Je
recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze
dan naar de hoofdredactie! |
CD Recensies
19 juni 2014
‘CAUSE
OF YOU... TWO CATS/ ROCKIN’ BONNIE & THE MIGHTY ROPERS + THE
STARLITERS Kijk,
dit is nu eens correct tegenover de consument: de twee 4 track vinyl
EPs van Rockin’ Bonnie (de mooiste ogen en smile van Italië)
& the Mighty Ropers en The Starliters netjes op één
CD, zonder vinyl only of CD bonustracks, en zo heeft de klant 100% de
vrije keuze tussen beide formaten. Wat we schreven over die EP’s
geldt uiteraard ook voor deze (mini-)CD: vlotte countrybilly of boppin’
hillbilly of hoe je het ook wil noemen. De CD schudt de tracklisting
van de EP’s door elkaar maar het geheel klinkt als een, euh, geheel,
wat enerzijds niet mag verbazen aangezien The Mighty Ropers gewoon een
andere naam is voor The Starliters, maar anderzijds ook variëteit
garandeert door de afwisseling van vrouwelijke en mannelijke leadzang,
en die mannelijke leadzang is daarenboven drie nummers voor gitarist
Massimo Zampini en één keer drummer Franco Malatesta.
Wij vinden dit een bijzonder fijn CD’tje netjes verdeeld in vier
covers en vier originals, dus lees er gewoon onze recensies van de desbetreffende
vinyl releases op na. En nu graag nog eens hier ten lande op het podium!
Info: www.eltororecords.com
(Frantic Franky) |
RIDING
AFTER MIDNIGHT/ CLINT BRADLEY Clint
Bradley is het gezicht en de stem van The Blue Cats (GB), een van de
meest toonaangevende neo-bands begin jaren ’80, opmerkelijk aangezien
hun eerste LP met een andere zanger was, Dave Phillips, die toen die
LP verscheen al uit de groep was gestapt. Vergelijk het met Matchbox
waarvan sinds Graham Fenton ook iedereen is vergeten dat ze op hun eerste
LP een andere zanger hadden. Nu heeft Bradley sinds The Blue Cats al
heel wat verschillende muziekjes gemaakt (en het zegt veel over de status
van The Blue Cats dat de fans hen hun Beltane Fire peiode hebben vergeven),
maar dit solo album is toch weer iets anders. Om het paard gelijk bij
de naam te noemen: dit is een countryplaat, meer bepaald een eerbetoon
aan Marty Robbins en in mindere mate aan The Sons Of The Pioneers, de
allereerste muziek – zo lezen wij hier – waarmee Bradley
als kind in contact kwam en die een blijvende indruk op hem naliet,
gekoppeld aan en wellicht gevoed door een liefde voor klassieke westerns
en de drang naar verre horizonten. Dat countrygegeven is verrassend,
maar tegelijk ook niet: het Guilty Heart van zijn solo debuut This Hour
uit 1997 had bijvoorbeeld al veel country invloed, of trage nummers
als Is It A Memory, Above of Where Do I Go From Here van zijn vorige
soloalbum Cross A Soul With Silver uit 2011. Hey, elke fan die een beetje
vertrouwd is met het werk van The Blue Cats moet Lonesome Desperado
kennen van hun Best Dawn Yet (2012), ook helemaal in deze stijl, of
– bekender – het uptempo Wild Dogs Of Kentucky van The Tunnel
(1992). |
PIANO PUMPIN’ SENSATION/ CHRIS GIRTON Nooit
van gehoord en meer dan dat ie piano speelt weet ik niet van Chris Girton,
behalve dat het een Amerikaander is. Er staat op deze CD ook totaal
geen info betreffende de muzikanten, en ik meen naast de piano enkel
drums, basgitaar en gitaar te horen, met op één nummer
steelgitaar. De CD bevat 12 covers en niks eigen werk, maar geen enkele
cover vàn of verwijzing naar hét ijkpunt inzake piano
rock ‘n’ roll Jerry Lee Lewis, behalve een vemelding tussen
de “thank you’s” in de inlay en één
nummer dat – maar daarover straks meer. Nee, deze Chris Girton
wil zo te horen niet de wildste pianorocker van zijn generatie worden
(de pumpin’ piano blijft beperkt tot de CD-titel) maar prefereert
een gezapiger aanpak met rustige kwaliteits rock ‘n ‘roll
en is daarbij niet bang te opteren voor overbekende songs: met Your
Cheating Heart, Real Gone Lover, Kansas City, Little Sister, Break Up,
You Don’t Know What (Until You Lose It) en een verrassend trage
Cherokee Boogie mogen we pakweg de helft van de CD beschouwen als dé
klassiekers onder de klassiekers. Die songs zijn op zich zo goed dat
een beetje muzikant er niet veel fout mee kan doen, en Girton en co
brengen ze dan ook zeer degelijk, waarbij het geslaagde gebruik van
mannelijke backing vocals opvalt. De rest van de covers grijpt terug
naar minder voor de hand liggende rock ‘n’ roll (Joy Gray
van Chuck Howard) en country (What A Loneome Life It’s Been van
Skeets McDonald en I’m Throwing Rice van Eddy Arnold) met één
hedendaagse cover: het Elvis-achtige Forever’s Much Too Long van
Go Cat Go. Girton’s stem is trouwens prima geschikt voor dat soort
Elviswerk, zie ook die You Don’t Know What van Elvis soundalike
Ral Donner. Oh ja, die ene Jerry Lee Lewis is I Know What It Means (van
de hand van Sun studiomuzikant en engineer Stan Kesler die ook I Forgot
To Remember To Forget en I’m Left You’re Right She’s
Gone schreef) dat op Sun verscheen in 1965. Alles samen geeft dat professioneel
uitgevoerde beheerst voortkabbelende rock ‘n’ roll met veel
medium tempo nummers en country-styled ballads, bestemd voor die mensen
voor wie het niet per sé rockabilly maar ook eens een keertje
doodgewone doch goeie rock ‘n’ roll mag zijn. Info: www.chrisgirtonband.com
en www.eltororecords.com
(Frantic Franky) |
TEEN
ROCKIN‘ PARTY VOLUME 10 |
TEENAGE
TIME VOLUME 12 |
Vinyl Recensies
12 juni 2014
HIT,
GIT & SPLIT/ ARSEN ROULETTE Arsen
Roulette (USA) heeft best al wat spul uit maar deze 33 toeren EP lijkt
ons vier nieuwe nummers, in 2013 opgenomen met drie Italiaanders in
de Lightning Recorders studio in Berlijn. Van Young Jessie’s zwarte
rocker Hit Git & Split uit 1956 maakt Roulette een bluesbopper,
het tegenovergestelde spectrum van de rockabilly is de Marty Robbins
cover I Can’t Quit, in datzelfde gezegende jaar 1956 een vlotte
uptempo country, in Roulette’s versie voorzien van een Johnny
Cash begeleiding. Twee eigen nummers: Behave Be Good Or Goodbye is uptempo
rockabilly, Stop The Bop is ook rockabilly maar dreigender op een stompend
ritme. Roulette is niet de beste zanger ter wereld doch in een setting
als deze omringd door goeie muzikanten (drummer Mauro Milioti en Dale
Rocka-gitarist Roberto Gorgone werkten al eerder met Roulette, contrabassist
Mario Rossi ken ik niet) weet hij aardig zijn plan te trekken en maakt
zijn inleving veel goed. Diezelfde wereld zal hij met deze EP niet veroveren,
maar ze past goed in de rest van zijn oeuvre. |
‘CAUSE
OF YOU/ Sabrina
Cocciolo alias Rockin’ Bonnie (I) bracht in 2009 al de CD Jubilee
Cocktail uit op El Toro (E) met The Rot Gut Shots, dit is een 4 track
EP met haar “nieuwe officiële band” The Mighty Ropers,
eigenlijk gewoon een andere naam voor The Starliters (I). Eén
band met twee namen dus, maar de muziek is dezelfde rockahillbilly met
als enige verschil dat de ene band een zanger en de andere een zangeres
heeft. Opener I’m Movin’ On is gelijk een prijsbeest: het
bekende Hank Snow nummer wordt voorgestuwd door twangy gitaar, steel,
handclaps, backing vocals en uiteraard Bonnie’s heldere stem.
De zelfgeschreven titeltrack ‘Cause Of You is verrassend genoeg
een country crooner, zeg maar country weeper, voortkabbelend op Hank
Williams steel en honky tonk piano. Dezelfde ingrediënten van country
gitaar, steel en piano maar dan uptempo blazen verfrissend nieuw leven
in Hardrock Gunter’s I’ve Done Gone Hog Wild dat even goed
klinkt als het eigen en gelijkaardige If There’s Any Justice.
De afwisseling en veelzijdigheid gecombineerd met de grondige kennis
van het idioom en de perfecte arrangementen gekoppeld aan Bonnie’s
stem die een naieve onschuld oh zo typerend voor 50s countryzangeressen
uitstraalt combineren tot een EP die beter is dan wij hier in saaie
beschrijvingen kunnen verwoorden. Meraviglioso! Info: www.eltororecords.com
(Frantic Franky) |
TWO
CATS/ THE STARLITERS Exact
dezelfde muzikanten als de EP van Rockin’ Bonnie & the Mighty
Ropers en de muziek is dan ook dezelfde rockabilly met hillbilly insteek.
Mijn voorkeur gaat evenwel uit naar de EP van Bonnie omdat bij The Starliters
de zang misschien wat apart klinkt, en daarmee bedoel ik niet dat gitarist
Massimo Zampini slecht zingt maar dat ik het gevoel heb dat de zang
apart werd opgenomen en later tussen de muziektrack werd gemixt. Misschien
heeft het ook te maken met Zampini’s uitstekende dictie. ’t
Is enkel een gevoel hoor, en mogelijk zit ik er weer helemaal naast.
Muzikaal geen klagen daarentegen: dit is vlot swingende 50s styled countrybilly
met titeltrack Two Cats als prima smaakmaker met zijn geprononceerde
contrabas en drums, vraag- en antwoordpatroon en samenspel tussen steel
en leadgitaar in de solo helemaal richting Bill Haley in een soort hillbillyversie
van The Stargazers. Sterren onder elkaar! Meezinger Stuck On This Gal
And Spin That Bottle klinkt wat hedendaagser, meer richting BR5-49 toen
die nog echt goed waren, en koppelt een twangy rockabilly gitaar aan
de akkoorden van True Blue Papa (zowat het mooiste akkoordenschema uit
de rockabilly) en aan Carl Perkins en Grady Martin (ze zingen het zelf)
ontleende gitaarrifs in de solo. Kan nooit fout! Dat zijn twee eigen
nummers, aangevuld met twee covers: Double Duty Lovin’ klinkt
nog meer country dan Eddie Bond’s origineel, en drummer Franco
Malatesta declameert zich slissend een weg doorheen Bull Moose Jackson’s
Bow Legged Woman uit 1948, een knipoog naar nog oudere tijden, meer
bepaald de jaren ’40 toen western swing bands volle bak rhyhm
‘n’ blues hits vercountryseerden, perfect gecast omdat Malatesta’s
stem ouderwetser klinkt dan Massimo Zampini. Leuke viertracker, en samen
met de vinyl EP van Rockin’ Bonnie ook uit op één
mini-CD.
|
GO
SCREAMIN’/ THE DOEL BROTHERS The Doel Brothers uit Hampshire (GB) waarin drie echte broers die hun muziek omschrijven als ”rockin’ hillbilly with more than a dash of western swing” brachten eerder de CD Oh, Brother… It’s The Doel Brothers uit op El Toro, en dit is een nieuwe single die niet op die CD staat. El Toro is de organisator van het Screamin’ festival in Spanje en deze single is geliëerd aan zowel Screamin’ als Viva Las Vegas met een Go Screamin’ en een Go Vegas kant – The Doel Brothers speelden dit jaar dan ook op beide. A-kant Scream ‘n’ Bop is ouderwets klinkende primitieve rockabilly met truckin’ country inslag gebracht met twangy gitaar en gezongen met diepe stem en duozang. De tekst van deze aanstekelijke bopper blijft vrij algemeen maar handelt met zinsneden over palmbomen, het strand en vier dagen in de zon niettemin duidelijk over Screamin’. Op de Go Vegas B-kant getiteld I Left My Wife In Las Vegas krijgt het kwartet versterking van Willy Briggs (Tennessee Rhythm Riders, Lynette Morgan & the Blackwater Valley Boys, Zazou Cowboys) op steel en de ons compleet onbekende Slim Jones (zal wel een schuilnaam zijn) op fiddle. Het resultaat is western swing fun, het soort humoristisch verhaaltje dat Deke Dickerson met dozijnen uit de mouw schudt, en klinkt bijzonder authentiek: dit kan zo op een compilatie van 40s western swing! De tekst gaat niet over het Viva Las Vegas festival maar over een shotgun wedding en even snelle scheiding in Vegas. Beide nummers zijn de essentie van vinyl singles: goeie songs om individueel van te genieten op kleine plaatjes. En bovendien op psychedelisch paars vinyl! Info: www.eltororecords.com en www.thedoelbrothers.co.uk (Frantic Franky) |
CD
Recensies
5 juni 2014
CHICKEN
CROWS FOR DAY/ En dan denk je in het vak te zitten en op de hoogte te zijn van wat er reilt en zeilt in het rootswereldje en dan ontdek je plots weer een Nederlandse band waar je nog nooit van had gehoord die zijn tweede CD blijkt uit te brengen. We hebben het over de Oldtime Stringband, en de naam verraadt al veel: oldtimey muziek met snaarinstrumenten oftewel bluegrass. Bij bluegrass denkt een beetje rockabilly automatisch aan onze Hillbilly/ Blue Grass Boogiemen, maar hun fun en yeehaw benadering en hoge rock ‘n’ roll gehalte is slechts één aspect van de bluegrass muziek. De Oldtime Stringband uit Hoorn benadert deze traditionele Amerikaanse muziekvorm vanuit een serener en daarom misschien zelfs authentieker standpunt. De groep was origineel een gelegenheidsproject om de muziek te maken voor een documentaire over de Nederlandse veeschilder Ruud Spil, maar u weet hoe dat gaat: iedereen inclusief publiek reageerde zo enthousiast dat een échte band snel was geboren. Voor alle duidelijkheid: Spil is een kunstschilder (www.ruudspil.nl) die schilderijen maakt vàn koeien en geen koeien béschildert, met het WK voor de deur kent de gekheid hier immers geen grenzen... Naast Spil zelf op banjo bestaat de groep uit zangeres Shelly O’Day (gitaar, autoharp, triangel), Ton Knol (gitaar), Nout Grupstra (fiddle, zingende zaag, cajun accordeon en dat klinkt helemaal anders dan de accordeon van De Kermisklanten), Nico Keereweer (fiddle) en Nico Druijf (contrabas, zingende zaag). De meeste nummers op hun tweede CD (hun debuut Gotta Quit Kickin' My Dog Around verscheen in 2011) worden gezongen door Shelly O’Day, maar ook de heren dragen beurtelings hun leadsteentje bij, al staat de samenzang tussen de verschillende stemmen evenzeer centraal. Muzikaal beperkt de groep zich niet tot enkel bluegrass: dit is oldtimey music in de breedste zin van het woord met invloeden van cajun, folk en Ierse muziek. De meeste van de 15 songs zijn traditionals, drie nummers zijn eigen composities, de drie officiële covers omspannen de periode van 1928 (Jimmie Rodgers’ Waiting For A Train jodel) over 1970 (Dance Dance Dance, Neil Young als lid van de rockband Crazy Horse) tot 1989 (Home van het Amerikaanse countryfolk duo Barry & Holly Tashian). De muziek wordt gekenmerkt door ruisende fiddlesolos op een bedje van banjo en akoestische gitaar en is in de stijl van de ernstige kant van O Brother Where Art Thou, de film die bluegrass weer helemaal hip maakte. Een aantal van deze nummers hier, en dan vooral die waarin de stem van Shelley O’Day zo warm klinkt dat ze ijsbergen kan doen smelten, had namelijk niet misstaan op die soundtrack wegens uitgevoerd met evenveel liefde, passie en toewijding: volksmuziek verhoffen tot kunst. En wat betreft het rock ‘n’ roll gehalte is dit meer wals dan boogie, maar vissend in dezelfde poel waarin ook de rock ‘n’ roll ontstond: Fats Domino maakte in 1959 van de ook hier uitgevoerde traditional Little Liza Jane een fikse stomper. Minnaars der schone kunsten kunnen voor € 25,- een op 100 stuks gelimiteerde speciale editie van de CD aanschaffen vergezeld van een lithografie van Ruud Spil. De reguliere uitgave wordt verdeeld via de Nederlandse distributeur www.sonicrendezvous.com en is dus in elke platenzaak te bestellen. Info: www.theoldtimestringband.nl (Frantic Franky) |
ROCKABILLY
GIRL/ MANNY JR & THE CYCLONES Het
zal ons weer niet in dank worden afgenomen, maar iemand moet het zeggen:
dit is een moeilijk geval wegens niet echt denderend. De muziek van
dit kwartet uit Québec is basic maar acceptabele rockabilly,
maar het probleem zit ‘em in de zang, meer bepaald het gebrek
daaraan. Manny is immers niet echt wat je noemt een goeie zanger. Okee,
dat miljoen platen uit de jaren ’50 dat wij allemaal zo fantastisch
vinden zijn ook niet allemaal vokale meesterwerkjes, maar als je frontman
een redelijke gitarist doch slechts een matig zanger is heb je wel degelijk
een probleem. Deze opnames werden gemaakt in 2009, 2010 en 2013 (de
groep bracht twee CD’s uit in eigen beheer, mogelijk vonden sommige
tracks daarvan hun weg naar deze CD), maar een evolutie (lees: verbetering)
hoor ik niet. Zolang het rechtdoor gaat zoals bijvoorbeeld in Let’s
Get Away From Here, Rock With The Cyclones en Six Shooter Gal valt het
allemaal nog min of meer op zijn plaats, maar een nummer als Thougher
Than That dat op het einde de toonaard verhoogt loopt helemaal in de
soep. De soep wordt evenwel nooit zo warm gegeten als ze opgediend wordt
(wat hier overigens geheel niet terzake doet), maar ook de mix is middelmatig,
en als je met zulk vokaal euvel zit lijkt het me net zaak ervoor te
zeggen dat alles piekfijn klinkt zodat de brokken nog enigszins gelijmd
worden en de band er op zijn best uitkomt. Slechts één
keer lukt dat wel degelijk, in het mysterieuze Stripper Baby, een traag
en daarom in deze omstandigheden extra tricky nummer, maar in zijn geheel
is dat op deze CD dus niet het geval. Jammer, want we horen goeie ideeën,
zoals de treinsong Baby I Don’t Care die in feite één
lange drumroffel is, of de twangy Johnny Horton gitaar in Flathead Coupe.
17 eigen composities waaronder twee gitaarinstrumentals: Just My Kind
Of Girl is een sympathiek Shadows probeersel, Mr Eddie (volgens de trackinformatie
als je de CD afspeelt luidt de titel Mr Eddy), een supersnel (1:22)
eerbetoon aan twangmeister Duane Eddy dat begint in de stijl van zijn
Tiger Love And Turnip Greens en eindigt in chicken picking. De beste
track is met andere woorden een instrumental, waardoor deze Rockabilly
Girl niet echt een geslaagd visitekaartje wordt. Zoals het nu klinkt
lijkt deze CD een demo, en daar wordt niemand beter van. Info: www.eltororecords.com
en www.revebnation.com/mannyjrandthecyclones |
RUNNING
WILD/ RUBY ANN Ik
heb Ruby Ann al een aantal keer live in concert gezien, maar overtuigen
kon ze me nooit. Goeie stem, zeker, maar ze heeft geen eigen groep en
speelt hier steevast met Franse of Duitse bands, waarover geen slecht
woord, maar als je niet of nauwelijks repeteert met die bands vallen
er soms gaten zo groot als die in mijn sokken. Dat probleem heb je uiteraard
niet op geluidsdrager, en over haar recorded output heb ik dan ook geen
klagen, behalve dat die verrassend beperkt is: naast één
CD met haar allereerste groep The Boppin’ Boozers is dit nog maar
haar derde “solo” CD. Uiteraard wordt bij een nieuw album
altijd gejuichd dat dat het beste is, maar in onderhavig geval zou het
wel eens waar kunnen zijn, en als het dat toch niet zou zijn is het
in elk geval haar meest veelzijdige: op Running Wild (deels opgenomen
in Jimmy Sutton’s Hi-Style studio in Chicago met Alex Hall op
piano en Eddie Clendening en Joel Paterson op gitaar, deels bij Black
Shack in Calw (D) maar niettemin als één solide geheel
klinkend) toont de Portugese schone dat ze heel wat meer in haar mars
heeft dan enkel rockabilly. Opener One More Time van Varetta Dillard
uit 1956 is medium tempo early 60s rock ‘n’ roll met sax
en backing vocals, Half Past Crazy (voor haar gepend door Ken Mottet
van The Gin Palace Jesters uit Chicago) is ook medium tempo late 50s
early 60s maar gedreven door gitaar, in de stijl van een Wanda Jackson.
You Gotta Pay (Benny Barnes & the Echos, 1958) is een stroller met
piano en gitaar, Always Gone is countrybilly gebaseerd op fingerpicking
en gospel-achtige vokalen. De echte verrassing begint evenwel vanaf
Anytime, jaren ’60 begin ’70 Guitar Man e-bass rock ‘n’
roll met mondharmonica die Nancy Sinatra echoot, en vanaf dan is het
een en al (of toch een nummer of zes, zijnde de helft van de CD) Nancy
Sinatra wat de rock ‘n’ roll klok slaat. Dat zit niet alleen
in de klankkleur van Ruby Ann’s stem maar ook in de sound van
de gitaren, het samenspel tussen de gitaren en de saxen, en in de muziekjes
die spelen met countryrock, bluesrock en kwaliteitspop. Blij toe dat
ik niet de enige Nancy Sinatra fan ben! Het gekke is dan weer dat die
“Nancy Sinatra songs” bij nader onderzoek niet uit de tweede
maar wel degelijk uit de éérste helft van de jaren ’60
stammen: het door Dorsey Burnette gecomponeerde Bossman is van Deane
Hawley uit 1960, Same Thing is Gino Parks in 1961 (op Tamla!), Heartless
Man was bij Ron Allers in 1962 uiteraard Heartless Woman, Watchdog is
van ene Dorothy Williams uit 1964. Have A Heart werd dan weer speciaal
voor Ruby Ann geschreven door Big Sandy. De CD sluit af met Got The
Feeling, een soort rechtdoor Cliff Richard rocker van Fabian uit 1959
opnieuw met backing vocals, en de melancholische country ballade met
piano Run Wild, een door Merle Kilgore geschreven obscuriteit uit 1959
van Jimmy Jay in de stijl van bijvoorbeeld Ricky Nelson. Ruby Ann’s
beste album? Dat hangt uiteraard af van je smaak. Haar veelzijdigste
album? Wellicht, maar vooral een showcase voor Ruby Ann’s waarlijk
wonderlijke stem. Info: www.rhythmbomb.com
en www.missrubyann.com
(Frantic Franky) |
HIT
THE FLOOR/ LOS BRIOLES Los Brioles (E), opgestart in 1987, worden tot de psychobilly gerekend, maar deze CD gaat verder of beter gezegd uitgebreider dan dat. Objectief gezien is dit inderdaad psycho, maar in zowat alle nummers hoor je zowel vokaal als muzikaal duidelijke sporen van moderne rock ‘n’ roll, 60s bluesbop en garagerock en zelfs springerige Mexicaanse ritmes, terwijl het geheel is doordrenkt van een trashy garagesound. Nu ja, fans van de broers Jorge (zang, gitaar) en Daniel (contrabas) Nunes aangevuld door Pedro Ortega (drums) zullen deze (slechts) 10 eigen tracks wel weten te waarderen. Drie songs zijn in het Spaans gezongen. Rock ‘n’ roll, maar duidelijk niet voor beginnelingen! De vinylversie is een picture disc met de hoes als afbeelding maar let op: slechts vijf tracks staan gemeenschappelijk op zowel LP als CD. Wie ze alle 15 wil hebben dient dan ook de LP te kopen, want daar krijg je de CD gratis bij! Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky) |
BRING
IT ON HOME/ TWISTED ROD Eerste indruk als je het hoesje ziet: hepcatbilly. Eerste indruk bij beluistering: trio rockabilly zo pittig dat ie 25 jaar geleden als neo zou zijn bestempeld. Tweede indruk naarmate de CD (opgenomen bij Black Shack in Calw, Duitsland) vordert: authentieke rockabilly, maar de zang is bij momenten zo uit hart en ziel gewrongen dat het aanleunt bij The Delta Bombers (USA), temeer omdat de rock ‘n’ roll en rockabilly van Twisted Rod in een aantal nummers zoals I Won’t Change en Tommy Gun geïnspireerd is op bluesmuziek. Ja, in Twisted Rod zit een diepe bluesfeeling, en dan hebben we het heus niet alleen over bluesboppers, ’t zit meer onderhuids als een soort jeuk waar je niet vanaf raakt. Rockabilly met een twist, een draai eraan zoals de groepsnaam al zegt, en de home uit de titel is trouwens Praag, Tsjechië. Zie inzake het soort rock ‘n’ roll ook de drie covers van Filip Nesvadba (zang, gitaar + op één nummer mondharmonica), Ondrej Vrátný (drums) en Petr Novák (contrabas): Stutterin’ Cindy van Charlie Feathers, Please Give Me Something van Bill Allen & the Backbeats en Wild Wild Lover van Benny Joy, alle drie nummers die zelfs in de fifties op het randje van het normale waren, en die Wild Wild Lover krijgt ook weer een bluesy ondertoon terwijl het toch uptempo blijft. Ridin’ Down The Highway is uptempo primitieve slideblues met mondharmonica, in Tijuana 45 nemen ze hun sleazy rock ‘n’ roll Goin’ Down To Big Mary’s-gewijs across the border into Mexico, het zaakje wordt gekruid met een snuifje Hasil Adkins waanzin in de vokalen (I Love You My Way) en een streep Johnny Burnette gitaar (Down The Line), en naar het einde toe zit er steeds meer vervorming op de zang. En zo zet deze CD je steeds weer op het verkeerde been, in ons geval onze manke linkerpoot. Een intense ervaring, zo zouden wij dit noemen moest het niet klinken als een reclame voor douchezeep. Info: www.rhythmbomb.com en www.reverbnation.com/twistedrod (Frantic Franky) |
Vinyl Recensies
28 mei 2014
I’M
IN A WHIRL/ MISCHIEF Twintig jaar zijn ze al bezig, onze Mischief, en nog steeds zijn hun optredens een plezier, niet alleen voor het publiek maar ook voor de drie kwajongens zelf: waar ik op festivals heel veel bands verveeld in de backstage zie rondhangen met klaarblijkelijk als enige bezigheid de andere bands op de affiche wat te bekritiseren, zie ik de Mischiefs altijd in de zaal aan het genieten. Altijd een vriendelijk woord, steevast een gek danspasje. Zegt veel over hun instelling. Af en toe verschijnt nieuw werk, ook op vinyl, en wat is er mooier dan een single? Een dubbele single, wegens nog zeldzamer! EP’s met vier nummers op één single hebben we immers allemaal, maar twéé singles in een openklapbare singlehoes, die kom je niet vaak tegen. De titel van deze release is ons niet duidelijk maar omdat I’m In A Whirl op de frontcover prijkt gebruiken we die maar, al is dat eigenlijk de B-kant van de tweede single, een cover van een blank duo genaamd Deuces Wild op Specialty Records uit 1959. Mischief maakt er een rustige melodieuze rocker van met vlot gitaarwerk in tweestemmige Everly Brothers stijl - Pat en Daze van der Erf van Mischief zijn dan ook broers. Het valt op dat drie van de vier tracks verrassend rustig melodieus zijn, zo ook de eigen early ‘60s truckin’ rocker Heart Of Stone met drumroffels, breaks en afwisselend twangy en freewheelende gitaar, dat alles samen volgens onze twee linkerbenen een excellent jive ritme, alsmede het eigen Broken Heart met diepe stem gezongen op een door de gitaar gespeelde doo-wop melodie. Het vierde nummer tenslotte, Pretty Girl van Eddie Cochran, is de wilde rocker van dienst. Alle vier de tracks zijn middels oldschool tattoodesigns geïllustreerd op en binnenin de hoes door www.ohmyluckystars.nl, en wie de tronies van Mischief zelf op zijn lijf en leden wil laten zetten kan hier de nodige inspiratie opdoen, al hebt u in het geval van drummer Richard Verheul een brede bast nodig. De geluidkwaliteit van deze vier muzikale niemandalletjes is bescheiden ouderwetse low fi, maar dit is niettemin (en heus niet alleen door de unieke vormgeving) verplichte kost voor iedereen met het rock ‘n’ roll hart en de ditto tattouages op de juiste plaats, want rock ‘n’ roll zit dààr. Niet in je hààr. Hebbeding! Info: www.mischief.nl en www.facebook.com/mischief.nl (Frantic Franky) |
LEGACASTER
& THE HILLBILLY TRIO Geen
flauw idee wie dit Spaans kwartet in klassieke rockabilly opstelling
is maar de muziek op hun debuut EP (geen hillbilly zoals je zou concluderen
uit de groepsnaam) mag er zijn: deze vier eigen composities die een
beetje handige DJ probleemloos tussen ‘50s obscuriteiten kan smokkelen
hebben een geweldige volle sound met solide backing gedreven door een
afwisselend twangy en scherpe leadgitaar in de front. Zelden zo’n
bibberende Fender gitaar gehoord! Dat geluid leunt aan bij de big label
rock ‘n’ roll/ rockabilly van eind jaren ‘50, maar
toch gewoon gebracht door slechts vier instrumenten. Frontman El Lega
ziet er op het hoesje uit als een nerd maar sinds Deke Dickerson protégé
Crazy Joe Tritschler weten we dat we voor dat soort kereltjes moeten
uitkijken. De juichende vergelijkingen achterop het hoesje met Don Woody,
Roy Hall en gitarist Grady Martin vind ik te ver gaan en met The Delmore
Bothers heeft het al helemáál niets te maken, maar dat
dit uitstekend is staat buiten kijf. Het nummer Amelie gaat meer richting
rock ‘n’ roll, terwijl de helft van Cocaine Boogie een drumsolo
is, in onbruik geraakt sinds Little B van The Shadows. |
COUNTDOWN
1.2.3.4/ THE MEGATONS Nieuw
album van de in 2009 in Parijs boven het vat Pastis gehouden Franse
koningen van de white rock, het rock ‘n’ roll subgenre van
eind jaren ’50 begin ’60 gekenmerkt door een echo van hier
tot de Pyreneeën, een zwaar pompende elektrische bas, drums waarbij
er vrolijk in het rond geroffeld en gedjingeld wordt op de cymbalen,
stevig weerwerk op het scherp van de snee door twéé elektrische
gitaren en voor wie het geluk had iemand in de band hebben die ooit
nog in de schoolfanfare speelde een stevig in het ongeveer juiste akkoord
meetoeterende saxofonist. The Megatons hebben dat alles in huis en rocken
er niet alleen schaamteloos maar ook veelvuldig op los: dit is hun tweede
full album en ze brachten ook al twee singles en een EP uit op vinyl.
|
CD Recensies
OLD-FASHIONED
HILLBILLY FEUD/ THE TREMORS Vierde album van dit trio uit de bossen van North Carolina dat exact hetzelfde is (12 adrenalinestoten van songs in amper 20 minuten) en klinkt (nerveuze gitaar in open akkoorden, rikketikkende drums, klikklakkende contrabas) als hun vorige Demon Boogie Fever, Invasion Of The Saucermen en The Scourge Of The South CD’s. De titeltrack is hoempabilly, Devil’s Dirty Work en Forgive Me Of My Sins gospelbilly, Why I Cry iets Johnny Cash-achtig en Bundle Of Nerves hun interpretatie van de Sun sound, maar bovenal klinkt alles als The Tremors. Elf eigen songs (de beginakkoorden van de instrumental Ruckus doen denken aan Viva Las Vegas), één cover van de treintraditional Wreck Of The Old 97. Het geheel is basic en simpel maar getuigt van een dusdanige schone naiviteit dat het aanstekelijk wordt. Na vier albums volharden in de boosheid zou ik ze wel eens live willen zien, dus wie sleurt ze uit hun trailerpark en zet ze op een vlieger richting Europa? Sjock (B) lijkt me in deze de ideale setting, want The Tremors zijn het soort bandje dat daar wel eens ’s namiddags de tent in vuur en vlam zou kunnen zetten. Info: www.tremorsrockabilly.com (Frantic Franky) |
COUNTDOWN
1.2.3.4/ THE MEGATONS Nieuw
album van de in 2009 in Parijs boven het vat Pastis gehouden Franse
koningen van de white rock, het rock ‘n’ roll subgenre van
eind jaren ’50 begin ’60 gekenmerkt door een echo van hier
tot de Pyreneeën, een zwaar pompende elektrische bas, drums waarbij
er vrolijk in het rond geroffeld en gedjingeld wordt op de cymbalen,
stevig weerwerk op het scherp van de snee door twéé elektrische
gitaren en voor wie het geluk had iemand in de band hebben die ooit
nog in de schoolfanfare speelde een stevig in het ongeveer juiste akkoord
meetoeterende saxofonist. The Megatons hebben dat alles in huis en rocken
er niet alleen schaamteloos maar ook veelvuldig op los: dit is hun tweede
full album en ze brachten ook al twee singles en een EP uit op vinyl.
|
IT’s
THE YEEHAAW SONGBOOK Rock
‘n’ roll magazines die een compilatie-CD uitbrengen: been
there, done that ?. Als u onze Bop! CD nog hebt, hou ‘em goed
bij, want hij zal nooit meer bijgeperst worden. Deze CD is een gelijkaardig
initiatief van het Duitstalige rock ‘n’ roll blad Yeehaaw
waarvan sinds 2011 al 19 uitgaves verschenen, al focussen zij op hun
CD in tegenstelling tot wij destijds niet op bands uit eigen land. Integendeel:
deze compilatie bevat 24 nummers van 24 bands en artiesten uit Amerika,
Canada, Brazilië, Australië, Frankrijk, Oostenrijk, Portugal,
Italië, Kroatië, Engeland, Noorwegen en Duitsland, waarbij
Duitsland met zeven tracks logischerwijs de aantallen per land aanvoert
en de Benelux weer schandelijk over het hoofd gezien werd! Dit is geen
allegaartje van onbekende kutbandjes die zo slecht zijn dat ze hun nummers
gratis weggeven omdat ze ze aan de straatstenen niet kwijtraken, nee,
hier staan best wat populaire namen op waarvoor geen enkele rechtgeaarde
rockabilly beschaamd moet zijn ze in huis te hebben. De hoesnota’s
houden helaas op na 13 nummers (zo te zien ten koste van reclame voor
sponsor Rock Cat Roll), dus de herkomst van de 24 tracks is ons niet
altijd even duidelijk - in tegenstelling tot wat sommigen onder u menen
weten wij écht niet àlles. Er zullen in deze recensie
dan ook veel “minstens” staan ? Zo hebben bijvoorbeeld -
daar is ie al - minstens een aantal van de bands hier verzameld interviews
of artikels gekregen in Yeehaaw. Minstens drie nummers verschenen tot
nu toe enkel op vinyl, voor minstens Jake Calypso (F) en Dale Rocka
(I) is het de eerste keer dat ze sowieso op een compilatie staan, en
minstens twee bands maken hier zelfs hun debuut: van King D & the
Royals Of Rhythm (D) en Billy & the Two-Tones (D) is nooit eerder
iets verschenen! |
SEARCH
FOR ATLANTIS |
16 mei 2014
COME
BACK HOME/ LUCKY 13 |
KILLER
COUPE/ OUT OF LUCK Vierde full album als we het netjes hebben bijgehouden van dit in 2007 door zanger/ contrabassis Karl Klee, ooit in Frantic Flintstones (GB), opgerichte Duitse trio. De CD opent traag met een dubbel en triple slappende contrabas om na een minuutje in overdrive te gaan, en dan weet je: dit wordt psycho. Ja en nee, want de muziek is inderdaad psychobilly met een contrabas op speed en gebrulde vocals met een flinke fluim in de keel, maar dan met het nerveuze gitaarspel van neo. Die psycho wordt afgewisseld met meer melodieuzere songs in het tot billy vermomde rockgenre, en halfweg de CD schakelt Out Of Luck over op een nummer of vier… rockabilly! I’m So Lonely bijvoorbeeld, en ook Your Best Buddy en de Jerry Capehart/ Eddie Cochran cover Heart Of A Fool zijn geslaagde moderne rockabilly, al hebben die rockabilly nummers toch steeds een trashy kantje, voornamelijk door de zang. Ook hun versie van My Bucket’s Got A Hole In It mag er zijn. Je merkt die stijlvariatie ook aan de foto op het hoesje: één vetkuif, één psychokuif en één niet nader te omschrijven groepslid met een ouderwetse pet. Die is wellicht kaal, hahaha. Op zich niet slecht, maar hun vorige Greetings From Outbackville uit 2011 bevatte enkel die psycho en die rock en geen rockabilly, en we vrezen dat door het alterneren tussen rockabilly en psychobilly deze CD mogelijk tussen de twee stoelen zal vallen. Info: www.part-records.de en www.facebook.com/outofluckrnr (Frantic Franky) |
K/
KYLE ESPLIN |
NO
WAY OUT OF HELL/ WILD ROOSTER |
AT
THE HAYRIDE/ |
Boek Recensie
THE
BEACH BOYS: Was
er al een boek over The Beach Boys in het Nederlands? Wellicht, maar
wij hadden er nog geen. Dit werkje in de reeks Rockklassiekers waarin
eind vorig jaar ook Elvis Presley: Erfenis Van Een Fenomeen door Edwin
Wendt verscheen werd geschreven door freelance muziekjournalist Robert
Haagsma die eerder boeken schreef over Pink Floyd, Golden Earring, Rob
de Nijs en André Hazes en publiceerde in Revolver's Lust For
Life, Aloha, Aardschok en Record Collector. Dat het verhaal van The
Beach Boys zich leent tot een biografie moge duidelijk zijn: de groep
bestaat inmiddels 53 jaar en dat ze het zo lang volhielden mag een wonder
heten, want de perfecte harmonieën van The Beach Boys zitten inderdaad,
alle Good Vibrations nog aan toe, verweven in een donkere wereld vol
tragiek. De drie Wilson broers en vooral Brian als oudste werden in
hun jonge jaren mentaal en fysiek geterroriseerd (Haagsma treedt niet
in detail) door hun vader annex manager, zelf een gerateerd artiest.
Groepsleider Brian Wilson was een genie maar leed jarenlang aan depressies,
nog geen klein beetje vergroot door uitgebreid drugsgebruik (helemáál
goed is het helaas nooit gekomen) en sloot zich meer op in zijn slaapkamer
voor de TV dan in de studio achter het mengpaneel. Ook Carl en Dennis
Wilson deden zich tegoed aan drugs, drank, vrouwen en ander zelfdestructief
gedrag, wat in het geval van Dennis in 1983 leidde tot een verdrinkingsdood
(ironisch genoeg, want hij was de enige Beach Boy die kon surfen) op
39-jarige leeftijd. Neef Mike Love wordt geportretteerd als een opportunistische
geldwolf die in de loop der jaren zowat alle andere groepsleden meer
dan eens voor de rechter sleepte. Haagsma gaat ook in op de relatie
tussen Dennis Wilson en een andere gerateerde muzikant, Charles Manson,
die nadat Wilson alle banden met hem verbrak in 1969 de wereldpers haalde
als aanstichter van de zogenaamde Tate moorden: Manson gaf zijn volgelingen
opdracht zeven mensen te vermoorden en zit daar nog steeds voor in de
gevangenis. En laten The Beach Boys nu toevallig ook nog eens een liedje
van Manson hebben opgenomen, Cease To Exist, al veranderde Dennis Wilson
dat in Never Learn Not To Love en zette hij er zijn eigen naam onder.
Daarnaast besteedt het boek ook aandacht aan de LP Holland, in 1972
door The Beach Boys effectief in Nederland opgenomen, meer bepaald in
Baambrugge, aan de dubieuze rol van therapeut Dr. Eugene Landy in de
wederopstanding van Brian Wilson, en aan de reünieplaat annex concertreeks
in 2012 naar aanleiding van hun vijftigjarig bestaan, tour waar geen
vervolg aan kwam omdat Mike Love, eigenaar van de groepsnaam, liever
met zijn eigen Beach Boys bestaande uit zichzelf en Bruce Johnston op
de het podium staat dan met de echte complete Beach Boys. Brengt hem
meer op, suggereert Haagsma. Dat alles leest vlot weg, want een hoop
geroddel is natuurlijk immer leuk. Minder leuk vinden we dat de auteur
van hun debuuthit Surfin’ zo ongeveer rechtstreeks overgaat naar
de LP Pet Sounds uit 1966, en hoewel we toegeven dat in het kader van
de allesomvattende muziekgeschiedenis The Beach Boys het meest vernieuwend
geweest zijn in de periode van die Pet Sounds, is het natuurlijk juist
de periode daarvòòr die ons het meest interesseert. Da’s
geen verwijt richting auteur, maar wij zijn nu eenmaal meer surffans
dan Beach Boys fans. Haagsma citeert graag uit zijn eigen interviews
met Brian Wilson, Al Jardine en Mike Love, al kunnen wij ons daarbij
enkel korte promotionele praatjes bij voorstellen – we gaan er
niet echt van uit dat hij urenlang diepte-interviews met de nog levende
Beach Boys heeft kunnen voeren. Dit is geen diepgravend allesomvattend
Beach Boys boek, wel een beknopte en handige introductie voor nieuwkomers
in de wonderlijke warrige wereld van de meest succesvolle surfband aller
tijden op 100 pagina’s tekst en 40 pagina’s illustraties,
voornamelijk hoezen en promofoto’s en deels in kleur. De discografie
blijft beperkt tot een opsomming van de LP’s van The Beach Boys
met bijhorende tracklisting (er is dus geen discografie van hun singles),
van de solo-LP’s van de groepsleden, en van de belangrijkste heruitgaves.
Info:
www.rockklassiekers.nl
(Frantic
Franky) |
CD Recensies
8 mei 2014
LET’S
GO SPARKIN’ WITH/ THE SIDEWYNDERS Geen
flauw idee waarom maar zowat alle jonge Amerikaanse bands lijken voor
driekwart te bestaan uit halve of hele Mexicanen of een mix van andere
etnische minderheden. Misschien toch die aloude stelling dat rock ‘n’
roll vooral “werkmansmuziek” uit de lagere klassen was en
nog steeds is? Wat er ook van zij, ook deze SideWynders luisteren naar
namen als René Cervantes, Carlos Velázquez, Ramón
Espinóza en - verrassing - Brian “Shorty” Poole,
de tweede contrabassist van het Dave & Deke Combo. En laat nu net
het Dave & Deke Combo de muziek zijn waar deze CD bij aansluit.
Niet zozeer qua stemtimbre maar meer qua ongedwongen sfeer en sympathieke
drive, en misschien ook niet op alle nummers, maar wis en zeker op songs
als Lyin’ Baby, No Shame, Dry Run en Closer And Closer met die
typerende Dave & Deke duozang en milde humor. En die Salty Dog Blues
cover, deden Dave & Deke dat ook al niet? Nee, dat was de Salty
Boogie, een heel ander gezouten nummer. Wat een goeie versie is dit
trouwens! Zowel Cervantes als Espinóza staan vermeld onder vocals/
gitaar en wie wat zingt is me niet duidelijk, misschien is het gewoon
lead en backing vocals, maar in elk geval klinkt op sommige nummers
de zang helemaal anders, en zo ook op die Salty Dog Blues: zelden een
hedendaagse opname gehoord waarop de zang en bij uitbreiding de hele
muziek zo fifties klonk, want ik zou zweren dat dit rockende early sixties
country twang is! Pure authentieke rockabilly horen we dan weer in Heart
In A Daze en The Blues Don’t Care, terwijl Fancy Free gebaseerd
is op relaxte Chet Atkins picking. Of Merle Travis picking, of nog iemand
anders, ik ben niet zo’n specialist ter zake. Andere songs leunen
meer richting hillbilly met de bibberendste steel die wij in járen
hebben gehoord, en een rocker als She’s Alright With Me had zo
uit de koker van Deke Dickerson kunnen komen rollen. |
FEED
THE MONKEY/ THE GORILLA GUNMEN Langspeeldebuut van een in 2010 in Keulen opgestart trio dat in 2011 de 4-track vinyl-EP Gorilla Bop uitbracht waarvan hier het titelnummer wordt hernomen. Vreemde groepsnaam, vreemde CD: dit is een mix van open gitaarakkoorden, chika chicka Bo Diddley ritmes, rechtdoor rock ‘n’ roll, standaard rock ‘n’ roll schema’s en poppy rock akkoorden die met 16 nummers snel eentonig zou worden moesten ze niet voor variatie gezorgd hebben: een gastsax in het swingnummer Undecided en een cover van Caldonia, de hellbilly banjo in de Hank III cover 7 Months, mondharmonica in Sharp Dressed Badass, of de skabilly Rude Stomp, dat alles ingeblikt met een neo sound. Afsluiter Gorilla Pub is dan weer een akoestische mondharmonica/ banjo instrumental. Het geheel wordt in de promo omschreven als “The Gorilla Gunmen serveren ondogmatisch hun versie van de jaren ’50 sound: geen pure reproductie maar de opwindende zoektocht naar een eigen sound binnen het genre”. Als het kind maar een naam heeft! Jawohl, dit is zeker een vreemde aap, euh, eend in de rock ‘n’ roll bijt: soms lijken ze wel een parodie op al die Duitse pop-a-billy bands! Info: www.part-records.de en www.gorillagunmen.de (Frantic Franky) |
LOTSA
RHYTHM/ GONE HEPSVILLE Het
slechte nieuws is dat ik vanochtend weer maar eens in de file zat, het
goeie nieuws is dat ik deze CD bijhad. Sjonge, wat is ie goed! Nooit
van deze band gehoord? Dat nemen wij u niet ten euvel, wij hadden er
ook nog nooit van gehoord. Ze zijn met zes en komen uit Brno, waar wij
ook nog nooit van gehoord hadden maar het blijkt in Tsjechië. De
groepsleden speelden 10 jaar in een “rock ‘n’ roll
tribute band waar ze alle in en outs van meesters als Bill Haley, Freddie
Bell, The Treniers, Jimmie Cavello en The Big Six leerden”, om
de inlay te citeren. Dat dat zijn vruchten afwierp blijkt wis en waarachtig,
bovendien in een genre dat je vandaag heel weinig hoort, want swing
en aanverwanten mogen dan wel razend populair zijn, in de stijl van
Freddie Bell & the Bellboys speelt niemand! Bovendien coveren ze
Freddie Bell niet zomaar, nee, hierop staan 18 eigen songs helemaal
in de vlotte stijl van de tovenaar van de Las Vegas rock ‘n’
roll: vloeiend samenspel tussen twee tegen elkaar aantoeterende saxen
(tenor + bariton) en een in een andere toonaard boogie-ënde piano,
geprononceerde contrabas en slagwerk, veel drumfills, --rolls en –solo’s,
jazzy structuren en enthousiaste zang (met een licht accent), het geheel
ingeblikt door Axel Praefcke in zijn Lightning Recorders studio in Berlijn.
Instrumentals The Jump en Fake Out doen wat denken aan de instrumentaaltjes
van de muzikaal aan Freddie Bell verwante Bill Haley’s Comets
inzake spitsvondige eenvoudige ideetjes (zij het uiteraard niet qua
uitwerking omdat Haley maar één saxofoon had), en de alomtegenwoordige
ironie en milde maar niet domme humor is een hint richting Ray Collins’
Hot-Club, terwijl enkele nummertjes zoals Sweet Defeat en Surrendered
- en da’s niet eens zo gek gegeven dit genre - zich richting variété
begeven. Live moet Gone Hepsville in elk geval een ware uitputtingsslag
zijn! Zo ongeveer de beste CD die wij dit jaar al gehoord hebben, al
hebben we dat ook al over andere CD’s gezegd ? Info: www.gonehepsville.com
en www.rhythmbomb.com
(Frantic
Franky) |
24 april 2014
BLACK
SHACK BOP/ DEVILS & SOEHNE Recent
recenseerden wij de nieuwe CD van The Booze Bombs (D), dit is de laatst
verschenen (2013) CD van de àndere band van The Booze Bombs,
als ik het zo mag stellen, want zowel de gitarist als de drummer als
zangeres Anneliese Pardo zitten in beide groepen. Devils & Soehne
kennen wij enkel van hun debuut Sex, Drugs & Hillbilly uit alweer
1998, en sindsdien zijn we hen uit het oog verloren. Dit is intussen
minstens hun vijfde CD - Pardo is er bij sinds Four Big Brothers uit
2006, eigenlijk is het dus nu Duivels & Dochters, hahaha. De tongue-in-cheek
aanpak is behouden maar de muziek verschilt wel voor een stuk, want
de kampvuurcountry van Sex, Drugs & Hillbilly blijkt in de tussenliggende
jaren geëvolueerd naar het raakvlak tussen rockabilly en hillbilly,
zie in deze de het nummer Tex Mex Junkie dat op beide albums staat (en
dat niks met Texmex muziek te maken heeft). |
Boek Recensie
17 april 2014
EXPO
58/ JONATHAN COE
Laat ik maar meteen beginnen met te bekennen dat ik bitter weinig ken
van hedendaagse literatuur. Ik lees ter ontspanning ende vermaak graag
een goed boek, maar meestal zijn dat oude boeken, de klassieke Amerikanen
als Chandler of Capote of Steinbeck, of oude horror en SF van bijvoorbeeld
HG Wells. De boeken die men in de jaren ’50 ook las, veronderstel
ik. Zowat de enige hedendaagse auteur die ik écht goed vind is
Stephen King, die als geen ander een verhaal kan vertellen. Eenvoudige
verhalen verpakt hij moeiteloos in turven van 800 pagina’s die
toch verbazingwekkend vlot lezen alsof iemand je gewoon, euh, een verhaal
aan het vertellen is. Wat dat betreft kan ik iedereen 11/22/63 aanraden,
een uitstekend boek in het “wat als…” en “de
geschiedenis herschreven” genre. Stel dat je een manier vond om
terug te keren naar de jaren ’50, wat zou je dan doen… King
zou evenwel King niet zijn als er niet een paar hele grote angels verscholen
zaten onder het gras. Maar waar ik hier eigenlijk naartoe wil is dat
ik nog nooit gehoord had van Jonathan Coe (GB) die tien satirische,
politieke en spionageromans op zijn naam heeft staan, evenals de in
1991 verschenen Humphrey Bogart bio Take It And Like It. Expo 58 wordt
aangeprezen als een parodie op het spionagegenre maar is gelukkig geen
echt spionageverhaal, want laat dat nou net een genre zijn waar ik helemáál
geen voeling mee heb. ’t Is ook geen James Bond, boeken die ik
dringend eens moet beginnen lezen - het hoofdpersonage in Expo 58 leest
From Russia With Love. Nee, Expo 58 is een luchtig tragikomisch verhaal
over een bediende van het Britse Centraal Bureau Informatievoorziening
gespecialiseerd in het schrijven van promoteksten die in 1958 naar de
Wereldtentoonstelling in Brussel wordt gestuurd om daar een oogje te
houden op de Britse pub en tegen wil en dank niet alleen zijdeling verstrikt
raakt in een spionagezaak, maar ook in amoureuze perikelen die zijn
toch al wankele huwelijk zwaar op de proef stellen. Het verhaal is speels,
luchtig, teder en vooral vlot geschreven, en da’s al heel wat,
want als ik al eens een hedendaags niet-Stephen King boek lees, meestal
iets Dan Brown-achtigs, valt me steevast op hoe hoekig en allesbehalve
vlot de meeste van die boeken met haken en ogen aan elkaar hangen. Het
verhaal van Expo 58 is helemaal af maar kent geen happy end, en meer
over de plot ga ik hier niet loslaten. Na lezing van dit boek vraag
je je af waarom nooit eerder iemand eraan dacht om een roman te schrijven
tegen de achtergrond van het Atomium en de Expo, en dan vooral waarom
het juist een Brit moest zijn die dat uiteindelijk deed. De referenties
naar de gebeurtenissen op en de locaties van de Expo zijn uitstekend
beschreven: ik kan Coe niet meteen op fouten betrappen, hij kreeg er
dan ook hulp voor van enkele Belgische specialisten zoals Rudolph Nevi
(mogelijk de grootste Expo verzamelaar in België) en Marcella Van
Hout (die hostess was op de Expo, ik mag hopen dat het personage Anneke
Hoskens uit het boek niet op haar is gebaseerd) en consulteerde diverse
boeken over de Expo. Het gebruik van de andere Belgische locaties in
het boek is levendig, in tegenstelling tot sommige andere hedendaagse
romans waarin de plaatsbeschrijvingen lezen alsof ze zijn overgeschreven
uit Wikipedia. Ik heb dit boek met plezier gelezen en me er geen seconde
mee verveeld. Een must voor iedereen die geïnteresseerd is in all
things Expo! |
CD Recensies
SAVAGE
BEAT/ THE FRANTIC ROCKERS Na
Londen opent het Berlijnse label van Ralph Braband een derde afdeling
in Los Angeles: dit is de eerste release op Rhythm Bomb LA. Daarom is
het des te merkwaardiger dat dit helemaal geen rockabilly is maar jaren
’60 rhythm ‘n’ blues. Jawel, daar is de Britse rhythm
‘n’ blues boom weer, maar dan geïmporteerd uit Los
Angeles en gespeeld of op zijn minst ingeblikt met een neo sound. We
hadden al eerder opgemerkt dat veel jonge Amerikaanse bands (en dan
vooral die op Wild Records) allemaal de nieuwe Rolling Stones lijken
te willen zijn, en op deze CD staat zowaar een eigen nummer getiteld
Rolling Stone, maar goed, dat heb je wel meer in de rhythm ‘n’
blues. Tien eigen nummers met twee elektrische gitaren, contrabas, drums
en op een aantal nummers mondharmonica en maracas + zang die inzake
expressie ook zeer sixties klinkt, aangevuld met drie covers van Billy
Boy Arnold’s Crying And Pleading, Junior Wells’ Hoodoo Man
Blues en Magic Sam’s I Wanna Boogie variatie. Ik heb ooit de verzameling
bluesplaten van een vriend die in een vechtscheiding zat moeten bewaren
en daar zat nogal wat jaren ’60 en ’70 spul tussen, en als
je daar de rockendste en bluesboppendste nummers van zou compileren
kreeg je zoiets als deze Frantic Rockers. ’t Is geen rockabilly,
maar heel wat rockabillies zullen dit goed vinden, want dit is exact
dezelfde stuff waar Wild Records in grossiert, alleen in tegenstelling
tot Wild glashelder opgenomen, vandaar dat neo kantje. |
10 april 2014
THE
MIDNIGHT BALL/ |
OUT
OF TIME/ THE BOOZE BOMBS Volgens
mij heeft de ontmijningsdienst al meermaals tevergeefs moeten uitrukken,
want dit Duitse kwartet heeft al heel wat bommetjes tot ontploffing
gebracht: dit is als we het netjes hebben bijgehouden hun vijfde full-CD
met wat ze zelf Schwarzwaldrockabilly noemen, wellicht als tegenhanger
van de noordelijke Ruhrpott rockabilly. Ach, als het kind maar een naam
heeft, want in essentie blijft het natuurlijk gewoon rockabilly en aanverwanten.
Het mooie aan The Booze Bombs is – behalve zangeres Anneliese
Pardo – hun veelzijdigheid: ze zijn niet voor één
gat te vangen en houden van veel muziekjes, en dat schemert door in
hun eigen muziek die veel uitgebreider gaat dan standaard rockabilly.
Op deze CD hijsen ze enkele gasten aan boord op bluesharp, piano en
zelfs (drank)orgel, wat leidt tot een gevarieerde CD waarin rockabilly
wordt afgewisseld met gezellige rockers, bluesbop met mondharmonica
(Take My Heart, Black Rat Swing, Never No More), rechtdoor stop-start
pianorockers (Rooster In The Henhouse, de piano komt terug op If You’re
Gonna Shake It), de Eddie Angel goes surf gitaarinstrumental Rampa Di
Arresto, westerbilly (I Went Insane), sixties rock ‘n’ roll
met elektrische bas en orgel (It’s About Ten) en zelfs een soulballade
met orgel (Lonesome Nights). Tussen de 13 tracks noteren we slechts
vier covers, en twee daarvan zijn Annie Leopardo op het lijf geschreven,
If You’re Gonna Shake It van Bobby Carter en Sweet Willie van
Barbara Allen (de beste rocker die Brenda Lee nooit opnam). De derde
is die Black Rat Swing van Memphis Minnie, de vierde is van Hasil Adkins
en gezongen door gitarist Stephan Brodbeck, I Want Some Lovin’.
The Booze Bombs doen niks nieuws (in wezen is deze CD krek hetzelfde
als hun Hangover Blues uit 2010), maar ze doen het wel verdomde goed.
De CD werd opgenomen in de Black Shack studio gerund door Booze Bombs
gitarist Stephan Brodbeck in Calw, maar ik zou de sound niet meteen
als authentiek bestempelen. Punch heeft het in elk geval: dit klinkt
even direct alsof je mee in hun repetitiehonk zou staan. En zo’n
koekoeksklok als op de hoes wil ik ook hebben! Info: www.part-records.de
en www.boozebombs.de
(Frantic Franky) |
20 maart 2014
HOT
DAMN/ DEE’S HONEYTONES Diana
van der Berg kennen we niet alleen van haar website www.rockabilly-online.nl
maar ook van Dee-Ann & the Nightcaptains. Dit is haar àndere
band, met dezelfde contrabassist, Marcel van den Berg (The Scam, 69
Beavershot, Triple Dynamite), wat wel zo handig is aangezien Dee-Ann
en Mars met elkaar gehuwd zijn. Dee’s Honeytones werden zo rond
2012 opgericht in Rotterdam en dit is hun debuut-CD met als ondertitel
“boppin’ blues and rhythm”, en die omschrijving klopt
als een vader zijn kinderen want Dee’s Honeytones focussen op
de zwarte kant van de rock ‘n’ roll. Dat verwondert niet
aangezien gitarist Patrick Engelen uit de blues komt, meer bepaald uit
de Lecter’s Blues band. Dat in een kwartet de gitaar de sound
bepaalt is logisch, en dat de sound van Dee’s Honeytones dan ook
in grote mate bepaald wordt door die rhythm ‘n’ blues gitaar
is normaal. Nu is het een feit dat wij – en daar hebben we nooit
een geheim van gemaakt – geen fans van rhyhtm ‘n’
blues gitaren zijn. Dat we deze CD dan toch zo leuk vinden komt doordat
die gitaar vakkundig gecounterd wordt door voldoende rock ‘n’
roll elementen om het geheel toch gewoon rock ‘n’ roll te
laten zijn. Ten eerste is er Dee-Ann zelf die op een aantal nummers
piano speelt, wat bijvoorbeeld in Oh Baby een mooi over-en-weer spelletje
tussen gitaar en piano oplevert, Amos Milburn’s Reelin’
And Rockin’ injecteert met een boogie woogie injectie, of Dee-Ann
in het dubbelzinnige Drippin’ Honey doet klinken als ware ze Dana
Gillespie (GB) zelve. Extra variatie wordt aangeleverd door jazzmuzikant
Emiel van der Heide op bariton- en tenorsax in nummers als Hands Off
Baby of extra lui in titeltrack Hot Damn, en tot slot staan hier ook
gewoon lekkere rockers op, we noemen You’re Mine of de rockabilly
met twangy gitaar Stay Away From Me. Kortom: eigenlijk zijn (bijna)
alle tracks rock ‘n’ roll ingekleurd met rhythm ‘n’
blues gitaar. Bijkomende punten krijgen ze omdat er tussen de 15 songs
slechts twee covers staan, het al genoemde Reelin’ And Rockin’
en Barbara Pittman’s I Need A Man, extra potig door het gitaarwerk.
Dee-Ann zingt complexloos en relaxed, en dat ze niet altijd de hoogste
tonen haalt vergeven we haar gaarne omdat dit album zo zonnig klinkt.
De lente komt eraan, en deze CD mag op de playlist! Hot Damn is een
release in eigen beheer, dus de handigste manier om hem aan te schaffen
is de band live gaan kijken. Info: www.honeytones.nl
(Frantic Franky) |
THE
REAL ROCK ‘N’ ROLL CHICKS/ |
HAIR
OF THE DOG/ KIERON McDONALD In
Australië hadden ze al rock ‘n’ roll in de jaren ’50,
en nu nog steeds. Kieron McDonald (ex-Flatfoot Shakers) mag geen onbekende
heten, want hij woonde drie jaar in Duitsland en bracht al diverse releases
uit, waaronder verschillende vinyl singles, ondermeer met de Nederlandse
Hi-Tones. Na Island Girl (2005) en Beware Of The Swamp Man (2009) is
dit zijn derde full album, op het Press-Tone label uit Australië
waarop ook andere kangoeroes als Rusty Pinto, Pat Capocci (die leadgitaar
speelt op deze CD) en Scotty Baker verschenen, maar evengoed The Mean
Devils uit Portugal. De cd grossiert niet in de wildste rock ‘n’
roll aller tijden maar specialiseert zich in het melodieuze werk, op
één nummer, I’m Fallin’, zelfs met een (mannelijk)
achtergrondkoortje. Soms zoekt Kieron inspiratie in bluesbop (Hey Hey),
soms in Johnny Horton honky tonkabilly (I Won’t Do That No More
met piano, What A Woman), maar steeds komt hij uit bij rockabilly, in
opener Hair Of The Dog aangevuurd door een lap steel. Down At The Kitten
Club is een stroller met oosterse sax, Beautiful Woman is Kieron’s
Marty Robbins moment, The Haunting Cry is een indianennummer met steel.
De mooiste nummers vind ik de countrygetinte waarin ze met die lap steel
de hillbilly toer opgaan zoals het écht ouderwetse What’s
Goin’ On, het It’s A Long Lonely Road duet tussen twangy
gitaar en steel met duozang, en het opgewekt jodelende oh-wat-voel-ik-me
slecht Cold Turkey. Hele goeie stem, prima begeleiding, vlotte drums,
15 eigen composities en geen enkele cover! Valt hier dan totaal niks
te criticasteren? Nee, helemaal niks, dit is het betere werk en daarom
de ideale introductie voor wie Kieron McDonald nog niet kent. |
JUKEBOX
DADDY/ BILLIE & THE KIDS |
13 maart 2014
ROOTS
MAN/ LEVI DEXTER Levi
Dexter (GB) wordt in sommige kringen aanbeden als een levende legende,
maar ook levende legendes worden ouder, en als u weet dat hij geboren
werd op 28 januari 1957 (yep, Levi is nog echt uit de fifties) kan u
zelf het rekensommetje maken. Na Levi & the Rockats en Levi Dexter
& the Rip-Chords trad hij vooral op met los-vaste samenwerkingsverbanden,
en omdat een carrière als levende legende dient onderhouden is
dit zijn al sinds 2012 aangekondigde nieuwste CD (zonder actuele foto
op voor- of achterkant, hou de legende in stand), opgenomen in eigen
beheer in “dexofonic stereo” met zichzelf als producer voor
zijn eigen Dextone label, in Europa verdeeld via Rhythm Bomb. |
5 maart 2014
BACK
TO MY HOMETOWN/ JOE & THE WET RAGS Of
wij een CD uit Brazilië wilden bespreken, zo kregen wij een vriendelijk
mailtje. Zeker, want Brazilië is meer bekend om zijn voetbal dan
om zijn muziek: Mary Lee & the Sideburn Brothers en twee psychobillybands
of zo, maar dan houdt onze kennis van rock ‘n’ roll in Brazilië
ook op. Wij dus op het net op zoek naar Joe & the Wet Rags, maar
buiten enkele wazige YouTube filmpjes die van zo’n slechte kwaliteit
waren dat we er niets uit konden opmaken vonden we nada, nop, nul komma
nul. En dan is het oppassen geblazen, want voor je het weet krijg je
weer een shit-CD binnen die zo crappy is dat je ‘m liefst als
bierkaartje gebruikt, en als het dat niet is, is het metalbilly waarmee
je een flatgebouw omver kan blazen. Exact drie weken na afstempeling
van de postzegels (en wat hebben ze mooie kleurrijke zegels in Brazilië)
stak de CD heelhuids in onze brievenbus, en het resultaat valt prima
mee. Vergeet alle cichés over samba: Joe & the Wet Rags blijken
een trio bestaande uit Joe Marshall (zang, gitaar), Maniac Biffs (contrabas)
en Paul Strongbeat (drums), opgericht in 2012. Marshall speelde vroeger
(of nog steeds?) in bands als Crazy Legs en Bad Luck Gamblers, en met
die laatste toerde hij in 2010 al in Europa. De CD met mooi artwork
van Bwanadevil (E) bevat 12 eigen compos die netjes onderverdeeld kunnen
worden in traditionele rockabilly hedendaags uitgevoerd, hedendaagse
rockabilly met moderne akkoordenwissels, en meer country(rock) en hoempapabilly-geïnspireerde
nummers. Links en rechts, bijvoorbeeld in Red Silk Sheets en het instrumentale
El Arrepentimiento (wat me Mexicaans en geen Braziliaans lijkt) wordt
dan weer geflirt met het rockabilly meets Chris Isaak syndroom. Toegegeven,
dit zijn vage omschrijvingen die niet zo abstract kunnen afgebakend
worden, en stijlsgewijs loopt het allemaal wat door elkaar. De teksten
zijn geinig zonder te vervallen in onderbroekenlol, heel opvallend is
Marshall’s stem die vaak verrassend hoog klinkt, zo hoog dat het
wel lijkt alsof hier en daar de band werd versneld. Ook worden veel
backing vocals gebruikt, ik denk allemaal overgedubd door Joe Marshall,
net zoals ik soms een akoestische gitaar hoor die logischerwijs ook
overgedubd moet zijn. Ook de productie was in handen van Joe Marshall,
en hoewel uiteraard niemand weet hoe een band moet klinken zoals hun
frontman, verlies je dan soms het overzicht, wat hier inderdaad af en
toe het geval (b)lijkt in een nummer als Rushing Things dat halfweg
enigszins stuurloos beginnen rond te zwalpen. Niettemin is het goed
om weten dat ze ook in Brazilië kunnen rocken als de be(e)sten,
en hopelijk kunnen we dat in de toekomst ook bij ons meemaken: Marshall
meldt dat hij een Europese tour in elkaar aan het knutselen is voor
2015. Boekers, kruipt uit uw krochten, niet zozeer om hun maar wel om
MIJ een plezier te doen want ik zou ze graag eens live zien. Info: www.facebook.com/joeandthewetrags
(Frantic
Franky) |
JUST
HONKY TONKIN AROUND/ Opvolger
van debuut Wild Side Of Life van dit in 2008 in Londen opgericht drumloos
trio met Dave Short op vocals en rhythm guitar, Bruno Pannone op contrabas
en Morgan Willis op leadgitaar, en over dat debuut uit 2012 waren wij
ten zeerste te spreken. Just Honky Tonkin Around, opgenomen in de vintage
studio van Pat “Sugar Ray” Reyford, is minstens even goed:
de muziek benadert de originele sound van de rockabilly zo dicht als
menselijk mogelijk, meer bepaald de sound van de rockabilly toen die
in het kraambed van de country lag, daarbij nog een extra duwtje in
de rug krijgend door Short’s onwaarschijnlijk authentiek klinkende
stem. De 12 songs zijn netjes verdeeld in rockabilly (Monday Mornin,
Rhythm On The River), country (Wild Side Of Life) en alle mogelijke
mengvormen tussenin. Nieuw is de aanwezigheid van gastmuzikanten: Jeff
Mead die we kennen van bij Sonny George en Boz Boorer op lapsteel op
vier nummers, de ons onbekende Pedro Duarte op mondharmonica op één
song, en ze lijken voor elkaar geboren want ze passen perfect in het
plaatje: de lap steel voegt nog een extra countrydimensie toe, de mondharmonica
doet Bear Cat (jawel, dat zwarte nummer van Rufus Thomas) klinken als
rockabilly van Jimmy Murphy, bekendst van Sixteen Tons Rock ‘n’
Roll, Baboon Boogie en Granpaw’s A Cat. Die Bear Cat is gelijk
de bekendste cover, want de vijf eigen songs staan trots naast bekend
spul in opvallend goeie versies als Honky Tonk Blues (Hank Williams)
en het reeds genoemde Wild Side Of Life en minder voor de hand liggende
(Ruth Brown’s Teardrop From My Eyes) of totaal onbekende covers
(Jimmy Patton's Love Come Back To Me en het fantastische So Did I –
ik ken componisten Jim Newcombe & Geoff Taggart maar dit nummer
ken ik niét). En die vijf eigen compos zijn echt wel heel goed:
dat majestueuze Gone And Left Me Blues, dat meer Wayne Hancock dan Wayne
Hancock zelf I’ll Go My Way! |
27 februari 2014
SHE
PUT A SPELL ON ME/ MARC & THE WILD ONES |
INTRODUCING/
BARBARA CLIFFORD Barbara Clifford… waar hebben we die naam nog gehoord? Juist, Clifford was een van de twee Honeybees, een van de twee backingzangeressen achter Gabrielle Sutton bij The Del Moroccos, en achtergrondzangeres voor Reform School Girl van de betreurde Nick Curran. Dit album, ingeblikt bij Blue Lake in Zwitserland waar Clifford een keer of vijf naartoe vloog om te repeteren en op te nemen, daarbij geholpen door het feit dat ze stewardess is, introduceert haar op haar 43ste als solozangeres, al zou je op het eerste gehoor zeggen dat haar stem niks bijzonders heeft. Toegegeven, ze slaagt erin haar tonen lang aan te houden, maar da’s het enige dat opvalt. Anderzijds heeft haar stem de naiëve maagdelijke kleine meisjes uitstraling die veel zangeressen uit begin jaren ’60 zo charmant maakt. De muziek op deze CD bevindt zich inderdaad in die hoek, die duistere mengeling van zwarte laat jaren ’50 rock ‘n’ roll, vroege uptempo soul en Bo Diddley light die recentelijk erg populair werd in een deel van onze rock ‘n’ roll scene, en ze wordt goed uitgevoerd door Pierre-Yves Aufranc (bas), Roman Bader (drums) en labeleigenaar Juan Rodriguez (gitaar), samen het trio John Guster & The Rhythm Storms. Gastmuzikanten zijn extra gitaren en twee saxen (die slechts af en toe van zich laten horen en het geluid dus zeker niet domineren), met name Marco Hunziker van de Zwitserse Rockets en Pat Madison (zanger-contrabassist van de Zwitsere Rewinders) op sax, en Dusty Ciggaar (van de Nederlanse bluesband The Rhythm Chiefs!), Martin Telfser (Mars Attacks) en de Zwitserse bluesgitarist Enno Geissler alias Floyd Beaumont op diverse gitaren. Die muziek is net zoals Barbara’s stem gewoon goed zonder meer, maar nergens fantastisch, hoewel de songs op zich heel okee zijn, met tussen de 15 tracks slechts vijf covers waaronder één klassieker in een snellere versie dan we gewoon zijn, Shakin’ All Over van Johnny Kidd & the Pirates, opvallend hoe zo’n bekend nummer toch weer net dat tikkeltje anders klinkt met een sneller tempo en een andere gitaarsound. De vier andere covers zijn een pak minder bekend: Hitting On Nothing (Irma Thomas in 1963, in 2006 ook gedaan door Southern Culture On The Skids), I’m A Little Mixed Up (Betty James in 1961), Good Morning Little Schoolgirl (Larry Williams in 1958, hier uiteraard Good Morning Little Schoolboy) en Cry To Me (Solomon Burke in 1962, gecoverd door The Rolling Stones en The Pretty Things). De overige nummers worden als componist netjes verdeeld door Clifford zelf en, onverwacht, Ken ”The Mayor” Mottet, akoestische ritmegitaar bij rockabilly band The Gin Palace Jesters. Jammer dat de uitvoering maar gewoontjes is, want ik hoor fatsoenlijke riffs en melodieën maar geen arrangementen, en te weinig expressie en variatie in de zang, terwijl dat best wel had gekund en effectief het geval is in Hey There Little Boy, zowel stemgewijs als in de arrangementen met die slangenbezweerderssaxofoon. Dubbel jammer omdat nummers als Axe To Grind, Hold On Baby of het soulvolle Kiss Me op zich prima songs zijn. Strenge doch gerechtvaardigde conclusie: in vergelijking met andere releases in dit subgenre is deze CD geen meesterwerk. Anderzijds: als ze straks wereldberoemd is kan u toch maar weer mooi zeggen dat u haar solodebuut in huis hebt en ik het weer lekker volledig mis had. Verdeling via www.sleazyrecords.com (E), info: www.bluelake.ch en www.barbaraclifford.yolasite.com (Frantic Franky) |
6 februari 2014
ORIGINAL
SPIRIT/ THE BACKSEAT BOOGIE The Backseat Boogie werd opgericht als trio in Milaan in 2007 en vond zijn definitieve bezetting met de toevoeging van Nicola Rizzi op sax en mondharmonica. Als wij het een beetje goed voorhebben (ons Italiaans is niet meer wat het nooit geweest is) is dit na een titelloze 5-track-EP nog in trio vorm (The Backseat Boogie Trio, 2008) en Till The Day I Die (2010) hun derde release en onze eerste kennismaking met The Backseat Boogie. De stijl blijkt hedendaagse rockabilly, soms met de verplichte Brian Setzer zwengel aan de Gretsch, vaker in een moderne rockstijl vermomd als rockabilly en opgevrolijkt met banjo, dobro, steel en uiteraard sax en mondharmonica. Wie mondharmonica zegt, zegt helaas ook blues en het zal dan ook niemand verwonderen dat Good For My Soul (Bad For My Liver) neigt naar bluesrock. Horny Saxophone is een surfy sax instrumental in Vegas Grind stijl, terwijl Real Cool Daddy op de swingtoer gaat en Ghost Train Ride kampvuurhoempapa met banjo en cowboymondharmonica is. De andere nummers zijn meestal een mengvorm van een of meerdere stijlelementen van dit alles, culminerend in de afsluitende instrumental Return To Zombieville. U merkt het: variatie troef, en als dat bovendien foutloos uitgevoerd en opgenomen is hebben wij voor de rest weinig te protocollen. Alle 11 tracks zijn eigen nummers. Info: www.thebackseatboogie.com en www.rhythmbomb.com (Frantic Franky) |
LOVE
IS A TRAP/ NELSON CARRERA Kijk:
daar is Tessy Records weer, het Duitse label van Dirk “Tessy”
Teske dat kwaliteit hoger inschat dan kwantiteit: sinds 1992 bracht
Tessy vinyl en CD’s uit à rato van gemiddeld nog geen één
om de twee jaar. Deze nieuwe Tessy release is een voorbeeld van de verenigde
rock ‘n’ roll staten van Europa: Nelson Carrera is een Portugees
die de CD opnam in Frankrijk met Franse muzikanten, en de CD verschijnt
op een Duits label gedistribueerd door een ander Duits label dat inmiddels
in Londen is gevestigd! Nog internationaler: Carrera werd in 1961 geboren
in de Portugese ex-kolonie Angola, maakte vooral furore in de jaren
’80 in Frankrijk en woont inmiddels opnieuw in Portugal. Hij heeft
intussen de kaap van de 50 overschreden, en als je dan nog rockt kan
dat slechts betekenen dat de ware rock ‘n’ roll passie in
je hart en ziel brandt. Dit is zijn vierde CD, en wie die drie vorige
kent weet dat Carrera niet de wildste aller rockers is: hij heeft steevast
gekozen voor de meer rustige variant. Dat is niet anders op dit nieuwe
album, helemaal in late jaren ’50 stijl, waarmee we met late jaren
’50 stijl voor één keer niet white rock bedoelen
maar het gepolijstere werk van artiesten als Johnny Carroll. In deze
opzet mag een ouderwetse trage als de Buck Owens cover Crying Time niet
ontbreken, en ook de keuze van “trage” rockabilly nummers
als Honey Bop (Wanda Jackson) en When My Baby Left Me (Sid King) in
plaats van iets snellers typeert Carrera. Zijn vaste ingrediënten
als de drang naar melodie en het zweem van een accent zijn aanwezig,
het grootste verschil met zijn vorige releases is een aantal nummers
die switchen richting countrybilly: veel twangy gitaar, Hank Williams’
I’ll Be A Bachelor Till I Die wordt met piano goeie honky tonkabilly
(diezelfde piano doet haar rock ‘n’ roll ding in Who’s
Gonna Love Me Now), Train To Jackson is jaren ’60 Johnny Cash
maar dan geschreven door Carrera, en de cover Thanks A Lot (Ernest Tubb
en Buddy Knox, allebei in 1964) klinkt als late Sun countryrock. Dit
album werd opgenomen in de studio van Steve Rydell (F) met Rydell zelf
op gitaar, Pascal Freyche (contrabas), Jean Pierre Cardot (piano)en
Gael Pétetin (drums), en de sound is voor Rydell’s verrassend
rammelend, bijvoorbeeld in de klank van de contrabas. Hier en daar hoor
je zelfs het ruisen van de opnameband! Links en rechts merk ik een lichte
aarzeling bij de muzikanten en de gitaar vult soms maar wat op in plaats
van de solo van de eeuw te plaçeren. Toch blijkt duidelijk hoe
het Rydell’s team er als geen ander in slaagt een productie boven
zichzelf uit te tillen, want omdat 10 tracks toch wat weinig was werd
de CD aangevuld met 2 tracks die in 2010 verschenen op het album Boogeyman
Boogie waarop Carrera begeleid werd door The Dixie Boys (P) + drie tracks
in 2013 ingeblikt met The Dixie Boys: de stijl is in dezelfde lijn maar
de begeleiding is veel meer basic en simplistisch. De conclusie dringt
zich dan ook op: dit is het betere Nelson Carrera album. Voor de volledigheid
(maar niet bepaald voor de duidelijkheid) nog even vermelden dat twee
van de Rydell’s tracks hier reeds op Carrera’s Rydell’s
Records vinyl EP My Baby Only Wants To Rock stonden (en twee tracks
daavan dus niét op deze CD staan), terwijl nog twee andere Rydell’s
tracks van dezelfde sessies onuitgebracht bleven en wellicht bewaard
worden voor een toekomstige compilatie. |
ENJOY
THE RIDE/ De in 1945 geboren Pete Anderson die al op de Rhythm Riot (GB) stond wordt in de hoesnota’s van deze CD gelauwerd als “de eerste rock ‘n’ roller in zijn thuisland Letland en in de hele voormalige USSR”. Hij speelt al sinds de jaren ’60 en wij zagen hem voor de eerste keer zo rond 1989 op de LP Pete Anderson & the Archives Live. Zágen, want we hebben die LP van Russische makelij destijds niét gekocht. Dit is bij ons weten zijn eerste release sinds de CD Brass-A-Billy uit 2009, opgenomen in de Lightning Recorders Studio in Berlijn door Ike Stoye en Axel Praefcke, waarop hij wordt begeleid door een Letlandse band die er jong genoeg uitziet om zijn kinderen te zijn, met een meisje aan de contrabas, Anna Andersone, die 10 van de 15 songs pende. De muziek, rockabilly met backing vocals en veel invloeden uit swing, laat zich het best omschrijven als The Stargazers (GB) zaliger zonder sax. Niks mis mee, integendeel: nummers als I’m Flabbergasted en de Johnny Cash pastiche One Shot maken dit tot een aangename rit gekenmerkt door onopvallende kwaliteit. Uitmuntend gitaristje trouwens, die Marcis Liepins, en ook drummer Karlis Paukste (met “pauk” in je naam kàn je niet anders dan drummen) levert eerste klas werk. 14 van de 15 tracks zijn eigen composities, de enige cover is Hungry For Your Love van Johnny Dollar. In april staan ze op Rockin’ Around Turnhout (B), in september op Rock ‘n’ Roll Street Terschelling. Info: www.rhythmbomb.com en www.pete-anderson.com (Frantic Franky) |
BIG
BANG BOOGIE/ RICKY FABIAN Ricky Nelson en Fabian kenden we, deze Ricky Fabian blijkt een jonge Duitser (of Zwitser?) die met zijn akoestische gitaar de Lightning Recording Service in Berlijn introk met het vaste studiopersoneel aldaar, heren van stand als Michael Kirscht (bas) en Axel Praefcke (gitaar) vervoegd door enkele gastmuzikanten. Ze kwamen naar buiten met een CD die opent met klassieke uptempo fifties rockabilly, maar titeltrack Big Bang Boogie wordt al snel rockabilly swing met handclaps, piano en backing vocals. Never Trust A Girl is uptempo Sun styled countrybilly met steel, roffelende borsteltjes en Jordanaires-achtige backings, I Got A Woman (And It’s Gonna Last Long) is een trage countryplakker met Floyd Cramer piano en opnieuw Jordanaires-achtige backings. De CD is gevarieerd en melodieus, en beweegt zich heupwiegend in het swingende referentiekader tussen Sun country en Elvis op de set van King Creole. Fabian’s mooie welluidende stem schiet soms iets te kort, maar door de niet zo vaak voorkomende rock ‘n’ roll stijl is dit een aangename kennismaking, zeker als je ziet dat Fabian 11 van de 12 tracks zelf heeft geschreven. Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky) |
30 januari 2014
JAMBOREE
BABY/ THE THREE FARMERS BOYS The Three Farmers Boys uit Leeuwarden (waar boerenjongens een plaatselijke lekkernij zijn, maar dat geheel terzijde) hebben al wel eens eerder iets uitgebracht (het CD’tje Rock A Hillbilly uit 2011 met name), maar dit is hun officiële debuut. The Three Farmers Boys zijn een trio (wat de slimmerikken onder u natuurlijk al hadden begrepen) met gitaar, akoestische gitaar en contrabas, en dan weet je dat dit niet de luidruchtigste groep van het land zal zijn. In het drumloze geval heb je dan twee opties, namelijk proberen High Noon te zijn of je eigen ding doen, en dat is wat The Three Farmers Boys doen: zij kiezen voor melodieus in plaats van wild. Hun versies van Move Around (Groovey Joe Poovey), Sneaky Pete (Sonny Fisher) en Sittin’ On Top Of The World (Curtis Gordon) bijvoorbeeld: het fanatieke wordt weggelaten en de songs worden gestript tot enkel de melodie en de structuur overblijven. De rurale rockabilly ruimt vaak de plaats voor hillbilly, en zang en leadgitaar verrichten in deze uitstekend werk, terwijl akoestische gitaar en contrabas, rustig waar vereist, slappend in de snellere nummers, een solide basis leggen: rustig betekent hier immers niet dat de nummers minder intens zijn, integendeel zelfs, want het is een pak moeilijker een rustig nummer mooi uit te voeren dat een snelle rechtdoor rocker, en hierin slagen The Three Farmers Boys 13 keer op 13. Lucky 13, zal ik maar zeggen! Drie van die 13 nummers hebben Ronnie Pietersma (Ubangi 4, Ronnie, Rolf & Ray) en Sierk Andela (Lucky Daltons, Lost Hound) zelf geschreven, Jamboree Baby, Steppin’ Around en Ain’t She Flippy, en die passen perfect tussen het meestal onbekende jaren ’50 materiaal dat hier op staat. Opvallendste cover is Wayfaring Stranger, een stokoude gospelsong die het bekendst is in de American Recordings versie van Johnny Cash, waarbij opvalt dat als hij wil er enige gelijkenis bestaat tusssen Pietersma’s stem en die van Johnny Cash. De geest van Johnny Cash waait trouwens wel meer door de CD, niet zozeer in de sound, maar wel in het terugbrengen van de sound tot de essentie, het geen noot te veel spelen als het niet hoeft, en in het bescheidene. Ook heel mooi: de samenzang op Baby’s Gone van Vernon Claud die meer aanleunt bij de jaren ’50 countryzang van diverse “brothers” teams dan bij rockabilly. De CD werd opgenomen in een warme, haast intieme en soms bijna dreigende klankkleur met Willy Pieters die The Three Farmers Boys inmiddels verliet wegens te druk met zijn andere band Tjendol Sunrise, de nieuwe contrabassist is Roel Huizinga (Hayride Silvertones, Highway 54). Deze CD bewijst eens te meer (voor zover dat nog nodig was) dat er in Nederland massa’s bands rondlopen die niet hoeven onder te doen voor (en zelfs veel beter zijn dan) sommige buitenlandse bands die hier met veel poeha komen optreden. Jamboree Baby is geheel in eigen beheer opgenomen en uitgebracht, dus als je’m niet vindt neem je best contact op met de band via www.facebook.com/pages/-The-Three-Farmers-Boys/107021029370546, of rechtstreeks met Ronnie Pietersma via www.facebook.com/rockingronnie (Frantic Franky) |
RIVERS
& COASTLINES: THE RIDE/ Van de in 2001 opgerichte Moe Greene Specials (B) hebben wij twee CD’s steken: de demo God Bless The Moe Greene Specials uit 2001 en de titelloze full-CD The Moe Greene Specials uit 2005, beide prima mexicano surf. Sindsdien hadden we niks meer van hen gehoord, en nu weten we waarom: dit recentste album heeft absoluut niets met surf te maken en is zelfs niet instrumentaal. Hun website biedt uitleg : “Najaar 2007 is de tweede TMGS CD klaar, Open Road (Again), die aansluit bij de voorganger maar ook nieuwe grenzen opzoekt: de groep voegt zang toe en een rijkere blazerssectie, accordeon, piano en viool geven het muzikale landschap nog meer kleur. In 2009-2010 nemen ze hun derde CD Borders OK op, met de nadruk op songs en samenzang. De muziek evolueert naar melodische pop/rock met invloeden van altcountry. TMGS neemt hiermee ook afscheid van haar languit geschreven naam om de subtiele breuk met het verleden te benadrukken”. Dat deze nieuwe Rivers & Coastlines (met nog steeds gitaristen Kristof Janssens en Peter Lodiers en trompetist Koen Van Loon uit 2001) alles met The Eagles en The Byrds heeft te maken en niets met Dick Dale, zal dan ook niemand verbazen. Makkelijk, want da’s weer een naam minder die we in onze Be There!© moeten opnemen. Info: www.greencookie.gr en www.tmgs.be (Frantic Franky) |
DUETS/
PAUL ANKA Aangezien wij van niks vies zijn, Paul Anka eind ’50 begin ’60 best prima muziek gemaakt heeft en schoonmoeders met kerstmis nu eenmaal ook een kadootje moeten krijgen, werd het dit jaar deze Duets van de inmiddels 72-jarige Paul Anka. Konden we bij ons volgende verplichte bezoek tenminste ook wat goeie muziek horen, dachten wij. Dàchten wij… De CD is een beetje een ingewikkelde zaak: er staan 13 duetten op (+ merkwaardig genoeg ook één onmiddellijk te vergeten niet-duet) waarvan een paar al eerder in 1998 op A Body Of Work stonden en andere herwerkte versies van eerder verschenen opnames zijn. We gaan dat hier niet allemaal uitzoeken, want de muziek blijkt een soort rhythm ‘n’ blues ultra light te zijn, maar dan geen rhythm ‘n’ blues maar wat ze heden ten dage R ‘n’ B noemen, uiterst weerbarstig, ten zeerste zeurderig vervelend en met zijn drummachines volstrekt kunstmatig klinkend. Het beste nummer hier is Anka’s (artificiële) My Way duet met Frank Sinatra, en dat zegt genoeg: als de beste track op een CD een crooner is kan de de rest niet veel soeps zijn. En tussendoor voor wie het niet wist nog even vermelden dat het Paul Anka was die het nummer Comme D’Habitude van de Franse popzanger Claude François uit 1968 voorzag van een Engelse tekst en op die manier Sinatra’s signatuursong schreef. Het oude musicalnummer Pennies From Heaven is ook swing in duet met de crooner van de nieuwste lichting Michael Bublé, maar She’s A Lady met Tom Jones haalt het niet bij Jones’ origineel (ook al door Anka geschreven) om de eenvoudige reden dat Anka’s stem het niet haalt bij Jones’ stem, maar dat is dan ook een natuurkracht op zich. De intussen ook al stokoude Willie Nelson mompelt naar vaste gewoonte op het door hem voor Patsy Cline geschreven Crazy, samen met Pennies From Heaven het enige nummer op deze cd dat niet door Anka werd geschreven. Nog zo’n fezelaar is Leon Russell, 71 jaar en ooit sessiemuzikant voor Jan & Dean, The Beach Boys, The Ventures en Bobby Pickett. Hier staat zelfs een heropname van een van Anka’s eigen onverslijtbare krakers op, You Are My Destiny, dat helaas toch ietwat verslijtbaar blijkt in deze onherkenbare R ‘n’ B salsa versie met de ons compleet onbekende Patti LaBelle. Dolly Parton zal ongetwijfeld een fantastisch mens zijn, maar haar Do I Love You (Yes In Every Way) is er een van 13 in een dozijn. Michael Jackson en Gloria Estefan: niet aan ons besteed. Slotsom: de enige twee fatsoenlijke tracks hier zijn twee crooners. Volgende keer toch beter nadenken voor we een CD voor onze schoonmoeder kopen. Info: www.paulanka.com en www.legacyrecordings.com (Frantic Franky) |
23 januari 2014
BORN
TO LIVE THE BLUES/ RHYTHM SOPHIE Naar deze keken we uit, omdat de single Sweet Willie (waarvan B-Kant Fujiyama Mama hier niet opstaat: als u alles wil hebben zal u die single toch moeten kopen) en de one track promo-CD-single I’m Gonna Tell My Daddy zo goed waren. En we worden niet teleurgesteld: dit full album (debuut?) van de Hongaarse schone is een winnaar over de volle 14 tracks! Laat u trouwens niet afschrikken door de CD-titel: met blues heeft dit absoluut niets te maken, met rock ‘n’ roll daarentegen alles. Rock ‘n’ roll, geen rockabilly, met veel sax en piano maar ook met de elementen die zoveel rock ‘n’ roll van eind jaren ’50 zo goed maakt: handclaps en Jordanaires-achtige backing vocals, en in die details en in de arrangementen zit het geniale van deze CD. De sax en piano zijn eigenlijk een beetje merkwaardig omdat de CD werd opgenomen met Rhythm Sophie’s vaste Duitse band Mister Twist, aangevuld met Rydell’s vaste studiomuzikanten Jean-Pierre Cardot (piano) en Freddy Pohardy-Riteau (tenor- en baritonsax), en hun rol is cruciaal, niet enkel ter ondersteuning, maar door de vele sax- en pianosolo’s en de overdubs van de sax zodat het lijkt alsof er verschillende blazers tegelijk toeteren maken ze in essentie de sound van deze CD uit. Wat me dus doet afvragen waar Rhythm Sophie & Mister Twist live voor staan? Hetzelfde maar met de nadruk op gitaar? Soit, wat hier en nu telt is deze CD, en die is dus grote klasse. Sophie’s stem bezit zo’n uitbundige flair dat we zondermeer van een natuurtalent kunnen spreken. Of misschien heeft ze wel 20 jaar zangles gevolgd, weet ik veel. De muziek is uptempo, en als dat tempo wordt teruggeschroefd is het ten bate van de momenteel erg populaire early sixties zwarte rock ‘n’ roll met invloeden van soul, gospel en cha cha cha. Ik ken niet alle 14 nummers (bekende zwarte female jivers zijn Till The Well Runs Dry en 5-10-15 Hours) en componisten zijn niet vermeld, maar eigenlijk maakt dat in dit geval niet uit: als dit onbekende covers zijn worden het voor mij gewoon nieuwe nummers. Het speelplezier en de joie de vivre spatten er van af, dus wie houdt van Amerikaanse pletwalsen als bijvoorbeeld Gizzelle dient deze Rhythm Sophie zeker te checken. Niet overtuigd? Beluister de bekendste track hier, Jim Dandy: wie dit zo vaak gecoverde nummer zoveel nieuw leven weet in te blazen is heel goed bezig. Info: www.rocking-all-life-long.com, www.facebook.com/rydellrecords en www.rhythmsophie.de (Frantic Franky) |
DAMN
RIGHT HONEY/ The Hillbilly Moon Explosion, opgericht in Zwitserland in 1998, is zo’n naam die af en toe opduikt in onze Be There!©, maar omdat het járen geleden is dat we ze nog eens hoorden werd het hoog tijd ze nog eens onder onze loep te nemen. Op goed geluk: hun recentste (zevende?) CD! De band is officieel een trio maar de CD werd opgenomen met een hele trits gastmuzikanten (die goeie ouwe Geraint Watkins op piano!) en opent met een medium tempo retro swingnummer met een hele blazerssectie waarin evenwel een jazzy orgeltje de bovenhand heeft, met een licht ska ritme. Die blazers en dat orgel duiken opnieuw op in het tweede nummer, een nog tragere gezongen versie van Perfidia die door het slome ritme bijna luie reggae wordt. Het tempo wordt opgetrokken met Flying High Moaning Low, een duet van zangeres Emanuela Hutter met Paul Ansell, helemaal in Ansell’s typische medium tempo rockaballad stijl die door Hutter’s stem die samen zingt met een pedal steel gitaar esotherischer wordt, en ook hier duikt opnieuw dat orgeltje op. Cool Spring Breeze begint als country, tot de akkoordenwissels en de piano er al snel altcountry van maken. Goldmine is een traditioneel rockabilly nummer, een cover van de eerste plaat van The Beat Farmers uit 1985, gebracht met twee mannenstemmen, contrabassist Oliver Baroni en gitarist Duncan James samen, of heeft één van hen beide zanglijnen ingezongen? Westbound Train is wat Mexicaans, of correcter: wereldmuziek, want de tamme blazers creëren hier een krakersfanfare effect. Die In Style is poprock: stel u The Cramps voor gespeeld door The B-52s. I Hear You Knocking is niet Smiley Lewis in 1955 maar Lazy Lester in 1959 (ook gecoverd door Crazy Cavan), om het ingewikkeld te maken gespeeld zoals Dave Edmunds in 1970 die I Hear You Knocking van Smiley Lewis coverde maar dan nog vreemder en met nog meer vervorming op stem en gitaar. Northern Crown is een Nick Cave & Kylie Minogue-achtig duet tussen Emanuela Hutter en Sparky Phillips van Demented Are Go (GB, op het vorige Hillbilly Moon Explosion album stond al een duet tussen die twee) die als hij niet brult maar gewoon praat en rustig “zingt” een gebrom à la Tom Waits blijkt voort te brengen. En zo gaat dat dus 12 nummers verder in een ten zeerste gevarieerde rootsstijl zonder veel rockabilly te bevatten. Maar vind ik dit nu eigenlijk goed? Tja, om Hutter’s dromerige stem te waarderen moet je in de juiste stemming zijn, en mijn waardering van dit album blijkt nogal eens te schommelen naargelang mijn stemming van de dag. Wat de vraag oproept of deze CD een moeilijk geval is… of ik? De vinylversie bevat één bonustrack. Info: www.jungle-records.com en www.hillbillymoon.com (Frantic Franky) |
RECORDS
TO RUIN ANY PARTY VOLUME 4 Traditiegetrouw brengt het Zwitserse garagetrash label een sampler uit en al even traditiegetrouw is die voor ons enkel interessant voor het handjevol rock ‘n’ roll en roots gerelateerde tracks erop, in dit geval de primitieve blues van The Juke Joint Pimps (D, King Roland’s Prayer) en The Goon Mat & Lord Bernardo (F, What’s It All About), de in het Duits gezongen anarchistische Weimar swing van The Pussywarmers (CH, La Nen La Bambele) en het zydeco meets rock ‘n’ roll samenwerkingsverband tussen Mama Rosin (CH) & Hipbone Slim & the Kneetremblers (GB) met een nummer getiteld London Zydeco, pure zydeco, geen rock ‘n’ roll. De andere tien tracks zijn zoals te verwachten trash, garagerock en andere Sjock stuff die niet gezond is voor uw rock ‘n’ roll karma. Alle 13 nummers zijn eerder verschenen op reguliere Voodoo Rhythm albums. Naar goede Voodoo Rhythm traditie is dit ook uit op vinyl (VR1279, een picture disc met het Voodoo Rhythm doodskop logo) en het label heeft er zelfs een aantal muziekcassettes (VRMC79) van laten persen! Info: www.voodoorhythm.com (Frantic Franky) |
16 januari 2014
BIRD
DOGS/ THE WIENERS |
THE
BEST PLACE TO GO GO: Amsterdam
BeatClub vierde in december zijn tiende verjaardag, en da’s best
een prestatie: 10 jaar ‘50s/’60s themaparty’s organiseren
is niet iedereen gegeven. Het geesteskind van DJ’s Ir. Vendermeulen
en Charley Rhythm is dan ook een vernieuwend totaalconcept waarvan de
live bands slechts één onderdeel zijn naast go go danseressen,
burlesque, speciale acts, videoclips, lichtprojecties en wat nog meer.
ABC slaat aan (anders hou je het ook geen 10 jaar vol) en is vergelijkbaar
met wat Radio Modern doet vanuit België doch vertrekkend vanuit
een heel ander muzikaal startpunt. Voor alle duidelijk: ‘60s betekent
voor ABC dus niet ‘50s, maar wel degelijk jaren ’60 muziek
als beat, garagerock, mod jazz, soul, bugaloo, popcorn en welke onzin
nog meer! In die 10 jaar hebben meer dan 350 bands, dansers en DJ’s
opgetreden voor ABC, en 31 daarvan haalden deze dubbel-CD, uitgebracht
om de 10 kaarsjes op de verjaardagstaart uit te blazen: 31 tracks van
evenveel bands (25 ervan uit Nederland) die een mooie doorsnede bieden
van wat er vandaag de dag leeft op het scherp van de vaak kronkelige
en van veelvuldige pechstroken voorziene rock ‘n’ roll,
surf en beat lijn. Sixtiesmuziek is nadrukkelijk niét ons ding,
maar dit gezegd zijnde valt deze dubbelaar reuze mee: uiteraard staan
er een aantal nederbiet en garage tracks op die wij absoluut niet te
pruimen vinden, is Switchblade van Juicebox te funky en Pussy Corner
van Boss Capone meer uptempo reggae dan rockende ska, maar veel nummers
– of er nu een orgeltje in zit of niet – bevinden zich in
de schemerzone tussen ‘50s en ‘60s, zoals Mony Mony van
The Timeflies (met Phantom Four bassist Marc de Regt) en het Nederlandstalige
Ford Mustang Blues van Ricky & the Koters. Een aantal ervan hebben
immers datgene wat zoveel plaatjes uit de jaren ’60 zo leuk maakt,
ook al zijn ze geen rock ‘n’ roll: ze zijn namelijk catchy.
Daarnaast blijken de nummers van veel ons onbekende bands juist wél
ons ding, zoals de instrumental Spanish Onions van The Mighty Typhoons,
het filmachtige easy listening Before He Left van The Spinshots (Burt
Bacharah meets James Bond), de gloednieuwe Herb Alpert easy tune Café
Rica van The Herb Spectacles, tot zelfs The Unknown van de god of hell
fire die de wereld in 1968 Fire bracht, Arthur Brown (GB) die hier klinkt
als Tom Waits op z’n anarchistisch, of zo u wilt Screaming Jay
Hawkins op z’n calypso’s! Nog een originele ‘60s artiest
hier is Jacqueline Taïeb (F) die in 1967 een beathitje scoorde
met 7 Heures Du Matin, hier samen met The ABC Allstars herwerkt tot
7 Heures Du Soir. Heeft overigens niks met rock ‘n’ roll
te maken. Dat alles + veel surf met The Messer Chups (Rusland), The
Anacondas, The Phantom Four en The Apemen, de sterke gitaarinstrumental
The Manhunt van The Ragtime Wranglers, de sleazy zwarte rock ‘n’
roll Bullmoose van Hipbone Slim & the Kneetremblers (GB), het doo-woppende
I Shot Mister Lee van de demo van Dee Ann & the Nightcaptains en
de crooner City By Night van Sue Moreno zorgen gezien de diversiteit
van de stijlen voor een verbazingwekkend samenhangend geheel en maken
van deze dubbel-CD een even leuk feestje als de ABC parties zelf, met
bovendien een hoog Vegas grind gehalte. Zoals een groot filosoof ooit
zei: ja, dat zijn leuke dingen voor de mensen! |
THE
SENSATIONAL GUITAR SOUND OF VOLUME 1/ MARCO DI MAGGIO Elfde
album of daaromtrent van de in Amerika flink aan de rock ‘n’
roll weg timmerende Italiaan en een showcase voor zijn talenten als
gitarist. Het album is dan ook bijna volledig instrumentaal: van de
20 tracks zijn er slechts vier gezongen: de eigen Les Paul-achtige rockaballad
Forever, All By Myself met een ander vocaal arrangement en extra veel
gitaar, muzikaal schatplichtig aan Brian Setzer en slechts een voorwendsel
om het nummer dubbel zo lang te maken en helemaal loos te gaan met die
gitaar, Tonite Will Be The Last Nite van Warren Smith, en Pink Thunderbird,
zondermeer een goeie hedendaagse versie. Opvallend is dat Di Maggio’s
stem helemaal niet Italiaans maar Brits klinkt. De instrumentals zijn
grosso modo op te delen in twee soorten: enerzijds wat ik makkelijkshalve
jazzy Les Paul fingerpicking wil noemen, anderzijds diverse rock ‘n’
roll stijlen. De Les Paul stuff doet Di Maggio soms traag, meestal snel…
supersnel! Laat u hierbij niet afschrikken door dat woordje “jazzy”:
veel rockabilly gitaristen, van Brian Setzer tot Reverend Horton Heat,
baseren zich op jazz als uitgangspunt om stevig te rocken. Di Maggio
maakt net als Les Paul veelvuldig gebruik van overdubs en gebruikt ook
de gitaarstijlen van andere gitaristen zoals Chet Atkins. Opener San
Antonio Rose is een mooi voorbeeld in deze: héél wat verschillende
gitaarstijlen passeren Di Maggio’s revue, meer dan waarvan ik
de gitaristen kan opsommen. Sommige van die nummers zijn eigen composities,
andere zijn klassiekers terzake zoals het overbekende Mr Sandman. Verbazingwekkend
hoeveel Di Maggio kan variëren binnen één melodielijn!
|
Vinylsingle Recensie
SWEET
WILLIE/ RHYTHM SOPHIE |
CD Recensies
2 januari 2014
HILLBILLY
TANZBAR/ CASA DE LA MUERTE Mexicaans
artwork? Check! Hillbilly in de titel? Check! Referenties naar rockabilly
en country in de perspromo? Check! Een zangeres die eruitziet als een
go go danseres? Check! Alleen gebruikt dit zestal uit Alkmaar hun twangy
gitaar en (nauwelijks als dusdanig herkenbare) contrabas voor rockmuziekjes
met een orgeltje die geïnspireerd zijn op de jaren ’60 en
’70 en beurtelings verwijzen naar garagerock, Shocking Blue (door
het stemgeluid van zangeres Alexandra Vierkant) en balkanmuziek (Hi
Ho Mountain, Pop Pop Pop). Citaten op hun website als “hellbillymexicanbalkan-nederbeatrock”,
“gypsy salsa with a punk attitude” en “origineel,
energiek en vervreemdend” lijken ons geheel terecht, in tegenstelling
tot de referenties naar rockabilly en country. Gitarist Dimitri de Jong
zat vroeger bij psychobilly band Asmodeus. Verdeling via www.sonicrendezvous.com,
info: www.casadelamuerte.nl
(Frantic Franky) |
MEMORIES
OF YOU/PHIL FRIENDLY BAND Nieuwe
4 track CD van Phil Friendly, een artiest met wie we via mail regelmatig
contact hebben, deels omdat hij zoals zijn naam al aangeeft erg vriendelijk
is, deels omdat hij een link met Nederland heeft: hij heeft hier een
aantal jaar gewoond en twee van zijn CD’s verschenen in Nederland:
debuut Friendly Boogie op Rockhouse in 1995 en I Got 99 Women op Rarity
in 2000. Intussen woont hij in Hollywood, waar hij zich naast met rock
‘n’ roll zanger zijn vooral bedrijvig houdt met het proberen
plaatsen van zijn songs in films en TV-series. Dat houdt evenwel concessies
in, neem ik aan, en het mag dan ook niet verwonderen dat de eerste twee
tracks wat softer zijn, op maat geknipt van een algemeen en nietsvermoedend
publiek. Zelf noemt Friendly dit een countrysingle, maar de rustige
titeltrack Memories Of You bevat naast steel, piano en viool evengoed
een sax die inderdaad typisch Amerikaanse televisie klinkt. Het nummer
doet qua opbouw in de verte wat denken aan Elvis ballades uit de jaren
’70. Lonely is wat sneller en wat meer country, zonder sax en
met een prominentere rol voor de steel en de speeldoos-achtige piano.
Hollywood is home to the stars, Phil Friendly is inderdaad bevriend
met heel wat ‘50s rock ‘n’ roll sterren die in en
om de stad der engelen wonen, en kijk, die twee tracks blijken geschreven
maar nooit zelf opgenomen door de in 2008 op 75-jarige leeftijd overleden
Jody Reynolds, de grote Jody Reynolds van Endless Sleep en Fire Of Love.
Lonely is zelfs geschreven door Reynolds en Friendly samen! Track 3
en 4 zijn rockender en doen hun voordeel met de aanwezigheid en het
spel van de Britse meestergitarist Albert Lee, al moet die uitkijken
dat hij ook weer niet te véél friedelt. Travelin’
Shoes is countryrock à la Ricky Nelson, She Wanna Do It is pure
rock ‘n’ roll. Beide tracks stonden eerder op Friendly’s
album met Albert Lee, California Rockin’, maar werden hier geremastered
met een ietsiepietsie meer echo op de vocals, al is het verschil miniem.
Dat ik de vier tracks beter vind in opgaande volgorde zal niemand verwonderen
en is best ongewoon: meestal is het immers net omgekeerd. Een beetje
oneerbiedig zou je kunnen stellen dat dit CD’tje klinkt zoals
veel ‘50s rockers klonken in de jaren ‘70! |
THE
SHACK SESSIONS/ |
Demo Recensies
Ingewikkeld verhaal: op de Oldschool Rockabilly Psychosis in Antwerpen kreeg ik dit computerkopietje in handen gestopt door de gitarist van deze Zweedse band (die gewoon naar Antwerpen was gereisd als festivalbezoeker), maar het bijhorende praatje was één grote spraakverwarring, niet in het minst geholpen door het volume van de band die op dat moment aan het spelen was. U dient zich voor te stellen dat het gesprek ongeveer als volgt verliep: “dus de band heet Bjorn Hank” ? “Nee, BORN TO HANG!!! Alleen zijn we niet echt tevreden over de groepsnaam, dus die verandert misschien nog. Let wel: over de mix zijn we evenmin tevreden, dus verwacht er niet te veel van want daar moet nog aan gewerkt worden”. “Okee. Heb je een hoesje? Want we plaatsen alleen recensies van materiaal met een hoesje”. “Nee, geen hoesje. We hebben alleen een logo, maar daar zijn we ook niet bepaald tevreden mee”. “Tjonge, jij bent wel een goeie verkoper, zeg. Is er iets waar je wel tevreden over bent of heb je je demo liever terug? Nou, mail me een hoesje en ik zie wat ik kan doen”. Zoiets, maar dan in het Engels door twee mensen wier moerstaal niet het Engels is. Volgens mij hebben ze me toch gewoon dat logo gemaild als hoesje, maar goed: groot was mijn verbazing toen bleek dat dit met 11 tracks niet enkel een full album waard is maar dat de kwaliteit erg hoogstaand is, zowel muzikaal, technisch als opnamegewijs: dit lijkt mij prima ingeblikt en afgemixt. De zangeres die nog maar een jaar of twee bij de band is heeft een mooie beurtelings brutale, kristalhelder bruisende dan wel etherisch zwoele stem die verborgen verrukkingen inhoudt maar waar nodig krachtig uit de hoek kan komen, de muzikanten en vooral de leadgitarist die de sound van Born To Hang bepaalt en domineert, spelen op een hoog maar rockend niveau. Even goed: het bescheiden maar geslaagd gebruik van backing vocals. Neo? Nee, dit is gewoon moderne rock ‘n’ roll. Okee, nummers als Out Of Control en Four On The Road vertrekken vanuit neo, maar bevatten evenzeer elementen uit rock en opgewekte pop, evenwel zonder de negatieve bijklank die dat meestal oproept, hier gaat het gewoon om de kwaliteit van de nummers. Neem Friday Night: een poppareltje dat evenveel early ‘60s meidengroep als retro female pop stijl Tracey Ullman Breakaway bevat. Veel songs vertrekken dan weer vanuit het wilde westen: uptempo Johnny Cash, mexicana, u kent dat, en daar dient u nog een vleugje europeana (in de instrumental Greetings From The Wild West Coast zit een Italiaans melodielijntje) aan toe te voegen. Die variatie en de kwaliteit zorgen er voor dat dit nergens gaat vervelen, ook al halen bijna alle nummers vlotjes de drie minuten en zit er zelfs een snoodaard tussen die schaamteloos de kaap van de vier lange minuten overschrijdt. Dat ik dit probleemloos kan blijven herbeluisteren zonder dat ik het na drie keer beu ben is dan ook een welgemeend compliment, en dat ondanks de vaak nihilistische teksten. Echte info over Born To Hang vond ik nergens, maar op www.reverbnation.com/borntohang kan je wel een paar nummers beluisteren. Wat dat betreft hoop ik van ganser harte dat eenieder binnen de niet al te verre toekomst dit volledig zal kunnen beluisteren zoals het nu is en zonder verder gepruts eraan op een echte CD die gewoon in de bakken te koop staat. ’t Zou zonde zijn moest dit een stille dood sterven. De meest actuele bron van info lijkt me www.facebook.com/borntohangband, waarop drie van de songs hier in een meer rockabilly arrangement staan, evenals een foto van wat me een eerdere demo-CD of release in eigen beheer lijkt. Dit blijft een wereld vol raadselen en mysteriën. (Frantic Franky) |
|