Je
recente CD, DVD, plaat of boek geresenceerd op onze website? Stuur deze
dan naar de hoofdredactie! |
Boek Recensie
19 december 2013
FILM,
POPCORN & ROCK ‘N’ ROLL/ Toen ik begon in de rock ‘n’ roll schreef ik heelder schriftjes vol met informatie over platen en artiesten en lijstjes van alle mogelijke thema’s en onderwerpen, wellicht een naïeve poging om het ongrijpbare te kunnen plaatsen en de wereld rondom mij te ordenen. Daar ben ik even snel weer mee gestopt omdat het gewoon niet viel bij te houden en omdat ik uiteindelijk wel wat beters te doen had, maar daar gaat het nu niet om. Waar het om gaat is dat sommigen nooit stoppen met lijstjes maken, en zo iemand is onze redacteur Henri Smeets. Zijn lijstjes en steekkaarten leverden inmiddels de boeken Rock ‘n’ Roll Rond De Wereld (2001) en Van Koempelrock Tot Klompenrock (2011) op (en zelfs een boek over zijn zoektocht naar de identiteit van de Limburger, een bijna uitgestorven diersoort, maar dit geheel terzijde), en inmiddels is hij klaar met wat hij zelf het ultieme naslagwerk over de rock ‘n’ roll film noemt. Nu zijn er al wel meer boeken over rock ‘n’ roll films geschreven, maar meestal behandelen die de volledige muziekgeschiedenis tot heden. Zo niet dit boek: dit gaat enkel over echte rock ‘n’ roll tot 1965, en Smeets is streng: hij neemt Elvis films als Love Me Tender en Flaming Star (“ondanks de geweldige titelsong”) niet op omdat deze volgens zijn bescheiden mening geen noot rock ‘n’ roll bevatten. Evenmin opgenomen: musicals als West Side Story, wél opgenomen: films waarin geen rock ‘n’ roll te zien maar wel te horen is op de soundtrack. Bovendien - en dat is het geniale en de voortrekkersrol van deze encyclopedie - behandelt het boek niet enkel Amerikaanse en Britse films maar ook films uit Duitsland (inclusief de voormalige DDR!), Oostenrijk, Italië en Frankrijk, landen die destijds een behoorlijke film- én muziekindustrie hadden. Dat in Frankrijk Johnny Hallyday en Eddy Mitchell en in Duitsland Peter Kraus en Ted Herold in films opdraafden was mij niet onbekend, maar ook Little Tony, Adriano Celentano en tientallen andere artiesten en bands blijken zichzelf filmster te mogen genoemd hebben. Zelfs in Nederland zijn destijds minder dan een handvol films gedraaid waarin onze muziek te horen was! Van België geen spoor, al was Bobbejaan Schoepen wel te zien in een Duitse film, net als onze Blue Diamonds en Tielman Brothers. Het boek lijst per film alle songs op die op de soundtrack te horen zijn, dus niet enkel die songs die on screen vertolkt worden, en daar voegt Smeets zijn persoonlijke commentaar aan toe. Zijn hoogstpersóónlijke commentaar, want hij deinst er niet voor terug te zeggen dat deze song beter is dan gene. Helaas zijn niet alle songs becommentarieerd, want zo weet je niet of Dance Baby Dance van Frank Sinatra Jr. uit The Beach Girls And The Monster (1965) of Calypso Rock van Rod McKuen uit Summer Love (1958) nu goed is of niet, maar dan was de omvang van dit boek wellicht compleet uit de hand gelopen. Ook leuk: niet-rock ‘n’ roll artiesten die rock ‘n’ roll brengen, filmsterren als Mickey Rooney die zingt in How To Stuff A Wild Bikini (1965), Romy Schneider, Elke Sommer en Horst Buchholz die de rock ‘n’ roll dansen en komiek Jerry Lewis die de rock ‘n’ roll clown uithangt, om nog te zwijgen van acteurs die pas vanaf de jaren ’70 bekend zouden worden of al lang niet meer beroemd waren (Buster Keaton in 1965 in Beach Blanket Bingo), en zelfs zonen vàn met name Charlie Chaplin (in 1958 in High School Confidential) en Harold Lloyd (in 1960 in Platinum High School). Nog een bron van lering ende vermaak: de vaak nog sensationelere Duitse en Nederlandse titels van deze films: diezelfde Platinum High School werd in Duitsland in roulatie gebracht als Insel Der Sadisten! Het
boek van 675 pagina’s (1,250 kilo!) bevat zo maar eventjes info
over 350 films en 2050 songs van 260 artiesten en bands (en is geïndexeerd
per filmtitel en per artiest), maar is het nou volledig? Ik zou het
niet weten, want ik weet alleen dat ik slechts een fractie van deze
films ken. De proef op de som nam ik met Earth Vs The Spider, een wegwerp
horrorfilm uit 1958 waarin een gigantische reuzenspin tot leven komt
door en uit een schoollabo ontsnapt op de tonen van een rockabilly bandje
dat daar aan het repeteren is. Redelijk obscuur als je’t mij vraagt,
maar Smeets hééft ‘em! Het boek is rijkelijk geïllustreerd
met 380 filmposters in kleur (helaas slechts op formaat 6 x 4 cm, maar
anders zou dit helemààl onbetaalbaar zijn geworden) en
780 snapshots in zwart-wit én in kleur, zo te zien vaak rechtstreeks
van het TV scherm genomen. Het fijne daarbij is dat we niet alleen foto’s
van de uitvoerende artiesten krijgen maar ook van dansers, de twist,
jukeboxen, scopitones, mopeds, motors, hot rods, platendraaiers, bandopnemers,
jeugdclubs en platenwinkels, kortom de hele rock ‘n’ roll
biotoop. Het boek is volledig drietalig Nederlands, Engels en Duits,
wat enerzijds de toegankelijkheid vergroot (niet iedereen kent voldoende
Engels om uit een boek als dit het volle pond te halen - één
uitzondering op die drietaligheid: Smeets’ persoonlijke commentaren
zijn enkel in het Engels) doch anderzijds de overzichtelijkheid niet
overal ten goede komt, net als het feit dat de Amerikaanse films nog
eens onderverdeeld zijn in muziekfilms en tienerfilms met muziek. Nou
ja, hierin komt de index natuurlijk ter redding. Voor de rest geen kritiek
(okee, ik zie wat tikfouten, al strekt een jaren ’50 fanaat tot
eer dat hij de naam Jimi Hendrix fout spelt), want dit is monnikenwerk
waarin je eeuwig kan blijven grasduinen. Eén vraag rest: zou
Henri Smeets nu al die 350 films ook gezien hebben? Hem kennende vrees
ik van wel… Info: www.mijnbestseller.nl
en http://film.rockinhenri.com
(Frantic Franky) |
Vinyl Recensies
WILD
BOOGIE COMBO |
CD Recensies
12 december 2013
BOOGIE
CHILLUN/ JOHN LEE HOOKER |
THE
LEGENDARY SESSION/ |
THE
VERY BEST OF/ JOHNNY HALLYDAY |
30 november 2013
GOOD
MORNING JUDGE/ JAZZ CONNECTION Hoe
kan een groep die al 23 jaar bestaat en diverse CD’s uit heeft
toch onder onze radar blijven? Omdat ze het woordje “jazz”
in hun naam hebben, want als er één genre is dat ons niet
ligt is het wel de moeilijkdoenerij genaamd jazz, niet voor niets sinds
het ontstaan van de rock ‘n’ roll diens tegenhanger. Rock
‘n’ roll was de muziek van de tieners en de arbeider, jazz
was muziek voor betweterige studentjes. Of toch niet? Want swing is
óók jazz en vinden we dan wel weer goed: swing, jump en
jive, laat maar komen, hoe meer hoe liever, en als de namen van de grote
Lowietjes, Louis Jordan en vooral Louis Prima vallen staan we helemaal
op de eerste rij. En laat dat alles luidens hun website nu net zijn
waar Jazz Connection, bestaande uit Jurgen Feskens (zang, trompet, bugel),
Peter van Steen (trombone), Rob Henneveld (altsax, tenorsax, klarinet),
Bart Maassen (piano), Bart Wouters (zang, contrabas) en Ad Hoendervangers
(drums), 23 jaar geleden opgericht in jazzstad Breda, voor staat. Overal
wereldberoemd behalve bij Boppin’ Around, want ze traden al op
in België, Engeland, Duitsland, Zwitserland, Denemarken, Noorwegen,
Polen, het Midden-Oosten en Azië! In Bulgarije kwamen ze op de
nationale TV, eind dit jaar spelen ze zeven concerten in China en Maleisië.
Wij leerden ze pas onlangs kennen toen we toevallig op hun nieuwe single
stootten, Good Morning Judge van Wynonie Harris uit 1950 (maar origineel
van countryzanger Louie Innis uit hetzelfde jaar 1950) en redelijk bekend
in het swingwereldje, zij het minder bekend dan zijn Bloodshot Eyes
(dat origineel ook een countrynummer is, meer bepaald van Hank Penny!),
maar wel helemaal in dezelfde stijl en zeker even goed. De versie die
Jazz Connection ervan inblikte mag er zijn, zoals u zelf kan constateren
op de bijhorende videoclip op www.jazzconnection.nl
waarin de dansjes uitgevoerd worden door de Swing Shakers uit Tilburg.
Jazz Connection brengt het met pit, verve, een knipoog en een glimlach,
en swingt uitermate beschaafd in Louis Prima stijl. Misschien toch maar
eens onze vooroordelen opzijschuiven, ons net pak aantrekken en een
keertje gaan kijkenn? (Frantic Franky) |
Vinyl Recensie
LES
AGAMEMNONZ/ LES AGAMEMNONZ Het
epicentrum van de Eurosurf lijkt tegenwoordig in Griekenland te liggen
(dat dan ook 1400 eilanden telt en met 13.676 kilometer de langste kustlijn
van Europa heeft, hahaha), want het lijkt alsof elke zichzelf respecterende
surfband iets wil uitbrengen op het Griekse label Green Cookie. Zo ook
deze Agamemnonz (F), die luidens de foto’s optreden in toga’s,
of op zijn minst in een soort veredelde badjas. Nu wordt heden ten dage
alle instrumentale lawaai gemarket als surf, maar deze Agamemnonz zijn
uit het goede hout gesneden: met supersnelle drums, in staccato en glissando
gedrenkte blubbergitaren, enkele welgemikte trappen richting reverb
veer en daarover melodieuze lijntjes presenteren ze hier acht zelfgeschreven
instrumentals die teruggrijpen naar de early sixties, met in een paar
nummers als enige toegeving de funky backbeat en knipogen naar easy
tune en de op til zijnde swinging sixties. Simon’s Beat bevat
een Telstar orgeltje op een tango ritme, en Apollo was dan ook een betere
titel geweest, tenzij bij het downloaden onze nummering door elkaar
geklutst is. Dat heb je met die instrumentals! Maakt allemaal niet uit:
dit geslaagde eerbetoon aan de klassieke surf is een rustgevende verademing
tussen al het actuele surfgeweld. De release mikt op de ware verzamelaar,
want dit is niet te koop op CD, enkel op 10-inch in een uiterst gelimiteerde
oplage van 150 stuks wit vinyl en 200 stuks zwart vinyl (beide met gratis
download inclusief de bonustrack) en als digitale download (met één
extra track tegenover de vinylversie). |
CD Recensies
21 november 2013
DAMN
YOU DICK/ Tja,
met deze groepsnaam en dit hoesje sta je natuurlijk mooi voor lul! Sterker
nog, ik heb Dick Hardy (B) zo al op het podium weten staan! Nog voor
je één noot hebt gehoord weet je dan ook dat deze band
lef heeft en niet bang is zichzelf belachelijk te maken. De muziek is
gelukkig géén ha-ha-billy maar wel degelijk serieuze hedendaagse
rockabilly, met teksten die misschien ietsje extravaganter zijn dan
gemiddeld. De groep heeft de bezetting gitaar (Piet Vercauteren), contrabas
(Bruno Dierick) en drums (Maxime Vagenende), zanger Dick Hardy heeft
géén akoestische gitaar en is dan ook ten zeerste beweeglijk
op het podium. Vercauteren kunnen we als leider en creatieve spil van
de groep beschouwen aangezien hij alle vijf de eigen nummers schreef,
de helft van de 10 nummers op dit in eigen beheer uitgebrachte debuut.
De CD klinkt heel sec en bijna neo, maar met die stijl heeft de muziek
zelf niets te maken, integendeel, want de gitaar bepaalt uiteraard de
sound en die is vooral rhythm ‘n’ blues geïnspireerd.
Ook de gevarieerde coverkeuze wijst in die richting met All She Wants
To Do Is Rock (Wynonie Harris), 5-10-15 Hours (Ruth Brown), I Got Loaded
(Little Bob & the Lollipops uit 1965 maar vooral bekend van Los
Lobos) en als uitschieter Guitar Man (Elvis rockend in 1967), terwijl
ze met een respectvol Good Rockin’ Tonight bewijzen dat ze ook
de klassiekers aankunnen. The Effect I Have On Women, Prince Charming,
Goodbye Baby en bluesbopper The Huns Are At The Gate zijn zondermeer
goeie rockabilly gekenmerkt door scherpgesnoren nerveuze gitaar (tip:
nooit tevéél in één nummer willen proppen)
die aantoont dat Dick Hardy & his Shakey Balls hun shit kennen en
kunnen spelen, én ze hebben goeie ideeën: zie het geflipte
Damn You Woman met extra bluesharp. De groep doet me nog het meest denken
aan The Baboons, niet alleen door het soort rock ‘n’ roll
dat ze brengen maar ook door de intonatie en de branie in de stem van
Dick Hardy. Het zou dan ook een interessante denkoefening zijn ons te
proberen voor te stellen hoe dit had kunnen klinken indien geproduced
door Arthur De Winter, of misschien juist niet, want aan een tweede
Baboons heeft niemand behoefte. Nee, dit soort jonge bands dient te
drinken uit àlle rock ‘n’ roll kelken en daaruit
hun eigen cocktail te brouwen. Geef dit de kans te groeien en te evolueren,
misschien spruit er dan binnen een aantal jaar wél de nieuwe
Baboons uit voort. Steun dit, ga dit kijken en koop dit, en vorm vooral
zelf uw eigen onbevangen oordeel. Info: www.facebook.com/dick-hardy-and-his-shakey-balls
(Frantic Franky) |
CLASH
OF THE PRIMITIVES/ Twee
Belgische debuten op één album, twee bands met netjes
elk zes nummers. De genres zijn evenwel erg verschillend, dus da’s
een beetje een tweesnijdend zwaard. Openen mogen The Grave Brothers,
een versmelting van mensen voorheen actief in luidruchtige bands als
Los Putas, The Mudmen, Speedball Jr. en 50 Foot Combo, samen al een
hele poos actief als The Grave Brothers, dus dit debuut is langverwacht.
En ’t is een geslaagd debuut, want de heren zijn erin geslaagd
hun volume te kanaliseren op een piekfijn opgenomen en gemixte geluidsdrager.
Hun stijl is cowpunk, de met steroïden opfokte vorm van countryrock
waarmee Jason & the Scorchers (USA) begin jaren ’80 mijn eerste
kennismaking was. The Grave Brothers openen met een voor hun doen opmerkelijk
kalme banjo-gitaar instrumental die naar mijn smaak iets te weinig varieert
in het deuntje, maar vanaf de hoempapa cowpunk Way Up High/ Down Below
gaat het tempo drastisch omhoog. De enige cover, Are You Drinking With
Me Jesus (Beat Farmers, Jello Biafra & Mojo Nixon) is een verschroeiende
meebrulversie en het soort song dat The Grave Brothers gedoemd zullen
zijn eeuwig te moeten blijven spelen, ook als ze het al lang beu zijn.
De alomtegenwoordige banjo doet door alle zes nummers een opvallende
Ierse wind waaien die het sterkst is op Black Sunday Shuffle, allesbehalve
een shuffle. Tja, die banjo hebben ze nu eenmaal (en om eerlijk te zijn
schoot de groep ook pas echt uit de startblokken toen banjoboer Tijl
Van Buuren er bij kwam), en ze hebben dan ook groot gelijk ze uit te
spelen te spelen als troef. Rum Drinkers & Hell Raisers bevat elementen
van tranceblues, afsluiter Now Go is slideblues aan 200 km per uur.
En toch allemaal cowpunk! Zoals gezegd: uitstekend plaatje in dit genre.
Sascha Reijnders heeft intussen The Grave Brothers verlaten om zich
te concentreren op zijn andere band Speedball Jr. en de gitaar overgedragen
aan Jeroen Bauwens, en da’s dan weer het vriendje van Eleanor
McClean van… Speedball Jr. De wereld is klein, maar we zouden
hem niet graag stofzuigen. |
9 november 2013
LAST
ONE BEFORE SNUFFIN’ OUT???/ Toen
de pyschobilly voor het eerst toesloeg waren er niet veel Belgische
psychobands, en een van de weinige waren de Waalse Swampy’s. Ze
brachten één EP en één LP uit alvorens begin
jaren ’90 definitief in het moeras te zinken, maar in 2009 speelden
ze een reünie op de 3de Old-School Rockabilly Psychosis in Antwerpen.
Frontman Joel Lelotte blies het trio nieuw leven in met een nieuwe drummer
en een nieuwe gitarist, en op 2 november 2013, exact 25 jaar en 27 dagen
na (en met een knipoog naar de hoes van) de LP Come Back To The Swamp,
verscheen hun tweede LP, hyperkynetische psycho van de minimalistische
stempel gekenmerkt door stapels tempowissels en stops, gebrulde zang,
horrorteksten, en invloeden van ska, new wave en zelfs Franse rock.
Tien eigen nummers, drie daarvan in het Frans gezongen, en The Coffin
Maker is een heropname van een track van hun EP. Als u die nog hebt
steken bent u beter geplaatst dan ik om de vergelijking te trekken.
Ook uit op LP, waar je de CD gratis bij krijgt! Info: www.drunkabilly.com
en www.theswampys.com
(Frantic Franky) |
ONE/
THE TALL BOYS Ik heb Nigel Lewis (GB) altijd
een vreemd personage gevonden, ten onrechte in de rol van peetvader
van de psychobilly geduwd. Feit is dat hij in 1980 als bassist samen
met drummer Mark Robertson en zanger-gitarist Paul Fenech The Meteors
oprichtte, maar daar gaat het nu niet om. Waar het hier om gaat is wat
hij ná The Meteors deed: Lewis en Robertson verlieten rond 1982
The Meteors om wat later garageband The Tall Boys op te starten, die
het uitzongen tot 1987. Sindsdien wordt Lewis regelmatig opgevoerd als
cultfiguur, maar ik heb het gevoel dat hem dat niet echt ligt. Toegegeven,
weten doe ik dat niet: ik heb de man nooit gesproken, en emoties heb
ik hem nooit weten vertonen. On stage lijkt hij me enigszins verlegen
en chaotisch, maar zoals gezegd: dat zijn mijn indrukken, en ik kan
het helemaal fout hebben. Alles komt terug, en na optredens en albums
met begeleidingsbands als The Zorchmen (GB) en zelfs Thee Andrew Surfers
(B) speelden The Tall Boys in november 2011 een reünie op de 5de
Old-School Rockabilly Psychosis in Antwerpen. Of er een nieuwe plaat
zou komen, vroegen we toen? Nooit van zijn leven! Of ze opnieuw zouden
gaan toeren? Mmmmmm… wie weet? En zie (en hoor vooral): twee jaar
later is Lewis helemaal terug met The Tall Boys, of althans met driekwart
van de originele Tall Boys: Lewis zelf op zang en gitaar, drummer Mark
Robertson en originele gitarist Jez Alan worden namelijk aangevuld door…
een Belg, Jens De Waele van 50 Foot Combo op elektrische bas! De discografie
van The Tall Boys is versplinterd, wat leidt tot de opvallende constatering
dat deze One eigenlijk hun full album studiodebuut is, en een plaat
te situeren in de dode hoek tussen eenvoudige rechtdoor garagerock,
The Cramps en Link Wray (van wie ze Missing Link coveren), boordevol
distortie op de gitaren. Lewis zingt eigenlijk niet echt: met zijn kapotte
stem en plat Engels accent declameert hij teksten die (opnieuw mijn
interpretatie) zijn merkwaardige wereldbeeld illustreren, zie in deze
de cover Fire Of Love van Jody Reynolds uit 1958, een schoolvoorbeeld
van dubbelzinnige rock ‘n’ roll. Het geheel is uit de aard
der dingen repetitief, dus na een nummer of 10 werken de country cover
Psycho van Leon Payne, het folkabilly-goes-western arrangement van Ride
This Torpedo (een heropname van een nummer dat in 1984 op de Big Beat
split-EP Four On 4 stond) en zelfs de loops op de zang in River Of Fire
verfrissend. This Bird Will Fly nam Lewis eerder op met zijn latere
band The Johnson Family (met Ricky Lee Brown van The Stargazers en The
Big Six en diens vrouw Helen Shadow) op hun No Forwarding Address album
uit 2008, en Funtime stond al in een live versie op het Tall Boys album
Live At The Klub Foot. Wild Sunday Morning was oorspronkelijk een Johnson
Family demo waarvan mij onbekend is of het ooit definitief werd opgenomen.
|
REALLY
RARE ROCKABILLY De
wondere wereld van de out-of-copyright wetgeving: 75 rockabilly tracks
op een driedubbele CD voor de prijs van nog niet één full-CD.
De term rockabilly wordt hier in zijn ruimste betekenis gebruikt: de
CD bevat zowel rockabilly in alle mogelijke soorten, vormen en maten,
van agragrisch (cowboys op moonshine, speed en amfetamines) tot stedelijk
(tieners op hormonen), gespeeld vanuit hart, ziel en ballen, met uitlopers
naar late jaren ’50 white rock (Hep Cat van Larry Terry) en early
‘60s rock ‘n’ roll (Pitch Black van Linc Jeffries
& the Missing Links). Als u de term dus interpreteert in de betekenis
van primitieve blanke rock ‘n’ roll zit u helemaal goed.
De zeldzaamheid hangt uiteraard af van je eigen collectie, maar we kunnen
zeker stellen dat met name Long Blond Hair van Johnny Powers een regelrechte
classic is, en ook songs als Big Sandy (Bobby Roberts), Honey Bun (Larry
Donn), Eager Boy (The Lonesome Difter), Woodpecker Rock (Nat Couty &
the Braves) of Boppin’ High School Baby (Don Willis) behoren al
jaren tot de favorieten. Altijd leuk: covers die variëren van voor
de hand liggend (er kunnen nooit genoeg Crawdad Song’s zijn) tot
opmerkelijk (Mac Curtis’ rockabilly classic If I Had Me A Woman
in de rock ‘n’ roll versie van Blacky Vale). Soit, drie
kwart van het materiaal hier verdient zeker de betiteling obscuur, en
alleen al daarom is dit boxje een aanrader, ook al is de geluidskwaliteit
soms veel te ruisend. Voor de verpakking moet u het daarentegen niét
kopen, want voor deze spotprijs kan er geen tekst en uitleg bij, laat
staan een boekje: we moeten het stellen met enkel de uitvoerders zonder
vermelding van label, jaartal of componisten. Maar wij die vroeger White
Label LP’s kochten met 16 nummers per plaat zijn jaloers op dit
soort releases. De volledige tracklisting vind je op www.onedaymusic.co.uk.
(Frantic
Franky) |
Vinyl Recensies
CALL
ME BABY/ Na
de singles My Baby Rocks (2009) en Please Baby Don’t Cry (2011)
en het album Grandaddy’s Grease (2009) is dit de derde single
van Jake Calypso & his Red Hot (F), pseudoniem waaronder The Hot
Chickens nòg primitievere rockabilly spelen. Wie de band al gehoord
heeft weet waaraan hij zich mag verwachten, en Hervé Loison stelt
de fans niet teleur: Call Me Bay is eigenlijk 3 minuten en 20 seconden
lang één onafgebroken rockabilly rif op de gitaar ondersteund
door bop-a-bop-a strofes, twee rockabilly gitaarsolo’s en een
refrein waarin Hervé doodleuk jodelt als ware hij Slim Whitman
zaliger hemzelve. B-kant Baby That You Fall (Fransmannen blijven rare
Angelsaksische kronkels hebben), net als Call Me Baby zelf gecomponeerd,
biedt nog meer eenvoudige primitieve riffs op de gitaar met merkwaardige
akkoordenprogressies en een zanglijn die daarover krast als wou ze de
microfoon opeten. Als je het zo leest lijkt het niks en denk je: dit
kan niet, dit kan nooit goed zijn, en strikt muzikaal is het dat ook
helemaal niet, maar het wonderlijke is dat dit zo over de top is dat
het haast een parodie lijkt maar wel degelijk werkt, want het resultaat
blijkt dansvloergeluk voor de boppers onder ons. Deze single is de voorbode
van een binnenkort te verschijnen tweede Jake Calypso album. Info: www.jakecalypso.com
(Frantic Franky) |
BRAND
NEW 59/ THE MEGATONS Ook
uit Frankrijk en ook erg bedrijvig, maar wel in een heel ander genre:
de in 2009 opgerichte Megatons, koningen van de late jaren ’50
white rock. Na twee singles en het album Hydrogen Bomb uit 2011 is dit
hun eerste EP met 4 gloednieuwe tracks, dus eigenlijk goed voor twee
singles met daarop drie eigen compos + de cover The Woo, een obscuriteit
van Bobby & the Demons uit 1960. Ook hier geen verrassingen, want
dit EP’tje, opgenomen in de vintage Electrophonic Recordings Studio
(F), ligt geheel in de lijn onzer verwachtingen en stelt niet teleur:
dit zijn vier knallers van rechtdoor rock ‘n’ roll songs
met prima vocals, elektrische bas, twee elektrische gitaren en een toeterende
sax. Alle ingrediënten van het genre zijn in ruime mate aanwezig:
catchy rifs, een haarscherpe gitaar, roffelende drums, veel getik op
de cymbalen, elkaar afwisselende gitaar en saxsolo’s. Titeltrack
en opener Brand New 59 sluit af met brullende motoren, de twee tracks
op de B-kant gaan ietsje meer richting early sixties vocale surf, denk
Don’t You Just Know It maar dan uptempo. Een kanttekening: de
sax speelt er bij momenten bepaald naast, wat geen afbreuk doet aan
het resultaat, vier jivers van de eerste orde. Hey, in de jaren ’50
was de saxofonist op de white rock plaatjes meestal ook maar een gesjeesde
gitarist die toevallig op school wat sax had geleerd… Op de CD-versie
van Hydrogen Bomb klonken The Megatons wat clean, maar op een single
als deze klinkt de muziek automatisch al warmer en meer fifties. De
verpakking is even robuust als de muziek: ultradik vinyl (het lijkt
alsof ze gewoon twéé singles op elkaar gekleefd hebben)
in een wit binnenhoesje in een dikke kartonnen full colour pochette,
om in de Franse sfeer te blijven. Ze speelden al in Nederland en aangezien
Erwin Princen hier hun boekingsagent is verhopen wij dat ze snel naar
onze contreien terugkeren. In januari zou het tweede Megatons album
verschijnen. |
CD Recensies
25 oktober 2013
WILD
IN HOLLYWOOD/ DARREL HIGHAM Wie
vreesde dat Darrel Higham door het succes en de zwangerschap van zijn
eega Imelda May geen tijd meer zou hebben voor zichzelf kan op beide
oren slapen, of juist niet: dit is een nagelnieuw Darrel Higham album,
opgenomen bij Wild met het vaste Wild meubilair Angel Hernandez op drums
en Iggy Garcia op contrabas. “Een aantal van Higham’s favoriete
rockabilly songs”, zo lezen wij, maar gelukkig kent de man genoeg
van het genre om niet de meest uitgekauwde songs te kiezen: de bekendste
nummers zijn Shadow My Baby, You’re The One That Done It en Life
Begins At 4 O’Clock. Ik ken ze niet alle 12, dus misschien staat
er wel eigen werk tussen, maar u kent Wild: om auteurs en componisten
wordt daar niet gemaald. De genoemde titels geven aan welk soort rock
‘n’ roll hier op staat: melodieuze rockabilly, gebracht
met Higham’s puike krachtige gitaarwerk en masculine stem die
net geen rochel wegslikt, en in de achtergrond de geest van Eddie Cochran,
niet voor niets jarenlang één van Higham’s lichtende
voorbeelden geweest. Higham vond op het mengpaneel blijkbaar de knop
om de metershoge ruis die Wild kenmerkt weg te nemen, want de klank
is uitstekend (al zit er af en toe een plof in die er niet thuis hoort)
met een goeie balans tussen contrabas, akoestische gitaar en stem. Die
waanzinnige maar perfecte echo op Don’t Mean Maybe Baby! Opvallend
genoeg worden twee nummers niet door Higham maar door Omar Romero gezongen,
en dan hoor je toch dadelijk het kwaliteitsverschil qua stem tussen
een goeie en een middelmatige zanger. Trek die twee nummers af van de
twaalf en je houdt tien prima Darrel Higham tracks over: vroeger zou
dat een geslaagde 10-inch geweest zijn, nu is het een van de betere
Wild CD’s. Info: www.wildrecordsusa.com
(Frantic Franky) |
…SING
FROM THEIR FOOLISH HEARTS/ |
ROADHOUSE
MEMORIES/ GENE TAYLOR Beetje een randgeval, deze Gene Taylor: hij staat bekend als bluespianist en wordt door de Belgische expert ter zake Renaud Patigny zelfs omschreven als “een van de laatste afstammelingen van de authentieke barrelhouse blues die in de jaren ’20 aan de oorsprong van de boogie woogie lag”. Wat er ook van zij, Taylor speelde van 1974 tot 1976 bij hippie bluesband Canned Heat en van 1993 tot 2006 bij The Fabulous Thunderbirds. Allemaal goed en wel, maar wat is de link met rock ‘n’ roll? Wel, dierbare vrienden, Taylor was van 1981 tot 1984 de originele pianist van The Blasters (yep, hij speelt op Marie Marie), was ook van de partij bij diverse Blasters reünies, werkte tussendoor voor Ricky Nelson, en nam in 2010 de El Toro CD Let Me Ride In Your Autombile op met CC Jerome’s Jetsetters. Waarom hij zo vaak bij ons optreedt? Hij woont sinds 2007 in Belgisch Limburg! Muzikanten… Taylor wordt op deze nieuwe CD begeleid door een Finse bluesband, maar de CD opent onder een kwalijk gesternte: het op zich uitstekende Chicken Shack Boogie, nochtans voorzien van een goeie piano boogie, wordt vakkundig de nek om gedraaid door de rhythm ‘n’ blues gitaar, en Six Weeks Old is de verschrikkelijkste liedjesvorm ooit uitgevonden, de trage blues, waarin die rhythm ‘n’ blues gitaar ook nog eens heel wah wah gaat. Gelukkig herpakt Tyalor zich: op Matchbox en Walking To New Orleans toont hij dat hij wel degelijk golden oldies nieuw rockend leven kan inblazen. Wat zeggen we: op zijn 61ste is Gene Taylor zelf een golden oldie! Uptempo bluesrocker Oh My Dear is redelijk, en zelfs It’s All Over Now van The Rolling Stones klinkt goed in dit rock ‘n’ roll arrangement dat door de piano een kermissfeertje krijgt. Opvallend is de New Orleans sfeer die doorheen de CD waait: Feeling Sad is een typische New Orleans trage, het stop-start patroon van Don’t Take It So Hard en ook de funky mambo Junco Partner passen helemaal in de rijke muzikale traditie van die stad. De gezellige honky tonk shuffle Little Ole Wine Drinker Me past wonderwel in het geheel, en TV Mama en Moonlight Rider zijn bluesrock met gitaarstekels die best okee is. Taylor’s krassende stem is niks speciaal maar past overtuigend bij de muziek. Samengevat voor wie enkel de eerste en de laatste zin van onze recensies leest: twee missers aan het begin, vanaf dan een geslaagde en gevarieerde retro blues CD. Ben je een bluesfan die New Orleans rock ‘n’ roll weet te waarderen dan zit je helemaal goed, maar als je jezelf als een rock ‘n’ roller met een blauwe allergie beschouwt is deze CD wellicht te bluesy. Ook uit op vinyl! Info: van Bluelight vonden we niet meteen een website, dus www.gene-taylor.com (Frantic Franky) |
MR.
FRANTIC/ ISRAEL PROULX Van de ene pianist naar de andere, maar in twee heel verschillende genres: Gene Taylor is een bluesman, Israel Proulx uit Montreal, Canada is een Jerry Lee Lewis adept. De CD werd opgenomen met de vaste Wild ploeg Omar Romero op gitaar, Victor Mendez op bas en afwisselend Jeff Gerow en Ricky McCann op drums, en met die minimale bezetting kom je al snel aan een sound reminiscent aan, maar niet gelijk met Jerry Lee op Sun. Bovendien klinkt Proulx’s stem helemaal anders en zingt ie echt waar voornamelijk in het Frans, of toch een soort krakkemikkig Frans dat ondanks of misschien juist doordat hij niet echt een superstem heeft best geinig, charmant en aanstekelijk klinkt. Eigen nummers (?, want bij Wild staan nooit auteurs vermeld als Le Rock ‘n’ Roll Dans Le Lit met zelfs een flard gejodel in het refrein, Le Train Qui Siffle, Mon Bébé Sait Comment en Reviens Dans Mes Bras zijn vlotte rock ‘n’ roll, All By Myself is medium tempo. Niet alles is even goed, maar mede door de Franstalige covers van Seven Nights To Rock (Sept Soirs Sur Le Rock), Rebound (Ne M’Laisse Pas) en Judy waarbij Proulx zich opvallend dicht bij de originele betekenissen van de teksten houdt wordt dit een grappige maar niet domme en vooral een gezellige CD, én de geluidskwaliteit is verrassend goed voor Wild Records. Le Rock ‘n’ Roll Dans Le Lit is samen met een ander nummer van deze CD, Come On Baby, uit op vinyl single. Info: www.wildrecordsusa.com (Frantic Franky) |
WARNING/
THE HURRICANES Ik
had recent al de indruk dat op een aantal nieuwe Wild CD’s nogal
eens nummers stonden die richting Rolling Stones gingen, maar met deze
Hurricanes hebben ze helemaal de sixties hoofdvogel afgeschoten: “British
mod R ‘n’ B in de stijl van de vroege Yardbirds, The Action,
Them, The Who, The Rolling Stones en The Doors mixed with a bit of Bo
Diddley and Chuck Berry”, zo meldt de hoestekst. Van Bo en Chuck
hoor ik geen noot terug, en hoewel ik niet bepaald thuis ben in dit
specifieke genre (The Action ken ik geeneens) blijkt deze CD inderdaad
pure jaren ’60 garage bluesrock met stapels mondharmonica en orgel,
helemaal in tegenstelling met de foto binnenin van het scherp gevetkuifde
Mexicaanse hepcat vijftal. De belangrijkste les: vanaf heden niet langer
blindelings Wild CD’s kopen…
Info: www.wildrecordsusa.com
(Frantic Franky) |
11 oktober 2013
DELIVERING
THE GRASS/ Is het eigenlijk al iemand opgevallen hoeveel goeie groepen ons kleine Nederlandje rijk is? Neem The Blue Grass Boogiemen, hier gewoon een bandje dat we af en toe gaan kijken en voor de rest for granted nemen, elders in de wereld em met name in de States, de bakermat van hun muziek, beschouwd als ambassadeurs van het bluegrass genre, het àndere grass waarin Nederland excelleert. Al ruim 22 jaar doen ze als The Blue Grass Boogiemen én als The Hillbilly Boogiemen ongegeneerd hun ding dat in sé geeneens rock ‘n’ roll maar eigenlijk een van de pijlers daarvan is, en ja, het is zo dat Europa raar maar waar een heuse bluegrass traditie heeft, en ja, het genre kreeg in 2000 een flinke boost door de film O Brother Where Art Thou, en in België vorig jaar nog een klein extra boostje door de film Broken Circle Breakdown (ook in Nederland onthaald op lovende kritieken en te zien in de betere filmhuizen), en dan kan je makkelijk stellen dat The Blue Grass Boogiemen meedrijven op die stroom, maar het is dus eigenlijk net andersom, en ik wik mijn woorden: The Blue Grass Boogiemen liggen mee aan de basis van de huidige heropleving van hun genre, door hun energieke concerten, hun onvermoeibaar toeren, en hun CD’s, wat ons na drie Hillbilly Boogiemen albums bij dit nieuwe inmiddels vierde Blue Grass Boogiemen album brengt. Niks nieuws, integendeel, dit is klassieke bluegrass, niet alleen bijzonder springlevend maar bovendien exemplarisch uitgevoerd: wat Aart Schroevers, Arnold Lasseur, Bart van Strien en Robert-Jan Kanis hier bewerkstelligen met contrabas, banjo, mandoline, akoestische gitaar, banjo, fiddles en huilende meerstemmige zang is wereldklasse, of het nu supersnel (White House Blues, is er een menselijke limiet aan de snelheid waarmee je de banjo kan bespelen of schuift die net als bij olympische sporters per tienden van een seconde op?), ouderwets traag (het pré-cajun Jack Of Diamonds), melancholisch country (You Win Some You Lose Some You’re Lonesome), op z’n bluesbops (Another Man Done Gone) of instrumentaal is (Banjo Boy Chimes), The Blue Grass Boogiemen spelen, leven en ademen bluegrass met uit het leven gegrepen verhalen over gokken, mislukte huwelijken, moord en doodslag, tijdloos en tegelijkertijd actueel en vitaal. Negen nummers van de hand van Arnold Lasseur worden aangevuld met drie traditionals en vier covers van Lead Belly, Jimmie Skinner, The Louvin Brothers en Sonny Osborne, wat allemaal niet uitmaakt want de Gemiddelde Mens kent die nummers toch niet. Geniet hiervan, burgers en buitenlui, en als u dat niet kan, laat mij hier dan maar lekker van genieten. Ook uit als dubbelelpee met evenveel tracks! Info: www.excelsior-recordings.com en www.hillbmen.home.xs4all.nl (Frantic Franky) |
19 september 2013
TURMOIL/
THE TUMBLIN’ GO GO’S Staat
er eigenlijk ooit iemand bij stil hoeveel goeie bands er in Nederland
zijn, of zijn wij de enigen die dat doen? Neem The Tumblin’ Go
Go’s, trio uit Ronde (Drenthe) dat al járen ongestoord
en vooral ongegeneerd hun eigen ding doet, niet omdat ze er rijk of
beroemd mee zullen worden, maar uit liefde voor de muziek en voor de
fans. Dead Winter Days uit 2010 was heel rootsy geïnspireerd, opvolger
Paralysed vermengde in 2012 die americana invloed met de typische TGG
sound, en met dit nieuwe en inmiddels zevende album zitten ze weer helemaal
op het vertrouwde rechte spoor, al zouden TGG niet TGG zijn als ze niet
enkele verrassingen in hun petto hadden. De CD opent met een dreigende
instrumental op slidegitaar, uptempo en net geen psychobilly ritme.
Bleed With Me en Lost In Corpus Cristi zijn pittige neo, zijnde melodieuze
rock met geprononceerde slap en drums. All Gave Some Some Gave All koppelt
een poppy refrein aan een springerig ska ritme en die ska echoot door
in titeltrack Turmoil. In zijn totaliteit is de CD misschien een tikkeltje
rustiger dan we van hen gewend zijn, maar er zitten absoluut een paar
geslaagde uptempos tussen als Popeye The Psychoman (géén
cover van Popeye The Sailorman) en Dead Love Doll, al kunnen ze het
niet laten in Nailbomb City (met surfgitaar) een vreemd effectje op
de zang te zetten. Yep, Tumblin’ Go Go’s voegen niet alleen
opnieuw een leuk maar ook een mooi halfuurtje toe aan hun discografie,
want dit is ook uit op oranjekleurig vinyl. Voor 10 euro + porto sturen
ze’m naar je thuis, en zelfs die oranje LP kost slechts 10 euro
+ porto! |
INTRODUCING/
SHINDIG |
MASKS/
THE MONSTERS Aandacht,
aandacht, garage liefhebbers: Voodoo Rhythm (CH) brengt de eerste twee
destijds nog LP’s van Beat-Man Zeller’s garageband The Monsters,
Masks uit 1989 en The Hunch uit 1991, uit op CD. Het gekke is dat als
je The Monsters nu ziet (of toch de laatste keer dat ik ze zag) het
‘60s garagerock is (gespeeld met twéé drummers die
rug aan rug gezeten krak hetzelfde trommelen op een soort dubbel drumstel),
maar dat ze eigenlijk begonnen zijn als psychobillyband in klassieke
viermansopstelling met contrabas en akoestische ritmegitaar. Die eerste
twee platen waren eigenlijk psycho van de oude stempel, of beter gezegd
een mix van psychobilly, neo en garage, uitgevoerd met dof plokkende
contrabas en door Beat-Man geschreeuwde vocals, veel horrortitels als
It Came From Hell, Creature Of The Black Lagoon en Addams Family, niet
het thema van die TV-reeks, net zoals Teenage Werewolf niet het Cramps
nummer is. De geluidskwalitieit op Masks, in 1989 in een oplage van
666 stuks verschenen op Voodoo Rhythm voorloper Record Junkie (de naam
van de platenwinkel waar Beat-Man toen werkte), kan enkel worden omschrijven
als héél low fi. |
FIREBIRDS
FESTIVAL COMPILATION 2013 |
5 september 2013
LOVE
GETS IN THE WAY/ THE TAILDRAGGERS Staat er eigenlijk ooit iemand bij stil hoeveel goeie bands er in ons relatief klein landje zijn? Of beschouwen we dat intussen met zijn allen heel nonchalant als een vaststaand gegeven. Dat mogen we nooit, lieve mensen, dus prijs u gelukkig dat er hier bands als The Taildraggers rondlopen. Actief sinds 2001 (met een pauze) en met zijn allen hun sporen al ruimschoots verdiend (de helft van The Taildraggers is 2/3de van King Size Trio), bona fide kerels met pure liefde voor de muziek en geen flauwekul of kapsones. Als je het 9-track-album The Return Of The Taildraggers uit 2009 niet meetelt is Love Gets In The Way hun derde full album, het vorige dateert al van 2004. Hoog tijd dus voor nieuw werk, ook omdat drummer Marco Groeneveld inmiddels werd opgevolgd door John van Houtum. Toch is dit niet je standaard rock ‘n’ roll album geworden: de muziek is wat rustiger, cleane rockabilly zoals die eind ’50 aan de lopende band werd ingeblikt bij labels als Capitol, met veel country-invloed, vooral de inbreng van de gitaar, beetje early Bakersfield sound, en zelfs backing vocals. En Pascal Snijders heeft er de mooie, welluidende stem en de foutloze dictie voor. Draagt ook bij tot het country gevoel: William van Hoof van Pascal Snijders’ àndere band Smokey & the Bandits op pedal steel op zes van de 17 nummers. Zoals gebruikelijk bij The Taildraggers staat hier een scheut minder bekende Elvis op (Dirty Dirty Feeling, What A Wonderful Life en de gevoelige ballade In My Way), en swingende eigen songs van Pascal Snijders als Hope You’re Happy, Colour Of The Dead en Very Good Reason of zelfs het muzikaal over de Mexicaanse grens gesitueerde titelnummer sluiten naadloos aan bij vlotte covers van Alone With You en het reeds genoemde Dirty Dirty Feeling. Zo vind ik The Taildraggers op hun best, want aan uitgekauwde songs als het door contrabassist Peter Dekker gezongen Highway Patrol of het funky Mohair Sam voegen ze mijns inziens te weinig toe om ze boven het niveau van de reeds bestaande coverversies te tillen. Gelukkig staan er zo maar twee op! Dit is geen album om van uit je dak te gaan, daarvoor is het niet wild genoeg, wel een fijnproevers album om met mondjesmaat te degusteren en van te genieten. Tombstone moet zowat de enige platenfirma zijn die geen website heeft, dus allen naar www.thetaildraggers.nl waarop je onder meer acht alternatieve hoesjes van dit album vindt, aar ik aanneem ook van de hand van Pascal Snijders. (Frantic Franky) |
LET
THE ENGINES ROLL/ Staat
er iemand eigenlijk ooit bij stil hoeveel goeie bands we in dit relatief
kleine landje hebben? Neem The Eightball Boppers, operationeel sinds
1 januari 2004 maar individueel reeds muziekminnend en makend sinds
begin jaren ’80. |
I’M
GONNA TELL MY DADDY/ RHYTHM SOPHIE Wat kan een Fransman het toch mooi uitleggen: Rydell’s Records omschrijft zichzelf als “production – édition de phonogrammes, production d’enregistrements sonores”, en dat alleen al klinkt al ouderwets. ’t Is een vrij recent label dat een eigen opnamestudio heeft, kwaliteit hoger inschat dan kwantiteit, en tot nu toe mooie plaatjes opleverde. Deze I’m Gonna Tell My Daddy is een vooruitgeschoven not for sale promo copy voor het eind dit jaar te verschijnen album van Rhythm Sophie, artiestennaam van Fenyvesi Zsófia, een Hongaarse jongedame met luidens de foto’s op haar website een hoog pinup gehalte. Ze wordt begeleid door haar eigen vaste (Duitse) band Mister Twist met twéé gitaren, contrabas en drums, uitgebreid met Rydell muzikanten Jean-Pierre Cardot op piano en Freddy Pohardy-Riteau op sax. De band rockt en vooral rollt zich in stijl door de Varetta Dillard cover uit 1956, die ene sax klinkt als een voltallige blazerssectie, de piano pompt onopvallend tussen het geheel, en Sophie’s stem klinkt vrolijk en bezit een gezellige growl. De band kan Sophie’s enthousiasme nauwelijks bijhouden, en iets wat je heden ten dage niet vaak meer hoort zijn de bescheiden doo-woppende backing vocals. Het liedje dat slechts één (sax)solo bevat klokt af onder de twee minuten en lijkt me net iets te vrijblijvend: het had langer gemogen, een tweede solo had zeker bijgedragen tot de feeststemming, en de muzikanten spelen mijns inziens te ingehouden, ze aarzelen een beetje, alsof ze niet 100% vertrouwd zijn met het nummer. Desalniettemin: veelbelovend, wat treft, want wie het album nu al bestelt via de Franse distributeur www.rocking-all-life-long.com geniet van de speciale introductieprijs van 12 in plaats van 15 euro. De promo zelf is niet te koop maar wel gratis te downloaden via www.facebook.com/rydellrecords. Info: www.rhythmsophie.de. (Frantic Franky) |
Boek Recensie
31 augustus 2013
CD Recensies
15 augustus 2013
COOL
ON MY RIGHT/ THE NUMBER 9 BLACKTOPS OK, dit heeft weinig of niks met rock ‘n’ roll te maken, maar ’t is nu eenmaal op Part (D) dus het zal ongetwijfeld in de rock ‘n’ roll bakken terechtkomen, en dan bent u beter gewaarschuwd. Dit trio uit Illinois toerde hier al eerder onder de naam Skinny Jim & the Number 9 Blacktops, deze CD verschijnt als The Number 9 Blacktops terwijl James Andrew “Jim” Rotramel toch degelijk de zanger-gitarist en dus frontman is. Dat doet niet terzake, wat wel terzake doet is dat ik ze nooit heb gezien en bijna uit mijn luie stoel viel toen opener Steel Belted Radials uit de hifi knalde. Dit is namelijk net geen hardrock! Verder beluistering leert ons dat héél deze CD een mengeling van rock, hardrock en wat ze toen Jason & the Scorchers het subgenre uitvonden cowpunk noemden, maar steeds met de nadruk op rock. Stel u een stevige versie voor van het countryrock nummer Queen Of Hearts van Dave Edmunds uit 1979 (de hit was twee jaar later voor Juice Newton), de enige cover hier, en u hebt een idee waar deze CD voor staat. We hadden het kunnen weten: de heren zien er totaal niet rockabilly uit, ze hebben geen contrabas, en de CD werd geproduced door Eddie Spaghetti van The Supersuckers. Anderzijds is het wél goed gespeeld en gezongen. Voor het Sjock publiek, quoi! Info: www.part-records.de en www.skinnyjimrocks.com (Frantic Franky) |
|
VIVA
LAS VEGAS ROCKABILLY WEEKEND 16 |
THE
BEST OF RIPSAW RECORDS VOL. 3 Het
derde volume heruitgaven van dit Amerikaans rootslabel dat actief was
van 1976 tot 1990 en de wereld (of in elk geval ons deel daarvan) via
licenties aan het Franse Big Beat label (herinner u hun bekende reeks
10-inchers) liet kennismaken met Billy Hancock en Tex “Hot Rod
Man” Rubinowitz, biedt 20 tracks van 11 artiesten, in grote lijnen
dezelfde namen die op Volume 1 en 2 stonden. Billy Hancock spant de
kroon met zes nummers, gevolgd door Marti Brom met drie tracks. Drie
recente tracks, want Ripsaw werd gereactiveerd in 2010 middels de Marti
Brom CD Not For Nothin’. Ripsaw bracht eigenlijk geeneens zovéél
materiaal uit, maar deze retrospectieve bevat ook Ripsaw opnames die
in licentie op andere labels verschenen, een voorbeeld van de ondoorgrondelijke
wegen van de wondere wereld van de muzikale eigendomsrechten. Nu is
“roots” soms een vreemd amalgaam van alle mogelijke muziekstijlen
waar wij niet van houden, maar in het geval van Ripsaw staat het voor
rockabilly met zijstapjes naar swing en bluegrass, met zelfs een fifties
artiest in de aanbieding, Narvel Felts met het kerstnummer It’s
Not The Presents Under My Tree, een suikerzoete countryballad uit 1991.
De buitenbeentjes zijn de excellente Uptown Rhythm Kings met de New
Orleans mardi gras sleper Till I Say Well Done en de swingjazz van I’m
Gonna Have To Send You Back, en aan de andere kant van het muzikale
spectrum oerdegelijke bluegrass met Louie (niets te maken met die andere
veel beroemdere) Setzer & the Appalachian Mountain Boys. De CD bevat
twee onuitgegeven tracks, een live I Wanna Bop With You van Tex Rubinowitz
uit 1987 (de studioversie stond op Volume 2, de geluidskwaliteit hier
is die van een live cassetje opgenomen vanuit het publiek) en een alternatieve
Fujiyama Mama van Martha Hull (de uitgebrachte singleversie stond eveneens
op Volume 2). Sommige tracks bleven origineel onuitgebracht maar zagen
intussen al het licht op andere releases. Driekwart van de CD is revival
rockabilly en rock ‘n’ roll uit de tijd toen contrabassen
zeldzamer waren dan piano’s, en alles zal zeker niet iedereen
behagen: de Broken Heart hier is zelfs voor Billy Hancock’s eigen
doen erg modern. De sound en mix van een aantal nummers zou ik als pré-digitaal
willen omschrijven. Voer voor completisten die de gaten in hun collectie
willen opvullen! Het CD-boekje van 24 pagina’s bevat gedetailleerde
nota’s per track door labeleigenaar Jonathan Strong. Info: www.part-records.de.
(Frantic
Franky) |
Single Recensie
MAD ABOUT YOU/ |
LP Recensie
3 augustus 2013
PAISLEY
BEACH/ LOS VENTURAS Los
Venturas, surfkwartet uit België, is zo’n bandje waar we
eigenlijk veel te weinig van horen: ze opereren op eigen houtje op hun
eigen ritme en doen consequent hun eigen ding, wars van trends en zonder
deze of gene scene te willen behagen. De band kende sinds het ontstaan
in 2000 diverse bezettingen die elk hun stempel op de Los Venturas sound
drukten, en ze brachten verschillende releases uit die die stijlevolutie
documenteerden. Hun vorige Kaleydoskop uit 2011 was al een, euh, kaleidoscoop
waarop ze zeer diverse invloeden combineerden, en dat is op deze gouden
plaat niet anders. We schreven het al: Los Venturas hebben een gouden
plaat, letterlijk, want deze 10-inch werd uitgebracht op goudkleurig
vinyl! En dat de band het serieus meent blijkt uit het feit dat ze voor
deze opnames niet naar de eerste de beste studio om de hoek trokken,
dit werd net als zijn voorganger opgenomen in Culver City, Los Angeles,
in de Pow Wow Fun Room, de vintage studio van Pete Curry, jarenlang
bassist van Jon & the Nightriders en sinds 1998 van Los Straitjackets,
en bij The Halibuts heeft ie ook nog gespeeld. Voor wie de kleine lettertjes
uitpluist: Paisley Beach werd gemixt en gemasterd door Chris “Sugarballs”
Sprague, bij ons bekendst als drummer van Deke Dickerson. |
CD Recensies
PERSONAL
ADDICTIONS/ THE P-51 AIRPLANES |
20
YEARS ROLLIN’ DOWN THE TRACK/ Jawel,
20 jaar rocken ze al, dit Portugese kwartet in 2003 opgericht als The
Texabilly Rockers en sindsdien op zowat elk festival gestaan, ook in
Nederland. De bezetting is vaak gewijzigd in die 20 jaar, met zanger-contrabassist
Rui Andrade als enige constante, wat niet wegneemt dat de groep op geluidsdrager
een constante kwaliteit afleverde. Wij hebben niet alles wat ze ooit
uitbrachten, maar dit moet toch ongeveer hun 8ste album zijn. De verjaardag,
zeg maar jubileum, wordt gevierd met deze nieuwe CD waarop ze traditionele
rockabilly vermengen met wat harder werk, enkele modernere akkoordenwissels
en bluesbop met gast-mondharmonica. Op het deels in het Spaans gezongen
La Chica Stroll doet een gast-sax mee. Ik herken een paar heropnames
van oudere songs, of zouden alle 14 zelfgeschreven tracks heropnames
zijn? Als dat zo is, staat het nergens vermeld. In elk geval moet je
een oude aap geen nieuwe truuks meer leren, en na 20 jaar kennen The
Texabilly Rockets het klappen van de zweep: dit is pittig, snedig, uptempo,
professioneel gebracht en foutloos uitgevoerd. We wensen hen volgaarne
nog 20 jaar toe! Dit album is naar verluidt ook uit op vinyl, maar die
hebben we nog niet in levende lijve tegengekomen. Info: www.part-records.de
en www.facebook.com/texabillyrocketsofficial
(Frantic
Franky) |
ROCKABILLY/
HORST WITH NO NAME Eind
juni 2012 bespraken wij Boogie Machine van deze one-man-band uit Hamburg,
nu is er reeds de opvolger. Die Boogie Machine was voor de liefhebbers
een trashy doch onderhoudende en grappige mix van rock ‘n’
roll, garagerock, surf en bluesbop Hot Boogie Chillun stijl (voor de
niet-liefhebbers was het lawaai), wie op basis van de titel verwacht
of hoopt dat Horst op deze nieuwe CD zijn kunstjes zou loslaten op de
rockabilly komt bedrogen uit: dit bevat gelijke partjes bluesrock, garagerock
en rock ‘n’ roll, rock ‘n’ roll in de zin van
early sixties, beetje surfy, soms met een orgeltje, met elk denkbaar
rock ‘n’ roll cliché benut. Rockabilly Baby is het
beste nummer wegens een stevige one-man-band rocker, de andere nummers
met het woord “rockabilly” in de titel (een kwart van alle
tracks) zijn daarentegen ultrakort (minder dan één minuut)
en in wezen telkens dezelfde rif waarop Horst simpelweg non stop dat
woord “rockabilly” zit te “zingen”. In wezen
is deze CD meer huis-, tuin- en keukenvlijt van iemand die iets in elkaar
knutselt door verschillende partijen te overdubben dan een een echte
one-man-band die tegelijkertijd gitaar en drums speelt: de CD-inlay
leert ons dat op zes nummers een echte drummer meedeed, en ook dat orgeltje
en de pedal steel op Lonely zijn logischerwijs niet tegelijkertijd gespeeld
als de gitaar. Wat ook opvalt is dat hier verschillende verdienstelijke
pogingen opstaan om degelijke rootsrock en zelfs soul te maken, en dat
Horst best een prima stem heeft. Mogelijk probeert ie dus uit de zichzelf
opgelegde grenzen los te breken. Alle tracks zijn eigen songs uitgezonderd
She Breaks Me Down van Hervé Loison’s Wild Booogie Combo
(F) en de Chicken Walk van Hasil Adkins uit de jaren ’50, tot
nader order de enige echte one-man-band. |
WALLDORF
R'N'R WEEKENDER 2013 SOUNDTRACK De
door Part Records (D) georganiseerde Walldorf of Whitsun Weekender brengt
sinds 2007 compilatie-CD’s uit met de bands die op het festival
spelen, en het interessante aan de “soundtrack” van editie
2013 is dat maar liefst acht van de 21 tracks onuitgegeven zijn. Minstens
acht, want niet bij alle tracks staat vermeld van welk album ze afkomstig
zijn, en zels als het er wel bij staat staan wij niet in voor de correctheid:
volgens mij hebben enkel Texabilly Rockets (P) en niet Texabilly Rockets
én Wild Wax Combo (DK) een album uit getiteld 20 Years Rollin’
Down The Track. Schoonheidsfoutje! Of de onuitgebrachte nummers materiaal
is dat de bands nog in de schuif hadden liggen of in de toekomst zullen
verschijnen op nieuw werk blijft ook in het ongewisse. Da’s enkel
van belang voor die hard verzamelaars, de rest van de mensheid volstaat
met de melding dat we hier 21 studiotracks van 21 bands uit acht landen
krijgen, en het doet ons genoegen dat ook Nederland vertegenwoordigd
is met de ambassadeurs van The Blue Grass Boogiemen (Lowdown Blues van
hun Hits Of Hank Williams CD). Op de CD staat één fifties
artiest, Ray Campi, op zijn 79ste dit jaar headliner in Walldorf, hier
met zijn Rockabilly Man uit begin jaren ’80, gelijk de oudste
track op de CD. Bekendste namen zijn daarnaast Jack Baymoore (S, niet
in A-V8 Boogie maar in Elvis modus: To Fall In Love is een kruising
tussen Let Me Be Your Teddy Bear, Return To Sender en Charlie Gracie’s
It’s Fabulous), Cherry Casino & the Gamblers (D, het onuitgebrachte
Kiss Me), Keytones (GB, een onuitgegeven My Babe), Domestic Bumblebees
(S), Go Getters (S) en Black Raven (D, een onuitgebracht Ruby Don’t
Take Your Love To Town dat niks toevoegt aan de versie van Paul Ansell).
Ook opvallend: Endless Sleep van Jody Reynolds als uptempo rockabilly
door Johnny Knife & his Rippers (D/Norway), en helemaal bizar is
J’Attendrai, bekend van Dalida uit 1975, in gypsy swing én
in het Frans door Gerry Lee & the Wanted Men (D). Of misschien toch
niet zo bizar: Django Reinhardt deed het al in 1938. En Cliff Richard
in 1964, en Rina Pia in 1965 als 'k Wacht Op Jou, en recenter natuurlijk
niet te vergeten André Rieu, maar dit uiteraard geheel terzijde.
De rock ’n’ roll stijlen variëren van rockabilly over
neo, bluesbop, zwarte rock ‘n’ roll en hillbilly tot Duitstalige
bluesrock door ene Dieter Kropp. Van de niet-rockabilly is bluesbop
het best vertegenwoordgd met vier stuks. Ik vind niet alles even goed
(sommige nummers vind ik niks bijzonder, sommige covers klinken tamelijk
plat) maar met dit soort verzamel-CD’s heeft dat vaak meer met
smaak dan met kwaliteit te maken. Voor elk wat wils, u kent dat, dus
veel kan je hier niet mis mee doen. Behalve dan die Duitstalige bluesrock.
De 15de Walldorf Weekender vindt plaats van 7 tot 9 juni 2014. Info:
www.part-records.de
en www.rocknroll-weekender.de
(Frantic Franky) |
THE
ROLLIN’ ROCK RECORDINGS VOL. 1/ |
25 juli 2013
ROCKIN’
HALL/ THE HAYSTACK HI-TONES |
MODIFIED/
THE DYNOTONES Tweede
Part release van dit in 1995 in Orange County, Californië opgericht
surfkwartet, en net zoals hun titelloze Part-CD uit 2003 (heruitgebracht
in 2010) een heruitgave van hun debuut uit 2000 was, is ook dit een
heruitgave: Modified bevat 12 van de 14 tracks van hun Beach Party A
Go-Go CD uit 2005 op Mad Society Records, aangevuld met twee tracks
van de Double Crown 6-track-CD Super Six uit 2002. Even laten bezinken
en dan dringt het wel door. Dit is surf zoals die in de 21ste eeuw moet
zijn: respect voor het erfgoed, één staccato ritmegitaar,
één leadgitaar, veel reverb en geblubber, snel, snedig
en pittig, gevariëerd, maar niet punk of aggressief. Integendeel:
de lead gaat soms eerder soft en ijl soleren in de hogere regionen.
Wat niet erg is: surf hoeft niet altijd tegen 180 kilometer per uur
door de geluidsmuur te knallen. Voor elk wat surfs! Titeltrack Modified
bevat veel brullende motoren, Night Of The Ghouls bevat gegil, monsterlijk
gelach, opborrelend water en special guest Bobby Trimble (van Big Sandy)
op drums en bongos, Bikini Wobble heeft als special guest Joel Willenbring,
originele saxofonist van The Lively Ones wier Surf Rider uit 1963 te
horen was in de film Pulp Fiction. Supersonic Swinger en het eveneens
van vlammende dragracers voorziene fuzz werkje Gear Grinder gaan meer
sixties. Info: www.dynotones.com
en www.part-records.de.
(Frantic Franky) |
18 juli 2013
WILD
WILD LOVER/ Ja,
u denkt dat recensies schrijven enkel glitter en glamour is en met de
voeten lui op het bureau naar CD’s liggen luisteren. Vergeet het,
want je kan nooit voor iedereen goed doen: bands zijn boos als we hun
CD niet de hemel inprijzen, muzikanten steigeren bij de minste opmerking
over hun geluid. En zo komt het dat ik nogal eens hoor mopperen dat
ondergetekende altijd wat te mopperen heeft. Tja, we kunnen natuurlijk
ook als andere recensenten de persinfo overschrijven (is het al iemand
opgevallen hoeveel zogenaamde recensies geplaatst worden door sites
die die CD’s ook verkopen), maar uiteindelijk heeft niemand daar
wat aan, want op het eind van de rit komt u als koper bedrogen uit.
En ja hoor, zo heb ik ook weer wat op te merken over deze Sonny Tucker
& the Tornados, een kwartet uit Zwitserland waar ik nog nooit van
gehoord had, behalve dat zanger Sonny Tucker onder de naam Jerry Calonder
in 1999 de 4-track vinyl-EP Rockin’ Jerry Calonder uitbracht op
JCR Records. |
GONE
PLUM CRAZY/ JITTERY JACK Jittery
Jack is (we weten het eerlijk gezegd niet) een pseudoniem of nieuwe
band of zijproject van Kevin Patey uit Boston, vroeger frontman van
The Raging Teens die in 1998 een titelloze CD uitbrachten op Annabelle
Records. Toen we wat info googelden vonden we dat hij getrouwd is of
was met ene Mary Lou Lord, die ooit al dan niet iets gehad zou hebben
met Kurt Cobain van de rockband Nirvana! In de hoesnotas wordt Patey
– bij Wild kunnen de wilde superlatieven nooit overdreven genoeg
zijn – beschreven als “a savage beast, insane or just confused?”,
maar deze CD, opgenomen bij Wild Records in Hollywood met Wild studiomuzikanten
Ricky McCain op drums en Andrew Iniguez op contrabas (de gitaar wordt
bespeeld door Amy Griffin, vroeger leadgitariste van diezelfde Raging
Teens), is beheerster dan het gebruikelijke Wild werk dat klinkt alsof
iedereen dronken in de studio stond. Wél typisch Wild is de wat
slordige opnamekwaliteit. De muziek is rockabilly met de sound van late
fifties white rock en alle 12 tracks klinken hetzelfde: volgens mij
zetten ze bij Wild de balans correct en komen ze daarna niet meer aan
de knoppen, wat hier betekent dat de drums tamelijk op de voorgrond
staan en de gitaar in de solo’s even luid klinkt als in de coupletten,
er wordt geen pedaaltje ingetrapt om volume bij te geven. Naast die
rockabilly biedt Jittery Jack ook een The Wanderer-achtige stroller,
een mambobilly en een Bo Diddley beat die Willie And The Hand Jive doet
hand jiven met Iko Iko. Patey laat vocaal soms wel een paar steken vallen,
maar als immer bij Wild primeert passie boven perfectie. Elf songs zijn
eigen werk, de enige cover is The Bug van de rock ‘n’ roll
god die neerdaalde onder de mensen onder de naam Gene Maltais. Ons oordeel:
er zijn slechtere manieren om een verloren half uurtje te vullen. Info:
www.wildrecordsusa.com
(Frantic Franky) |
THIS
IS HOW WE ROLL Deze
CD is een initiatief van Mad Rat Enterprises, een bedrijfje (of misschien
alleen maar een computer) uit Essex van Spike en Linette Richardson
die vroeger het Mad Rat Magazine uitbrachten, een gratis rock ‘n’
roll blad dat je ook kon uitprinten van internet. Dat blad is ter ziele
gegaan, omdat het in deze tijden nu eenmaal niet voor de hand ligt een
rock ‘n’ roll blad te runnen, laat staan gratis. Mad Rat
bracht vroeger ook al enkele CD’s uit, maar de laatste dateert
al weer van vier jaar geleden. Daarnaast houdt Mad Rat zich bezig met
boekingen, en daarvoor brengen ze nu deze CD uit ter promotie van de
20 Britse bands hier verzameld. Van al die bands staat in het CD-booklet
summiere info en een telefoonnummer (mooi, want zo kunnen geïnteresseerden
rechtstreeks met de band zelf contact opnemen: het is niet zo dat je
eerst langs de kassa van Mad Rat moet passeren), al ware een link naar
hun respectieve webpagina’s handig geweest, evenals de tracklisting
achteraan op de CD in plaats van achteraan op de inlay. Heel wat van
de 20 bands ken ik niet, dus ik neem aan dat er flink wat nieuwkomers
tussen zitten, maar ook gevestigde waarden als Greggi G en The Hicksville
Bombers. Er duiken ook een paar oude bekenden op in nieuwe verbanden
(Restless drummer Rob Taylor in Unforgiven, ex-Jack Rabbit Slim contrabassist
Nick Lynton Smith in Lew Lewis & the Twilight Trio), en aangezien
het snel gaat in de scène blijkt The Leopard Trio intussen al
gesplit! De hoofdmoot kunnen we makkelijkshalve omschrijven als gitaargedreven
rockabilly, waarbij opvalt dat daar flink wat stevige nummers tussen
zitten – de tijden verharden. De CD biedt niettemin een goed overzicht
van zowat alle hedendaagse rock ‘n’ roll stijlen, want aan
bod komen ook traditionele rockabilly (Doggone Honkabillies), female
rockabilly (HepMasters), bluesabilly met Slim Harpo mondharmonica (Dynamite
Horton), bluesbop (Hustlers, Itchy Feet Trio), semi-akoestische countrybilly
(Country Cattin’), rock ‘n’ roll op een bedje van
piano (Greggi G), British rock ‘n’ roll (Stingrays, Coydogs),
swingjive (Zoltans), nummers gebaseerd op doo-wop structuren (River
Boys), poppy highschool rock ‘n’ roll met vrouwenkoortjes
(RG & his Honeybees), neo en zelfs een mix van neo, sixties rhythm
‘n’ blues en Johnny Burnette distortie (The Rat Pack). Alle
tracks zijn “origineel”, niet in de zin van “geen
covers” maar in de betekenis van onuitgebracht, al staat er wel
minstens één heropname tussen. Uiteraard is niet alles
even goed gezongen of gespeeld en zijn sommige nummers krakkemikkeriger
dan andere (soms wringt het ritme tegen), maar de de mastering is goed
inzake dynamiek en equalisering, zodat de CD als één geheel
klinkt en je niet per nummer je hi fi instellingen moet aanpassen, niet
altijd evident als 20 bands elk een song aanleveren. Bedoeling is dat
er nog twee volumes volgen. Info: www.madratcentral.co.uk.
(Frantic Franky) |
KEB
DARGE & Keb
Darge is een Schotse DJ die zich oorspronkelijk toelegde op Northern
soul, acid jazz en deep funk, zich recenter bekeerde tot de jaren ’50
en intussen met zijn vrouw Little Edith in Japan woont. |
Demo CD
RADIO KALIMOTXO/ THE SANGRIOLA’S Eerste promo van een Belgische band die ik te weinig op rockabilly podia zie, misschien omdat ze zichzelf aanprijzen als “een mix van chicano rock, rock ‘n’ roll en country rock met de energie van rockabilly”, waarmee ze impliceren dat ze ondanks de aanwezigheid van contrabas eigenlijk geen rockabilly spelen. Ik mag ze wel, vooral omdat ze zichzelf allesbehalve au serieux nemen op het podium maar dat wel heel serieus doen, als u begrijpt wat ik bedoel, en dat geldt ook voor de zes zelfgeschreven tracks (+ een fake maar goedgemaakte Mexicaanse radio in- en outtro) op deze CD. Dit is inderdaad geen rockabilly maar een mix van Americana, twangy gitaren en etherische vrouwenstemmen. Desire is rockende countryrock met goeie versnellingen, Happy To Be Me is bluesrock op bluesboppatronen met orgel, Devil’s Son is een uptempo gunfighter ballad. Mijn hoogtepunt is Trumpet Rock, een rechtdoor gitaar/ piano instrumental met als hoofdinstrument – u had het al geraden – een vrolijk toeterende jazztrompet, mijn afknapper is het voor mij overbodige wegens in deze context niet terzake doend singer-songwriter rocknummer Delta Of Dreams. Live spelen ze er zo ook altijd een paar, dus in die zin is het nummer wel degelijk representatief J. The Sangriola’s staan met zes muzikanten + twee zangeressen op het hoesje en hebben dus stemmen en instrumenten op overschot (piano, keyboards, lapsteel, mandoline, iets banjo-achtigs. De didgeridoo die ik ze ooit een podium zag op slepen is gelukkig afwezig), maar ik mis een vaste producershand die de ideeën in een echte wall of sound kan gieten. Onafgezien daarvan is dit een boeiende trip door rootsland, waarbij de vraag blijft of ze dit nu echt menen of niet. Ik twijfel nog steeds! Naast het recept van hun zelf uitgevonden sangriola cocktail staat op de achterkant van de CD een QR code die je naar de webpagina van de CD brengt met extra’s en filmpjes, maar die applicatie werkt niet met mijn vintage bakelieten telefoon. De videoclips staan evenwel ook op www.thesangriolas.com! (Frantic Franky) |
|