(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!

 

CD Recensies

19 juni 2014

‘CAUSE OF YOU... TWO CATS/ ROCKIN’ BONNIE & THE MIGHTY ROPERS + THE STARLITERS
El Toro Records, ETCD-6063

Kijk, dit is nu eens correct tegenover de consument: de twee 4 track vinyl EPs van Rockin’ Bonnie (de mooiste ogen en smile van Italië) & the Mighty Ropers en The Starliters netjes op één CD, zonder vinyl only of CD bonustracks, en zo heeft de klant 100% de vrije keuze tussen beide formaten. Wat we schreven over die EP’s geldt uiteraard ook voor deze (mini-)CD: vlotte countrybilly of boppin’ hillbilly of hoe je het ook wil noemen. De CD schudt de tracklisting van de EP’s door elkaar maar het geheel klinkt als een, euh, geheel, wat enerzijds niet mag verbazen aangezien The Mighty Ropers gewoon een andere naam is voor The Starliters, maar anderzijds ook variëteit garandeert door de afwisseling van vrouwelijke en mannelijke leadzang, en die mannelijke leadzang is daarenboven drie nummers voor gitarist Massimo Zampini en één keer drummer Franco Malatesta. Wij vinden dit een bijzonder fijn CD’tje netjes verdeeld in vier covers en vier originals, dus lees er gewoon onze recensies van de desbetreffende vinyl releases op na. En nu graag nog eens hier ten lande op het podium! Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)


RIDING AFTER MIDNIGHT/ CLINT BRADLEY
Bluelight Records, BLR 331712

Clint Bradley is het gezicht en de stem van The Blue Cats (GB), een van de meest toonaangevende neo-bands begin jaren ’80, opmerkelijk aangezien hun eerste LP met een andere zanger was, Dave Phillips, die toen die LP verscheen al uit de groep was gestapt. Vergelijk het met Matchbox waarvan sinds Graham Fenton ook iedereen is vergeten dat ze op hun eerste LP een andere zanger hadden. Nu heeft Bradley sinds The Blue Cats al heel wat verschillende muziekjes gemaakt (en het zegt veel over de status van The Blue Cats dat de fans hen hun Beltane Fire peiode hebben vergeven), maar dit solo album is toch weer iets anders. Om het paard gelijk bij de naam te noemen: dit is een countryplaat, meer bepaald een eerbetoon aan Marty Robbins en in mindere mate aan The Sons Of The Pioneers, de allereerste muziek – zo lezen wij hier – waarmee Bradley als kind in contact kwam en die een blijvende indruk op hem naliet, gekoppeld aan en wellicht gevoed door een liefde voor klassieke westerns en de drang naar verre horizonten. Dat countrygegeven is verrassend, maar tegelijk ook niet: het Guilty Heart van zijn solo debuut This Hour uit 1997 had bijvoorbeeld al veel country invloed, of trage nummers als Is It A Memory, Above of Where Do I Go From Here van zijn vorige soloalbum Cross A Soul With Silver uit 2011. Hey, elke fan die een beetje vertrouwd is met het werk van The Blue Cats moet Lonesome Desperado kennen van hun Best Dawn Yet (2012), ook helemaal in deze stijl, of – bekender – het uptempo Wild Dogs Of Kentucky van The Tunnel (1992).
De CD opent met vriendelijke countrybilly met ingewikkelde doch mooie arrangementen, maar voorts staan hier verbazingwekkend veel ballades en medium tempo nummers op. Gelieve daarbij te letten op Bradley’s hoge uithalen in bijvoorbeeld Doggone Cowboy of de Marty Robbins tribute I Wish I’d Been There, of de melodielijn van A Fine Horse: wordt zijn volgende een Roy Orbison album? In My Rifle My Pony And Me (uit de John Wayne western Rio Bravo uit 1959) missen we de tweede stem, maar dat komt enkel omdat de filmversie van Dean Martin & Ricky Nelson zo in ons geheugen zit gegrift. Six Strings is gebaseerd op uptempo flamencogitaar, en in het marsritme van Pilgrim Boy weerklinkt middels banjo en/of mandoline de invloed van Schotse of Ierse folk. Toch worden de Blue Cats wortels niet verloochend: het eigen uptemp nummer We Are Shane zou evengoed een stevige Blue Cats behandeling kunnen krijgen. Iets anders: ze mogen er dan nog zo de nadruk op leggen dat “het productieproces puur en akoestisch werd gehouden met de nadruk op soul en performance met veel passie” en het geheel moge inderdaad beperkt zijn gebleven tot vier muzikanten (Connie Everard op contrabas! Da’s lang geleden!), toch is dit overduidelijk een doordachte en veellagige productie: backing vocals, veel akoestische gitaar en solo’s op akoestische gitaar, dobro, de al eerder vermelde ingenieuze arrangementen, en uiteraard Bradley’s fantastische stem. Tel aan het eind van de titeltrack hoeveel toonvariaties hij zingt op de eenvoudige woordjes “no more”! De gemiddelde Blue Cats fan die dit nietsvermoedend koopt op een van hun reünieconcerten zal zich een (cowboy)hoedje schrikken, maar ontdekt misschien wel het mooie van deze CD. Tenslotte zit er in ons allemààl een beetje Shane. Ook uit op LP BLR 331711. Info: www.clintbradley.co.uk en www.facebook.com/bluelightrecords (Frantic Franky)


PIANO PUMPIN’ SENSATION/ CHRIS GIRTON
El Toro Records, ETCD 6064

Nooit van gehoord en meer dan dat ie piano speelt weet ik niet van Chris Girton, behalve dat het een Amerikaander is. Er staat op deze CD ook totaal geen info betreffende de muzikanten, en ik meen naast de piano enkel drums, basgitaar en gitaar te horen, met op één nummer steelgitaar. De CD bevat 12 covers en niks eigen werk, maar geen enkele cover vàn of verwijzing naar hét ijkpunt inzake piano rock ‘n’ roll Jerry Lee Lewis, behalve een vemelding tussen de “thank you’s” in de inlay en één nummer dat – maar daarover straks meer. Nee, deze Chris Girton wil zo te horen niet de wildste pianorocker van zijn generatie worden (de pumpin’ piano blijft beperkt tot de CD-titel) maar prefereert een gezapiger aanpak met rustige kwaliteits rock ‘n ‘roll en is daarbij niet bang te opteren voor overbekende songs: met Your Cheating Heart, Real Gone Lover, Kansas City, Little Sister, Break Up, You Don’t Know What (Until You Lose It) en een verrassend trage Cherokee Boogie mogen we pakweg de helft van de CD beschouwen als dé klassiekers onder de klassiekers. Die songs zijn op zich zo goed dat een beetje muzikant er niet veel fout mee kan doen, en Girton en co brengen ze dan ook zeer degelijk, waarbij het geslaagde gebruik van mannelijke backing vocals opvalt. De rest van de covers grijpt terug naar minder voor de hand liggende rock ‘n’ roll (Joy Gray van Chuck Howard) en country (What A Loneome Life It’s Been van Skeets McDonald en I’m Throwing Rice van Eddy Arnold) met één hedendaagse cover: het Elvis-achtige Forever’s Much Too Long van Go Cat Go. Girton’s stem is trouwens prima geschikt voor dat soort Elviswerk, zie ook die You Don’t Know What van Elvis soundalike Ral Donner. Oh ja, die ene Jerry Lee Lewis is I Know What It Means (van de hand van Sun studiomuzikant en engineer Stan Kesler die ook I Forgot To Remember To Forget en I’m Left You’re Right She’s Gone schreef) dat op Sun verscheen in 1965. Alles samen geeft dat professioneel uitgevoerde beheerst voortkabbelende rock ‘n’ roll met veel medium tempo nummers en country-styled ballads, bestemd voor die mensen voor wie het niet per sé rockabilly maar ook eens een keertje doodgewone doch goeie rock ‘n’ roll mag zijn. Info: www.chrisgirtonband.com en www.eltororecords.com (Frantic Franky)


TEEN ROCKIN‘ PARTY VOLUME 10
Classics Records, CD752

De Vikingers waren in de oude tijd al goed in het veroveren van schatten en dat is anno 2014 nog steeds zo, zij het dat men tegenwoordig zonder geweld het Amerikaanse muziekgeweld van weleer heeft gekaapt in de vorm van obscure singles die er jarenlang op lagen te wachten om gehoord te worden. Nu is het dan zover: de inhoud van die singles vult de ruimte tussen de luchtmoleculen in mijn kamer. Zuurstof kom je tekort bij dit album, zo veel rockt en swingt het! De openingstitel is dan ook heel toepasselijk: I Gotta Keep Moving, en een zekere JR Warren mag zich de edele eigenaar van de stem noemen. Qua stijl en zang doet het wat denken aan zijn naamgenoot Warren Smith. Charlie Phillips is de componist van Sugartime dat door Johnny Cash en eveneens door The McGuire Sisters gepopulariseerd werd. Het liedje heeft hem als songwriter een millionseller en dito royalties opgeleverd. Hier zingt Phillips met Be My Bride een folkpoprock nummer uit 1958 opgenomen in Norman Petty’s studio. Bye Bye Love is een andere klassieker die internationaal door The Everly’s de hitlijsten in gezongen werd maar een rockiger vertolking kent in de versie van de Canadese band The Count Victors, en The Counts zorgden voor de backing vocals op deze fleurige countryrocker met doo wop touch, een coole cover! Alan Harris die in de muziek- en filmwereld door het leven ging als Mark Damon was succesvoller als acteur in Inside Detroit (1956), Party Crashers (1958) en 18 andere speelfilms dan als zanger. Hier is zijn vergeten opname You Ain’t No Baby in de collectie pareltjes opgenomen, een highschool rocker, iets anders was ook niet te verwachten van de man die goed in de rij van Frankie Avalon, Fabian, Ricky Nelson, Tommy Sands en Bobby Rydell past. Dean Mitchell is beduidend minder populair als zijn naamgenoot Guy Mitchell maar is net zo‘n wattenrocker, en het bewijs wordt geleverd in Part-Time Love dat zelfs Pat Boone nog aan zachtheid voorbijgaat, maar het swingt lekker, dat wel. Uit een heel andere rockschool komt Canadees Gord(on) Lightfoot die met Daisy Doo in 1962 een lokale nummer 4 hit scoorde in Toronto met deze goeie rocker die eerder 1958-achtig klinkt en qua stem en sound doet denken aan een softer broertje van Billy Craddock, de Amerikaan die Australië op stelten zette, wat in zijn thuisland niet lukte. Gordon, ooit begonnen als operettezanger, moet zijn muziekleraar bij het horen van dit nummer toch een hartaanval hebben doen krijgen. Joel Adelberg (wie?) is een wereldberoemde songwriter in de higschool rock en girl group sound die zijn dagen sleet in de fameuze Brill Building in New York. Zijn alter ego Jeff Barry zal eerder rock ‘n‘ roll belletjes laten rinkelen. In 1959 maakte hij zelf zijn debuut als zanger op het vinyl met It’s Called Rock ‘n‘ Roll op RCA. Meerdere flops volgden, zelfs op Decca in datzelfde jaar, alvorens zijn geluk begon met Ray Peterson’s Tell Laura I Love Her waarna hij met zijn vrouw Ellie Greenwich de sterren van de rock ‘n‘ rol -hemel schreef met de ene na de andere hit voor andere artiesten. Hier is Barry vertegenwoordigd met een eigen nummer en eigen zang, Break Away (niet het Tracey Ullman nummer) afkomstig van een RCA sessie uit 1961, een heerlijke vlotte highschool rocker. Coole song! Jesse Lee Turner, een neef van Floyd ‘Makin‘ Love‘ Robinson, werkte in 1957 nog als chauffeur van Jerry Lee Lewis maar zou in 1958 zijn eigen hit scoren met Shake Baby Shake en de song die hier te horen is, I’m The Little Space Girl’s Father met Chipmunk stemmetjes, aan deze kant van de oceaan zouden we zeggen Mickey Mouse stemmetjes. Het nummer zou in 1959 de Top 20 van de Billboard Hot 100 sieren. That’s What I Like About Love van Johnny Jay is een zeer behoorlijke uptempo rocker van een zanger die in de liefde productiever was (elf kinderen) dan muzikaal. Met zijn broers Max en Mike vormde hij The Shuffle Kings, en meer valt er over hem niet te vermelden, wat ook geldt voor Ray Rush. Ook al is het een onbeschreven blad, muzikaal gezien althans, toch is A Hole In My Rockin‘ Shoes de absolute topper van dit album: cool nummer, gewoon cool, een ruwere highschool rocker (kan dat?) met goede pakkende achtergrondzang, goed ingezet strijkorkestje en catchy ritme. Het is niet te begrijpen dat dit nummer nooit een hit is geweest, het schijnt dat de bobbysocks en lollipoplikkers watten in de oren hadden! Ray Rush maakte overigens deel uit van The Roses (vocal band voor Roy Orbison tijdens zijn Je-Wel en Sun opnamesessies en voor Buddy Holly als vervangers van The Picks) en was tevens betrokken bij Buddy Holly‘s voornemen om een eigen label (Prism) op te richten, maar de fatale vlucht op 3 februari 1959 gooide gitzwarte roet in het eten. Gene Ross‘ It Ain’t Me met begeleiding van Danny & his Buddies heeft een vleugje Gambler’s Guitar (Jim Lowe) in zich maar dan rockiger. Een zanger waarvan zelfs de naam onbekend is gebleven horen we in een goed rock ‘n‘ roll nummer met de titel Sister Sister. Robin Luke daarentegen is niet bepaald een unknown, en de man die een nummer 5 hit in Cash Box scoorde met zijn befaamde Susie Darlin‘ laat hier horen dat hij ook behoorlijk kon rocken: Walkin‘ In The Moonlight is een ijzersterk rock ‘n‘ roll nummer met veel variatie en elementen van Bobby Day’s Little Betty Pretty One. Wie denkt dat rock ‘n‘ roll muziek van het arbeidersvolk is zal versteld staan te weten dat meneer Luke professor emeritus is! Gene Day’s tekst van First Row Second Seat is aanstekelijk: “first row, second seat is a little doll I love to meet“… een opvallende tekst in een tijd van gescheiden jongens- en meisjesscholen, maar zeker herkenbaar voor elke tegenwoordige man! Wie heeft niet ook van die knappe klasgenootjes gehad met sproetjes, leuke snuitjes, rijkelijk gevulde blouse en alles wat erbij hoort, die echter toen ze ouder werden niet altijd uitgroeiden tot fotomodellen, zoals Peter Koelewijn zeer treffend zong in 1961 in Laat Me Los. Slik! De later beroemde countryzanger Kenny Rogers begon net als anderen in zijn tienerjaren in de rock ‚n‘ roll en heeft voor ons de klassieker Jole Blon in petto, een goeie song in 1958 met hetzelfde arrangement ook gezongen door Waylon Jennings. Anna van Guy Joey is gelikte geroutineerde rock ‘n‘ roll van parelkwaliteit met twangy sound uit 1961. Johnny O’Keefe, een ruwe rocker met een steengoede sound, behoort to de beste rockers buiten Amerika, is de man die in Australië als King Of Rock ‘n‘ Roll door het leven ging, en scoorde hits met Wild One, Shout en She’s My Baby, stuk voor stuk wilde rockers met O’Keefe’s ruwe rockervoice. De versie van Rock Tine op deze CD is anders dan degene die ik op LP heb, maar beide zijn pittige rockers, en het bevat het voor Johnny O’Keefe typische mardi grass marcheerritme: een top rock ‘n‘ roll song! Jericho Brown behoorde eerder tot de loserskant van de rock ‘n‘ roll en een van de weinige songs die de man mocht zingen in de studio was de niet echt verheffende tin pan alley rocker Rovin‘ Eye, wat ook geldt ook voor Way Back When van Lonnie Nye, weliswaar een pittige rocker maar te mainstream - hij lijkt wel de blanke versie van Larry Williams. De Hawaiiaan met de indrukwekkende naam George Clarence Dennis James von Ruckleman Wood III ofwel kortweg Lani Kai zingt als een Japanner die zijn eerste woordjes Engels stamelt en dat heeft wel wat, geinig. Je kunt hem zien in de speelfilms Blue Hawaii (1961, met Elvis) en Surf Party (1964), en zangmatig kun je hem horen in de frisse pittige highschool rocker I’m Gonna Leave My Heart At Home, een prima song. Jess DuBoy klinkt zoals zijn deftige achternaam, namelijk megazoet: Tin Pan Alley in Engeland en Broadway in Amerika zouden hem meteen contracteren als de rocker voor musicalfans. Haast niet te geloven dat deze man het brein is achter Woo Hoo, de megahit van The Rock-A-Teens. Paul London’s Real Gone Love klinkt als een slap aftreksel van Gene Vincent’s early sixties poppy rockers in Engeland. Johnny Rohan rockt beduidend meer in The Little Girl I Dreamed Of met aardige gimmicks en een catchy beat. It’s You For Me van The Syllables, geschreven door Dorsey Burnette, is geïnspireerd door Jenny Lee van Jan & Dean. Daarentegen is The Key Notes‘ Tommy Teen een dikke tweelingbroer van Charlie Brown van The Coasters en wellicht een antwoordsong. Daar is Jr Warren weer, ditmaal met Rock ‚n‘ Roll Fever, en met een Elvis-achtige stem sleept Warren je door dit middelmatige „rock ‘n‘ roll“ nummer met barrelhouse ritme. The Train Of Love van Johnny Carson dendert lekker voort en is zeker geen gepasseerd station, met dit nummer laat je het eindstation zelfs nog aan je voorbijgaan! Deze Paul Anka cover heeft de man uit de British Isles in 1960 ingezongen. Het volgende nummer, Am I To Be The One, kennen de meesten van Jerry Lee Lewis maar wordt hier in Kalin Twins-stijl gebracht door The Brown Brothers, een toffe song, en dat geldt al helemaal voor het geweldige Tavern Song van Elmer Lush dat klinkt als een slow variant op de Blue Diamonds versie van Up Above My Head. Met een orgeltje en twangy sound in de calypsorocker That’s The Way I Feel van Tony Primo sluiten we dit album melodieus af. Mensen die een CD voor record hops zoeken komen met deze Teen Rockin‘ Party Volume 10 volledig aan hun trekken. Info: www.facebook.com/classics-records (Henri Smeets)


TEENAGE TIME VOLUME 12
Classics Records, CLCD750

Het einde van de jaren ‘50 stond in het teken van zoete sproetjes rock ‘n’ rollen droeg de aanduiding highschool rock. Alle snijtanden van de oorspronkelijke rock ‘n’ rollwaren netjes gepolijst en geveild zodat ze zelfs bubblegum konden verteren. De Brit Steve Perry (wie?) opent deze bubblegumshow met Step By Step, een cover van The Crests. Niet alleen de Amerikanen hadden er een grote hit mee, ook Steve was verdienstelijk in de Engelse charts en de song piekte er op nummer 41. Nelson Keene (GB) is het pseudoniem van Malcolm Holland, van wie ik nog nooit heb gehoord, en evenmin van zijn Ocean Love, een typische strijkorkest rocker zoals er tig van werden opgenomen in Engeland eind ‘50 begin ‘60. Zijn zang is weinig verheffend en het is al heel wat dat hij met die slaapverwekkende stem überhaupt enkele singles mocht opnemen. Als het om zang gaat ligt de meetlat bij vocale groepen erg hoog, maar het lijkt me dat ze iets te hoog lag voor Ronny & the Satellites: Last Night I Dreamed (niet van The Fiestas) is een slecht gemixte pover geproduceerde opname en klinkt erg vermoeid. Het lijkt wel of ze deze song nog gauw even voor het slapen gaan hebben opgenomen. Zo zijn dit soort verzamelalbums mooie tijdsdocumenten die een vollediger beeld geven van het rock ‘n’ rollspectrum in de jaren ‘50 dan alleen de gelikte platen van de grote labels. Clay Robbins‘ aardige Angel Lips And Devil Eyes uit 1960 klinkt als Nat King Cole met rock ‘n’ rollschoenen aan, met goeie scheurende saxofoon en behoorlijke zang. Wie van Lydia & the Melody Strings uit Nederland houdt zal zeker Ray & Lamar kunnen waarderen, want I’d Like To Know heeft een Indische countryrock touch. The Roses was de backing vocal group van Buddy Holly in 1958 als opvolgers van The Picks en hun I Kissed An Angel Eye straalt de Buddy Holly sfeer uit zijn latere poppy jaren uit, een zwoel zomernacht nummer waarvan het orgeltje sterk doet denken aan Mighty Sparrow’s superhit Only A Fool (oorspronkelijk uit 1965 maar pas een smash hit in 1978). Ray Campi horen we een keer zoals we hem niet kennen, namelijk als highschool rocker. Wat een verschil met zijn rockabilly klassiekers als Caterpillar of Play It Cool, doch desondanks is Hear What I Wanna Hear een aardige song. Dat geldt zeker ook voor Nearest To My Heart van het duo The Duals dat klinkt als de Amerikaanse versie van The Blue Diamonds maar dan wat rockiger. Gino & the Barons bijgestaan door The Ramblers bezingen Peggy met een Italiaanse touch in een aardige meerstemmige teenybopper. The Southlanders‘ Cheerleader is niet zo spetterend als dit soort meiden doet vermoeden, een blank doo-wop nummer dat wat verlegen wordt gebracht. Jammer, want op zich is het qua melodielijn niet verkeerd. There’s No Love For Me van Ted Simon, een man die bekender zou worden in de politiek dan in de muziekwereld, is een tearjerker die beter tot zijn recht was gekomen als ze meer galm hadden gebruikt. Ronnie Hawkins‘ Hay Ride is geen onbekende, een sterk maar niet het allersterkste nummer van de Amerikaan die in Canada meer teenagers wist te boeien dan in zijn homeland. Jerry Mason klinkt meer als Caruso met vetkuif in de Paul Anka styled teenybopper You Are Lonely, en waar Ray Peterson met een dijk van een stem aan de droevige kant zingt doet Mason dat met een dito stem veel vrolijker. Vreemd dat deze man die toen idolaat was van Mario Lanza met zo’n zang nooit is doorgebroken. Een lekkere pumpin‘ midtempo rocker met goede piano-bas (!) sound is Bob E Lee’s Darling I love You met begeleiding van The Aquatones. Wie Dale Hawkins al klasse vindt als rockabilly zanger zal aangenaam verbaasd zijn dat hij ook in de highschool rock ijzersterk was, en dat bewijst het fenomenale Someday One Day uit 1959, de absolute topper van dit album met veel variatie en van slow tot uptempo. Een andere vingeraflikker is Teen Love van Tom Carter & the Ramrods met leadzang van Cathy Kahler en Tom Carter, een nummer dat echt die sfeer van teeny amateurbands uit die tijd uitstraalt, lekker primitief en toch beresterk. Gene Evans heeft goed geluisterd naar Robin Luke’s Susie Darlin‘ want Tell Me heeft veel weg van een uptempo versie van Luke’s hit met een bescheiden variatie erop. Met Nikki Sullivan van The Crickets vormde hij het duo The Hollyhawks. Tony Dunning (GB) heeft vast en zeker zijn oor tegen de radio aangehouden toen hij Bobby Vee hoorde zingen, want Be My Girl is absoluut in die stijl. Veel interessanter is de backing band The Tremolos die later als Brian Poole & The Tremeloes wereldfaam zouden bereiken. Rusty Draper, meest bekend van hits als Seventeen en The Shifting Whispering Sands, laat zich hier van zijn teenypopperigste kant horen met Ten Thousand Years Ago. Barry DeVorzon bezingt op formidabele wijze Cora Lee in een absoluut coole teenybopper met wat elementen in van Stagger Lee, wellicht meest bekend in de uitvoering van Lloyd Price. Doo-wop ontwaren we in het frisse Row Boat uit 1960 van The Inventions, die ook als The Catalinas opnamen. Andere goeie doo-wop met calypso inslag brengen Bill Erwin & the Four Jacks in Too Young To Be Blue. Sterk! Andermaal Bob & Larry, nu met een wat zeverig I Never Dreamed. Frankie Lymon’s The Only Way To Love klinkt wat vreemd in de oren als je hem als de jonge Why Do Fools Fall In Love tiener hoort. Hier had hij al last van een beginnende stembreuk en hij zingt niet overtuigend, eerder wat verveeld, plichtmatig. Toch zullen liefhebbers van zoetgevooisde highschool rock met calypso tintje ermee in hun nopjes zijn. Bobby Helms gaat op de countrypop tour met I Want To Be With You, een song met duidelijke Ricky Nelson Never Be Anyone Else But You trekjes. Een andere Amerikaanse evenknie van The Blue Diamonds zijn vast en zeker The Tides die een ode aan Little Carmen brengen met heerlijk catchy gitaarwerk. Het heeft wat weg van een verrockte teenagerballad versie van The Blue Diamonds‘ Little Ship. Vrolijke tweestemmige teenybop met strijkorkestje presenteren The Cousins in Lonely Road. Richard Allen’s versie van Johnny Tillotson‘s Poetry In Motion is rockiger : de man van de British Isles zingt het minder glad en de ruwe saxofoon zorgt ervoor dat ik deze versie cooler vindt dan Tillotson’s grote hit. It’s A Night For Love van Rufus McKay (USA) is geijkte highschool rock Britse stijl. De verzamelaar klinkt uit met een gevoelig gezongen Ugly Duckling van Don Crawford & the Escorts met diverse toonladderwisselingen. Deze CD is een hebbedingetje voor liefhebbers van rockige do-re-mi-fa-sol-la-si-do zangers.
Info: www.facebook.com/classics-records (Henri Smeets)

naar boven

Vinyl Recensies

12 juni 2014

HIT, GIT & SPLIT/ ARSEN ROULETTE
El Toro Records, ET-15.028

Arsen Roulette (USA) heeft best al wat spul uit maar deze 33 toeren EP lijkt ons vier nieuwe nummers, in 2013 opgenomen met drie Italiaanders in de Lightning Recorders studio in Berlijn. Van Young Jessie’s zwarte rocker Hit Git & Split uit 1956 maakt Roulette een bluesbopper, het tegenovergestelde spectrum van de rockabilly is de Marty Robbins cover I Can’t Quit, in datzelfde gezegende jaar 1956 een vlotte uptempo country, in Roulette’s versie voorzien van een Johnny Cash begeleiding. Twee eigen nummers: Behave Be Good Or Goodbye is uptempo rockabilly, Stop The Bop is ook rockabilly maar dreigender op een stompend ritme. Roulette is niet de beste zanger ter wereld doch in een setting als deze omringd door goeie muzikanten (drummer Mauro Milioti en Dale Rocka-gitarist Roberto Gorgone werkten al eerder met Roulette, contrabassist Mario Rossi ken ik niet) weet hij aardig zijn plan te trekken en maakt zijn inleving veel goed. Diezelfde wereld zal hij met deze EP niet veroveren, maar ze past goed in de rest van zijn oeuvre.
Info: www.eltororecords.com en www.facebook.com/arsen.roulette (Frantic Franky)


‘CAUSE OF YOU/
ROCKIN’ BONNIE & THE MIGHTY ROPERS
El Toro Records ET-15.038

Sabrina Cocciolo alias Rockin’ Bonnie (I) bracht in 2009 al de CD Jubilee Cocktail uit op El Toro (E) met The Rot Gut Shots, dit is een 4 track EP met haar “nieuwe officiële band” The Mighty Ropers, eigenlijk gewoon een andere naam voor The Starliters (I). Eén band met twee namen dus, maar de muziek is dezelfde rockahillbilly met als enige verschil dat de ene band een zanger en de andere een zangeres heeft. Opener I’m Movin’ On is gelijk een prijsbeest: het bekende Hank Snow nummer wordt voorgestuwd door twangy gitaar, steel, handclaps, backing vocals en uiteraard Bonnie’s heldere stem. De zelfgeschreven titeltrack ‘Cause Of You is verrassend genoeg een country crooner, zeg maar country weeper, voortkabbelend op Hank Williams steel en honky tonk piano. Dezelfde ingrediënten van country gitaar, steel en piano maar dan uptempo blazen verfrissend nieuw leven in Hardrock Gunter’s I’ve Done Gone Hog Wild dat even goed klinkt als het eigen en gelijkaardige If There’s Any Justice. De afwisseling en veelzijdigheid gecombineerd met de grondige kennis van het idioom en de perfecte arrangementen gekoppeld aan Bonnie’s stem die een naieve onschuld oh zo typerend voor 50s countryzangeressen uitstraalt combineren tot een EP die beter is dan wij hier in saaie beschrijvingen kunnen verwoorden. Meraviglioso! Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)


TWO CATS/ THE STARLITERS
El Toro Records, ET-15.039

Exact dezelfde muzikanten als de EP van Rockin’ Bonnie & the Mighty Ropers en de muziek is dan ook dezelfde rockabilly met hillbilly insteek. Mijn voorkeur gaat evenwel uit naar de EP van Bonnie omdat bij The Starliters de zang misschien wat apart klinkt, en daarmee bedoel ik niet dat gitarist Massimo Zampini slecht zingt maar dat ik het gevoel heb dat de zang apart werd opgenomen en later tussen de muziektrack werd gemixt. Misschien heeft het ook te maken met Zampini’s uitstekende dictie. ’t Is enkel een gevoel hoor, en mogelijk zit ik er weer helemaal naast. Muzikaal geen klagen daarentegen: dit is vlot swingende 50s styled countrybilly met titeltrack Two Cats als prima smaakmaker met zijn geprononceerde contrabas en drums, vraag- en antwoordpatroon en samenspel tussen steel en leadgitaar in de solo helemaal richting Bill Haley in een soort hillbillyversie van The Stargazers. Sterren onder elkaar! Meezinger Stuck On This Gal And Spin That Bottle klinkt wat hedendaagser, meer richting BR5-49 toen die nog echt goed waren, en koppelt een twangy rockabilly gitaar aan de akkoorden van True Blue Papa (zowat het mooiste akkoordenschema uit de rockabilly) en aan Carl Perkins en Grady Martin (ze zingen het zelf) ontleende gitaarrifs in de solo. Kan nooit fout! Dat zijn twee eigen nummers, aangevuld met twee covers: Double Duty Lovin’ klinkt nog meer country dan Eddie Bond’s origineel, en drummer Franco Malatesta declameert zich slissend een weg doorheen Bull Moose Jackson’s Bow Legged Woman uit 1948, een knipoog naar nog oudere tijden, meer bepaald de jaren ’40 toen western swing bands volle bak rhyhm ‘n’ blues hits vercountryseerden, perfect gecast omdat Malatesta’s stem ouderwetser klinkt dan Massimo Zampini. Leuke viertracker, en samen met de vinyl EP van Rockin’ Bonnie ook uit op één mini-CD.
Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)


GO SCREAMIN’/ THE DOEL BROTHERS
El Toro Records, ET-15.034

The Doel Brothers uit Hampshire (GB) waarin drie echte broers die hun muziek omschrijven als ”rockin’ hillbilly with more than a dash of western swing” brachten eerder de CD Oh, Brother… It’s The Doel Brothers uit op El Toro, en dit is een nieuwe single die niet op die CD staat. El Toro is de organisator van het Screamin’ festival in Spanje en deze single is geliëerd aan zowel Screamin’ als Viva Las Vegas met een Go Screamin’ en een Go Vegas kant – The Doel Brothers speelden dit jaar dan ook op beide. A-kant Scream ‘n’ Bop is ouderwets klinkende primitieve rockabilly met truckin’ country inslag gebracht met twangy gitaar en gezongen met diepe stem en duozang. De tekst van deze aanstekelijke bopper blijft vrij algemeen maar handelt met zinsneden over palmbomen, het strand en vier dagen in de zon niettemin duidelijk over Screamin’. Op de Go Vegas B-kant getiteld I Left My Wife In Las Vegas krijgt het kwartet versterking van Willy Briggs (Tennessee Rhythm Riders, Lynette Morgan & the Blackwater Valley Boys, Zazou Cowboys) op steel en de ons compleet onbekende Slim Jones (zal wel een schuilnaam zijn) op fiddle. Het resultaat is western swing fun, het soort humoristisch verhaaltje dat Deke Dickerson met dozijnen uit de mouw schudt, en klinkt bijzonder authentiek: dit kan zo op een compilatie van 40s western swing! De tekst gaat niet over het Viva Las Vegas festival maar over een shotgun wedding en even snelle scheiding in Vegas. Beide nummers zijn de essentie van vinyl singles: goeie songs om individueel van te genieten op kleine plaatjes. En bovendien op psychedelisch paars vinyl! Info: www.eltororecords.com en www.thedoelbrothers.co.uk (Frantic Franky)


CD Recensies

ROCK TILL YOU DROP VOLUME 3
Classics Records, CD749

De albumtitel wordt heden ten dage als groet gebruikt door echte rock ‘n’ roll liefhebbers maar is hier de wegwijzer naar de inhoud van de verzamelaar. Bij een Amerikaanse bevolking van 220 miljoen is het niet verwonderlijk dat er enkele miljoenen wannabe Elvisjes in het schuurtje, in de badkamer en op de WC stonden te oefenen met de hip wiggle en gekrulde lip. Die massa gitzwart gekuifde selfmade rocksterretjes die alleen lokaal wat meiden aan het gillen mochten brengen hebben na enkele weken tot enkele jaren de gitaar na een grote desillusie aan flarden geslagen om een ‘eerbaar‘ beroep te leren uitoefenen. Bij het zien/horen van grote series als destijds de fameuze Bison Bop en White Label en nu Rock Till You Drop, Rockin‘ Party en Teenage Time (alle drie van het Zweedse Classics Records) wordt pas duidelijk hoeveel echt werd opgenomen destijds. Met de hoeveelheid materiaal alleen al in de fifties opgenomen kun je met gemak nog een eeuw vooruit. Gelukkig werden door de decennia heen niet alle platen bij het grofvuil gezet omdat de kinderen toch niks met de erfenis van ma/pa konden beginnen. Dat is het voordeel van MP3’s: als de jonge generatie van nu de pijp uit gaat hoeven hun kinderen niet te kijken waar ze met die ouwe troep blijven. Er is over nagedacht! Dit album belooft je te laten rocken tot je erbij neervalt en de verrockte country Release Me van Keith Parkera die ooit deel uitmaakte van The Orbit Rockers van Leon Smith voldoet in ieder geval aan dat criterium. Parkera mocht deze uptempo rocker opnemen voor Leon Smith’s vader Lloyd Smith die zelfs ooit Little Richard in zijn Country ‘n’ Western dancehall liet optreden. De leadzang is wat pover maar de backing vocal group is sterk en vooral de sound is goed. Tuff E-Nuff Baby van The Key Notes rockt behoorlijk en gaat richting Jerry Lee Lewis, zowel qua zang als sound, ook al is er geen piano maar een accordeon: je moet er echt op letten om het te horen. Lekker nummer, maar het heeft nooit de Billboard 100 gehaald. Walking In The Moonlight staat als volgende op het menu en de bereider van dit rock ‘n’ roll lekkers is Roye Clark, in 1959 mochten de bobbysocks zich hier de pumps op plat dansen. Lange titels zijn goed voor tongbrekers of in ons geval vingerbrekers: dat Ain’t No Grave Gonna Hold My Body Down van Don Springle nooit is verkozen tot posthuum anthem! Dit gospelnummer in pure rock ‘n’ roll stijl laat alle grafstenen wiegelen! Van het geijkte soort is het houserock-achtige Hey Baby Hey van Danny Hart uit 1959 dat lichtjes iets uitademt van houserocker Freddie Bell. Op Alone And Cry klinkt Johnny Fortune alias John Stephen Sudetta als het kleine rock ‘n’ roll broertje van Johnny Cash, een goed nummer van de man die op gitaar te horen is op de Sam Cooke sessie die Chain Gang opleverde. Luisterend naar de volgende song komt spontaan het idee op dat als er zo gekust wordt op de Love Party als het nummer klinkt, er aardig wat wordt gesmakt. Het meest opvallende aan deze uptempo rocker is het strijkorkest, een opzienbarende doch uiterst geslaagde combinatie. Als je houdt van een wat kuisere versie van Larry Williams‘ Bony Moronie kom je aan je trekken met Complications van Bubba Jordan. We wippen de grens over en komen van de USA in Canada terecht waar eveneens stevig gerockt werd, en dat bewijst Terry Roberts met een lokale nummer 6 hit uit Toronto, zijn frisse rockabilly versie uit 1958 van Don Gibson’s Oh Lonesome Me. Enkele jaren voordat Elvis de meiskes bezong in Girls Girls Girls waren The Stylers hem al voor met Girlie Girlie Girlie, een supervlotte uptempo rocker, wat je toch niet gauw hoort van een doo-wop groep: goede rockige zang met de bas in de (gekuiste) stijl van The Big Bopper. Het vijftal scoorde in 1957 een bescheiden hitje in de Billboard Hot 100 met Confession Of A Sinner/Gonna Tell‘ Em (#72) en we komen ze tegen op Jubilee, Crest en (als blanke groep!) Motown. Bobby Smith’s She’s Gone From Me uit 1960 klinkt als een 1957 rocker en hoort thuis in de platenkast van getattoeerde kuiven met stalen kam in de broekkontzak. Let There Be Rockin‘ schreeuwen we uit voor de openstaande ramen van het bejaardenhuis en de rollatortjes gaan aan de kant waarmee het dansparket vrij is voor kunstheupen en brosse botten. Als je dan flink geklapper hoort komt dat door deze wilde rocker in de stijl van The Treniers, al zijn het The Jumpin‘ Jacks die zich de eervolle serveerders van dit rock ‘n’ roll goedje mogen noemen: klassenummer, maar het kan nog ‘klasser‘ met het bij deze tot lijflied voor echte cats gebombardeerde Cool Cats, een van de pot gerukte rocker uit 1958 (maar in de stijl van 1956) van de vocal group Dick Mason & the Hi-Fives. Mason was voorheen diskjockey en dat is te horen, de man wist precies wat tienerharten liet (en laat) bonken en in de charts de boventoon voerde. Ook al is zijn nummer geen hit geweest, het is een puike rocker met scheurende gitaar en oppeppende zang die op geen enkele record hop mag ontbreken. Wat een dijk van een nummer ! Het zwarte zangeresje Gerri Hall kent iedereen! Niet qua naam, wel qua vokaal geluid op Rockin‘ Pneumonia van Huey Smith & the Clowns, want zij was één van die clowns. Ze is ook te horen op de originele Sea Cruise, al moest ze plaatsmaken voor Frankie Ford die ervoor zorgde dat dit nummer een hit werd. Daarnaast liet Gerri Hall liet haar stembanden melodieus vibreren als lid van Ray Charles‘ Raylettes. Solo nam ze dit Bobbettes-achtige Toy Man op. Lollipop time! Heb je al eens een crooner horen rocken? Ik heb het het niet over Pat Boone maar over een échte rocker, Jessie Lee, een Caruso met pointed toe shoes en sigaret in de mondhoek. Lonely Broken Heart is zelfs voor het ruigere volk nog genietbaar, ondanks de geschoolde stem. Nine Pound Hammer dat ik in een coole versie van Sanford Clark ken wordt op een vakkundige manier naar de knoppen geholpen door Dick Curless met geleuter tussen de coupletten door. Je kuif gaat er spontaan van hangen, en niet alleen je kuif! Ik denk dat Curless voor zijn verjaardag een nine pound hammer heeft gekregen om zijn gitaar en microfoon aan diggelen te slaan, en zo niet dan wil ik hem wel een slopershamer sturen! De latere ‘Only The Lonely‘ Roy Orbison met grote vetkuif hoor je in de gedaante van Roy Lett uit Memphis met een melodieuze rocker met dito zang, Rosalie, opgenomen in 1960. Hollywood Cats, eindelijk eens een cats nummer waarin gemiauwd wordt, is het muzikale product van Trig Richards met een onbekende vocal group. Volgens mij is dit toch echt het steengoeie origineel van het gelijknamige nummer van Ray Campi! There’ll Be A Crown For Me dachten niet alleen Elvis en Little Richard maar ook een tin pan alley rocker luisterend naar de naam David Beatty met broadway rock ‘n’ roll die niet zou misstaan in de musical The Sound Of Music. De man zelf is een neef van Jerry Lee, Mickey Gilley en podiumpredikant Jimmy Swaggart en die familieband is te horen in het pianowerk, ook al is hij de babypoeder versie van de Killer. Eind jaren ‚40 zongen de vier neefjes al samen in een bandje en in 1955 speelde hij nog enkele malen samen met Jerry Lee. Don Stewart & the Fendermen’s More Than Words Can Tell hoort in het doosje met rockabilly muurbloempjes thuis: verlegen zang met desondanks stevige instrumentatie. Muzikaal doet het wat denken aan de Brush Those Tears versie van The Black Dynamites uit Nederland uit 1959. Duidelijk presenter is Bill ‘Husky‘ Hardy met Funny Paper People dat qua couplet heeft gespiekt bij All Shook Up in dit nummer opgenomen voor Billy Lee Riley’s Rita label in 1959. Goeie rockabilly met een overdosis galm en echo vult de ruimte in Froggie Went A Courtin‘, een coole rocker gezongen met een stem als Ferlin Husky door Jimmie Dawson die paranoide moet zijn geweest voor de belastingdienst want hij grossierde in schuilnamen als Dave Farley, Jimmy Jeffers, Dixie Drifter, Macey Ross, Elmo Jenkins en Jeffrey Parnell. Zijn echte naam was Thomas Latham die hij in 1956 op 32-jarige leeftijd ambtelijk liet veranderen in... Jimmie Dawson! Laat inzicht noemen ze dat zeker. Countrybopper Boy She Has Gone van Hubert Barnard uit 1960 kan de hand geven aan Dave Dudley’s Six Days On The Road. Bobby Ross & the Moon Lit Valley Boys moet zeker rock ‘n’ roll uit de middeleeuwen voorstellen, want wat dit nummer op dit album doet snap ik niet: deze honkytonk heeft niks rockigs en wordt gezongen door een man die net zijn laatste tanden verloren heeft. Een naam die geen introductie behoeft is Tab Hunter, de man van Young Love. Na in diverse speelfilms zijn kunstjes vertoond te hebben mocht hij de meisjesharten ook vocaal aan het kloppen brengen, en hier probeert hij dat met Black Coat van de hand van Marty Robbins met wat slijmerige zang, kortweg de poederdoosversie van Ricky Nelson. Van een geheel andere rockplaneet is Betty Booper van Larry Diamond: deze pennevrucht van Ray Doggett is een verre neef van Be Bop A Lula. Coole ruwe rocker! What’s Her Name van The Saints is dan weer geijkte goeie rock ‘n’ roll met elementen uit Eddie Cochran’s Somethin‘ Else. Glen Wendell rockt er lustig op los in That’s It en Mel Jackson nam in 1957 een swingende houserocker op luisterend naar de naam Move It Over Baby, zij het softer dan Jimmy Cavello of Freddie Bell want hij klinkt als de jongere broer van Alan Freed. Een lekkere midtempo rocker voor suïcidale vetkuiven is I Hate Myself, een opvallend nummer vertolkt door Rocky & the Rocky Fellows. De uitsmijter van het album is The Wiggle van The Southlanders waar zelfs je spaarvarken van gaat wiegelen! Let the pig wiggle till it drops! (Henri Smeets)


TEEN ROCKIN‘ PARTY VOLUME 9
Classics Records, CD751

De rockin‘ party never will stop met weer een nieuw volume in deze steeds volumineuzer wordende serie van de Scandinavische zwarte goudzoekers. Wederom zijn een dertigtal singles van stofmijten ontdaan en heeft men de plaatnaald de groeven dieper laten uitslijten. Het album is een allegaartje van internationale rock ‘n’ roll uit drie werelddelen: Amerika, Europa en Australië. Diegenen die mijn boek Film, Popcorn & Rock ‘n’ Roll hebben gelezen kennen The (Dynamic) Del-Aires uit de film The Horror Of Party Beach, een film uit 1964 waarin beach jongens de held uithangen bij hun bikinibruidjes door te knokken met breedgeschouderde bikers. Bij het horen van So Far So Long is het bijna niet te geloven dat dit dezelfde band is als de surfband uit die film, maar toch is het zo: dit is nog uit de pré-surf periode, een lekkere pittige highschool rocker met meerstemmige achtergrondzang in een beetje de Britse stijl. Elvie & the Five Tech-Niques namen één single op voor Imperial om daarna te verdwijnen in het museum der herinneringen. Don’t Tell Me is een behoorlijke rocker met ruig saxofoonwerk en een fris rockig zingende Elvie, allicht de vrouwelijke versie van Elvis. Brad Newman (GB) zal zeker niet tot ieders verbeelding spreken maar heeft toch een minor hitje gehad met Somebody To Love uit 1961, typische Britse eind jaren ‘50 highschool rock, in 1962 nummer 47 in de Britse charts. Bevleugeld door dit subtiele succes probeerde hij dat jaar zijn geluk bij het Eurovisie Songfestival, maar al gauw bleek dat een rocker daar niks te zoeken heeft en aldus hoorden we daarna niet veel meer van hem op het grote podium. Wat de volgende hoempaparocker op dit album doet is een mysterie: Seasons For Love is een leuk deuntje, maar rock ‘n’ roll? Weldon Myrick (medewerker op het politiebureau!) zong dit met zijn rode neus in 1958 en de man die de opgepakte nozems registreerde probeerde zichzelf hier als totaal mislukte rocker. Iemand die wel rockergenen heeft is vast en zeker Bill Haney die een puike versie geeft van het overbekende Craw Dad (Hole) Song, goeie countryrock met de nadruk op rock! Een stuk braver is highschool rocker met musical tintje If You’ll Take A Chance, een aardig nummer van The 4 Counts. Als we het over softere rock ‘n’ roll hebben dan hebben we het al gauw over de Britse evenknie van de Amerikaanse rock ‘n’ roll. Niettemin waren er ook uitzonderingen, en tot die categorie behoorde Dickie Pride. Frantic doet zijn titel alle eer aan en is een pittige uptempo rocker van de man die door zijn moeder Richard werd geroepen en Kneller als achternaam van zijn vader meekreeg. Dickie Pride behoorde tot de subtoppers van de Britse rock ‘n’ roll en zal voor de meesten bekend zijn van zijn supergave vertolking van Little Richard’s Slippin‘ And Slidin‘. Men zag in hem eigenlijk een talentvolle operazanger en hij mocht zijn arias zingen voor de bisschop van Canterbury, maar zijn hart klopte voor de verleidelijke rock ‘n’ roll en aldus heeft hij ons verblijd met een aantal coole singles zoals dit nummer uit 1959. De onbekende Kalin Twins/Everly Brother kloontjes Bob & Larry gingen in 1960 de studio in om I Want To Love You in te zingen in de hoop er mee in de muziekencyclopedie vereeuwigd te worden, maar zelfs een voetnootje in dat dikke boek van muzikale wijsbegeerte zat er niet in. In de tijd van Sheb Wooley’s Purple People Eater en David Seville’s Witch Doctor dacht Ric Masten een rocker op te nemen met groene mannetjes van Mars, de mannenplaneet bij uitstek, en Missile Monkey was de illustere titel van een song die meer weg heeft van Purple People Eater dat met raketsnelheid op een platenspeler wordt afgespeeld. Masten’s stem doet sterk denken aan Nervous Norvus, net als Sheb Wooley en David Seville een vertegenwoordiger van het novelty rock genre, en Masten mag zich ook daartoe rekenen. Luisterend naar de volgende song heb je het gevoel alsof je naar Dean Martin in een rock ‘n’ roll bui luistert, want Little Girl is een zoet nummer met een rock ‘n’ roll beat en Jack Garner is de man wiens ene hersenhelft easy listening wilde zingen en de andere hersenhelft de rocker wilde uithangen. De negen(!)koppige band The Monarchs gooit het over een heel andere boeg met Guess Who, goeie teeny rock ‘n’ roll uit 1961 in de stijl van 1957 met stevige instrumentatie. Big Daddy Of The Bayou van Dwight Beck is in de stijl van het Canadese duo Bob & Lucille anno midden jaren ‚60, maar de tweevoudige samenzang is zeer waarschijnlijk de tweemaal tijdverschoven stem van Dwight Beck zelf. Rocking Chair is een heel oude traditional die als zodanig niets met rock ‘n’ roll aan de hoed heeft maar waarvan de titel gewoon het Engelse equivalent van schommelstoel is. Jimmy Ordge heeft er echter de juiste dubbelzinnige betekenis aan meegegeven in deze klasse pianorocker onder de titel Easy Rocking Chair. Jay Barry’s Don’t Go is een Britse stijl rocker door een Amerikaan, een typische pittige eind jaren ‚50 highschool rocker. The Cobra Brothers‘ Night Time is weer Everly-achtig maar zonder de krachtige uitstraling van de twee legendarische broers. Aan de andere kant van de wereld waren er ook twee broers van Nederlandse origine, de De Kroo Brothers, die in Australië tevergeefs probeerden tot faam te komen. Ik heb een heel album met de begin jaren ‚60 opnames van het duo Leo en Dough De Kroo, maar daarop ontbreekt dit solo nummer van Leo De Kroo, Head Over Heels, een aardige rocker in Britse Terry Dene stijl met The Rock-A-Bellas als achtergrondkoortje. Jackie Carbone’s Let Me Go Daddy is een typische Fabian styled rocker en best een aardig nummer. De jongeman met de obscure naam Cee Vee had ook een populaire Amerikaanse achternaam, Williams, en zijn muzikale CV bestaat uit welgeteld drie singles waarvan de coole midtempo rocker Lonely Street uit 1959 op dit album staat. Mary Bane zingt Willie Willie Willie, een midtempo rocker met een verhoogd Laverne Baker Tweedle Dee ritme waarop Mary Bane klinkt als Janis Martin in Brenda Lee formaat. Ken Owens zingt de wat vlakke countryrocker That’s Tough en klinkt als een slaperige Sanford Clark. Paul Hampton die een film mocht vullen met zijn aanwezigheid (Senior Prom uit 1958, weinig rockigs aan) is aardig op dreef in de highschool rocker Rockin‘ Doll, wat ook geldt voor The Gems in de klasse rocker School Rock, een song uit 1961 maar in 1957 stijl. Voor kenners van de Australische rock ‘n’ roll scene is Johnny Devlin natuurlijk geen onbekende, want samen met Johnny O’Keefe behoort hij tot de absolute sterren down under. Hij toont zijn befaamdheid overtuigend met twee op en top rockers, How Would Ya Be en Slipping Around, beide niet in Britse stijl zoals gewoon voor kangoeroe rockers maar in puur Amerikaanse stijl. De virtuose jonge gitarist Larry Collins spreekt tot de verbeelding van iedere gitarist: een kleine gestalte met een gitaar met dubbele hals die bijna even groot is als hijzelf. Maar als je Larry Collins op de oude beelden ziet swingen naast zijn statische zus Lorrie (hun andere zus Sherry verkoos het gedeelte achter de schermen) zie je de letterlijke uitbeelding van de rock ‘n’ roll! Sweet Talk is het nummer van hen dat Classics Records heeft uitgezocht voor dit album, waarin we hun typerende samenzang met de bekende hiccups horen: klasse, gewoon klasse. Vince Howard zou de annalen ingaan als akteur op televisie en in speelfilms, maar als rocker is hij de grote mister X gebleven. In 1961 beproefde hij zijn geluk met Little Bit Lonely, een beetje in de stijl van de late Buddy Holly en de early ‚60s Johnny Burnette compleet met strijkorkestje. Zingende zusjes waren er legio in de muziekgeschiedenis, vooral tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, en uit Europa (Nederland?) kwamen de Van Dorn Sisters die neerstreken in Amerika en aldaar begin jaren ‚60 Baby Roo opnamen in Jo-Ann Campbell stijl maar dan meerstemmig. I Never Had It So Good komt uit de keel van Eddie Gaines en is een goeie rocker, wat ook geldt voor Bob Nolen’s Bucket Full Of Tears. Bobby Valenti’s Walkin‘ is een rocker met kinderkoortje die doet denken aan Tommy Steele’s musicalnummers uit de jaren ‚50, zij het dat het hier om rock ‘n’ roll gaat. Slotsom: een behoorlijk album onder de noemer van tutti frutti: voor ieder wat wils. (Henri Smeets)

naar boven

5 juni 2014

CHICKEN CROWS FOR DAY/
THE OLDTIME STRINGBAND

The Oldtime Stringband, géén cat. nr.

En dan denk je in het vak te zitten en op de hoogte te zijn van wat er reilt en zeilt in het rootswereldje en dan ontdek je plots weer een Nederlandse band waar je nog nooit van had gehoord die zijn tweede CD blijkt uit te brengen. We hebben het over de Oldtime Stringband, en de naam verraadt al veel: oldtimey muziek met snaarinstrumenten oftewel bluegrass. Bij bluegrass denkt een beetje rockabilly automatisch aan onze Hillbilly/ Blue Grass Boogiemen, maar hun fun en yeehaw benadering en hoge rock ‘n’ roll gehalte is slechts één aspect van de bluegrass muziek. De Oldtime Stringband uit Hoorn benadert deze traditionele Amerikaanse muziekvorm vanuit een serener en daarom misschien zelfs authentieker standpunt. De groep was origineel een gelegenheidsproject om de muziek te maken voor een documentaire over de Nederlandse veeschilder Ruud Spil, maar u weet hoe dat gaat: iedereen inclusief publiek reageerde zo enthousiast dat een échte band snel was geboren. Voor alle duidelijkheid: Spil is een kunstschilder (www.ruudspil.nl) die schilderijen maakt vàn koeien en geen koeien béschildert, met het WK voor de deur kent de gekheid hier immers geen grenzen... Naast Spil zelf op banjo bestaat de groep uit zangeres Shelly O’Day (gitaar, autoharp, triangel), Ton Knol (gitaar), Nout Grupstra (fiddle, zingende zaag, cajun accordeon en dat klinkt helemaal anders dan de accordeon van De Kermisklanten), Nico Keereweer (fiddle) en Nico Druijf (contrabas, zingende zaag). De meeste nummers op hun tweede CD (hun debuut Gotta Quit Kickin' My Dog Around verscheen in 2011) worden gezongen door Shelly O’Day, maar ook de heren dragen beurtelings hun leadsteentje bij, al staat de samenzang tussen de verschillende stemmen evenzeer centraal. Muzikaal beperkt de groep zich niet tot enkel bluegrass: dit is oldtimey music in de breedste zin van het woord met invloeden van cajun, folk en Ierse muziek. De meeste van de 15 songs zijn traditionals, drie nummers zijn eigen composities, de drie officiële covers omspannen de periode van 1928 (Jimmie Rodgers’ Waiting For A Train jodel) over 1970 (Dance Dance Dance, Neil Young als lid van de rockband Crazy Horse) tot 1989 (Home van het Amerikaanse countryfolk duo Barry & Holly Tashian). De muziek wordt gekenmerkt door ruisende fiddlesolos op een bedje van banjo en akoestische gitaar en is in de stijl van de ernstige kant van O Brother Where Art Thou, de film die bluegrass weer helemaal hip maakte. Een aantal van deze nummers hier, en dan vooral die waarin de stem van Shelley O’Day zo warm klinkt dat ze ijsbergen kan doen smelten, had namelijk niet misstaan op die soundtrack wegens uitgevoerd met evenveel liefde, passie en toewijding: volksmuziek verhoffen tot kunst. En wat betreft het rock ‘n’ roll gehalte is dit meer wals dan boogie, maar vissend in dezelfde poel waarin ook de rock ‘n’ roll ontstond: Fats Domino maakte in 1959 van de ook hier uitgevoerde traditional Little Liza Jane een fikse stomper. Minnaars der schone kunsten kunnen voor € 25,- een op 100 stuks gelimiteerde speciale editie van de CD aanschaffen vergezeld van een lithografie van Ruud Spil. De reguliere uitgave wordt verdeeld via de Nederlandse distributeur www.sonicrendezvous.com en is dus in elke platenzaak te bestellen. Info: www.theoldtimestringband.nl (Frantic Franky)


ROCKABILLY GIRL/ MANNY JR & THE CYCLONES
El Toro Records, ETCD6058

Het zal ons weer niet in dank worden afgenomen, maar iemand moet het zeggen: dit is een moeilijk geval wegens niet echt denderend. De muziek van dit kwartet uit Québec is basic maar acceptabele rockabilly, maar het probleem zit ‘em in de zang, meer bepaald het gebrek daaraan. Manny is immers niet echt wat je noemt een goeie zanger. Okee, dat miljoen platen uit de jaren ’50 dat wij allemaal zo fantastisch vinden zijn ook niet allemaal vokale meesterwerkjes, maar als je frontman een redelijke gitarist doch slechts een matig zanger is heb je wel degelijk een probleem. Deze opnames werden gemaakt in 2009, 2010 en 2013 (de groep bracht twee CD’s uit in eigen beheer, mogelijk vonden sommige tracks daarvan hun weg naar deze CD), maar een evolutie (lees: verbetering) hoor ik niet. Zolang het rechtdoor gaat zoals bijvoorbeeld in Let’s Get Away From Here, Rock With The Cyclones en Six Shooter Gal valt het allemaal nog min of meer op zijn plaats, maar een nummer als Thougher Than That dat op het einde de toonaard verhoogt loopt helemaal in de soep. De soep wordt evenwel nooit zo warm gegeten als ze opgediend wordt (wat hier overigens geheel niet terzake doet), maar ook de mix is middelmatig, en als je met zulk vokaal euvel zit lijkt het me net zaak ervoor te zeggen dat alles piekfijn klinkt zodat de brokken nog enigszins gelijmd worden en de band er op zijn best uitkomt. Slechts één keer lukt dat wel degelijk, in het mysterieuze Stripper Baby, een traag en daarom in deze omstandigheden extra tricky nummer, maar in zijn geheel is dat op deze CD dus niet het geval. Jammer, want we horen goeie ideeën, zoals de treinsong Baby I Don’t Care die in feite één lange drumroffel is, of de twangy Johnny Horton gitaar in Flathead Coupe. 17 eigen composities waaronder twee gitaarinstrumentals: Just My Kind Of Girl is een sympathiek Shadows probeersel, Mr Eddie (volgens de trackinformatie als je de CD afspeelt luidt de titel Mr Eddy), een supersnel (1:22) eerbetoon aan twangmeister Duane Eddy dat begint in de stijl van zijn Tiger Love And Turnip Greens en eindigt in chicken picking. De beste track is met andere woorden een instrumental, waardoor deze Rockabilly Girl niet echt een geslaagd visitekaartje wordt. Zoals het nu klinkt lijkt deze CD een demo, en daar wordt niemand beter van. Info: www.eltororecords.com en www.revebnation.com/mannyjrandthecyclones
(Frantic Franky)


RUNNING WILD/ RUBY ANN
Rhythm Bomb Records, RBR 5752

Ik heb Ruby Ann al een aantal keer live in concert gezien, maar overtuigen kon ze me nooit. Goeie stem, zeker, maar ze heeft geen eigen groep en speelt hier steevast met Franse of Duitse bands, waarover geen slecht woord, maar als je niet of nauwelijks repeteert met die bands vallen er soms gaten zo groot als die in mijn sokken. Dat probleem heb je uiteraard niet op geluidsdrager, en over haar recorded output heb ik dan ook geen klagen, behalve dat die verrassend beperkt is: naast één CD met haar allereerste groep The Boppin’ Boozers is dit nog maar haar derde “solo” CD. Uiteraard wordt bij een nieuw album altijd gejuichd dat dat het beste is, maar in onderhavig geval zou het wel eens waar kunnen zijn, en als het dat toch niet zou zijn is het in elk geval haar meest veelzijdige: op Running Wild (deels opgenomen in Jimmy Sutton’s Hi-Style studio in Chicago met Alex Hall op piano en Eddie Clendening en Joel Paterson op gitaar, deels bij Black Shack in Calw (D) maar niettemin als één solide geheel klinkend) toont de Portugese schone dat ze heel wat meer in haar mars heeft dan enkel rockabilly. Opener One More Time van Varetta Dillard uit 1956 is medium tempo early 60s rock ‘n’ roll met sax en backing vocals, Half Past Crazy (voor haar gepend door Ken Mottet van The Gin Palace Jesters uit Chicago) is ook medium tempo late 50s early 60s maar gedreven door gitaar, in de stijl van een Wanda Jackson. You Gotta Pay (Benny Barnes & the Echos, 1958) is een stroller met piano en gitaar, Always Gone is countrybilly gebaseerd op fingerpicking en gospel-achtige vokalen. De echte verrassing begint evenwel vanaf Anytime, jaren ’60 begin ’70 Guitar Man e-bass rock ‘n’ roll met mondharmonica die Nancy Sinatra echoot, en vanaf dan is het een en al (of toch een nummer of zes, zijnde de helft van de CD) Nancy Sinatra wat de rock ‘n’ roll klok slaat. Dat zit niet alleen in de klankkleur van Ruby Ann’s stem maar ook in de sound van de gitaren, het samenspel tussen de gitaren en de saxen, en in de muziekjes die spelen met countryrock, bluesrock en kwaliteitspop. Blij toe dat ik niet de enige Nancy Sinatra fan ben! Het gekke is dan weer dat die “Nancy Sinatra songs” bij nader onderzoek niet uit de tweede maar wel degelijk uit de éérste helft van de jaren ’60 stammen: het door Dorsey Burnette gecomponeerde Bossman is van Deane Hawley uit 1960, Same Thing is Gino Parks in 1961 (op Tamla!), Heartless Man was bij Ron Allers in 1962 uiteraard Heartless Woman, Watchdog is van ene Dorothy Williams uit 1964. Have A Heart werd dan weer speciaal voor Ruby Ann geschreven door Big Sandy. De CD sluit af met Got The Feeling, een soort rechtdoor Cliff Richard rocker van Fabian uit 1959 opnieuw met backing vocals, en de melancholische country ballade met piano Run Wild, een door Merle Kilgore geschreven obscuriteit uit 1959 van Jimmy Jay in de stijl van bijvoorbeeld Ricky Nelson. Ruby Ann’s beste album? Dat hangt uiteraard af van je smaak. Haar veelzijdigste album? Wellicht, maar vooral een showcase voor Ruby Ann’s waarlijk wonderlijke stem. Info: www.rhythmbomb.com en www.missrubyann.com (Frantic Franky)


HIT THE FLOOR/ LOS BRIOLES
El Toro Records, ETCD 6062

Los Brioles (E), opgestart in 1987, worden tot de psychobilly gerekend, maar deze CD gaat verder of beter gezegd uitgebreider dan dat. Objectief gezien is dit inderdaad psycho, maar in zowat alle nummers hoor je zowel vokaal als muzikaal duidelijke sporen van moderne rock ‘n’ roll, 60s bluesbop en garagerock en zelfs springerige Mexicaanse ritmes, terwijl het geheel is doordrenkt van een trashy garagesound. Nu ja, fans van de broers Jorge (zang, gitaar) en Daniel (contrabas) Nunes aangevuld door Pedro Ortega (drums) zullen deze (slechts) 10 eigen tracks wel weten te waarderen. Drie songs zijn in het Spaans gezongen. Rock ‘n’ roll, maar duidelijk niet voor beginnelingen! De vinylversie is een picture disc met de hoes als afbeelding maar let op: slechts vijf tracks staan gemeenschappelijk op zowel LP als CD. Wie ze alle 15 wil hebben dient dan ook de LP te kopen, want daar krijg je de CD gratis bij! Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)


BRING IT ON HOME/ TWISTED ROD
Rhythm Bomb Records, RBR 5789

Eerste indruk als je het hoesje ziet: hepcatbilly. Eerste indruk bij beluistering: trio rockabilly zo pittig dat ie 25 jaar geleden als neo zou zijn bestempeld. Tweede indruk naarmate de CD (opgenomen bij Black Shack in Calw, Duitsland) vordert: authentieke rockabilly, maar de zang is bij momenten zo uit hart en ziel gewrongen dat het aanleunt bij The Delta Bombers (USA), temeer omdat de rock ‘n’ roll en rockabilly van Twisted Rod in een aantal nummers zoals I Won’t Change en Tommy Gun geïnspireerd is op bluesmuziek. Ja, in Twisted Rod zit een diepe bluesfeeling, en dan hebben we het heus niet alleen over bluesboppers, ’t zit meer onderhuids als een soort jeuk waar je niet vanaf raakt. Rockabilly met een twist, een draai eraan zoals de groepsnaam al zegt, en de home uit de titel is trouwens Praag, Tsjechië. Zie inzake het soort rock ‘n’ roll ook de drie covers van Filip Nesvadba (zang, gitaar + op één nummer mondharmonica), Ondrej Vrátný (drums) en Petr Novák (contrabas): Stutterin’ Cindy van Charlie Feathers, Please Give Me Something van Bill Allen & the Backbeats en Wild Wild Lover van Benny Joy, alle drie nummers die zelfs in de fifties op het randje van het normale waren, en die Wild Wild Lover krijgt ook weer een bluesy ondertoon terwijl het toch uptempo blijft. Ridin’ Down The Highway is uptempo primitieve slideblues met mondharmonica, in Tijuana 45 nemen ze hun sleazy rock ‘n’ roll Goin’ Down To Big Mary’s-gewijs across the border into Mexico, het zaakje wordt gekruid met een snuifje Hasil Adkins waanzin in de vokalen (I Love You My Way) en een streep Johnny Burnette gitaar (Down The Line), en naar het einde toe zit er steeds meer vervorming op de zang. En zo zet deze CD je steeds weer op het verkeerde been, in ons geval onze manke linkerpoot. Een intense ervaring, zo zouden wij dit noemen moest het niet klinken als een reclame voor douchezeep. Info: www.rhythmbomb.com en www.reverbnation.com/twistedrod (Frantic Franky)

naar boven

Vinyl Recensies

28 mei 2014

I’M IN A WHIRL/ MISCHIEF
Tombstone Records, Tomb-45 111/112

Twintig jaar zijn ze al bezig, onze Mischief, en nog steeds zijn hun optredens een plezier, niet alleen voor het publiek maar ook voor de drie kwajongens zelf: waar ik op festivals heel veel bands verveeld in de backstage zie rondhangen met klaarblijkelijk als enige bezigheid de andere bands op de affiche wat te bekritiseren, zie ik de Mischiefs altijd in de zaal aan het genieten. Altijd een vriendelijk woord, steevast een gek danspasje. Zegt veel over hun instelling. Af en toe verschijnt nieuw werk, ook op vinyl, en wat is er mooier dan een single? Een dubbele single, wegens nog zeldzamer! EP’s met vier nummers op één single hebben we immers allemaal, maar twéé singles in een openklapbare singlehoes, die kom je niet vaak tegen. De titel van deze release is ons niet duidelijk maar omdat I’m In A Whirl op de frontcover prijkt gebruiken we die maar, al is dat eigenlijk de B-kant van de tweede single, een cover van een blank duo genaamd Deuces Wild op Specialty Records uit 1959. Mischief maakt er een rustige melodieuze rocker van met vlot gitaarwerk in tweestemmige Everly Brothers stijl - Pat en Daze van der Erf van Mischief zijn dan ook broers. Het valt op dat drie van de vier tracks verrassend rustig melodieus zijn, zo ook de eigen early ‘60s truckin’ rocker Heart Of Stone met drumroffels, breaks en afwisselend twangy en freewheelende gitaar, dat alles samen volgens onze twee linkerbenen een excellent jive ritme, alsmede het eigen Broken Heart met diepe stem gezongen op een door de gitaar gespeelde doo-wop melodie. Het vierde nummer tenslotte, Pretty Girl van Eddie Cochran, is de wilde rocker van dienst. Alle vier de tracks zijn middels oldschool tattoodesigns geïllustreerd op en binnenin de hoes door www.ohmyluckystars.nl, en wie de tronies van Mischief zelf op zijn lijf en leden wil laten zetten kan hier de nodige inspiratie opdoen, al hebt u in het geval van drummer Richard Verheul een brede bast nodig. De geluidkwaliteit van deze vier muzikale niemandalletjes is bescheiden ouderwetse low fi, maar dit is niettemin (en heus niet alleen door de unieke vormgeving) verplichte kost voor iedereen met het rock ‘n’ roll hart en de ditto tattouages op de juiste plaats, want rock ‘n’ roll zit dààr. Niet in je hààr. Hebbeding! Info: www.mischief.nl en www.facebook.com/mischief.nl (Frantic Franky)


LEGACASTER & THE HILLBILLY TRIO
El Toro Records, ET-15.027

Geen flauw idee wie dit Spaans kwartet in klassieke rockabilly opstelling is maar de muziek op hun debuut EP (geen hillbilly zoals je zou concluderen uit de groepsnaam) mag er zijn: deze vier eigen composities die een beetje handige DJ probleemloos tussen ‘50s obscuriteiten kan smokkelen hebben een geweldige volle sound met solide backing gedreven door een afwisselend twangy en scherpe leadgitaar in de front. Zelden zo’n bibberende Fender gitaar gehoord! Dat geluid leunt aan bij de big label rock ‘n’ roll/ rockabilly van eind jaren ‘50, maar toch gewoon gebracht door slechts vier instrumenten. Frontman El Lega ziet er op het hoesje uit als een nerd maar sinds Deke Dickerson protégé Crazy Joe Tritschler weten we dat we voor dat soort kereltjes moeten uitkijken. De juichende vergelijkingen achterop het hoesje met Don Woody, Roy Hall en gitarist Grady Martin vind ik te ver gaan en met The Delmore Bothers heeft het al helemáál niets te maken, maar dat dit uitstekend is staat buiten kijf. Het nummer Amelie gaat meer richting rock ‘n’ roll, terwijl de helft van Cocaine Boogie een drumsolo is, in onbruik geraakt sinds Little B van The Shadows.
Info: www.eltororecords.com (Frantic Franky)


COUNTDOWN 1.2.3.4/ THE MEGATONS
Rock Paradise Records, RPRLP 05

Nieuw album van de in 2009 in Parijs boven het vat Pastis gehouden Franse koningen van de white rock, het rock ‘n’ roll subgenre van eind jaren ’50 begin ’60 gekenmerkt door een echo van hier tot de Pyreneeën, een zwaar pompende elektrische bas, drums waarbij er vrolijk in het rond geroffeld en gedjingeld wordt op de cymbalen, stevig weerwerk op het scherp van de snee door twéé elektrische gitaren en voor wie het geluk had iemand in de band hebben die ooit nog in de schoolfanfare speelde een stevig in het ongeveer juiste akkoord meetoeterende saxofonist. The Megatons hebben dat alles in huis en rocken er niet alleen schaamteloos maar ook veelvuldig op los: dit is hun tweede full album en ze brachten ook al twee singles en een EP uit op vinyl.
Op deze nieuwe blazen en banen ze zich met misschien nog méér sax dan op die vorige releases een weg doorheen de sterren middels 16 tracks waaronder genreklassiekers Untrue, Sally Ann en Four O’ Clock Baby, een stapel minder bekende covers, de rock ‘n’ roll klassieker Dizzy Miss Lizzy in een versie wellicht gebaseerd op een obscure cover en een paar eigen songs in de regel opgehangen aan één goeie gitaarrif per nummer. Dat ze daarbij alle trucs van de stiel onder de knie hebben bewijzen succulente versies van bijvoorbeeld Marlene (The Sonics maar niet dié Sonics) en titeltrack Countdown 1.2.3.4 (The Twisters). Het geheel werd opgenomen in de vintage Electrophonic Recordings Studio in Grezieu la Varenne (F) maar zo te horen geheel in white rock stijl gemixt in de kattenbak. De vier titels van hun Brand New ‘59 vinyl EP (Brand New ‘59, Race To The Dead Man’s Curve, Go Big Beat en The Woo) staan ook op deze LP. Je zou kunnen stellen dat de zang een Frans accent heeft en heel het album lang exact hetzelfde klinkt, maar da’s niets dat een bescheiden hoeveelheid alcohol niet kan verlichten. Vive la France dus, want met al zijn onvolkomenheden is dit een heerlijk plaatje. Laat maar komen, zet je schrap, tel mee af en schenk ze nog eens vol! Ook uit op CD RPRCD 30, maar daar hoort enig rekenwerk bij: de CD bevat 18 tracks, de LP 16 tracks, dus twee nummers staan niet op de LP. Dat klopt, alleen staan twee àndere LP tracks niet op de CD, die dan weer als bonus de twee tracks van hun debuutsingle Wild Wild Party/ Live It Up heeft. U bent niet mee? Alle twee kopen en u hebt alles! Info: www.rockparadise.fr en www.themegatons.com (Frantic Franky)

CD Recensies

OLD-FASHIONED HILLBILLY FEUD/ THE TREMORS
Brain Drain Records, BD-XXX

Vierde album van dit trio uit de bossen van North Carolina dat exact hetzelfde is (12 adrenalinestoten van songs in amper 20 minuten) en klinkt (nerveuze gitaar in open akkoorden, rikketikkende drums, klikklakkende contrabas) als hun vorige Demon Boogie Fever, Invasion Of The Saucermen en The Scourge Of The South CD’s. De titeltrack is hoempabilly, Devil’s Dirty Work en Forgive Me Of My Sins gospelbilly, Why I Cry iets Johnny Cash-achtig en Bundle Of Nerves hun interpretatie van de Sun sound, maar bovenal klinkt alles als The Tremors. Elf eigen songs (de beginakkoorden van de instrumental Ruckus doen denken aan Viva Las Vegas), één cover van de treintraditional Wreck Of The Old 97. Het geheel is basic en simpel maar getuigt van een dusdanige schone naiviteit dat het aanstekelijk wordt. Na vier albums volharden in de boosheid zou ik ze wel eens live willen zien, dus wie sleurt ze uit hun trailerpark en zet ze op een vlieger richting Europa? Sjock (B) lijkt me in deze de ideale setting, want The Tremors zijn het soort bandje dat daar wel eens ’s namiddags de tent in vuur en vlam zou kunnen zetten. Info: www.tremorsrockabilly.com (Frantic Franky)


COUNTDOWN 1.2.3.4/ THE MEGATONS
Rock Paradise Records, RPRCD 30

Nieuw album van de in 2009 in Parijs boven het vat Pastis gehouden Franse koningen van de white rock, het rock ‘n’ roll subgenre van eind jaren ’50 begin ’60 gekenmerkt door een echo van hier tot de Pyreneeën, een zwaar pompende elektrische bas, drums waarbij er vrolijk in het rond geroffeld en gedjingeld wordt op de cymbalen, stevig weerwerk op het scherp van de snee door twéé elektrische gitaren en voor wie het geluk had iemand in de band hebben die ooit nog in de schoolfanfare speelde een stevig in het ongeveer juiste akkoord meetoeterende saxofonist. The Megatons hebben dat alles in huis en rocken er niet alleen schaamteloos maar ook veelvuldig op los: dit is hun tweede full album en ze brachten ook al twee singles en een EP uit op vinyl.
Op deze nieuwe blazen en banen ze zich met misschien nog méér sax dan op die vorige releases een weg doorheen de sterren middels 18 tracks waaronder genreklassiekers Untrue, Sally Ann, Four O’ Clock Baby en het instrumentale Summertime Rock (enkele jaartjes terug nog een clubhit in de cover van The Playboys), een stapel minder bekende covers, de rock ‘n’ roll klassieker Dizzy Miss Lizzy in een versie wellicht gebaseerd op een obscure cover en drie eigen songs in de regel opgehangen aan één goeie gitaarrif per nummer. Dat ze daarbij alle trucs van de stiel onder de knie hebben bewijzen succulente versies van bijvoorbeeld Marlene (The Sonics maar niet dié Sonics) en titeltrack Countdown 1.2.3.4 (The Twisters). Het geheel werd opgenomen in de vintage Electrophonic Recordings Studio in Grezieu la Varenne (F) maar zo te horen geheel in white rock stijl gemixt in de kattenbak. De vier titels van hun Brand New ‘59 vinyl EP (Brand New ‘59, Race To The Dead Man’s Curve, Go Big Beat en The Woo) staan ook op deze CD. Je zou kunnen stellen dat de zang een Frans accent heeft en heel het album lang exact hetzelfde klinkt, maar da’s niets dat een bescheiden hoeveelheid alcohol niet kan verlichten. Vive la France dus, want met al zijn onvolkomenheden is dit een heerlijk plaatje. Laat maar komen, zet je schrap, tel mee af en schenk ze nog eens vol! Ook uit op vinyl RPRLP 05, maar daar hoort enig rekenwerk bij: de CD bevat 18 tracks, de LP 16 tracks, dus twee nummers staan niet op de LP. Dat klopt, alleen staan twee àndere LP tracks niet op de CD, die dan weer als bonus de twee tracks van hun debuutsingle Wild Wild Party/ Live It Up heeft. U bent niet mee?
Alle twee kopen en u hebt alles! Info: www.rockparadise.fr en www.themegatons.com (Frantic Franky)


IT’s THE YEEHAAW SONGBOOK
Rhythm Bomb Records, RBR 5775

Rock ‘n’ roll magazines die een compilatie-CD uitbrengen: been there, done that ?. Als u onze Bop! CD nog hebt, hou ‘em goed bij, want hij zal nooit meer bijgeperst worden. Deze CD is een gelijkaardig initiatief van het Duitstalige rock ‘n’ roll blad Yeehaaw waarvan sinds 2011 al 19 uitgaves verschenen, al focussen zij op hun CD in tegenstelling tot wij destijds niet op bands uit eigen land. Integendeel: deze compilatie bevat 24 nummers van 24 bands en artiesten uit Amerika, Canada, Brazilië, Australië, Frankrijk, Oostenrijk, Portugal, Italië, Kroatië, Engeland, Noorwegen en Duitsland, waarbij Duitsland met zeven tracks logischerwijs de aantallen per land aanvoert en de Benelux weer schandelijk over het hoofd gezien werd! Dit is geen allegaartje van onbekende kutbandjes die zo slecht zijn dat ze hun nummers gratis weggeven omdat ze ze aan de straatstenen niet kwijtraken, nee, hier staan best wat populaire namen op waarvoor geen enkele rechtgeaarde rockabilly beschaamd moet zijn ze in huis te hebben. De hoesnota’s houden helaas op na 13 nummers (zo te zien ten koste van reclame voor sponsor Rock Cat Roll), dus de herkomst van de 24 tracks is ons niet altijd even duidelijk - in tegenstelling tot wat sommigen onder u menen weten wij écht niet àlles. Er zullen in deze recensie dan ook veel “minstens” staan ? Zo hebben bijvoorbeeld - daar is ie al - minstens een aantal van de bands hier verzameld interviews of artikels gekregen in Yeehaaw. Minstens drie nummers verschenen tot nu toe enkel op vinyl, voor minstens Jake Calypso (F) en Dale Rocka (I) is het de eerste keer dat ze sowieso op een compilatie staan, en minstens twee bands maken hier zelfs hun debuut: van King D & the Royals Of Rhythm (D) en Billy & the Two-Tones (D) is nooit eerder iets verschenen!
Op de menukaart staat ‘50s rockabilly allerhande zoals Nelson Carrera (P), Mystery Trio (Brazilië) en B & the Bops (Kroatië), inclusief primitivobilly (Jake Calypso) en female rockabilly met mannelijke achtergrondkoortjes (Ruby Ann (P) op haar Lorrie Collins best met Baby I Don’t Care). Die rockabilly strekt zijn tentakels uit tot bluegrassbilly met Day By Day van Jamie Faulkner (GB) en hillbilly pianoboogie met Mike Penny & his Moonshiners (D, Stock Car Boogie en niet Hardtop Race zoals fout vermeld op de tracklisting). Wat echter vooral opvalt is dat er nogal wat dansbaar rockabilly spul tussen zit zoals Oh Yeah van Mississippi Queen (Kroatië) en vooral Sweet Lovin’ van King D, melodieuze semi-akoestische rockabilly met bij momenten een snuifje Buddy Holly: breekbaar, gedurfd en vooral mooi. Zo is ook Silent Love van Lew Phillips (Canada) rustige Ricky Nelson introspectie. Even dansbaar melodieus zijn Cherry Casino & the Gamblers (D) met I’ll Find A New Love en Careful Baby van Billy & the Two-Tones, The Ballroom Kings (I) zijn rhythm ‘n’ blues jive, en Lil Mo & the Dynaflows (USA) en The Inteli-Gents (GB) zelfs heuse doo-wop. Blijkbaar houden de Yeehaaw lezers wel van een dansje op tijd en stond. Een paar opvallers: Doug Wilshire (Australië) hier met Stop in zwarte Cherry Casino mood, en Randy Rich & the Poor Boys (D) met de Bill Haley-achtige jive She Rocked My World. De beste nummers vind ik persoonlijk de killer bopper Bip Bop Baby van Mario Bradley (GB) die wat mij betreft wel op élke compilatie mag staan en het modernere Fire Below van The Lucky Bullets (Noorwegen) met een intro gejat van Rock ‘n’ Roll Guitar van Johnny Knight, wellicht niet toevallig twee songs die je kunt beschouwen als de grenzen van de genreconventies overschrijdende spielereien. Die Fire Below bevat zelfs poppy elementen maar is wel uitstekend uitgevoerd, in tegenstelling tot Don’t Know Much van The ReChords (Australië): ook pop, maar helaas van het soort waardoor dit nummer de enige smet op deze CD wordt.
Een compilatie is altijd op zijn minst interessant, deze is (uitgezonderd die ReChords) bovendien ook goed, en het bewijs dat er in rockabillyland nog steeds plaats is voor doo-wop en jive-a-billy. Abonnees op Yeehaaw krijgen deze sampler gratis bij hun magazine, en voor slechts 8 € + 2,5 € porto stuurt Yeehaaw ‘em naar niet-abonnees in Nederland. Info: www.rhythmbomb.com en www.yeehaaw.de (Frantic Franky)


SEARCH FOR ATLANTIS
Green Cookie Records, GC040

Een wereldprimeur, deze CD: met 17 tracks van negen bands is dit de allereerste compilatie met enkel en alleen Griekse surf! Het enige wat we ons zo meteen kunnen verbeelden dat nog zeldzamer ware geweest zou een instrumentale CD met enkel Griekse girlbands zijn. Search For Lesbos, hahaha. Ja, we hebben onze grapjurk weer aan. Jurk, hebt u ‘em ? Ik wist geeneens dat ze in Griekenland zoveel surfbands hadden, best opmerkelijk gezien het land in de totale economische crisis zit. Misschien dat ze er allemaal een gitaar vastpakken wegens toch niks anders te doen? Wel weet ik dat ze er het het Green Cookie label hebben, gespecialiseerd in surf (en in ‘60s garagetrash, dat geef ik toe), en ik neem aan dat de aanwezigheid en aktiviteit van zo’n label een ferme boost is voor de lokale surfscene. Het mooie aan deze verzamelaar is dat van de negen bands enkel The Overtones, Dirty Fuse en Meanwhile In Mexico ooit eerder iets uitbrachten terwijl The Aqua Barons, The Bali’Haians, El Bujura, Fountoukia, The Telestons en The Titanics - zo gaat dat nu eenmaal - mogelijk nooit meer iets anders zullen uitbrengen. Het goeie is dan weer dat hier geen covers opstaan (denk ik) en alles tamelijk tradioneel klinkt (glissando gitaren galmen gigantisch), hoewel duidelijk is dat dit hedendaagse opnames zijn: in Osonupo van The Aqua Barons zit een moderne zwier, in het zo te horen ergens live ten velde opgenomen Jackare Espiao van El Bujura staat de bas zo luid dat ze als een aparte gitaarlijn mag worden beschouwd en steekt een flard ska, Fuzzlalum van The Aqua Barons is meer fuzzy terwijl There’s Only One God Poseidon van The Telestons en Call Of The Void van The Titanics het wat hardere werk zijn, en ergens anders hoor je dan weer science fiction geluidseffecten. En toch allemaal met respect voor de surftraditie! Da’s de juiste mentaliteit: eerst leren spelen, dan pas lawaai beginnen maken. Nog mooier is dat in zeven nummers een sax zit en in ééntje zelfs een trompet! Nog mooier, omdat – en dat wordt wel eens vergeten – veel oude surfbands een sax in de gelederen hadden. Deze CD samengevat in drie woorden: mooi mooi mooi! Voor 5 euro valt het hele zootje via Green Cookie legaal te downloaden, voor 10 euro sturen ze de CD (gelimiteerd op 500 stuks) naar Nederland en België. Info: www.greencookierecords.bandcamp.com

naar boven

16 mei 2014

COME BACK HOME/ LUCKY 13
Part Records, PART-CD 6111.001

Lucky 13 kennen de echte rockabillyscene gangers al van brillantine, buckles, T-shirts en wat je zoal nog meer op, aan, voor, achter, onder en boven kunt dragen, kortom een rockabilly trademark. Een handelsmerk is de band Lucky 13 vooralsnog niet, ondanks hun 15-jarig bestaan, maar dat zou na dit album nog wel eens kunnen veranderen, en nog niet zo’n beetje ook! Lucky 13, dat reeds een tournee door de USA achter de rug heeft en in juni dit jaar geboekt is voor de Walldorf Weekender (D), maakte zijn debuut op het Britse Raucous Records in 1999 en nu 15 jaar later is het duo nog steeds niet kapot te krijgen, een teken van kwaliteit. Dit album met opnames uit de jaren 1998 t/m 2010 hoort meer thuis in de hoek van bands die lak hebben aan conventies en hun eigen ding doen, echte rebellen dus, geen fijnproeverige covers die nauwelijks van het origineel te onderscheiden zijn maar lekker recht voor de raap rock ‘n’ roll zoals het in hun opkomt. Dat zijn natuurlijk lege woorden als je er geen stijl op kunt plakken, en ze zitten ergens in de schappen tussen de flessen met 2 C2H5OH + 2 CO2 (ofwel in gewone mensentaal whiskey) en wodka in, een cocktail van alles wat ruw is: rockabilly, surf en ‘60s garage sound. De mixers van dit goedje luisteren naar illustere namen als Ani Romance (het strak leren rokje met basgitaar, een Gretsch, niet alledaags) en Ed Mind (de jeansbroek met leadgitaar, eveneens Gretsch, een must). Huurlingen Jimmy Cash en Lance Matthijssen swingen de trommelstokjes, niet tegelijkertijd overigens. In de openingssong wijst het duo uit Stuttgart de weg naar Rock City: Black Slacks van The Sparkletones rockt ruim 55 jaar later in een mix van roots en eigentijds, cool cool cool. The Deltas’ klassieker en mijn favoriet van de band, Moonshine, wordt hier eervol in originele stijl met nog wat meer pep gerevived. De instro Jungle Fever is hot als tequila, het vuur komt gewoon uit je neus en oren. Als we het dan toch over vlammen hebben: niet alleen Ani Romance maar ook muzikaal vlamt de band in een ruwe versie van Paul Anka’s bubblegumrocker You Are My Destiny. Hier klinkt Ani als een 18-jarige kauwgum smakkende teenie met strikjes in de haren en sproetjes in het gezicht. Zo onschuldig als ze lijkt is ze niet, dat blijkt wel uit de sexy ondertoon. De eigen compo Come Back Home is, meer nog dan de overige nummers, een wegsmelter voor Gretschfreaks, een zeer behoorlijk vol geluid met twang, goede pakkende vocals en vette sound. Als we nog de maandelijkse Top 10 van Boppin‘ Around hadden zou deze er zeker in staan! Bad Girl ademt de sfeer uit van een kruising tussen het jonge Restless en de jonge Stargazers: jive-a-billy the British way en dat door Duitsers! Voodoo sound, garagerock en een snufje punk uit de snuiftabakdoos à la Nikki & the Corvettes krijgen we in het door Ani gezongen Get Off The Road. Overigens neemt Ed de meeste vocals voor zijn rekening, zo ook in het nummer 44 in Rev It Up And Go Stray Cats stijl. Klasse song, ik ga me een nepkuif halen! Terug naar mijn teens, ik wil mijn wilde haren terug!!! Maniac Babe laat hun voorliefde voor hot rods en motorbikes horen met een supervette sound in een smeermengsel van teddyboy en rockabily. Zwarte zonnebril op, leren jack aan, boots aan de pedalen en waan je op een Triumph of Harley. Vroom vroom, let’s be a maniac! Laat het je maar een Bad Reputation geven nu men in Nederland de motorclubs wil verbieden omdat ze er zo gevaarlijk uitzien. Who cares, kiss my three letters. Ook dit nummer van de hand van Ed klinkt gewoon gesmeerd. Waarom hebben we in die 15 jaar nog niet eerder van die twee gehoord? Elk woord wat je hier schrijft over hun kwaliteit is een onderdrijving, want dit is waanzinnig goed, mensen, en bij mij zijn toch niet gauw meer vlammen uit mijn achterste te krijgen. Maar soms heb je toch nog van die pure lifestylers die het weten klaar te spelen om olie op het vuur te gooien en daarmee de smaak naar meer muzikale actie weten aan te wakkeren. In die lijn ligt ook Purple Flames And The Lost 13. Daarentegen is er sterke oversturing (piepende toon), iets dat live nog wel eens gewild of ongewild te horen is, als ingrediënt gebruikt in een smakelijk geserveerde ruige blues aan het begin van de verwensing Wish You Were Dead. Deze song zou nog wel eens een topper kunnen worden op exen-parties met gebroken harten. The Cats, met Ani’s zang, is een dikke vette tweelingbroer van Gene Vincent’s Dance To The Bop, althans wat de coupletten (wat een truttig woord als je het over vette muziek hebt) betreft. Far Far Away, een titel die eerder doet denken aan een jaren ‘50 croonerdeuntje, is echter niets minder dan onvervalste garagerock met wat twangy surf inslag. Distortion liefhebbers komen aan hun trekken, dit is echte bikermuziek met ballen! Van een heel andere planeet is het melodieuze In The Mood For You dat eerder in de lollypop categorie valt en gezongen wordt door Ani’s met suiker besmeerde lippen! Tough Guys daarentegen houden van het harde werk in deze rocker gang instro met een stevige sound zoals je die in motorgerelateerde muziek niet anders verwacht. Het eerder gehoorde 44 wordt nogmaals in een akoestische versie gebracht. Affengeil, zowel plugged als ontplugd klinkt dit nummer watertandend geil. In The Bar zou je Ani wel willen ontmoeten als ze deze song met een sexy stem in je oren zingt en je dromen in oorden komen waar vijftig jaar geleden nog het woord taboe op zou plakken. Maar mijn droom wordt wreed verstoord door Liar. Hoezo? Ik ben zo eerlijk als Pinokkio. Zijn neus zou langer worden bij het horen van dit nummer, maar dan om die te steken in een boek over Gretsch gitaar leren spelen. Voorweg kan al verklapt worden dat dit album een verademing is tussen alles wat de laatste tijd over ons heen gestort wordt: deze CD steekt er met kop, schouders en zelfs andere lager hangende lichaamsdelen bovenuit. Een festival zonder dit duo is niet compleet! Gewoon ijzersterk wat dit tweetal ons hier te bieden heeft, het lijkt wel alsof ze anno 2014 uit een 15 jaar durende winterslaap ontwaakt zijn. Dit sprookje kan alleen maar eindigen in een Happy End, een vreemde eend in de bijt: een mierzoete ballad met een stem die klinkt als de kruising tussen een slaapverwekkende Mick Jagger en een overdosis heroïne geïnjecteerde Udo Lindenberg. Beide stemmen, Ani en Ed, klinken (opzettelijk?) lichtelijk vals. Uit de toon is dit album absoluut, maar dan in positieve zin. Bij het zien van de cover met zwoele mondjes had ik nooit gedacht een dergelijke recensie te schrijven. Pas als je het doosje opent, weet je wat er in zit. En dit snoepdoosje bevat heel veel lekkers voor mijn oren. Wellicht ook voor de jouwe! Iedere cent die je aan dit album uitgeeft is er één te weinig! Info: www.rockabilly.de (Henri Smeets)


KILLER COUPE/ OUT OF LUCK
Part Records, PART-CD 6100.002

Vierde full album als we het netjes hebben bijgehouden van dit in 2007 door zanger/ contrabassis Karl Klee, ooit in Frantic Flintstones (GB), opgerichte Duitse trio. De CD opent traag met een dubbel en triple slappende contrabas om na een minuutje in overdrive te gaan, en dan weet je: dit wordt psycho. Ja en nee, want de muziek is inderdaad psychobilly met een contrabas op speed en gebrulde vocals met een flinke fluim in de keel, maar dan met het nerveuze gitaarspel van neo. Die psycho wordt afgewisseld met meer melodieuzere songs in het tot billy vermomde rockgenre, en halfweg de CD schakelt Out Of Luck over op een nummer of vier… rockabilly! I’m So Lonely bijvoorbeeld, en ook Your Best Buddy en de Jerry Capehart/ Eddie Cochran cover Heart Of A Fool zijn geslaagde moderne rockabilly, al hebben die rockabilly nummers toch steeds een trashy kantje, voornamelijk door de zang. Ook hun versie van My Bucket’s Got A Hole In It mag er zijn. Je merkt die stijlvariatie ook aan de foto op het hoesje: één vetkuif, één psychokuif en één niet nader te omschrijven groepslid met een ouderwetse pet. Die is wellicht kaal, hahaha. Op zich niet slecht, maar hun vorige Greetings From Outbackville uit 2011 bevatte enkel die psycho en die rock en geen rockabilly, en we vrezen dat door het alterneren tussen rockabilly en psychobilly deze CD mogelijk tussen de twee stoelen zal vallen. Info: www.part-records.de en www.facebook.com/outofluckrnr (Frantic Franky)


K/ KYLE ESPLIN
Confido Records, 120913

Opgenomen in de Capitol Sound Studios in Bocholt (D) botst een uit de bocht gesmeten versie van Drinkin‘ Wine Spo-Dee-O-Dee tegen mijn vibrerende oorschelpen. Door de vaart in het nummer is het pure boogiewoogie, de letters spetteren op het computerscherm met mijn vingervlugheid op het toetsenbord in het ritme van de boogie à la Jerry Lee. Nu snap ik waarom ze oppeppende muziek hebben aan de lopende band in fabrieken. De muziek uit de koker van de Schot Kyle Esplin is echter allesbehalve goedkope ‘lopende band muziek’. De man vertoeft al enige jaartjes op het podium en is nu na een ziekte bezig aan een comeback. Hij doet dat met dit album dat kortweg de naam K draagt. K van Kyle, maar uiteraard ook K van “Killer”: als je tegenwoordig piano rock ‘n’roll speelt moet je je bijna plichtmatig een vergelijking met de killer Jerry Lee Lewis laten welgevallen. Toch is dat hier moeilijk omdat Kyle er zijn eigen draai aan geeft, wellicht om dit stigma te ontlopen. Zo is funky blues Mean Cheatin‘ Woman (6:44 minuten) een nummer dat de last man standing in zijn rock ‘n’ roll jaren nooit zou zijn ingevallen te spelen: veel te zeer loungesfeer uitstralend. Maar onze Schotse rocker zonder wapperende kilt (dames toch! foei! Marilyn okay, maar Kyle?) wil zich van meerdere markten thuis tonen. Wat in dit tweede nummer vooral opvalt is de dijk van een stem. Het pianogetokkel krijgt weer een prominente plaats in Mess Around, wederom een boogie, met net als de opener van het album een authentiek arrangement. Cool! Hier en daar klinkt Kyle meer als Amos Milburn dan Jerry Lee. Niet alleen de piano kan bekoren, ook het gitaarwerk. De band bestaande uit het internationale gezelschap Balta Bordoy (gitaar), Pablo di Salvo (basgitaar) en Jose-Luis Garcia (drums) is niet bepaald over één nacht ijs gegaan bij de opnames! Live moet je van meneer Esplin echter geen toetsenplattrappende en met de bips spelende rockers verwachten. Qua beweeglijkheid is het eerder een tamme verschijning, echter muziekmatig ‘bouncet‘ het heen en weer tussen bluesy en loungy ballads enerzijds en rock ‘n’ roll en boogie woogie anderzijds. Showbusiness (6:09 minuutjes) is een slaperige blues. Als je weet dat de man nogal veel te zien is op cruiseschepen (niet bepaald de plezierbootjes van het arbeidersvolk) mag het niet verbazen dat de muziek hier en daar in de rustigere songs erg cocktail-achtig klinkt, laten we zeggen ballads voor in voortgeschreden jaren verkerende dames in bontjas en heren in wrack. Niettemin verwacht ik dat die wrack gaat scheuren bij Matchbox, een top boogieversie van Carl Perkins‘ nummer. Het haalt zelfs de meest bekakte high society knakker van de stoel! Yippie, here we go! Dat geldt zeker ook voor Stag O’Lee (dat we beter kennen van Lloyd Price) dat gewoon een heerlijke mid tempo boogie is. Dit is echte muziek voor de hedendaagse boogie woogie dansers! Er zit pep in het nummer, een behoorlijke versie. Zelfs Johnny Cash‘s Folsom Prison Blues laat gevangenen boogiematig op de tralies tokkelen, tevens de eerste keer dat ik dit nummer eens niet in een rockabillyversie hoor. Je krijgt er zeker High Blood Pressure van! Dit nummer van Huey “Piano” Smith dat we ook kennen in de uitvoering van Gene Vincent valt in de categorie rock ‘n’ roll schuifelaars voor de nachtelijke uurtjes als het licht wat meer moeite moet doen om het duister wat minder donker te laten zijn en het alcoholgehalte al enkele promieltjes hoger is dan onze neus kan verdragen, waardoor die dan ook rood aanloopt van ergernis. De song klinkt als bubbelend bloed van te hoge druk dat eruit wil… de vrije wereld in… iets dat de alcohol ook wil… maar dat is een andere story. Melancholisten onder ons rockers mogen 5:14 minuten lang de bolero rocker Just Dropped In laten binnendruppelen in de oren, een nummer dat Sue Moreno of Imelda May niet zou misstaan want deze song zou door een vrouw moeten worden gezongen, dan komt het beter tot zijn recht. Heb je Be-Bop-A-Lula al eens in een mid tempo bluesrock versie gehoord? Ook hier is Kyle weer anders dan anderen, noot voor noot kopiëren is er niet bij, originaliteit voorop! En origineel is het! Ja hoor, het kon natuurlijk niet uitblijven, eindelijk een Jerry Lee cover. Als ik je dan verklap, met het risico dat je jaloersheidscelletjes harder gaan trillen, dat Kyle de muzikale eer had op de 65ste én 66ste verjaardag van de Killer in Memphis voor het origineel in vol ornaat te mogen optreden, dan verbaast je niks meer. Wellicht dat High School Confidential en de andere twee Jerry Lee covers, Great Balls Of Fire en Whole Lotta Shakin‘ Goin’ On, de beste songs op dit album zijn. Rock ‘n’ roll van Beethoven niveau! Ga eens boogie dansen met het biologisch spaarvarken! De staart is toch al gekruld! Info: www.kyleesplin.com (Henri Smeets).


NO WAY OUT OF HELL/ WILD ROOSTER
Part Records, PART-CD 693.002

Wild Rooster heb ik reeds enkele jaren geleden gerecenseerd met hun album Take It Off en toen al was ik gecharmeerd van de sound van de band. Nu lijken ze dat te willen overtroeven met dit album. Part Records (D) is een label dat niet zomaar bands trakteert op een CD, je moet al echt iets te bieden hebben wil Andy Widder overstag gaan. En je moet muzikaal interessant zijn wil je mij over de streep trekken. We hebben het over een teddyboy band uit Zweden die een nieuw hoofdstuk in de rock ‘n’roll historie wil schrijven. Dat vind ik wat overdreven, want het is gewoon gelikte teddyboy rock ‘n’ roll met hier en daar een uitstapje naar moderne country. King Of Dreams met de ruwe stem van Steve Riot is geijkte teddyboy en dat geldt ook voor het betere Angels en het nóg betere I’m Coming Home. On The Other Side is een vleugje moderne country en staat wat vreemd op een teddyboy album, maar er zullen zeker liefhebbers voor zijn. Zo zullen er ook teds zijn die houden van een chique sea cruise met vijftien rockende bands aan boord. Hey, teddyboy rock is salonfähig geworden! In 1912 was de Titanic nog gevuld met klassieke muziek (en het resultaat hebben we gezien), nu is het teddyboy rock en daar kapseist geen enkel schip mee! Dat is gewoon solid as a rock! Eén van de bands die aan dat soort trips hun medewerking hebben verleend zijn deze Wild Rooster. De meeste songs zijn eigen bedenksels van Steve ‘Riot‘ Jägermyr met drie uitzonderingen, I’m Coming Home, de standaard Old Black Joe en All I Can Do Is Cry. Bijgestaan door Little Joe op leadgitaar, Crazy Chris op drums en Boogie Man op basgitaar laat Steve op vocals en ritmegitaar in Running Against Time horen waarom zij redelijk succesvol zijn: het is gewoon een tedrocker uit de klassieke tedschool. Tedmuziek heeft het stigma nogal eentonig te zijn, wat echter door dit album volledig wordt onderuitgehaald. No Way Out Of Hell is daar een goed voorbeeld van: dit was cool geweest als titelmuziek van de tekenfilmserie Wickie de Viking uit de zeventiger jaren, maar dan wel met Wickie als piraat! Old Black Joe nog beter doen dan Crazy Cavan & the Rhythm Rockers is bijna onmogelijk, desondanks is de band erin geslaagd het met nóg meer pep en een stevige beat op te nemen. Voor mij de favoriet van het album! Of misschien toch de lekker in het gehoor liggende rocker Train To Heaven? Dit is echt zo’n radionummer dat je via de autoradio of portable radio gewoon steeds bij je wil hebben. Het viertal is ook niet vies van rockabilly met Chuck Berry Beautiful Delilah inslag in het ritme van All I Can Do Is Cry. Rockin‘ Little Jill is drape rock ‘n’ roll volgens het boekje. My Inner Beast is wat je noemt typische bad boy rock ‘n’ roll, goeie song. Deze Zweden tillen de teddyboy rock ‘n’ roll naar een hoger niveau en naarmate het album vordert worden de songs beter. Crying When It Rains is andermaal een country stomper, een behoorlijk nummer dat afwijkt van de rest met een synthesizer strijkorkest (dat wel, zucht) op de achtergrond. Ze hebben inderdaad hun vorige album dat ik recenseerde overtroffen! Doe je spaarvarken een drape aan en voorzie zijn poten van creepers, de band zorgt voor de rest! Info: www.rockabilly.de en www.wildroosterrock.com (Henri Smeets)


AT THE HAYRIDE/
WHEELS FARGO & THE NIGHTINGALE
Part Records, PART-CD 679.004

Niet live maar gewoon in de studio opgenomen female fronted hillbilly made in Italië, te gek (maar op zich natuurlijk niet gekker dan rockabilly made in Nederland), met het nieuwe album van de in 2006 als Wells Fargo & the Nightingale opgerichte kwartet met Mauro Wells (gitarist van de Italiaanse rock'n'roll band P-51 Airplanes) die hier naast de akoestische leadgitaar ook de six string banjo hanteert. De nachtegaal is Antonella Tambakiotis, al zou je haar evengoed de ekster kunnen noemen want het minste wat je van haar hoog bibberende stem kan zeggen is dat die, euh, speciaal klinkt. De stem van contrabassist Wainer Rimondini klinkt dan weer ten zeerste ouderwets maar blijkt in de solo door hem gezongen Hank Williams cover Long Gone Lonesome Blues toch niet bepaald loepzuiver Engels. Samen klinken de twee stemmen echter geweldig en blijkt Antonella Tambakiotis’s stem uitstekend te passen bij de muziek, en die muziek is het beste uit bluegrass, western swing en hillbilly voortgestuwd door fiddle, pedal en banjo. Een klein beetje invloed van gospelzang, veel hiccups en het enthousiasme van een Rose Maddox (van wie ze Ugly And Slouchy coveren) maar zonder haar veelvoud aan hihihi’s gekoppeld aan de sound van Janis Martin live at the Grand Ole Opry (Love Me To Pieces) geeft samen Johnny Horton’s Honky Tonk Hardwood Floor als female hillbilly, te gek! Het verbaast me dan ook niks dat ze reeds zowel op rock ‘n’ roll als country festivals én op de Rhythm Riot (GB) stonden. Drie eigen nummers waarvan My Hillbilly Boys een beetje op I’ll Be There van Ray Price lijkt maar vooral Keep Your Hands geweldig is. De drive die ze 20 nummers lang neerzetten met mandoline, twee banjo’s, contrabas, akoestische gitaar en wasbord is onwaarschijnlijk, temeer wanneer je je realiseert dat ze geen drums bezigen! De samenzang, de beheersing van het instrumentarium en de vakkennis van het genre maken van deze CD een absolute aanrader voor iedereen die dacht dat deze muziek sinds 1958 was uitgestorven! Geniaal, tot en met de kazoo op Divorce Me COD. Info: www.part-records.de en www.wheelsfargoandthenightingale.it (Frantic Franky)

Boek Recensie

THE BEACH BOYS:
PERFECTE HARMONIE IN EEN DONKERE WERELD/ ROBERT HAAGSMA
Uitgeverij Verbum, 2013
160 pagina’s, paperback
ISBN10 9074274668
ISBN13 978907427661

Was er al een boek over The Beach Boys in het Nederlands? Wellicht, maar wij hadden er nog geen. Dit werkje in de reeks Rockklassiekers waarin eind vorig jaar ook Elvis Presley: Erfenis Van Een Fenomeen door Edwin Wendt verscheen werd geschreven door freelance muziekjournalist Robert Haagsma die eerder boeken schreef over Pink Floyd, Golden Earring, Rob de Nijs en André Hazes en publiceerde in Revolver's Lust For Life, Aloha, Aardschok en Record Collector. Dat het verhaal van The Beach Boys zich leent tot een biografie moge duidelijk zijn: de groep bestaat inmiddels 53 jaar en dat ze het zo lang volhielden mag een wonder heten, want de perfecte harmonieën van The Beach Boys zitten inderdaad, alle Good Vibrations nog aan toe, verweven in een donkere wereld vol tragiek. De drie Wilson broers en vooral Brian als oudste werden in hun jonge jaren mentaal en fysiek geterroriseerd (Haagsma treedt niet in detail) door hun vader annex manager, zelf een gerateerd artiest. Groepsleider Brian Wilson was een genie maar leed jarenlang aan depressies, nog geen klein beetje vergroot door uitgebreid drugsgebruik (helemáál goed is het helaas nooit gekomen) en sloot zich meer op in zijn slaapkamer voor de TV dan in de studio achter het mengpaneel. Ook Carl en Dennis Wilson deden zich tegoed aan drugs, drank, vrouwen en ander zelfdestructief gedrag, wat in het geval van Dennis in 1983 leidde tot een verdrinkingsdood (ironisch genoeg, want hij was de enige Beach Boy die kon surfen) op 39-jarige leeftijd. Neef Mike Love wordt geportretteerd als een opportunistische geldwolf die in de loop der jaren zowat alle andere groepsleden meer dan eens voor de rechter sleepte. Haagsma gaat ook in op de relatie tussen Dennis Wilson en een andere gerateerde muzikant, Charles Manson, die nadat Wilson alle banden met hem verbrak in 1969 de wereldpers haalde als aanstichter van de zogenaamde Tate moorden: Manson gaf zijn volgelingen opdracht zeven mensen te vermoorden en zit daar nog steeds voor in de gevangenis. En laten The Beach Boys nu toevallig ook nog eens een liedje van Manson hebben opgenomen, Cease To Exist, al veranderde Dennis Wilson dat in Never Learn Not To Love en zette hij er zijn eigen naam onder. Daarnaast besteedt het boek ook aandacht aan de LP Holland, in 1972 door The Beach Boys effectief in Nederland opgenomen, meer bepaald in Baambrugge, aan de dubieuze rol van therapeut Dr. Eugene Landy in de wederopstanding van Brian Wilson, en aan de reünieplaat annex concertreeks in 2012 naar aanleiding van hun vijftigjarig bestaan, tour waar geen vervolg aan kwam omdat Mike Love, eigenaar van de groepsnaam, liever met zijn eigen Beach Boys bestaande uit zichzelf en Bruce Johnston op de het podium staat dan met de echte complete Beach Boys. Brengt hem meer op, suggereert Haagsma. Dat alles leest vlot weg, want een hoop geroddel is natuurlijk immer leuk. Minder leuk vinden we dat de auteur van hun debuuthit Surfin’ zo ongeveer rechtstreeks overgaat naar de LP Pet Sounds uit 1966, en hoewel we toegeven dat in het kader van de allesomvattende muziekgeschiedenis The Beach Boys het meest vernieuwend geweest zijn in de periode van die Pet Sounds, is het natuurlijk juist de periode daarvòòr die ons het meest interesseert. Da’s geen verwijt richting auteur, maar wij zijn nu eenmaal meer surffans dan Beach Boys fans. Haagsma citeert graag uit zijn eigen interviews met Brian Wilson, Al Jardine en Mike Love, al kunnen wij ons daarbij enkel korte promotionele praatjes bij voorstellen – we gaan er niet echt van uit dat hij urenlang diepte-interviews met de nog levende Beach Boys heeft kunnen voeren. Dit is geen diepgravend allesomvattend Beach Boys boek, wel een beknopte en handige introductie voor nieuwkomers in de wonderlijke warrige wereld van de meest succesvolle surfband aller tijden op 100 pagina’s tekst en 40 pagina’s illustraties, voornamelijk hoezen en promofoto’s en deels in kleur. De discografie blijft beperkt tot een opsomming van de LP’s van The Beach Boys met bijhorende tracklisting (er is dus geen discografie van hun singles), van de solo-LP’s van de groepsleden, en van de belangrijkste heruitgaves. Info: www.rockklassiekers.nl (Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

8 mei 2014

LET’S GO SPARKIN’ WITH/ THE SIDEWYNDERS
Rhythm Bomb Records, RBR 5788

Geen flauw idee waarom maar zowat alle jonge Amerikaanse bands lijken voor driekwart te bestaan uit halve of hele Mexicanen of een mix van andere etnische minderheden. Misschien toch die aloude stelling dat rock ‘n’ roll vooral “werkmansmuziek” uit de lagere klassen was en nog steeds is? Wat er ook van zij, ook deze SideWynders luisteren naar namen als René Cervantes, Carlos Velázquez, Ramón Espinóza en - verrassing - Brian “Shorty” Poole, de tweede contrabassist van het Dave & Deke Combo. En laat nu net het Dave & Deke Combo de muziek zijn waar deze CD bij aansluit. Niet zozeer qua stemtimbre maar meer qua ongedwongen sfeer en sympathieke drive, en misschien ook niet op alle nummers, maar wis en zeker op songs als Lyin’ Baby, No Shame, Dry Run en Closer And Closer met die typerende Dave & Deke duozang en milde humor. En die Salty Dog Blues cover, deden Dave & Deke dat ook al niet? Nee, dat was de Salty Boogie, een heel ander gezouten nummer. Wat een goeie versie is dit trouwens! Zowel Cervantes als Espinóza staan vermeld onder vocals/ gitaar en wie wat zingt is me niet duidelijk, misschien is het gewoon lead en backing vocals, maar in elk geval klinkt op sommige nummers de zang helemaal anders, en zo ook op die Salty Dog Blues: zelden een hedendaagse opname gehoord waarop de zang en bij uitbreiding de hele muziek zo fifties klonk, want ik zou zweren dat dit rockende early sixties country twang is! Pure authentieke rockabilly horen we dan weer in Heart In A Daze en The Blues Don’t Care, terwijl Fancy Free gebaseerd is op relaxte Chet Atkins picking. Of Merle Travis picking, of nog iemand anders, ik ben niet zo’n specialist ter zake. Andere songs leunen meer richting hillbilly met de bibberendste steel die wij in járen hebben gehoord, en een rocker als She’s Alright With Me had zo uit de koker van Deke Dickerson kunnen komen rollen.
De CD werd opgenomen door Shorty Poole zelf, twee tracks werden ingeblikt door Wally Hersom. The Sidewynders zijn rechtstreekse erfgenamen van Joe Bennett & the Sparkletones en zo ongeveer de beste CD die wij dit jaar al gehoord hebben. Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/thesidewynders (Frantic Franky)


FEED THE MONKEY/ THE GORILLA GUNMEN
Part Records, PART-CD 6113.001

Langspeeldebuut van een in 2010 in Keulen opgestart trio dat in 2011 de 4-track vinyl-EP Gorilla Bop uitbracht waarvan hier het titelnummer wordt hernomen. Vreemde groepsnaam, vreemde CD: dit is een mix van open gitaarakkoorden, chika chicka Bo Diddley ritmes, rechtdoor rock ‘n’ roll, standaard rock ‘n’ roll schema’s en poppy rock akkoorden die met 16 nummers snel eentonig zou worden moesten ze niet voor variatie gezorgd hebben: een gastsax in het swingnummer Undecided en een cover van Caldonia, de hellbilly banjo in de Hank III cover 7 Months, mondharmonica in Sharp Dressed Badass, of de skabilly Rude Stomp, dat alles ingeblikt met een neo sound. Afsluiter Gorilla Pub is dan weer een akoestische mondharmonica/ banjo instrumental. Het geheel wordt in de promo omschreven als “The Gorilla Gunmen serveren ondogmatisch hun versie van de jaren ’50 sound: geen pure reproductie maar de opwindende zoektocht naar een eigen sound binnen het genre”. Als het kind maar een naam heeft! Jawohl, dit is zeker een vreemde aap, euh, eend in de rock ‘n’ roll bijt: soms lijken ze wel een parodie op al die Duitse pop-a-billy bands! Info: www.part-records.de en www.gorillagunmen.de (Frantic Franky)


LOTSA RHYTHM/ GONE HEPSVILLE
Rhythm Bomb Records, RBR 5770

Het slechte nieuws is dat ik vanochtend weer maar eens in de file zat, het goeie nieuws is dat ik deze CD bijhad. Sjonge, wat is ie goed! Nooit van deze band gehoord? Dat nemen wij u niet ten euvel, wij hadden er ook nog nooit van gehoord. Ze zijn met zes en komen uit Brno, waar wij ook nog nooit van gehoord hadden maar het blijkt in Tsjechië. De groepsleden speelden 10 jaar in een “rock ‘n’ roll tribute band waar ze alle in en outs van meesters als Bill Haley, Freddie Bell, The Treniers, Jimmie Cavello en The Big Six leerden”, om de inlay te citeren. Dat dat zijn vruchten afwierp blijkt wis en waarachtig, bovendien in een genre dat je vandaag heel weinig hoort, want swing en aanverwanten mogen dan wel razend populair zijn, in de stijl van Freddie Bell & the Bellboys speelt niemand! Bovendien coveren ze Freddie Bell niet zomaar, nee, hierop staan 18 eigen songs helemaal in de vlotte stijl van de tovenaar van de Las Vegas rock ‘n’ roll: vloeiend samenspel tussen twee tegen elkaar aantoeterende saxen (tenor + bariton) en een in een andere toonaard boogie-ënde piano, geprononceerde contrabas en slagwerk, veel drumfills, --rolls en –solo’s, jazzy structuren en enthousiaste zang (met een licht accent), het geheel ingeblikt door Axel Praefcke in zijn Lightning Recorders studio in Berlijn. Instrumentals The Jump en Fake Out doen wat denken aan de instrumentaaltjes van de muzikaal aan Freddie Bell verwante Bill Haley’s Comets inzake spitsvondige eenvoudige ideetjes (zij het uiteraard niet qua uitwerking omdat Haley maar één saxofoon had), en de alomtegenwoordige ironie en milde maar niet domme humor is een hint richting Ray Collins’ Hot-Club, terwijl enkele nummertjes zoals Sweet Defeat en Surrendered - en da’s niet eens zo gek gegeven dit genre - zich richting variété begeven. Live moet Gone Hepsville in elk geval een ware uitputtingsslag zijn! Zo ongeveer de beste CD die wij dit jaar al gehoord hebben, al hebben we dat ook al over andere CD’s gezegd ? Info: www.gonehepsville.com en www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)

naar boven

24 april 2014

BLACK SHACK BOP/ DEVILS & SOEHNE
Shack Rouser Records, SR 5904

Recent recenseerden wij de nieuwe CD van The Booze Bombs (D), dit is de laatst verschenen (2013) CD van de àndere band van The Booze Bombs, als ik het zo mag stellen, want zowel de gitarist als de drummer als zangeres Anneliese Pardo zitten in beide groepen. Devils & Soehne kennen wij enkel van hun debuut Sex, Drugs & Hillbilly uit alweer 1998, en sindsdien zijn we hen uit het oog verloren. Dit is intussen minstens hun vijfde CD - Pardo is er bij sinds Four Big Brothers uit 2006, eigenlijk is het dus nu Duivels & Dochters, hahaha. De tongue-in-cheek aanpak is behouden maar de muziek verschilt wel voor een stuk, want de kampvuurcountry van Sex, Drugs & Hillbilly blijkt in de tussenliggende jaren geëvolueerd naar het raakvlak tussen rockabilly en hillbilly, zie in deze de het nummer Tex Mex Junkie dat op beide albums staat (en dat niks met Texmex muziek te maken heeft).
Opener Waiting For You geeft gelijk aan waar het anno 2014 om draait bij Devils & Soehne: uptempo hillbilly boogie waarin gitaar en steelgitaar netjes afwisselen en tussendoor een accordeon gezellig mee boogiet. Merkwaardig genoeg klinkt die opener nogal ruw en ietwat overstuurd, alsof het een oude radio-opname moet voorstellen, en ik vermoed dat dit wel degelijk hun bedoeling geweest want de rest van de CD klinkt een stuk beter. Ook de instrumentale titeltrack toont de essentie van Devils & Soehne: boppende hillbilly boogie. Van die cowboymuziek schakelen ze naadloos over op geslaagde kruisbestuivingen tussen hillbilly en rockabilly zoals Faron Young’s Alone With You, met dank aan de vele uptempo en medium tempo songs met twangy gitaar en een zo te horen minimalistisch drumsetje met roffelende borsteltjes en veel koeienbellen. Wat opvalt is – nog meer dan bij The Booze Bombs, omdat de muziek van Devils & Soehne minder luidruchtig is – wat een goeie zangeres Pardo is. Uit de Booze Bombs CD viel al op te maken dat deze mensen van vele muziekjes houden, en dat reflecteert zich ook bij Devils & Soehne: naast het feit dat dit een heel ander subgenre is staat hier ook een schitterend in het Frans gezongen uptempo cajunduet op, Ma Cherie, alsmede een nummer dat hier eigenlijk totaal niet thuishoort: het in het Spaans gezongen Me Gusta is een soort havenkroegballade die meer aanleunt bij Vaya Con Dios (B) dan bij rootsmuziek – maar het bewijst opnieuw hoe goed Pardo kan zingen. De hele CD, uitgezonderd dan die opener, baadt in een heerlijk ouderwetse sound. Er zijn ook in Nederland prima bands in dit subgenre (we noemen geen namen), maar deze Duitsers vallen toch weer op door hun uitbundigheid. Shack Rouser is de “country” divisie van www.rhythmbomb.com, info www.devils-und-soehne.de
(Frantic Franky)

naar boven

Boek Recensie

17 april 2014

EXPO 58/ JONATHAN COE
Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam 2013
319 pagina’s, paperback
ISBN 978-90-234-8411-0

Laat ik maar meteen beginnen met te bekennen dat ik bitter weinig ken van hedendaagse literatuur. Ik lees ter ontspanning ende vermaak graag een goed boek, maar meestal zijn dat oude boeken, de klassieke Amerikanen als Chandler of Capote of Steinbeck, of oude horror en SF van bijvoorbeeld HG Wells. De boeken die men in de jaren ’50 ook las, veronderstel ik. Zowat de enige hedendaagse auteur die ik écht goed vind is Stephen King, die als geen ander een verhaal kan vertellen. Eenvoudige verhalen verpakt hij moeiteloos in turven van 800 pagina’s die toch verbazingwekkend vlot lezen alsof iemand je gewoon, euh, een verhaal aan het vertellen is. Wat dat betreft kan ik iedereen 11/22/63 aanraden, een uitstekend boek in het “wat als…” en “de geschiedenis herschreven” genre. Stel dat je een manier vond om terug te keren naar de jaren ’50, wat zou je dan doen… King zou evenwel King niet zijn als er niet een paar hele grote angels verscholen zaten onder het gras. Maar waar ik hier eigenlijk naartoe wil is dat ik nog nooit gehoord had van Jonathan Coe (GB) die tien satirische, politieke en spionageromans op zijn naam heeft staan, evenals de in 1991 verschenen Humphrey Bogart bio Take It And Like It. Expo 58 wordt aangeprezen als een parodie op het spionagegenre maar is gelukkig geen echt spionageverhaal, want laat dat nou net een genre zijn waar ik helemáál geen voeling mee heb. ’t Is ook geen James Bond, boeken die ik dringend eens moet beginnen lezen - het hoofdpersonage in Expo 58 leest From Russia With Love. Nee, Expo 58 is een luchtig tragikomisch verhaal over een bediende van het Britse Centraal Bureau Informatievoorziening gespecialiseerd in het schrijven van promoteksten die in 1958 naar de Wereldtentoonstelling in Brussel wordt gestuurd om daar een oogje te houden op de Britse pub en tegen wil en dank niet alleen zijdeling verstrikt raakt in een spionagezaak, maar ook in amoureuze perikelen die zijn toch al wankele huwelijk zwaar op de proef stellen. Het verhaal is speels, luchtig, teder en vooral vlot geschreven, en da’s al heel wat, want als ik al eens een hedendaags niet-Stephen King boek lees, meestal iets Dan Brown-achtigs, valt me steevast op hoe hoekig en allesbehalve vlot de meeste van die boeken met haken en ogen aan elkaar hangen. Het verhaal van Expo 58 is helemaal af maar kent geen happy end, en meer over de plot ga ik hier niet loslaten. Na lezing van dit boek vraag je je af waarom nooit eerder iemand eraan dacht om een roman te schrijven tegen de achtergrond van het Atomium en de Expo, en dan vooral waarom het juist een Brit moest zijn die dat uiteindelijk deed. De referenties naar de gebeurtenissen op en de locaties van de Expo zijn uitstekend beschreven: ik kan Coe niet meteen op fouten betrappen, hij kreeg er dan ook hulp voor van enkele Belgische specialisten zoals Rudolph Nevi (mogelijk de grootste Expo verzamelaar in België) en Marcella Van Hout (die hostess was op de Expo, ik mag hopen dat het personage Anneke Hoskens uit het boek niet op haar is gebaseerd) en consulteerde diverse boeken over de Expo. Het gebruik van de andere Belgische locaties in het boek is levendig, in tegenstelling tot sommige andere hedendaagse romans waarin de plaatsbeschrijvingen lezen alsof ze zijn overgeschreven uit Wikipedia. Ik heb dit boek met plezier gelezen en me er geen seconde mee verveeld. Een must voor iedereen die geïnteresseerd is in all things Expo!
Info: www.debezigebij.nl en www.jonathancoewriter.com (Frantic Franky)

CD Recensies

SAVAGE BEAT/ THE FRANTIC ROCKERS
Rhythm Bomb Records, RBR 5784

Na Londen opent het Berlijnse label van Ralph Braband een derde afdeling in Los Angeles: dit is de eerste release op Rhythm Bomb LA. Daarom is het des te merkwaardiger dat dit helemaal geen rockabilly is maar jaren ’60 rhythm ‘n’ blues. Jawel, daar is de Britse rhythm ‘n’ blues boom weer, maar dan geïmporteerd uit Los Angeles en gespeeld of op zijn minst ingeblikt met een neo sound. We hadden al eerder opgemerkt dat veel jonge Amerikaanse bands (en dan vooral die op Wild Records) allemaal de nieuwe Rolling Stones lijken te willen zijn, en op deze CD staat zowaar een eigen nummer getiteld Rolling Stone, maar goed, dat heb je wel meer in de rhythm ‘n’ blues. Tien eigen nummers met twee elektrische gitaren, contrabas, drums en op een aantal nummers mondharmonica en maracas + zang die inzake expressie ook zeer sixties klinkt, aangevuld met drie covers van Billy Boy Arnold’s Crying And Pleading, Junior Wells’ Hoodoo Man Blues en Magic Sam’s I Wanna Boogie variatie. Ik heb ooit de verzameling bluesplaten van een vriend die in een vechtscheiding zat moeten bewaren en daar zat nogal wat jaren ’60 en ’70 spul tussen, en als je daar de rockendste en bluesboppendste nummers van zou compileren kreeg je zoiets als deze Frantic Rockers. ’t Is geen rockabilly, maar heel wat rockabillies zullen dit goed vinden, want dit is exact dezelfde stuff waar Wild Records in grossiert, alleen in tegenstelling tot Wild glashelder opgenomen, vandaar dat neo kantje.
Info: www.rhythmbomb.com en www.facebook.com/frantic-rockers (Frantic Franky)

naar boven

10 april 2014

THE MIDNIGHT BALL/
DALE ROCKA & THE VOLCANOES
Rhythm Bomb Records, RBR 5779

Blij dat we eindelijk eens een cd in handen krijgen van de in 1998 opgerichte Dale Rocka & the Volcanoes (I), want daar hadden nog geen CD van. Wat klopt: de hottest thing in Sicilië sinds de uitbarsting van de Etna in 1381 zweert zo bij authentiek dat ze tot nu toe hardnekkig enkel en alleen vinyl uitbrachten! Hoe Rhythm Bomb hen kon overhalen toch de stap naar CD te zetten weten we niet, maar ook Rhythm Bomb heeft blijkbaar een toegeving gedaan: het label dat naast CD’s ook regelmatig vinyl singles uitbrengt brengt nu met de ingekorte versie van deze CD haar eerste 10-inch uit. En als we het goed voorhebben is dit niet enkel hun eerste CD maar hun eerste longplayer tout court! Het is duidelijk: Dale Rocka en zijn kompanen, volgens ons nog steeds in originele kwartetbezetting uitgezonderd gitarist Vince Mannino die er pas later bijkwam, gaan enkel en alleen voor authentieke rockabilly: snedig, scherp en agressief, een pompende contrabas, snappy gitaarwerk, strollers, een snuif Sun tegentijd (My Baby’s Gone), een streep Cash-a-billy (The Track Of Love) en een dosis desperate rock ‘n’ roll (That’s Why I Tell You, Remember Last Night met een knipoog naar Surfing Bird op rockabilly). Slechts twee covers: Willa Mae van Al Casey (als je op de versie van Dale Rocka probeert te strollen wordt het gegarandeerd een sprintje) met aan het eind een flard Tequila, en de snelste Rag Mop aller tijden. Hillbillies op speed! Het geheel explodeert als een vulkaan (soms letterlijk zoals in de wilde gitaarinstrumental Volcano), met flink wat oversturing op zang en gitaar. Slechts twee tracks zijn wat properder ingeblikt, Quick Kiss en Devil In Me, waarmee ze bewijzen dat achter hun branie goeie songs schuilgaan, ook in de wat melodieuzere late fifties rock ’n’ roll stijl. Voor wie zijn geloof in echte rockabilly begon te verliezen: er is nog hoop, want Dale Rocka & the Volcanoes zijn de real deal. 10 van de 14 nummers staan op de 10-inch, terwijl Hot Rockin’ Baby, My Baby’s Gone, The Track Of Love en Volcano eerder in Spanje op de Sleazy Records SR 43 Dale Rocka vinyl EP Hot Rockin’ Baby verschenen, dus wie die EP heeft en de 10-inch koopt heeft de complete CD op vinyl.
Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


OUT OF TIME/ THE BOOZE BOMBS
Part Records, PART-CD 678.009

Volgens mij heeft de ontmijningsdienst al meermaals tevergeefs moeten uitrukken, want dit Duitse kwartet heeft al heel wat bommetjes tot ontploffing gebracht: dit is als we het netjes hebben bijgehouden hun vijfde full-CD met wat ze zelf Schwarzwaldrockabilly noemen, wellicht als tegenhanger van de noordelijke Ruhrpott rockabilly. Ach, als het kind maar een naam heeft, want in essentie blijft het natuurlijk gewoon rockabilly en aanverwanten. Het mooie aan The Booze Bombs is – behalve zangeres Anneliese Pardo – hun veelzijdigheid: ze zijn niet voor één gat te vangen en houden van veel muziekjes, en dat schemert door in hun eigen muziek die veel uitgebreider gaat dan standaard rockabilly. Op deze CD hijsen ze enkele gasten aan boord op bluesharp, piano en zelfs (drank)orgel, wat leidt tot een gevarieerde CD waarin rockabilly wordt afgewisseld met gezellige rockers, bluesbop met mondharmonica (Take My Heart, Black Rat Swing, Never No More), rechtdoor stop-start pianorockers (Rooster In The Henhouse, de piano komt terug op If You’re Gonna Shake It), de Eddie Angel goes surf gitaarinstrumental Rampa Di Arresto, westerbilly (I Went Insane), sixties rock ‘n’ roll met elektrische bas en orgel (It’s About Ten) en zelfs een soulballade met orgel (Lonesome Nights). Tussen de 13 tracks noteren we slechts vier covers, en twee daarvan zijn Annie Leopardo op het lijf geschreven, If You’re Gonna Shake It van Bobby Carter en Sweet Willie van Barbara Allen (de beste rocker die Brenda Lee nooit opnam). De derde is die Black Rat Swing van Memphis Minnie, de vierde is van Hasil Adkins en gezongen door gitarist Stephan Brodbeck, I Want Some Lovin’. The Booze Bombs doen niks nieuws (in wezen is deze CD krek hetzelfde als hun Hangover Blues uit 2010), maar ze doen het wel verdomde goed. De CD werd opgenomen in de Black Shack studio gerund door Booze Bombs gitarist Stephan Brodbeck in Calw, maar ik zou de sound niet meteen als authentiek bestempelen. Punch heeft het in elk geval: dit klinkt even direct alsof je mee in hun repetitiehonk zou staan. En zo’n koekoeksklok als op de hoes wil ik ook hebben! Info: www.part-records.de en www.boozebombs.de (Frantic Franky)

naar boven

20 maart 2014

HOT DAMN/ DEE’S HONEYTONES
Honeytones Records, HTR4711

Diana van der Berg kennen we niet alleen van haar website www.rockabilly-online.nl maar ook van Dee-Ann & the Nightcaptains. Dit is haar àndere band, met dezelfde contrabassist, Marcel van den Berg (The Scam, 69 Beavershot, Triple Dynamite), wat wel zo handig is aangezien Dee-Ann en Mars met elkaar gehuwd zijn. Dee’s Honeytones werden zo rond 2012 opgericht in Rotterdam en dit is hun debuut-CD met als ondertitel “boppin’ blues and rhythm”, en die omschrijving klopt als een vader zijn kinderen want Dee’s Honeytones focussen op de zwarte kant van de rock ‘n’ roll. Dat verwondert niet aangezien gitarist Patrick Engelen uit de blues komt, meer bepaald uit de Lecter’s Blues band. Dat in een kwartet de gitaar de sound bepaalt is logisch, en dat de sound van Dee’s Honeytones dan ook in grote mate bepaald wordt door die rhythm ‘n’ blues gitaar is normaal. Nu is het een feit dat wij – en daar hebben we nooit een geheim van gemaakt – geen fans van rhyhtm ‘n’ blues gitaren zijn. Dat we deze CD dan toch zo leuk vinden komt doordat die gitaar vakkundig gecounterd wordt door voldoende rock ‘n’ roll elementen om het geheel toch gewoon rock ‘n’ roll te laten zijn. Ten eerste is er Dee-Ann zelf die op een aantal nummers piano speelt, wat bijvoorbeeld in Oh Baby een mooi over-en-weer spelletje tussen gitaar en piano oplevert, Amos Milburn’s Reelin’ And Rockin’ injecteert met een boogie woogie injectie, of Dee-Ann in het dubbelzinnige Drippin’ Honey doet klinken als ware ze Dana Gillespie (GB) zelve. Extra variatie wordt aangeleverd door jazzmuzikant Emiel van der Heide op bariton- en tenorsax in nummers als Hands Off Baby of extra lui in titeltrack Hot Damn, en tot slot staan hier ook gewoon lekkere rockers op, we noemen You’re Mine of de rockabilly met twangy gitaar Stay Away From Me. Kortom: eigenlijk zijn (bijna) alle tracks rock ‘n’ roll ingekleurd met rhythm ‘n’ blues gitaar. Bijkomende punten krijgen ze omdat er tussen de 15 songs slechts twee covers staan, het al genoemde Reelin’ And Rockin’ en Barbara Pittman’s I Need A Man, extra potig door het gitaarwerk. Dee-Ann zingt complexloos en relaxed, en dat ze niet altijd de hoogste tonen haalt vergeven we haar gaarne omdat dit album zo zonnig klinkt. De lente komt eraan, en deze CD mag op de playlist! Hot Damn is een release in eigen beheer, dus de handigste manier om hem aan te schaffen is de band live gaan kijken. Info: www.honeytones.nl (Frantic Franky)


THE REAL ROCK ‘N’ ROLL CHICKS/
THE SILVERETTES
Tobago Records, TBR001

Het lijkt er de laatste jaren steeds meer op dat Duitsland de rol van Finland als rockabilly mekka in de jaren ‘80 overneemt of al heeft overgenomen in deze nieuwe eeuw, ook al is de muziek van de fameuze rij bands waaronder de zichzelf ‘Scheisskapelle‘ noemende Boppin‘ B, The Rockhouse Brothers, Dick Brave & the Backbeats en The Baseballs meer pop-a-billy en is Adriano Batolba & his Orchestra een volwaardige Brian Setzer Orchestra kloon, ook al is Texas Lightning meer country dan billy, zingen Lars Vegas en Vanessa Neigert mierzoete schlager rock ‘n’ roll en is Boss Hoss na een spetterende cowpunkabilly en bluesabilly start als Hot Boogie Chillun en aanvankelijk ook nog als Boss Hoss nu helemaal het spoor bijster met moderne commerciële ‘troep‘, iets wat helaas ook geldt voor The Rockhouse Brothers als The Obsessions. Hoe dan ook, onze muziek LEEFT bij de oosterburen! Interessant om te vermelden is wellicht dat Zwitserland een jonge band in dezelfde pop-a-billy lijn in de Duitse charts heeft gelanceerd, The Fires, die echter na het commerciële succes nu ook al erg poppy geworden zijn. Hun eerste album daarentegen, My Drug Is Rock ‘n’ Roll, is - als je hem nog krijgt - een absolute aanrader (geheimtip). De Zwitserse pubers moeten met de Britse Kitty, Daisy & Lewis wellicht strijden om de titel van jongste rock ‘n’ roll band van Europa. Aan die alsmaar groeiende germaanse boom rock ‘n’ roll passievruchten zijn nu drie good lookin‘ chicks (geen modewoord rockabellas dus!) toegevoegd, The Silverettes. Laten we ze eens uit die boom plukken en onze oren, als de smaakpapillen van onze tong, hun muziek laten proeven. Het drietal is al behoorlijk wat jaartjes op het podium actief als achtergrondkoortje bij Boppin‘ B, Dick Brave & the Backbeats en Boss Hoss. Niet de eerste de besten dus: Spitzenrockabilly! Ira, Jules en Sassy komen uit Bielefeld, een stad die net buiten het Ruhrgebiet (het kolenmijn Zuid-Limburg van Duitsland) ligt, waar nog altijd aardig wat Duitse rockabilly en teddyboy bands vandaan komen. De meiden geven ruiterlijk toe dat ze onder andere naar Kitty, Daisy & Lewis luisteren, en als je dat jonge Britse drietal gezien hebt, snap je waarom. In 2011 werden The Silverettes ontdekt door André Tolba alias Adriano Batolba, die ook al voor Peggy Sugarhill de weg naar meer glamour plaveide. Niet verwonderlijk dan ook dat er drie songs op het album staan van deze gitarist die in Nederland jazzgitaar studeerde. In 2012 lieten ze me al weten dat ze voorbereidingen troffen voor een album, nu twee jaar later is het dan eindelijk zover.
13 songs hebben het gehaald om op de zilveren schijf geperst te worden. De chicks persen Shut Up ‘n‘ Drive eruit, een ruw rockabilly nummer met ruige motor intro geheel in de lijn van wat tegenwoordig in de charts als rockabilly wordt aangeduid. Vette productie met de nodige compressie op zang en instrumentatie, hetgeen een stevige sound geeft zoals dat vooral bij de bas goed te horen is, voor ruige nummers een absolute must. Bij dit wild nummer krijg je af en toe het gevoel dat je oren weggeblazen worden… het was toch ‘shut up and drive‘, niet ‘blow up and drive‘. De song is ook een megavette knipoog naar Jungle Drum, de grote hit enkele jaren geleden van Emiliana Torrini. Pin Up Girl, een compositie van de producers van het album, Pomez di Lorenzo en Adriano Batolba, is meer pop-a-billy met bluesy inslag, wel leuk maar niet echt sterk, wellicht omdat het toch wat te poppy is, een kwestie van smaak. Ook al verschillen smaken, wellicht dat die eensgezind zijn als het gaat om de zang die staat als een dijk. Wie nog de vette sound van The Stray Cats‘ Runaway Boys akoestisch in het geheugen heeft zal dat meteen herkennen bij het horen van de overbekende jaren ‘80 hit van The Eurythmics, Sweet Dreams. Daar waar de oudere generatie rock ‘n’ roll bands zich nog strikt aan de jaren ‘50 en begin jaren ’60 hield zie je dat de hedendaagse generatie het vooral zoekt in songs uit de jaren ‘80 en ’90 of later zelfs. Zoals we jaren geleden reeds onze eigen rock ‘n’ roll versie hadden van Tainted Love hebben we nu onze eigen Sweet Dreams, klinkt affengeil. Tic Toc in de originele versie van Ke$ha is voer voor een vette generatieruzie in de huiskamer en geeft een 40-plusser geklutste hersens (tic toc dus), terwijl de Silverettes kopie mij een verjongingskuur van minstens 30 jaar laat ondergaan: superversie. Vet, joh! Chillen! Wat een verschil met het origineel! Dit is pas fris en cool! Daar kan de rappende housejeugd nog wat van leren… old school noemen ze dat! Toen ik in de jaren ’80 Boy George van Culture Club zag wist ik niet of het nu een verwijfde jongen was of een meid met testosteron-injectie. In ieder geval vond ik hun Do You Really Want To Hurt Me maar een zevernummer. Dat is wel eventjes anders met deze versie van de Germaanse schonen met zilveren haartjes: mooie slowrock ballad die iets uitademt van You’ll Never Walk Alone van Gerry & The P(e)acemakers. TCB ofwel Taking Care of Business is andermaal ontsproten aan de geheugencelletjes van Pomez di Lorenzo en Adriano Batolba, een vlotte klassieke pianorocker waar totaal niks op af te dingen valt. Goed nummer, basta! Even wat muzikale geschiedenisles voor de coffeeshop bed-w(i)eters van tegenwoordig: ja, er was al muziek vòòr 2000, stel je voor! Toen was er ooit een gast met een krullende lip en wat losse heupen die een nummer van een zwarte muziekpechvogel de charts inzong, That’s Allright Mama. Als je dat nummer niet kent, vraag maar aan je grootma. Mooi om deze klassieker in een vrouwenversie te horen. Zeer behoorlijk! Ook het instrumentarium mag zich meten met het origineel! In het volgende nummer heeft Duane Eddy zijn sporen achtergelaten in de opening van de song Evacuate The Dancefloor. Het origineel van de wulpse blondine Cascada wordt ook hier weer (net als bij Tic Toc) volledig weggevaagd door de spetterversie van het Bielefeld trio. Geweldige song, een absolute hitversie. Deze versie is voor mij een miljoen keer meer een hitversie dan de hit van Cascada: supergaaf nummer, met veel fantasie (mix van Duane Eddy, Andrew Sisters samenzang, vette rockabilly) en pep, een song die je op replay zet! Daarentegen is Cascada een met gezichtscrème opgepoetste oma. Dan een beetje taalles: in onze oude tijd heette het nog netjes ‘dikke vinger‘ als je puber ego het niet eens was met de opvoedkunde van alles wat ouder was dan jezelf. Tegenwoordig, al dan niet weggepiept, heet het recht door zee ‘f’ck you’ of ‘f pieeeeep ck you’. Ik wist echter niet dat wanneer drie schonen het zingen het eerder als een compliment klinkt dan een belediging. In een tamme Boss Hoss benadering fluisteren ze je erotisch de sexy woorden in de oren die elke man graag zelf tegen de vrouwelijke wederhelft zegt met de toevoeging I Wanna. Cindy Lauper zong in de jaren ’80 al wat jongens allang wisten….Girls Just Want To Have Fun. Je durfde het alleen niet met knalrode pukkelgezichtje te zeggen. De versie hier is een lekker nummer dat natuurlijk verrockt is, zoals het hoort. De samenzang in Rockabella Baby (en ik maar denken dat ze zich als chicks zagen) doet je meteen denken aan Nikki & the Corvettes op Ronny Weiser’s Rollin‘ Rock label eind jaren ’70 in dit opzwepend nummer van Di Lorenzo/ Batolba met hoog foottapping gehalte. Whole Lotta Shakin‘ Goin‘ On, op het lijf gecomponeerd voor deze chicks, ademt een vette Stray Cats (zeg Brian Setzer) sfeer uit in het gitaarwerk, een flitsende versie die het handwerk van de Last Man Standing Killer vakkundig heeft afgekeken. Op het einde van het album worden we nogmaals melancholisch en kwijnen we weg bij Just Like A Pill, origineel een grote hit voor P!nk. Ook de coverversie is weer een nummer met hoog chartsgehalte, echt goed. Standing ovation! Conclusie: de Last Women Standing groeten u! Het spaarvarkentje zal moeten rennen voor zijn leven! Info: www.thesilverettes.de (Henri Smeets).


HAIR OF THE DOG/ KIERON McDONALD
Press-Tone Music, PCD 33

In Australië hadden ze al rock ‘n’ roll in de jaren ’50, en nu nog steeds. Kieron McDonald (ex-Flatfoot Shakers) mag geen onbekende heten, want hij woonde drie jaar in Duitsland en bracht al diverse releases uit, waaronder verschillende vinyl singles, ondermeer met de Nederlandse Hi-Tones. Na Island Girl (2005) en Beware Of The Swamp Man (2009) is dit zijn derde full album, op het Press-Tone label uit Australië waarop ook andere kangoeroes als Rusty Pinto, Pat Capocci (die leadgitaar speelt op deze CD) en Scotty Baker verschenen, maar evengoed The Mean Devils uit Portugal. De cd grossiert niet in de wildste rock ‘n’ roll aller tijden maar specialiseert zich in het melodieuze werk, op één nummer, I’m Fallin’, zelfs met een (mannelijk) achtergrondkoortje. Soms zoekt Kieron inspiratie in bluesbop (Hey Hey), soms in Johnny Horton honky tonkabilly (I Won’t Do That No More met piano, What A Woman), maar steeds komt hij uit bij rockabilly, in opener Hair Of The Dog aangevuurd door een lap steel. Down At The Kitten Club is een stroller met oosterse sax, Beautiful Woman is Kieron’s Marty Robbins moment, The Haunting Cry is een indianennummer met steel. De mooiste nummers vind ik de countrygetinte waarin ze met die lap steel de hillbilly toer opgaan zoals het écht ouderwetse What’s Goin’ On, het It’s A Long Lonely Road duet tussen twangy gitaar en steel met duozang, en het opgewekt jodelende oh-wat-voel-ik-me slecht Cold Turkey. Hele goeie stem, prima begeleiding, vlotte drums, 15 eigen composities en geen enkele cover! Valt hier dan totaal niks te criticasteren? Nee, helemaal niks, dit is het betere werk en daarom de ideale introductie voor wie Kieron McDonald nog niet kent.
Info: www.facebook.com/kieronmcdonaldcombo/info. Met dank aan Tio Tony van Rockin’ At The Drive-In Barn voor het doorsturen van deze CD! (Frantic Franky)


JUKEBOX DADDY/ BILLIE & THE KIDS
Rhythm Bomb Records, RBR 5757

Rock ‘n’ roll is overal: dit is rhythm ‘n’ blues jive uit Kroatië met een achtkoppige band onder leiding van de slechts 25-jarige zangeres Ana “Billie” Klabucar die zich stevig geruggesteund weet door piano, gitaar, drums, contrabas en drie saxen. Twee bekende gezichten in dat swingorkest: op gitaar merkwaardig genoeg Axel Praefcke, de welbekende Duitser, terwijl Berlijn toch een verdomd eind weg van Kroatië ligt, en contrabassist Jurica Stelma die samen met Axel Praefcke in de Kroatische rockabilly band Misssisippi Queen zit. Praefcke lijkt ons hier vooral ingehuurd om het geheel te voorzien van een gemene rhythm ‘n’ blues gitaar, wat ons niet uitmaakt zolang die gitaar maar rockt. ‘50s rhythm ‘n’ blues, jump blues en ‘50s New Orleans muziek in de vintage groove van Fats Domino, Little Richard en Ruth Brown, daar draait het allemaal om, zeggen ze zelf, en ze hebben gelijk: samen vormt dit uitstekende zwarte rock ‘n’ roll. In 2010 verscheen op Rhythm Bomb hun debuut Take One, op deze opvolger staan meer eigen nummers, 10 van de in de totaal 17 tracks, allemaal van de hand van Stelma, en alle 10 even goed! De zeven covers zijn het minder voor de hand liggende female werk met als bekendste nummers Scorched (Varetta Dillard in 1959), Tough Lover (Etta James in 1956) en Bumble Bee (Lavern Baker in 1960). Minder bekend is bijvoorbeeld I've Got a Feeling van Big Maybelle in 1954, recenter ook gedaan door Candye Kane (1997) en Lavay Smith & her Red Hot Skillet Lickers (2000). De muziek, met veel baritonsaxsolo’s, heeft voluptueuze arrangementen waarin werkelijk àlle instrumenten én de stem nadrukkelijk op de voorgrond staan. De CD begint helemaal uptempo en net als je denkt dat er alléén maar snelle nummers op staan waait er een New Orleans wind doorheen (en reken daar de mambo You’re Gonna Be Sorry ook maar bij), terwijl ze elders dan weer de sfeer van een louche nachtclub begin jaren ’60 opsnuiven. Zangeres Billie Klabucar heeft een goeie stem, niet echt een superstem, maar ze komt aardig weg met wat ze doet door de grol die ze in haar keelgat legt, want ze klinkt als een klein brulkikkertje dat er alles uitperst en op het punt staat over het randje te gaan, waar wij wel van houden. Eén opmerking: de CD klinkt ten zeerste authentiek met alle metertjes in het rood, alleen hoor ik in de stillere stukken (met name in de breaks) ruis en kraakt openingstrack Scorched even hard als een versleten vinylplaat, wat weer net ietsje té authentiek is. Niettemin: dit is de real stuff. Your First Kiss en Scorched,van dit album verschenen ook op een Rhythm Bomb vinyl single. Info: www.rhythmbomb.com en www.billieandthekids.com (Frantic Franky)

naar boven

13 maart 2014

ROOTS MAN/ LEVI DEXTER
Dextone/ Rhythm Bomb Records, RBR 5776

Levi Dexter (GB) wordt in sommige kringen aanbeden als een levende legende, maar ook levende legendes worden ouder, en als u weet dat hij geboren werd op 28 januari 1957 (yep, Levi is nog echt uit de fifties) kan u zelf het rekensommetje maken. Na Levi & the Rockats en Levi Dexter & the Rip-Chords trad hij vooral op met los-vaste samenwerkingsverbanden, en omdat een carrière als levende legende dient onderhouden is dit zijn al sinds 2012 aangekondigde nieuwste CD (zonder actuele foto op voor- of achterkant, hou de legende in stand), opgenomen in eigen beheer in “dexofonic stereo” met zichzelf als producer voor zijn eigen Dextone label, in Europa verdeeld via Rhythm Bomb.
Als we dit album beluisteren zonder rekening te houden met Levi’s historische bagage valt zijn stem op, maar niet in positieve zin. Levi heeft een weinig expressieve, vlakke stem met een beperkt register, en in dat geval moet je songs kiezen die daarin passen, wat hier niet altijd het geval is. Zijn stem is simpelweg niet geschikt voor nummers als I’m Laying It On The Line (Don Rich & the Buckaroos in 1966 in loondienst van Buck Owens) en Put Your Cat Clothes On (Carl Perkins). Jammer, enerzijds omdat bijvoorbeeld Honey Bun (Larry Donn) en Oakie Boogie (iedereen) er wél pal op zijn, anderzijds omdat de band een goeie job doet: Buzz Campbell op gitaar, Jonny Bowler op contrabas en de zo hard stinkende dat hij geen achternaam durft te gebruiken Stinky op drums (grapje: zijn echte naam is Jeff Aafedt) zijn samen Hot Rod Lincoln en soms de begeleidingsband van Lee Rocker (maar dan uiteraard zonder Bowler) en ze tillen Levi Dexter hier boven het gemiddelde uit, met vooral het uitmuntende en gevarieerde gitaarwerk van Campbell in de hoofdrol. De stijl pendelt tussen melodieuze en medium tempo rockabilly, swingbilly en een minimum aan countrybilly. Roots Man bevat voornamelijk covers en Levi heeft een goeie neus voor songs, al zijn ze dan ook niet altijd even geschikt voor zijn stem, hahaha. Rollin’ To The Juke Box Rock (Benny Joy), Move Around (Groovey Joe Poovey) en Restless (Johnny Kidd) hebben hun grote gelijk al meermaals bewezen, en hoewel de vuistregel zegt dat je dat soort classics nooit kan evenaren komt Levi er aardig mee weg, vooral omdat de band zo goed is. We maken ons dan ook sterk dat Levi met deze CD indruk kan maken op nieuwkomers in de rockabilly scene, net zoals wij veel te lang geleden diep onder de indruk waren toen we deze nummers leerden kennen in de toenmalige coverversies. Qua covers is hij zeker niet elitair: Compeletely Sweet van Eddie Cochran deelt de tracklisting met oude hillbilly als de Hadacillin Boogie (niet van Hank Penny, wel van Bill Nettles uit 1949) maar evengoed recenter werk als Hurricane van Steve Bloomfield uit 1978 (dus uit Levi’s jeugd) en actuele stuff als The Man Who Counts van Jack Rabbit Slim. Jazeker, Levi herkent een goeie song als hij er een hoort. En af en toe schrijft hij er zelf ook een, op dit album drie: Roots Man is okee, Cannibal Party is leuk (ik wil het wel eens horen uitvoeren door Batmobile), en Boppin’ Bernie is een alleraardigste swingbilly met tekstueel leuke vondsten – je zou het een eerbetoon aan zijn vrouw Bernie Dexter kunnen noemen, ware het niet dat de tekst heel algemeen blijft: het had evengoed over een Boppin’ Billy of Boppin’ Bertha of Boppin’ Betty kunnen gaan. Eindoordeel: niet super, maar goed genoeg om de legende in stand te houden. Info: www.facebook.com/levi.dexter.1 en www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)

naar boven

5 maart 2014

BACK TO MY HOMETOWN/ JOE & THE WET RAGS
Thirteen Records, TGE010

Of wij een CD uit Brazilië wilden bespreken, zo kregen wij een vriendelijk mailtje. Zeker, want Brazilië is meer bekend om zijn voetbal dan om zijn muziek: Mary Lee & the Sideburn Brothers en twee psychobillybands of zo, maar dan houdt onze kennis van rock ‘n’ roll in Brazilië ook op. Wij dus op het net op zoek naar Joe & the Wet Rags, maar buiten enkele wazige YouTube filmpjes die van zo’n slechte kwaliteit waren dat we er niets uit konden opmaken vonden we nada, nop, nul komma nul. En dan is het oppassen geblazen, want voor je het weet krijg je weer een shit-CD binnen die zo crappy is dat je ‘m liefst als bierkaartje gebruikt, en als het dat niet is, is het metalbilly waarmee je een flatgebouw omver kan blazen. Exact drie weken na afstempeling van de postzegels (en wat hebben ze mooie kleurrijke zegels in Brazilië) stak de CD heelhuids in onze brievenbus, en het resultaat valt prima mee. Vergeet alle cichés over samba: Joe & the Wet Rags blijken een trio bestaande uit Joe Marshall (zang, gitaar), Maniac Biffs (contrabas) en Paul Strongbeat (drums), opgericht in 2012. Marshall speelde vroeger (of nog steeds?) in bands als Crazy Legs en Bad Luck Gamblers, en met die laatste toerde hij in 2010 al in Europa. De CD met mooi artwork van Bwanadevil (E) bevat 12 eigen compos die netjes onderverdeeld kunnen worden in traditionele rockabilly hedendaags uitgevoerd, hedendaagse rockabilly met moderne akkoordenwissels, en meer country(rock) en hoempapabilly-geïnspireerde nummers. Links en rechts, bijvoorbeeld in Red Silk Sheets en het instrumentale El Arrepentimiento (wat me Mexicaans en geen Braziliaans lijkt) wordt dan weer geflirt met het rockabilly meets Chris Isaak syndroom. Toegegeven, dit zijn vage omschrijvingen die niet zo abstract kunnen afgebakend worden, en stijlsgewijs loopt het allemaal wat door elkaar. De teksten zijn geinig zonder te vervallen in onderbroekenlol, heel opvallend is Marshall’s stem die vaak verrassend hoog klinkt, zo hoog dat het wel lijkt alsof hier en daar de band werd versneld. Ook worden veel backing vocals gebruikt, ik denk allemaal overgedubd door Joe Marshall, net zoals ik soms een akoestische gitaar hoor die logischerwijs ook overgedubd moet zijn. Ook de productie was in handen van Joe Marshall, en hoewel uiteraard niemand weet hoe een band moet klinken zoals hun frontman, verlies je dan soms het overzicht, wat hier inderdaad af en toe het geval (b)lijkt in een nummer als Rushing Things dat halfweg enigszins stuurloos beginnen rond te zwalpen. Niettemin is het goed om weten dat ze ook in Brazilië kunnen rocken als de be(e)sten, en hopelijk kunnen we dat in de toekomst ook bij ons meemaken: Marshall meldt dat hij een Europese tour in elkaar aan het knutselen is voor 2015. Boekers, kruipt uit uw krochten, niet zozeer om hun maar wel om MIJ een plezier te doen want ik zou ze graag eens live zien. Info: www.facebook.com/joeandthewetrags (Frantic Franky)


JUST HONKY TONKIN AROUND/
RHYTHM RIVER TRIO
Rhythm Bomb Records, RBR 5774

Opvolger van debuut Wild Side Of Life van dit in 2008 in Londen opgericht drumloos trio met Dave Short op vocals en rhythm guitar, Bruno Pannone op contrabas en Morgan Willis op leadgitaar, en over dat debuut uit 2012 waren wij ten zeerste te spreken. Just Honky Tonkin Around, opgenomen in de vintage studio van Pat “Sugar Ray” Reyford, is minstens even goed: de muziek benadert de originele sound van de rockabilly zo dicht als menselijk mogelijk, meer bepaald de sound van de rockabilly toen die in het kraambed van de country lag, daarbij nog een extra duwtje in de rug krijgend door Short’s onwaarschijnlijk authentiek klinkende stem. De 12 songs zijn netjes verdeeld in rockabilly (Monday Mornin, Rhythm On The River), country (Wild Side Of Life) en alle mogelijke mengvormen tussenin. Nieuw is de aanwezigheid van gastmuzikanten: Jeff Mead die we kennen van bij Sonny George en Boz Boorer op lapsteel op vier nummers, de ons onbekende Pedro Duarte op mondharmonica op één song, en ze lijken voor elkaar geboren want ze passen perfect in het plaatje: de lap steel voegt nog een extra countrydimensie toe, de mondharmonica doet Bear Cat (jawel, dat zwarte nummer van Rufus Thomas) klinken als rockabilly van Jimmy Murphy, bekendst van Sixteen Tons Rock ‘n’ Roll, Baboon Boogie en Granpaw’s A Cat. Die Bear Cat is gelijk de bekendste cover, want de vijf eigen songs staan trots naast bekend spul in opvallend goeie versies als Honky Tonk Blues (Hank Williams) en het reeds genoemde Wild Side Of Life en minder voor de hand liggende (Ruth Brown’s Teardrop From My Eyes) of totaal onbekende covers (Jimmy Patton's Love Come Back To Me en het fantastische So Did I – ik ken componisten Jim Newcombe & Geoff Taggart maar dit nummer ken ik niét). En die vijf eigen compos zijn echt wel heel goed: dat majestueuze Gone And Left Me Blues, dat meer Wayne Hancock dan Wayne Hancock zelf I’ll Go My Way!
Deze CD is een must voor de liefhebbers van Sun country en rockabilly knakkers die een Bear Family uit hebben waarop slechts één rockabilly single en voor de rest enkel fifties country blijkt te staan. Een waanzinnige klank op het krakende af + geweldig gitaarspel = superspul! Moest je deze CD bestellen bij www.rhythmbomb.com zelf dan krijg je korting met de code JJJ10, en als je voor minstens € 50,-- bestelt krijg je er zelfs een gratis CD bovenop. (Frantic Franky)

naar boven

27 februari 2014

SHE PUT A SPELL ON ME/ MARC & THE WILD ONES
Rhythm Bomb Records, RBR 5786

Opvolger van debuutalbum The Rockin’ Beat Of Marc & the Wild Ones (D), opgericht in april 2011 en goed voor fifties rockabilly gebracht met wat extra power, die een aantal valkuilen waar de band op hun debuut met beide voeten intrapte vermijdt, maar tegelijkertijd nieuwe vragen oproept. De songs zijn gevarieerder zowel inzake muziekstijl als qua uitvoering en putten minder inspiratie uit Britse rhythm ‘n’ blues van de eerste helft van de jaren ’60 om meer aansluiting te zoeken bij late fifties rechtdoor white rock (Be Boppin’ Daddy), Johnny Burnette gitaardistortie (Real Rockin’ Baby), en zelfs zwarte screamers (I Love My Baby) en het meer sleazy werk (Voodoo Woman). Gebleven is de invloed van bluesbop (Can’t Stop Loving You, Please Don’t Go) en het gebruik van maracas, nieuw zijn de deugddoende gastrollen voor sax en piano. Leukste track is een buitenbeentje, de uptempo instrumentale sax-gitaar vegas grind jiver Doggin’ At The Black Shack. Net als op The Rockin’ Beat tellen we slechts één cover, Honey Bun van Larry Donn, al kan ik me niet van de indruk ontdoen dat tussen al die eigen songs compositorisch een aantal vluggertjes zitten. Hamvraag: is dit nieuwe album beter dan hun debuut? Dat zal voornamelijk van je eigen smaak afhangen… Ze speelden al op de Rave (GB) en High (E), op 20 april staan ze op Rockin’ Around Turnhout (B).
Info: www.rhythmbomb.com en www.marcandthewildones.de (Frantic Franky)


INTRODUCING/ BARBARA CLIFFORD
Blue Lake Records, BLR-CD 26

Barbara Clifford… waar hebben we die naam nog gehoord? Juist, Clifford was een van de twee Honeybees, een van de twee backingzangeressen achter Gabrielle Sutton bij The Del Moroccos, en achtergrondzangeres voor Reform School Girl van de betreurde Nick Curran. Dit album, ingeblikt bij Blue Lake in Zwitserland waar Clifford een keer of vijf naartoe vloog om te repeteren en op te nemen, daarbij geholpen door het feit dat ze stewardess is, introduceert haar op haar 43ste als solozangeres, al zou je op het eerste gehoor zeggen dat haar stem niks bijzonders heeft. Toegegeven, ze slaagt erin haar tonen lang aan te houden, maar da’s het enige dat opvalt. Anderzijds heeft haar stem de naiëve maagdelijke kleine meisjes uitstraling die veel zangeressen uit begin jaren ’60 zo charmant maakt. De muziek op deze CD bevindt zich inderdaad in die hoek, die duistere mengeling van zwarte laat jaren ’50 rock ‘n’ roll, vroege uptempo soul en Bo Diddley light die recentelijk erg populair werd in een deel van onze rock ‘n’ roll scene, en ze wordt goed uitgevoerd door Pierre-Yves Aufranc (bas), Roman Bader (drums) en labeleigenaar Juan Rodriguez (gitaar), samen het trio John Guster & The Rhythm Storms. Gastmuzikanten zijn extra gitaren en twee saxen (die slechts af en toe van zich laten horen en het geluid dus zeker niet domineren), met name Marco Hunziker van de Zwitserse Rockets en Pat Madison (zanger-contrabassist van de Zwitsere Rewinders) op sax, en Dusty Ciggaar (van de Nederlanse bluesband The Rhythm Chiefs!), Martin Telfser (Mars Attacks) en de Zwitserse bluesgitarist Enno Geissler alias Floyd Beaumont op diverse gitaren. Die muziek is net zoals Barbara’s stem gewoon goed zonder meer, maar nergens fantastisch, hoewel de songs op zich heel okee zijn, met tussen de 15 tracks slechts vijf covers waaronder één klassieker in een snellere versie dan we gewoon zijn, Shakin’ All Over van Johnny Kidd & the Pirates, opvallend hoe zo’n bekend nummer toch weer net dat tikkeltje anders klinkt met een sneller tempo en een andere gitaarsound. De vier andere covers zijn een pak minder bekend: Hitting On Nothing (Irma Thomas in 1963, in 2006 ook gedaan door Southern Culture On The Skids), I’m A Little Mixed Up (Betty James in 1961), Good Morning Little Schoolgirl (Larry Williams in 1958, hier uiteraard Good Morning Little Schoolboy) en Cry To Me (Solomon Burke in 1962, gecoverd door The Rolling Stones en The Pretty Things). De overige nummers worden als componist netjes verdeeld door Clifford zelf en, onverwacht, Ken ”The Mayor” Mottet, akoestische ritmegitaar bij rockabilly band The Gin Palace Jesters. Jammer dat de uitvoering maar gewoontjes is, want ik hoor fatsoenlijke riffs en melodieën maar geen arrangementen, en te weinig expressie en variatie in de zang, terwijl dat best wel had gekund en effectief het geval is in Hey There Little Boy, zowel stemgewijs als in de arrangementen met die slangenbezweerderssaxofoon. Dubbel jammer omdat nummers als Axe To Grind, Hold On Baby of het soulvolle Kiss Me op zich prima songs zijn. Strenge doch gerechtvaardigde conclusie: in vergelijking met andere releases in dit subgenre is deze CD geen meesterwerk. Anderzijds: als ze straks wereldberoemd is kan u toch maar weer mooi zeggen dat u haar solodebuut in huis hebt en ik het weer lekker volledig mis had. Verdeling via www.sleazyrecords.com (E), info: www.bluelake.ch en www.barbaraclifford.yolasite.com (Frantic Franky)

naar boven

6 februari 2014

ORIGINAL SPIRIT/ THE BACKSEAT BOOGIE
Rhythm Bomb Records, RBR 5769

The Backseat Boogie werd opgericht als trio in Milaan in 2007 en vond zijn definitieve bezetting met de toevoeging van Nicola Rizzi op sax en mondharmonica. Als wij het een beetje goed voorhebben (ons Italiaans is niet meer wat het nooit geweest is) is dit na een titelloze 5-track-EP nog in trio vorm (The Backseat Boogie Trio, 2008) en Till The Day I Die (2010) hun derde release en onze eerste kennismaking met The Backseat Boogie. De stijl blijkt hedendaagse rockabilly, soms met de verplichte Brian Setzer zwengel aan de Gretsch, vaker in een moderne rockstijl vermomd als rockabilly en opgevrolijkt met banjo, dobro, steel en uiteraard sax en mondharmonica. Wie mondharmonica zegt, zegt helaas ook blues en het zal dan ook niemand verwonderen dat Good For My Soul (Bad For My Liver) neigt naar bluesrock. Horny Saxophone is een surfy sax instrumental in Vegas Grind stijl, terwijl Real Cool Daddy op de swingtoer gaat en Ghost Train Ride kampvuurhoempapa met banjo en cowboymondharmonica is. De andere nummers zijn meestal een mengvorm van een of meerdere stijlelementen van dit alles, culminerend in de afsluitende instrumental Return To Zombieville. U merkt het: variatie troef, en als dat bovendien foutloos uitgevoerd en opgenomen is hebben wij voor de rest weinig te protocollen. Alle 11 tracks zijn eigen nummers. Info: www.thebackseatboogie.com en www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


LOVE IS A TRAP/ NELSON CARRERA
Tessy Records, RBR 5773

Kijk: daar is Tessy Records weer, het Duitse label van Dirk “Tessy” Teske dat kwaliteit hoger inschat dan kwantiteit: sinds 1992 bracht Tessy vinyl en CD’s uit à rato van gemiddeld nog geen één om de twee jaar. Deze nieuwe Tessy release is een voorbeeld van de verenigde rock ‘n’ roll staten van Europa: Nelson Carrera is een Portugees die de CD opnam in Frankrijk met Franse muzikanten, en de CD verschijnt op een Duits label gedistribueerd door een ander Duits label dat inmiddels in Londen is gevestigd! Nog internationaler: Carrera werd in 1961 geboren in de Portugese ex-kolonie Angola, maakte vooral furore in de jaren ’80 in Frankrijk en woont inmiddels opnieuw in Portugal. Hij heeft intussen de kaap van de 50 overschreden, en als je dan nog rockt kan dat slechts betekenen dat de ware rock ‘n’ roll passie in je hart en ziel brandt. Dit is zijn vierde CD, en wie die drie vorige kent weet dat Carrera niet de wildste aller rockers is: hij heeft steevast gekozen voor de meer rustige variant. Dat is niet anders op dit nieuwe album, helemaal in late jaren ’50 stijl, waarmee we met late jaren ’50 stijl voor één keer niet white rock bedoelen maar het gepolijstere werk van artiesten als Johnny Carroll. In deze opzet mag een ouderwetse trage als de Buck Owens cover Crying Time niet ontbreken, en ook de keuze van “trage” rockabilly nummers als Honey Bop (Wanda Jackson) en When My Baby Left Me (Sid King) in plaats van iets snellers typeert Carrera. Zijn vaste ingrediënten als de drang naar melodie en het zweem van een accent zijn aanwezig, het grootste verschil met zijn vorige releases is een aantal nummers die switchen richting countrybilly: veel twangy gitaar, Hank Williams’ I’ll Be A Bachelor Till I Die wordt met piano goeie honky tonkabilly (diezelfde piano doet haar rock ‘n’ roll ding in Who’s Gonna Love Me Now), Train To Jackson is jaren ’60 Johnny Cash maar dan geschreven door Carrera, en de cover Thanks A Lot (Ernest Tubb en Buddy Knox, allebei in 1964) klinkt als late Sun countryrock. Dit album werd opgenomen in de studio van Steve Rydell (F) met Rydell zelf op gitaar, Pascal Freyche (contrabas), Jean Pierre Cardot (piano)en Gael Pétetin (drums), en de sound is voor Rydell’s verrassend rammelend, bijvoorbeeld in de klank van de contrabas. Hier en daar hoor je zelfs het ruisen van de opnameband! Links en rechts merk ik een lichte aarzeling bij de muzikanten en de gitaar vult soms maar wat op in plaats van de solo van de eeuw te plaçeren. Toch blijkt duidelijk hoe het Rydell’s team er als geen ander in slaagt een productie boven zichzelf uit te tillen, want omdat 10 tracks toch wat weinig was werd de CD aangevuld met 2 tracks die in 2010 verschenen op het album Boogeyman Boogie waarop Carrera begeleid werd door The Dixie Boys (P) + drie tracks in 2013 ingeblikt met The Dixie Boys: de stijl is in dezelfde lijn maar de begeleiding is veel meer basic en simplistisch. De conclusie dringt zich dan ook op: dit is het betere Nelson Carrera album. Voor de volledigheid (maar niet bepaald voor de duidelijkheid) nog even vermelden dat twee van de Rydell’s tracks hier reeds op Carrera’s Rydell’s Records vinyl EP My Baby Only Wants To Rock stonden (en twee tracks daavan dus niét op deze CD staan), terwijl nog twee andere Rydell’s tracks van dezelfde sessies onuitgebracht bleven en wellicht bewaard worden voor een toekomstige compilatie.
Info: www.tessyrecords.de en www.facebook.com/nelson.carrera.16, verdeling via www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)


ENJOY THE RIDE/
PETE ANDERSON & THE SWAMP SHAKERS
Rhythm Bomb Records, RBR 5767

De in 1945 geboren Pete Anderson die al op de Rhythm Riot (GB) stond wordt in de hoesnota’s van deze CD gelauwerd als “de eerste rock ‘n’ roller in zijn thuisland Letland en in de hele voormalige USSR”. Hij speelt al sinds de jaren ’60 en wij zagen hem voor de eerste keer zo rond 1989 op de LP Pete Anderson & the Archives Live. Zágen, want we hebben die LP van Russische makelij destijds niét gekocht. Dit is bij ons weten zijn eerste release sinds de CD Brass-A-Billy uit 2009, opgenomen in de Lightning Recorders Studio in Berlijn door Ike Stoye en Axel Praefcke, waarop hij wordt begeleid door een Letlandse band die er jong genoeg uitziet om zijn kinderen te zijn, met een meisje aan de contrabas, Anna Andersone, die 10 van de 15 songs pende. De muziek, rockabilly met backing vocals en veel invloeden uit swing, laat zich het best omschrijven als The Stargazers (GB) zaliger zonder sax. Niks mis mee, integendeel: nummers als I’m Flabbergasted en de Johnny Cash pastiche One Shot maken dit tot een aangename rit gekenmerkt door onopvallende kwaliteit. Uitmuntend gitaristje trouwens, die Marcis Liepins, en ook drummer Karlis Paukste (met “pauk” in je naam kàn je niet anders dan drummen) levert eerste klas werk. 14 van de 15 tracks zijn eigen composities, de enige cover is Hungry For Your Love van Johnny Dollar. In april staan ze op Rockin’ Around Turnhout (B), in september op Rock ‘n’ Roll Street Terschelling. Info: www.rhythmbomb.com en www.pete-anderson.com (Frantic Franky)


BIG BANG BOOGIE/ RICKY FABIAN
Rhythm Bomb Records, RBR 5766

Ricky Nelson en Fabian kenden we, deze Ricky Fabian blijkt een jonge Duitser (of Zwitser?) die met zijn akoestische gitaar de Lightning Recording Service in Berlijn introk met het vaste studiopersoneel aldaar, heren van stand als Michael Kirscht (bas) en Axel Praefcke (gitaar) vervoegd door enkele gastmuzikanten. Ze kwamen naar buiten met een CD die opent met klassieke uptempo fifties rockabilly, maar titeltrack Big Bang Boogie wordt al snel rockabilly swing met handclaps, piano en backing vocals. Never Trust A Girl is uptempo Sun styled countrybilly met steel, roffelende borsteltjes en Jordanaires-achtige backings, I Got A Woman (And It’s Gonna Last Long) is een trage countryplakker met Floyd Cramer piano en opnieuw Jordanaires-achtige backings. De CD is gevarieerd en melodieus, en beweegt zich heupwiegend in het swingende referentiekader tussen Sun country en Elvis op de set van King Creole. Fabian’s mooie welluidende stem schiet soms iets te kort, maar door de niet zo vaak voorkomende rock ‘n’ roll stijl is dit een aangename kennismaking, zeker als je ziet dat Fabian 11 van de 12 tracks zelf heeft geschreven. Info: www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)

naar boven

30 januari 2014

JAMBOREE BABY/ THE THREE FARMERS BOYS
The Three Farmers Boys, géén cat. nr.

The Three Farmers Boys uit Leeuwarden (waar boerenjongens een plaatselijke lekkernij zijn, maar dat geheel terzijde) hebben al wel eens eerder iets uitgebracht (het CD’tje Rock A Hillbilly uit 2011 met name), maar dit is hun officiële debuut. The Three Farmers Boys zijn een trio (wat de slimmerikken onder u natuurlijk al hadden begrepen) met gitaar, akoestische gitaar en contrabas, en dan weet je dat dit niet de luidruchtigste groep van het land zal zijn. In het drumloze geval heb je dan twee opties, namelijk proberen High Noon te zijn of je eigen ding doen, en dat is wat The Three Farmers Boys doen: zij kiezen voor melodieus in plaats van wild. Hun versies van Move Around (Groovey Joe Poovey), Sneaky Pete (Sonny Fisher) en Sittin’ On Top Of The World (Curtis Gordon) bijvoorbeeld: het fanatieke wordt weggelaten en de songs worden gestript tot enkel de melodie en de structuur overblijven. De rurale rockabilly ruimt vaak de plaats voor hillbilly, en zang en leadgitaar verrichten in deze uitstekend werk, terwijl akoestische gitaar en contrabas, rustig waar vereist, slappend in de snellere nummers, een solide basis leggen: rustig betekent hier immers niet dat de nummers minder intens zijn, integendeel zelfs, want het is een pak moeilijker een rustig nummer mooi uit te voeren dat een snelle rechtdoor rocker, en hierin slagen The Three Farmers Boys 13 keer op 13. Lucky 13, zal ik maar zeggen! Drie van die 13 nummers hebben Ronnie Pietersma (Ubangi 4, Ronnie, Rolf & Ray) en Sierk Andela (Lucky Daltons, Lost Hound) zelf geschreven, Jamboree Baby, Steppin’ Around en Ain’t She Flippy, en die passen perfect tussen het meestal onbekende jaren ’50 materiaal dat hier op staat. Opvallendste cover is Wayfaring Stranger, een stokoude gospelsong die het bekendst is in de American Recordings versie van Johnny Cash, waarbij opvalt dat als hij wil er enige gelijkenis bestaat tusssen Pietersma’s stem en die van Johnny Cash. De geest van Johnny Cash waait trouwens wel meer door de CD, niet zozeer in de sound, maar wel in het terugbrengen van de sound tot de essentie, het geen noot te veel spelen als het niet hoeft, en in het bescheidene. Ook heel mooi: de samenzang op Baby’s Gone van Vernon Claud die meer aanleunt bij de jaren ’50 countryzang van diverse “brothers” teams dan bij rockabilly. De CD werd opgenomen in een warme, haast intieme en soms bijna dreigende klankkleur met Willy Pieters die The Three Farmers Boys inmiddels verliet wegens te druk met zijn andere band Tjendol Sunrise, de nieuwe contrabassist is Roel Huizinga (Hayride Silvertones, Highway 54). Deze CD bewijst eens te meer (voor zover dat nog nodig was) dat er in Nederland massa’s bands rondlopen die niet hoeven onder te doen voor (en zelfs veel beter zijn dan) sommige buitenlandse bands die hier met veel poeha komen optreden. Jamboree Baby is geheel in eigen beheer opgenomen en uitgebracht, dus als je’m niet vindt neem je best contact op met de band via www.facebook.com/pages/-The-Three-Farmers-Boys/107021029370546, of rechtstreeks met Ronnie Pietersma via www.facebook.com/rockingronnie (Frantic Franky)


RIVERS & COASTLINES: THE RIDE/
THE MOE GREENE SPECIALS
Green Cookie Records, GC032

Van de in 2001 opgerichte Moe Greene Specials (B) hebben wij twee CD’s steken: de demo God Bless The Moe Greene Specials uit 2001 en de titelloze full-CD The Moe Greene Specials uit 2005, beide prima mexicano surf. Sindsdien hadden we niks meer van hen gehoord, en nu weten we waarom: dit recentste album heeft absoluut niets met surf te maken en is zelfs niet instrumentaal. Hun website biedt uitleg : “Najaar 2007 is de tweede TMGS CD klaar, Open Road (Again), die aansluit bij de voorganger maar ook nieuwe grenzen opzoekt: de groep voegt zang toe en een rijkere blazerssectie, accordeon, piano en viool geven het muzikale landschap nog meer kleur. In 2009-2010 nemen ze hun derde CD Borders OK op, met de nadruk op songs en samenzang. De muziek evolueert naar melodische pop/rock met invloeden van altcountry. TMGS neemt hiermee ook afscheid van haar languit geschreven naam om de subtiele breuk met het verleden te benadrukken”. Dat deze nieuwe Rivers & Coastlines (met nog steeds gitaristen Kristof Janssens en Peter Lodiers en trompetist Koen Van Loon uit 2001) alles met The Eagles en The Byrds heeft te maken en niets met Dick Dale, zal dan ook niemand verbazen. Makkelijk, want da’s weer een naam minder die we in onze Be There!© moeten opnemen. Info: www.greencookie.gr en www.tmgs.be (Frantic Franky)


DUETS/ PAUL ANKA
Sony Legacy, 88765484892

Aangezien wij van niks vies zijn, Paul Anka eind ’50 begin ’60 best prima muziek gemaakt heeft en schoonmoeders met kerstmis nu eenmaal ook een kadootje moeten krijgen, werd het dit jaar deze Duets van de inmiddels 72-jarige Paul Anka. Konden we bij ons volgende verplichte bezoek tenminste ook wat goeie muziek horen, dachten wij. Dàchten wij… De CD is een beetje een ingewikkelde zaak: er staan 13 duetten op (+ merkwaardig genoeg ook één onmiddellijk te vergeten niet-duet) waarvan een paar al eerder in 1998 op A Body Of Work stonden en andere herwerkte versies van eerder verschenen opnames zijn. We gaan dat hier niet allemaal uitzoeken, want de muziek blijkt een soort rhythm ‘n’ blues ultra light te zijn, maar dan geen rhythm ‘n’ blues maar wat ze heden ten dage R ‘n’ B noemen, uiterst weerbarstig, ten zeerste zeurderig vervelend en met zijn drummachines volstrekt kunstmatig klinkend. Het beste nummer hier is Anka’s (artificiële) My Way duet met Frank Sinatra, en dat zegt genoeg: als de beste track op een CD een crooner is kan de de rest niet veel soeps zijn. En tussendoor voor wie het niet wist nog even vermelden dat het Paul Anka was die het nummer Comme D’Habitude van de Franse popzanger Claude François uit 1968 voorzag van een Engelse tekst en op die manier Sinatra’s signatuursong schreef. Het oude musicalnummer Pennies From Heaven is ook swing in duet met de crooner van de nieuwste lichting Michael Bublé, maar She’s A Lady met Tom Jones haalt het niet bij Jones’ origineel (ook al door Anka geschreven) om de eenvoudige reden dat Anka’s stem het niet haalt bij Jones’ stem, maar dat is dan ook een natuurkracht op zich. De intussen ook al stokoude Willie Nelson mompelt naar vaste gewoonte op het door hem voor Patsy Cline geschreven Crazy, samen met Pennies From Heaven het enige nummer op deze cd dat niet door Anka werd geschreven. Nog zo’n fezelaar is Leon Russell, 71 jaar en ooit sessiemuzikant voor Jan & Dean, The Beach Boys, The Ventures en Bobby Pickett. Hier staat zelfs een heropname van een van Anka’s eigen onverslijtbare krakers op, You Are My Destiny, dat helaas toch ietwat verslijtbaar blijkt in deze onherkenbare R ‘n’ B salsa versie met de ons compleet onbekende Patti LaBelle. Dolly Parton zal ongetwijfeld een fantastisch mens zijn, maar haar Do I Love You (Yes In Every Way) is er een van 13 in een dozijn. Michael Jackson en Gloria Estefan: niet aan ons besteed. Slotsom: de enige twee fatsoenlijke tracks hier zijn twee crooners. Volgende keer toch beter nadenken voor we een CD voor onze schoonmoeder kopen. Info: www.paulanka.com en www.legacyrecordings.com (Frantic Franky)

naar boven

23 januari 2014

BORN TO LIVE THE BLUES/ RHYTHM SOPHIE
Rydell’s Records, RR717

Naar deze keken we uit, omdat de single Sweet Willie (waarvan B-Kant Fujiyama Mama hier niet opstaat: als u alles wil hebben zal u die single toch moeten kopen) en de one track promo-CD-single I’m Gonna Tell My Daddy zo goed waren. En we worden niet teleurgesteld: dit full album (debuut?) van de Hongaarse schone is een winnaar over de volle 14 tracks! Laat u trouwens niet afschrikken door de CD-titel: met blues heeft dit absoluut niets te maken, met rock ‘n’ roll daarentegen alles. Rock ‘n’ roll, geen rockabilly, met veel sax en piano maar ook met de elementen die zoveel rock ‘n’ roll van eind jaren ’50 zo goed maakt: handclaps en Jordanaires-achtige backing vocals, en in die details en in de arrangementen zit het geniale van deze CD. De sax en piano zijn eigenlijk een beetje merkwaardig omdat de CD werd opgenomen met Rhythm Sophie’s vaste Duitse band Mister Twist, aangevuld met Rydell’s vaste studiomuzikanten Jean-Pierre Cardot (piano) en Freddy Pohardy-Riteau (tenor- en baritonsax), en hun rol is cruciaal, niet enkel ter ondersteuning, maar door de vele sax- en pianosolo’s en de overdubs van de sax zodat het lijkt alsof er verschillende blazers tegelijk toeteren maken ze in essentie de sound van deze CD uit. Wat me dus doet afvragen waar Rhythm Sophie & Mister Twist live voor staan? Hetzelfde maar met de nadruk op gitaar? Soit, wat hier en nu telt is deze CD, en die is dus grote klasse. Sophie’s stem bezit zo’n uitbundige flair dat we zondermeer van een natuurtalent kunnen spreken. Of misschien heeft ze wel 20 jaar zangles gevolgd, weet ik veel. De muziek is uptempo, en als dat tempo wordt teruggeschroefd is het ten bate van de momenteel erg populaire early sixties zwarte rock ‘n’ roll met invloeden van soul, gospel en cha cha cha. Ik ken niet alle 14 nummers (bekende zwarte female jivers zijn Till The Well Runs Dry en 5-10-15 Hours) en componisten zijn niet vermeld, maar eigenlijk maakt dat in dit geval niet uit: als dit onbekende covers zijn worden het voor mij gewoon nieuwe nummers. Het speelplezier en de joie de vivre spatten er van af, dus wie houdt van Amerikaanse pletwalsen als bijvoorbeeld Gizzelle dient deze Rhythm Sophie zeker te checken. Niet overtuigd? Beluister de bekendste track hier, Jim Dandy: wie dit zo vaak gecoverde nummer zoveel nieuw leven weet in te blazen is heel goed bezig. Info: www.rocking-all-life-long.com, www.facebook.com/rydellrecords en www.rhythmsophie.de (Frantic Franky)


DAMN RIGHT HONEY/
THE HILLBILLY MOON EXPLOSION
Goldtop Recordings/ Jungle Records, AU79CD010

The Hillbilly Moon Explosion, opgericht in Zwitserland in 1998, is zo’n naam die af en toe opduikt in onze Be There!©, maar omdat het járen geleden is dat we ze nog eens hoorden werd het hoog tijd ze nog eens onder onze loep te nemen. Op goed geluk: hun recentste (zevende?) CD! De band is officieel een trio maar de CD werd opgenomen met een hele trits gastmuzikanten (die goeie ouwe Geraint Watkins op piano!) en opent met een medium tempo retro swingnummer met een hele blazerssectie waarin evenwel een jazzy orgeltje de bovenhand heeft, met een licht ska ritme. Die blazers en dat orgel duiken opnieuw op in het tweede nummer, een nog tragere gezongen versie van Perfidia die door het slome ritme bijna luie reggae wordt. Het tempo wordt opgetrokken met Flying High Moaning Low, een duet van zangeres Emanuela Hutter met Paul Ansell, helemaal in Ansell’s typische medium tempo rockaballad stijl die door Hutter’s stem die samen zingt met een pedal steel gitaar esotherischer wordt, en ook hier duikt opnieuw dat orgeltje op. Cool Spring Breeze begint als country, tot de akkoordenwissels en de piano er al snel altcountry van maken. Goldmine is een traditioneel rockabilly nummer, een cover van de eerste plaat van The Beat Farmers uit 1985, gebracht met twee mannenstemmen, contrabassist Oliver Baroni en gitarist Duncan James samen, of heeft één van hen beide zanglijnen ingezongen? Westbound Train is wat Mexicaans, of correcter: wereldmuziek, want de tamme blazers creëren hier een krakersfanfare effect. Die In Style is poprock: stel u The Cramps voor gespeeld door The B-52s. I Hear You Knocking is niet Smiley Lewis in 1955 maar Lazy Lester in 1959 (ook gecoverd door Crazy Cavan), om het ingewikkeld te maken gespeeld zoals Dave Edmunds in 1970 die I Hear You Knocking van Smiley Lewis coverde maar dan nog vreemder en met nog meer vervorming op stem en gitaar. Northern Crown is een Nick Cave & Kylie Minogue-achtig duet tussen Emanuela Hutter en Sparky Phillips van Demented Are Go (GB, op het vorige Hillbilly Moon Explosion album stond al een duet tussen die twee) die als hij niet brult maar gewoon praat en rustig “zingt” een gebrom à la Tom Waits blijkt voort te brengen. En zo gaat dat dus 12 nummers verder in een ten zeerste gevarieerde rootsstijl zonder veel rockabilly te bevatten. Maar vind ik dit nu eigenlijk goed? Tja, om Hutter’s dromerige stem te waarderen moet je in de juiste stemming zijn, en mijn waardering van dit album blijkt nogal eens te schommelen naargelang mijn stemming van de dag. Wat de vraag oproept of deze CD een moeilijk geval is… of ik? De vinylversie bevat één bonustrack. Info: www.jungle-records.com en www.hillbillymoon.com (Frantic Franky)


RECORDS TO RUIN ANY PARTY VOLUME 4
Voodoo Rhythm Records, VRCD79

Traditiegetrouw brengt het Zwitserse garagetrash label een sampler uit en al even traditiegetrouw is die voor ons enkel interessant voor het handjevol rock ‘n’ roll en roots gerelateerde tracks erop, in dit geval de primitieve blues van The Juke Joint Pimps (D, King Roland’s Prayer) en The Goon Mat & Lord Bernardo (F, What’s It All About), de in het Duits gezongen anarchistische Weimar swing van The Pussywarmers (CH, La Nen La Bambele) en het zydeco meets rock ‘n’ roll samenwerkingsverband tussen Mama Rosin (CH) & Hipbone Slim & the Kneetremblers (GB) met een nummer getiteld London Zydeco, pure zydeco, geen rock ‘n’ roll. De andere tien tracks zijn zoals te verwachten trash, garagerock en andere Sjock stuff die niet gezond is voor uw rock ‘n’ roll karma. Alle 13 nummers zijn eerder verschenen op reguliere Voodoo Rhythm albums. Naar goede Voodoo Rhythm traditie is dit ook uit op vinyl (VR1279, een picture disc met het Voodoo Rhythm doodskop logo) en het label heeft er zelfs een aantal muziekcassettes (VRMC79) van laten persen! Info: www.voodoorhythm.com (Frantic Franky)

naar boven

16 januari 2014

BIRD DOGS/ THE WIENERS
Hi Ho Music, HHS1404

The Wieners Play The Everly Brothers, zo luidt de ondertitel, en dat doen The Wieners (vorig jaar nog door onze live redacteur Jiving Walter geprezen als de ideale rock ‘n’ roll band voor een niet-rock ‘n’ roll publiek) al enkele jaren. Nu verscheen een mini concertregistratie van hun Everly Brothers tribute met acht nummers, 100% live gezongen en gespeeld en zonder overdubs, met de lay-out helemaal in de stijl van hun vorige mini Just Like Buddy Holly. Acht nummers op 18 minuten, uiteraard de grote Everly kanonnen als All I Have To Do Is Dream, Till I Kissed You, When Will I Be Loved en Wake Up Little Susie, geven een impressie van wat we ons mogen voorstellen bij die Everly tribute, en dat klinkt mooi, heel mooi. Niet dat de twee stemmen exact klinken als Don en Phil in de jaren ’50 en ’60: dat kan niemand, zelfs The Everly Brothers zelf niet vanaf hun comeback in 1983. Met name in de stukken waarin één stem solo gaat hoor je hier het verschil, maar van zodra die twee stemmen samen zingen (en dat is meestal) krijg je die haast magische nasaal klagende duozang die zo kenmerkend is voor de sound van The Everly Brothers, die tastbare zinderende spanning in de lucht. De arrangementen zijn eenvoudiger gehouden dan op plaat: leadgitaar, akoestische gitaar, contrabas en minimale drums benadrukken enkel de kracht en de schoonheid die van nummers als Cathy’s Clown, Bird Dog, Let It Be Me en Bye Bye Love uitgaan. Het publiek die 28ste september 2013 in het Turfschip in Nieuwkoop was muisstil, wat me niet verwondert, want dit is muziek om naar te luisteren en stilletjes van te genieten, en ik kan elke rechtgeaarde Everly Brothers liefhebber – en zijn we dat niet allemaal ? – slechts dringend en nadrukkelijk aanraden hier ergens live ten lande kennis van te nemen. Het cd’tje wordt officieel voorgesteld op wat de 75ste verjaardag van Phil Everly had moeten worden, maar daar heeft het lot helaas anders over beslist, zondag 19 januari om 15 uur in Het Hof in Zaltbommel, en de entree is helemaal gratis! Info: www.everlybrothers.nl en www.rockabillyband.nl. (Frantic Franky)


THE BEST PLACE TO GO GO:
AMSTERDAM BEATCLUB 10TH ANNIVERSARY ALBUM
Münster Records, MR CD 340

Amsterdam BeatClub vierde in december zijn tiende verjaardag, en da’s best een prestatie: 10 jaar ‘50s/’60s themaparty’s organiseren is niet iedereen gegeven. Het geesteskind van DJ’s Ir. Vendermeulen en Charley Rhythm is dan ook een vernieuwend totaalconcept waarvan de live bands slechts één onderdeel zijn naast go go danseressen, burlesque, speciale acts, videoclips, lichtprojecties en wat nog meer. ABC slaat aan (anders hou je het ook geen 10 jaar vol) en is vergelijkbaar met wat Radio Modern doet vanuit België doch vertrekkend vanuit een heel ander muzikaal startpunt. Voor alle duidelijk: ‘60s betekent voor ABC dus niet ‘50s, maar wel degelijk jaren ’60 muziek als beat, garagerock, mod jazz, soul, bugaloo, popcorn en welke onzin nog meer! In die 10 jaar hebben meer dan 350 bands, dansers en DJ’s opgetreden voor ABC, en 31 daarvan haalden deze dubbel-CD, uitgebracht om de 10 kaarsjes op de verjaardagstaart uit te blazen: 31 tracks van evenveel bands (25 ervan uit Nederland) die een mooie doorsnede bieden van wat er vandaag de dag leeft op het scherp van de vaak kronkelige en van veelvuldige pechstroken voorziene rock ‘n’ roll, surf en beat lijn. Sixtiesmuziek is nadrukkelijk niét ons ding, maar dit gezegd zijnde valt deze dubbelaar reuze mee: uiteraard staan er een aantal nederbiet en garage tracks op die wij absoluut niet te pruimen vinden, is Switchblade van Juicebox te funky en Pussy Corner van Boss Capone meer uptempo reggae dan rockende ska, maar veel nummers – of er nu een orgeltje in zit of niet – bevinden zich in de schemerzone tussen ‘50s en ‘60s, zoals Mony Mony van The Timeflies (met Phantom Four bassist Marc de Regt) en het Nederlandstalige Ford Mustang Blues van Ricky & the Koters. Een aantal ervan hebben immers datgene wat zoveel plaatjes uit de jaren ’60 zo leuk maakt, ook al zijn ze geen rock ‘n’ roll: ze zijn namelijk catchy. Daarnaast blijken de nummers van veel ons onbekende bands juist wél ons ding, zoals de instrumental Spanish Onions van The Mighty Typhoons, het filmachtige easy listening Before He Left van The Spinshots (Burt Bacharah meets James Bond), de gloednieuwe Herb Alpert easy tune Café Rica van The Herb Spectacles, tot zelfs The Unknown van de god of hell fire die de wereld in 1968 Fire bracht, Arthur Brown (GB) die hier klinkt als Tom Waits op z’n anarchistisch, of zo u wilt Screaming Jay Hawkins op z’n calypso’s! Nog een originele ‘60s artiest hier is Jacqueline Taïeb (F) die in 1967 een beathitje scoorde met 7 Heures Du Matin, hier samen met The ABC Allstars herwerkt tot 7 Heures Du Soir. Heeft overigens niks met rock ‘n’ roll te maken. Dat alles + veel surf met The Messer Chups (Rusland), The Anacondas, The Phantom Four en The Apemen, de sterke gitaarinstrumental The Manhunt van The Ragtime Wranglers, de sleazy zwarte rock ‘n’ roll Bullmoose van Hipbone Slim & the Kneetremblers (GB), het doo-woppende I Shot Mister Lee van de demo van Dee Ann & the Nightcaptains en de crooner City By Night van Sue Moreno zorgen gezien de diversiteit van de stijlen voor een verbazingwekkend samenhangend geheel en maken van deze dubbel-CD een even leuk feestje als de ABC parties zelf, met bovendien een hoog Vegas grind gehalte. Zoals een groot filosoof ooit zei: ja, dat zijn leuke dingen voor de mensen!
Voor de doven steekt er een boekje bij op CD-formaat van 24 pagina’s bij met fotootjes, flyers, interviews met de weledele heren Rhythm en Vendermeulen en een korte introductie + dankwoord van alle 31 bands, en zoals het ware vinylfetisjisten beaamt is dit ook uit op dubbel-LP.
Info: www.AmsterdamBeatClub.nl, verdeling via www.sonicrendezvous.com. (Frantic Franky)


THE SENSATIONAL GUITAR SOUND OF VOLUME 1/ MARCO DI MAGGIO
Thunderball Records, TR2013-3

Elfde album of daaromtrent van de in Amerika flink aan de rock ‘n’ roll weg timmerende Italiaan en een showcase voor zijn talenten als gitarist. Het album is dan ook bijna volledig instrumentaal: van de 20 tracks zijn er slechts vier gezongen: de eigen Les Paul-achtige rockaballad Forever, All By Myself met een ander vocaal arrangement en extra veel gitaar, muzikaal schatplichtig aan Brian Setzer en slechts een voorwendsel om het nummer dubbel zo lang te maken en helemaal loos te gaan met die gitaar, Tonite Will Be The Last Nite van Warren Smith, en Pink Thunderbird, zondermeer een goeie hedendaagse versie. Opvallend is dat Di Maggio’s stem helemaal niet Italiaans maar Brits klinkt. De instrumentals zijn grosso modo op te delen in twee soorten: enerzijds wat ik makkelijkshalve jazzy Les Paul fingerpicking wil noemen, anderzijds diverse rock ‘n’ roll stijlen. De Les Paul stuff doet Di Maggio soms traag, meestal snel… supersnel! Laat u hierbij niet afschrikken door dat woordje “jazzy”: veel rockabilly gitaristen, van Brian Setzer tot Reverend Horton Heat, baseren zich op jazz als uitgangspunt om stevig te rocken. Di Maggio maakt net als Les Paul veelvuldig gebruik van overdubs en gebruikt ook de gitaarstijlen van andere gitaristen zoals Chet Atkins. Opener San Antonio Rose is een mooi voorbeeld in deze: héél wat verschillende gitaarstijlen passeren Di Maggio’s revue, meer dan waarvan ik de gitaristen kan opsommen. Sommige van die nummers zijn eigen composities, andere zijn klassiekers terzake zoals het overbekende Mr Sandman. Verbazingwekkend hoeveel Di Maggio kan variëren binnen één melodielijn!
De rock ‘n’ roll tracks zijn gevarieerd, van country fingerpicking als het eigen Silver Moon van een zelden vertoonde snelheid en een goeie Tiger Rag over sixties James Bond (Tokyo Affair met vibrafoon, Egno met een flardje orgel) tot zelfs een geweldig sixties surfnummer met sax, het eigen Surfandango, allemaal met veel twang en bijna fuzz, evengoed met klanken van Link Wray en The Shadows, maar steeds met een hedendaagse sound, zoals het doordreigende medium tempo Lula’s Memories, een van mijn favorieten. Ik had op basis van de titel (en omdat het vlak na Pink Thunderbird staat) verwacht dat dit een eerbetoon aan Gene Vincent gitarist Cliff Gallup zou zijn, maar nee hoor. Alle instrumenten werden door Di Maggio zelf ingespeeld. Kwatongen en kritikasters zullen waarschijnlijk zeggen dat het geheel steriel klinkt, maar het is een feit dat Di Maggio bijzonder getalenteerd is. Alleen is mij onduidelijk waarom dit per sé op twee CD’s moest: de totale speelduur van beide schijfjes samen is 58 minuten, dus dat had best op één enkel CD’tje gekund. Info: www.marcodimaggio.com (Frantic Franky)

Vinylsingle Recensie

SWEET WILLIE/ RHYTHM SOPHIE
Rydell’s Records, RR 716

De vooruitgeschoven not for sale promo copy I’m Gonna Tell My Daddy van het zonet verschenen album van Rhythm Sophie uit Budapest, sinds 2011 wonend in Duitsland, overtuigde ons niet 100 %: de Varetta Dillard cover uit 1956 klonk veelbelovend maar iets te vrijblijvend en onaf. Deze vinyl single, volume vier in Rydell’s Rockabilly Queens Series, zit er daarentegen pal op: Sweet Willie, een cover van Barbara Allen uit 1958, is een uitstekende gitaarrocker het hele nummer lang opgevrolijkt door piano. Het nummer bevat slechts één dubbele solo, eerst de gitaar die vol gas gaat waarna de pompende piano overneemt. De zang met op tijd en stond een grol is relaxed maar foutloos, de mix is uitstekend en het geluid, ietwat Sun-achtig maar beschaafder, is warm. Het resultaat is puur jivegenot voor wie graag snel danst.
Om weg te komen met een cover van Fujiyama Mama van Wanda Jackson moet je van goeden huize zijn, maar juist hier komt het talent van Rhythm Sophie, de muzikanten (Sophie’s vaste Duitse band Mister Twist met twéé gitaren, contrabas en drums, uitgebreid met Rydell muzikanten Jean-Pierre Cardot op piano en Freddy Pohardy-Riteau op sax) en het Rydell team bovendrijven, want de missie is zondermeer geslaagd: tegenover het origineel heeft deze versie net wat meer kracht in de gitaar die tegen de piano op duelleert, geen kopieën van de originele solo’s maar andere solo’s, de powerstem van Rhythm Sophie, en overal overspraak, de technische term om aan te duiden dat de microfoons niet alleen het instrument opnamen dat ze moesten opnemen maar deels ook klanken van andere instrumenten. Met andere woorden: alles klinkt en zindert door alles door, eigenlijk een fout in het opnameproces, maar het klinkt wel lekker rock ‘n’ roll.
Wij hopen van ganser harte dat de hele CD van dit kaliber wordt! Het laatste nieuws van Rydell’s is dat de vier Rockabilly Queens vinyl singles binnenkort op CD zouden verschijnen aangevuld met onuitgegeven opnames. Info: www.rocking-all-life-long.com, www.facebook.com/rydellrecords en www.rhythmsophie.de (Frantic Franky)

naar boven

CD Recensies

2 januari 2014

HILLBILLY TANZBAR/ CASA DE LA MUERTE
Casa De La Muerte, géén cat. nr.

Mexicaans artwork? Check! Hillbilly in de titel? Check! Referenties naar rockabilly en country in de perspromo? Check! Een zangeres die eruitziet als een go go danseres? Check! Alleen gebruikt dit zestal uit Alkmaar hun twangy gitaar en (nauwelijks als dusdanig herkenbare) contrabas voor rockmuziekjes met een orgeltje die geïnspireerd zijn op de jaren ’60 en ’70 en beurtelings verwijzen naar garagerock, Shocking Blue (door het stemgeluid van zangeres Alexandra Vierkant) en balkanmuziek (Hi Ho Mountain, Pop Pop Pop). Citaten op hun website als “hellbillymexicanbalkan-nederbeatrock”, “gypsy salsa with a punk attitude” en “origineel, energiek en vervreemdend” lijken ons geheel terecht, in tegenstelling tot de referenties naar rockabilly en country. Gitarist Dimitri de Jong zat vroeger bij psychobilly band Asmodeus. Verdeling via www.sonicrendezvous.com, info: www.casadelamuerte.nl (Frantic Franky)


MEMORIES OF YOU/PHIL FRIENDLY BAND
Tru Gems Records, TG0308

Nieuwe 4 track CD van Phil Friendly, een artiest met wie we via mail regelmatig contact hebben, deels omdat hij zoals zijn naam al aangeeft erg vriendelijk is, deels omdat hij een link met Nederland heeft: hij heeft hier een aantal jaar gewoond en twee van zijn CD’s verschenen in Nederland: debuut Friendly Boogie op Rockhouse in 1995 en I Got 99 Women op Rarity in 2000. Intussen woont hij in Hollywood, waar hij zich naast met rock ‘n’ roll zanger zijn vooral bedrijvig houdt met het proberen plaatsen van zijn songs in films en TV-series. Dat houdt evenwel concessies in, neem ik aan, en het mag dan ook niet verwonderen dat de eerste twee tracks wat softer zijn, op maat geknipt van een algemeen en nietsvermoedend publiek. Zelf noemt Friendly dit een countrysingle, maar de rustige titeltrack Memories Of You bevat naast steel, piano en viool evengoed een sax die inderdaad typisch Amerikaanse televisie klinkt. Het nummer doet qua opbouw in de verte wat denken aan Elvis ballades uit de jaren ’70. Lonely is wat sneller en wat meer country, zonder sax en met een prominentere rol voor de steel en de speeldoos-achtige piano. Hollywood is home to the stars, Phil Friendly is inderdaad bevriend met heel wat ‘50s rock ‘n’ roll sterren die in en om de stad der engelen wonen, en kijk, die twee tracks blijken geschreven maar nooit zelf opgenomen door de in 2008 op 75-jarige leeftijd overleden Jody Reynolds, de grote Jody Reynolds van Endless Sleep en Fire Of Love. Lonely is zelfs geschreven door Reynolds en Friendly samen! Track 3 en 4 zijn rockender en doen hun voordeel met de aanwezigheid en het spel van de Britse meestergitarist Albert Lee, al moet die uitkijken dat hij ook weer niet te véél friedelt. Travelin’ Shoes is countryrock à la Ricky Nelson, She Wanna Do It is pure rock ‘n’ roll. Beide tracks stonden eerder op Friendly’s album met Albert Lee, California Rockin’, maar werden hier geremastered met een ietsiepietsie meer echo op de vocals, al is het verschil miniem. Dat ik de vier tracks beter vind in opgaande volgorde zal niemand verwonderen en is best ongewoon: meestal is het immers net omgekeerd. Een beetje oneerbiedig zou je kunnen stellen dat dit CD’tje klinkt zoals veel ‘50s rockers klonken in de jaren ‘70!
Interessant detail: Tru Gems/ Brunswick Music is een onafhankelijk label sinds midden jaren ’50 gerund door Lee Silver, ook de producer van dit schijfje. Silver gebruikte Tru Gems destijds om liedjes uit zijn muziekuitgeverij aan de man en aan de grote labels te brengen, en op die manier namen Les Paul & Mary Ford zijn Fire op. Soms scoorde Silver zelf, met als grootste hit Short Shorts van The Royal Teens, origineel verschenen op een ander label van Lee Silver, Power Records, voor het werd overgekocht door ABC Paramount. Deze Phil Friendly, hoewel een echte release met een bestelnummer, is bedoeld is ter promotie en niet in de gewone detailhandel verkrijgbaar. Veel succes om hem te vinden! Info: www.philfriendly.info (Frantic Franky)


THE SHACK SESSIONS/
JACKSON SLOAN & THE RHYTHMTONES

Shellac Records, 002

Full album debuut van de nieuwe band van Jackson Sloan, in de herfst van 2012 na onenigheid betreffende zijn solo-activiteiten opgestapt als zanger bij Oo-Bop-Sh-Bam (GB). Eerder bracht hij al onder eigen naam (with a little help from his friends Ray Gelato op sax en Pete Pritchard op bas) het full album Saturday Clothes uit, ook op Shellac Records (naar wij veronderstellen zijn eigen label), en begin jaren ’80 zat ie al bij Rent Party. Als je al zo lang met muziek bezig bent kan je maar beter goed zijn, en Jackson Sloan wordt in Engeland inderdaad bij de betere jump, jive en rhythm ‘n’ blues frontmannen gerekend. Enige tijd geleden kregen we al een “DJ promo only” toegestuurd met twee rock ‘n’ roll swing tracks die goed dansvoervreten waren, door ons omschreven als sterk maar niet perfect. Dit gloednieuwe album waarop die twee songs niét staan is daarentegen – en dat zeggen we niet vaak en eigenlijk ook niet graag – wel dégelijk perfect! The Shack Sessions werd opgenomen met acht muzikanten uit Essex waaronder Vic Collins (Kursaal Flyers) en Graeme Turner (ooit zelfs nog op het podium bij een van de vele Drifters). De basis wordt gevormd door een jazzy piano, de hoofdrol is voor een luie baritonsax, bijrolletjes zijn er voor onder meer een goedgeplaatste mondharmonica. Alle instrumenten zijn zorgvuldig gedoseerd en nergens te veel. Heel belangrijk: de relaxte backings in bijvoorbeeld I Forgot To Remember waarvoor Metrotones Paul Solomons, Dave Toner en Jon Pannaman werden ingeschakeld. Voeg daarbij Sloan’s sterke en ten zeerste expressieve stem en je krijgt een geweldige en bovendien helemaal zelfgepende CD die focust op de zwarte sound van begin jaren ’60 toen doo-wop evolueerde naar soul. Tussen die parels verstopt Sloan een duet met Laura B en een handvol geslaagde jivers met als hoogtepunt Kickin’ Up The Dust, drijvend op steel gitaar en badend in een Ain’t Nobody Here But Us Chickens sfeertje, wat ze gelijk nog een keertje overdoen in zwarte stijl in Big Talk. Nergens wild en altijd beschaafd is deze mix van crooner swing, jive, soul en early ‘60s doo-wop op de valreep een van de beste albums van 2013! Info: www.jacksonsloan.com (Frantic Franky)

Demo Recensies

BORN TO HANG

Ingewikkeld verhaal: op de Oldschool Rockabilly Psychosis in Antwerpen kreeg ik dit computerkopietje in handen gestopt door de gitarist van deze Zweedse band (die gewoon naar Antwerpen was gereisd als festivalbezoeker), maar het bijhorende praatje was één grote spraakverwarring, niet in het minst geholpen door het volume van de band die op dat moment aan het spelen was. U dient zich voor te stellen dat het gesprek ongeveer als volgt verliep: “dus de band heet Bjorn Hank” ? “Nee, BORN TO HANG!!! Alleen zijn we niet echt tevreden over de groepsnaam, dus die verandert misschien nog. Let wel: over de mix zijn we evenmin tevreden, dus verwacht er niet te veel van want daar moet nog aan gewerkt worden”. “Okee. Heb je een hoesje? Want we plaatsen alleen recensies van materiaal met een hoesje”. “Nee, geen hoesje. We hebben alleen een logo, maar daar zijn we ook niet bepaald tevreden mee”. “Tjonge, jij bent wel een goeie verkoper, zeg. Is er iets waar je wel tevreden over bent of heb je je demo liever terug? Nou, mail me een hoesje en ik zie wat ik kan doen”. Zoiets, maar dan in het Engels door twee mensen wier moerstaal niet het Engels is. Volgens mij hebben ze me toch gewoon dat logo gemaild als hoesje, maar goed: groot was mijn verbazing toen bleek dat dit met 11 tracks niet enkel een full album waard is maar dat de kwaliteit erg hoogstaand is, zowel muzikaal, technisch als opnamegewijs: dit lijkt mij prima ingeblikt en afgemixt. De zangeres die nog maar een jaar of twee bij de band is heeft een mooie beurtelings brutale, kristalhelder bruisende dan wel etherisch zwoele stem die verborgen verrukkingen inhoudt maar waar nodig krachtig uit de hoek kan komen, de muzikanten en vooral de leadgitarist die de sound van Born To Hang bepaalt en domineert, spelen op een hoog maar rockend niveau. Even goed: het bescheiden maar geslaagd gebruik van backing vocals. Neo? Nee, dit is gewoon moderne rock ‘n’ roll. Okee, nummers als Out Of Control en Four On The Road vertrekken vanuit neo, maar bevatten evenzeer elementen uit rock en opgewekte pop, evenwel zonder de negatieve bijklank die dat meestal oproept, hier gaat het gewoon om de kwaliteit van de nummers. Neem Friday Night: een poppareltje dat evenveel early ‘60s meidengroep als retro female pop stijl Tracey Ullman Breakaway bevat. Veel songs vertrekken dan weer vanuit het wilde westen: uptempo Johnny Cash, mexicana, u kent dat, en daar dient u nog een vleugje europeana (in de instrumental Greetings From The Wild West Coast zit een Italiaans melodielijntje) aan toe te voegen. Die variatie en de kwaliteit zorgen er voor dat dit nergens gaat vervelen, ook al halen bijna alle nummers vlotjes de drie minuten en zit er zelfs een snoodaard tussen die schaamteloos de kaap van de vier lange minuten overschrijdt. Dat ik dit probleemloos kan blijven herbeluisteren zonder dat ik het na drie keer beu ben is dan ook een welgemeend compliment, en dat ondanks de vaak nihilistische teksten. Echte info over Born To Hang vond ik nergens, maar op www.reverbnation.com/borntohang kan je wel een paar nummers beluisteren. Wat dat betreft hoop ik van ganser harte dat eenieder binnen de niet al te verre toekomst dit volledig zal kunnen beluisteren zoals het nu is en zonder verder gepruts eraan op een echte CD die gewoon in de bakken te koop staat. ’t Zou zonde zijn moest dit een stille dood sterven. De meest actuele bron van info lijkt me www.facebook.com/borntohangband, waarop drie van de songs hier in een meer rockabilly arrangement staan, evenals een foto van wat me een eerdere demo-CD of release in eigen beheer lijkt. Dit blijft een wereld vol raadselen en mysteriën. (Frantic Franky)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


naar boven



Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina