Je
recente CD, DVD, plaat of boek geresenceerd op onze website? Stuur deze
dan naar de hoofdredactie! |
CD Recensies
22 juni 2013
OLD
SCHOOL REBEL/ SMOOTH & THE BULLY BOYS |
GOES
SOUTH OF THE WEST/ NORBY |
Vinyl Recensies
BYE
BYE/ THE HOUSEROCKERS Je
hoort of leest weleens dat vinyl aan een comeback bezig is, en als ik
de stapels platen bij Fnac of zelfs Saturn uit de bakken zie puilen
is daar zeker iets van aan, maar uw eeuwig wantrouwende mistroostige
dienaar heeft de reflex dat het hier vooral marketing betreft: het aansmeren
van (soms weer eens hetzelfde) duur spul aan de kapitaalkrachtige muziekliefhebber.
In de rock ‘n’ roll daarentegen was vinyl nooit echt weg:
er zijn steeds eenmansbedrijfjes geweest die tegen de stroom in bleven
roeien door de fabricatie van zwart goud ten behoeve van het beperkte
publiek dat nog steeds platen draait omdat ze nu eenmaal vinden dat
rock ‘n’ roll beter klinkt op vinyl, u kent de argumenten.
Witchcraft is zo’n werk van barmhartighied, het labeltje van de
Duitse DJ Lucky Shooter, bij de burgerlijke stand bekend als Felix Schütze,
die vinyl uitbrengt omdat hij van vinyl houdt en CD’s uitbrengt
omdat het anders helemáál commerciële zelfmoord is.
Deze EP brengt voor het eerst vier Rob Glazebrook composities op één
release bij elkaar, en zodra de naald in de groef valt hoor je dat dit
de vertrouwde low fi Houserockers (GB) sound is, hier in de recentste
bezetting met Nick Hoadley op contrabas en Nick Simonon op drums. Bye
Bye (eerder al in een andere versie op hun recente Rhythm
Bomb CD Shake Around With) is een jivebare rechtdoor rocker, de
medium tempo trage I Really Care toont dat zelfs Glazebrook af en toe
een rustige ziel heeft, al zouden ze het evengoed snel en luid kunnen
spelen. Op de B-kant staan twee nummers die wat op elkaar lijken met
allebei een springerig ritme gebaseerd op gospel-achtige zanglijnen,
het als rockabilly uitgevoerd Trust In Me, en het medium tempo How Time
Flies nog meer basic en een beetje à la Poor Boy van Elvis. Deze
EP is niet beter of slechter dan hun albums, dus voer voor elke zelfverklaarde
Houserockers fan die nog een fonograaf in huis heeft. Info: www.witchcraft-international.de
(Frantic Franky) |
CD Recensies
6 juni 2013
DANGER
MOVED WEST/ Het
gevaar moge dan wel westwaarts getrokken zijn, mijn muze Miss Mary Ann,
dat pittige ding met een glimlach in de stem, is meer noordwaarts getrokken
naar het verre Engeland, het koninkrijk van Jerry Chattabox. Ik bedoel:
Jerry Chattabox? Wat heeft die meer dan ik, behalve een hot rod en de
Rockabilly Rave? Inmiddels heb ik haar vergeven, zolang ze maar mooie
plaatjes blijft uitbrengen, want een van de weinige zekerheden in dit
armzalige tranendal is dat Miss Mary Ann & the Ragtime Wranglers
in intussen al meer dan 22 jaar nog geen enkele slechte plaat hebben
gemaakt. Deze is weer raak en trekt volop de rockabilly troefkaart met
voornamelijk melodieuze uptempo nummers in de stijl van de rockabilly
met lichte country invloed zoals ingeblikt door de grote labels als
Capitol of Decca, maar uitgevoerd in minder uitgebreide bezetting: de
Ragtime Wranglers sound is Joe Sixpack, Huib Moor en Sietse Heslinga
en niets meer of minder, de meestergitarist op het voorplan, contrabas
en drums als solide fundering eronder, een straight in your face geluid
alsof ze bij jou in de huiskamer staan te spelen. Wij nemen onze stetson
af voor deze oer-nederlandse band die internationaal tot de wereldtop
wordt gerekend, meer ‘50s artiesten heeft begeleid dan u en ik
samen al gezien hebben, en toch nuchter genoeg blijft om te zweren bij
een echte baan als day job. |
THE
ROCKIN’ BEAT OF/ MARC & THE WILD ONES Volgens
mij komen er tegenwoordig veel nieuwe bands uit Duitsland, zoals deze
Marc & the Wild Ones, opgericht in april 2011. De muziek is fifties
rockabilly gebracht met wat extra power en de 13 eigen songs (de enige
cover is Stutterin’ Cindy van Charlie Feathers) volgen nagenoeg
allemaal hetzelfde stramien: gitaarintro, band valt in, zanger valt
in. Tijdens de strofes pikt de gitaar noten, tijdens de solos geven
ze er nog een streep bij en wroet de gitaar in de hogere regionen. Het
geheel wordt opgevuld met maracas (zeg maar sambaballen) en handclaps
(het mooiste instrument ter wereld). Veel nummers zijn gebaseerd op
bluesboppatronen zonder bluesbop te zijn, veel solo’s zijn gebaseerd
op Johnny Burnette maar zonder Johnny Burnette distortie, tijdens die
solo’s brult zanger Marc Valentine een eind weg. Het lijkt allemaal
een beetje op elkaar (al zijn er verschillen in intensiteit: bij een
minderheid van de nummers is geopteerd voor een minder aggressief geluid),
en daarom komt afsluiter Lonesome Rider als een complete verrassing:
een gevoelig melodieus countryrock nummer in de lijn van Smokestack
Lightnin’ (D). En ook al is de stijl van deze CD rockabilly, de
band mikt volgens mij op het publiek dat zich laaft aan de huidige vague
aan bands die inspiratie putten uit de Britse rhythm ‘n’
blues boom van de eerste helft van de jaren ’60. In juni spelen
ze op de Rockabilly Rave (GB). |
RENDEZVOUS/
COW COW BOOGIE Vreemde
CD: met deze groepsnaam en dit hoesje verwachte ik me aan western swing,
doch de muziek blijkt een ambachtelijk amalgaam van stokoude country,
zigeunerswing, female vocal harmony en risqué blues. De zeskoppige
band uit Edinburgh voegt die muziekjes samen tot een heel eigen sound
die méér de jaren ’40 dan de jaren ’50 uitademt
maar toch eigentijds fris klinkt zonder muffe mottenballengeur. Het
instrumentarium bestaat uit gitaar, contrabas, lap steel, mondharmonica
en drums, aangevoerd door zangeres Deborah Mia die over een mooie zuivere,
vooral lieve en zelfs een klein beetje ondeugende stem beschikt. Contrabassist
Matt Curtis speelde eerder bij Hi Voltage, Union Avenue en The Kaisers.
Inspiratie putten ze uit zeer diverse blanke én zwarte bronnen:
naast twee eigen compostites vinden we hier het tot 1942 teruggravende
Cow Cow Boogie (Ella Fitzgerald, Ella Mae Morse, noem ze maar op), I
Lost My Gal (hertiteld tot My Guy) From Memphis van Tex Williams uit
1950, Irma Thomas’ debuutsingle (You Can Have My Husband But)
Don't Mess With My Man uit 1960, Sure Nuff van Ruth Brown uit 1961,
Bumble Bee van LaVern Baker uit 1961, Train Train van Dolly Parton’s
The Grass Is Blue CD uit 1999, en zelfs Belleville Rendezvous van de
Canadese filmcomponist Benoit Charest uit de Franse film Les Triplettes
De Belleville (2003) waarvoor Charest een Oscarnominatie én een
Grammy nominatie in de wacht sleepte. Daarnaast coveren ze drie maal
Varetta Dillard met Good To Me uit 1960, Scorched uit 1959 en That’s
Why I Cry uit 1957, dat laatste helemaal anders uitgevoerd als de al
even recente coverversie van The Royal Rhythmaires (USA). Is er achter
onze rug een Varetta Dillard revival bezig waar wij niet van op de hoogte
werden gesteld? |
WE
GOT THE BUG/ THE BIRD DOGGIN’ DADDIES Na
hun titeloos debuut uit 2011 het tweede album van dit in 2008 opgericht
kwartet uit Baden Würtemberg (de contrabassist komt uit Strasbourg
en da’s Frankrijk) in klassieke rockabilly opstelling die opnieuw
volop gaan voor de klassieke covers met Crazy Crazy Lovin’ (Johnny
Carroll), Daddy-O-Rock (Luke McDaniel), Bird Dog en Morse Code (twee
keer Don Woody), subklassiekers als Do The Bop Bop Bop (Maynard Horlick),
Too Much Lovin’ Goin’ On (Derrell Felts) en de onuitgebrachte
Johnny Burnette demo We’re Gonna Rock It uit 1958, en zelfs een
klassieke trage als Lonely Blue Boy (Conway Twitty). Net als I’m
A Lover Not A Fighter op hun debuut staat ook hier een Jay Miller nummer
op, Sugar Coated Love. Het rockabilly idioom hebben ze goed onder de
knie, Matthias “Matze” Veit is een vinnig gitaristje en
Dominik Oser heeft een mannelijke stem met de juiste dosis echo, wat
niet kan verhullen dat hij volume te kort en accent te veel heeft. De
sound is goed, al kon de mixing beter. Nochtans zitten ze er soms pal
op, zoals met titeltrack I Got The Bug van Kenny Owen en die Too Much
Lovin’ Goin’ On. Op hun debuut stond één eigen
nummer, nu zijn dat er zeven van de hand van gitarist Matthias “Matze”
Veit en contrabassist Bertrand Kohler. Die eigen composities zijn okee
maar enigszins cliché en je hoort er de songs die model stonden
te duidelijk door. En nee, ik ga ze hier niet opnoemen: ik wil u uw
pleziertje niet helemáál ontnemen. |
30 mei 2013
Rhythm ‘n’ blues swing in Nederland, hadden we dat al? Een homegrown tegenhanger van Roomful Of Blues, Little Charlie & the Nightcats, Benny & the Fly-By-Nighters of Colin James & the Little Big Band? Tadaaa (drumroffel en een welgemikte mep op het cymbaal)... hier is Mess Around! “Pas twee jaar actief op de Nederlandse podia” lezen we in de promosheet, maar ze komen niet uit het niets: de maar liefst achtkoppige band ontstond in 2007 uit Paladins coverband Let’s Buzz. U weet hoe dat gaat: het duurt even voor het juiste repertoire wordt gevonden, gearrangeerd én gerepeteerd, in den beginne nog even niet actief naar optredens zoeken maar een paar bescheiden try-outs spelen, en eens zover beginnen de problemen pas echt: de ene moet stoppen door privé omstandigheden, daarna kiest weer iemand anders voor zijn andere band die méér speelt, en vòòr je geschikte vervangers vindt en inwerkt ben je ook weer een tijd verder. Tja, 't is natuurlijk niet evident een band met zo'n grote bezetting gaande te houden, ook al omdat je juist door die grote bezetting niet elk weekend in elk cafeetje kan gaan spelen. Zes jaar met vallen en opstaan dus, maar het simpele feit dat Mess Around nu nog steeds bestaat en optreedt zegt veel over het doorzettingsvermogen en de bezieling van frontman Pleun Vermeulen. Om hem te citeren uit onze elektronische briefwisseling: “we gaan door tot het gaatje, het is te leuk om ermee te stoppen”! Waarvan acte, want dat speelplezier valt ook te horen op deze demo (die met 12 tracks eigenlijk qualifiëert als een flinke full CD) waarvan ze de muziek zelf omschrijven als jumpin’ jivin’ rockin’ rollin’ rhythm ‘n’ blues. U mag het wat hen betreft ook jazz of blues of rock ‘n’ roll noemen, wij die graag de pintjes op de rock ‘n’ roll i’s zetten opteren voor rhyhtm ‘n’ blues swing, omdat het gezelschap aangevoerd wordt door een leadgitaar die vertrekt vanuit een bluesperspectief. Laat dat nu net niet mijn favoriete subgenre zijn omdat ik niet zo hou van een dominante bluesgitaar, maar bij Mess Around valt dat reuze mee: enkel I’m Trying betitel ik als blues met blazers, in de overige songs fungeert Vermeulen’s gitaar als glijmiddel dat alles soepel maakt en als dirigeerstokje dat de dartelende over elkaar tuimelende blazers in het gareel houdt. Mooie blazersarrangementen trouwens, gecombineerd met een boogie-ende piano en exuberante vocalen. Swing dus, vaak medium tempo, maar ook met mambo en New Orleans invloeden in From Now On en Kidney Stew Blues. Ze hebben nog andere veren op hun hoed, zoals swampballade Mathilda, een echte ouderwetse trage, origineel van Cookie & the Cupcakes uit 1959, en rocken doen ze evenzeer met Bloodshot Eyes van Wynonie Harris en Mess Around van Ray Charles. De overige nummers ken ik niet, componisten staan nergens vermeld en ik ken te weinig van het genre om hier covers te herkennen, maar eigenlijk doet dat er helemaal niet toe: wat telt is dat ze met leadgitaar, slaggitaar, contrabas, piano, drums en maar liefst drie saxen, netjes van bariton over tenor opklimmend tot altsax, voldoende arsenaal in huis hebben om deze missie tot een goed einde te brengen, mede omdat Mess Around deels uit geroutineerde oude rotten bestaat: Pleun Vermeulen heeft 25 jaar ervaring in blues en ouwe rock ‘n’ roll achter de kiezen, baritonsax Wim De Lange speelde nog in een big band, en de rest zijn ook geen beginnelingen. Die uitgebreide bezetting past uiteraard niet in het kroegie bij u om de hoek, dus het mag niet verbazen dat ze vooral op grote podia mikken, en omdat ze zo gevarieerd zijn voelen ze zich evengoed thuis op Rock Around The Jukebox in het Autotron en Rock ‘n’ Roll Franeker als op het Brielle Blues festival of Jazz In Catstown in Helmond. Wat ons betreft mogen daar nog best wat festivals bijkomen, want Mess Around swingt heerlijk weg. Zoals gezegd is dit niet echt mijn kopje thee, en toch geniet ik van de hele CD. Een compliment op zich! Info: www.messaround.nl (Frantic Franky) |
|
SHUCK
AND JIVE/ THE ROYAL RHYTHMAIRES Als
u Texas enkel met cowboymuziek associeert: think again, want deze in
2010 in Fort Worth opgerichte Royal Rhythmaires zijn een blanke band
met een zwarte zangeres die inktzwarte jive spelen. De bezetting is
contrabas, piano, drums, baritonsax en tenorsax en ze doen alles netjes
volgens het boekje: de jazzy piano, de zelf geschreven Little Richard
shouter Shuck And Jive (van Little Richard coveren ze wel het minder
bekende medium tempo Baby uit 1957), de verplichte torch song (You’ve
Changed My Love van Ike Turner), sfeervolle early sixties soul invloed
op het eigen Cajun Boy, That’s Why I Cry van Varetta Dillard uit
1957 en Up The Line van Little Walter uit 1963. Toch kan dit door Billy
Horton ingeblikt debuut me niet 100% overtuigen, al is het moeilijk
de vinger op de kloppende zweer te leggen. Aan de songs ligt het zeker
niet, want de coverkeuze is met It Rocks It Rolls It Swings van The
Treniers en Love Don’t Love Nobody van Roy Brown niet fout, en
de eigen nummers als dat moody Cajun Boy (dat niets met cajunmuziek
vandoen heeft), die Shuck And Jive of het rockende Party Time zijn zondermeer
uitstekend. Is het dan omdat ze geen gitaar in de rangen hebben? Is
het omdat de stem, wel degelijk voorzien van alle benodigde grollen
en behoorlijk zwart, toch iets te weinig doorleefd klinkt? Is het omdat
de saxen te netjes in het gelid blazen in plaats van bronstig slurpend
wild om zich heen te schoppen? Is het omdat wij te verwende en daardoor
bevooroordeelde Ray Collins en Mike Sanchez fans zijn die met minder
geen genoegen meer nemen? Of is het eenvoudigweg omdat we nog even moeten
wennen, want eens te meer geldt het aloude adagio: hoe meer we dit opzetten,
hoe beter we het vinden. Misschien geven de mensen die hen in november
op de Rhythm Riot (GB) gaan zien me wel helemaal ongelijk. Laat maar
weten! Info: www.rhythmbomb.com
en www.trrmusic.com
(Frantic Franky) |
23 mei 2013
IN
TIME/ THE MAVERICKS |
16 mei 2013
STOLEN
FRIENDS/ SMOKESTACK LIGHTNIN’ |
COAL
FIRED MAN/ De feiten: Ezra Lee is een Australische rock ‘n’ roll pianist, in 2009 verscheen zijn debuut You Can't Stop A Freight Train op het Australische label Preston Records, in 2010 speelde hij op Screamin' (E) en in 2012 op de Rockabilly Rave (GB), en vorig jaar bracht hij de CD Ca$hed Up ‘n’ Crazy uit op het Australische label Edjumacation Records. Maar zelfs als je nog nooit van hem hebt gehoord wéét je gewoon op basis van zijn naam en dit hoesje dat je met een Jerry Lee Lewis adept te maken hebt. Producer Ike Stoye, gitarist/ bassist Axel Praefcke en drummer Michael Kirscht van The Round Up Boys zijn specialisten inzake authentieke opnametechnieken en hebben met Ezra Lee in hun Lightning Recorders Studio in Berlijn een CD ingeblikt die verrassend dicht in de buurt komt van de sound op JLL’s Sun opnames uit de jaren ’50: de piano vuurt de troepen aan, de linkerhand geeft non stop pompend de boogie woogie aan, drums die (meestal) simpelweg het ritme volgen, een bas die totaal niet opvalt, en een vlijmscherpe gitaar die in de solo’s eenvoudigweg in het schema blijft hangen. Het materiaal is daarentegen niet het standaard JLL repertoire: alle 14 tracks behalve één, Astrid Goodbye van de Australische pubrock band Cold Chisel uit 1978, zijn eigen nummers van ofwel Ezra Lee owel Michael Kirscht, maar wel bijna allemaal in de typische rechtdoor stijl van JLL. Uitzonderingen zijn de bluesy workout Coal Fired Man, Address Unknown dat klinkt als early ‘60s JLL op Sun, en No Stranger To Danger waarin de rollen omgedraaid worden in voor één keer op deze CD een rock ‘n’ roll song met de gitaar in de hoofdrol en de piano als solo instrument. Interessant detail als je de bezetting op deze CD bekijkt: de leadgitaar wordt gespeeld door Doug Wilshire van de Australische band The Chrome Daddies die toevallig ook bij Lightning Recorders zat om een CD op te nemen, maar klinkt op één twangy solo na 100% JLL en 0% Doug Wilshire. Muzikaal zit deze CD dus best snor, al klinkt Ezra Lee’s stem daarentegen helemaal anders dan JLL: u mag ze rangschikken onder het type langgerekte rochel. Alle nummers zijn okee, al staan er geen Great Balls Of Fire’s op en zijn songs met titels als Spaced Out, Radioactive Woman en Hangover In Hanover niet half zo grappig als je zou vermoeden. Maar als u kan genieten van CD’s met minder bekend JLL Sun materiaal, dan kan u ook genieten van deze Ezra Lee. Info: www.rhythmbomb.com en www.ezralee.weebly.com (Frantic Franky) |
8 mei 2013
27 april 2013
CRYSTAL
& RUNNIN’ WILD Crystal
Dawn: 20 jaar, knap ding, en dochter van Patrick Ouchène van
het Brussels rockabilly collectief Runnin’ Wild. Ik ken Patrick
al langer dan 20 jaar, ik ken ‘em zelfs al van vòòr
ie in bands speelde en zoals iedereen toen (we spreken midden jaren
’80) nog een long haired teddy boy was en pochte dat hij een bandje
ging beginnen. Om maar te zeggen: de tijd vliegt, en ik herinner me
Crystal nog op de arm van papa Patrick. Fast forward naar 2013 en daar
is de debuut-CD van Crystal, een 6 track mini uitgebracht in eigen beheer
in samenwerking met hun boekingskantoor Backline. Om direct ter zake
te komen: dit is – gelukkig maar – een erg goed debuut.
Om te beginnen heeft Crystal een sterke stem die veel volwassener klinkt
dan je zou verwachten van een twintigjarige. Daarnaast is de muziek
rockabilly, maar hedendaags geïnterpreteerd. Het CD’tje opent
met Deadly Day, een compositie van papa en dochter, een nummer waarmee
Sin Alley (ook met een zangeres, en ook met Koen Verbeek als drummer)
bijna 20 jaar geleden wel weg had geweten: uptempo moderne gitaarrockabilly
met roffelende drums en een versnellende contrabas in de solo. Let wel:
de stem van Crystal is helemaal anders dan die van Martine Van Hoof
van Sin Alley. I’m So Lonely, geschreven door Koen Verbeek, koppelt
ingehouden rustige medium tempo rockabilly aan gypsy swing, en de klaaglijke
steel gitaar maakt dit nummer tot een droevige meezinger, als zoiets
al zou bestaan. Dit nummer doet in de verte denken aan zangeres Dani
Klein van Vaya Con Dios, al geldt ook hier dat beide zangeressen een
totaal ander timbre hebben. Rock Boppin’ Baby, het Sun nummer
van Edwin Bruce dat in female versie werd gedaan door Lorrie Collins,
wordt hier zwaarder gezongen en gespeeld, met meer slide en scheur in
de gitaar, een zwaardere bas en opnieuw steel. Misschien zou Rock Boppin’
Baby zo klinken op een hedendaagse CD van Wanda Jackson? Free The Demons
(ook van de hand van Koen Verbeek) begint op ukelele, heeft Koen op
tweede stem, drijft opnieuw op roffelende drums, baadt door de steel
in een americana sfeertje maar blijft rocken door de Johnny Cash gitaar,
en had niet misstaan in het repertoire van Koen’s vorige band
Hètten Dès. Na vier nummers heb je uiteraard al door dat
deze CD heel professioneel klinkt met een sound op het scherp van de
snee, en dat Crystal’s dictie, uitspraak, intonatie en frasering
geen spoor van Frans vertonen, toch haar moedertaal. Integendeel: we
menen zelfs een lichte southern drawl op te merken. Het vijfde nummer
is dan ook een complete verrassing en kan tellen qua cover: het in smetteloos
Frans met veel rollende rrr-en gezongen L’Homme A La Moto van
chansonnière Edith Piaf. Nooit gedacht dat Frans kon rocken?
Edith “non, je ne regette rien” Piaf altijd al belachelijk
gevonden? Think again: L’Homme A La Moto van Piaf uit 1956 is
zonder enige twijfel een geweldige song, net als het Amerikaanse origineel
van The Cheers uit 1955, nota bene een Leiber-Stoller compositie. Crystal
doet het nummer eer aan als roffelende uptempo rocker met rockabilly
gitaar en slappende contrabas. Geweldig! Afsluiter The Good Is Gone
van Madé J. Putrawan, de Indonesische gitarist die de wereld
rondtrekt en Brussel als een van zijn pleisterplaatsen rekent (we zagen
hem al bij Runnin’ Wild en Hètten Dès spelen), is
opnieuw een uptempo rocker die door de extra countryrock gitaar toch
ook weer heel americana klinkt. Al die extra gitaren en steel werden
ingespeeld door de mij geheel onbekende Tom Beardslee, blijkbaar een
Amerikaans rootsmuzikant die in Brussel woont. |
NAIL
POLISH, LIES AND GASOLINE/ THE ROCKETS |
BARFLY/
49 SPECIAL Vierde
release sinds 2002 van de in Turnhout wereldberoemde Portugezen, maar
pas hun eerste nieuwe werk sinds zeven jaar. Het vijftal uit Porto gaat
op deze in België opgenomen en uitgebrachte Barfly helemaal op
de countryrock toer met veel twangy gitaarsolo’s en steel gitaar,
medium tempo countryrock wordt afgewisseld met rockender uptempo tracks
en vermengd met honky tonk en gastbijdrages op fiddle (de Belg Renaud
Crols, vroeger al gezien bij Runnin’ Wild) en piano (jazzmens
Koen Geudens, pianist op de CD van The Baboons, en da’s dus niet
Wim De Busser die live bij The Baboons meedoet). De mandoline en fiddle
geven titeltrack en opener Barfly een bluegrass tintje, in Cherokee
Squaw wordt het uptempo werk gekoppeld aan indianendrums op het oorlogspad,
Return Of The Gunfighter gaat met zijn Mexicaanse trompetjes richting
westernballade, terwijl de mondharmonica op Can’t Get You Off
My Mind dan weer – tot spijt van wie ’t benijdt –
een Bob Dylan sfeertje creëert. Alle twaalf tracks zijn eigen composities
uitgezonderd Up To Dallas, verrassend genoeg van de hand van Danny Huybrechts,
in Turnhout en omstreken beter bekend als DJ Dax. Huybrechts zou intussen
ook al een song “verkocht” hebben aan Paul Ansell! Wellicht
te country om bij iederéén in de smaak te vallen, maar
voor wie er voor open staat: prima album. Info: www.facebook.com/49special
en www.grasshopper.be.
(Frantic Franky) |
LIVE
‘N‘ LOUD/ ADRIANO BATOLBA ORCHESTRA |
DON’T
STOP THE ROCK BOP/ B. & THE BOPS Dit
jaar op Rockin’ Around Turnhout gezien, live minder goed bevonden
als deze CD, maar een concert is natuurlijk altijd slechts een moment,
euh, opname. B & the Bops is de “nieuwe” band van Branko
Radovancevic van de Kroatische hepcats The Mad Men (bestaan die eigenlijk
nog, want de CD is opgedragen aan de in 2011 overleden Mad Men gitarist
Darko Grosek), al zijn ze ook weer niet zó nieuw: de band werd
in 2007 opgericht als zijprojectje, in 2009 speelden ze op High Rockabilly
(E), en in 2010 brachten ze al een vinyl EP uit op het Spaanse label
Sleazy Records, waarvan de drie titels hernomen worden op deze CD. Een
vierde nummer hier, CA Stroll, kwam uit op een Rhythm Bomb vinyl single,
waarvan A-kant Whiskey Ann dan weer niet op deze CD staat. B & the
Bops hebben dezelfde muzikale line up als The Mad Men, met naast Radovancevic
op zang en akoestische ritmegitaar Damir Dimic op lead, Marko Markoc
op contrabas (en deels op elektrische bas zoals we zagen in Turnhout),
en Josip Adam op drums. Waar die muzikanten vandaan komen is mij niet
bekend (ik vermoed dat ze in Kroatië gewoon plukrijp aan de bomen
groeien), maar ze kennen hun job. Ook de stijl is gelijkaardig: gitaargedreven
authentieke rockabilly, maar meer 1959 dan 1956, soms wild (Rock You
Baby), soms rustig maar daarom niet minder goed (Boppin’ Little
Angel, Just A Little Bit), soms met een Johnny Burnette distortie gitaar
(Forget About You). De cover You’re The One (Dennis Volk) is meer
early sixties, AC Stroll is een surf-achtige gitaar instrumental met
drumroffel solos en gastsax door Ike Stoye – de CD werd opgenomen
door Stoye en Axel Praefcke in hun Lightning Recorders studio in Berlijn).
De CD, op vier songs na allemaal eigen composities, klinkt pittig en
bevat catchy songs (Move met Praefcke op tweede gitaar is een schoolvoorbeeld
van hoe een song op te bouwen naar een climax), leuke accenten, frisse
ideeën en originele invalshoeken. Radovancevic’s stem is
zeker niet perfect, superkrachtig of accentloos (de drie tenoren zal
hij nooit halen), maar OK en fanatiek genoeg voor dit soort werk. Omwille
van de hoge bopfactor aan elkeen aan te raden! |
FROM
THE BACKWOODS/ De
vergelijking van deze CD met de recent door ons besproken CD van Rhythm
River Trio (GB) is onontkoombaar: ook een drumloos trio (uit Duitsland
dan), ook een debuut, allebei rockabilly, en wat mij persoonlijk betreft,
ook reeds live gezien en goed bevonden: als ik mijn dagboek erbij haal
lees ik “fantastisch! Geen drums, maar dat miste je nergens, want
dit was waarlijk een onwaarschijnlijke vintage sound: messcherpe leadgitaar
die even luid stond tijdens de strofes en refreinen als tijdens de solo’s,
en daarbovenop degelijke vocals. Ze brachten de betere onbekende melodieuze
rockabilly: Blue Train (Johnny Cash), Lonesome Train (Johnny T Talley),
I’ve Changed My Wild Mind (de A-kant van die Lonesome Train),
Hypnotized (Terry Noland), Ballin’ Keen (iedereen). Alle Duitsers
stonden vooraan, altijd een goed teken. Deze Lonesome Drifters kunnen
het nog ver schoppen”. Helaas valt de vergelijking uit in het
voordeel van RRT: de Lonesome Drifters CD is op zich okee, maar niet
zo pokkegoed zoals die van RRT. De CD bevat enkel covers in verschillende
gradatie van onbekendheid, wat op zich niet zo erg is, want je kan pas
originals bedenken als je het idioom grondig onder de knie hebt. Het
probleem (al is dat een te zwaar woord) zit ‘em enerzijds in de
sound van de CD, anderzijds in de stem van Stefan Schmid. Er werd duidelijk
een liefdevolle poging ondernomen om authentiek op te nemen (bij het
ons onbekende Black Shack Recordings, een mens kan niet alles weten)
maar het resultaat klinkt meer als erwtensoep, rommeliger, minder samenhangend
en als één geheel, met bijvoorbeeld veel zoem op wat klinkt
als plastic akoestische snaren. Schmid heeft een indrukwekkende galmkast
van een stem die zeer diep kan gaan (zo diep als Sleepy LaBeef in de
jaren ’50), maar klinkt soms geforceerd, wat we wijten aan zijn
jonge leeftijd en het zoeken naar een eigen stemgeluid. Op twee songs
neemt gitarist Silvio Bantle de zang voor zijn rekening, wat voor variatie
zorgt, maar ook in zijn stem hoor je dat het Engels niet zijn moerstaal
is. Daarnaast spelen The Lonesome Drifters clichématiger en minder
inventief dan RRT, wat we ook weer aan hun jonge leeftijd wijten. |
18 april 2013
AFTER
DAWN/ THE SLIPMATES Langverwacht is het minste wat je van deze CD kan zeggen: de door Filip Geudens van The Buckshots geproducede opvolger van hun debuut Stranger In My Own World uit 2006 deed er maar liefst zeven jaar over. Slipmates zijn dan ook een bandje dat het rustig aan doet en niet meer zo nodig de wereld hoeft te veroveren: af en toe eens optreden volstaat, dank u. ’t Is ook een bandje dat volstrekt zijn eigen zin doet en niet in hokjes wil denken: ze mogen dan wel allemaal gemazeld en gepokt zijn in de rockabilly, maar ze zijn daar niet in vastgeroest en hebben in de loop der jaren zoveel andere mooie muziekjes leren kennen. Zo gaat dat nu eenmaal in het leven, net zoals je zoveel andere mooie vrouwen leert kennen. Dat betekent niet dat je je eerste liefde zomaar verstoot, maar af en toe wil je wel eens van andere walletjes proeven, en da’s wat Slipmates hier doen. Dat zie en hoor je het duidelijkst met vijfde groepslid Sven Bollen op mondharmonica, nadrukkelijk een niet-rockabilly die begon met als special guest af en toe een paar nummertjes mee te blazen maar dat zoveel jaar later nog steeds en op deze CD op minstens de helft van de nummers doet. Dat betekent ook weer niet dat dit een blues CD is, verre van. Dit is vooral een relaxte CD, maar als ze al eens uptempo gaan is dat ook weer nadrukkelijk niet richting rockabilly. De 15 nummers op After Dawn zijn grosso modo op te delen in drie stijlen: twangy gitaren, Mexicaanse trompetten (Patrick Melis van Del Valentinos zaliger en Bamboo Apple Cutters) en een eenzame mandoline (Jorge Fortunato van 49 Special en Moonshine Reunion) creëren sound- en mindscapes, op andere songs stapt zanger Koen Meeus fluitend en met een slakkegangetje door het leven onderwijl de dingen om hem heen groetend, en tenslotte gaan enkele nummers met Hammond orgel (gitarist Hans Maes) en sax (Patrick Melis) en weerbarstige rhythm ‘n’ blues gitaren fiks jaren ‘60 en nog net geen soul. Links en rechts duikt er een spooky steel gitaar op (Jorge Fortunato), I Ain’t Good For You is country met een bluegrass mandoline, My Love (met een extra vrouwenstem, Karolien Verbeek oftewel Mevrouw Meeus) lonkt naar Leonard Cohen of Nick Cave. Je merkt het ook aan de drie covers op deze CD (Ain’t Got The Time is hillbilly van The Warren Brothers uit 1951, Oh Oh Mojo is rhythm ‘n’ blues van The Volcanos uit 1960, en Subterranean Homesick Blues is Bob Dylan in 1965): Slipmates grasduinen in diverse niet-rock ‘n’ roll genres als waren het kinderen in een speeltuin op een oneindige zomerdag en brouwen zo een roots CD made in de Kempen, maar zonder het belerende vingertje omhoog dat dit soort albums te vaak uitademt. Ik verdenk Slipmates er sterk van onder hun vetkuif en tatouages gewoon een stelletje rock ‘n’ roll hippies te zijn, maar ik vind deze CD best goed, dus misschien ben ik dat zelf ook wel. In elk geval: aan u hen in deze trip te volgen of niet. De CD wordt officieel voorgesteld op zaterdag 4 mei in ’t Onkrooid in Arendonk, alle info op www.slipmates.be (Fantic Franky) |
WILD
SIDE OF LIFE/ RHYTHM RIVER TRIO Rhythm River Trio (GB) heb ik vorig jaar live gezien, en ik was toen onder de indruk. Ik citeer mijn Boppin’ Around notities: “straffe band, uitstekende zanger, prima jonge gitarist, excellente covers, steeds heel uptempo”. Dat geldt evenzeer voor deze CD, ingeblikt en gemastered in de Lightning Recorders Studio van Axel Praefcke en Ike Stoye in Berlijn, want David Short, Bruno Pannone en Morgan Willis leveren hier als drumloos trio voorbeeldig werk af. De stijl is authentieke rurale rockabilly en leidt zich het best af uit het soort covers: How Come It van George Jones, Treat Me Right van Kenny Parchman, I’m Comin’ Home van Johnny Horton, om enkel de bekendste te noemen. Short’s stem klinkt tijdloos fifties (net zoals ie er zelf tijdloos fifties uitziet: noch op zijn stem noch op zijn gezicht kan je een leeftijd plakken) en grolt, gromt, jankt, jodelt en hiccupt in de beste Charlie Feathers traditie, ondersteund door gedegen en solide akoestische ritmegitaar en contrabas, terwijl het inventieve en effectieve gitaarspel van Morgan Willis de zaak met veel chicken picking nog boeiender maakt. Ze spelen de covers ook niet naadloos na, want die gitaar geeft er telkens weer een interessante eigen draai aan. De eigen nummers zijn zonder meer geslaagd (ik daag iedere leek uit het eigen She Said naast Mama’s Little Baby van Junior Thompson te beluisteren en te raden welk het fifties nummer is) en klinken uitermate vlot en vloeiend, wat je vaak hebt op een debuut, omdat die eigen songs dan al jàren hebben kunnen rijpen, terwijl bij een tweede album het eigen materiaal soms minder spontaan klinkt omdat het speciaal voor dat nieuwe album is geschreven. Hebben wij dan niets aan te merken? Nee, vrienden, voor één keer helemaal niets. Dit is pure rockabilly voor en door puristen. Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky) |
11 april 2013
RED
DIRT HONKY TONK/ SMOKEY & THE BANDITS Smokey
& the Bandits komen uit het zuiden des lands, werden opgericht in
2011 en bestaan uit Pascal Snijders (Taildraggers, zang en akoestische
ritmegitaar), Harold van Lierop (Pipeline 61, electrische bas), William
van Hoof (Kingsize Playboys, pedal steel), Pepijn van Herk (countryband
Texas Renegade, telecaster) en Aldwin van der Voort (ook Texas Renegade,
drums). Doorgewinterde muzikanten dus die allemaal uit de rockabilly
en de country komen, en die muzieken komen samen in de countryrock van
Smokey & the Bandits. Nu is countryrock een vies woord: wij prefereren
rockende country, en het valt op dat tussen de vier covers hier ook
twee recente nummers zitten, You Are Never Nice To Me (BR5-49) en Kansas
City Southern (Turnpike Troubadours), en samen met If You Should Come
Back (Johnny Paycheck) en Sam’s Place (Buck Owens) weet u dan
gelijk hoe de vork aan de steel (gitaar) zit: Smokey & the Bandits
handelen in traditionele honky tonk en de zogenaamde west coast country,
beter bekend als de Bakersfield sound van Buck Owens, opgewekte uptempo
mid jaren ’60 country. Dat het daarbij wel degelijk rockt hoor
je zeker in opener You Are Never Nice To Me, dat meer Memphis rockabilly
dan Bakersfield klinkt. Eén nummer is van Pascal Snijders zelf,
If You’re Leaving, en het misstaat absoluut niet. Snijders’
stem is uitstekend geschikt voor dit werk, een spaarzame tweede stem
geeft een mooi resultaat, de instrumenten doen wat ze moeten doen, de
twangy leadgitaar friedelt nonstop en de pedal steel glijdt ertussen
waar ze maar kan. Het CD’tje klinkt misschien iets te digitaal,
maar die opmerking is zuiver geluidstechnisch en doet niets af aan de
muzikale kwaliteit die Smokey & the Bandits tentoonspreiden. En
die ze ook live waarmaken, zoals we zelf vaststelden op Rockin’
Around Turnhout. Deze 5 tracker is te koop bij optredens voor 5 euro,
en je kan de nummers beluisteren op www.smokeybandits.nl.
Als je dit kleinood in huis wil hebben stuur je best via die site een
mailtje. (Frantic Franky) |
SHAKE
AROUND WITH/ THE HOUSEROCKERS The Houserockers (GB) bestaan inmiddels 17 jaar (even lang als Rob Glazebrook’s vorige band The Playboys heeft bestaan) en dit is hun vijfde album in opnieuw een nieuwe bezetting met contrabassist Nick Hoadley (Bob & the Bearcats, Cordwood Draggers, Arsen Roulette, Lloyd Tripp) en nieuwkomer Nick Simonon die promotie maakt van invaller naar vaste drummer. Niet dat het veel uitmaakt: bij The Houserockers staat de begeleiding steeds ten dienste van Glazebrook’s gitaar. Echt al een veteraan ondertussen, die Rob Glazebrook: als je nagaat dat hij begon bij Rochee & the Sarnos in 1983 dan is ie al langer bezig dan sommigen van jullie ondertussen in de scene zitten! En bovendien gaat hij prat op een onwaarschijnlijk ruim repertoire: ik zag ‘em ooit live de verzoekjes zo uit de mouw schudden op eenvoudig verzoek en à rato van één pint per groepslid. Glazebrook weet dus waar hij mee bezig is, en dat betekent dat deze vijfde Houserockers helemaal in de lijn van zijn voorgangers ligt: 15 voorverpakte plakjes snedige rock ‘n’ roll en rockabilly die ten zeerste authentiek klinken in de stijl van pakweg het Starday label, krachtig en rauw, maar minder wild dan bij hun live concerten. Een paar songs klinken dan weer meer Collector early sixties. Enkele eigen nummers worden afgewisseld met zowel bekende (Please Give Me Something van Bill Allen & the Backbeats, Broken Heart van The Moonlighters, Draggin’ van Curtis Gordon, Crackerjack van Joe Clay, School Of Rock ‘n’ Roll van Gene Summers, let vooral op hun smerige rechtdoorversie van That’s All Right Mama van Elvis, geen idee of dat al eerder werd gedaan of het een arrangement van Glazebrook is) als minder bekende covers. Welke juist de onbekendere covers en de eigen songs zijn is niet helemaal duidelijk, componisten staan nergens vermeld, maar in elk geval de rocker Bye Bye en het melodieuze op doo-wop patronen gebaseerde One Kiss is eigen materiaal. Niks geen opleuken of gastmuzikanten hier, dit zijn gewoon drie instrumenten en één stem zonder overdubs en als er ergens een gat valt in een solo dan moet dat maar. Aangezien dit rock ‘n’ roll met vuile vingernagels is zal dit zeker niet in ieders smaak vallen, maar me likes it. Always did, always will. Info: www.rhythmbomb.com, www.myspace.com/thehouserockers56 en uiteraard zitten ze ook op Facebook. (Frantic Franky) |
Single Recensie
ROCKIN’
IN THE GRAVEYARD/ Dan
denk je dat je na 20 jaar Boppin’ Around toch een beetje je vinger
op de kloppende rock ‘n’ roll pols hebt en weet wat er reilt
en zeilt in het wereldje, blijken er toch nog altijd bands rond te lopen
waar je nog nooit van gehoord hebt. Zoals Thee Gravemen, een Brits duo
dat sinds drie jaar opereert vanuit Malmö (S) en bestaat uit gitarist
Lee Thornton en drummer Darren Ward, en hier via het Zweedse label Heptown
na de single Haunted/ All Black And Hairy en de EP My Girlfriend Is
A Werewolf hun derde vinyl single voorstelt. De heren hullen zich in
lange zwarte jassen en hoge buishoeden en hebben een voorliefde voor
monster rock ‘n’ roll, getuige songtitels als My Witch en
Diggin’ Graves. Adepten van Screaming Lord Sutch en The Cramps
dus, en op deze single is het niet anders: het eigen Rockin’ In
The Graveyard begint met spookachtige theremin geluiden en waanzinnig
lach (die terugkomen tijdens de solo) als in een oude griezelfilm met
Vincent Price, wat na een korte gesproken intro leidt tot Hasil Adkins-achtige
rock 'n' roll (zij het minder chaotisch), exact wat je kan verwachten
van één gitaar + drums: rechtdoor met garagerock akkoordenwissels.
Het nummer lijkt geïnspireerd door Rockin' In The Cemetery van
Ronnie Dawson en eindigt merkwaardig genoeg met een surf drumsolo. B-kant
Tornado, het vaak gecoverde nummer van The Jiants uit 1959, blijft trouw
aan het tempo van het origineel maar wordt net iets rauwer, trashier
en primitiever gespeeld en gezongen, terwijl de wind door de bomen huilt.
Beide nummers zijn repetitief en vrij eenvoudig gebracht en daardoor
ietwat eentonig, maar het geheel kan liefhebbers van dit specifieke
themagenre zeker bekoren. Origineel: deze single heeft geen groot “single
gat” maar een klein LP gaatje en past dus niet in jukeboxen. Zijn
we nog niet vaak tegengekomen! Op 31 oktober (Halloween!) zou hun albumdebuut
verschijnen op Dirty Water Records (GB). Info: www.reverbnation.com/theegravemen
en www.heptownrecords.com
(Frantic Franky) |
CD Recensies
21
maart 2013
FAST
CARS, GUITARS, TATTOOS & SCARS/ VOODOO SWING Zevende album of daaromtrent in 22 jaar (al zit in hun CV een groot hiaat waarin de band een aantal jaar op non-actief stond) van dit trio uit Phoenix wier debuut We’re Usin’ Code Names verscheen in 1993 op Nervous (GB), in 2003 gevolgd door Well Okay Then op Rockhouse (NL). Ondanks de naam heeft hun muziek niets met swing vandoen (en al evenmin met voodoo), want Voodoo Swing ploetert rond in het hardere hedendaagse marktsegment, al gaan ze op CD vaak wat breder. Zo ook op deze nieuwe: Voodoo Swing (anno 2013 Paul “Shorty” Kreutz op gitaar en zang, Lee Aidukaitis alias Leeroy Nelson op drums en Tommy Collins op contrabas) opent met de redelijke medium tempo meezinger Down At The Oak, gevolgd door de schappelijke neo titeltrack. When Death Comes A Callin’ is evenwel een in bluegrass trappelende op banjo en fiddle deinende altcountryrocker, en dat geeft meteen aan waar dit album voor staat: rockers afgewisseld met rootsnummers in alle mogelijke stijlen die ik echter niet steeds geslaagd durf te noemen. Damn I’m Dumb is de verplichte grappig bedoelde countrysong, Cruisin’ With My Baby, If You Ever Want To Come Home en Tell Her Hi For Me zijn op platte clichématige rhythm ‘n’ blues gebaseerd. Nog erger is Lost Yesterdays, uitfreakende bijna psychedelische uit trage Bo Diddley riffs opgetrokken altcountry. Chasin’ The Devil’s Hot Rod is een heropname van een song die eerder al op hun debuutalbum stond. Gastinstrumenten alom: Al Martinez van Moonlight Trio op twee songs op extra gitaar, een steelgitaar voegt een leuke toets toe aan de rockende Seein’ Double Boogie, maar piano en een piepende sax klinken op verschillende songs niet echt mooi of terzake doend. De rockers bevinden zich qua sfeer (niet qua sound) vaker wel dan niet in de schaduw van The Paladins, die vermeld worden in de thank you’s en waarvan Kreutz een hemdje draagt op de hoesfoto. Nog minpunten: de nummers worden nodeloos te lang gerokken (en nog maar eens een keertje blijven hangen in hetzelfde akkoord), de zang kon expressiever, de mix rammelt en klettert en zingt aan alle kanten rond maar is niet bepaald een consistent geheel te noemen. Toch jammer voor een band die live wel degelijk de nodige ass weet te kicken, zoals u deze zomer zelf zal kunnen vaststellen wanneer ze weer uitgebreid door de Benelux gaan optreden. Op het hoesje staat een app code waarmee je niet alleen de teksten (altijd handig als de mix niet denderend is) maar ook een akoestische versie van When Death Comes A Callin’ kan downloaden, maar die optie is helaas niet beschikbaar op onze oude bakelieten telefoon. Info: www.voodooswing.net en www.electriclotuslabel.com (Frantic Franky) |
7 maart 2013
DRY
HOPPING/ GERASENE PIGS Nog
nooit live gezien, deze Gerasene Pigs uit Hamont-Achel (B), hoewel ze
bezig blijken sinds 2007 en reeds de mini Jitterbuggen Mit Der Rudi
(2007) en het full album The San Lorenzo Special (2010) uit hebben.
Ik zag hen zeker al op affiches staan, maar op een of andere manier
associëer ik hen met het hardere werk. Dat blijkt te kloppen: wat
de vetkuiven genaamd Dirk Bosmans (zang), Dries Beks (contrabas), Guy
Cardeynaels (gitaar) en Innocent Beks (drums) hier presteren heeft absoluut
niets te maken met golden oldie jukebox rock ‘n’ roll en
daar zijn ze waarschijnlijk fier op. Hun muziek is evenwel geen psychobilly,
maar een hypermodern en hyperkinetisch amalgaam van pretpunk, koeiepunk,
glam, poprock en vertraagde en daardoor funky Bo Diddley ritmes, op
Rabbis In Disguise zelfs doorkruist met een Balkanmelodie, een volstrekt
eigen(zinnig) brouwsel dat niettemin samenhangend klinkt. Vergelijkingen
zijn moeilijk te maken omdat ik nu eenmaal niks ken van pretpunk, koeiepunk,
glam en poprock, maar als het dan toch moet zou ik zeggen Tenpole Tudor
in Ted Ain’t Dead mode. Bij momenten voor mij te druk, maar zeker
goed uitgevoerd, en inderdaad enkel op zijn plaats op de hardere festivals.
U bent gewaarschuwd, en ook daar zijn ze wellicht fier op! Info: www.vi.be/gerasenepigs
(Frantic Franky) |
28 februari 2013
SLAPBACK
JOHNNY/ SLAPBACK JOHNNY Nieuwe
bands, laat ze maar komen, en Slapback Johnny, deels bestaand uit voormalige
Dice Rebels, komt sinds vorig jaar uit Wijk Bij Duurstede met een bezetting
van gitaar (Rex), contrabas + zang (Peter), drums (Richard) en... piano
(Thijmen)! Die piano valt uiteraard op omdat er sowieso niet veel bands
in de Benelux een piano in de gelederen hebben, en àls ze die
hebben gebruiken ze die in oftewel een swing oftewel een Jerry Lee Lewis
context, terwijl het in de jaren ’50 gewoon een rock ‘n’
roll instrument was evenwaardig aan gitaar en sax. Slapback Johnny heeft
inmiddels een EP’tje uit dat eigenlijk helemaal niet uit is maar
verspreid wordt via internet en gratis kan gedownload worden via www.slapbackjohnny.nl,
en omdat wij nogal onhandig zijn met computers hebben ze de drie songs
speciaal op CD gebrand en naar onze redactie opgestuurd, waarvoor dank.
Uit die drie nummers blijkt dat ook Slapback Johnny die piano gebruikt
als volwaardig rock ‘n’ roll instrument: de gitaar voert
Slapback Johnny aan, de piano legt een fundering stevig genoeg om een
huis op te bouwen en zorgt op gezette tijden voor een gezwinde solo,
die in End Of The Road (Jerry Lee Lewis) heel barrelhouse klinkt en
op Red Hot (geïnspireerd op de Robert Gordon versie) puur rock
‘n’ roll is. Waarmee u meteen weet dat Slapback Johnny in
elk geval op deze opnames voor vrij bekende nummers koos, want openen
doen ze met Caldonia, verrassend genoeg heel gitaargericht terwijl het
eigenlijk een swingnummer is. De afwisseling in de solo’s tussen
gitaar en piano zorgt voor afwisseling, en da’s goed, want je
kan zelfs in deze drie nummers spreken van een eigen sound: sterke rock
‘n’ roll, gedreven gespeeld en goed gezongen met een beetje
brutale stem, en dat alles samen zorgt er voor dat de overbekende nummers
Caldonia en Red Hot toch fris overkomen, zoals ook blijkt uit hun videoclip
van Caldonia die we onlangs op Boppin’ Around plaatsten. Meer
woorden moeten we daar niet aan vuil maken: wij hebben niets dan lof
voor Slapback Johnny, dus ga naar www.slapbackjohnny.nl,
download die songs en check hun speellijst voor een concert bij u in
de buurt, want ze spelen best veel, ook op de grote festivals als Rock
‘n’ Roll Sunday Hoorn, de Rockabilly Roundup in Gemert en
Rock ‘n’ Roll Street Terschelling. (Frantic Franky) |
7 februari 2013
YOU
KNOW I KNOW/ Nieuwe
release van Jackson Sloan, in de herfst van 2012 na onenigheid betreffende
zijn solo aktiviteiten opgestapt als zanger bij Oo-Bop-Sh-Bam (GB).
Eerder bracht hij al onder eigen naam (with a little help from his friends
Ray Gelato op sax en Pete Pritchard op bas) het full album Saturday
Clothes uit, ook op Shellac Records (naar wij veronderstellen zijn eigen
label), en begin jaren ’80 zat ie al bij Rent Party. Als je al
zo lang met muziek bezig bent kan je maar beter goed zijn, en Jackson
Sloan wordt in Engeland inderdaad bij de betere jump, jive en rhythm
‘n’ blues frontmannen gerekend. Het doel van deze “DJ
promo only” die we toegestuurd kregen is ons onbekend, net als
Sloan’s nieuwe band The Rhythmtones, al dachten we dat eigenlijk
een andere naam is voor The Hot Tones, de begeleidingsband Jive Aces
protégée Lil’ Miss Hayley. Namen van bandleden zijn
niet vermeld, maar in de bezetting van The Rhythmtones vonden we ene
Pete Cook op sax, mogelijk dezelfde Pete Cook die vroeger bij Mike Sanchez
en Blue Harlem zat, maar daar zijn we dus zeker, euh, niet zeker van.
Soit, de twee tracks hier (eigen nummers?) zijn meer dan uitstekend.
Waar Sloan op Saturday Clothes stijlementen uit rockabilly, gospel,
jazz en twist in zijn muziek incorporeerde, is het hier puur rock ‘n’
roll swingen geblazen. You Know I Know is helemaal in de lijn van een
Roy Brown of Wynonie Harris, melodieuze medium tempo jive met een meezing
refrein, waarbij vooral opvalt hoe goed en zwart en ouderwets Sloan’s
stem klinkt. De begeleiding bevat een full band met saxen en piano en
die leveren gedegen werk, resulterend in een prima song. Prima, maar
niet (period) perfect: de jazzy toetsen op piano geven een te moderne,
euh, toets, de solo op baritonsax komt er niet helemaal uit, en het
geheel klinkt net iets té gestroomlijnd. Track twee, I Can’t
Turn Back, ligt in de lijn van Fats Domino, niet zozeer qua zang of
uitvoering, wel inzake het sóórt nummer met rustig voortrockende
begeleiding. Hier is de solo voorbehouden voor de gitaar die met kort
afgeknepen noten zijn gang mag gaan richting rhythm ‘n’
blues. |
HOUSE
ON THE HILL/ J. TEX & THE VOLUNTEERS |
24 januari 2013
WOLF/
THE DELTA BOMBERS Het Howlin’ debuut van
The Delta Bombers uit Las Vegas van vier jaar geleden was een prima
schijfje (zij het enigszins steeds hetzelfde, maar dat geldt voor àlle
Wild CD’s), deze opvolger is dat evenzeer, al klinkt ie toch deels
helemaal anders. |
TAKE
COVER/ TEXAS STEVE & THE TORNADOS Een
CD met hoes- en binnenfoto in 3D zonder rood-groen brilletje, ja, daar
krijgen wij schele hoofdpijn van. Gelukkig niet van de muziek zelf!
Texas Steve (voor de burgerlijke stand in niet Texas maar San Francisco
gewoon Steve Hosick) kennen we van de Wild CD At Your Door, waarop hij
begeleid werd door een andere band, het Git Gone Trio. The Tornados
hebben dezelfde line up van gitaar, contrabas en drums maar een compleet
andere bezetting waarvan wij enkel gitarist Matt Pavlovcic kennen van
bij Arsen Roulette. Ik heb me laten vertellen (maar kan dit niet bevestigen:
ik ken de heer Pavlovcic niet persoonlijk) dat hij bij Roulette is weggegaan
omdat ie wat steviger wilde spelen, en de muziek op Take Cover is inderdaad
van heel andere aard dan de pure semi-akoestische rockabilly van At
Your Door, waarbij ik de term semi-akoestisch bezig omwille van de nadruk
op de akoestische ritmegitaar. Take Cover klinkt zwaarder met meer twang
en distortion op de gitaar, en bevat modernere rock ‘n’
roll en rockabilly. Let wel : dit is geen neo of psycho, verre van.
Nee, dit is meer late fifties en zelfs early sixties, met op All Night
bijvoorbeeld een vrolijke piano (gastrolletje van Wild studiomuzikant
Victor Mendez) en zelfs een female achtergrondkoortje, of de Bo Diddley
beat op I’m Man Enough die refereert naar Not Fade Away van Buddy
Holly. Voor de rest: strollers, een soms blues-achtige leadgitaar, twee
songs op indianenritmes, en de Jiants cover Tornado die wat klinkt als
de Tornado van de Belgische Dominos uit 1996, al hadden die er nog wel
een orgeltje aan toegevoegd. Texas Steve & the Tornados verdubbelen
de gitaarsolo, al maakt dat het nummer niet wezenlijk beter. Van de
twee CD’s prefereer ik eigenlijk At Your Door, al valt de vinger
moeilijk op de wonde te leggen, want slecht is Take Cover zeker niet.
Beide CD’s klinken niet typisch Wild Records in de zin dat ze
zich niet in dat licht trashy Wild universum bewegen, maar At Your Door
leek me toch niet iets beter qua mix en sound: Take Cover klinkt wat,
euh, gecomprimeerder, als u begrijpt wat ik bedoel. Maar voor de rest:
geen klagen. Info: www.wildrecordsusa.com
en www.texassteveandthetornados.com
(Frantic Franky) |