon en klinkt als een demo op een white rock plaat. Teenager In Love van Dion is braaf maar Book Of Love van The Monotones is door zijn naïviteit erg mooi, en in het filmisch jazzy Hallelujah I Love Her So doet Hicks een dappere poging te croonen. De beste nummers zijn zoals te verwachten de oudste waarop Hicks te keer gaat met zijn eigen band The Cabin Boys met een gitarist die getuigt van een bijna amateuristische genialiteit en een net niet vals blazende white rock toetersax, vóór de platenfirma gebruik ging maken van studiomuzikanten om er de scherpe kantjes af te vijlen met variété als Jambalaya. Toch bevatten beide CD’s ook heel wat origineel materiaal en onbekendere covers. Hicks levert vlotte rockers af als Put Me Down en het gedreven Yea Yea dat de gitaar intro van Carl Perkins' Honey Don't pikt. Empty Arms Blues, Wild Eyes And Tender Lips en Robot Man houden het midden tussen vlotte variété rock 'n' roll en geslaagde teen rock waarvan de kwaliteit gewaarborgd wordt door de professionele productiewaarden van een groot label met achtergrondvocalen en ontdaan van elk gevaar voor de schoolgaande jeugd maar daarom niet minder swingend. Hanging Around strollt sympathiek uit een klassiek vaatje en een song als That Little Girl Of Mine heeft een goeie drive en klinkt heerlijk primitief. Het voor een klein stukje in het Italiaans gezongen Impazzivo Per Te is mooie poprock die in 1960 "enkel verscheen in Italië op flexi disc als magazine supplement". Het kan immers raar lopen in de showbizz: Hicks werd door zijn platenfirma al na amper drie singles ontslagen wegens te weinig succes en te veel praatjes, maar nadat enkele live clipjes van hem in 1958 in de Italiaanse mondo documentaire Europa Di Notte over het nachtleven in Europa terechtkwamen (ook The Platters waren daarin te zien) werd ie in Italië ingehaald als the real thing en deed ie er een paar jaar zulke goeie zaken dat hij er zelfs een tijdje is gaan wonen. Hicks was er te zien in nog drie films en bracht er veel meer platen uit als in Engeland, wat allicht ook weer deels die veelheid aan covers verklaart. Het opvallendste nummer op de CD’s is evenwel Sexy Rock, maar dan enkel omwille van de titel want deze rocker met sax in Crickets stijl en met Holly hiccups bevat qua tekst niets maar dan ook helemaal nada sexuele connotaties.
En welke van de twee CD’s moet je nu kopen? Wij stelden onze oren in op een stereohoek van 90 graden en constateerden dat de Bear Family CD dynamischer en voller klinkt, maar daardoor zingt het geluid ook meer rond in de ruimte. De Bear Family CD bevat 27 nummers 1957-1961 en wij die dachten dat Bear Family altijd tot aan het gaatje ging stellen tot onze verbazing vast dat Jasmine maar liefst 35 nummers 1957-1961 op haar CD weet te proppen. Dat zijn er dus acht meer en inzake de tracklisting van de overige 27 songs is er slechts één nummer verschil, de sfeervolle exotisch-dramatische rock-a-ballad All Because Of You die wel op Bear Family staat maar niet op Jasmine. De negen extra songs op Jasmine zijn teen rock waaronder de Bobby Rydell cover Swingin' School en de Bobby Darin cover Dream Lover, met als uitschieters La Dee Dah (een obscure cover origineel van Billy & Lillie with Billy Ford & the Thunderbirds, in 1962 ook gedaan door The Four Seasons) en Hollering And Screaming, mooie gedreven rock 'n' roll die ook weer The Crickets echoot. (Stop Me) Standing Around is een rockaballad met exotische accenten, Wasteland is teen goes crooner, For Every Boy is een highschool ballade op het randje, maar de popballade The Garden Of Eden had voor ons niet gehoeven. De presentatie valt zoals te verwachten uit in het voordeel van Bear Family want aan een CD booklet van 36 pagina’s kan niemand tippen en al zeker niet de zes blaadjes van de Jasmine inlay. Uiteraard betaal je daarvoor, en je keuze zal dan ook in de eerste plaats afhangen van welke en hoeveel nummers je absoluut in je collectie wil hebben.
De Bear Family CD sluit af met een uptempo Hang up My Rock 'n' roll Shoes maar toch is dat exact wat Colin Hicks deed: in 1963 hield hij de muziek voor bekeken om uiteindelijk aan de slag te gaan in de bouwsector. Dat is dan naar ik aanneem ook de reden dat Hicks heden ten dage vergeten is, want hij kreeg goed materiaal voorgeschoteld en kon dat uitstekend interpreteren, luister naar het vinnige Blue Moon Of Kentucky. Colin Hicks leeft nog en loopt nu tegen de 80. Haal 'em naar de Rave! Info: www.bear-family.com
en www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


SUSIE DARLIN', THE ROBIN LUKE STORY/
ROBIN LUKE

Jasmine, JASCD1079

Wie iet of wat zijn rock 'n' roll geschiedenis kent weet dat Robin Luke één hit op zijn naam heeft, het licht exotische, net niet Latijns-Amerikaanse Susie Darlin', en in het allerbeste geval kent u ook nog zijn Chicka Chicka Honey. Susie Darlin' is een intieme, gevoelige existentiële rockaballad met ukelele, een liefdesbrief op cha cha cha ritme die in 1958 menig dromerig tienerhart zal hebben beroerd. Het wat snellere Chicka Chicka Honey bevat eveneens dat mysterieuze, en ook My Girl en de uptempo teenbilly You Can't Stop Me From Dreaming mogen er zijn. Living's Loving You klinkt met zijn spaarzame instrumentatie en gigantische echo als Roy Orbison op een Sun demo. Op deze CD met een ruime selectie van zijn Bertram en Dot opnames 1958-1962 behoren songs als Strollin' Blues, Five Minutes More, Won't You Please Be Mine, Who's Gonna Hold Your Hand, Poor Me en School Bus Love Affair tot de betere rustige teen rock gebaseerd op een akoestische gitaar en niet op een strijkersorkest, met als opvallendste song een natuurgetrouwe cover van Bad Boy van Marty Wilde, want het gebeurde niet elke dag dat een Amerikaan een Brit coverde. Walking In The Moonlight is uptempo en de rocker Sugar heeft een goeie drive met zang die de sixties aankondigt. De highschool komt toch ook om het hoekje piepen met So Alone, It Had To Happen, Don't Cry For You I Love, Poor Little Rich Boy en Foggin' Up The Windows, terwijl het ondanks de vreemde titel uptempo Rotten Love pop is, net als Pollyanna, Wide Wide World, Hayride, Everlovin' en All Because Of You die leiden tot sixties pop als Mighty River en It Hurts A Little While. En zo kabbelt deze CD gezapig 34 songs verder tot grote vreugd van wie houdt van poprock en niet maalt om die sixties wind die door sommige nummers waait. Voor de rest van de wereldbevolking zal evenwel een LP met zijn beste dozijn nummers volstaan. De CD bevat een tiental origineel niet uitgebrachte songs die eerder verschenen op Bear Family's Robin Luke CD, een CD waarvan de tracklisting trouwens exact dezelfde is als de nieuwe Jasmine CD. Vreemd, niet? Alleen de drie bonustracks op de Jasmine CD had ik nog nooit gehoord: Susie Darlin' Take 1 met studiocommentaar die na 1 minuut de mist ingaat, Susie Darlin' Take 2 met studio count off die erg nauw aansluit bij de uitgebrachte versie, en een alternatieve Living's Loving You, ook met studio commentaar en count off. Robin Luke gaf in 1965 de muziek op, werd later universiteitsprofessor marketing en loopt nu tegen de 80. Haal 'em naar de Rave! Info: www.robinluke.com en www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)


EL BEBOP KID PART 1 - EN ESPAÑOL/ FREDDY FENDER
Jasmine, JASCD1066

EL BEBOP KID PART 2 - IN ENGLISH/ FREDDY FENDER
Jasmine, JASCD1072

De Texaan Freddy Fender scoorde in 1975 ook bij ons twee wereldhits met de slows Wasted Days And Wasted Nights en Before The Next Teardrop Falls, de culminatie van een carrière die bijna twintig jaar eerder begon in de jaren '50. Fender nam namelijk sinds zijn tienerjaren rock 'n' roll op, en de gelukkigen onder u hebben misschien zijn Krazy Kat LP The Early Years 1959-1963 uit 1986 of een andere gelijkaardige heruitgave van zijn vroege werk. Voor de anderen is de jonge Freddy Fender een goed bewaard geheim, tot nu, want Jasmine metselt de muur tussen Texas en Mexico dicht met deze twee apart verkrijgbare CD’s met in totaal een (lang niet complete) selectie van 64 nummers die Fender opnam van 1957 tot 1962 onder zijn echte naam Baldemar Huerta, als Freddy Fender, en onder de namen Scotty Wayne en Eddie con los Shades. Sommige van die (studio, niet live) opnames werden gemaakt in 1961 in de gevangenis waar Fender toen een straf uitzat voor het bezit van marihuana! Part 1 bevat enkel Spaanstalige songs, Part 2 enkel Engelstalige nummers waarvan er sommige voorzien van overdubs later in het kielzog van Wasted Days And Wasted Nights en Before The Next Teardrop Falls opdoken op obscure releases van dubieuze platenfirma’s. De hifi kwaliteit van Fender’s sax /piano rock 'n' roll met backing vocals is aan de simpele kant (vooral de saxofonist lijkt een beginner)want sommige nummers klinken als demo’s - mixen stond blijkbaar niet hoog op het verlanglijstje, maar de nummers zijn wel van een aandoenlijke charme.
Parte 1 bevat veel covers met vertalingen van hits als Don't Be Cruel (No Seas Cruel), Singing The Blues (Cantando El Blues), Green Door (Puerta Verde), That'll Be The Day (Ese Sera El Dia), Chantilly Lace (Encaje De Chantilly), What'd I Say (Vamos A Bailar) en See See Rider (Si Si Rider) met als uitschieters Jailhouse Rock (El Rock De La Carcel),Rip It Up (Bailandeo El Rock 'n' Roll) en het op zich al south of the border Marianne, origineel een calypso uit midden jaren '40 maar hier gebaseerd op de folky versie van Terry Gilkyson & the Easy Riders uit 1957 - het nummer is het bekendst van Trini Lopez uit 1963. Covers van minder bekende origine zijn In The Middle Of An Island (En Medio De Una Isla) van Tony Bennett en Henrietta (Enriqueta) van Jimmy Dee & the Offbeats, bekendst van The Trashmen uit 1963. Het eigen El Twist is volgens mij gewoon een vertaling van Chubby Checker's The Twist, net zoals het eigen Lucy Lucy verdacht veel lijkt op Money (That's What I Want) en Dices Que Me Quires op Cradle Of Love van Johnny Preston. Auteursrechten werden toen blijkbaar makkelijk omzeild: alleen vlakbij de Mexicaanse grens zal Corina Corina een traditional geweest zijn... Parte 1 bevat ook eigen rockers als Mi Niena, Dime Si Me Vas A Ver, Si Estuvieras A Mi Lado met echo’s van Elvis, de twist Rocanroleando en de tex mex rocker Los Ojos De Pancha. Het valt op dat naarmate de jaren vorderen Fender steeds meer nummers zelf schreef, wat er allicht op wijst dat ie door had dat dat extra centen in het laatje bracht. Naarmate de jaren '60 naderen horen we steeds meer strollers en What'd I Say-achtige party rock 'n' roll als Que Mala, waarbij veel nummers erg cliché zijn qua structuur en speelstijl, wat een in contrast daarmee exotisch nummer als Di Que Vas Hacer extra mooi maakt. Freddy Fender zou Freddy Fender niet zijn als er ook niet een aantal slows en rockaballads (Tuve Un Amor) opstonden. Sommige songs staan in Engelse versie op Part 2 zoals de slows Ay Amor (Holy One), Desde Que Conosco (Since I Met You Baby van Ivory Joe Hunter) en Jamas Corazon (A Man Can Cry), want vanaf 1959 begon Fender ook in het Engels op te nemen, ongetwijfeld met het oog op de lucratievere Amerikaanse markt.
Part 2 bevat veel minder rock 'n' roll en veel meer ballades. Ondanks de aanwezigheid van bluesrock (Mean Woman, You're Something Else For Me, I'm Gonna Leave), de Johnny & the Hurricanes-achtige (maar dan zonder orgel) instrumentale gitaar- /sax- /pianoversie van San Antonio Rose getiteld San Antonia (!!!) Rock, charleston rock 'n' roll als I Can't Remember When I Didn't Love You en een medium tempo polonaise versie van de in principe countryballade Wild Side Of Life, en tegen dat de sixties aankloppen frat rock in de stijl van bijvoorbeeld een Huey "Piano" Smith als Little Mama, Pretty Baby en Roobie Doobie, is het leeuwenaandeel van Part 2 ballades als Holy One, Only One (eigenlijk hetzelfde nummer), A Man Can Cry, Crazy Baby, Find Somebody New en de Big Jay McNeely cover Something On Your Mind. Hieruit blijkt dat ie vijftien jaar later eigenlijk nog steeds krak hetzelfde deed, ten bewijze waarvan op deze CD zijn originele Wasted Days And Wasted Days... uit 1959! De combinatie van al die slows en de party rock 'n' roll doet ons dan ook concluderen dat Freddy Fender in die tijd het beste balorkest van Texas moet gehad hebben, want eigenlijk is zijn muziek pure swamprock! Vreemd genoeg klinken een tiental nummers helemaal anders, met elementen uit enerzijds pop met een vollere sound en female backing vocals (Go On Baby, de freewheelende soulvolle mondharmonica op Louisiana Blues) en uit anderzijds countryrock met opnieuw veel standaard ballades als Too Late To Remedy, My Happy Days Have Gone Away, Our Pledge Of Love, I Hope Someday You'll Forgive Me, Hello Loneliness, My River, Bye Bye Little Angel en Glow Of Your Love. Part 2 sluit af met twee western-styled songs, Oh My Love en Gonna Be Looking.
Ons oordeel: Part 1 richt zich op de verzamelaar van el bizarro en el niet-zo-bizarro rock y roll, voor Part 2 moet u een sterke maag hebben inzake ballades. Freddy Fender overleed in 2006. Info:
www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

24 september 2020

DESTINY/ JARROD
Géén label, S53

Het afgelopen jaar recenseerden wij de strapatsen van ex-Keytones gitarist Jim Knowler's nieuwe rockabillyband Bamboozle, en daarom doet het ons als onvoorwaardelijke Keytones fans uitermate genoegen u te kunnen melden dat het nu de beurt is aan Keytones contrabassist Jarrod Coombes om solowerk uit te brengen. En solo kan je dit zeker noemen: Coombes verzorgde niet alleen alle stemmenwerk maar speelde ook contrabas en op een aantal nummers drums en keyboards in, met de ruggensteun van andere muzikanten.
De dramatisch-plechtige aanzet waarmee de CD opent zet je op het verkeerde been: tromgeroffel en een aanzwellend vrouwenkoortje maken in de Paul Anka cover You Are My Destiny al snel plaats voor een bijna hoempapa ska ritme en het exotica cocktail orgeltje van een crooner in een derderangs cabaret. Het signaal dat die opener uitzendt is dan ook "dit wordt fun", en wat gelijk opvalt en in de hele CD terugkomt is het uitgebreide gebruik van zowel male als female backing vocals. Ook in Jimmy McCracklin's The Walk zit een orgeltje dat het basloopje benadrukt - Jarrod Coombes is tenslotte contrabassist - in een versie met sax solo die zeer gebruiksvriendelijk is en opnieuw pure fun uitstraalt. Nog meer basloopjes en backing vocals horen we in Hawaiian Breeze, het enige eigen nummer, waarin ook een vibrafoon of andersoortig klokkenspiel opduikt. Coombes gaat de crooner toer op in een relaxte en mooie versie van For The First Time (de Engelse vertaling van Come Prima) met een interessant piano arrangement en opnieuw veel aandacht voor de backing vocals. Een van de sleutelelementen van de Keytones sound was doo-wop en die ontbreekt niet op deze CD: The Hatchet Man van The Robins is uptempo doo-wop op ska ritme en helemaal Coombes' ding. Let's You And I Rock van Tony Crombie is swingende sax rock 'n' roll, net als de opgewekt swingende vrolijke rock 'n' roll van Nappy Brown's Little By Little en de swing rock 'n' roll van Let's Fall In Love, een crooner uit de jaren '30 onder meer gezongen door Frankie Lymon, James Darren, Lloyd Price, Paul Anka, Linda Scott, The Chimes, Sandra Dee, Dinah Washington en Cliff Richard, wat ons er aan herinnert dat Coombes' stem bij momenten wat weg heeft van Cliff. Coombes' opname van Let’s Fall In Love dateert van een jaar of vijf terug met zijn toen vijftienjarige dochter op leadzang. Intussen is Alaska Coombes van opleiding een klassiek geschoolde operazangeres! If I Fell is de a capella uitvoering van een Beatles song waarbij Coombes zeer mooi alle stemmen overdubde want het resultaat lijkt wel een kerkkoor! Nog meer variatie: Crazy Little Heart van Sid King & the Five Strings is mooie melodieuze medium tempo country met steel, Shout Sister Shout van Arthur "Big Boy" Crudup is uptempo bluesbop met slide maar klinkt sympathiek, en Eddie Cochran's gitaarstroller Fourth Man Theme is de instrumentale afsluiter van dit album dat qua sound en zangstijl zeker doet denken aan The Keytones, doch wanneer je het vanuit die optiek beluistert ga je de gitaar van James Knowler missen. Als je die vergelijking achterwege laat is dit een zonnig, vrolijk en positief album voor wie houdt van mooi stemmenwerk en ongecompliceerde fun rock 'n' roll zonder moeilijkdoenerij.
Destiny werd door Jarrod Coombes zelf uitgebracht dus de handigste manier om een exemplaar te pakken te krijgen is Coombes rechtstreeks contacteren via jarrodcoombes@hotmail.co.uk: voor 15 £ stuurt ie 'em naar jou thuis. Oh ja, een opvolger voor deze solo-CD staat nu al in de steigers en Jarrod Coombes heeft ook een nieuwe CD uit met zijn band Hullaballoo.
(Frantic Franky)


ROCK THAT SWING 2020
Part Records, PART-CD 650.035

Het vijftiende Rock That Swing festival in februari in München moet zowat het laatste festival zijn geweest dat dit jaar nog is doorgegaan en daar hoort sinds zeven jaar een jaarlijkse CD-sampler bij met de bands die er spelen. Ook bij ons zitten lindy hop, balboa, shag en andere kronkeldansen uit de jaren '20 tot '50 in de lift, maar de Rock That Swing weekender lijkt me hun jaarlijkse hoogmis. Ik ben er nog nooit geweest maar zou dat eigenlijk eens een keertje moeten doen, al vraag ik me af of ik met mijn drie linkerbenen daar tussen al die workshops op mijn plaats zou zijn - ik ben meer van het slag dat met een pilsje in de hand tegen het podium geleund naar de band staat te kijken. Tot het zover is zijn die Rock That Swing CD’s mijn jaarlijkse rendezvous met alles wat swingt in de neo-swingscene, want het mooie is dat ze die swing combineren met jive. Dit keer is dat niet anders met 23 tracks van 13 bands uit Engeland, Zweden, Oostenrijk, Italië, Duitsland en Frankrijk. Bekende namen uit het rock 'n' roll circuit zijn stijlpuristen Cherry Casino & the Gamblers die bewijzen dat ze niet alleen kunnen jiven (Let's Have A Crazy Ball) maar even goed thuis zijn in rustige melodieuze teenpop (Just One Look), de immer opruimde Jackson Sloan in Louis Prima mood (No No Don't Do It) en op de mondharmonica rock 'n' roll trein (Ghost Train), dynamo Si Cranstoun (Rosie Lees) en de gezellige gravel boogie woogie rock 'n' roll van Cat Lee King & his Cocks (Ain't Cha en de Ray Charles snuif You're The Greatest). Vergelijkbaar met Cat Lee King & his Cocks doch bij ons (voorlopig?) nog minder bekend zijn Boogie Banausen (Bump Jump Boogie). Van swing band Jumpin' Up (Phil Play The Guitar, Fine Brown Frame) recenseerden wij al CD’s en tot die big band swing behoren ook de NP Big Band en het Hot Swing Sextet dat het instrumentaal doet met trompet. The Hot Gravel Eskimos brengen rustige Hollywood crooner big band swing en nog meer ouderwets klinkende vooroorlogse jazz swing serveert Andrej Hermlin & his Swing Dance Orchestra. Er staan ook twee keer live opnames tussen de nummers en dat is iets waar ik niet zo van hou omdat ik live gejuich op studio albums steevast de sfeer vind ruïneren. Live is live en studio is studio wat mij betreft en je moet die twee niet door elkaar gooien. Met de twee nummers van de CD 100% Approved van de Mojo Blues Band uit Oostenrijk, met zijn 43 jaar op de teller ongetwijfeld een van de oudste blues boogie bands van Europa, is op zich nochtans niks mis: Check It Out Baby is piano boogie swing met sax en in Chuck Berry's Promised Land in Johnnie Allan's cajun rock 'n' roll arrangement wordt de accordeon vervangen door mondharmonica waardoor het richting Fabulous Thunderbirds gaat. Ook The Carling Family doet het in levenden lijve op één van hun twee instrumentale charlestons, Big Apple van hun live CD Harlem Joy. Zoek eens een keertje hun clipjes op YouTube: tromboniste Gunhild Carling moet zowat het zotste mens uit die hele swing scene zijn. Nog meer charleston: Nine Pennies met de instrumentale Cantina Song, niet uit de jaren stillekens maar afkomstig van John Williams' soundtrack van de film Stars Wars Episode IV: A New Hope! Minder mooi: dat nummer stond al op de Rock That Swing 2015 CD. Alle nummers zijn trouwens reeds eerder uitgebracht.
Info: www.part-records.de en www.rockthatswing.com
(Frantic Franky)


THE BALLADS OF/ JERRY LEE LEWIS
Bear Family, BCD17544

Jerry Lee Lewis was de artiest die het langst en het meest opnam voor het mythische Sun Records en je kan dan ook Jerry Lee Lewis CDs blíjven kopen, tenzij je een lening afsluit om de 4 kilo zware exhaustieve 18 CD-doos Jerry Lee Lewis At Sun Records, The Collected Works aan te schaffen. Wij hebben inmiddels genoeg Great Balls Of Fire's en Whole Lotta Shakin' Goin' On's om nog twee levens lang toe te komen, maar deze CD met 27 Sun tracks 1956-1963 biedt toch weer een ander uitgangspunt. Jerry Lee wordt voor één keer namelijk niet als de Killer belicht, maar de spot wordt gericht op zijn introspectieve kant. Op al zijn Sun CD’s staan tussen de rockers door wel een paar van zulke ballades maar menig rock 'n' roll fan skipt die nogal eens, en juist daarom is het zo interessant dat ingetogen materiaal eens op zichzelf te beluisteren. Jerry Lee Lewis was immers als geen ander een stilist die eender welk genre tot het zijne kon maken, elke song naar zijn hand kon zetten, en dat alles telkenmale helemaal liet klinken als Jerry Lee. Vaak is de basis country (en als het country is is het met You Win Again, Cold Cold Heart en de heropname uit 1959 van I Could Never Be Ashamed Of You vaak Hank Williams), maar Lewis putte evengoed uit gospel (Will The Circle Be Unbroken), crooners (Someday) of desnoods uit teenpop (Love Made A Fool Of me). Zelfs van Pat Boone's Love Letters In The Sand maakt die dekselse Jerry Lee een gezellige boogie woogie! 't Is een cliché, maar weinigen konden zo doorleefd gevoelige ballades ten gehore kon brengen als Jerry Lee Lewis. Ballades én medium tempo honky tonkers, want de Ballads reeks van Bear Family beperkt zich heus niet enkel en alleen tot trage nummers. Sommige nummers zijn welbekend zoals Crazy Arms, Born To Lose, That Lucky Old Sun en Goodnight Irene, andere zullen de meesten onder u nog nooit gehoord hebben, weer andere kwamen pas járen later voor het eerst uit in het kielzog van zijn countrysuccessen vanaf eind jaren ‘60, en de CD bevat ook duetten met Charlie Rich (Sail Away) en zus Linda Gail Lewis (Seasons Of My Heart). Soms wordt er een orgeltje (Set My Mind At Ease) of zelfs een kermisorgeltje (Love On Broadway) bijgesleurd of een mannelijk dan wel suikerzoet vrouwelijk koortje op geplakt, soms doet een heel strijkersorkest mee (Invitation To Your Party) en dan is het weer Jerry Lee Lewis helemaal in zijn eentje aan de piano met alleen die vreemd vibrerende stem, maar ook dan klinkt hij majestueus. The Ballads is een Jerry Lee voor in de vroege uurtjes als de kroeg op sluiten staat. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


LET'S THROW A PAJAMA PARTY VOLUME 2
Atomicat, ACCD039

Volume 2 gaat verder waar Volume 1 ophield: een mix van bekende fifties/early sixties hits, het onbekendere werk, voze instrumentals en dit keer in vergelijking met Volume 1 veel doo-wop maar geen country, in een verhouding van 1 klassieker op 3. Tot de eerste categorie behoren Ral Donner die zijn innerlijke Elvis channelt in het mooie Girl Of My Best Friend en het mijns inziens overbodige wegens te overbekende Walk Don't Run van The Ventures. Een pyjamafeestje is niet compleet zonder slows en Pat Boone brengt de redding met I Almost Lost My Mind terwijl Johnny Tillotson Hank Williams' I'm So Lomesome I Could Cry een plechtige beurt geeft. Nog zo'n schuifelaar: What Time It Is van The Jive Five. Doo-wop klassiekers zijn The Heartbeats' eeuwige A Thousand Miles Away en voor wie het graag wat sneller heeft Gee van The Crows, Bobby Day's That's All I Want dat een stuk van de melodie van Rockin' Robin steelt, en het aanstekelijke Pretty Little Angel Eyes van Curtis Lee. De betere rock 'n' roll die het nooit tot hitstatus bracht is Please Please van Kimball Coburn, Hands Off van Donna Hightower, het gezellige Rock Everybody van The Teen Queens, Young Jessie's jiver Hit Git And Split, Donna Dameron's Chantilly Lace antwoord Bopper 486609, het uptempo doo- woppende Can‘t We Be Sweethearts van The Cleftones, de fijne jiver Hey Boy Hey Girl van Oscar McLollie & Jeanette Baker, en eindelijk heb ik Chico Holiday's fantastische stomper Cuckoo Girl, een generatie geleden in België gecoverd door The Domino's. Ook iets wat je niet iedere dag hoort is Barbie Gaye's originele My Boy Lollipop en Get A Job in de beschaafde vocal harmony versie van de zoetgevooisde Mills Brothers. Voor rare instrumentals zijn wij altijd te vinden en Goose Part 1 van Don Markham & the Marksmen is zeker een vreemd beestje, een piano in stroll tempo op een strak bedje van gitaar. The Green Mosquito van The Tune Rockers, een favorietje van mij, is een zware sax-/gitaarsleper waarin een mug wordt doodgemept, terwijl saxofonist Chuck Higgins in Wet Back Hop een lesje honken geeft. Tot de betere teenrock behoren Pretty Baby van Gino & Gina, Lovey Dovey Baby van Dave Burgess van The Champs (de intro en de basis van het nummer klinken inderdaad als een Champs instrumental) en Mark Dinning's Cutie Cutie, maar Gale Storm klinkt in I Hear You Knocking als Mae West, Plaything van Nick Todd is een platte kaas en I Wish That We Were Married van Ronnie & the Hi Lites is helemáál een draak, de enige twee smetten op deze voor de rest meer dan okee compilatie met 30 zeer gevarieerde tracks uit 1953-1962. Het derde en laatste deel in de reeks is inmiddels ook uit, maar hou er rekening mee dat de CD’s geen hoesnota’s bevatten.Info: www.atomi-c.at (Frantic Franky)

16 september 2020

FINALLY/ RONNIE NIGHTINGALE & THE HAYDOCKS
Part Records, PART-CD 6129.001

Het teddyboy wezen, in Nederland bijna even uitgestorven als de dodo, is in diverse Europese landen nog steeds alive and kicking en in die kringen waarin nochtans best wat competitie heerst staan onze oer-Nederlandse Ronnie Nightingale & the Haydocks mee aan de top. Ze worden regelmatig met lichte aandrang op een vliegtuig richting diverse buitenlanden gepord - ik zweer dat ik ze zelf ooit op een luchthaven toevallig ben tegen het lijf gelopen - om hun rock 'n' roll duivels te ontbinden als top of the bill op diverse Europese podia, waardoor ze jammer genoeg eigenlijk meer in den vreemde spelen als bij ons achter de hoek. Hun reputatie komt niet uit het niets: nu reeds bijna 40 jaar verblijden Ron Nagtegaal en zijn kompanen vriend en vijand met teddyboy rock 'n' roll made in Holland. Toch is dit dacht ik pas hun vierde album, waarop de teddyboy gemeenschap zit te wachten sinds DutchRub van 13 jaar terug. Kwaliteit boven kwantiteit dus, en deze CD, gemixt en gemasterd door Mario Oehlmann van Foggy Mountain Rockers (D), blijkt het wachten waard geweest te zijn met 16 gloednieuwe eigen nummers keurig nette vlijmscherpe rock 'n' roll, in tegenstelling tot veel bands in dit subgenre voortreffelijk gespeeld en voorbeeldig gezongen, met rechtdoor rock 'n' roll als Bonsoir Marie en She Ain't Got Nothing en meerdere hymnes ter meerdere eer en glorie van het subgenre zelf als The Teds Are Still Alive, Teddyboy Family en Redhead Teddy Girl. Uiteraard bevat de CD de vereiste invloed van British rock 'n' roll in Baby You're Mine en My Gal en in de melodieuze rock-a-ballad Traveling Bone, maar de val waarin veel tedbands trappen door albums te maken met een dozijn keer hetzelfde nummer aangekleed in een andere drape vermijden Ronnie Nightingale & the Haydocks door tongue-in-cheek humor als Food Crazy en de subtiele introductie van andere stijlen als dreigende countryrock (Lonesome Town), de surf instrumental Hauted House en zelfs een jazzy swingske (Tonight Is The Night). De fans zullen tevreden zijn, maar ook wie niet zo thuis is in het teddyboy wereldje raden wij aan dit eens een keertje onbevooroordeeld te beluisteren. Info: www.part-records.de en www.facebook.com/ronenmarijke.nagtegaal
(Frantic Franky)


MAMA HE TREATS YOUR DAUGHTER MEAN/
RUTH BROWN

Bear Family, BCD17542

Deze CD opent met het door Bobby Darin gepende en door veel moderne rock 'n' roll zangeressen vertolkte lijflied This Little Girl's Gone Rockin', en rocken kon Ruth Brown inderdaad als de besten. Haar singles zullen in de jaren '50 dan ook menige jukebox gesierd hebben, want ze verkochten als zodanig warme broodjes dat haar platenlabel Atlantic Records ondanks de aanwezigheid van kleppers als The Drifters en The Clovers en vóór de komst van Ray Charles bekend stond als “the house that Ruth built”, het huis van vertrouwen dat ze niet alleen bouwde maar met haar muziek ook stevig op zijn grondvesten deed schudden. Zoals This Little Girl's Gone Rockin' staan er op de CD nog een aantal, met name Mama He Treats Your Daughter Mean (de zeldzamere heropname uit 1958), 5-10-15 Hours (idem), Smooth Operator, I Want To Do More en As Long As I'm Moving, songs die zelfs in haar eigen tijd door haar eigen collega’s als toonaangevend werden beschouwd, getuige covers door Cliff Richard (Lucky Lips), Rose Maddox (Wild Wild Young Men) en Johnny Carroll (Wild Wild Young Men als Wild Wild Women). In die nummers wordt Ruth Brown's dynamische, expressieve empathische zang ondersteund door gesuikerde saxofoons (onder meer Sam The Man Taylor, King Curtis en Boots Randolph), knisperende rock 'n' roll gitaren (onder meer Al Caiola en Mickey Baker) en de vloeiend swingende arrangementen van een big band. Ruth Brown's rock 'n' roll kwam niet uit het niets: ze was al actief sinds de tweede helft van de jaren '40 en een nummer als Hello Little Boy uit 1954 is van het alles geven tot de laatste man er bij neervalt slag. Ook van de partij: bump en grinders als It's Love (24 Hours Of The Day), mamborock als Mambo Baby, het strollende I Gotta Have You duet met Clyde McPhatter van The Drifters en een zeer geslaagde uitvoering van LaVern Baker's Jim Dandy. Op basis van de eerste 17 van de in totaal 31 tracks op deze CD zou je'm eerder in Bear Family's Rocks reeks onderbrengen, maar de inclusie in de Juke Box Pearls serie wordt gerechtvaardigd door een tiental nummers die allemaal medium tempo of traag zijn, ballades als Anyone But You, I Can See Everybody's Baby en het groots georchestreerde The Door Is Still Open, veelal gesitueerd eind '50 begin '60, soms zoals in Sweet Baby Of Mine, I Don't Know en Walk With Me Lord gekenmerkt door de haast exotische, dramatische sound die begin jaren' 60 zo populair werd dat ie uiteindelijk een van de pijlers van de popcorn zou worden. Tot die traag smeulende maar diep brandende kant van Ruth Brown behoren ook de teen pop van I Burned Your Letter, Peggy Lee's jazzy Why Don't You Do Right, nog meer crooner werk met Duke Ellington's I'm Just A Lucky So And So en een mooie interpretatie van Phil Phillips' Sea Of Love. De CD sluit af met vier live-in-de-studio opnames, hier voor het eerst officieel op CD, in 1955 ingeblikt voor de filmvluggertjes Rock 'n' Roll Revue en Rhythm 'n' Blues Revue, van nummers die Ruth Brown eerder al had opgenomen in reguliere studioversies maar waarvan enkel de studio versie van Mama He Treats Your Daughter Mean op deze CD staat. Van de andere drie zijn Teardrops From My Eyes en The Tears Keep Tumbling Down rock 'n' roll, Oh Wat A Dream is opnieuw een torch ballad.
Eindoordeel: zonder enige twijfel het betere werk, wat ook geldt voor het voorbeeldige CD booklet van 36 pagina’s met tekst, uitleg, foto’s, hoezen en een sessionografie. Eén slordigheidje omdat alleen God onfeilbaar is: drie nummers zijn bij de tracklisting door elkaar gehusseld. Ruth Brown overleed in 2006 op 78-jarige leeftijd. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


GONNA SHAKE THIS SHACK TONIGHT,
FROM THE VAULTS OF DECCA AND CORAL RECORDS

Bear Family, BCD17602

Bear Family's Gonna Shake This Shack Tonight reeks bevat intussen al een 40-tal CD’s van individuele artiesten maar dit is na RCA/X en Sage/Sand in die serie nog maar de derde various artists CD gewijd aan één label, in casu Decca Records en sublabel Coral. In die zin zijn die drie CD’s vergelijkbaar met Bear Family's Let's Flat Git It labelreeks, behalve dat Let's Flat Git It de rockabilly inventariseert en Gonna Shake This Shack Tonight de uptempo country rock en hillbilly bop die de roots vormde van die rockabilly en wel de drive van rock 'n' roll bezit doch net niet rockabilly genoeg is om op Let's Flat Git It te mogen. Op dat genre zijn wij al verliefd sinds de Boppin' Hillbilly reeks op White Label (NL) eind jaren '80 en we zijn er zoveel jaar later nog steeds niet op uitgeluisterd. Deze 30 tracker 1950-1957 is dan ook een geweerkolfje naar onze hand met veel bekende artiesten als Hardrock Gunter (de enige hardrock die wij goed vinden, we zagen hem ooit nog in Hemsby zo doof als een pot maar dat drukte de pret niet), gitaarheld Hank Garland met een zeldzaam gezongen nummer (Guitar Shuffle) en Wayne Raney (40th And Plum). Sommige van die artiesten namen ook rockabilly op zoals Chuck Murphy (Blue Ribbon Boogie) en Autry Inman (Happy Go Lucky), andere zijn bekend om andere redenen zoals Chet Atkins' halfbroer Jimmy Atkins, Lonnie Glosson (de mondharmonicaspeler voor The Delmore Brothers en Wayne Raney die hem dan ook begeleiden op zijn Delmore Brothers cover Pan American Boogie), Kenny Roberts (de artiest die Bill Haley leerde jodelen), Rusty Keefer (componist van Bill Haley's R-O-C-K) en Tex Williams (tien jaar eerder vocalist op Spade Cooley's Shame On You). Ook een paar songs zijn bekend zoals Cherokee Boogie in de piano boogie versie van Jimmie Davis en Lattie Moore's Juke Joint Johnny hier door Jimmy Atkins. Soms komen ze uit onverwachte hoek zoals Rusty Keefer's medium tempo bluegrass geïnspireerde versie uit 1953 van I'm Here To Get My Baby Out Of Jail, een stokoude song bekender als ballade in de hitversie van The Everly Brothers uit 1962. Dat die zingende cowboys daarbij graag zwarte hits mochten verblanken is geen geheim, en er was dan ook geen enkele reden om aan te nemen dat een liedje dat populair was bij het zwarte publiek geen succes zou kennen bij een blank publiek zolang het maar door een blank orkest werd uitgevoerd. Voorbeelden van rhythm 'n' blues gone western swing zijn Sixty Minute Man van The Dominoes en You Played On My Piano van Helen Humes, beide door Hardrock Gunter, maar dat die kruisbestuiving ook in omgekeerde richting plaats vond wordt vaak vergeten, en zo hoor je het steevast met Wynonie Harris geassocieerde Bloodshot Eyes hier in de originele versie van... Hank Penny! Andere songs werden rechtstreeks uit de jazz overgenomen zoals Benny Goodman's tongtwister Ding Dong Daddy (From Dumas), hier uitstekend uitgevoerd door Jimmy Atkins. Deze CD heeft het allemaal: instrumentals (Rancho Boogie van Tex Williams), zangeressen (Tabby West, Roberta Lee), western swing en uptempo boogies, een topselectie uit het genre met een hoog rock 'n' roll gehalte, deels ook door de songthematiek zoals T. Texas Tyler's Hot Rod Rag, met alle ingrediënten die het genre zo fascinerend maken als slappende contrabas, jazzy honkytonk en boogiewoogie piano, elektrische leadgitaren, stop-start structuren, stevig in het gelid swingende fiddles, en de invloed van zowel bluegrass (Grandpa Jones' Eight More Miles To Louisville, Kenny Roberts' I'm Looking For The Bully Of The Town) als cajun (de Link Davis cover Pretty Little Dedon door Tabby West). Een element dat we niet terughoren in rock 'n' roll is daarentegen de foutloze dictie, welbespraaktheid en warme stemtimbres van de meeste van deze zangers. In elk geval: een waarlijk schitterende verzameling muziek op het kruispunt van western swing en hillbilly boogie uit de tijd dat schoenpoetsertjes en krantenverkopertjes nog shaketen, countryzangers nog cowboyhoeden droegen en de violen nog fiedelden dat het een lieve lust was. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

20 augustus 2020

TRINIDAD, THE LAND OF CALYPSO/
JAMAICA JOHNNY & HIS MILAGRO BOYS

Bear Family, BCD17523

Waarom wij een calypso-CD recenseren terwijl dat muziekgenre in de tweede helft van de jaren '50 juichend werd ingehaald als de rage die die vermaledijde rock 'n' roll van het aardoppervlak zou wegvegen? Wel vrienden, dat is om twee redenen. Wij houden wel degelijk van een potje calypso op tijd en stond, allemaal de schuld van filmacteur Robert Mitchum met wiens LP Calypso Is Like So uit 1957 het is begonnen voor ons, maar tegenwoordig kunnen wij zelfs Harry Belafonte naar waarde schatten. Ten tweede: Jamaica Johnny heeft nooit één voet in Jamaica of Trinidad gezet maar kwam via Suriname gewoon uit ons eigen koude kikkerlandje! De in 1919 in de Surinaamse hoofdstad Paramaribo geboren Cornelis Lionel Liefeld ging in de tweede wereldoorlog bij de Koninklijke Marine, werd na de bevrijding gestationeerd in Katwijk, en trok van Katwijk naar Amsterdam waar hij ging zingen in het orkest van de eveneens Surinaams-Nederlandse Max Woiski Sr (BB met R oftewel Bruine Bonen Met Rijst, een hit in 1950). Midden jaren '50 ging Liefeld solo als Jamaica Johnny en vormde hij zijn Milagro Boys met wie hij opnam voor Phillips van 1957 tot 1962, platen die ook verschenen in Frankrijk, Denemarken en Noorwegen waar hij zo populair werd dat hij er ook toerde - Raspeballer op deze CD is een Engelstalig nummer over Noorse delicatessen!
De calypso van Jamaica Johnny is feestelijk, zonnig, zomers en immens vrolijk en bevat elementen van cha cha cha, mambo, rumba, bolero en merengue. De wat poppy sound klinkt zoals calypso in die dagen door alle dansorkesten werd gespeeld, en Liefeld's zang heeft het in die dagen als authentiek beschouwd buitenlands accent. De songs zijn de typerende grappige verhaaltjes met enkele calypso klassiekers als Man Smart Woman Smarter (van King Radio, gecoverd door Harry Belafonte en Robert Mitchum) en Let Me Call You Mathilda (bekendst van Harry Belafonte doch origineel van King Radio uit 1938). Pretty Woman is een antwoord op Ugly Woman van Roaring Lion dat bij Robert Mitchum From A Logical Point Of View was en in 1963 een wereldhit werd als If You Wanna Be Happy For The Rest Of Your Life van Jimmy Soul. Naast een aantal eigen nummers horen we voorts covers van andere calypso artiesten als Lord Kitchener (Mother And Wife), Lord Flea (Donkey City), Lord Beginner (Love Love Love), Count Lasher (Calypso Ca Cha), The Lion (Trinidad Land Of Calypso) en The Tiger (Take Me To Locero, originele titel Don't Let Mama Know). Ja, die calypso mannen hadden kleurrijke namen! Minder evidente maar daarom des te interessantere covers zijn de swingerd Who Threw The Whiskey In The Well van Bullmoose Jackson/ Lucky Millinder die inderdaad klinkt als een orkestuitvoering van rhythm 'n' blues swing, en Annette Funicello's hit Pineapple Princess uit 1960. Een nummer dat je evenmin in deze context verwacht is de bluegrassbilly Last Train To San Fernando van Johnny Duncan. Bij Jamaica Johnny wordt dat pure calypso en dat is minder verwonderlijk dan je zou denken want Last Train To San Fernando wás origineel een oude calypso, namelijk van Mighty Dictator uit 1950 - 't is de boemeltrein naar de stad San Fernando in Trinidad en niet de intercity naar San Fernando in California! De merkwaardigste nummers zijn evenwel twee singles die Jamaica Johnny opnam voor Amstel bier, het in het Engels gezongen Amstel Beer Calypso/ Beeeeeer Amstel Beer uit 1957, beide calypso’s pur sang die jubelend de geneugtes der edelste godendrank bezingen, en het in het Nederlands gezongen Op Een Klein Stationnetje (helaas met een tikfout in de tracklisting op de achterflap) dat niets te maken heeft het met kinderliedje In Een Klein Stationnetje ('s Morgens In De Vroegte) waarin opnieuw Amstel bier om de hoek komt piepen, in 1961 op single gekoppeld aan de in het Nederlands gezongen Amsterdam Calypso, opnieuw over en eigenlijk één lange reclamespot voor Amstel bier. Beide nummers hebben evenveel met cabaret cocktail jazz als met calypso te maken maar van ons mogen ze gelijk opnieuw gebruikt worden in reclame voor Amstel!
Deze eerste Jamaica Johnny verzamelaar is een dubbel-CD die met 28 nummers zijn complete opnames bevat met een totale speelduur van meer dan 80 minuten, wat betekent dat we over relatief langer nummers praten. Met andere woorden: je moet al redelijk calypso minded zijn om dit in één zitting uit te zitten, zo niet zal de verveling snel toeslaan - misschien dat een Amstel biertje helpt, hahaha. Liefeld liet na 1962 de muziek achter zich en ging aan de slag als spuiter in de automobielindustrie. Hij overleed in 1993. Deze boeiende release documenteert een vergeten stukje Nederlandse muziekgeschiedenis en vertelt de story van Jamaica Johnny in een CD-boekje van 32 pagina’s, een bijzonder ingewikkeld verhaal met nog steeds veel hiaten, ondanks de medewerking van zijn zoon die zijn herinneringen en plakboeken deelde. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


TREN SOLITARIO/ LOS BOPPERS
Jasmine, JASCD1088

Ik hoorde voor de eerste keer van de in 1960 in Mexico City opgerichte Los Boppers toen hun Tren Solitario, een Spaanse vertaling van Johnny Burnette's rockabilly classic Lonesome Train (On A Lonesome Track), in 1988 op Desperate Rock 'n' Roll Volume 9 stond. En kijk: 32 jaar later (we worden oud) kan je van Los Boppers een CD kopen met 32 tracks uit 1961 en 1962, voor zover wij weten de eerste Los Boppers CD die verschijnt buiten Mexico. Er staan géén instrumentals op, alle nummers zijn in het Spaans gezongen, en de CD bevat slechts één eigen nummer, de prima oosters-exotica rock-a-pitta-ballad Ali Baba, plus één cover van een andere Mexicaanse band, de rocker Vuelve Primavera, origineel van Los Blue Caps. De overige 30 nummers zijn vertalingen van Amerikaanse songs, veelal bekende hits zoals Itsy Bitsy Teenie Weenie Yellow Polka Dot Bikini (Bikini Amarillo), Rip It Up (En La Fiesta De Hoy), When The Saints Go Marchin' In (Rock De Los Santos), Hard Headed Woman (Mujer Cabeza Dura), Singin' The Blues (Cantando El Blues), Party Doll (El Baile De La Muneca), Corina Corina en Just Because (Porque Soy Rebelde) - de minst bekende zijn (Baby) Hully van The Olympics (Ale Jale Gale), I Love You In The Same Old Way van Paul Anka (Te Quiero Como Siempre), You Don't Owe Me A Thing van Marty Robbins (Olvidame), Kissin' Time van Bobby Rydell (Tan Solo Un Besito), Pretty Blue Eyes van Steve Lawrence (Hermosos Ojos Azules), Round And Round van Perry Como (Vuelta Y Vuelta), Little Miss Stuck-Up van The Playmates (Adios Tu) en Why Do I Love You So van Johnny Tillotson (Porque Te Amo Tanto). Een flink deel van de track listing zijn ballads en teenrock zoals Blueberry Bill (Colina Azul), Dreamin' (Soñando) en Trying To Get To You (Tratando De Conseguirte). Van Tren Solitario, Amante Soñador (Dream Lover), Dificultades (Trouble van Elvis) en Saco Sport Blanco (A White Sport Coat) horen we twee verschillende versies (de tweede Tren Solitario is trager) omdat Los Boppers vóór ze rond 1965 uit elkaar vielen op hun drie LP’s en een vuistvol singles nogal wat nummers heropnamen. Gelukkig staan niet ál hun heropnames op de CD, want ik hoor van een band waarvan ik niets anders heb liever twee verschillende songs dan twee versies van dezelfde song. Alleen al de grootte van hun output wijst erop dat de origineel maar liefst zevenkoppige Los Boppers een van de betere Mexicaanse bands moet zijn geweest en zowel de meerstemmige zang met twee leadzangers als de instrumentatie met gitaar en piano zijn hoogstaand en van een ontwapenend naïeve charme door de zwabberende gitaren en de ongepolijste sound. Vaak vertonen hun arrangementen van die bekende songs opvallende wijzigingen tegenover de originele hitversies, en het feit dat alles in het Spaans is geeft uiteraard een extra exotische toets. Verplichte kost voor de liefhebber van el salvaje rock y roll die ook niet-zo-salvaje rock 'y' roll weet te smaken!
Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


A REAL COOL CAT:
HILLBILLY AND RUSTIC ROCKABILLY BOP Vol. 1
Atomicat, ACCD022

Na vijf Hillbilly Boogie And Jive volumes (ACCD017-21) start Atomicat een nieuwe vijfdelige reeks uitgezocht door DJ Mark Armstrong (in het ware leven afgestudeerd als criminoloog!) met, euh, hillbilly boogie, jive en rustieke rockabilly bop, zijnde de medium tempo honky tonk hardwood floor muziek (Shorty Holloway & His Prarie Ramblers' Telephone Blues, Doc Bryant & his National Jamboree Gang's Cotton Pickin' Boogie, Pat Patterson & his Missouri Hillbillies' Mister Hillbilly) uit de helaas reeds lang vervlogen dagen dat accordeons nog cool waren, vraag maar aan Carl Petz & the Drifting Cowboys met Looking For A Date Tonight. Dat genre evolueerde intuïtief tot rockabilly: luister naar de gitaarsolo in Hugh Friar & Virginia Vagabonds' I Can't Stay Mad At You of naar de sfeer van Lattie Moore's Why Did You Lie To Me uit 1958 dat veel moderner, haast jaren '60 klinkt. De CD titel dekt de lading trouwens niet helemaal want hier staat evengoed piano boogie en gestroomlijnde bijna-western swing op, met voor de goede orde ook slappende echobilly waarvan Roy Moss' You’re My Big Baby Now een klassiek voorbeeld is. De show wordt gepresenteerd door helden uit het verleden als Jim Reeves (een artiest die wij met het ouder worden steeds meer zijn gaan waarderen, hier met Oklahoma Hills), de immer opgewekte Maddox Bros & Rose met een medium tempo South, Merle Travis & Joe Maphis met een supersnelle instrumentale improvisatie op Corrine Corrina (op de achterzijde van de CD staat abusievelijk King For A Day van Benny Barnes vermeld), rots in de branding Frankie Miller (I Can´t Run Away), Gene O’Quin (Too Hot To Handle), Eddie Noack als zanger bij RD Hendon & his Western Jamboree Cowboys (de Hank Snow cover Music Makin' Mama From Memphis), Stonewall Jackson (Smoke Along The Track), Little Jimmy Dickens (I’m Coming Over Tonight), Leon Payne (blind, maar zingen kon hij als de beste, hier met I'm A Lone Wolf), Red Foley met de fox chase Freight Train Boogie en The Delmore Brothers, uitvinders van de fox chase, met Waitin' For That Train. Altijd meegenomen: onbekende versies van in het genre bekende songs als Jack Turner's origineel van Everybody´s Rockin´ But Me enkele maanden vóór Bobby Lord, en Wade Holmes' cover van Carl Smith's Go Boy Go. Alles samen krijg je 28 nummers 1947-1960 heerlijke en eerlijke muziek uit de goede oude slechte tijd toen na zes dagen hard werken het hoogtepunt van de week bestond uit een bad nemen en gaan dansen in de lokale honky tonk. Wij bouwen alvast een kampvuur in afwachting van die volgende vier volumes. Info: www.atomi-c.at
(Frantic Franky)


SOUTHERN BRED TEXAS R & B ROCKERS
Koko Mojo, KMCD048

Damn, Koko Mojo brengt ze sneller uit dan wij ze kunnen recenseren, en wel zo snel dat wij compleet de tel kwijtraken. Zo blijkt dit ineens volume 10 te zijn van de Southern Bred reeks, al is dat opletten geblazen want ze heten allemaal hetzelfde en dragen dat woordje "volume" niet in de titel - eigenlijk kan je ze enkel uit elkaar halen aan de foto’s op het hoesje, aan het catalogusnummer en uiteraard aan de tracklisting. Degene die wij vandaag ter hand nemen is de tiende Southern Bred waarvan de eerste vijf Mississippi R & B Rockers waren en de tweede vijf Texas R & B Rockers, waarbij Mississippi en Texas staan voor de geboortestaat van de artiesten die er op staan, zo lees ik. Daarmee weet u gelijk waarom wij de reeks nu pas oppikken: rhythm 'n' blues is niet ons ding, in het geval van onderhavige CD geheel ten onrechte want de muziek is gewoon zwarte rock 'n' roll die nu eenmaal voortvloeide uit de rhythm 'n' blues en daar flink wat elementen uit overnam, maar evengoed uit swing. De 28 tracks werden uitgekozen door de Britse DJ Mark Armstrong die al veel rock 'n' roll- en hillbilly-CD’s samenstelde voor zusterlabel Atomicat maar ook geheel thuis blijkt in de zwarte varianten.
Openers Big Walter & his Thunderbirds stellen meteen orde op zaken met Pack Fair And Square, een zwarte rocker met een artillerie aan blazers in Shake Rattle And Roll modus (en een live-opname waarvan het einde afgenepen werd?). Tot de leerlingen van de Little Richard rock 'n' roll school behoren Young Jessie (Don't Happen No More, op de tracklisting staat het ons onbekende Little Bitty Things vermeld) en Bobby Byrd (Bobby Day's echte naam) die er in Bippin' An' Boppin' (Over You) zelfs een trompet bijsleurt. Floyd Dixon houdt het gezellig in Hey Bartender, Joe Houston toetert er een eind op los in We're Gonna Rock 'n' Roll, Little Esther's Mainliner is vlotte medium tempo rock 'n roll met sax en piano en Marie Adams begeleid door de band van Johnny Otis levert een geweldige What Do You Want To Make Those Eyes At Me For af. Rock 'n' roll net iets meer R 'n' B geïnspireerd is het medium tempo Are You Ready To Go Steady van Paul Monday, wat zich vooral uit in de gitaarsolo en in de doorleefdere zang. Helemáál rhythm 'n' blues swing is bluesgitaargod T-Bone Walker die een complete big band achter zijn bluesgitaar instrumental Strollin' With Bones zet die géén stroll is, net zoals The Boogie Twist (Part 2) van Cal Valentine & the Texas Rockers geen twist is maar sixties instrumentale orgel grooves gekoppeld aan sax en rhythm 'n' blues gitaar. Dat heeft iets, maar wàt? Nog meer rhythm 'n' blues swing zijn Lester Williams' Hey Jack, Paul Monday's Irene's Boogie en Jesse Belvin's Baby Don't Go, al dan niet met een bluesgitaar zoals Lester Williams' I Know That Chick, Gory Carter alias Goree Carter's Seven Days en I'm Your Boogie Man, en Marie Adams' I'm Gonna Latch On. Verschillende songs zijn in essentie rhythm 'n' blues met een rock 'n' roll insteek zoals Albert Collins & his Rhythm Rockers' instrumentale Collins Shuffle, Harmonica Slim's Do What You Wanna Do en de gemeen bluesboppende gitaarinstrumental Let's Move alias Movin' On Out Boogie van Lightnin' Hopkins. Primitivo blues bop zijn Andrew "Smokey" Hogg's Hello Little Girl en Peppermint Harris' Got A Big Fine Baby. Neck Bones And Collared Greens van Wild Bill Moore is semi-instrumentale zwarte frolic diner swing, Wine Drinkin' Woman van Roy Hawkins is medium tempo New Orleans rhythm 'n' blues op ska ritme, Midnight Boogie van Lloyd Glenn & his Joymakers is instrumentale piano boogie woogie. 't Zijn semantische verschillen natuurlijk, maar hoe gevarieerd de muziekjes op deze CD zijn merk je aan het feit dat er zelfs een Spaanstalig nummer op staat dat bovendien pure primitieve rock 'n' roll is, Freddy Fender's vertaling van Jailhouse Rock getiteld El Rock De La Prision, verschenen helemaal in het begin van zijn carrière in 1957 onder zijn echte naam Baldemar Huerta lichtjaren vóór Before The Next Teardrop Falls en Wasted Days And Wasted Nights. Hij komt nog een tweede keer terug in 1960 als Freddy Fender met de standaard sixties rocker Little Mama met steel, fiddle en female backings, opnieuw heerlijk primitief. Samengevat: zwarte rock 'n' roll thuis van vele markten afgewisseld door rhythm 'n' blues gitaren met rock 'n' roll kadrering, die mij als leek ter zake aangenaam verrast heeft. Toch maar eens die vorige negen volumes proberen? Info: www.koko-mojo.com
(Frantic Franky)


GOOD OLD SUMMERTIME
Bear Family, BCD17528

Bear Family bracht vorige zomers de zomer-CD’s Banana Split For My Baby (BCD17513) en Another Banana Split Please (BCD17601) uit en dit is het derde deel dat een andere titel en een andere cover kreeg. De thematische inhoud blijft dezelfde: 33 hot sunny gems for your summer holidays. Muzikaal wordt dat ingevuld met vooral rock 'n' roll uit diverse goede vaatjes van het aanbevelenswaardige voor-elk-wat-wils principe zoals Derrell Felts' It's a Great Big Day (opgenomen in 1959 door Norman Petty met The Crickets als begeleiders), Toni Dee's June July And August, The Four Mints' Night Air, ex-Louis Prima zangeres Lilyann Carol's Soda Pop, Joey Welz' gitaar-/piano-instro Shore Party, King Curtis' gitaar-/sax-/orgel-instro Beach Party, Joe Jones' originele California Sun en Jerry Lee Lewis' Sun rocker Milkshake Mademoiselle. Tot die rock 'n' roll rekenen we ook doo-wop in alle soorten en maten van The Dovells (Summer Job), The Del Vikings (The Sun), Gerald Sims & the Daylighters (Cool Breeze), The Videls (Now That Summer Is Here), The Charades (Surf 'n' Stomp) en The Sh-Booms alias The Chords (Short Skirts). De betere teenrock wordt vertegenwoordigd door Annette Funicello (Bikini Beach Party), Jimmy Daley alias Kip Tyler (het mijlenver van Jungle Hop en She's My Witch verwijderde Summer Love), Don Carroll (het door Jerry Reed gepende Seven-Up And Ice Cream Soda), Andrea Carroll (Please Don't Talk To The Lifeguard), Lorrae Desmond (Soda Pop Hop) en Dick Glasser alias Dick Lory alias de zanger op Pee Wee King's Ballroom Baby en Catty Town met de stroll Jeannie's Bikini die een zusje van Bony Moronie lijkt. Pee Wee Crayton rockt de blues in Rockin' The Blues, net als Gene & Billy die van de warmte weten in It's Hot. Geen zomer zonder strand, geen strand zonder surf en geen surf zonder de kaalgeschoren Pyramids met de gitaar-/sax-instro Bikini Drag. De prijs voor de vreemdste bijdrage gaat naar de (voor de tienermarkt gekuiste?) niet-alcoholische vocal swingbilly uitvoering van Drinkin' Wine Spo Dee O Dee getiteld Drinkin' Pop Sodee Odee (Pop Pop) met Donny Baker & the Dimensionals als droogzakken. De verplichte strijkerballades (Debbie Reynolds' Summer Romance en Richard Barrett & the Chantels' Summer's Love) en crooners (Mel Tormé's Moonlight Cocktail) zijn uiteraard ook aanwezig op het strandfeest, net als swing (Dean Martin's In The Cool Cool Cool Of The Evening) en vocal harmony swing (Evelyn Knight & the Stardusters met het ook van Dean Martin bekende Powder Your Face With Sunshine). Ook In The Good Old Summertime van The Kirby Stone Four is vocal harmony terwijl die wel degelijk rock 'n 'roll opnamen zoals hun versie van het nummer Kids uit de film Bye Bye Birdie.
Bear Family's Seasons serie bevat zoals geweten niet alleen rock 'n' roll en aanverwanten maar gaat steevast zowel breder als vroeger, wat betekent dat In The Summertime loopt van 1946 tot 1964 en ook mamboot en cha cha chat met Edmundo Ros (Summertime) en The Andrews Sisters (Her Bathing Suit Never Got Wet). Mij hoort u daarover niet klagen, want van dit soort verzamelaars boordevol te (her)ontdekken minder bekende maar kwaliteitsvolle songs in uitmuntende geluidskwaliteit krijg ik voorlopig niet genoeg. Weer kutweer? Op deze CD schijnt het zonnetje! Zoals altijd bij de Duitse re-issue wereldkampioen steekt er een verzorgd full colour boekje van 24 pagina’s bij met foto’s, retro-illustraties en track per track info. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


KUSTOM KULTURE KLASSICS
Atomicat, ACCD046

Met een compilatie over auto’s - en er zijn er veel - ga je zelden uit de bocht omdat de meeste car songs snelheid en het daarmee gepaard gaande gevoel van vrijheid evoceren. Het verschil met andere car comps is dat Kustom Kulture Klassics tussen de fifties nummers drie hedendaagse bands uit de Rhythm Bomb garage verstopt. Op de CD staan ze er kris kras tussen maar voor deze recensie is het handig als we ze groeperen. Jason Lee Wilson (USA) brengt moderne hedendaagse rock 'n' roll doorspekt met een bluesrock slidegitaar, maar in deze context van scheurende bolides levert die goed werkende mix in Pure Horsepower de nodige paardenkracht. De andere twee "moderne" nummers zijn Burn It Ernie van de altijd authentiek klinkende Ike & the Capers (D) en Race Track van hun alter ego The Round Up Boys. Het mooie: de casual listener zal ze er niet als recent kunnen uithalen! Car classics uit het verleden die hun groot gelijk niet meer moeten bewijzen zijn Rocky Davis' Hot Rod Baby, Richie Deran's Girl And A Hot Rod, Rudy Preston's Four Tired Car, Bobby Verne's Red Hot Car, Jimmy Carroll's Big Green Car en Ronnie Dawson's Action Packed onder het pseudoniem Ronnie Dee. Wat softer zijn Wayne Cochran's Last Kiss dat gaat over een auto ongeval en The Manin Brothers' Hot Rod Suzie. Instrumentals ontbreken geenszins met de traditionele gitaarinstro Stick Shift van The Duals en de steviger gitaarinstro Drag Strip van The Fender Benders met Link Wray op gitaar. Nog zo'n instrumentale gitaarflitsers zijn Johnny Fortune's Dragster en Lou Berry And The Bel Raves' Hot Rod. Minder evidente keuzes zijn Corvette Baby van Bob Cass & the Corvettes, de rustieke hillbilly bop van Johnny Tyler's Devil's Hot Rod, de primitieve rock 'n' roll bopper Go Hot Rod van The Stripes dat volgens mij gewoon Hot Rod heet, de wat gemeen klinkende blanke rocker Draggin’ The Drive-Inn's van Cookie Roberts, Hermy Herman's swing bop Hey Hot Rod, The Alabama Kid's white rock Rocking Jalopy, Johnny Lane's nog primitievere Rocking On The Dragstrip, en Donnie & Diane met hun hot rod surf cover van Eddie Cochran's Weekend getiteld Hot Rod Weekend. In de reeks grappig en toch goed stemmen we op Bobby Johnston's zwarte stroll Flat Tire die bekender is in de originele versie van The Del Vikings en Roger Miller's cover van de ultieme hot rod song Hot Rod Lincoln. Van Hoit Rod Lincoln staat op Kustom Kulture Klassics ook een tweede versie door ene Eddie Butler die zichzelf blijkbaar de leukste vond door dat nummer te declameren met een posh Brits accent. Beetje overbodig, dunkt ons, en dan is Mr. Bear & his Bearcats' Radar, net als Flat Tire zo'n typisch zwart rock 'n' roll verhaaltje, grappiger. Kustom Kulture Klassics bevat goed spul, maar omdat veel van de 28 songs al op andere soortgelijke verzamel-CD’s staan is checken wat je al hebt de boodschap.
Info: www.atomi-c.at
(Frantic Franky)


TALKING ON THE TELEPHONE
Bear Family, BCD17599

Toen papa beer Richard Weize enkele jaren geleden uit Bear Family stapte om met zijn nieuwe Richard Weize Archives label nog kleinere rock 'n' roll niches te exploreren bracht hij in 2017 twee volumes Talking On The Telephone uit gewijd aan "bijna een halve eeuw muziek over de telefoon", zijnde enerzijds blues, rhythm 'n' blues en gospel en anderzijds hillbilly. Volume 3 en 4 zouden over rock 'n' roll en pop gaan maar voor het zover was stopte Weize om onder meer gezondheidsredenen met Richard Weize Archives. Bear Family zelf pikt nu de telefoondraad weer op met een derde deel dat nergens het woordje "volume" draagt en rock 'n' roll en teenpop behandelt in één CD. De twee RWA CD’s hadden een historische benadering omdat de muziek deels terugging tot de tijd waarin de telefoon nog als een half wonder werd beschouwd, maar tegen de jaren '50 was het een dagelijks gebruiksvoorwerp dat vaak in liedjes opdook omdat het nu eenmaal een handig communicatiemiddel tussen geliefden vormde én omdat het privacy inhield, vertrouwelijke gesprekken tussen verliefde tieners ver weg van de bemoeizieke oortjes van hun ouders. Met andere woorden: déze Talking On The Telephone draait gewoon om de muziek met aan boord verschillende rock 'n' roll klassiekers als Chantilly Lace van The Big Bopper (Donna Dameron's door The Big Bopper zelf geschreven antwoord Bopper 486009 staat er ook op, en in het CD-booklet staat eindelijk het volledige verhaal achter die single), Buzz Buzz A Diddle It van Freddy Cannon en Memphis Tennessee van Chuck Berry die nog een tweede keer opbelt met het iets minder bekende Come On. Brenda Lee mag ons altijd uit bed bellen en doet dat hier twee keer met de beschaafde rockers Bigelow 6-200 en Ring-A-My Phone. Van die Ring-A-My Phone staat op de CD ook een tweede versie van Dinah Washington in een ander, meer uitgewerkt arrangement, een rock 'n' roll nummer van Dinah Washington dat helaas niet op haar recente Bear Family CD A Rockin' Good Way (BCD17520) stond terwijl het nochtans een van haar weinige échte rock 'n' roll nummers is. Bekende namen met minder bekende songs zijn Jerry Lee Lewis' medium tempo Hello Hello Baby op Sun Records dat een bluesy insteek heeft, Billy Fury met de stroll Phone Call, Lew Williams' primitieve rhythm 'n' blues stomper Teenagers Talkin' On The Phone, Ring My Phone van Tommy Sands, Carl Perkins' ietwat vrijblijvende Columbia opname Just Thought I'd Call die nochtans uit 1958 stamt, en Mickey & Sylvia met het hypnotiserend mooie Can't Get You On The Phone. Johnny Burnette's pas in 2003 uitgebrachte uptempo één-man-op-één-akoestische-gitaar demo Operator (er bestaat geen afgewerkte versie van) is uitstekend, het in 1962 onuitgebracht gebleven I Just Called Up To Say Goodbye is met violen en vrouwelijke achtergrondkoren doordrenkte highschool Roy Orbison waardig. Ook Paul Anka's medium tempo Kissin' On The Phone is teen rock, terwijl Bobby Darin de pop tour op swingt met If A Man Answers. Ex-Du Droppers Big Bob Kornegay's Your Line Was Busy is een zwarte rock 'n' roll screamer, zwarte rock 'n' roll op stroll tempo is Ron Holden's bijna hetzelfde getiteld Your Line Is Busy. Bill Woods levert een scheve streep primitivobilly af met Phone Me Baby, Hello van The Nutmegs en Here At My Phone van Mel Williams zijn doo-wop ballades. Minder voor de hand liggend maar sympathiek en vrolijk rockend zijn The Orlons met Don't Hang Up. Claudine Clark's The Telephone Game uit 1962 is meidenpop die richting Motown gaat, en The Marvelettes in Beechwood 4-5789 op Motown sublabel Tamla uit datzelfde jaar 1962 zijn een meidengroep die meer meidengroep als Motown klinken. Nog early sixties maar in een andere, meer laid back stijl die later zou evolueren tot popcorn is Got To Call That Number van Bobby Mitchell, een song die niet op zijn recente Jasmine CD Try Rock And Roll (JASCD) staat. Stilistisch is deze CD met 28 tracks 1955-1963 erg gevarieerd, maar dat maakt juist de charme uit van dit soort releases, samen met de mooie presentatie, want zoals altijd bij de Duitse re-issue wereldkampioen steekt er een verzorgd full colour boekje van 32 pagina’s bij met foto’s, retro-illustraties en track per track info. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


WE SHALL ALL BE REUNITED:
REVISITING THE BRISTOL SESSIONS 1927-1928

Bear Family, BCD 17592

Wie iet of wat op de hoogte is van de ontstaansgeschiedenis van de countrymuziek weet dat de wieg van de country pal op de grens van Tennessee en Virginia stond, meer bepaald in 1927 in het stadje Bristol toen producer Ralph Peer van de Victor Talking Machine Company daar zijn opnameapparatuur neerpootte op zoek naar "original musical features" die moesten voorzien in de groeiende vraag van het steeds talrijker worden platenkopende publiek naar countrymuziek op 78 toeren, op dat moment het summum van high fidelity. De big bang van de country muziek, weet u wel, al dient die term figuurlijk geïnterpreteerd en niet letterlijk, want hillbilly muziek zoals het toen nog heette bestond in 1927 natuurlijk al en was toen zelfs heel populair, vandaar ook die zoektocht naar nieuw talent. In elk geval werden in 1927 in Bristol de artiesten ontdekt die zouden uitgroeien tot de eerste supersterren van de country, met name Jimmie Rodgers en The Carter Family, artiesten die een onwaarschijnlijke stempel op de ontwikkeling van het genre hebben gedrukt en in het geval van The Carter Family via Johnny Cash' huwelijk met Carter Family dochter June Carter zelfs een bloedlijn hebben gesticht die doorloopt tot nu. In het beste geval heb je dan nog gehoord van Ernest Stoneman die ook een country dynastie stichtte (zijn jongste dochter Roni Stoneman treedt anno 2020 op haar 82ste nog steeds op), en Charles McReynolds van The Bull Mountain Moonshiners, hier aanwezig met het nummer Johnny Goodwin, was de grootvader van jaren '60 bluegrass duo Jim & Jesse, maar de andere artiesten die in Bristol opnamen zijn een eeuw later compleet vergeten, net als het feit dat er vóór Bristol en in het kielzog van Ralph Peer's initiële succes nog andere gelijkaardige talentenjachten plaats vonden in andere steden in andere staten door andere platenfirma’s: Okeh Records deed het al in 1925 en er volgden tot 1937 nog vijf andere platenmaatschappijen. Een van de redenen dat niemand dat nog weet is heel eenvoudig: de occasionele LP en CD niet te na gesproken is al deze muziek simpelweg niet beschikbaar, en daar kwam pas verandering in toen Bear Family zowel de complete Bristol Sessions (in 2011) als de complete Columbia Records Johnson City Sessions 1928-1929 (in 2013) als de complete Brunswick/ Vocalion Records Knoxville Sessions 1929-1930 (in 2016) uitbracht op drie somptueuze 4 en 5-CD dozen, uitgaves die door hun luxueus karakter en daaraan vasthangend prijskaartje niet elke muziekliefhebber bereikten, daarbij niet geholpen door het feit dat ze evenmin beschikbaar zijn op digitale online platforms. Vorig jaar verscheen onder de titel Tell It To Me: Revisiting The Johnson City Sessions 1928-1929 (BCD 17591) een enkele CD met een samenvatting van de Johnson City sessions, nu zijn de Bristol sessies zelf aan de beurt op deze enkele We Shall All Be Reunited CD met 26 tracks van 26 acts die je nog het best kan omschrijven als de échte muziek van de film O Brother Where Art Thou: string bands, appalachian music, mountain ballads, gospel, Tin Pan Alley songs, finger picking en clawhammer banjo die hemelse samenzang koppelen aan plechtige, klaaglijke muziek (My Mother Is Waiting For Me In Heaven Above van The Smith Brothers) met elementen uit nóg oudere volksmuziek die daardoor doet denken aan Ierse folk (The Wreck Of The Virginian van Blind Alfred Reed, The Soldier's Poor Little Boy van The Johnson Brothers with the Tennessee Wildcats), hypnotiserend door zijn rechtlijnige repetitiviteit. Ik hoor ook elementen uit gospel (Standing On The Promises van The Tennessee Mountaineers) en square dans (Your Blue Eyes Run Me Crazy van The West Virginia Coon Hunters, Susanna's Gal van Dad Blackard's Moonshiners), maar evengoed akoestische country blues (Unknown Blues van Tarter & Gray) en voorlopers van de fox chase op mondharmonica (Rain Crow Bill van Henry Whitter, Narrow Gauge Blues van El Watson), of misschien bestond die stijl toen al 500 jaar, ik zou het niet weten. Dit amalgaam van rootsmuziek vormt de, euh, roots van al die vreemdsoortige muziek die al die zwaar getattoeëerde gothische bluegrass bands from hell de dag van heden spelen op podia als Sjock (B) en die zij dus geenszins zelf hebben uitgevonden. Omwille van al die redenen klinkt een nummer als Black-Eyed Susie van JP Nester nog steeds erg hedendaags en zeker geen bijna 100 jaar oud. Jodelaar Jimmie Rodgers en The Carter Family staan hier uiteraard op met respectievelijk de klasssieker Sleep Baby Sleep en het minder bekende The Poor Orphan Child. Sommige nummers zijn gaan behoren tot het collectief muziekgeheugen: The Longest Train I Ever Saw van The Tenneva Ramblers kent u als In The Pines gezongen door onder meer Charlie Feathers, en Shine On Me van Ernest Phipps & his Holiness Singers doet denken aan Amazing Grace. De nummers klinken uiteraard oud maar door Bear Family's nieuwe remastering verbazingwekkend goed en nog steeds vitaal voor muziek uit de tijd toen er nog geen elektrische versterking bestond, die enkel verscheen op 78 toeren en waarvan geen master tapes bestaan omdat ze werd opgenomen op wassen cylinders - ter vergelijking: de allereerste gesproken film werd gemaakt in oktober 1927. U zal er de dansvloer niet vol mee krijgen op uw volgende barbecue, maar de muziekhistorici onder u zullen watertanden. Het booklet van maar liefst 44 pagina’s bevat een essay dat u alles leert over de Bristol sessies, de context waarin ze plaatsvonden, hun relevantie, en de artiesten op deze CD. Voorbeluisteren is zeker geen overbodige luxe en kan op www.bear-family.com (Frantic Franky)

2 augustus 2020

COMPLETE MASTERS 1957-1962/ PAUL EVANS
Jasmine, JASCD 870

Hebben we niet allemaal ooit stiekem gedroomd op de achterbank te huggen en te kissen zoals Fred met Seven Little Girls Sitting In The Back Seat want zo luidt de complete titel, in 1959 de grootste hit van Paul Evans? Die Fred ben ik nooit tegengekomen en die Paul Evans was een one hit wonder... of niet? Jasmine brengt op deze dubbel CD namelijk - zet u en drinkt iets - 66 Paul Evans songs bij elkaar, samen goed voor de A- en B- kant van al zijn 18 singles 1957-1962 en drie LP’s, Paul Evans Sings The Fabulous Teens (1960), Hear Paul Evans In Your Home Tonight (1961) en Folk Songs Of Many Lands (1961). Een bijzonder bezig baasje dus voor een one hit wonder, en daarnaast was Evans ook buiten de spotlights werkzaam als auteur van I Gotta Know voor Elvis, When voor The Kalin Twins en Roses Are Red voor Bobby Vinton, om alleen maar zijn drie beroemdste composities te noemen. Vóór hij scoorde met Seven Little Girls Sitting In The Back Seat had Evans vanaf december 1956 al vijf singles opgenomen en uitgebracht die zonken als een baksteen. Die staan hier allemaal op en de CD waarvan het hoesje verdacht veel lijkt op dat van Evans' demo’s/ onuitgegeven materiaal CD Happy Go Lucky Me: The Paul Evans Songbook op Sanctuary Records (CMRCD 715) uit 2003 (zelfde foto, zelfde opmaak, zelfde kleuren, zo goed als hetzelfde lettertype) opent met een paar goeie vocale rockers zoals zijn debuutsingle What Do You Know, Looking For A Sweetie, Caught en Beat Generation naast de verplichte tienerballades als Any Little Thing en Mickey My Love met orgel en plechtige rock-a-ballads als Dorothy. Seven Little Girls Sitting In The Back Seat B-kant Worshipping An Idol bevat hetzelfde meisjeskoortje als de hitkant, en Seven Little Girls Sitting In The Back Seat opvolger Midnight Special ontbreekt uiteraard niet, net zo min als Evans' enige andere Top 10 hit, het vrolijk lachende Happy Go Lucky Me dat je eerder bij een grapjurk als Roger Miller verwacht, net als de van een toink toink mondharpje voorziene Happy Go Lucky Me B-kant Fish In The Ocean (Bubbly Bum Bum). Na de hits volgden niet alleen vocale rockers (Long Gone), clean cut rock 'n' roll (Hushabye Little Guitar, After The Hurricane) en vooral veel teenrock (D-Darling, Gonna Build A Mountain, Why, Fire In My Soul, The King Of Broken Hearts) maar ook ballades (Blind Boy), pop (Gilding The Lily), variété poprock (Feelin' No Pain, Long Live Love, Just Because I Love You, Show Folk), pure crooners (I Love To Make Love To You, Not Me, de Jess Conrad cover This Pullover) en zelfs een croonerpop kerstkitsch single (The Bell That Couldn't Jingle) tot en met calypso (Sisal Twine).
De helft van de songs op de twee CD’s zijn eigen composities, naast enkele covers als de - opnieuw - ballades Since I Met You Baby en Over The Mountain Across The Sea, en - verrassender - van de Engelse hit A Picture Of You van Joe Brown, door Evans omgeturnd tot uptempo teenrock. Merkwaardig daarom dat Evans' eerste LP, Paul Evans Sings The Fabulous Teens, een volledige cover-LP was met sympathieke en verdienstelijke versies van uptempo rockers als I'm Walkin' en I'm In Love Again (Fats Domino), Tutti Frutti en Slippin' And Slidin' (Little Richard), Butterfly (Charlie Gracie), Honey Love (Clyde McPhatter & the Drifters), Sixty Minute Man (The Dominoes), The Fool (Sanford Clark) en de van een Bo Diddley beat voorziene traditional Hambone die ook door Carl Perkins, Rayburn Anthony, Frankie Laine en Tennessee Ernie Ford werd gedaan. De derde LP hier, Folk Songs Of Many Land, in 1960 reeds voorgeschaduwd door een single als The Brigade Of Broken Hearts, toont aan dat Evans de veranderingen in de smaak van het platenkopend publiek zag aankomen en vertoont invloed van westernsongs (Passing Through, Mister Hangman), Johnny Horton, variété (Wee Cooper Of Fire) en uiteraard folk. Die plaat waarop de piccolo’s er vrolijk dartelend doch op het irritante af lustig op los fluiten staat mijlenver af van Seven Little Girls Sitting In The Back Seat maar sluit uiteindelijk wel naadloos aan bij 's mans teenrock. Daarom is ze zeker interessant om eens een keertje te beluisteren, maar in geen geval essentieel: vergelijk Evans' versie van de traditional Samuel Hall met die van Tex Ritter en u begrijpt wat ik bedoel. De traditionals op die plaat als Wayfaring Stranger en Were You There When They Crucified My Lord vergelijken met wat Johnny Cash er van bakte is in elk geval een boeiende oefening. Betreffende die "of many lands" in de titel: het uptempo Tzena Tzena Tzena is gezongen in het Hebreeuws!
Eindconclusie: het rockendste van deze dubbelaar had op één CD gekund, maar compleet is compleet, tot en met 1962 in elk geval. Paul Evans is nu 82 jaar. Haal 'em naar, tja, waar kunnen voormalige tieneridolen in de herfst van hun leven nog optreden? De Summer Jamboree in Senigallia, Italië? Info: www.paulevans.com en www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)

29 juli 2020

LONESOME TOWN/ LOUIS KING
Géén label, TB809 2019-2020

Normaliter had zo ongeveer nu Louis King in Nederland en België een reeks one nighters moeten afwerken begeleid door zijn Nederlandse collega’s Coen Molenschot op drums en Deon Buck op contrabas, maar het coronavirus heeft er anders over beslist. Dit is de nieuwe CD die King zou hebben bijgehad, de tiende of iets van die strekking sinds 1995 van de Australische king of rockin' blues die eigenlijk geboren werd in Schotland maar in 1972 als tiener naar kangoeroe country emigreerde en daar het vak leerde, eerst als drummer in soul- en skabands en later in rockabillyoutfits als The Straight 8's - King drumt onder de naam Hollywood Tommy Mac op hun LP Runnin' Late, wat meteen verklaart waarom hij op deze nieuwe niet alleen zoals we live on stage van hem gewend zijn flitsend gitaar speelt en kwalitatief zingt maar ook meer dan acceptabel drumt. Lonesome Town mag dan wel zijn tiende "solo" CD zijn, 't is pas zijn tweede rockabilly-CD als we Standing In The Sun uit 2001 als de eerste rekenen. Wie Louis King echter een beetje kent of de man al live zag weet dat deze geboren entertainer niet voor één gat te vangen is. De 12 eigen composities op Lonesome Town vullen dan ook vele rock 'n' roll vaten, en ze gaan trouwens een pak breder dan die Standing In The Sun.
De eerste helft van de CD wisselt snelle nummers als de in een Ronnie Dawson vibe rock 'n' rollende opener Short Short Skirts, de rechtdoor rocker met een flinterdun laagje orgel Junior's In Love en de aanstekelijke en ook van orgel voorziene rechtdoor pianorocker Baby Baby Baby af met meer country getinte nummers als de melodieuze rock 'n' roll-a-billy van Giddy Up met mooie steel gitaar, de melodieuze country van Heaven (Is Where You Are) en de moderne rockabilly Love (Is A Fickle Dame). Daarnaast laat King zich ook van zijn gevoelige kant zien met de trage en wat bluesy ingevulde titeltrack Lonesome Town, Restless Heart dat qua muziek richting Wayne Hancock gaat, de traditionele café slow Now And Then en de a capella doo-wop ballade Pity On The Fool. Op de gitaar instrumental Surfin' In The Sun speelt een Nederlander mee, Eric Hofmans van Catrhythm, tegenwoordig woonachtig in Roemenië. Op vijf andere songs beroert de Australische pianist Ezra Lee de 88 toetsen. Minstens drie nummers stonden eerder al in andere versies op vorige albums, namelijk Junior's In Love, Pity On The Fool en de moderne rocker Werewolf Baby. Deze CD had een mooie herinnering geweest aan 's mans passage bij ons dit jaar, maar zoals de zaken er nu voorstaan wordt het een leuk zoethoudertje tot de hopelijk snel volgende volgende Benelux tour. Een label staat nergens vermeld maar TB stond op eerdere Louis King CD’s voor True Blues en True Blue Productions. Waar je de CD kan kopen is niet zo klaar, ons exemplaar werd ons opgestuurd door Louis King zelf maar deed er meer dan twee maanden over.
Info: www.louisking1.bandcamp.com en www.louisking.com.au (Frantic Franky)


TRY ROCK AND ROLL/ BOBBY MITCHELL
Jasmine, JASCD 3157

Bobby Mitchell's grootste claim to fame is zijn originele opname van I'm Gonna Be A Wheel Someday uit 1957 dat twee jaar later een hit werd voor Fats Domino, al zal Mitchell er niet rijk van zijn geworden aangezien hij het nummer niet zelf schreef. Mitchell's uitvoering klinkt heel anders dan de Fat Man, zonder blazers maar met slappende contrabas en geen rhythm 'n' blues maar erg geslaagde medium tempo rock 'n' roll, een van de topnummers maar tegelijk een buitenbeentje op deze CD die alle Imperial singles van Bobby Mitchell 1953-1962 chronologisch oplijst, alles samen 32 tracks. Dat I'm Gonna Be A Wheel Someday bij Fats Domino terecht kwam was geen toeval. Dave Bartholomew was co-auteur, en de schaduw van de belangrijkste producer en bandleider van New Orleans hangt dan ook over deze CD: Bartholomew speelt trompet op een aantal nummers (andere begeleiders van Fats Domino op deze CD zijn tenorsaxofonist Lee Allen, baritonsaxofonist Alvin "Red" Tyler en drummer Earl Palmer, en op vier nummers speelt Fats Domino himself piano), schreef naast I'm Gonna Be A Wheel Someday mee aan 18 andere nummers, nam die nummers onder zijn supervisie op in de studio van Cosimo Matassa, liet Mitchell vanaf 1956 klinken als Fats Domino, en was daarnaast uiteraard hoofdkaas bij Imperial Records. De eerste helft van de CD is een mix van New Orleans mardi gras feestgumbo en zwarte doo-wop (Mitchell kwam uit de doo-wop en één derde van deze songs werden opgenomen door en uitgebracht als Bobby Mitchell & the Toppers), soms met een vleugje rhythm 'n' blues (School Boy Blues), daarbij steevast een snel of minstens medium tempo nummer koppelend aan een trage song.
De tweede helft van de CD is solide New Orleans rock 'n' roll die naarmate de jaren vorderen steeds meer naar swamppop neigt. De CD bevat uiteraard Mitchell's andere bekende nummers Rack 'Em Back, zijn versie van de oude jazz swing standaard You Always Hurt The One You Love vijf jaar vóór Clarence "Frogman" Henry er een Top 20 hit mee scoorde, en Mitchell's enige hit die dus niet I'm Gonna Be A Wheel Someday was maar het op het omvangrijke lijf van Fats Domino geschreven Try Rock 'n' Roll uit 1956. Wat er niét op staat zijn Mitchell's singles tussen de bedrijven en Imperial door op Sho-Biz, Ron en RIP Records, vooral jammer omdat het sublieme Well I Done Got Over It uit 1959 op Sho-Biz, northern soul avant la lettre, ontbreekt. Dat is het nadeel van alles op één label op één CD: je hebt dan wel alles maar niet echt álles, als u ons nog kan volgen. Wie écht alles maar dan ook echt álles op álle labels van Bobby Mitchell wil verwijzen we dan ook graag naar de Bear Family deluxe dubbel-CD Bobby Mitchell & the Toppers: I'm Gonna Be A Wheel Someday (BCD 15961 BI) uit 1997 met 47 tracks en een boekje van 20 pagina’s op LP-formaat. Bobby Mitchell liet eind 1963 na een hartaanval de droom van en de hoop op een nationale doorbraak achter zich en trad enkel nog lokaal op. Hij overleed in 1989 op 53-jarige leeftijd aan nierfalen, complicaties van diabetes en twee andere hartaanvallen. Deze CD is een mooi testament voor een vergeten artiest die niettemin zijn voetnoot in de rock 'n' roll geschiedenis van New Orleans meer dan waard is. Info: www.jasmine-records.co.uk
(Frantic Franky)


LITTLE BITTY PRETTY ONE/ THURSTON HARRIS
Jasmine, JASCD 1036

Het opgewekte Little Bitty Pretty One uit 1957 van Thurston Harris is een onweerstaanbaar nummer, de eenvoud zelve (een drumritme als intro, handclaps, wat geneurie, twee stroofjes en een tot in het oneindige herhaald refrein, meer is het uiteindelijk niet) doch zorgvuldig opgebouwd in laagjes, een onstuimig bruisende ode aan alle beloftes die rock 'n' roll kan inhouden. Little Bitty Pretty One was niet van Thurston Harris zelf doch van zijn collega Bobby Day uit datzelfde jaar 1957, maar Harris' versie is voller, minder spaarzaam, en werd een hit die de zesde plaats van de Billboard lijst en de tweede plaats in de R 'n' B charts haalde en vervolgens een golden oldie werd die op de soundtrack van de film Christine (1983) prijkte. Na Thurston Harris deden ook Frankie Lymon in 1960, Clyde McPhatter in 1962, Johnny Hallyday in 1962 in Frankrijk als C'est Le Mashed Potatoes, The Dave Clark Five in 1965 en zelfs Michael Jackson ten tijde van The Jackson 5 in 1972 een goeie zaak met Little Bitty Pretty One, en Bobby Day mag dan wel de hit gemist hebben maar we hopen dat ie zijn financiële zaakjes goed op orde had en de nodige royalties opstreek als auteur van het nummer. Deze CD met zo maar eventjes 35 tracks bevat "alle solo-opnames 1957-1962" van Thurston Harris die zoals zoveel van zijn concurrenten uit het moeras van eerst de gospel en daarna de doo-wop kwam (zijn singles als lid van The Lamplighters 1953-1954 staan niét op deze CD, wel op de Jasmine CD Evolution Of A Vocal Group, From The Lamplighters To The Rivingtons 1953-1962 (JASCD 856)) en dat is te horen aan Little Bitty Pretty One, en je hoort het zelfs alleen al aan de kadans van die vier woordjes op zich. Die uptempo doo-wop zit ook in het even goede, op dezelfde gelaagde leest gestoelde en daarom even aanstekelijke Do What You Did, in 1958 zijn enige andere hit, in 1980 gecoverd door Shakin' Stevens op zijn LP Take One. Nog meer doo-woppende rock 'n' roll zijn Harris' andere Bobby Day cover Over And Over, I'm Out To Get'cha, Be Baba Leba, In The Bottom Of My Heart en Poop-A-Loop dat doet denken aan zowel Over And Over als Buzz Buzz Buzz van The Hollywood Flames. Maar eigenlijk komen zijn vocale kwaliteiten, vergelijkbaar met die van één van zijn inspiratiebronnen, Clyde McPhatter, nog veel beter tot hun recht op de in grote getale op de CD aanwezige Platters-styled croonerpop als I Hope You Won't Hold It Against Me, I'm Asking For Forgiveness, Over Somebody's Shoulder, I Hear A Rhapsody, Only One Love Is Blessed, Recess In Heaven, Bless Your Heart, Paradise Hill, Moonlight Cocktails, Cross My Heart, Tell Me So en I'd Like To Start Over Again. Zelfs Little Richard's Send Me Some Loving klinkt in handen van Thurston Harris als Tony Williams van The Platters, en latere nummers als Mr. Satan gaan richting Drifters. Staan hier voorts ook nog op: Runk Bunk dat in Engeland werd gecoverd door Adam Faith, het origineel onuitgebrachte "zelfgeschreven" Fine Fine Frame dat een pure copie van Fine Brown Frame is, zijn rock 'n' roll cover van Amos Milburn's One Scotch One Bourbon One Beer, Hey Little Girl dat in Harris' originele versie nog niet de Bo Diddley beat van de Dee Clark cover had, en de voor mij overbodige bluesjes You Don't Know How Much I Love You en She's The One die gecompenseerd worden door mijn persoonlijke favorietje, het geschifte Purple Stew oftewel de Purple People Eater meets Stranded In The Jungle terwijl de Witch Doctor ook nog dag komt zeggen!
Thurston Harris werd uiteindelijk zijn eigen ergste vijand en belandde in de jaren '60 en '70 zowel op straat als in de cel als in de mentale gezondheidszorg alvorens in de jaren '80 te comebacken als blueszanger. Hij overleed in 1990 toen hij op zijn 58ste ten langen leste werd ingehaald door teveel scotch, bourbon en bier. Gelukkig is dat niet te horen aan de muziek op deze CD, verplichte kost voor wie meer wil kennen van de hitmaker van Little Bitty Pretty One doch niet maalt om meer dan één derde aan Platters toestanden.
Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

22 juli 2020

THAT’LL FLAT GIT IT Vol. 34:
ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM THE VAULTS OF BLUE MOON & BELLA RECORDS

Bear Family, BCD 17595

Het grote voordeel van Bear Family's niet alleen door het aantal volumes maar vooral door de schatkamer aan fantastische muziek die die volumes bevatten impressionante That'll Flat Git It reeks is dat zowel de grote bekende labels als de kleine, compleet vergeten broertjes aan bod komen. Tot die laatste categorie behoren Blue Moon en Bella, twee labels uit California van ene mijnheer John Pusateri, een man die in het CD-booklet zelfs poseert naast Hank Williams, maar het waarom en hoe van die ontmoeting wordt helaas niet uitgelegd. Wij hadden evenmin ooit van Blue Moon en Bella gehoord en geen enkele van de 33 tracks op deze CD deed bij ons een belletje rinkelen, maar als je dan denkt dat dit slappe koek gaat zijn: think again, want deze CD staat stampvol spul even sterk als een carajillo koffie.
De CD opent met de mokerslag Jugue van Johnny Amelio & the Downbeats die klinken als een schreeuwlelijk zwart combo met zware sax in het soort nummer dat gretig gecoverd werd door Barrence Whitfield & the Savages wier output later weer geplunderd werd door The Playboys, en dat hoge niveau wordt nagenoeg de hele CD aangehouden. Die Jugue blijkt trouwens geen eenmalige losse flodder van die Johnny Amelio geweest te zijn want tussen zijn andere drie songs, tezamen zijn complete output inclusief nooit eerder uitgebrachte acetaten en een alternatieve meer gitaargerichte en nog iets snellere Jugue, zit ook Jo Ann Jo Ann, nog zo'n kopstoot van een rock 'n' roll dreun. Amelio leeft nog, is luidens het booklet nog steeds gehuwd met zijn Jo Ann, en is tegenwoordig predikant - haal 'em naar de Rave, maar zeg 'em dat ie I Saw The Light niet mag zingen! Nog meer eerste keus rock 'n' roll wordt opgediend door Chuck Royal & the Sharpsters (My Baby's Gone, You're Like A Butterfly), Pat LaRocca (Rowena), Toby & Ray (Bom Du Wa) en The Fretts (Rockin' Baby). De CD bevat daarnaast ook rockabilly van Gradie Joe & the Western Gents (Rock-A-Billie Music, een van de weinige songs uit de jaren '50 met het woord "rockabilly" in de titel) en Clyde Arnold & the Sharps (I've Got A Baby en het instrumentale Scrounge), white rock (Baby Oh Baby van Gradie O'Neal & the Bella Tones), dangerous doo-wop (Rockin' Mary van Wes Griffith & the Treys), female rock 'n' roll (Gonna Be Loved van Linda & the Epics) en een aandoenlijke poging tot teen rock (Baby Don't Go van Buddy Bennett & the Margilators). Door country beïnvloed materiaal is er met Blue Moon Keep On Shining (dat niets te maken heeft met Blue Moon Of Kentucky) van Chuck Royal & the Sharpsters en de Blues Stay Away From Me copie It's Blue Monday van Gradie Joe & the Western Gents, aangevuld met hillbilly boogie zoals Bayou Ball uit 1953 van de nu 96-jarige Shorty Joe die optrad tot in de jaren 2000. Haal 'em naar de Rave, maar zeg 'em dat ie Jambalaya niet mag zingen! In het tegenovergestelde uiteinde van het muzikale spectrum in de vorm van big band rhythm 'n' blues jive wordt voorzien met Bon Bon Bay van Joe Jaros, en het instrumentale werk van The Empala Six dat luistert naar titels als Travelin', Empala Rock, Double Time en Sweet And Sour combineert surfgitaren met tittyshaker saxen. Voeg daar nog thema tracks aan toe als The Mortal Monster Man van The Savoys (in tegenstelling tot de meeste novelty horror rock 'n' roll songs een stoere rocker) en twee kerstsongs, de primitieve rocker The Rocking Tree van zangeres Marguerite Trina en de zwarte doo-wopper Rockin' Santa Claus van The Martells, en dan weet u dat wij in onze rock 'n' roll nopjes zijn. Aan al deze straffe toebak wordt nog eens extra authenticiteit verleend omdat de meeste nummers een tamelijk primitieve sound hebben, wellicht omdat de meerderheid van de songs werden opgenomen in een garage die dienst deed als studio, waardoor ze ver afstaan van de afgelikte sound van de major labels. Daarenboven werden de meeste tracks getransfereerd van de originele 45 toeren plaatjes omdat er uiteraard geen master tapes meer bestaan van deze obscuriteiten en dan weet je dat het ongepolijst gaat knallen met saxofoons die klinken als toeters en op enkele songs zelfs trompet. De CD gaat als immer in deze voortreffelijke reeks vergezeld van een voorbeeldig boekje op CD formaat van 28 pagina’s met nooit gepubliceerde foto’s en track per track info. Je hebt er je hoor én je lees aan!
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


TELL HIM, POPCORN BRIT GIRLS 1960-1962
Jasmine, JASCD861

Kent u Look Who It Is van Helen Shapiro? Dat staat niet op deze dubbel-CD, wel haar I Don't Care en Don't Treat Me Like a Child, tezamen met nog - ga er voor zitten en neem er een bak koffie bij - 66 andere liedjes van 48 andere zangeressen in die in speelse strijkers verpakte stijl waarin elementen uit zowel The Four Seasons, The Drifters, cha cha cha en namaak-charleston, uit hits als Telstar, Johnny Remember Me en Itsy Bitsy Teenie Weenie Yellow Polka Dot Bikini, en af en toe zelfs uit Shadows gitaren en doo-wop (A Wonderful Dream van The Avons) doorklinken. Alle 68 songs komen uit 1960-1962, het tijdperk waarin "twist" rijmde op "kissed" (You Know What I Mean van The Vernons Girls, het (fake?) live Ma Let's Twist van Lorne Lesley), en klinken soms plechtig, soms dramatisch (Demon Lover van ex-Vernons Girls Lynn Cornell), soms novelty (He Just Couldn't Resist her With Her Pocket Transistor van Alma Cogan), soms onschuldig, soms dromerig en soms sexy (Bobby's Lovin' Touch van Susan Singer, I'm Just A Baby van Louise Cordet). Met popcorn heeft dit niets te maken, met britpop evenmin want dat is een muziekstroming uit de jaren '90, maar ik hoor wel voorlopers van zowel popcorn als folkpop. De bekendste song is Like I Do van Maureen Evans, de bekendste zangeressen zijn de niet voor popmuziek bekend staande jazz zangeres Cleo Laine (You'll Answer To Me), Dusty Springfield als lid van The Springfields (Island Of Dreams) en Petula Clark (Jumble Sale). Amerikaanse hits nazingen was in die tijd aan de orde van de dag en dat verklaart de aanwezigheid van covers, soms copies, soms met een heel ander arrangement en soms zelfs bijzonder geslaagd, van Will You Love Me Tomorrow (Jackie Lee & the Teardrops), Tell Him (Billie Davis), Bobby's Girl (Susan Maughan), He's A Rebel (de Vernons Girls afsplitsing The Breakaways), It Might As Well Rain Until September (The Delaine Sisters die weer een andere Vernons Girls afsplitsing waren), Johnny Angel (Patti Lynn), Mama He Treats Your Daughter Mean (Lita Roza) en zelfs een goeie instrumentale orgel versie van Money That's What I Want (Cherry Wainer). Sailor door Petula Clark kennen wij in onze moerstaal van Caterina Valente, zonder uiteraard Ciska Peters in 1981 te vergeten, hahaha. Deze dubbelaar staat boordevol te ontdekken poppareltjes waarmee de liefhebbers en verzamelaars ter zake - en dat zijn er veel - uren even zoet mee zullen zijn als deze dames klinken. Info: www.jasmine-records.co.uk (Frantic Franky)

15 juli 2020

Vinyl Recensies

SOUNDS LIKE/ GENE VINCENT
Bear Family, BAF 11026

De Bear Family 10 inch Vinyl Club maakt inzake artwork minitueuze heruitgaves op kleurvinyl van zeldzame 10 inches, en dit keer is het opnieuw de beurt aan rock 'n' roll god Gene Vincent die reeds drie keer eerder deze eer te beurt viel met de inmiddels uitverkochte Australische Bluejean Bop uit 1956 (BAF 11004) en de nog beschikbare Japanse A Gene Vincent Recording Date uit 1958 (BAF 11019) en This Is Gene Vincent uit 1959 (BAF 11011). Nummer vier wordt de in 1959 verschenen 10 inch Sounds Like Gene Vincent. Die plaat kwam in dat formaat enkel uit in Japan, de Amerikaanse versie was een reguliere LP met vier nummers meer dan de amper acht songs van de 10 inch, en My Baby Don't Low, I Might Have Known, het bluesje Vincent's Blues en de ballade Can't Believe You Wanna Leave staan dan ook niét op de 10 inch. Sounds Like Gene Vincent was reeds zijn vijfde album, met opnames uit 1958 wat betekent dat de muziek rock 'n' roll met gitaar, sax, tingel tangel piano en backing vocals is, in tegenstelling tot de pure gitaar rockabilly van Gene Vincent anno 1956 stijl Be-Bop-A-Lula, Jump Back Honey Jump Back, B-I-Bickey-Bi Bo-Bo-Go of Red Blue Jeans And A Ponytail. Staan hier wel op: de Little Richard cover Ready Teddy, de Chuck Berry cover Maybelline, de door Johnny Carroll gepende mamborocker Maybe, de door Johnny Burnette gepende brave rockers My Heart en I Got To Get To You Yet, het wat oosters getinte In Love Again in Bo Diddley stijl en de ballades Now Is The Hour en You Are The One For Me, want niemand maar dan ook niemand kon een ballade zo mooi zingen als Gene Vincent. Zoals altijd in de Vinyl Club worden de originele tracks aangevuld met bonusnummers, en dat werden niet de songs die in Amerika de LP vormden maar wel de rocker Be Bop Boogie Boy en de ballades The Night Is So Lonely en Over The Rainbow van dezelfde opnamesessies uit 1958 als de overige songs. De in totaal dus 11 songs zijn minder wild en anarchistisch dan - ik noem maar wat - Well I Knocked Bim Bam maar minder bekend in de Gene Vincent canon, wat deze heruitgave rechtvaardigt. Vincent zingt hemels en de 10 inch klinkt niet alleen goed, hij ziet er ook mooi uit op dat metaalzilver (lees: grijs) vinyl, en je krijgt er nog een gratis zwart/wit postkaart van Vincent bovenop. Gelimiteerd op 500 exemplaren, dus hou je collectie compleet!
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


DARK LONELY STREET/ EDDIE COCHRAN
Bear Family, BAF14009

Op 17 april was het exact zestig jaar geleden dat Eddie Cochran op tour in Engeland om het leven kwam bij een auto ongeval dat hem gelijk de eeuwigheid in slingerde, en Cochran wordt tot op de dag van heden door heelder volksstammen vereerd als rock 'n' roll pionier. Voor iemand die op zijn 21ste uit het leven werd gerukt liet ie een indrukwekkende muzikale nalatenschap achter die u in alle mogelijke vormen kan kopen op Bear Family, van de complete 8 CD-doos Somethin' Else: The Ultimate Collection (BCD15989) tot thema releases en de Town Hall Party live DVD (BVD 20002). Op deze Dark Lonely Street herverpakt Bear Family Eddie Cochran nog een keer op 10 inch kwaliteitsvinyl, een luxueuze uitgave met verbluffende hifi kwaliteit, een bonus full-CD met niet minder dan 28 tracks, een kleurenpostkaart en 12 pagina’s tekst, foto’s maar helaas qua info betreffende de CD-tracks net iets summiere uitleg op formaat 20 x 20 cm. De 12 tracks op de 10 inch die klinken alsof ze gisteren werden opgenomen bestaan uit Cochran's klassiekers Summertime Blues, C'mon Everybody en Teenage Heaven, minder bekende rustige rock 'n' roll als Stockings And Shoes en de Sittin' In The Balcony kloon One Kiss, ballades als I Remember, Teresa en Dark Lonely Street, de dreigende instrumental Strollin' Guitar (om contractuele redenen uitgebracht onder de naam van zijn begeleidingsband The Kelly Four) en zeldzamere uitvoeringen zoals de 2 track stereoversie van de piano rocker Pretty Girl, de ballade Little Angel zonder overgedubd achtergrondkoortje en de instrumentale backingtrack van My Way zonder zang dat zo een stroll wordt.
De CD volgt hetzelfde patroon met nog meer klassiekers (Nervous Breakdown, de bluesy Milk Cow Blues) gelardeerd met een genereuze dosis obscuriteiten als de undubbed Blue Suede Shoes, de langere Somethin' Else met eindstop en zonder fade out, de eerste versie van Three Steps To Heaven en de C'mon Everybody met een andere slagkreet Let's Get Together. Daarnaast is er een genereuze selectie uit Cochran's sessiewerk voor andere artiesten waarvan nog steeds nieuwe voorbeelden ontdekt worden (de rockabillies My Lovin' Baby van Ray Stanley en Guitar Picker van Bob Luman, de rockers Baby Please Don't Go van Troyce Key en Just Relax van Baker Knight, de spacey gitaar instrumental Scratchin' van Jerry Capehart onder het pseudoniem Jerry Neal, de medium tempo countryweeper Pretty Little Devil van Bob Denton, Git It van Gene Vincent waarop Eddie Cochran bas zingt in het achtergrondkoortje), alsmede de live Sweet Little Sixteen (waarvan hij nooit een studioversie opnam) afkomstig van de Britse TV-show Boy Meets Girl, en een 52 seconden durend interviewfragment. De laatste track op de CD is de Joe Meek productie Just Like Eddie van Tornados bassist Heinz Burt uit 1963, een bekende maar gedegen afsluiter voor deze mooie release.

Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


THE MYSTERY OF/ DENNIS HERROLD
Bear Family, BAF14008

De onwaarschijnlijke drive van Dennis Herrold's zelfverzekerde Hip Hip Baby uit 1957, met zijn snedige gitaarwerk, donderende drums en galm een prachtvoorbeeld van alles wat goed is aan de bronstige levenslust uitgestraald door rock 'n' roll, kwam voor het eerst onder de rockabilly aandacht toen de Nederlander Cees Klop het in 1974 op zijn Collector LP I Love Rock 'n' Roll plaatste, een jaar later gevolgd door Hip Hip Baby's even onweerstaanbare B-kant Make With The Lovin' op Super Rock 'n' Roll Part C. Beide songs werden vervolgens klassiekers toen ze in 1977 en 1979 op de Britse verzamel LP’s Imperial Rockabillies en Imperial Rockabillies Volume Two verschenen, en Hip Hip Baby werd dan ook nog eens gecoverd door The Polecats. In die pré-internet dagen moest je het qua artiesteninfo stellen met wat er op de achterkant van die LP’s stond en dat was in het geval van Dennis Herrold bitter weinig. Waarom wordt duidelijk na lezing van de vier pagina’s kleine druk op het 20 x 20 cm inlegvel dat bij deze 10 inch steekt, de fatsoenlijkste Dennis Herrold biografie tot nu toe. De in 2002 op 74-jarige leeftijd overleden Herrold blijkt het immers niet altijd even nauw te hebben genomen met de wet en verhuisde nogal wat in zijn leven. De summiere info die tot op heden over Herrold beschikbaar was blijkt ook niet te kloppen omdat ze deels berustte op wat zijn mentor en manager, hillbillyzanger Dub Dickerson, vertelde in een telefonisch interview uit 1997... terwijl achteraf bleek dat Dickerson al in 1979 overleed! Soit, de detectives van het Bear Family agentschap in Duitsland hebben zich op een van de laatste mysteries van de rock 'n' roll gestort, de zaak tot op het bot uitgespit en Herrold's familieleden opgespoord, en via hen kan nu eindelijk zijn volledige verhaal verteld worden, inclusief twee foto’s waaronder de wazige livefoto die de hoes siert, zijn registratiekaart van het leger uit 1946, en zijn zo goed als volledige muzikale nalatenschap, want drie demo’s waarvan het bestaan bekend is blijven spoorloos. Twee daarvan dateren uit de eerste helft van de jaren '50 en waren dus waarschijnlijk country, de derde is dubbel jammer want dat was Herrold's demo van Ricky Nelson's Stood Up dat werd gecomponeerd door Herrold's toenmalige echtgenote. Mogelijk zijn ze definitief verloren, hoewel Stood Up kan getraceerd worden tot +/- 2005 toen rockabillyzanger en platendealer Mack Stevens die acetaat verkocht aan iemand die 15 jaar later niet meer gelokaliseerd kan worden en waarvan Stevens blijkbaar verzuimde een back up kopie te maken. Hopelijk duiken ze alle drie nog op in het kielzog van deze release! Herrold's complete output zonder die demo’s blijken welgeteld vier nummers, opgenomen op 17 oktober 1957: Hip Hip Baby, Make With The Lovin', de wat rustigere minder urgente en onwaarschijnlijk genoeg tot nu toe onuitgebrachte rocker Don't Push Away die niettemin een even vlijmscherpe gitaar heeft als Hip Hip Baby, en You Arouse My Curiosity, eveneens een meer traditionele rocker met naast opnieuw die scherpe gitaar een prominentere piano. Beide nummers zijn goed, maar ze op dezelfde eenzame hoogte plaatsen als Hip Hip Baby zou de waarheid geweld aandoen. Die vier nummers worden vervolledigd door een alternatieve Hip Hip Baby die een andere sound heeft, wat meer tegenwringt en iets minder dynamisch klinkt, wat ook geldt voor de langere versie van Make With The Lovin' die via een fade out werd ingekort tot de versie die we allemaal kennen. De zes kantjes werden door Bear Family wat weinig bevonden voor een 10 inch en aangevuld met drie nummers van Dub Dickerson, de vlotte rockers Sugar Lips met prima gitaarwerk en (I Think I'm) Falling In Love uit 1958, met als klapstuk de eerste openbaring op vinyl (bootleggers tellen niet mee) van de daverende uptempo anderhalve minuut rockabillybopper Boppin' In The Dark, in 1957 opgenomen maar pas in 2000 uitgebracht op Bear Family's gelijknamige Dub Dickerson verzamel-CD (BCD 16372).
De 10 inch heeft niet alleen dat tekstvel maar bevat ook een gratis CD met de negen kantjes van de 10 inch en vijf extra nummers die Herrold's verhaal vervolledigen: het door Dub Dickerson en Herrold's echtgenote gepende Stood Up in de bekende uitvoering door Ricky Nelson waarvoor Herrold na hun scheiding nog enkele jaren op slinkse wijze haar royalties binnenrijfde, en een cover van Stood Up door ene Tony Wilson. Er bestaan van dat nummer minstens drie andere covers, onder meer in Duitsland door schlagerzanger Freddy Quinn als The Manhattans, en het is jammer dat die hier ook niet opstaan. De laatste drie songs zijn Bob Luman's eveneens door haar geschreven teen ballad Precious en twee nummers die niets met Dennis Herrold maar alles met Dub Dickerson te maken hebben, namelijk covers van zijn (I Think I'm) Falling In Love door Warner Mack (1958) die aantoont hoe anders een cover kan klinken en van Sugar Lips door Justin Tubb (1958), de zoon van Ernest Tubb. Geen enkele van de nummers op de CD en 10 inch is jonger dan 1958! Deze uitgave is gelimiteerd tot 1000 stuks waarvan de eerste 500 op bordeauxkleurig vinyl.
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

8 juli 2020

CD Recensie

THUNDER & LIGHTNING/ FIREBALL STEVEN
Rhythm Bomb, RBR CD-6005

Met een naam als Fireball Steven verwachtte ik mij aan een Great Balls Of Fire pianist maar dat is Fireball Steven (echte naam: Nic Nilsson) niet, al zit er wel een piano in de band. Dit is de derde CD van de Zweed en de stijl is authentieke rock 'n' roll of beter gezegd rockabilly met piano als begeleidingsinstrument maar géén piano rock 'n' roll: de piano rammelt mee maar er zijn meer gitaarsolo’s als pianosolo’s. Dat rockt danig, met als enige punt van kritiek dat niet alle songs even geschikt zijn voor de toonhoogte van zijn vrij gewone en tamelijk veel tússen de toonhoogtes zwabberende stem. Wanneer alles goed zit zoals in Get Off My Toe (van Cliff Blakely op Starday) valt op het resultaat evenwel niets aan te merken. Laat ik dan ook niet te streng zijn voor ik hier weer bakken bagger over me heen krijg want muzikaal is de CD een schoolvoorbeeld van lekker ouderwets klinkende dreigende contrabas rockabilly, bij momenten in pure Sun stijl. De CD bestaat zo goed als volledig uit voornamelijk minder bekende covers - de bekendste zijn Thunder And Lightning en Will Of Love van Tooter Boatman, Little Miss Linda van Mac Curtis en de Sun cover Huh Baby van Luke McDaniel. Het laatste van de 13 nummers, Söderns Son, is in het Zweeds gezongen en een cover van een swingend rock 'n' roll nummer uit 1961 van de Zweedse groep The Brothers! De uitgave op vinyl is onderweg. Info: www.rhythmbomb.com/fireball-steven (Frantic Franky)

Stream/download Recensies

COME BACK JOSEPHINE/ THE NIGHTDRIVERS
Rehn Music Group, REHNCDS096
BEWARE IF THE SUNDAY IS BRIGHT/
DANNY COOLTMOORE & THE NIGHTDRIVERS

Rehn Music Group, REHNCDS099

Eerder dit jaar recenseerden wij de digitale release Stay Away van The Nightdrivers, een Zweedse band opgericht eind 1981 die in de jaren 2000 een jaar of vijf fungeerde als begeleidingsband van de Zweedse Jerry Lee Lewis incarnatie Micke Muster, en in die straks 40 jaar brachten ze in 1984 de single Outlaw/ Golden Sunburst uit en in 2004 de CD Let Me Take You For A Ride... op het Nederlandse label Rarity Records! In 2013 was er de digitale 4-track EP Carlene en vorig jaar de 1-track CD single My Ancient Car die beiden ook op promo-CD verschenen. Na Stay Away is er nu een tweede digitale 1-track single ter promotie van een later dit jaar te verschijnen nieuw album, en dan zijn wij verheugd te kunnen melden dat we Come Back Josephine beter vinden dan het wat vrijblijvende en iets teveel cliché Stay Away, en dan vooral omdat het geen poprock touch heeft zoals Stay Away. De geluidskwaliteit is even krachtig en helder, en Come Back Josephine is een sympathieke modern klinkende rocker waarvan de traditionele rock 'n' roll structuur wisselt tussen medium shuffle tempo en uptempo rechtdoor, het eerste gelardeerd met New Orleans piano en het tweede eerder Chuck Berry gitaar rock 'n' roll is. Samen geeft dat volwassen rock 'n' roll van een band die weet waar ze mee bezig zijn en die het beste doet vermoeden voor dat op komst zijnde full abum.
Tegelijk met Come Back Josephine verscheen ook de digitale 1-track release Beware If The Sunday Is Bright waarin The Nightdrivers de Zweedse zanger Danny Cooltmoore begeleiden, een man over wie wij u weinig kunnen vertellen aangezien www.dannycooltmoore.se volledig in het Zwöds is. Zijn echte naam is Dan Henriksson, hij zingt soms in het Engels en soms in het Zweeds, heeft sinds 2018 een countryrock band genaamd The Great Western Alarm, bracht vier songs uit met het Zweedse rockabillytrio Small Town Pimps, is met gemiddeld twee digitale singles per maand ontzettend productief, en heeft net als Nightdrivers zanger-gitarist Patrick Rapp een degelijke stem. Beware If The Sunday Is Bright, het eerste van wat vier digitale samenwerkingen met The Nightdrivers gaan worden, is catchy uptempo popcountry op in essentie een gitaarpickende Johnny Cash boom-chicka-boom structuur, begraven onder dikke productielagen met een gitaarsolo die een steelgitaar imiteert en een gospel pianosolo. Het melodieuze nummer is zeker niet slecht als u van dit soort muziek houdt en als het op de radio zou passeren zou ik niet de onweerstaanbare dwang voelen die uit het raam te willen keilen, maar voor velen onder u zal het te ver van uw rock 'n' roll bed zijn. Info: www.rehnmusic.com, en via www.nightdrivers.se vind je The Nightdrivers op iTunes, Spotify en Tidal.
(Frantic Franky)

1 juli 2020

CD Recensies

BOSS BLACK ROCKERS VOL. 6: MARDI GRAS ROCK
Koko Mojo, KMCD 55

Damn. Koko Mojo brengt ze sneller uit dan wij ze kunnen recenseren: met Boss Black Rockers zitten ze al aan volume 6 van wat een reeks van 10 gaat worden, en wij hebben er nog geen enkele gerecenseerd. Nochtans is CD’s van dit hoge kaliber recenseren heus niet zo moeilijk, dus vooruit dan maar, gelijk vooruit met de geit, in dit geval zwarte geiten want zoals de titel Boss Black Rockers correct aangeeft eert deze reeks de zwarte rock 'n' roll waarbij volume 6 niet specifiek New Orleans mardi gras muziek bevat zoals je zou kunnen veronderstellen. Verschroeiende klassiekers met schurende sax, rinkelende piano en knetterende knettergekke gitaar als Pretty Boy's Rockin' The Mule, Bunker Hill's The Girl Can't Dance, Amos Milburn's Chicken Shack Boogie en Esquerita's Rockin' The Joint die in de jaren '50 door de goegemeente ongetwijfeld als ketelmuziek van de kansel verketterd zullen geweest zijn feesten hand in hand met qua tempo minder fanatieke maar daarom niet mindere rockers, jivers en strollers als Joe Tex' She's Mine, Harold Burrage's She Knocks Me Out, het instrumentale All Nite Long Part 2 van Robert Parker en Strollie Bun van The Blonde Bomber die niét blonde bomber Ronnie Dawson is. De CD bevat ook rockende doo-wop met The Ecuadors die in 1959 bij Chess Records het achtergrondkoortje waren voor Chuck Berry - hun Say You'll Be Mine werd opgenomen met exact dezelfde bezetting als Berry's eigen opnames in 1959 maar klinkt helemaal anders, hoewel Chuck Berry zijn karakteristieke gitaargeluid uiteraard niet kan wegsteken - en bij momenten waait er een New Orleans wind door de CD dankzij Eddie Bo (Oh-Oh) en Big Al Downing (Just Around The Corner). Zoals u uit voorgaande kan afleiden bevat de CD een evenwichtige afwisseling tussen enerzijds bekende namen met minder bekende songs (haal uw LP’s van hen uit de kast en ze staan er misschien op) als Bobby Freeman (Mardi Gras Rock), Eugene Church (Miami), Young Jessie (Hit Git And Split), Roy Gaines (De Dat De Dum Dum), Jackie Wilson (If I Can't Have You), Don & Dewey (Bim Bam), Bobby Day (Three Young Rebs From Georgia), Barrett Strong (Let's Rock) en Clarence "Frogman" Henry (I'm In Love) en anderzijds door de mazen van de muziekgeschiedenis geglipte artiesten als Little Mac (het Money That's What I Want doorslagje I Need Love), The Vibes (Let The Old Folks Talk), Mr. PT & the Party-Timers (Crazy Sadie), The Seniors (Pitter Patter Heart), The Egyptians (Flipping Their Top) en Jim Breedlove op wiens Whole Lotta Shakin' Goin' On geen ene noot valt af te dingen.
De conclusie is simpel: alle 28 goed en dus is dit een uitstekende CD en bij uitbreiding een aanbevelenswaardige reeks. Doe er uw voordeel mee, want black rock 'n' roll matters!

Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)


ROCK AND ROLL TO SAVE MY SOUL:
ROCK 'N ROLL KITTENS VOL. 4

Atomicat, ACCD 045

Wij zijn zo neurotisch dat we CD’s reeksen graag in volgorde kopen én recenseren maar Atomicat brengt ze zo snel uit dat wij zoals altijd onderweg de pedalen kwijtraken en daarom gelijk over naar het vierde en laatste deeltje in hun Rock 'n' Roll Kittens reeks - ga niet langs start, u ontvangt geen geld - en die kittens zijn de rock 'n' roll zangeressen die niet voor hun mannelijke collega’s moesten onderdoen en geen katjes waren om zonder handschoentjes aan te pakken. Zo zijn er al veel verzamel-CD’s en series in omloop en deze CD dupliceert haast onvermijdelijk een aantal songs die je mogelijk elders al in je collectie hebt. De CD bevat 25 zowel blanke als zwarte dames in alle mogelijke rock 'n' roll subgenres zoals honky tonk piano rock (Betty Johnson's Honky Tonk Rock), cha cha cha poprock (Arleemah Wadood's Oh Baby), highschool met orgeltje (Janie Grant's Romeo), sixties popchicks (The Young Sisters' Casanova Brown), hoempapa hillbilly (Laura Lee's My Confession), Les Paul & Mary Ford vingervlugheid op de frets (Martha Lynn's Learning To Love), zwarte schreeuwlelijkerds (Marie Knight's I Thought I Told You Not To Tell Them, Little Esther's If It's News To You, Anne Laurie's Rockin' And Rollin' Again), rhythm 'n' blues rock 'n' roll (Louise Brown's Son-In-Law dat niets van doen heeft met Ernie K. Doe's Mother-In-Law), big band gospelrock (Pearl Bailey's I Can't Rock 'n' Roll To Save My Soul), zelfs bluesboppers (Betty James' I'm A Little Mixed Up), en natuurlijk gewoon een hoop, euh, rock 'n' roll met onder meer Jeanette Baker (Crazy With You), Jo-Ann Campbell (Tall Boy), Mary McCoy (Deep Elm Blues), Lilyan Carol (Stop The Clock), Shirley Caddell (The Big Bounce), Norma Brock die iets Tequila-achtig in haar Evergood smokkelt, en Judy & Joyce met wier Washboard Sam ik Kitty, Daisy & Lewis nog wel iets hoor aanvangen. Ook qua rockabilly moesten de ladies niet onderdoen voor de heren, luister maar aan Janis Martin met haar cover van Roy Orbison's Ooby Dooby, Patsy Cline's Stop Look And Listen en Bunny Paul's Sweet Talk die behoren tot de klassiekers van het genre. Leuk is het Work With Me Annie antwoord My Name Ain't Annie van Linda Hayes.
Dit zijn niet allemaal meesterwerkjes om de eenvoudige reden dat elk vogeltje zingt zoals hij/zij gebekt is en niet alle artiesten evenveel talent hadden (een trieste vaststelling die anno 2020 helaas nog steeds geldt), maar Rock 'n' Roll Kittens is ongetwijfeld in zijn geheel zo sterk dat hier voor elk wat wils opstaat, en zowel deze CD als de hele reeks zijn een aanrader voor eenieder die een vrouw op haar rock 'n' roll waarde weet te schatten. Kom hier dat ik u tegen mijn boezem druk! Info: www.atomi-c.at
(Frantic Franky)



Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina