(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek geresenceerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!

 

Boek Recensie

19 december 2013

FILM, POPCORN & ROCK ‘N’ ROLL/
HENRI SMEETS
Uitgeverij Mijnbestseller.nl, 676 pagina’s
(drietalig Nederlandstalig, Duitstalig én Engelstalig)
ISBN 9789462549753

Toen ik begon in de rock ‘n’ roll schreef ik heelder schriftjes vol met informatie over platen en artiesten en lijstjes van alle mogelijke thema’s en onderwerpen, wellicht een naïeve poging om het ongrijpbare te kunnen plaatsen en de wereld rondom mij te ordenen. Daar ben ik even snel weer mee gestopt omdat het gewoon niet viel bij te houden en omdat ik uiteindelijk wel wat beters te doen had, maar daar gaat het nu niet om. Waar het om gaat is dat sommigen nooit stoppen met lijstjes maken, en zo iemand is onze redacteur Henri Smeets. Zijn lijstjes en steekkaarten leverden inmiddels de boeken Rock ‘n’ Roll Rond De Wereld (2001) en Van Koempelrock Tot Klompenrock (2011) op (en zelfs een boek over zijn zoektocht naar de identiteit van de Limburger, een bijna uitgestorven diersoort, maar dit geheel terzijde), en inmiddels is hij klaar met wat hij zelf het ultieme naslagwerk over de rock ‘n’ roll film noemt. Nu zijn er al wel meer boeken over rock ‘n’ roll films geschreven, maar meestal behandelen die de volledige muziekgeschiedenis tot heden. Zo niet dit boek: dit gaat enkel over echte rock ‘n’ roll tot 1965, en Smeets is streng: hij neemt Elvis films als Love Me Tender en Flaming Star (“ondanks de geweldige titelsong”) niet op omdat deze volgens zijn bescheiden mening geen noot rock ‘n’ roll bevatten. Evenmin opgenomen: musicals als West Side Story, wél opgenomen: films waarin geen rock ‘n’ roll te zien maar wel te horen is op de soundtrack. Bovendien - en dat is het geniale en de voortrekkersrol van deze encyclopedie - behandelt het boek niet enkel Amerikaanse en Britse films maar ook films uit Duitsland (inclusief de voormalige DDR!), Oostenrijk, Italië en Frankrijk, landen die destijds een behoorlijke film- én muziekindustrie hadden. Dat in Frankrijk Johnny Hallyday en Eddy Mitchell en in Duitsland Peter Kraus en Ted Herold in films opdraafden was mij niet onbekend, maar ook Little Tony, Adriano Celentano en tientallen andere artiesten en bands blijken zichzelf filmster te mogen genoemd hebben. Zelfs in Nederland zijn destijds minder dan een handvol films gedraaid waarin onze muziek te horen was! Van België geen spoor, al was Bobbejaan Schoepen wel te zien in een Duitse film, net als onze Blue Diamonds en Tielman Brothers.

Het boek lijst per film alle songs op die op de soundtrack te horen zijn, dus niet enkel die songs die on screen vertolkt worden, en daar voegt Smeets zijn persoonlijke commentaar aan toe. Zijn hoogstpersóónlijke commentaar, want hij deinst er niet voor terug te zeggen dat deze song beter is dan gene. Helaas zijn niet alle songs becommentarieerd, want zo weet je niet of Dance Baby Dance van Frank Sinatra Jr. uit The Beach Girls And The Monster (1965) of Calypso Rock van Rod McKuen uit Summer Love (1958) nu goed is of niet, maar dan was de omvang van dit boek wellicht compleet uit de hand gelopen. Ook leuk: niet-rock ‘n’ roll artiesten die rock ‘n’ roll brengen, filmsterren als Mickey Rooney die zingt in How To Stuff A Wild Bikini (1965), Romy Schneider, Elke Sommer en Horst Buchholz die de rock ‘n’ roll dansen en komiek Jerry Lewis die de rock ‘n’ roll clown uithangt, om nog te zwijgen van acteurs die pas vanaf de jaren ’70 bekend zouden worden of al lang niet meer beroemd waren (Buster Keaton in 1965 in Beach Blanket Bingo), en zelfs zonen vàn met name Charlie Chaplin (in 1958 in High School Confidential) en Harold Lloyd (in 1960 in Platinum High School). Nog een bron van lering ende vermaak: de vaak nog sensationelere Duitse en Nederlandse titels van deze films: diezelfde Platinum High School werd in Duitsland in roulatie gebracht als Insel Der Sadisten!

Het boek van 675 pagina’s (1,250 kilo!) bevat zo maar eventjes info over 350 films en 2050 songs van 260 artiesten en bands (en is geïndexeerd per filmtitel en per artiest), maar is het nou volledig? Ik zou het niet weten, want ik weet alleen dat ik slechts een fractie van deze films ken. De proef op de som nam ik met Earth Vs The Spider, een wegwerp horrorfilm uit 1958 waarin een gigantische reuzenspin tot leven komt door en uit een schoollabo ontsnapt op de tonen van een rockabilly bandje dat daar aan het repeteren is. Redelijk obscuur als je’t mij vraagt, maar Smeets hééft ‘em! Het boek is rijkelijk geïllustreerd met 380 filmposters in kleur (helaas slechts op formaat 6 x 4 cm, maar anders zou dit helemààl onbetaalbaar zijn geworden) en 780 snapshots in zwart-wit én in kleur, zo te zien vaak rechtstreeks van het TV scherm genomen. Het fijne daarbij is dat we niet alleen foto’s van de uitvoerende artiesten krijgen maar ook van dansers, de twist, jukeboxen, scopitones, mopeds, motors, hot rods, platendraaiers, bandopnemers, jeugdclubs en platenwinkels, kortom de hele rock ‘n’ roll biotoop. Het boek is volledig drietalig Nederlands, Engels en Duits, wat enerzijds de toegankelijkheid vergroot (niet iedereen kent voldoende Engels om uit een boek als dit het volle pond te halen - één uitzondering op die drietaligheid: Smeets’ persoonlijke commentaren zijn enkel in het Engels) doch anderzijds de overzichtelijkheid niet overal ten goede komt, net als het feit dat de Amerikaanse films nog eens onderverdeeld zijn in muziekfilms en tienerfilms met muziek. Nou ja, hierin komt de index natuurlijk ter redding. Voor de rest geen kritiek (okee, ik zie wat tikfouten, al strekt een jaren ’50 fanaat tot eer dat hij de naam Jimi Hendrix fout spelt), want dit is monnikenwerk waarin je eeuwig kan blijven grasduinen. Eén vraag rest: zou Henri Smeets nu al die 350 films ook gezien hebben? Hem kennende vrees ik van wel… Info: www.mijnbestseller.nl en http://film.rockinhenri.com (Frantic Franky)

Vinyl Recensies

WILD BOOGIE COMBO
Chickens Records CR 240514

Hervé Loison (F) is een bezige bij: jarenlang de boeker van Béthune Retro geweest, vroeger frontman van Mystery Train, nu frontman van The Hot Chickens, én van Jake Calypso & his Red Hot, én van dit Wild Boogie Combo, een trio origineel opgericht in 2007 als duo met naast Loison op zang en gitaar Thierry Sellier op drums, en da’s ook de drummer van Jake Calypso. Hun albumdebuut Music For Females was eigenlijk one man band rock ‘n’ roll (maar dan gespeeld met zijn twee), maar het album Blues uit 2012 was zoals de titel al aangeeft inderdaad blues. Inmiddels (of op zijn minst op deze 4 track vinyl-EP) is het duo uitgebreid met ene Fabrice Mailly op mondharmonica en is dit onze eerste kennismaking met Wild Boogie Combo. De muziek wordt door de band omschreven als hillbilly boogie blues, maar u weet dat wij niet zo van dat soort nietszeggende algemene noemers houden: wij bepalen liever zelf wat het is, en in dit geval is het bovendien goed. Did You Stop Loving Me Baby is een bluesboppende hypnotiserende herhaling van dezelfde gitaar- en mondharmonica rifs die eindeloos in hetzelfde schema blijven hangen met welgeteld één akkoordenwissel, met een primitief maar ten zeerste authentiek resultaat, even authentiek en primitief als I’ve Played Boogie In Your Garden dat in een downhome countryblues universum gedijt op een vraag en antwoord slaveholler patroon. Get A Job Man is een medium tempo mondharp bluesinstrumental in Sun blues stijl, afsluiter Without One Million is opnieuw een bluesbopper maar in akoestische countryblues stijl. Vier eigen compo’s en verduiveld goed spul, juist omdat Loison’s beperkingen (zijn verknipte zang, zijn onlogische gitaarspel) integrale bestanddelen van dit genre zijn. Het geheel is verpakt in een wit singlehoesje dat op zijn beurt in een dikke kartonnen full coulour singlehoes steekt. Info: www.wildboogiecombo.com (Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

(reclame)

12 december 2013

BOOGIE CHILLUN/ JOHN LEE HOOKER
Union Square Music Ltd, METRSL003

Een nieuw Brits low budget label, Metro Select (één van de tig sublabels van mediagigant Union Square Music Ltd), doet van zich spreken met, euh, spraakmakende dubbel CD’s met per release meer dan 40 oplopend tot zelfs meer dan 50 songs, allemaal originele opnames, soms aangevuld met latere opnames. Iedere dubbel CD is voorzien van een uitklapbare poster met aan de achterkant achtergrondinformatie over de artiest, iets dat we kennen van het befaamde Bear Family Records. Reeds in het verleden heb ik uitgelegd dat deze chique uitgevoerde CD’s toch low budget kunnen zijn omdat in Engeland de rechten van de uitgebrachte opnames (opnamerechten, kennen we in Nederland niet) allang verlopen zijn: op het moment van schrijven kunnen daar dus alle songs tot en met 1963 rechtenvrij uitgebracht worden. Uit deze serie dubbel CD’s die niet alleen popmuziek omvat maar ook enkele voor newbies interessante rockabilly compilaties en rock ‘n’ roll artiesten, laten we drie dubbelpacks de revue passeren: John Lee Hooker, The Million Dollar Quartet en Johnny Hallyday.

Voor menig rock ‘n’ roll fan zal bij de naam John Lee Hooker alleen maar de bluesbel gaan rinkelen. Maar als je weet dat deze oorspronkelijke concierge in een Detroitse autofabriek in 1991 werd opgenomen in de Rock ‘n’ Roll Hall Of Fame, dan is dat niet bepaald voor niks. De man die in 1997 vereerd werd met een ster op de fameuze Hollywood Walk Of Fame, wiens songs werden gebruikt voor tal van films en commercials, die een overdosis onderscheidingen binnenhaalde en meerdere prestigieuze Grammy Awards won, werd door het grote(re) publiek voor het eerst waargenomen in 1937 in een club aan de Hastings Street in Detroit (de allereerste rock ‘n’ roll song aller tijden van Charlie Spand en Arthur ‘Blind‘ Blake uit 1929 draagt die straatnaam als titel). Het duurde tot 1948 voordat Johnny Lee de United Sound Studio indook om een aantal nummers op te nemen waaronder Sally Mae en Boogie Chillen, tegenwoordig steeds gespeld als Chillun. De B-zijde die op Modern werd uitgebracht bereikte datzelfde jaar de eerste plaats in de rhythm ‘n’ blues charts en behaalde million seller status. Boogie Chillun, de opener hier, heeft een rockige beat en laat Johnny solo op gitaar horen zonder verdere begeleiding. Ondanks dat is het een nummer met een enigzins volle sound. Een nog vollere sound is te horen in de zwarte rock ‘n’ roll klassieker Dimples (1956) op het Veejay label. Dit nummer klinkt ons bekender in de oren in de gedaante van Susie Q en dan vooral in de uitvoering uit 1964 van de Britse Jimmy & The Rackets, in Engeland totaal onbekend maar razend populair in Duitsland, zoals de Engelse Scorpions dat bij ons in Nederland waren. Dan weten we ook meteen waar rockabilly katoenplukker Dale Hawkins zijn mosterd vandaan haalde! In deze recensie beperk ik me alleen tot de rock ‘n’ roll en rhythm ‘n’ blues en laat ik de pure bluesnummers achterwege. Hobo Blues, ondanks de titel een interessant nummer voor rock ‘n’ roll liefhebbers, ook weer vanwege die zo karakteristieke Hooker beat, was in 1949 zijn tweede hit met een vijfde plaats in de R ‘n’ B lijsten. Crawling Snake lijkt een voortzetting van Hobo Blues, precies hetzelfde ritmeschema volgend. De song wist eind 1949 de zesde plaats te bereiken in de R ‘n’ B charts (de posities heb ik ontleend aan de charts zoals ik die heb van Billboard Books). Little Wheel (uit 1957, de jaartallen ontbreken helaas bij een aantal songs) laat horen waarom deze CD pack van John Lee Hooker een must is voor iedere zichzelf respecterende vintage rock ‘n’ roll liefhebber: de rockende songs hier zijn meer dan slechts rootsmuziek, het zijn de ingrediënten van de cocktail die Bill Haley, Elvis, Little Richard, Chuck Berry, Jerry Lee Lewis en hun volgelingen deed rebelleren. Op de midden jaren ‘50 opnames wordt Johnny Lee begeleid door artiesten van faam zoals Jimmy Reed (gitaar), Eddie Taylor (bluesharp), George Washington (nee, niet de historische figuur) op contrabas en Tom Whitehead (drums). Baby Lee, de B-zijde van Dimples uit 1956, is op het randje, eigenlijk een niet-klassiek bluesnummer maar toch met een markant mid-tempo rockig ritme, helaas met weinig variatie in het arrangement want het kabbelt wat voort. No Shoes (1960) is een prachtige bluesy slowrocker die een 21ste plaats haalde in de R ‘n’ B charts, uit 1964 dateert het mid-tempo rockige I’m Leaving. Boom Boom, naast Boogie Chillen ‘s mans handelsmerk uit 1961 (16 in de R ‘n’ B charts) op het Veejay label waarvoor hij maar liefst meer dan 100 songs opnam, is een nummer dat zeker door hedendaagse rock ‘n’ roll revival bands graag gecoverd wordt. In Fats Domino stijl klinkt het uit 1960 stammende Whiskey And Wimmen, geen tikfout. Bottle Up And Go (zijn versie uit 1959) heeft zelfs iets rockabilly-achtigs (coole beat), gaaf gitaarwerk in Mama You Got A Daughter (1958), en pure rock ‘n’ roll is Stop Talking Baby (1956). Birmingham Blues (1963) is ook meer rock ‘n’ roll dan blues, wat eveneens geldt voor de pure black rocker Everybody’s Rockin‘ (1957). Hooker rockt nog even door in Let’s Make It, echter weer een wat langdradig nummer omdat er weinig variatie in zit, ondanks de saxofoon solo. Mambo Chillun (1955) daarentegen is een coole mambo rocker met pit, wat een verschil met voorgaand nummer: klasse song. Dit rockt!
De tweede CD bevat meer blues dan de eerste en het eerste rockige bluesnummer dat we daar tegenkomen is Crawlin‘ Black Spider (1957). Nog meer primitieve rock ‘n’ roll horen we in This Is Hip uit 1963 dat echter klinkt als zou het van de sessie uit 1949 kunnen zijn. Stop Baby Don’t Hold Me That Way (hier een live opname uit 1963, Johnny solo op gitaar) is zo’n nummer waar zelfs muziekhistorici zich nog moeten afvragen of het nu blues is of niet: dit is toch primitieve rock ‘n’ roll als je naar het ritme en de zang luistert. Bluesrocker Maudie (1959) baant de weg voor zwarte rock ‘n’ roll met piano solo in I Love You Honey, dat in het refrein iets weg heeft van The Drifters‘ Money Honey. Het midtempo New Sally Mae (1964) heeft hetzelfde ritme dat we kennen van de midtempo songs van zwarte doo-wop groepen uit de jaren ‘50. House Rent Boogie is in tegenstelling tot wat je verwacht geen typisch zwarte uptempo boogie woogie maar gave rock ‘n’ roll uit 1959, maar daar waar blanke rockers uit die tijd met een heel orkest en vocal group op de achtergrond dergelijke nummers een volle sound gaven, blijft deze song wat sober in de orchestratie waardoor het wat langdradig aandoet. Jammer, het gaat blijkbaar meer om de tekst dan om de melodielijn. Op het ietwat gospel aandoend Will The Circle Be Unbroken (1961) horen we warempel een Duane Eddy-achtige twangy gitaarsound, maar Big Legs Tight Skirts laat horen waarom ik in een rock ‘n’ roll magazine een package van John Lee Hooker bespreek: keep on rockin‘! De song schijnt uit 1964 te zijn maar klinkt echt early sixties: klassieke midtempo blues (geen rhythm ‘n’ blues!) met een rockige inslag. Unfriendly Woman (1955) en zeker het Fats Domino-achtige Wheel And Deal (1955) laten rock ‘n’ roll harten sneller kloppen. Going To California (1960) ligt in precies dezelfde lijn als Wheel And Deal en dat geldt eveneens voor tweelingsong I Wanna Walk (1960). Mocht je denken dat het bij John Lee Hooker om een smartende wegkwijnende blueshuiler handelt, dan heb je nu hopelijk wat geleerd van deze rock ‘n’ roll les en staat hij wellicht voortaan netjes tussen Little Richard en Elvis in de platenkast. Conclusie: deze CD pack is zeer de moeite waard voor iedereen die verder luistert dan zijn rock ‘n’ roll neus lang is! Meer info over de catalogus van dit label: http://www.unionsquaremusic.co.uk, kijk onder Metro Select. (Henri Smeets)


THE LEGENDARY SESSION/
THE MILLION DOLLAR QUARTET

Union Square Music Ltd, METRSL062

Het is misschien een beetje vreemd om anno 2013 nog een recensie te schrijven over een opnamesessie die inmiddels tig keer op album is verschenen en zelfs bij de beginnende Sun bewonderaar overbekend is. Niettemin is dit keer het album verschenen in een doublepack low budget versie die desondanks in een luxueuze verpakking en voorzien van een poster met aan de achterkant liner notes nu in de schappen ligt te wachten om de luisteraar (andermaal) kennis te laten maken met de eerlijke, niet opgepoetste sound en vocale kwaliteiten van vier hoekstenen van de vintage rock ‘n’ roll en de inspiratie voor latere generaties muzikanten: Carl Perkins, Jerry Lee Lewis, Johnny Cash en natuurlijk Elvis Presley. We schrijven 4 december 1956 als het viertal, bijgestaan door Clayton en Jay Perkins (de broers van Carl) en Sun studiomuzikanten WS Holland, de eveneens fameuze Charles Underwood en Cliff Gleaves (bevriend met Elvis en die zelf ook enkele singles opnam) de gedenkwaardige opnames van dit dubbelalbum voor ons naliet, een reis door top level rockabilly, gospel en country. Dit is helaas niet de complete sessie die ook nog Jingle Bells, White Christmas, Love Me Tender, Reconsider Baby en een instrumental omvat, maar ook zonder deze songs is de aanschaf van deze package de moeite waard omdat de tweede CD de originele uitvoeringen bevat van de covers die het gezelschap toen opnam. De originelen zijn deels gerangschikt naar artiest (dus eerst de zes originelen van Johnny Cash, dan de zes van Carl Perkins, de zes van Jerry Lee Lewis), plus inspiratiegevers van de blanke muziek als Ray Price, Red Foley en Ernest Tubb en van de zwarte muziek als Lowell Fulson, Sister Rosetta Tharpe, Louis Armstrong, Chuck Berry en Little Richard. Maar Pat Boone bijvoorbeeld is achterwege gelaten, dus deze originelen compilatie is niet compleet. Dit is mijn eerste recensie waarin ik geen enkele songtitel vermeld, gewoon omdat deze sessie verder geen presentatie meer behoeft. Iedere verdere introductie zou een miskenning van het legendarische gehalte van deze opnamesessie betekenen. Als je wil checken of de originelen correct zijn kan je wellicht het boek The Originals van de Belg Arnold Rijpens (zijn levenswerk, zo lijkt het) aanschaffen. Meer info over de catalogus van dit label: http://www.unionsquaremusic.co.uk, kijk onder Metro Select. (Henri Smeets)


THE VERY BEST OF/ JOHNNY HALLYDAY
Union Square Music Ltd, METRSL061

Ook aan deze kant van de oceaan werd er gerockt. De puristen vinden het maar niks, dat goedkope gekopieer van de Europese rock ‘n’ roll kloontjes, maar de globaliserende rocker heeft inmiddels al onderkend dat de roots weliswaar in Amerika liggen maar in Europa opgenomen varianten niet minder aantrekkelijk zijn. Ook kopieën en er een eigen draai aan geven moet gekund zijn! Iemand die dat beheerste en er groot mee geworden is, althans in het Franstalig gebied, is zonder meer de Franse Elvis Johnny Hallyday. Hij kwam op in een tijd waarin ieder land zijn eigen Elvis had en Engels zeker nog geen globale taal was in de muziekwereld zoals tegenwoordig, en mocht twee keer zijn rock ‘n’ roll kunstjes vertonen in de films Les Parisiennes (1962) en D‘Ou Viens Tu Johnny (1963). In de films Douce Violence (1962) en Cherchez L’idole (1964) mocht hij daarentegen alleen maar zingen. De man die naar schatting meer dan 100 miljoen platen heeft verkocht zonder ooit bekend te zijn geweest in de USA en Engeland wist een hele generatie te boeien met Franstalige yé-yé muziek, zoals sixties rock ‘n’ roll in Frankrijk genoemd wordt. Voorbij flitsen millionseller Souvenirs Souvenirs (één van zijn eerste hits), Laisse Les Filles, Douce Violence uit de gelijknamige film, het bekende kinderliedjes-achtige T’Aimer Follement met een rocking beat, mid-tempo rockers Ton Fétiche D’Amour, Tu Peux La Prendre (cool) en zijn andere smash hit Wap-Dou Wap ofwel Tu Aimes Le Twist. In 1962 ging Johnny naar Nashville om er een aantal nummers op te nemen in het Engels en ook in het Frans, een kunststukje dat hij in 1973 (maar nu alleen in het Engels) herhaalde in Memphis met The Jordanaires. Shake The Hand Of A Fool laat horen waarom Johnny niet kon aarden in de Anglo wereld: een Fransman die Engels zingt klinkt nu eenmaal onbehouden, voor mensen die van accenten houden (zoals jullie redacteur) een genot! Zijn vertolking van Little Richard’s Tutti Frutti is desondanks qua performance een mijlpaal in Europese rock ‘n’ roll anno 1961. J’Suis Mordu is een toprocker van eigen makelij en Retiens La Nuit is ongetwijfeld zijn allerbeste slowrocker. Ook Elviscloontjes coverden elkaar onderling, en zo werd 24.000 Baci van de Italiaanse Elvis Adriano Celentano ruw omgezet naar 24.000 Baisers, in ons land overigens op plaat gezet door “Peterke” Koelewijn als 24.000 Kussen. Une Boum Chez John is een voorbeeld van het feit dat niet-Engelstalige rock ‘n’ roll wel degelijk kan! Haast niet te geloven dat dit opzwepende nummer uit 1961 is, want de supersong klinkt als uit 1956! Na niemendalletje Tu Es La waagt de Fransman zich aan Whole Lotta Shakin‘ Going On in Fats Domino stijl, compleet met mondharmonica, een kwestie van smaak maar een aardige poging om er een eigen tint aan te geven, lijkt me. Johnny Preston wist ook de gevoelige snaar van monsieur Hallyday te raken en Feel So Fine mocht dan ook rekenen op een geslaagde cover. Dit nummer lag hem wel en kan zich meten met het origineel. Sentimental alias Baby I Don’t Care gaf de Franco-nozems en -bakvissen hun eigen Elvis deuntje, ook al was het Buddy Holly die dit nummer bedacht. Bien Trop Timide laat zelfs verlegen muurbloempjes voorzichtig schuifelen op het dansparket. Melancholisch blijven we in Pourquoi Cet Amour om in anti-climax Take Good Care Of My Baby te eindigen: Bobby Vee zal zijn kuif gladgestreken hebben bij het horen van deze cover.
De hartenbreker gaat op de tweede CD dromerig van start met Mon Vieux Copain, om dan wakker te schieten in zijn andere million seller Viens Danser Le Twist, beter bekend als Chubby Checker’s (Hank Ballard’s) The Twist. Slowrocker Toi Qui Regrettes zal de mademoiselles zeker hebben laten wegsmelten: mooie ballade. Gary US Bonds op zijn Frans is A New Orleans, lekker ruw, Johny Hallyday op zijn best, iets wat hij andermaal bewijst in het bovenmatige Hound Dog. Oui Mon Cher (I Want That, dat ik heb in de uitvoering van Billy Craddock) is ronduit cool, wat ook zondermeer geldt voor de beduidend rockiger versie dan het origineel van Itsy Bitsy Petit Bikini: kijk, mister Hyland, dat is pas rock ‘n’ roll! It‘s twisting time met Sam‘ Di Soir en de knietjes gaan vrolijk heen en weer. Chubby Checker andermaal op zijn Frans: Hey Pony. Zelfs Gene Vincent klinkt kollig in het Frans, al is Hallyday’s Be-Bop-A-Lula een mislukte poging om het origineel uit 1956 te evenaren. Eigenlijk is dit de Everly Brothers versie uit 1960 in het tempo van de versie van Gene Vincent, wat vreemd klinkt. Mid tempo rocker Si Tu Restes Avec Moi baant de weg voor zijn megagrote hit, padvinderrock Kili Watch van de Belgische Cousins. Toch vind ik het origineel beter, dat rockt meer. Qui J’ai (dat qua begin zeker geïnspireerd zal zijn door Larry Finnegan‘s Dear One) is zeker een aardige rocker. Meisjes zoeken loont, zo blijkt uit de grote hit Cherche Une Fille, waarvoor duizenden meiskes netjes in de rij stonden…. voor de platenzaak en in gedachten voor Johnny. Depuis Qu’Ma Mome is een voorbeeld van een rocker die je ook mooi kunt vinden als je geen woord verstaat van wat er wordt gezongen. De taal kunnen begrijpen is niet noodzakelijk om rock ‘n’ roll goed te kunnen vinden! Bij Johnny Burnette’s You‘re Sixteen valt het niet moeilijk te raden waar de song over gaat, zoals de meeste songs uit die tijd: boy meets girl. Hallyday’s cover is echter wellicht nog beter dan het origineel en rockt! Een van de mooiste songs uit het softere rock ‘n’ roll hoekje, A Hundred Pounds Of Clay (Gene McDaniels), is zelfs in de Franse versie als Avec Une Poignee De Terre nog om te genieten. Je Veux Me Promener of in gewone rock ‘n’ roll mensentaal I Want To Walk You Home, één van de betere Fats Domino songs, laat mijn teentjes wandelen, alleen vergeet ik te volgen: pijnlijk. Lekker rocken op Il Faut Saisir Sa Chance om te eindigen in een uitermate goede cover met mondharmonicaatje van Fats Domino’s Blueberry Hill, ook al is de zang verre van French Creole. Sinds ik Johnny Hallyday ontdekte in de jaren ’80 vind ik hem goed en dat is na pakweg dertig jaar niet veranderd! Conclusie: een zeer aanbevelenswaardige compilatie met opnames uit de periode 1960-1962. Meer info over de catalogus van dit label: http://www.unionsquaremusic.co.uk, kijk onder Metro Select. (Henri Smeets)

naar boven

30 november 2013

GOOD MORNING JUDGE/ JAZZ CONNECTION
Oops Records, géén cat. nr.

Hoe kan een groep die al 23 jaar bestaat en diverse CD’s uit heeft toch onder onze radar blijven? Omdat ze het woordje “jazz” in hun naam hebben, want als er één genre is dat ons niet ligt is het wel de moeilijkdoenerij genaamd jazz, niet voor niets sinds het ontstaan van de rock ‘n’ roll diens tegenhanger. Rock ‘n’ roll was de muziek van de tieners en de arbeider, jazz was muziek voor betweterige studentjes. Of toch niet? Want swing is óók jazz en vinden we dan wel weer goed: swing, jump en jive, laat maar komen, hoe meer hoe liever, en als de namen van de grote Lowietjes, Louis Jordan en vooral Louis Prima vallen staan we helemaal op de eerste rij. En laat dat alles luidens hun website nu net zijn waar Jazz Connection, bestaande uit Jurgen Feskens (zang, trompet, bugel), Peter van Steen (trombone), Rob Henneveld (altsax, tenorsax, klarinet), Bart Maassen (piano), Bart Wouters (zang, contrabas) en Ad Hoendervangers (drums), 23 jaar geleden opgericht in jazzstad Breda, voor staat. Overal wereldberoemd behalve bij Boppin’ Around, want ze traden al op in België, Engeland, Duitsland, Zwitserland, Denemarken, Noorwegen, Polen, het Midden-Oosten en Azië! In Bulgarije kwamen ze op de nationale TV, eind dit jaar spelen ze zeven concerten in China en Maleisië. Wij leerden ze pas onlangs kennen toen we toevallig op hun nieuwe single stootten, Good Morning Judge van Wynonie Harris uit 1950 (maar origineel van countryzanger Louie Innis uit hetzelfde jaar 1950) en redelijk bekend in het swingwereldje, zij het minder bekend dan zijn Bloodshot Eyes (dat origineel ook een countrynummer is, meer bepaald van Hank Penny!), maar wel helemaal in dezelfde stijl en zeker even goed. De versie die Jazz Connection ervan inblikte mag er zijn, zoals u zelf kan constateren op de bijhorende videoclip op www.jazzconnection.nl waarin de dansjes uitgevoerd worden door de Swing Shakers uit Tilburg. Jazz Connection brengt het met pit, verve, een knipoog en een glimlach, en swingt uitermate beschaafd in Louis Prima stijl. Misschien toch maar eens onze vooroordelen opzijschuiven, ons net pak aantrekken en een keertje gaan kijkenn? (Frantic Franky)

Vinyl Recensie

LES AGAMEMNONZ/ LES AGAMEMNONZ
Green Cookie Records, GC037

Het epicentrum van de Eurosurf lijkt tegenwoordig in Griekenland te liggen (dat dan ook 1400 eilanden telt en met 13.676 kilometer de langste kustlijn van Europa heeft, hahaha), want het lijkt alsof elke zichzelf respecterende surfband iets wil uitbrengen op het Griekse label Green Cookie. Zo ook deze Agamemnonz (F), die luidens de foto’s optreden in toga’s, of op zijn minst in een soort veredelde badjas. Nu wordt heden ten dage alle instrumentale lawaai gemarket als surf, maar deze Agamemnonz zijn uit het goede hout gesneden: met supersnelle drums, in staccato en glissando gedrenkte blubbergitaren, enkele welgemikte trappen richting reverb veer en daarover melodieuze lijntjes presenteren ze hier acht zelfgeschreven instrumentals die teruggrijpen naar de early sixties, met in een paar nummers als enige toegeving de funky backbeat en knipogen naar easy tune en de op til zijnde swinging sixties. Simon’s Beat bevat een Telstar orgeltje op een tango ritme, en Apollo was dan ook een betere titel geweest, tenzij bij het downloaden onze nummering door elkaar geklutst is. Dat heb je met die instrumentals! Maakt allemaal niet uit: dit geslaagde eerbetoon aan de klassieke surf is een rustgevende verademing tussen al het actuele surfgeweld. De release mikt op de ware verzamelaar, want dit is niet te koop op CD, enkel op 10-inch in een uiterst gelimiteerde oplage van 150 stuks wit vinyl en 200 stuks zwart vinyl (beide met gratis download inclusief de bonustrack) en als digitale download (met één extra track tegenover de vinylversie).
Info:www.lesagamemnonz.bandcamp.com en www.greencookie.gr. (Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

21 november 2013

DAMN YOU DICK/
DICK HARDY & HIS SHAKEY BALLS
Dick Hardy & his Shakey Balls, géén cat. nr.

Tja, met deze groepsnaam en dit hoesje sta je natuurlijk mooi voor lul! Sterker nog, ik heb Dick Hardy (B) zo al op het podium weten staan! Nog voor je één noot hebt gehoord weet je dan ook dat deze band lef heeft en niet bang is zichzelf belachelijk te maken. De muziek is gelukkig géén ha-ha-billy maar wel degelijk serieuze hedendaagse rockabilly, met teksten die misschien ietsje extravaganter zijn dan gemiddeld. De groep heeft de bezetting gitaar (Piet Vercauteren), contrabas (Bruno Dierick) en drums (Maxime Vagenende), zanger Dick Hardy heeft géén akoestische gitaar en is dan ook ten zeerste beweeglijk op het podium. Vercauteren kunnen we als leider en creatieve spil van de groep beschouwen aangezien hij alle vijf de eigen nummers schreef, de helft van de 10 nummers op dit in eigen beheer uitgebrachte debuut. De CD klinkt heel sec en bijna neo, maar met die stijl heeft de muziek zelf niets te maken, integendeel, want de gitaar bepaalt uiteraard de sound en die is vooral rhythm ‘n’ blues geïnspireerd. Ook de gevarieerde coverkeuze wijst in die richting met All She Wants To Do Is Rock (Wynonie Harris), 5-10-15 Hours (Ruth Brown), I Got Loaded (Little Bob & the Lollipops uit 1965 maar vooral bekend van Los Lobos) en als uitschieter Guitar Man (Elvis rockend in 1967), terwijl ze met een respectvol Good Rockin’ Tonight bewijzen dat ze ook de klassiekers aankunnen. The Effect I Have On Women, Prince Charming, Goodbye Baby en bluesbopper The Huns Are At The Gate zijn zondermeer goeie rockabilly gekenmerkt door scherpgesnoren nerveuze gitaar (tip: nooit tevéél in één nummer willen proppen) die aantoont dat Dick Hardy & his Shakey Balls hun shit kennen en kunnen spelen, én ze hebben goeie ideeën: zie het geflipte Damn You Woman met extra bluesharp. De groep doet me nog het meest denken aan The Baboons, niet alleen door het soort rock ‘n’ roll dat ze brengen maar ook door de intonatie en de branie in de stem van Dick Hardy. Het zou dan ook een interessante denkoefening zijn ons te proberen voor te stellen hoe dit had kunnen klinken indien geproduced door Arthur De Winter, of misschien juist niet, want aan een tweede Baboons heeft niemand behoefte. Nee, dit soort jonge bands dient te drinken uit àlle rock ‘n’ roll kelken en daaruit hun eigen cocktail te brouwen. Geef dit de kans te groeien en te evolueren, misschien spruit er dan binnen een aantal jaar wél de nieuwe Baboons uit voort. Steun dit, ga dit kijken en koop dit, en vorm vooral zelf uw eigen onbevangen oordeel. Info: www.facebook.com/dick-hardy-and-his-shakey-balls (Frantic Franky)


CLASH OF THE PRIMITIVES/
THE GRAVE BROTHERS VS ADIOS PANTALONES
Drunkabilly Records, DBR20062

Twee Belgische debuten op één album, twee bands met netjes elk zes nummers. De genres zijn evenwel erg verschillend, dus da’s een beetje een tweesnijdend zwaard. Openen mogen The Grave Brothers, een versmelting van mensen voorheen actief in luidruchtige bands als Los Putas, The Mudmen, Speedball Jr. en 50 Foot Combo, samen al een hele poos actief als The Grave Brothers, dus dit debuut is langverwacht. En ’t is een geslaagd debuut, want de heren zijn erin geslaagd hun volume te kanaliseren op een piekfijn opgenomen en gemixte geluidsdrager. Hun stijl is cowpunk, de met steroïden opfokte vorm van countryrock waarmee Jason & the Scorchers (USA) begin jaren ’80 mijn eerste kennismaking was. The Grave Brothers openen met een voor hun doen opmerkelijk kalme banjo-gitaar instrumental die naar mijn smaak iets te weinig varieert in het deuntje, maar vanaf de hoempapa cowpunk Way Up High/ Down Below gaat het tempo drastisch omhoog. De enige cover, Are You Drinking With Me Jesus (Beat Farmers, Jello Biafra & Mojo Nixon) is een verschroeiende meebrulversie en het soort song dat The Grave Brothers gedoemd zullen zijn eeuwig te moeten blijven spelen, ook als ze het al lang beu zijn. De alomtegenwoordige banjo doet door alle zes nummers een opvallende Ierse wind waaien die het sterkst is op Black Sunday Shuffle, allesbehalve een shuffle. Tja, die banjo hebben ze nu eenmaal (en om eerlijk te zijn schoot de groep ook pas echt uit de startblokken toen banjoboer Tijl Van Buuren er bij kwam), en ze hebben dan ook groot gelijk ze uit te spelen te spelen als troef. Rum Drinkers & Hell Raisers bevat elementen van tranceblues, afsluiter Now Go is slideblues aan 200 km per uur. En toch allemaal cowpunk! Zoals gezegd: uitstekend plaatje in dit genre. Sascha Reijnders heeft intussen The Grave Brothers verlaten om zich te concentreren op zijn andere band Speedball Jr. en de gitaar overgedragen aan Jeroen Bauwens, en da’s dan weer het vriendje van Eleanor McClean van… Speedball Jr. De wereld is klein, maar we zouden hem niet graag stofzuigen.
Adios Pantalones (om te weten wat die naam betekent moet u ze live zien) is een oldschool psychobilly kwartet (twee elektrische gitaren) waarvan de groepsleden geeneens geboren waren toen de eerste psycho golf ons continent trof, en hun debuut voldoet aan alle vereisten van het genre: snedig, nerveus, spits en voorzien van gebrulde “zang”. Nagenoeg alle zes zelfgepende songs hebben dezelfde structuur: traag beginnen, dan versnellen om weer traag te eindigen. Eén nummer begint en eindigt met een kermisorgel, of is het een kerkorgel? Leuke melodietjes en catchy hooks, dus ons oordeel is snel gemaakt: psychobilly van de oude stempel, en in dat genre hebben wij hebben al slechtere debuten gehoord. En voor wie aanwezig was op de CD presentatie in Trix: hier zijn geluid en mix wél goed, hahaha.
Ook uit op LP in een gelimiteerde oplage van 500 exemplaren waar je gratis de CD bijkrijgt. Info: www.drunkabilly.com, www.facebook.com/adios.pantalones.belgium en www.facebook.com/thegravebrothers
(Frantic Franky)

naar boven

9 november 2013

LAST ONE BEFORE SNUFFIN’ OUT???/
THE SWAMPY’S

Drunkabilly Records DBR20070

Toen de pyschobilly voor het eerst toesloeg waren er niet veel Belgische psychobands, en een van de weinige waren de Waalse Swampy’s. Ze brachten één EP en één LP uit alvorens begin jaren ’90 definitief in het moeras te zinken, maar in 2009 speelden ze een reünie op de 3de Old-School Rockabilly Psychosis in Antwerpen. Frontman Joel Lelotte blies het trio nieuw leven in met een nieuwe drummer en een nieuwe gitarist, en op 2 november 2013, exact 25 jaar en 27 dagen na (en met een knipoog naar de hoes van) de LP Come Back To The Swamp, verscheen hun tweede LP, hyperkynetische psycho van de minimalistische stempel gekenmerkt door stapels tempowissels en stops, gebrulde zang, horrorteksten, en invloeden van ska, new wave en zelfs Franse rock. Tien eigen nummers, drie daarvan in het Frans gezongen, en The Coffin Maker is een heropname van een track van hun EP. Als u die nog hebt steken bent u beter geplaatst dan ik om de vergelijking te trekken. Ook uit op LP, waar je de CD gratis bij krijgt! Info: www.drunkabilly.com en www.theswampys.com (Frantic Franky)


ONE/ THE TALL BOYS
Drunkabilly Records, DBR20068

Ik heb Nigel Lewis (GB) altijd een vreemd personage gevonden, ten onrechte in de rol van peetvader van de psychobilly geduwd. Feit is dat hij in 1980 als bassist samen met drummer Mark Robertson en zanger-gitarist Paul Fenech The Meteors oprichtte, maar daar gaat het nu niet om. Waar het hier om gaat is wat hij ná The Meteors deed: Lewis en Robertson verlieten rond 1982 The Meteors om wat later garageband The Tall Boys op te starten, die het uitzongen tot 1987. Sindsdien wordt Lewis regelmatig opgevoerd als cultfiguur, maar ik heb het gevoel dat hem dat niet echt ligt. Toegegeven, weten doe ik dat niet: ik heb de man nooit gesproken, en emoties heb ik hem nooit weten vertonen. On stage lijkt hij me enigszins verlegen en chaotisch, maar zoals gezegd: dat zijn mijn indrukken, en ik kan het helemaal fout hebben. Alles komt terug, en na optredens en albums met begeleidingsbands als The Zorchmen (GB) en zelfs Thee Andrew Surfers (B) speelden The Tall Boys in november 2011 een reünie op de 5de Old-School Rockabilly Psychosis in Antwerpen. Of er een nieuwe plaat zou komen, vroegen we toen? Nooit van zijn leven! Of ze opnieuw zouden gaan toeren? Mmmmmm… wie weet? En zie (en hoor vooral): twee jaar later is Lewis helemaal terug met The Tall Boys, of althans met driekwart van de originele Tall Boys: Lewis zelf op zang en gitaar, drummer Mark Robertson en originele gitarist Jez Alan worden namelijk aangevuld door… een Belg, Jens De Waele van 50 Foot Combo op elektrische bas! De discografie van The Tall Boys is versplinterd, wat leidt tot de opvallende constatering dat deze One eigenlijk hun full album studiodebuut is, en een plaat te situeren in de dode hoek tussen eenvoudige rechtdoor garagerock, The Cramps en Link Wray (van wie ze Missing Link coveren), boordevol distortie op de gitaren. Lewis zingt eigenlijk niet echt: met zijn kapotte stem en plat Engels accent declameert hij teksten die (opnieuw mijn interpretatie) zijn merkwaardige wereldbeeld illustreren, zie in deze de cover Fire Of Love van Jody Reynolds uit 1958, een schoolvoorbeeld van dubbelzinnige rock ‘n’ roll. Het geheel is uit de aard der dingen repetitief, dus na een nummer of 10 werken de country cover Psycho van Leon Payne, het folkabilly-goes-western arrangement van Ride This Torpedo (een heropname van een nummer dat in 1984 op de Big Beat split-EP Four On 4 stond) en zelfs de loops op de zang in River Of Fire verfrissend. This Bird Will Fly nam Lewis eerder op met zijn latere band The Johnson Family (met Ricky Lee Brown van The Stargazers en The Big Six en diens vrouw Helen Shadow) op hun No Forwarding Address album uit 2008, en Funtime stond al in een live versie op het Tall Boys album Live At The Klub Foot. Wild Sunday Morning was oorspronkelijk een Johnson Family demo waarvan mij onbekend is of het ooit definitief werd opgenomen.
Ik zei het al: Lewis’ discografie is versplinterd, en met deze One komt daar 30 jaar na datum een onverwachte nageboorte bij. Ook uit op LP op rood vinyl in een gelimiteerde oplage van 500 stuks waar je de CD gratis bijkrijgt. Info: www.drunkabilly.com en www.facebook.com/tallboysukofficial. (Frantic Franky)


REALLY RARE ROCKABILLY
One Day Music DAY3CD010

De wondere wereld van de out-of-copyright wetgeving: 75 rockabilly tracks op een driedubbele CD voor de prijs van nog niet één full-CD. De term rockabilly wordt hier in zijn ruimste betekenis gebruikt: de CD bevat zowel rockabilly in alle mogelijke soorten, vormen en maten, van agragrisch (cowboys op moonshine, speed en amfetamines) tot stedelijk (tieners op hormonen), gespeeld vanuit hart, ziel en ballen, met uitlopers naar late jaren ’50 white rock (Hep Cat van Larry Terry) en early ‘60s rock ‘n’ roll (Pitch Black van Linc Jeffries & the Missing Links). Als u de term dus interpreteert in de betekenis van primitieve blanke rock ‘n’ roll zit u helemaal goed. De zeldzaamheid hangt uiteraard af van je eigen collectie, maar we kunnen zeker stellen dat met name Long Blond Hair van Johnny Powers een regelrechte classic is, en ook songs als Big Sandy (Bobby Roberts), Honey Bun (Larry Donn), Eager Boy (The Lonesome Difter), Woodpecker Rock (Nat Couty & the Braves) of Boppin’ High School Baby (Don Willis) behoren al jaren tot de favorieten. Altijd leuk: covers die variëren van voor de hand liggend (er kunnen nooit genoeg Crawdad Song’s zijn) tot opmerkelijk (Mac Curtis’ rockabilly classic If I Had Me A Woman in de rock ‘n’ roll versie van Blacky Vale). Soit, drie kwart van het materiaal hier verdient zeker de betiteling obscuur, en alleen al daarom is dit boxje een aanrader, ook al is de geluidskwaliteit soms veel te ruisend. Voor de verpakking moet u het daarentegen niét kopen, want voor deze spotprijs kan er geen tekst en uitleg bij, laat staan een boekje: we moeten het stellen met enkel de uitvoerders zonder vermelding van label, jaartal of componisten. Maar wij die vroeger White Label LP’s kochten met 16 nummers per plaat zijn jaloers op dit soort releases. De volledige tracklisting vind je op www.onedaymusic.co.uk. (Frantic Franky)

Vinyl Recensies

CALL ME BABY/
JAKE CALYPSO & HIS RED HOT
Chickens Records 230713

Na de singles My Baby Rocks (2009) en Please Baby Don’t Cry (2011) en het album Grandaddy’s Grease (2009) is dit de derde single van Jake Calypso & his Red Hot (F), pseudoniem waaronder The Hot Chickens nòg primitievere rockabilly spelen. Wie de band al gehoord heeft weet waaraan hij zich mag verwachten, en Hervé Loison stelt de fans niet teleur: Call Me Bay is eigenlijk 3 minuten en 20 seconden lang één onafgebroken rockabilly rif op de gitaar ondersteund door bop-a-bop-a strofes, twee rockabilly gitaarsolo’s en een refrein waarin Hervé doodleuk jodelt als ware hij Slim Whitman zaliger hemzelve. B-kant Baby That You Fall (Fransmannen blijven rare Angelsaksische kronkels hebben), net als Call Me Baby zelf gecomponeerd, biedt nog meer eenvoudige primitieve riffs op de gitaar met merkwaardige akkoordenprogressies en een zanglijn die daarover krast als wou ze de microfoon opeten. Als je het zo leest lijkt het niks en denk je: dit kan niet, dit kan nooit goed zijn, en strikt muzikaal is het dat ook helemaal niet, maar het wonderlijke is dat dit zo over de top is dat het haast een parodie lijkt maar wel degelijk werkt, want het resultaat blijkt dansvloergeluk voor de boppers onder ons. Deze single is de voorbode van een binnenkort te verschijnen tweede Jake Calypso album. Info: www.jakecalypso.com (Frantic Franky)


BRAND NEW 59/ THE MEGATONS
White Lightning Records WLR004

Ook uit Frankrijk en ook erg bedrijvig, maar wel in een heel ander genre: de in 2009 opgerichte Megatons, koningen van de late jaren ’50 white rock. Na twee singles en het album Hydrogen Bomb uit 2011 is dit hun eerste EP met 4 gloednieuwe tracks, dus eigenlijk goed voor twee singles met daarop drie eigen compos + de cover The Woo, een obscuriteit van Bobby & the Demons uit 1960. Ook hier geen verrassingen, want dit EP’tje, opgenomen in de vintage Electrophonic Recordings Studio (F), ligt geheel in de lijn onzer verwachtingen en stelt niet teleur: dit zijn vier knallers van rechtdoor rock ‘n’ roll songs met prima vocals, elektrische bas, twee elektrische gitaren en een toeterende sax. Alle ingrediënten van het genre zijn in ruime mate aanwezig: catchy rifs, een haarscherpe gitaar, roffelende drums, veel getik op de cymbalen, elkaar afwisselende gitaar en saxsolo’s. Titeltrack en opener Brand New 59 sluit af met brullende motoren, de twee tracks op de B-kant gaan ietsje meer richting early sixties vocale surf, denk Don’t You Just Know It maar dan uptempo. Een kanttekening: de sax speelt er bij momenten bepaald naast, wat geen afbreuk doet aan het resultaat, vier jivers van de eerste orde. Hey, in de jaren ’50 was de saxofonist op de white rock plaatjes meestal ook maar een gesjeesde gitarist die toevallig op school wat sax had geleerd… Op de CD-versie van Hydrogen Bomb klonken The Megatons wat clean, maar op een single als deze klinkt de muziek automatisch al warmer en meer fifties. De verpakking is even robuust als de muziek: ultradik vinyl (het lijkt alsof ze gewoon twéé singles op elkaar gekleefd hebben) in een wit binnenhoesje in een dikke kartonnen full colour pochette, om in de Franse sfeer te blijven. Ze speelden al in Nederland en aangezien Erwin Princen hier hun boekingsagent is verhopen wij dat ze snel naar onze contreien terugkeren. In januari zou het tweede Megatons album verschijnen.
Info: www.whitelightningrecords.com en
www.themegatons.com (Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

25 oktober 2013

WILD IN HOLLYWOOD/ DARREL HIGHAM
Wild Records, géén cat. nr.

Wie vreesde dat Darrel Higham door het succes en de zwangerschap van zijn eega Imelda May geen tijd meer zou hebben voor zichzelf kan op beide oren slapen, of juist niet: dit is een nagelnieuw Darrel Higham album, opgenomen bij Wild met het vaste Wild meubilair Angel Hernandez op drums en Iggy Garcia op contrabas. “Een aantal van Higham’s favoriete rockabilly songs”, zo lezen wij, maar gelukkig kent de man genoeg van het genre om niet de meest uitgekauwde songs te kiezen: de bekendste nummers zijn Shadow My Baby, You’re The One That Done It en Life Begins At 4 O’Clock. Ik ken ze niet alle 12, dus misschien staat er wel eigen werk tussen, maar u kent Wild: om auteurs en componisten wordt daar niet gemaald. De genoemde titels geven aan welk soort rock ‘n’ roll hier op staat: melodieuze rockabilly, gebracht met Higham’s puike krachtige gitaarwerk en masculine stem die net geen rochel wegslikt, en in de achtergrond de geest van Eddie Cochran, niet voor niets jarenlang één van Higham’s lichtende voorbeelden geweest. Higham vond op het mengpaneel blijkbaar de knop om de metershoge ruis die Wild kenmerkt weg te nemen, want de klank is uitstekend (al zit er af en toe een plof in die er niet thuis hoort) met een goeie balans tussen contrabas, akoestische gitaar en stem. Die waanzinnige maar perfecte echo op Don’t Mean Maybe Baby! Opvallend genoeg worden twee nummers niet door Higham maar door Omar Romero gezongen, en dan hoor je toch dadelijk het kwaliteitsverschil qua stem tussen een goeie en een middelmatige zanger. Trek die twee nummers af van de twaalf en je houdt tien prima Darrel Higham tracks over: vroeger zou dat een geslaagde 10-inch geweest zijn, nu is het een van de betere Wild CD’s. Info: www.wildrecordsusa.com (Frantic Franky)


…SING FROM THEIR FOOLISH HEARTS/
THE FABULOUS HARMONAIRES
Crystal Ball Records, CB1117

Duitsland heeft The Crystalairs, Engeland heeft The Roomates, Spanje heeft The Earth Angels, (Nederland heeft niks) en Amerika heeft The Fabulous Harmonaires. De nieuwste CD van deze laatstgenoemde groep dateert eigenlijk al uit 2011 maar werd onlangs pas in Europa uitgebracht (te zien aan de EAN streepjescode op het product). The Fabulous Harmonaires kwamen dit jaar (na de split in 2010) ook weer bij elkaar. Al zal dit feit waarschijnlijk niet de reden zijn dat de CD nu in Europa uit is, want zo bekend zijn deze Amerikanen in Europa nu ook weer niet. In het midden van de jaren ’50 werd de vocal group/ streetcorner music stijl populair dankzij doo-wop die sterk gelieerd was aan rhythm & blues en die dan ook door zwarte groepen vertolkt werd. Wat later ontstond de blanke doo-wop veelal vertolkt door zangers van Italiaanse afkomst, later als Italo doo-wop betiteld, met Dion & the Belmonts in de voorhoede. The Fabulous Harmonaires komen uit Texas (wat ik grappig vind, want ik associeer Texas eerder met cowboys) en kun je met een gerust hart zuivere adepten van Dion en/of The Belmonts noemen (en/of omdat Dion en The Belmonts later ieder hun eigen weg gingen). Dit betekent absoluut niet dat de heren de muziek van Dion & the Belmonts als een soort revivalgroep klakkeloos overnemen. Nee, alle 15 songs op de CD werden helemaal zelf geschreven waarbij de geest van hun voorbeelden enorm in hun muziek echoot, maar dat kun je ze moeilijk kwalijk nemen. Mede dankzij de stijl van de leadzang is hun geluid misschien nog een tikkeltje zoeter, maar hey, we zitten met deze muziek dan ook in The Romantic Side Of Rock ‘n’ Roll! Qua instrumentarium probeert de groep wel variatie te brengen, hoewel de saxofoon het meest en het vaakst doorklinkt. Dat de doo-wop in Amerika tegenwoordig, in ieder geval door de overige rock ‘n’ roll scene, als een volwaardig geaccepteerd genre gezien wordt bewijst de aanwezigheid van de inmiddels overleden gitarist Nick Curran. Zijn inbreng maakt de CD nog gevarieerder al is er heel misschien een enkele keer net een iets te groot contrast te horen tussen zijn, relatief gezien, rauwere gitaarspel en de zoete samenhang. Ik refereer dan aan het overigens erg leuke up-tempo nummer Comin’ Back. Sentimenteel genoeg geniet ik ook van die andere up-tempo nummers No Fairy Tales, Girl I Used To Love en vooral Burn For You en Giant Jugs Of Love (inclusief piano en een gedempte trompet). Maar ook de superzoete ballads als Aren’t We of Just At This Moment kunnen mij wel bekoren. Toch nog een kanttekeningetje: de stem van de leadzang is niet altijd even toonvast. Gezien het genre waarin we ons bevinden valt dit extra op. De doo-woppers en romantici onder ons zullen deze CD appreciëren. Info over de band kun je vinden op www.fabulousharmonaires.com en bestellen kan eventueel via bol.com, freerecordshop.nl etc. (Frans van Dongen)


ROADHOUSE MEMORIES/ GENE TAYLOR
Bluelight Records, BLR 33168 2

Beetje een randgeval, deze Gene Taylor: hij staat bekend als bluespianist en wordt door de Belgische expert ter zake Renaud Patigny zelfs omschreven als “een van de laatste afstammelingen van de authentieke barrelhouse blues die in de jaren ’20 aan de oorsprong van de boogie woogie lag”. Wat er ook van zij, Taylor speelde van 1974 tot 1976 bij hippie bluesband Canned Heat en van 1993 tot 2006 bij The Fabulous Thunderbirds. Allemaal goed en wel, maar wat is de link met rock ‘n’ roll? Wel, dierbare vrienden, Taylor was van 1981 tot 1984 de originele pianist van The Blasters (yep, hij speelt op Marie Marie), was ook van de partij bij diverse Blasters reünies, werkte tussendoor voor Ricky Nelson, en nam in 2010 de El Toro CD Let Me Ride In Your Autombile op met CC Jerome’s Jetsetters. Waarom hij zo vaak bij ons optreedt? Hij woont sinds 2007 in Belgisch Limburg! Muzikanten… Taylor wordt op deze nieuwe CD begeleid door een Finse bluesband, maar de CD opent onder een kwalijk gesternte: het op zich uitstekende Chicken Shack Boogie, nochtans voorzien van een goeie piano boogie, wordt vakkundig de nek om gedraaid door de rhythm ‘n’ blues gitaar, en Six Weeks Old is de verschrikkelijkste liedjesvorm ooit uitgevonden, de trage blues, waarin die rhythm ‘n’ blues gitaar ook nog eens heel wah wah gaat. Gelukkig herpakt Tyalor zich: op Matchbox en Walking To New Orleans toont hij dat hij wel degelijk golden oldies nieuw rockend leven kan inblazen. Wat zeggen we: op zijn 61ste is Gene Taylor zelf een golden oldie! Uptempo bluesrocker Oh My Dear is redelijk, en zelfs It’s All Over Now van The Rolling Stones klinkt goed in dit rock ‘n’ roll arrangement dat door de piano een kermissfeertje krijgt. Opvallend is de New Orleans sfeer die doorheen de CD waait: Feeling Sad is een typische New Orleans trage, het stop-start patroon van Don’t Take It So Hard en ook de funky mambo Junco Partner passen helemaal in de rijke muzikale traditie van die stad. De gezellige honky tonk shuffle Little Ole Wine Drinker Me past wonderwel in het geheel, en TV Mama en Moonlight Rider zijn bluesrock met gitaarstekels die best okee is. Taylor’s krassende stem is niks speciaal maar past overtuigend bij de muziek. Samengevat voor wie enkel de eerste en de laatste zin van onze recensies leest: twee missers aan het begin, vanaf dan een geslaagde en gevarieerde retro blues CD. Ben je een bluesfan die New Orleans rock ‘n’ roll weet te waarderen dan zit je helemaal goed, maar als je jezelf als een rock ‘n’ roller met een blauwe allergie beschouwt is deze CD wellicht te bluesy. Ook uit op vinyl! Info: van Bluelight vonden we niet meteen een website, dus www.gene-taylor.com (Frantic Franky)


MR. FRANTIC/ ISRAEL PROULX
Wild Records, géén cat. nr.

Van de ene pianist naar de andere, maar in twee heel verschillende genres: Gene Taylor is een bluesman, Israel Proulx uit Montreal, Canada is een Jerry Lee Lewis adept. De CD werd opgenomen met de vaste Wild ploeg Omar Romero op gitaar, Victor Mendez op bas en afwisselend Jeff Gerow en Ricky McCann op drums, en met die minimale bezetting kom je al snel aan een sound reminiscent aan, maar niet gelijk met Jerry Lee op Sun. Bovendien klinkt Proulx’s stem helemaal anders en zingt ie echt waar voornamelijk in het Frans, of toch een soort krakkemikkig Frans dat ondanks of misschien juist doordat hij niet echt een superstem heeft best geinig, charmant en aanstekelijk klinkt. Eigen nummers (?, want bij Wild staan nooit auteurs vermeld als Le Rock ‘n’ Roll Dans Le Lit met zelfs een flard gejodel in het refrein, Le Train Qui Siffle, Mon Bébé Sait Comment en Reviens Dans Mes Bras zijn vlotte rock ‘n’ roll, All By Myself is medium tempo. Niet alles is even goed, maar mede door de Franstalige covers van Seven Nights To Rock (Sept Soirs Sur Le Rock), Rebound (Ne M’Laisse Pas) en Judy waarbij Proulx zich opvallend dicht bij de originele betekenissen van de teksten houdt wordt dit een grappige maar niet domme en vooral een gezellige CD, én de geluidskwaliteit is verrassend goed voor Wild Records. Le Rock ‘n’ Roll Dans Le Lit is samen met een ander nummer van deze CD, Come On Baby, uit op vinyl single. Info: www.wildrecordsusa.com (Frantic Franky)


WARNING/ THE HURRICANES
Wild Records, géén cat. nr.

Ik had recent al de indruk dat op een aantal nieuwe Wild CD’s nogal eens nummers stonden die richting Rolling Stones gingen, maar met deze Hurricanes hebben ze helemaal de sixties hoofdvogel afgeschoten: “British mod R ‘n’ B in de stijl van de vroege Yardbirds, The Action, Them, The Who, The Rolling Stones en The Doors mixed with a bit of Bo Diddley and Chuck Berry”, zo meldt de hoestekst. Van Bo en Chuck hoor ik geen noot terug, en hoewel ik niet bepaald thuis ben in dit specifieke genre (The Action ken ik geeneens) blijkt deze CD inderdaad pure jaren ’60 garage bluesrock met stapels mondharmonica en orgel, helemaal in tegenstelling met de foto binnenin van het scherp gevetkuifde Mexicaanse hepcat vijftal. De belangrijkste les: vanaf heden niet langer blindelings Wild CD’s kopen… Info: www.wildrecordsusa.com (Frantic Franky)

naar boven

(reclame)

11 oktober 2013

DELIVERING THE GRASS/
THE BLUE GRASS BOOGIEMEN
Excelsior Recordings, EXCEL96346

Is het eigenlijk al iemand opgevallen hoeveel goeie groepen ons kleine Nederlandje rijk is? Neem The Blue Grass Boogiemen, hier gewoon een bandje dat we af en toe gaan kijken en voor de rest for granted nemen, elders in de wereld em met name in de States, de bakermat van hun muziek, beschouwd als ambassadeurs van het bluegrass genre, het àndere grass waarin Nederland excelleert. Al ruim 22 jaar doen ze als The Blue Grass Boogiemen én als The Hillbilly Boogiemen ongegeneerd hun ding dat in sé geeneens rock ‘n’ roll maar eigenlijk een van de pijlers daarvan is, en ja, het is zo dat Europa raar maar waar een heuse bluegrass traditie heeft, en ja, het genre kreeg in 2000 een flinke boost door de film O Brother Where Art Thou, en in België vorig jaar nog een klein extra boostje door de film Broken Circle Breakdown (ook in Nederland onthaald op lovende kritieken en te zien in de betere filmhuizen), en dan kan je makkelijk stellen dat The Blue Grass Boogiemen meedrijven op die stroom, maar het is dus eigenlijk net andersom, en ik wik mijn woorden: The Blue Grass Boogiemen liggen mee aan de basis van de huidige heropleving van hun genre, door hun energieke concerten, hun onvermoeibaar toeren, en hun CD’s, wat ons na drie Hillbilly Boogiemen albums bij dit nieuwe inmiddels vierde Blue Grass Boogiemen album brengt. Niks nieuws, integendeel, dit is klassieke bluegrass, niet alleen bijzonder springlevend maar bovendien exemplarisch uitgevoerd: wat Aart Schroevers, Arnold Lasseur, Bart van Strien en Robert-Jan Kanis hier bewerkstelligen met contrabas, banjo, mandoline, akoestische gitaar, banjo, fiddles en huilende meerstemmige zang is wereldklasse, of het nu supersnel (White House Blues, is er een menselijke limiet aan de snelheid waarmee je de banjo kan bespelen of schuift die net als bij olympische sporters per tienden van een seconde op?), ouderwets traag (het pré-cajun Jack Of Diamonds), melancholisch country (You Win Some You Lose Some You’re Lonesome), op z’n bluesbops (Another Man Done Gone) of instrumentaal is (Banjo Boy Chimes), The Blue Grass Boogiemen spelen, leven en ademen bluegrass met uit het leven gegrepen verhalen over gokken, mislukte huwelijken, moord en doodslag, tijdloos en tegelijkertijd actueel en vitaal. Negen nummers van de hand van Arnold Lasseur worden aangevuld met drie traditionals en vier covers van Lead Belly, Jimmie Skinner, The Louvin Brothers en Sonny Osborne, wat allemaal niet uitmaakt want de Gemiddelde Mens kent die nummers toch niet. Geniet hiervan, burgers en buitenlui, en als u dat niet kan, laat mij hier dan maar lekker van genieten. Ook uit als dubbelelpee met evenveel tracks! Info: www.excelsior-recordings.com en www.hillbmen.home.xs4all.nl (Frantic Franky)

naar boven

19 september 2013

TURMOIL/ THE TUMBLIN’ GO GO’S
Tumblin’ Records, TGG07CD

Staat er eigenlijk ooit iemand bij stil hoeveel goeie bands er in Nederland zijn, of zijn wij de enigen die dat doen? Neem The Tumblin’ Go Go’s, trio uit Ronde (Drenthe) dat al járen ongestoord en vooral ongegeneerd hun eigen ding doet, niet omdat ze er rijk of beroemd mee zullen worden, maar uit liefde voor de muziek en voor de fans. Dead Winter Days uit 2010 was heel rootsy geïnspireerd, opvolger Paralysed vermengde in 2012 die americana invloed met de typische TGG sound, en met dit nieuwe en inmiddels zevende album zitten ze weer helemaal op het vertrouwde rechte spoor, al zouden TGG niet TGG zijn als ze niet enkele verrassingen in hun petto hadden. De CD opent met een dreigende instrumental op slidegitaar, uptempo en net geen psychobilly ritme. Bleed With Me en Lost In Corpus Cristi zijn pittige neo, zijnde melodieuze rock met geprononceerde slap en drums. All Gave Some Some Gave All koppelt een poppy refrein aan een springerig ska ritme en die ska echoot door in titeltrack Turmoil. In zijn totaliteit is de CD misschien een tikkeltje rustiger dan we van hen gewend zijn, maar er zitten absoluut een paar geslaagde uptempos tussen als Popeye The Psychoman (géén cover van Popeye The Sailorman) en Dead Love Doll, al kunnen ze het niet laten in Nailbomb City (met surfgitaar) een vreemd effectje op de zang te zetten. Yep, Tumblin’ Go Go’s voegen niet alleen opnieuw een leuk maar ook een mooi halfuurtje toe aan hun discografie, want dit is ook uit op oranjekleurig vinyl. Voor 10 euro + porto sturen ze’m naar je thuis, en zelfs die oranje LP kost slechts 10 euro + porto!
Info: www.tumblingogos.nl (Frantic Franky)


INTRODUCING/ SHINDIG
Shinbeat Records SHN 1786

De één denkt bij Shindig aan het populaire Amerikaanse TV programma uit 1964-1966, de ander aan het nummer van The Shadows uit 1963. Maar native speakers uit Engeland en de USA weten dat een shindig een kleinere party is, daar waar een record hop een grotere (dans)party inhoudt. De Britse band die deze naam draagt zorgt dan voor de dansmuziek, dus let’s have a party! De liner notes verklappen dat we hier te maken hebben met een overblijfsel uit de oertijd van The Rapiers, de nummer één Shadows klonen sinds de '80s, want Shindig bestaat uit Roger Cover (basgitaar/ zang) aangevuld met drie andere muzikale handwerkers die samen de verbrande resten vormen van wat eens The Flames heette: Mark Ponsford (leadgitaar/ zang), oprichter Jeff Tuck (beroepsmatig drums/ zang en privé de broer van John Tuck die in de jaren '90 bij The Rapiers drumde) en Shayne Driscoll (ritmegitaar/ zang). Maar ze zijn zeker niet afgebrand en al helemaal niet opgebrand: de tekst in het boekje presenteert deze ‘oude rotten‘ band, opgericht in april 2012, als een stel jonge gitaarofielen die meer zijn dan een eendagsvlieg. Een dergelijke wervende tekst is tegenwoordig sowieso overbodig, want programmamakers van festivals en radio luisteren en horen zelf wel of ze kwaliteit in huis hebben of niet. Dat geldt ook voor redacteurs, dus laat ik de zilveren schijf maar eens misselijk draaien in de extra daarvoor vervaardigde CD hutselaar.
De band die reeds optrad in Nederland en Finland en wier bandleden Britse rock 'n' roll grootheden als Mike Berry, Johnny Leyton, Shadows basgitarist Jet Harris, skiffelaar Chas McDevitt en US rockers Charlie Gracie en Linda Gail Lewis begeleid hebben, openen met Go Rockin‘ Tonight (een product van de creatieve geest van Shayne Driscoll) met een stevige strakke sound en degelijk gitaarwerk, de typisch Britse sound zoals de teddyboy bands uit de '70s, ook al is het geen pure teddyboy rock 'n‘ roll. Marie Marie, hier eerder in de stijl van Matchbox gecoverd, laat de '80s herleven, ook al vind ik de leadzang wat minder. Matchbox zal er toch trots op zijn, en The Shadows al helemaal bij het horen van de cover van hun Shindig: de band houdt vast aan de originele arrangementen en een authentiek '60s geluid. Eigen compo Still I Cry is een lekker dansnummer dat iets uitademt van '70s Shane Fenton oftewel Alvin Stardust. De heren zijn ook niet vies van het verrocken van tin pan alley musical deuntjes, in dit geval Matt Monro’s My Kind Of Girl dat in de versie van Shindig als swingende rock 'n‘ roll in eigentijdse boogie stijl klinkt. Come On And Dance With Me van The Good Rockin‘ Daddies is een song voor rock 'n‘ roll voeten op een ijskoude dansvloer, echt een nummer om hot van te worden. Dat wordt je als gitaarsmuller ook van de zoveelste cover van (Ghost)Riders In The Sky. Er zijn al verschillende meesterlijke versies van deze ode aan de spoken te paard onder/ aan de nachtelijke hemel verschenen en deze versie behoort daar zeker toe! Aanrader! Like I’ve Never Been Gone toont songwriter credits voor Robert Plant en Robbie Blunt, echter niet alleen de lyrics maar ook de sound is mijlenver verwijderd van de song van de ex-Led Zeppelin leadzanger en vertoont gelukkig voor ons opvallend veel gelijkenis met The Platters‘ Twilight Time maar dan in een uptempo '60s teddyboy drape-je. ‘Suikerspinnetjes‘ zullen spontaan aan hun eigen haar gaan likken. Op de '60s soul toer gaan we met Someone Else en een vleugje Beach Boys. Tja, ook dat waren de '60s natuurlijk, daarmee de muzikale focus van de band verklarend. Een ander eigen nummer is daarentegen meer in de richting van revival rockabilly, ook al draagt het de titel Jive With Me. Klinkt fris. Trouwens, alle bandleden schrijven nummers, zo ook Mark Ponsford met Paula. Heren, vraag de dames maar weer ten dans… het mag weer! Als je dan nat bezweet neerploft na dit nummer met Shadows trekjes in de gitaarsolo‘s, mag je de laatste restjes energie verspillen aan de vingeraflikker Misirlou (Dick Dale). Geen oog, voorhoofd en vetkuif blijft nog droog, om over de rest van de lichaamsdelen nog maar te zwijgen. Ben je nog niet nat genoeg, dan kieper je er gewoon tranentrekker It’s Only Make Believe (Conway Twitty) nog achteraan: zeer goede cover! Wie dan dacht de laatste danspasjes van de avond lekker rustig te kunnen schuifelen op Save The Last Dance For Me heeft het mis, want dit is een uptempo versie van het oeroude Drifters nummer, even wennen, maar niet onaardig.
Conclusie: een echte '60s band die een goede mix biedt van rock 'n‘ roll en instrumentaal. Als ze weer eens in de buurt zijn is de entreeprijs bijzaak! Info: www.shindig.biz (Henri Smeets).


MASKS/ THE MONSTERS
THE HUNCH/ THE MONSTERS
Voodoo Rhythm VRCD77 & Voodoo Rhythm VRCD78

Aandacht, aandacht, garage liefhebbers: Voodoo Rhythm (CH) brengt de eerste twee destijds nog LP’s van Beat-Man Zeller’s garageband The Monsters, Masks uit 1989 en The Hunch uit 1991, uit op CD. Het gekke is dat als je The Monsters nu ziet (of toch de laatste keer dat ik ze zag) het ‘60s garagerock is (gespeeld met twéé drummers die rug aan rug gezeten krak hetzelfde trommelen op een soort dubbel drumstel), maar dat ze eigenlijk begonnen zijn als psychobillyband in klassieke viermansopstelling met contrabas en akoestische ritmegitaar. Die eerste twee platen waren eigenlijk psycho van de oude stempel, of beter gezegd een mix van psychobilly, neo en garage, uitgevoerd met dof plokkende contrabas en door Beat-Man geschreeuwde vocals, veel horrortitels als It Came From Hell, Creature Of The Black Lagoon en Addams Family, niet het thema van die TV-reeks, net zoals Teenage Werewolf niet het Cramps nummer is. De geluidskwalitieit op Masks, in 1989 in een oplage van 666 stuks verschenen op Voodoo Rhythm voorloper Record Junkie (de naam van de platenwinkel waar Beat-Man toen werkte), kan enkel worden omschrijven als héél low fi.
Op The Hunch daarentegen is de klank opvallend goed, zelfs op de live in concert opgenomen B-kant (het geld voor de studio was op) waarvan de live sound zelfs beter is dan het studiogeluid op Masks. Op de ‘A-kant’ van The Hunch worden alle nummers aan elkaar gebreid met fragmenten uit interviews met seriemoordenaars, filmquotes en trailers (Cannibal Girls ! Girls On The Loose !) die me bekend in de oren klinken: ik denk dat ze allemaal al heb op compilaties als Wavy Gravy. Helaas is er door die trailers iets fout gelopen bij de tracknummering en staat elke song dus één nummertje verder als vermeld op de tracklisting. Bij de live opnames op The Hunch worden twee nummers van Masks hernomen. Op The Hunch staan géén componisten vermeld, maar deze Drug Train is volgens mij niet dezelfde als die van The Cramps. Ik herken wel The Witch van The Sonics, en Be Bop A Lula krijgt een wrecking tempo. The Hunch is dan weer niét The Hunch van Hasil Adkins.
Laat het duidelijk wezen: deze heruitgaves zijn enkel voor de liefhebbers terzake. Een kanttekening: met een speeltijd van respectievelijk 29’13” en 42’32” had dit volgens mij op één CD gekund. Zoals gebruikelijk bij Voodoo Rhythm is dit ook uit op LP (The Hunch op groenachtig vinyl) waar je gratis het CD’tje bij krijgt. Info: www.voodoorhythm.com (Frantic Franky)


FIREBIRDS FESTIVAL COMPILATION 2013
Part Records PART-CD 650.013

Van 5 tot 7 juli vond in kasteel Trebsen te Leipzig (voormalig Oost-Duitsland, bijna 50 jaar nadat het DDR Kulturministerium de rock 'n‘ roll aan banden had gelegd!) de tweede editie van het Firebirds Festival plaats. Nee, dit keer geen rollende koppen van het schavot, maar rollende rockers! Voor degenen die de workshops in boogie en lindy hop, de burlesque schonen, de car show, de gitaar-, bas- en piano-workshops (tijdens het tikken van deze recensie is het alsof ik piano speel), de vintage kledingshow, de hairstyle workshop en nog veel meer hebben gemist, is er in 2014 een herkansing en jullie kunnen nu al een voorproefje nemen als je je spaarvarken Knorrie richting rock 'n’ roll platenzaak dirigeert.
Als je mensen wil trekken is een gouden marketing truc dat je de sampler met oudgedienden (ook al zijn het pas prille dertigers) laat beginnen: Cherry Casino & the Gamblers, die in vrijwel dezelfde bezetting ook twee andere bands op deze compilatie vormen, namelijk Ike & the Capers en The Round Up Boys. De Berlijnse gasten voelen zich optimaal in de hepcat scene, en Let’s Have A Crazy Ball is dan ook ditto, lekker oppeppende jumpblues in vintager-dan-vintage stijl. My Baby Goes Rockin‘ heeft een Hey Good Looking (Hank Williams) touch in het refrein en is een authentiek klinkende New Orleans pianorocker met een zanger die aan het eind van de song de pijp uit is, haha. Uit Bamberg (D) begroeten we Carolina & her Rhythm Rockets, een band die dit jaar zijn debuut album heeft uitgebracht, met een bovenmatige vertolking van Brenda Lee’s Rock The Bop. De vlotte Angela wordt bezongen door The Ballroom Kings, een Italiaanse band en niet te verwisselen met de gelijknamige Duitse band. Je hoort de Adriatische sfeer in dit jive nummer van het negental dat sinds 2009 aan de Route 66 timmert, of was het de Via Italia? Marc & the Wild Ones (D) doen het zoals de naam betaamt wat steviger met rockabilly met een rockin‘ beat. Ze waren reeds te gast in onze lage landen. Op het Firebirds Festival mag natuurlijk de naamgever niet ontbreken: huisband The Firebirds uit Leipzig geeft acte de presence met een Duitstalig rock 'n‘ roll nummer, voor als je Boppin‘ B leuk vindt… De band luisterde in 2004 het gebeuren rond de Olympische Spelen in Athene op! Wanneer krijgen we de eerste Olympische Spelen voor rock 'n‘ roll bands? The Round Up Boys blazen het dak eraf met Whirlwind Mary in ware rockabilly stijl. We kunnen nu al constateren dat het Firebirds Festival een voor ieder wat wils festival is: rockabilly, jive, jumpblues of wat bluesy stuff vermengd met lounge en jazzy guitarlicks in de solo‘s, zoals Nico Duportal met zijn Rhythm Dudes (F). Geheel anders zijn de Oosterburen The Sunny Bottom Boys met Gotta Go Away, een goed rockabilly nummer. Ook de garage sound mag niet ontbreken, en daarvoor verantwoordelijk zijn The Montesas, een stijlmix band uit het Duitse Kassel en al 15 jaar on the road. Ze zijn alleen 50 jaar te laat, want de dansrage van twist, slop, hully gully, de monkey, de bird, de madison en aanverwanten is voorbij. Do The Slide kan misschien wel nog de ‘rappende‘ achterkleinkinderen met spraakstoornissen van de teenagers van toen weer bewegen tot een nieuwe dansrage, wie weet. Onze eigen Barnstompers zijn natuurlijk het vaderlandse uithangbord voor vintage styled rockabilly met Whistle Of The Gravy Train. Het volgend nummer daarentegen is voor mij een gepasseerd station: bluesrock liefhebbers die de schorre stem van Joe Cocker te verteren vinden zullen er een vette bierbuik aan overhouden. Voor dit ruwe gerst, luisterend naar de titel Ho Lord, tekenen Blackberry & Mr Boo Hoo (F), zeg maar de smartphonende bluesshouter (doordenkertje, yep). Rieten rokjes muziek hebben ze ook op het Firebirds Festival, dus laat ons mee buikdansen met Bimula Girl terwijl The Bricats (D) de muziek verzorgen. Het trio waikikiet al sinds de jaren negentig en dit nummer is van hun laatste album van 2002 ! Hey, daar is Carolina weer, en met een Dale Hawkins Tornado sfeertje verlaat ze al zingend de verzonken (of beschonken?) stad met Leave This Town. Eenmaal de stad uit kunnen we het volume wat opschroeven en daarom is het credo dan ook Let’s Rock! The Sunny Bottom Boys hebben er zin in, en nog meer The Backbeats, niet te verwisselen met een gelijknamige band uit Noord-Duitsland. Deze hier zijn de fameuze Backbeats die achter de Duitse Dick Brave stonden, met You Look That Good To Me. Nu kunnen we een tussenbalans opmaken en dan zien we dat er voor top notch bands gekozen is. The Bricats bezingen Ten Good Reasons om naar het festival te gaan (smile) en jivende doo-woppers zullen het wel aardig vinden, zeker als je van de goede oude Chessnuts uit Amsterdam houdt. My Girl Walpurga wordt ons voorgesteld door stijlmixers The Montesas, ditmaal met true rockabilly sound. Nico Duportal & his Rhythm Dudes laten zelfs de grafsteen van Larry Williams heen en weer bewegen in de zwarte rocker Real Rockin‘ Papa. Ponytailtjes, suikerspinnetjes, chicks, bellas en alles wat een strikje in de haren heeft: Cherry Casino nodigt jullie uit voor een smakfestijn: Kiss Meeeeeeeeeeeeee, andermaal zwarte rock 'n‘ roll of rhythm ‘n‘ blues met een stompin‘ beat. En als jullie uitgezoend zijn heeft Ylenia Mannisi van The Ballroom Kings een Loving Advice voor jullie, zo van vrouw tot vrouw, weet je. Hoe, wat, waar? Het schijnt dat Marc er nog niet klaar voor is, dames! The Wild Ones vallen hem bij met deze stelling: I’m Not Ready For That. Maar rocken kunnen ze! Goeie rockabilly song! Ha, daar hebben we ons zingend smartphoontje weer, ditmaal met You Kill My Business. Tja, ik ben nu eenmaal een Nokia rocker, wat wil je. Blackberry & Mr Boo Hoo doen hun naam alle eer aan, want je gaat spontaan huilen van dit ‘ruin my business‘ nummer. Ik weet niet wat meneer Boo Hoo doet in de eerste 28 seconden, maar ik wist niet dat spoken orgies hielden. Voor de rest is deze mega moderne bluesrocker een nummer dat zich niet lekker thuis zal voelen op een hepcat album. Na 4 minuten en 10 seconden kunnen we ons eindelijk weer eens in 1954 wanen met boogierocker Watcha Thinkin‘ Of That, en het lijkt wel of deze titel verwijst naar het vorige nummer. Toeval? Ike & The Capers laten in ieder geval horen dat hun hart in de fifties ligt. The Barnstompers houden het bij hillbilly in Alligator Man en The Round Up Boys ronden het geheel af met de fifties rocker Looking For You. Conclusie: wie weet, misschien gaan wij wel looking for this album. Behoudens Mr Boo Hoo is het een album waar de nattigheid in plaats van tranen zal bestaan uit zweet... en bier.
Een echt dansalbum! Echt iets voor een record hop. www.firebirds-festival.de en www.partrecords.de (Henri Smeets).

naar boven

5 september 2013

LOVE GETS IN THE WAY/ THE TAILDRAGGERS
Tombstone Records, TOMB-CD 2099

Staat er eigenlijk ooit iemand bij stil hoeveel goeie bands er in ons relatief klein landje zijn? Of beschouwen we dat intussen met zijn allen heel nonchalant als een vaststaand gegeven. Dat mogen we nooit, lieve mensen, dus prijs u gelukkig dat er hier bands als The Taildraggers rondlopen. Actief sinds 2001 (met een pauze) en met zijn allen hun sporen al ruimschoots verdiend (de helft van The Taildraggers is 2/3de van King Size Trio), bona fide kerels met pure liefde voor de muziek en geen flauwekul of kapsones. Als je het 9-track-album The Return Of The Taildraggers uit 2009 niet meetelt is Love Gets In The Way hun derde full album, het vorige dateert al van 2004. Hoog tijd dus voor nieuw werk, ook omdat drummer Marco Groeneveld inmiddels werd opgevolgd door John van Houtum. Toch is dit niet je standaard rock ‘n’ roll album geworden: de muziek is wat rustiger, cleane rockabilly zoals die eind ’50 aan de lopende band werd ingeblikt bij labels als Capitol, met veel country-invloed, vooral de inbreng van de gitaar, beetje early Bakersfield sound, en zelfs backing vocals. En Pascal Snijders heeft er de mooie, welluidende stem en de foutloze dictie voor. Draagt ook bij tot het country gevoel: William van Hoof van Pascal Snijders’ àndere band Smokey & the Bandits op pedal steel op zes van de 17 nummers. Zoals gebruikelijk bij The Taildraggers staat hier een scheut minder bekende Elvis op (Dirty Dirty Feeling, What A Wonderful Life en de gevoelige ballade In My Way), en swingende eigen songs van Pascal Snijders als Hope You’re Happy, Colour Of The Dead en Very Good Reason of zelfs het muzikaal over de Mexicaanse grens gesitueerde titelnummer sluiten naadloos aan bij vlotte covers van Alone With You en het reeds genoemde Dirty Dirty Feeling. Zo vind ik The Taildraggers op hun best, want aan uitgekauwde songs als het door contrabassist Peter Dekker gezongen Highway Patrol of het funky Mohair Sam voegen ze mijns inziens te weinig toe om ze boven het niveau van de reeds bestaande coverversies te tillen. Gelukkig staan er zo maar twee op! Dit is geen album om van uit je dak te gaan, daarvoor is het niet wild genoeg, wel een fijnproevers album om met mondjesmaat te degusteren en van te genieten. Tombstone moet zowat de enige platenfirma zijn die geen website heeft, dus allen naar www.thetaildraggers.nl waarop je onder meer acht alternatieve hoesjes van dit album vindt, aar ik aanneem ook van de hand van Pascal Snijders. (Frantic Franky)


LET THE ENGINES ROLL/
THE EIGHTBALL BOPPERS
8BB Records, géén cat. nr.

Staat er iemand eigenlijk ooit bij stil hoeveel goeie bands we in dit relatief kleine landje hebben? Neem The Eightball Boppers, operationeel sinds 1 januari 2004 maar individueel reeds muziekminnend en makend sinds begin jaren ’80.
Old Dogs Don’t dateert ook al weer van 2007 en de fans werden stilaan ongeduldig, dus hier is hun derde album waarop Bert Damink (gitaar), Willy Cornelissen (slagggitaar, zang), Henk Honing (contrabas, zang) en Martijn Willems (drums, zang) ‘em gewoontegetrouw van jetje geven. Je zou kunnen zeggen dat The Eightball Boppers de Nederlandse Go Getters zijn, want met No Brakes, No Heart To Spare en I Wanna ROCK staan hier drie covers van de Zweden op. Laten we’t er maar op houden dat ze net als u en ik gewoon fans zijn en een goeie song herkennen als ze e’r een horen. De power hebben ze gemeen met The Go Getters, en The Eightball Boppers zijn zeker van het gas erop type, maar het gekke/ leuke/ merkwaardige is dat de Boppers eigenlijk feitelijk héél rhythm ‘n’ blues klinken: de gitaar is zuiver rhythm ‘n’ blues, waar niks mis mee is zolang dat maar resulteert in 100% rock ‘n’ roll, en dat is hier zeker het geval. Neem House Rockin’ Boogie van The Domestic Bumblebees (S): eigenlijk rhythm ‘n’ blues, maar gebracht als zuivere rock ‘n’ roll. Of de stroller Red Light, in essentie medium tempo rhythm ‘n’ blues. Zie in deze ook Shake Your Money Maker van Elmore James, Ain’t It A Shame dat terruggaat tot Leadbelly, of Jaguar And The Thunderbird van Chuck Berry, ook niet bepaald blanke rockabilly. En al is deze CD misschien wat steviger dan de voorgaande twee, toch staan hier een aantal rustigere, melodieuze nummers op, zoals het swingende Rag Mop, of Please Mama Please van Go Cat Go. Nogmaals: The Eightball Boppers herkennen een uitstekende song en hebben geen schrik die dan te coveren. Verrassendste cover: een rock ‘n’ roll uitvoering van Rehab van Amy Winehouse! Vier songs werden door de heren zelf geschreven, namelijk Rat Rod, Out Of Gas, Repo Man en Barracuda Girl. De CD werd geheel in eigen beheer opgenomen en uitgebracht, en mijn enige punt van kritiek is dat het geluid enigszins gecomprimeerd klinkt, wat had opgeboost kunnen worden in de mastering. De fans zullen weer enige tijd zoet zijn, en daarnaast bewijst deze CD eens te meer dat Nederland niet onder hoeft te doen voor de buitenlandse bands die ze hier met karrevrachten afkieperen. De CD is te koop tijdens optredens van de Boppers voor 10 euro, als je ’m via mail bestelt sturen ze hem op voor 12 euro, alle info op www.8bb.nl, een site met leesvoer en grappen gegarandeerd. (Frantic Franky)


I’M GONNA TELL MY DADDY/ RHYTHM SOPHIE
Rydell’s Records, RRDM 716

Wat kan een Fransman het toch mooi uitleggen: Rydell’s Records omschrijft zichzelf als “production – édition de phonogrammes, production d’enregistrements sonores”, en dat alleen al klinkt al ouderwets. ’t Is een vrij recent label dat een eigen opnamestudio heeft, kwaliteit hoger inschat dan kwantiteit, en tot nu toe mooie plaatjes opleverde. Deze I’m Gonna Tell My Daddy is een vooruitgeschoven not for sale promo copy voor het eind dit jaar te verschijnen album van Rhythm Sophie, artiestennaam van Fenyvesi Zsófia, een Hongaarse jongedame met luidens de foto’s op haar website een hoog pinup gehalte. Ze wordt begeleid door haar eigen vaste (Duitse) band Mister Twist met twéé gitaren, contrabas en drums, uitgebreid met Rydell muzikanten Jean-Pierre Cardot op piano en Freddy Pohardy-Riteau op sax. De band rockt en vooral rollt zich in stijl door de Varetta Dillard cover uit 1956, die ene sax klinkt als een voltallige blazerssectie, de piano pompt onopvallend tussen het geheel, en Sophie’s stem klinkt vrolijk en bezit een gezellige growl. De band kan Sophie’s enthousiasme nauwelijks bijhouden, en iets wat je heden ten dage niet vaak meer hoort zijn de bescheiden doo-woppende backing vocals. Het liedje dat slechts één (sax)solo bevat klokt af onder de twee minuten en lijkt me net iets te vrijblijvend: het had langer gemogen, een tweede solo had zeker bijgedragen tot de feeststemming, en de muzikanten spelen mijns inziens te ingehouden, ze aarzelen een beetje, alsof ze niet 100% vertrouwd zijn met het nummer. Desalniettemin: veelbelovend, wat treft, want wie het album nu al bestelt via de Franse distributeur www.rocking-all-life-long.com geniet van de speciale introductieprijs van 12 in plaats van 15 euro. De promo zelf is niet te koop maar wel gratis te downloaden via www.facebook.com/rydellrecords. Info: www.rhythmsophie.de. (Frantic Franky)

naar boven

Boek Recensie

31 augustus 2013

MIETERS ! DE TAAL VAN DE JAREN VIJFTIG/
WIM DANIËLS
Uitgeverij Thomas Rap, ISBN 9789400401853, paperback, 160 pagina's

Ik heb het deze keer eens over een andere boeg gegooid. In plaats van een verslag over een optreden te schrijven, bespreek ik een boek. Tijdens een vakantiewandeling door Dordrecht stuitte ik in een boekhandel toevallig op het boek Mieters! De Taal Van De Jaren Vijftig, in 2012 geschreven door Wim Daniëls, die zijn sporen al dik heeft verdiend. Hij is een taalgeleerde en heeft meegewerkt aan woordenboeken. Het boek oogt heel sympathiek en vertrouwelijk: een prijkmeisje met gestippeld hoofddoek in amazonestijl gezeten op een vespa, met op de achtergrond de kenmerkende fifties cars, maakt de aanschaf van dit werk eens zo aantrekkelijk. Men krijgt een alfabetische opsomming met uitleg over het ontstaan en gebruik van het taalgebruik van de jaren vijftig. Het werkstuk is verluchtigd met zwart-wit foto's van destijds. De stijl is pittig, grappig en niet hoogdravend, eigenlijk echt een onmisbare bron voor mensen die met wat heimwee terugdenken aan deze tijd. Wat mij bijzonder trof was dat vele woorden die al in die tijd bestonden eerst pakweg 20 jaar later algemeen gemeengoed werden. In mijn jeugd had ik nog nooit van deze woorden gehoord. Er zijn talrijke voorbeelden: autisme, barbecue, joint, sauna,... Ik zal me vooral toespitsen op dingen die de jeugd het meest bezighielden zoals kledij, dans, muziek, voertuigen, kapsel en speeltjes. Van kledij kregen we woorden als baby doll, bermuda, bikini, t-hemd, coltrui, panty, flats en loafers (instapschoenen), hoepelrok, houtje-touwtjesjas, spijkerbroek..... De dans leverde benamingen op als de cha cha cha, flamenco, limbo (betekent: ik buig gemakkelijk, een vingerwijzing om eens te doen op een rock ‘n’ roll avond), de samba en natuurlijk de jive. Het kapsel mocht niet vergeten worden, dus kregen we woorden als broskop (stekelhaar), caesarkapsel (romeinenkapsel), bloempotkapsel (zoals de stripfiguur Jommeke), vetkuif (ook wel natnekkers genoemd), het kippekontje waarbij het haar bij mannen aan de achterzijde van het hoofd naar elkaar toe werd gekamd, en paardenstaart. De groeiende economie na de oorlog leverde ook nieuwe toestellen als de autoradio, de bandopnemer, de beeldbuis (TV), de transistor, de draagbare radio (de portable), en ook termen als frequentiemodulatie (FM), radiodistributie, draadomroep, stereo, hifi enz. Maar de muziek stond toch centraal bij de jongeren en dan heb ik het vooral over de rock ‘n’ roll (de nozems) tegenover de beboppers (de kunstzinnigen), zoals de rockers tegenover de mods in de jaren ‘60. De beboppers waren meestal kunstzinnig ingesteld en luisterden bij voorkeur naar jazzmuziek. Bij hun uiterlijk hoorde onder andere een caesarkapsel en het dragen van bordeelsluipers. Zij rookten pijp en kwamen veelal uit de hogere middenklasse. Een ander verschijnsel was de bakvismuziek, dweepmuziek over verliefdheid, naijver, afscheid en aanverwante zaken (Conny Froboess en Catharina Valente). Ook was er op het einde van de jaren ’50 sprake van highschoolpop, een beetje gepolijst en zonder het wilde van rock ‘n’ roll, het rauwe van de blues of het ponyachtige van country ‘n’ western. Cliff Richard is hier de man bij uitstek. Qua voertuigen vermelden we de brommer,de caravan (nu sleurhut), de dwergauto (een driewieler in de vorm van een vliegtuigcockpit), de scooter, de solex, de stationcar,... Tenslotte kregen we nog allerlei speeltjes: de scoubidou (naam ontstaan naar een liedje van Sacha Distel uit 1958, Scoubidou), Matchbox autootjes, de hoepel (hoelahoop), klapkauwgom (kauwgum waarvan, bij voorkeur heel nonchalant, ballonnen konden worden geblazen die vervolgens konden klappen, waarna de kauwgumblazer verveeld rondkeek met een gezicht van geen reet te beleven hier). Woorden die ik goed gevonden vind zijn grijsdraaien, plaatprater (DJ), en - ooit een purisme voor juke box - jeukdoos. Een paar veelgebruikte rock ‘n’ roll termen wil ik jullie nog meegeven, allemaal Engelse woorden of course: cool cat (toffe gast), square (iemand die niet met zijn tijd meegaat, dus elke tegenstander van rock 'n' roll), crazy, cool, mad, terrific (allemaal woorden om je geestdrift uit te drukken), to dig (iets beluisteren, begrijpen), a platter (een fonoplaat), a hop (een feestje). That's all folks! (Jiving Walter)

naar boven

CD Recensies

15 augustus 2013

COOL ON MY RIGHT/ THE NUMBER 9 BLACKTOPS
Part Records, PART-CD 6108.001

OK, dit heeft weinig of niks met rock ‘n’ roll te maken, maar ’t is nu eenmaal op Part (D) dus het zal ongetwijfeld in de rock ‘n’ roll bakken terechtkomen, en dan bent u beter gewaarschuwd. Dit trio uit Illinois toerde hier al eerder onder de naam Skinny Jim & the Number 9 Blacktops, deze CD verschijnt als The Number 9 Blacktops terwijl James Andrew “Jim” Rotramel toch degelijk de zanger-gitarist en dus frontman is. Dat doet niet terzake, wat wel terzake doet is dat ik ze nooit heb gezien en bijna uit mijn luie stoel viel toen opener Steel Belted Radials uit de hifi knalde. Dit is namelijk net geen hardrock! Verder beluistering leert ons dat héél deze CD een mengeling van rock, hardrock en wat ze toen Jason & the Scorchers het subgenre uitvonden cowpunk noemden, maar steeds met de nadruk op rock. Stel u een stevige versie voor van het countryrock nummer Queen Of Hearts van Dave Edmunds uit 1979 (de hit was twee jaar later voor Juice Newton), de enige cover hier, en u hebt een idee waar deze CD voor staat. We hadden het kunnen weten: de heren zien er totaal niet rockabilly uit, ze hebben geen contrabas, en de CD werd geproduced door Eddie Spaghetti van The Supersuckers. Anderzijds is het wél goed gespeeld en gezongen. Voor het Sjock publiek, quoi! Info: www.part-records.de en www.skinnyjimrocks.com (Frantic Franky)


VIVA LAS VEGAS ROCKABILLY WEEKEND 16
Viva Las Vegas, VLVCD16

27 Lease Bustin’ Wildies! Dat is de ondertitel van deze CD, bedoelt om net die ene twijfel bij je weg te nemen als je door de platenbakken struint. Het zijn 27 tracks van 26 bands die op het grote Viva Las Vegas Rockabilly Weekend te bewonderen waren.
De inmiddels oude rotten in het neo-rockabillyvak The Rockats mogen openen met hun Never So Clever, een melodieuze meegiller, om bij track 2 meteen naar het andere uiterste te gaan wat rockabilly betreft met het puur fifties klinkende Coontail Boogie van Smokehouse Dave. Verreweg de meeste tracks bevinden zich qua stijl zo tussen deze rockabilly uitersten in. Bekende namen als Rip Carson (kennen we van Rollin’ Rock, hier met She Still Swings) en Graham Fenton (kennen we van Matchbox, hier met Raging Heart) worden afgewisseld met nieuwere namen als Danny Kay & the Nightlifers die een aangenaam Too Little Too Late brengen (wat mij betreft een van de betere tracks van het album), of Ernie V. & the Steady Rollers die steviger en ruiger, doch evenzo authentiek te werk gaan met That’s How I Feel, via straight rockabilly door de Zwitserse Rockets (Teardrop Bop) tot de pure neo-rockabilly (of moeten we tegenwoordig zeggen moderne rockabilly?) van The Hard Fall Hearts (Creature Of The Night). Maar er is niet alleen rockabilly! Wat dacht je van de jonge Brit Si Cranstoun die hier vertegenwoordigd is met het uitermate dansbare Lonesome Heart Bandit, of onze Duitse vrienden van Ray Collins’ Hot Club die hier hun sterke slowjiver High Life op terugvinden? Niet dat ik meer voldoening heb van deze stijlen (rockabilly en jive staan bij mij even hoog), toch zijn dit zonder twijfel echt mee van de twee beste nummers op dit album. Ik hou wel van afwisseling op een festival en ook op een verzamelalbum en dat zit bij Viva Las Vegas en dus ook deze CD wel snor, want ook The Switchblade 3 doen met een gitaarrijke Funky Junky Munky een duit in het variatiezakje en met Surf The Platte van The Aquasonics duiken we zelfs in de surf. Dames op het album? Jawel, Dawn Shipley & the Sharp Shouters (Little Too Late), La Cholita & the Kreeps (Scream The Night Away), The Devils Daughters (Used To Call Mee Baby en wat mij betreft is de leukste vrouwelijke track What’s It Gonna Take van Maureen & the Mercury 5, een regel(r)echte rocker. Oudgedienden op het album? Jawel, de tweeling Alton And Jimmy zingt hun Still Shakin’, een track gemiddeld van kwaliteit.
Ik heb niet alle tracks en bands genoemd maar duidelijk is wel dat je met deze 27 tracks een grote kans hebt dat pakweg driekwart van het album je wel zult kunnen behagen. Jammer dat er geen booklet met verdere info bij de CD gevoegd is, we moeten het doen met alleen de bands en hun tracks, zelfs de website www.vivalasvegas.net staat niet vermeld. (Frans van Dongen)


THE BEST OF RIPSAW RECORDS VOL. 3
Part Records, PART-CD 650.009

Het derde volume heruitgaven van dit Amerikaans rootslabel dat actief was van 1976 tot 1990 en de wereld (of in elk geval ons deel daarvan) via licenties aan het Franse Big Beat label (herinner u hun bekende reeks 10-inchers) liet kennismaken met Billy Hancock en Tex “Hot Rod Man” Rubinowitz, biedt 20 tracks van 11 artiesten, in grote lijnen dezelfde namen die op Volume 1 en 2 stonden. Billy Hancock spant de kroon met zes nummers, gevolgd door Marti Brom met drie tracks. Drie recente tracks, want Ripsaw werd gereactiveerd in 2010 middels de Marti Brom CD Not For Nothin’. Ripsaw bracht eigenlijk geeneens zovéél materiaal uit, maar deze retrospectieve bevat ook Ripsaw opnames die in licentie op andere labels verschenen, een voorbeeld van de ondoorgrondelijke wegen van de wondere wereld van de muzikale eigendomsrechten. Nu is “roots” soms een vreemd amalgaam van alle mogelijke muziekstijlen waar wij niet van houden, maar in het geval van Ripsaw staat het voor rockabilly met zijstapjes naar swing en bluegrass, met zelfs een fifties artiest in de aanbieding, Narvel Felts met het kerstnummer It’s Not The Presents Under My Tree, een suikerzoete countryballad uit 1991. De buitenbeentjes zijn de excellente Uptown Rhythm Kings met de New Orleans mardi gras sleper Till I Say Well Done en de swingjazz van I’m Gonna Have To Send You Back, en aan de andere kant van het muzikale spectrum oerdegelijke bluegrass met Louie (niets te maken met die andere veel beroemdere) Setzer & the Appalachian Mountain Boys. De CD bevat twee onuitgegeven tracks, een live I Wanna Bop With You van Tex Rubinowitz uit 1987 (de studioversie stond op Volume 2, de geluidskwaliteit hier is die van een live cassetje opgenomen vanuit het publiek) en een alternatieve Fujiyama Mama van Martha Hull (de uitgebrachte singleversie stond eveneens op Volume 2). Sommige tracks bleven origineel onuitgebracht maar zagen intussen al het licht op andere releases. Driekwart van de CD is revival rockabilly en rock ‘n’ roll uit de tijd toen contrabassen zeldzamer waren dan piano’s, en alles zal zeker niet iedereen behagen: de Broken Heart hier is zelfs voor Billy Hancock’s eigen doen erg modern. De sound en mix van een aantal nummers zou ik als pré-digitaal willen omschrijven. Voer voor completisten die de gaten in hun collectie willen opvullen! Het CD-boekje van 24 pagina’s bevat gedetailleerde nota’s per track door labeleigenaar Jonathan Strong. Info: www.part-records.de. (Frantic Franky)

Single Recensie

MAD ABOUT YOU/
DAWN SHIPLEY & THE SHARP SHOOTERS
Shot O’Clock Records, SOC-002

Dawn Shipley kennen we nog persoonlijk in de hoedanigheid van Ad van Osch die voor onze allerlaatste gedrukte editie een interview afnam van deze Amerikaanse zangeres. Tot nu toe zagen twee CD's het levenslicht (in 2003 en 2006) en binnenkort is de zangeres ook te horen in de backings van de binnenkort te verschijnen nieuwe CD van Kim Lenz. Onlangs brachten Dawn Shipley & the Sharp Shooters een transparante, lollierode vinyl single uit met twee eigen songs.
De A-zijde heet Mad About You en is melodieus en medium tempo. Dawn heeft een sympathieke stem en een vakkundige begeleidingsband, waarbij de gitaarsolo goed uit de verf komt. Op de B-kant staat het leuke nummer Sugar Mama, een uptempo rockabillysong waarbij ik meen vast te stellen dat Dawn wat stemvastheid en power in haar stem te kort komt (maar niemand is perfect, en deze recensent zeker niet). De song is samen met een ander nieuw nummer (Little Too Late) ook gebruikt in de recente Amerikaanse film Mickey And Laura die zijdelings met rockabilly te maken heeft omdat de hoofdrolspeler een rockabilly speelt (en wellicht ook is). De twee liedjes zijn ook als digitale download beschikbaar, naast de hier eerder genoemde song Little Too Late (dat ook op de CD Viva Las Vegas 16 staat). Surf daarvoor naar www.cdbaby.com. Info: www.dawnshipley.com (Frans van Dongen)

naar boven

LP Recensie

3 augustus 2013

PAISLEY BEACH/ LOS VENTURAS
Green Cookie Records, GC034

Los Venturas, surfkwartet uit België, is zo’n bandje waar we eigenlijk veel te weinig van horen: ze opereren op eigen houtje op hun eigen ritme en doen consequent hun eigen ding, wars van trends en zonder deze of gene scene te willen behagen. De band kende sinds het ontstaan in 2000 diverse bezettingen die elk hun stempel op de Los Venturas sound drukten, en ze brachten verschillende releases uit die die stijlevolutie documenteerden. Hun vorige Kaleydoskop uit 2011 was al een, euh, kaleidoscoop waarop ze zeer diverse invloeden combineerden, en dat is op deze gouden plaat niet anders. We schreven het al: Los Venturas hebben een gouden plaat, letterlijk, want deze 10-inch werd uitgebracht op goudkleurig vinyl! En dat de band het serieus meent blijkt uit het feit dat ze voor deze opnames niet naar de eerste de beste studio om de hoek trokken, dit werd net als zijn voorganger opgenomen in Culver City, Los Angeles, in de Pow Wow Fun Room, de vintage studio van Pete Curry, jarenlang bassist van Jon & the Nightriders en sinds 1998 van Los Straitjackets, en bij The Halibuts heeft ie ook nog gespeeld. Voor wie de kleine lettertjes uitpluist: Paisley Beach werd gemixt en gemasterd door Chris “Sugarballs” Sprague, bij ons bekendst als drummer van Deke Dickerson.
Kant A opent met Beach Bunny, opgewekte traditionele melodieuze huppeldepup surf die de openingsrif op gitaar van Surfin’ USA van The Beach Boys als hook gebruikt. Dit nummer met gast-sax van Ron Dziubla (hij speelde met iedereen van Duane Eddy en Link Wray tot James Intveld en de Royal Crown Revue) kan misschien evenzeer als algemene instro als, euh, als surf bestempeld worden. Surfer’s Mood dat opent met de ruisende branding is traag, sfeervol en inderdaad moody, in Mr. Rebel verandert het twist ritme van Eddie & the Showmen’s origineel uit 1963 in een ska ritme. Maar vanaf de vierde en laatste track van de A-zijde (of West Side zoals ze zelf zeggen) openbaart de ware aard van Los Venturas zich: What About Uranus (die woordspeling hebben we al eerder gehoord) koppelt sci-fi surf, geluidseffecten en NASA commentaar aan oosterse melodieën en wahwah. Die oosterse invloed, in se altijd een onderdeel van surf geweest, wordt nog breder opengetrokken op de B-kant oftewel East Side: het eigen On A Market In Beirut vermengt vier en een halve minuut lang Arabische melodieën, belletjes én gezang met sax, en afsluiter Mathar, origineel een psychedelische fusion funk groover van jazz vibrafonist Dave Pike uit 1969 waar minstens één drums ‘n’ bass remix van werd gemaakt, is eindeloos (nu ja, toch bijna 5 minuten) één en al Indische klanken. Is dat een gitaar of een sitaar? Soit, dit ligt in de lijn van onze eigen Treble Spankers ten tijde van Hasheeda. Tussen On A Market In Beirut en Mathar staat nog een cover van de standaard Caravan met Spotnicks feel, een band waar de gitaarklank van Los Venturas meer naar refereert dan naar The Ventures. Ja, Los Venturas doen inderdaad hun eigen ding, altijd beter dan jezelf herhalen of anderen klakkeloos copiëren. Als wat zij doen u te ver gaat, zal dat hen wellicht worst wezen.
Deze 10-inch op goudkleurig vinyl wordt gegarandeerd een collectors item: er zijn er maar 300 in omloop, waarvan ons exemplaar netjes in mint condition in de kast blijft staan, het voordeel van de bijgeleverde gratis download. Info: www.greencookie.gr en www.losventuras.be (Frantic Franky)

CD Recensies

PERSONAL ADDICTIONS/ THE P-51 AIRPLANES
Part Records, PART-CD 679.003

Boogie woogie piano in een uptempo rock ‘n’ roll met een zanger die klinkt als de kleinzoon van Fats (van de Duitse '60s rock ‘n’ roll band Fats & his Cats die voortreffelijk Fats Domino en Louis Prima kon imiteren), dat is de opener van het album van deze Italiaanse band, een song die luistert naar de titel Ten Years Of Rockin‘. De band bestaat uit Mauro Tognin (zang en gitaar), Massimiliano Vidali (nee, niet Vivaldi, zang en piano), Leonardo Artusi (nee, niet Watussi, zang en contrabas), Stefano Gennari (drums) en Alessio Trapella (zang en basgitaar). Getuige hun live optredens op YouTube is de basgitarist een invaller of heeft hij zich goed verstopt. Het kwartet heeft zich toegelegd op het spelen van oude klassiekers. Ook al ben ik in het verleden in mijn Boppin‘ Around recensies altijd kritisch geweest over dit soort coverbands, toch zijn deze rockende zuiderlingen van een behoorlijk niveau. Ook de electronische piano (wel met vintage pianosound) tijdens hun live optredens mag daar geen afbreuk aan doen. Kortom, mensen die met toewijding vintage rock ‘n’ roll spelen. Jammer dat ze Gene Vincent’s Sheila niet op dit album hebben opgenomen, want dat onderstreept meteen wat ik hiervoor geschreven heb. Ze zijn niet alleen op openbare festivals te vinden, maar ook in de rockabilly scene. Dat zegt al genoeg over hun sound, dus geen kitsch coverband. Ze hebben een breed '50s repertoire, met ook twee goede covers van Eddie Cochran, Pretty Girl en Nervous Breakdown, die beide hier vertegenwoordigd zijn. Jammer dat ze op de tweede song van Eddie niet wat meer echo hebben gebruikt zoals in het origineel, dat had de cover meer pep gegeven. Gemiste kans. Als ruimdenkende vintage rock ‘n’ roll liefhebber vind ik het Italiaanse calypsorockertje Non Ci Credi met zang van Lola Terry gewoon geweldig. Zou men meer moeten doen. Rock ‘n’ roll klinkt in alle talen mooi, als je het maar de juiste draai geeft, dat bewijst dit nummer dat doet denken aan zangeres “Tintarella Di Luna“ Mina toen die nog rock ‘n’ roll zong in de '50s. Tja, of je Bye Bye Love moet coveren is nog maar de vraag, want in de buurt komen van The Everly Brothers is bijna onmogelijk. Aardige, authentieke arrangementen (zoals in alle nummers), maar het kan helaas toch niet tippen aan het origineel. Gelukkig zijn enkele bandleden begenadigde songwriters en hebben ze hier een puik nummer neergezet met de titel Brenda, een late '50s geïnspireerde highschool rocker met een vleugje Bobby Vee. Klasse song! Het mooie aan de band is dat ze alles authentiek gehouden hebben: arrangementen, pianoklank, gitaarsound en het strijkorkest (rock ‘n’ roll?… uhm… ja… toch (bloos, bloos)). Lovenswaardig. De eigen compo What Happens Around is een lekkere uptempo dansvloerveger. In Trying To Get To You heeft men bewust afstand genomen van Elvis, maar goed ook, want zo bezien is het een waardig nummer, anders was het een wat slap aftreksel geweest. Voor Crazy Arms hoeft men zich helemaal niet te schamen. Natuurlijk kun je de interpretatie van killer Jerry Lee niet evenaren, maar als geheel klinkt het best behoorlijk. Calypsorocker Honey Love van The Drifters uit 1954 (anderen misschien eerder bekend in de uitvoering van Narvel Felts) is een vingeraflikker met zeer natte vingers! Top! Op de stevige rockabillytoer gaan ze met Salt Flats, een zeer geslaagd buitenbeentje op dit album, net als ditto Sugar & Honey. Lekker doowie-doowie-doo-woppen in Cry Baby, origineel van The Honey Sisters uit de gelijknamige speelfilm uit 1990. Op de achterkant van de CD staat Eddie Cochran als songwriter?! Volgens mij zit ik dan toch in de verkeerde film. Kan me niet herinneren dat Eddie ooit zo’n nummer geschreven heeft. Hoe dan ook, verder met het overige lekkers: Where The Rio De Rosa Flows is niet bepaald een titel die je voor een rockabillynummer zou verwachten. In dat opzicht is I’m So Happy, met wederom de lieftallige Lola Terry op zang, een meer voor de hand liggende titel bij een oppeppend rock ‘n’ roll-nummer met helaas een wat te poppy zang. Wat een tegenwoordigheid van geest om de uit de Duitse speelfilm Hier Bin Ich Hier Bleib‘ Ich stammende duetsong Viva La Rock ‘n’ Roll van Bill Haley en Caterina Valente (rock ‘n’ roll olifant en schlager porseleinkastje) op te nemen. Mooi, want dit nummer kom je gegarandeerd niet in het repertoire van elke coverband tegen, zelfs niet in die van Duitse rock ‘n’ roll cover bands!
Conclusie: als je weet dat Part Records aardig wat goede bands in de rockabilly scene heeft gepresenteerd via haar indrukwekkende portfolio aan albums, dan mag het niet verbazen dat deze Italiaanse band niet zomaar een coverbandje is maar een kwartet dat met gevoel voor detail de authentieke sound van weleer ten gehore brengt. Na Peppino di Capri, Adriano Celentano, Little Tony & his Brothers, Edoardo Vianello, Mina en Rita Pavone hebben de bewoners van het laarsvormige schiereiland weer een rock ‘n’ roll act waarmee ze in het buitenland vrienden zullen maken. Info: www.part-records.de. (Henri Smeets)


20 YEARS ROLLIN’ DOWN THE TRACK/
THE TEXABILLY ROCKETS
Part Records, PART-CD 638.009

Jawel, 20 jaar rocken ze al, dit Portugese kwartet in 2003 opgericht als The Texabilly Rockers en sindsdien op zowat elk festival gestaan, ook in Nederland. De bezetting is vaak gewijzigd in die 20 jaar, met zanger-contrabassist Rui Andrade als enige constante, wat niet wegneemt dat de groep op geluidsdrager een constante kwaliteit afleverde. Wij hebben niet alles wat ze ooit uitbrachten, maar dit moet toch ongeveer hun 8ste album zijn. De verjaardag, zeg maar jubileum, wordt gevierd met deze nieuwe CD waarop ze traditionele rockabilly vermengen met wat harder werk, enkele modernere akkoordenwissels en bluesbop met gast-mondharmonica. Op het deels in het Spaans gezongen La Chica Stroll doet een gast-sax mee. Ik herken een paar heropnames van oudere songs, of zouden alle 14 zelfgeschreven tracks heropnames zijn? Als dat zo is, staat het nergens vermeld. In elk geval moet je een oude aap geen nieuwe truuks meer leren, en na 20 jaar kennen The Texabilly Rockets het klappen van de zweep: dit is pittig, snedig, uptempo, professioneel gebracht en foutloos uitgevoerd. We wensen hen volgaarne nog 20 jaar toe! Dit album is naar verluidt ook uit op vinyl, maar die hebben we nog niet in levende lijve tegengekomen. Info: www.part-records.de en www.facebook.com/texabillyrocketsofficial (Frantic Franky)


ROCKABILLY/ HORST WITH NO NAME
Part Records, PART-CD 6103.002

Eind juni 2012 bespraken wij Boogie Machine van deze one-man-band uit Hamburg, nu is er reeds de opvolger. Die Boogie Machine was voor de liefhebbers een trashy doch onderhoudende en grappige mix van rock ‘n’ roll, garagerock, surf en bluesbop Hot Boogie Chillun stijl (voor de niet-liefhebbers was het lawaai), wie op basis van de titel verwacht of hoopt dat Horst op deze nieuwe CD zijn kunstjes zou loslaten op de rockabilly komt bedrogen uit: dit bevat gelijke partjes bluesrock, garagerock en rock ‘n’ roll, rock ‘n’ roll in de zin van early sixties, beetje surfy, soms met een orgeltje, met elk denkbaar rock ‘n’ roll cliché benut. Rockabilly Baby is het beste nummer wegens een stevige one-man-band rocker, de andere nummers met het woord “rockabilly” in de titel (een kwart van alle tracks) zijn daarentegen ultrakort (minder dan één minuut) en in wezen telkens dezelfde rif waarop Horst simpelweg non stop dat woord “rockabilly” zit te “zingen”. In wezen is deze CD meer huis-, tuin- en keukenvlijt van iemand die iets in elkaar knutselt door verschillende partijen te overdubben dan een een echte one-man-band die tegelijkertijd gitaar en drums speelt: de CD-inlay leert ons dat op zes nummers een echte drummer meedeed, en ook dat orgeltje en de pedal steel op Lonely zijn logischerwijs niet tegelijkertijd gespeeld als de gitaar. Wat ook opvalt is dat hier verschillende verdienstelijke pogingen opstaan om degelijke rootsrock en zelfs soul te maken, en dat Horst best een prima stem heeft. Mogelijk probeert ie dus uit de zichzelf opgelegde grenzen los te breken. Alle tracks zijn eigen songs uitgezonderd She Breaks Me Down van Hervé Loison’s Wild Booogie Combo (F) en de Chicken Walk van Hasil Adkins uit de jaren ’50, tot nader order de enige echte one-man-band.
Info: www.part-records.de en www.horstwithnoname.com (Frantic Franky)


WALLDORF R'N'R WEEKENDER 2013 SOUNDTRACK
Part Records, PART-CD650.012

De door Part Records (D) georganiseerde Walldorf of Whitsun Weekender brengt sinds 2007 compilatie-CD’s uit met de bands die op het festival spelen, en het interessante aan de “soundtrack” van editie 2013 is dat maar liefst acht van de 21 tracks onuitgegeven zijn. Minstens acht, want niet bij alle tracks staat vermeld van welk album ze afkomstig zijn, en zels als het er wel bij staat staan wij niet in voor de correctheid: volgens mij hebben enkel Texabilly Rockets (P) en niet Texabilly Rockets én Wild Wax Combo (DK) een album uit getiteld 20 Years Rollin’ Down The Track. Schoonheidsfoutje! Of de onuitgebrachte nummers materiaal is dat de bands nog in de schuif hadden liggen of in de toekomst zullen verschijnen op nieuw werk blijft ook in het ongewisse. Da’s enkel van belang voor die hard verzamelaars, de rest van de mensheid volstaat met de melding dat we hier 21 studiotracks van 21 bands uit acht landen krijgen, en het doet ons genoegen dat ook Nederland vertegenwoordigd is met de ambassadeurs van The Blue Grass Boogiemen (Lowdown Blues van hun Hits Of Hank Williams CD). Op de CD staat één fifties artiest, Ray Campi, op zijn 79ste dit jaar headliner in Walldorf, hier met zijn Rockabilly Man uit begin jaren ’80, gelijk de oudste track op de CD. Bekendste namen zijn daarnaast Jack Baymoore (S, niet in A-V8 Boogie maar in Elvis modus: To Fall In Love is een kruising tussen Let Me Be Your Teddy Bear, Return To Sender en Charlie Gracie’s It’s Fabulous), Cherry Casino & the Gamblers (D, het onuitgebrachte Kiss Me), Keytones (GB, een onuitgegeven My Babe), Domestic Bumblebees (S), Go Getters (S) en Black Raven (D, een onuitgebracht Ruby Don’t Take Your Love To Town dat niks toevoegt aan de versie van Paul Ansell). Ook opvallend: Endless Sleep van Jody Reynolds als uptempo rockabilly door Johnny Knife & his Rippers (D/Norway), en helemaal bizar is J’Attendrai, bekend van Dalida uit 1975, in gypsy swing én in het Frans door Gerry Lee & the Wanted Men (D). Of misschien toch niet zo bizar: Django Reinhardt deed het al in 1938. En Cliff Richard in 1964, en Rina Pia in 1965 als 'k Wacht Op Jou, en recenter natuurlijk niet te vergeten André Rieu, maar dit uiteraard geheel terzijde. De rock ’n’ roll stijlen variëren van rockabilly over neo, bluesbop, zwarte rock ‘n’ roll en hillbilly tot Duitstalige bluesrock door ene Dieter Kropp. Van de niet-rockabilly is bluesbop het best vertegenwoordgd met vier stuks. Ik vind niet alles even goed (sommige nummers vind ik niks bijzonder, sommige covers klinken tamelijk plat) maar met dit soort verzamel-CD’s heeft dat vaak meer met smaak dan met kwaliteit te maken. Voor elk wat wils, u kent dat, dus veel kan je hier niet mis mee doen. Behalve dan die Duitstalige bluesrock. De 15de Walldorf Weekender vindt plaats van 7 tot 9 juni 2014. Info: www.part-records.de en www.rocknroll-weekender.de (Frantic Franky)


THE ROLLIN’ ROCK RECORDINGS VOL. 1/
RAY CAMPI
Part Records, PART-CD 613.004

Toen ik nog netjes mijn huiswerk maakte en me om acht uur ‘s avonds onder een dik pak bedlakens mocht verstoppen voor griezels, spoken en andere monstreuze gestalten, was er aan de andere kant van de oceaan een voormalig docent om acht uur ‘s avonds druk doende de '50s te laten herleven met energieke shows. Enkele jaren later, de griezels had ik inmiddels verjaagd met wilde rock ‘n’ roll en rockabilly, zouden wij in Europa allemaal de gelegenheid krijgen kennis te maken met mister rockabilly Ray Campi. De drijvende kracht achter de popularisering van dit rockabillyfenomeen uit Van Nuys, Californië was de veramerikaanste Italiaan Rockin’ Ronny Weiser. Zijn label Rollin’ Rock Records, voorheen Original California Rockabilly And The Voice Of America’s Youth (een statement maar niet bepaald een sterke marketingnaam) zou een toevluchtshaven worden voor tal van rockabillygrootheden en -kleinheden die de vakkundige afbraak van de '50s muziek door de commercie probeerden te ontvluchten in een tijd dat rock ‘n’ roll reeds nostalgie genoemd werd. In het begeleidend boekje bij de CD komen de twee voornoemde protagonisten aan het woord en vertellen ze hoe ze elkaar ontmoetten. Ook drummerlegende Wild Bob Burgos haalt jeugdherinneringen op aan de man die ooit rockabilly klassiekers opnam als Caterpillar (1956), You Can’t Catch Me (1957) of Loretta (1958), met zijn backing band The Snappers met de onverwisselbare snapping fingers echosound en het stoppende trein-gesis (Ray met zijn mond) voor labels als TNT, Dot en Domino Records, en die begin jaren '60 nog wat doo-woppers zou opnemen. Rip Masters, zelf een grootheid in de revival scene, sluit het boekje af met zijn memoires aan de goeie ouwe tijd dat hij met Ray opnam in de woonkamer van Ronny. Deze woonkamerrockers zijn nu deels te beluisteren op deze CD die twee obscure albums bevat: Rockabilly Rebel (1974) en Rockabilly Rocket (1977). De eerste LP werd opgenomen in een tijd dat in Amerika iedereen de hippies al als ouderwets bestempelde, laat staan rockabillies, terwijl de tweede LP een product is van de rockabilly (en opkomende mondiale) rock ‘n’ roll revival in Europa. Aan de eerste negen songs is duidelijk te horen dat ze direct van de LP werden opgenomen, hetgeen voor pseudobillies met witte handschoentjes onverteerbaar zal zijn, maar voor echte rockabillyliefhebbers een aangename herinnering is aan de ‘pukkelgezicht met vetkuif' tijd.
Ray Campi opent de CD met het rockabilly volkslied Rockabilly Rebel, een van de vele songs die hij zelf geschreven heeft. De Texaanse sound is duidelijk hoorbaar in Sack Of Love, niet verwonderlijk want Ray woonde vanaf zijn 10de jaar in Austin. Het uptempo A 50 Dollar Upright laat ‘s mans voorliefde voor de jumpblues horen: ook al kennen we Ray als een rockabilly ster, dit album laat eveneens enkele andere rock ‘n’ roll stijlen horen. Niettemin ligt de nadruk op rockabilly. Het swingende I Let The Freight Train Carry Me On, door de diverse liner notes schrijvers in het CD boekje als favoriet betiteld, is een voorbeeld van wat je bluesy rockabilly zou kunnen noemen. De mondharmonica alias bluesharp wordt hier geblazen door die andere Rollin’ Rock stable mate, Mister Wildcat Jimmy Lee Maslon. Doin’ My Time ademt die typische Campi sfeer uit de '50s uit, met alle markante ingrediënten van zijn opnames uit die tijd. Daarentegen is The Rip Off een sjabloon van zijn '70s rockabillystijl. Haast niet te geloven dat deze man maar liefst een kleine 35 beroepen heeft gehad, variërend van kerstboomkapper en schoenpoetser via jobs in het restaurant, het theater en op de kermis tot boetiekeigenaar, leraar, vrachtwagenchauffeur en handelaar in auto-onderdelen. Desondanks had hij nog tijd genoeg om het een en ander voor ons achter te laten op het zwarte vinyl. Daartoe behoort ook de pittige ‘billy Rockin’ And Rollin’ To Tennessee. Het mooie aan Ray’s songs is dat hij steeds de authentieke sound trouw is gebleven, daar waar anderen ‘met de tijd zijn meegegaan’. De man die in een interview voor het Original Cool magazine nog van mening was dat Pat Boone in de Rock ‚n’ Roll Hall Of Fame thuishoort maar (uiteraard) geen plaats ziet voor Prince en David Bowie in dit bolwerk van rock ‘n’ roll grootheden, laat in het Johnny Burnette Trio-achtige Cincinnati Cindy horen waarom hijzelf in de Rockabilly Hall Of Fame een vaste plaats meer dan waardig is. Mocht je dan nog niet overtuigd zijn laat Goodbye Love Hello Heartache de genadeklap voor je twijfelende ego zijn. Dat Ray ook af en toe teruggrijpt op materiaal van anderen is geen creatieve armoede maar een bewust eerbetoon aan makkers uit lang vervlogen tijden: Jungle Fever, de klassieker van Charlie Feathers, is meer dan een simpele cover, het is een muzikale kameraadschapsverklaring aan Charlie! Zeer goed, wat een vakman! When I Saw Your Face In The Moon klinkt mij in de oren als Tin Pan Alley rockabilly, een kwestie van smaak. You Stick Out In Pretty Places, met andermaal Jimmy Lee Maslon op het metalen blaasdoosje, laat in deze bluesrocker horen dat Ray ook de bluesshouter kan uithangen. Even met de tijdmachine drie jaar in de toekomst vliegen om vervolgens over te stappen op de Rockabilly Rocket die ons in 1977 naar de rockabilly planeet brengt. Second Story Man horen we al van verre klinken in het met brillantine wolken overdekte panorama van wilde wateren en ruige bomen. Don’t Get Pushy gaat meer richting country rock met een lichte touch van Big Bopper’s White Lightning. Ook Cash-achtige midtempo ballads zijn Ray niet vreemd, zoals te horen in Cravin’, ook al is de zang hier typisch Campi. Een beetje doo-wop-a-billy flair in Separate Ways. Opvallend aan vele van zijn latere opnames is dat hij traditiegetrouw nog steeds de bandecho gebruikt op de muziek en hier en daar ook op de (achtergrond)zang, heerlijk. Wie van de countrymuziek van Marty Robbins houdt komt volledig op zijn kosten in I’m Gonna Bid My Blues Away met wegsmeltend steelgitaarwerk. How Can I Get On Top is weer een spatje water uit de badkuip met zeepbellen en kwaakeendjes alias Tin Pan Alley misvormde rockabilly. Mijn toetsenbord wordt nat van het zweet bij 30 graden en van de tranen die de vrijheid verkiezen in plaats van mijn oogbol, bij het horen van de melancholische ballade Little Young Girl. Iedere kuif heeft wel eens een ponytailtje verloren in zijn veroveringsstrijd op het witte gemotoriseerde paard naar eenzame harten. Evergreen Chew Tobacco Rag is niet uit het geheugen te krijgen vanwege de funny orale gimmicks die dit nummer kenmerken. Met raketvaart klinkt You Don’t Rock 'n’ Roll At All met papieren mondharmonica (ook weer zo’n typische Campi sound) door de ether. De man is ongetwijfeld een van de meest creatieve rockabillies. Marty Robbins wordt in de hemelse watten gelegd met Ray’s gekunde herleving van Ruby Ann, gewoon goed. Rockabilly I Don’t Know Why You Still Come Around kabbelt wat voort en is niet bepaald ‘s mans sterkste nummer voor mijn gevoel. Dat is wel even anders bij rock ‘n’ roll ballad Running After Fools. Met Jimmie Skins The Blues, een ode aan country zanger Jimmie Skinner (grootste hit in 1957 met I Found My Girl In The USA), laten we de Rockabilly Rocket weer landen op zijn startbasis.
Conclusie: een album vol rockabilly revival nostalgie, misschien geen hebbedingetje voor de Ray Campi verzamelaars omdat zij beide LP‘s waarschijnlijk al hebben, maar wel voor de schare jonge rock ‘n’ roll-studenten die nog veel kunnen leren van deze rockabilly (groot)meester, een stukje gearchiveerde muziekhistorie die verplicht in elke muziekles ten gehore zou moeten worden gebracht. Info: www.part-records.de (Henri Smeets)

naar boven

25 juli 2013

ROCKIN’ HALL/ THE HAYSTACK HI-TONES
The Haystack Hi-Tones, HAYSTACKHCD02

Alles komt terug, ook in Nederland, en daarom sluiten wij na 11 jaar The Haystack Hi-Tones opnieuw in onze armen. The Haystack Hi-Tones waren actief van 1996 tot 2001, speelden toen op Hemsby (GB) en Viva Las Vegas (zelf vertellen ze met gepaste trots dat ze de allereerste Nederlandse act op Viva Las Vegas waren), en brachten één titelloze CD uit. Na een pauze van 11 jaar is de band sinds vorig jaar weer bij elkaar: in juli 2012 maakten ze hun comeback op het Tear It Up festival in Kroatië, dit jaar werden ze geboekt op High Rockabilly (E), de Rhythm Riot (GB) en opnieuw Viva Las Vegas. Dat ze herrezen mag niet verwonderen: beide zangeressen bleven actief, Annita Langereis met Annita & the Starbombers, Marjos Rinders met Mellow Jo &... the Hi-Tones, want haar Hi-Tones zijn dus Raymond Blom (contrabas), Rolf Hartogs (gitaar), Jan van Leeuwen (drums) en Jan Kramer (slaggitaar), en Mellow Jo & the Hi-Tones zijn dus eigenlijk The Haystack Hi-Tones zonder Annita Langereis. Annita deed al mee op drie songs op de titelloze Mellow Jo CD uit 2011, nu is er het heerlijk ouderwetse Haystack Hi-Tones comeback album Rockin’ Hall. De dames doen het solo, tweestemmig en in duet, de muzikale begeleiding is beheerst maar uiterst degelijk en steeds ten dienste van de zang. Het genre is niet zozeer rockabilly, wel een vrolijke mix van rock ‘n’ roll, hillbilly boogie, country vocal harmony en swing jazz, en ze zijn duidelijk niet voor één gat te vangen, want ik hoor ook onopvallende early sixties invloeden (Leave My Baby Alone oftewel Leave My Woman Alone van Ray Charles in de versie van The Everly Brothers uit 1958 en I’m In A Whirl van The Deuces Wild uit 1958, ook net gecoverd door Mischief als titeltrack van hun nieuwe dubbele vinylsingle op Tombstone) en zelfs een hint van uptempo ska in het springerige stop-start ritme van titeltrack Rockin’ Hall. De CD bevat enkel covers, maar da’s geen erg want bekend spul staat hier niet tussen en er wordt vooral geput uit songs uitgevoerd door mannen, niet uit het gebruikelijke Davis en andere Sisters arsenaal. En omdat er al eens gelachen mag worden is het bekendste nummer bovendien Nederlandstalig: een cover van Hou Je Echt Nog Van Mij Rockin’ Billy van Ria Valk uit 1960. De CD vertoont gelijkenissen met de al evenzeer comebackende Ranch Girls (met name de uitbundigheid in de stemmen) en met The Bugaloos (ook aan het comebacken als The Bugalettes), maar The Haystack Hi-Tones klinken door het specifieke stemtimbre van Annita en Marjos toch weer anders en daardoor uniek. Wij zijn blij dat ze terug zijn! Hier en daar hoor ik in de mix een vreemd rondzinderend geluid, wat niet wegneemt dat dit eens te meer een album van Nederlandse bodem is met internationale uitstraling waarop we met recht en rede fier kunnen zijn. Dit is een eigen release van de band, dus moest je’ m nergens vinden wegens al uitverkocht, mail Annita met onze complimenten op haystackhitones@gmail.com. Info: www.facebook.com/haystackhitones. (Frantic Franky)


MODIFIED/ THE DYNOTONES
Part Records, PART-CD 648.002

Tweede Part release van dit in 1995 in Orange County, Californië opgericht surfkwartet, en net zoals hun titelloze Part-CD uit 2003 (heruitgebracht in 2010) een heruitgave van hun debuut uit 2000 was, is ook dit een heruitgave: Modified bevat 12 van de 14 tracks van hun Beach Party A Go-Go CD uit 2005 op Mad Society Records, aangevuld met twee tracks van de Double Crown 6-track-CD Super Six uit 2002. Even laten bezinken en dan dringt het wel door. Dit is surf zoals die in de 21ste eeuw moet zijn: respect voor het erfgoed, één staccato ritmegitaar, één leadgitaar, veel reverb en geblubber, snel, snedig en pittig, gevariëerd, maar niet punk of aggressief. Integendeel: de lead gaat soms eerder soft en ijl soleren in de hogere regionen. Wat niet erg is: surf hoeft niet altijd tegen 180 kilometer per uur door de geluidsmuur te knallen. Voor elk wat surfs! Titeltrack Modified bevat veel brullende motoren, Night Of The Ghouls bevat gegil, monsterlijk gelach, opborrelend water en special guest Bobby Trimble (van Big Sandy) op drums en bongos, Bikini Wobble heeft als special guest Joel Willenbring, originele saxofonist van The Lively Ones wier Surf Rider uit 1963 te horen was in de film Pulp Fiction. Supersonic Swinger en het eveneens van vlammende dragracers voorziene fuzz werkje Gear Grinder gaan meer sixties. Info: www.dynotones.com en www.part-records.de. (Frantic Franky)

naar boven

18 juli 2013

WILD WILD LOVER/
SONNY TUCKER & THE TORNADOS
Rhythm Bomb Records, RBR 5738

Ja, u denkt dat recensies schrijven enkel glitter en glamour is en met de voeten lui op het bureau naar CD’s liggen luisteren. Vergeet het, want je kan nooit voor iedereen goed doen: bands zijn boos als we hun CD niet de hemel inprijzen, muzikanten steigeren bij de minste opmerking over hun geluid. En zo komt het dat ik nogal eens hoor mopperen dat ondergetekende altijd wat te mopperen heeft. Tja, we kunnen natuurlijk ook als andere recensenten de persinfo overschrijven (is het al iemand opgevallen hoeveel zogenaamde recensies geplaatst worden door sites die die CD’s ook verkopen), maar uiteindelijk heeft niemand daar wat aan, want op het eind van de rit komt u als koper bedrogen uit. En ja hoor, zo heb ik ook weer wat op te merken over deze Sonny Tucker & the Tornados, een kwartet uit Zwitserland waar ik nog nooit van gehoord had, behalve dat zanger Sonny Tucker onder de naam Jerry Calonder in 1999 de 4-track vinyl-EP Rockin’ Jerry Calonder uitbracht op JCR Records.
De CD opent medium tempo maar zeer intens met de eigen compositie Rock with The Tornados, en die intensiteit weten ze het hele album aan te houden, ingehouden waar het moet (een heel mooi Walk On By van Leroy Van Dyke), uitzinnig waar ze maar de kans krijgen. Tucker’s stem is zeker niet perfect (hij klinkt alsof ie een aardappel in zijn mond heeft) en de eigen songs bevatten soms een kromme Engelse zinsnede, maar dat maakt hij meer dan goed door zijn inleving en het randje waanzin dat doorklinkt in zijn stem. De rondzindere sound klinkt even dreigend en donderend als een onverwacht onweer op een te hete zomernacht en wordt gedomineerd door de uitstekende gitarist Pascal Ammann. Covers van Did You Mean Jelly Bean en Wild Wild Lover zouden Joe Clay en Benny Joy trots maken, en dit is de eerste keer dat iemand er in slaagt het veelvuldig gecoverde The House Is Rockin’ van Stevie Ray Vaughan uit 1989 te doen klinken als een echt fifties nummer. Daarnaast zijn ook medium tempo songs als Make With The Lovin’ (Dennis Herrold), Classroom Hop alias Bop Bop Ba Doo Bop (Lew Williams), Lovers Rock (Johnny Horton) of Trouble Bound (Billy Lee Riley) echt goed, wat geen sinecure is. Daarmee weet u gelijk dat deze CD voornamelijk covers bevat: slechts vier op de 14 tracks zijn eigen nummers. Maar betekent al mijn kritiek nu dat deze CD niet goed zou zijn? Integendeel: deze bij Black Shack Recordings in Calw (D) opgenomen CD is een van de beste die ik de laatste tijd onder oren kreeg. Ik sta hier in de woonkamer als een gek rond te springen en luchtgitaar te spelen, wat geen gezicht maar wel een verdomd compliment is. Info: www.rhythmbomb.com en www.reverbnation.com/sonnytuckerthetornados (Frantic Franky)


GONE PLUM CRAZY/ JITTERY JACK
Wild Records, géén cat. nr.

Jittery Jack is (we weten het eerlijk gezegd niet) een pseudoniem of nieuwe band of zijproject van Kevin Patey uit Boston, vroeger frontman van The Raging Teens die in 1998 een titelloze CD uitbrachten op Annabelle Records. Toen we wat info googelden vonden we dat hij getrouwd is of was met ene Mary Lou Lord, die ooit al dan niet iets gehad zou hebben met Kurt Cobain van de rockband Nirvana! In de hoesnotas wordt Patey – bij Wild kunnen de wilde superlatieven nooit overdreven genoeg zijn – beschreven als “a savage beast, insane or just confused?”, maar deze CD, opgenomen bij Wild Records in Hollywood met Wild studiomuzikanten Ricky McCain op drums en Andrew Iniguez op contrabas (de gitaar wordt bespeeld door Amy Griffin, vroeger leadgitariste van diezelfde Raging Teens), is beheerster dan het gebruikelijke Wild werk dat klinkt alsof iedereen dronken in de studio stond. Wél typisch Wild is de wat slordige opnamekwaliteit. De muziek is rockabilly met de sound van late fifties white rock en alle 12 tracks klinken hetzelfde: volgens mij zetten ze bij Wild de balans correct en komen ze daarna niet meer aan de knoppen, wat hier betekent dat de drums tamelijk op de voorgrond staan en de gitaar in de solo’s even luid klinkt als in de coupletten, er wordt geen pedaaltje ingetrapt om volume bij te geven. Naast die rockabilly biedt Jittery Jack ook een The Wanderer-achtige stroller, een mambobilly en een Bo Diddley beat die Willie And The Hand Jive doet hand jiven met Iko Iko. Patey laat vocaal soms wel een paar steken vallen, maar als immer bij Wild primeert passie boven perfectie. Elf songs zijn eigen werk, de enige cover is The Bug van de rock ‘n’ roll god die neerdaalde onder de mensen onder de naam Gene Maltais. Ons oordeel: er zijn slechtere manieren om een verloren half uurtje te vullen. Info: www.wildrecordsusa.com (Frantic Franky)


THIS IS HOW WE ROLL
Madrat Records MMR13A

Deze CD is een initiatief van Mad Rat Enterprises, een bedrijfje (of misschien alleen maar een computer) uit Essex van Spike en Linette Richardson die vroeger het Mad Rat Magazine uitbrachten, een gratis rock ‘n’ roll blad dat je ook kon uitprinten van internet. Dat blad is ter ziele gegaan, omdat het in deze tijden nu eenmaal niet voor de hand ligt een rock ‘n’ roll blad te runnen, laat staan gratis. Mad Rat bracht vroeger ook al enkele CD’s uit, maar de laatste dateert al weer van vier jaar geleden. Daarnaast houdt Mad Rat zich bezig met boekingen, en daarvoor brengen ze nu deze CD uit ter promotie van de 20 Britse bands hier verzameld. Van al die bands staat in het CD-booklet summiere info en een telefoonnummer (mooi, want zo kunnen geïnteresseerden rechtstreeks met de band zelf contact opnemen: het is niet zo dat je eerst langs de kassa van Mad Rat moet passeren), al ware een link naar hun respectieve webpagina’s handig geweest, evenals de tracklisting achteraan op de CD in plaats van achteraan op de inlay. Heel wat van de 20 bands ken ik niet, dus ik neem aan dat er flink wat nieuwkomers tussen zitten, maar ook gevestigde waarden als Greggi G en The Hicksville Bombers. Er duiken ook een paar oude bekenden op in nieuwe verbanden (Restless drummer Rob Taylor in Unforgiven, ex-Jack Rabbit Slim contrabassist Nick Lynton Smith in Lew Lewis & the Twilight Trio), en aangezien het snel gaat in de scène blijkt The Leopard Trio intussen al gesplit! De hoofdmoot kunnen we makkelijkshalve omschrijven als gitaargedreven rockabilly, waarbij opvalt dat daar flink wat stevige nummers tussen zitten – de tijden verharden. De CD biedt niettemin een goed overzicht van zowat alle hedendaagse rock ‘n’ roll stijlen, want aan bod komen ook traditionele rockabilly (Doggone Honkabillies), female rockabilly (HepMasters), bluesabilly met Slim Harpo mondharmonica (Dynamite Horton), bluesbop (Hustlers, Itchy Feet Trio), semi-akoestische countrybilly (Country Cattin’), rock ‘n’ roll op een bedje van piano (Greggi G), British rock ‘n’ roll (Stingrays, Coydogs), swingjive (Zoltans), nummers gebaseerd op doo-wop structuren (River Boys), poppy highschool rock ‘n’ roll met vrouwenkoortjes (RG & his Honeybees), neo en zelfs een mix van neo, sixties rhythm ‘n’ blues en Johnny Burnette distortie (The Rat Pack). Alle tracks zijn “origineel”, niet in de zin van “geen covers” maar in de betekenis van onuitgebracht, al staat er wel minstens één heropname tussen. Uiteraard is niet alles even goed gezongen of gespeeld en zijn sommige nummers krakkemikkeriger dan andere (soms wringt het ritme tegen), maar de de mastering is goed inzake dynamiek en equalisering, zodat de CD als één geheel klinkt en je niet per nummer je hi fi instellingen moet aanpassen, niet altijd evident als 20 bands elk een song aanleveren. Bedoeling is dat er nog twee volumes volgen. Info: www.madratcentral.co.uk. (Frantic Franky)


KEB DARGE &
LITTLE EDITH’S LEGENDARY WILD ROCKERS 3
BBE Records, BBE238CCD

Keb Darge is een Schotse DJ die zich oorspronkelijk toelegde op Northern soul, acid jazz en deep funk, zich recenter bekeerde tot de jaren ’50 en intussen met zijn vrouw Little Edith in Japan woont.
In vergelijking met volume 2 staat hier minder gitaargerichte rock ‘n’ roll op maar meer boppers en instrumentals (zeven instro’s op in totaal 20 tracks), en minder fratrock maar meer vegas grind oftewel tittyshakers, soms met een jungle exotica touch als Come With Me To The Casbah (Ganimian & his Orientals) en Geraldine (Ole Miss Down Beats). Ook aanwezig: veel rockabilly, een weinig white rock (Rock ‘n’ Roll Guitar van Johnny Knight, Short Fat Ben van Phil Barclay & the Sliders, Let Your Hair Down Baby van Everett Carpenter), primitieve hillbilly (Sunset Blues van Tony & Jackie Lamie with The Swing Kings), de sixties rocker I’m The Wolfman (Round Robin), The Raging Sea van de rock ‘n’ roll god die neerdaalde onder de mensen onder de naam Gene Maltais, en de fantastische countrybilly Have A Ball van The Country Dudes. Wie heeft dit recent gecoverd? De meeste tracks zijn al vaak gecompileerd, alleen vijf instro’s kan ik niet meteen traceren en met dit stralende zomerweer heb ik absoluut geen zin daar nu mijn tijd in te steken. Gemeenschappelijke kenmerken zijn veel late ‘50s early ‘60s spul, allemaal gemeen of aggressief of sleazy of met een hoek af, alle metertjes in het rood, en sterk dansvloermateriaal. Ik bedoel: Johnny Powers wist echt wel wat ie deed toen ie Rock Rock opnam. Wie een beetje thuis is in het genre zal een deel van de 20 tracks ongetwijfeld al hebben, maar om ze zo nog eens een keer op één rijtje te horen blijft geweldig. Killer diller stuff! Alle 20 labelshots staan afgedrukt in kleur op postzegelformaat en elke track wordt gesitueerd. Tracklisting en info: www.bbemusic.com (Frantic Franky)

naar boven

Demo CD

RADIO KALIMOTXO/ THE SANGRIOLA’S

Eerste promo van een Belgische band die ik te weinig op rockabilly podia zie, misschien omdat ze zichzelf aanprijzen als “een mix van chicano rock, rock ‘n’ roll en country rock met de energie van rockabilly”, waarmee ze impliceren dat ze ondanks de aanwezigheid van contrabas eigenlijk geen rockabilly spelen. Ik mag ze wel, vooral omdat ze zichzelf allesbehalve au serieux nemen op het podium maar dat wel heel serieus doen, als u begrijpt wat ik bedoel, en dat geldt ook voor de zes zelfgeschreven tracks (+ een fake maar goedgemaakte Mexicaanse radio in- en outtro) op deze CD. Dit is inderdaad geen rockabilly maar een mix van Americana, twangy gitaren en etherische vrouwenstemmen. Desire is rockende countryrock met goeie versnellingen, Happy To Be Me is bluesrock op bluesboppatronen met orgel, Devil’s Son is een uptempo gunfighter ballad. Mijn hoogtepunt is Trumpet Rock, een rechtdoor gitaar/ piano instrumental met als hoofdinstrument – u had het al geraden – een vrolijk toeterende jazztrompet, mijn afknapper is het voor mij overbodige wegens in deze context niet terzake doend singer-songwriter rocknummer Delta Of Dreams. Live spelen ze er zo ook altijd een paar, dus in die zin is het nummer wel degelijk representatief J. The Sangriola’s staan met zes muzikanten + twee zangeressen op het hoesje en hebben dus stemmen en instrumenten op overschot (piano, keyboards, lapsteel, mandoline, iets banjo-achtigs. De didgeridoo die ik ze ooit een podium zag op slepen is gelukkig afwezig), maar ik mis een vaste producershand die de ideeën in een echte wall of sound kan gieten. Onafgezien daarvan is dit een boeiende trip door rootsland, waarbij de vraag blijft of ze dit nu echt menen of niet. Ik twijfel nog steeds! Naast het recept van hun zelf uitgevonden sangriola cocktail staat op de achterkant van de CD een QR code die je naar de webpagina van de CD brengt met extra’s en filmpjes, maar die applicatie werkt niet met mijn vintage bakelieten telefoon. De videoclips staan evenwel ook op www.thesangriolas.com! (Frantic Franky)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 




Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina