Je
recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze
dan naar de hoofdredactie! |
21 juni 2018
CD Recensies
SHOWCASE/
THE BARNSTOMPERS Een
nieuwe CD van The Barnstompers en maak daar maar gelijk van éindelijk
nog eens een nieuwe CD van The Barnstompers want deze Nederlandse band
is al actief sinds 1991 (en daarvoor speelden de Barnstompers kern gitarist
Kees Stigter alias KC Byrd en contrabassist Jeroen Haagedoorn al in
The Chessnuts en Ko & the Cattle Show) en dit is naast een vijftal
singles nog maar hun vierde album, eigenlijk jammer want dit is en blijft
toch een band die mee kan draaien op Europees topniveau. U mag al uw
wilde nieuwe hippe bandjes hebben, geef mij maar de rustige relaxte
en uiterst beheerste maar ouderwets degelijke rockabilly en country
en alle stijlschakeringen daartussen als country boogie, western swing,
honkytonk en hillbillybop van The Barnstompers, mensen die al hun leven
lang niks anders doen dan naar oude country luisteren. Ondanks die slechts
vier CD’s is hun staat van verdienste indrukwekkend: The Barnstompers
begeleidden fifties artiesten Sid & Billy King, Joe Clay, Sonny
Fisher, Lew Williams en Rudy Grayzell en traden op in Nederland, België,
Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Spanje, Zweden,
Zwitserland, Ierland, Finland, Oostenrijk, Griekenland, Croatië,
Denemarken én Amerika! Hoeveel Nederlandse bands kunnen zulke
referenties voorleggen? The Ragtime Wranglers misschien, ja, maar da’s
dan ook de enige band in een vergelijkbaar genre op hetzelfde niveau
als The Barnstompers. |
14 juni 2018
MAYHEM/
BAMBOOZLE De
Britse band Bamboozle, door ons beschouwd als de opvolger van The Keytones
omdat twee/derde van The Keytones de helft van Bamboozle zijn of op
zijn minst wáren, heeft een strak plan om de wereld te veroveren:
na de 4-track EP Red Right Hand begin vorig jaar is er nu een nieuwe
single, in september en oktober volgen nog twee singles en dan moet
tegen het jaareinde het full albumdebuut komen. Sinds Red Right Hand
is de groepsbezetting licht gewijzigd: Keytones drummer Shaun O’Keefe
is out, Les Curtis die we kennen van Darrel Higham & the Enforcers
en Bob & the Bearcats is in. Op Red Right Hand zong contrabassiste
Serena Sykes één van de vier nummers, nu zingt ze beide
kantjes van deze single vol (een goede pokeraar speelt zijn troefkaarten
uit) en dan valt uiteraard op dat Mayhem een cover is van het bekende
– tenminste toch in Engeland – Imelda May nummer. Dat lijkt
een vreemde keuze maar Mayhem maakt al langer deel uit van de Bamboozle
setlist, net als May’s Johnny Got A Boom Boom trouwens: toegankelijkheid
van de set werkt altijd aanstekelijk. Mayhem zou trouwens niét
op dat full album gaan komen dus ’t is misschien nu of nooit voor
wie de Bamboozle versie wil hebben. Ze blijven trouw aan May’s
arrangement en het blijft dan ook een sterk staaltje hedendaagse rock
‘n’ roll maar alleen al door het gebruik van contrabas in
plaats van elektrische bas zoals bij Imelda May, wordt het nummer toch
weer net dat tikkeltje meer rockabilly in de uitvoering van Bamboozle
die sowieso minder “geproduceerd” klinkt. B-Kant Daddy's
Girl, geschreven door Sykes, is meer in de stijl van de Right Red Hand
EP, een rustig rockend en melodieus voortkabbelend medium tempo rockabilly
nummer met pedal steel en veel aandacht voor de backing vocals. Stap
2 van hun masterplan is dus geslaagd en bovendien ook uit als echte
vinylsingle Jimena Records (JMA 04). |
SHE’S
SELLING WHAT SHE USED TO GIVE AWAY: Aha,
u dacht dat risqué songs, scabreuze liedjes boordevol schunnige
dubbelzinnigheden alleen voorkwamen in die vettige rhythm ‘n’
blues ? Think again: deze compilatie copuleert, euh, compileert zoals
de ondertitel al aangeeft 28 risqué hillbilly songs uit de jaren
’30 en zelfs nog ouder want eentje dateert uit 1929. Deze platen,
toen uiteraard nog op 78 toeren, werden gespeeld in hoerententen en
verkocht onder de toog, zo lezen wij in het booklet, en terwijl de meeste
songtitels nog verhullend zijn (Feels Good van Hartman’s Heart
Breakers, My Sweet Farm Girl van Tom (Clarence) Ashley) laten er een
paar niets aan duidelijkheid te wensen over zoals Bucking Broncho van
The Girls Of The Golden West, She Wouldn’t Be Still van The Pine
Mountain Boys en Let Me Play With It van Hartman’s Heart Breakers.
Dat geldt evenzeer voor de songteksten die voor de slechte verstaander
allemaal in het booklet afgedrukt staan en die gaan van vrij onschuldig
(Doing It The Old Fashioned Way van The Bang Boys) tot zeer expliciet
met als hoogtepunt Bye Bye Blackbird van toch wel niet de all American
singing cowboy bij uitstek Gene Autry, een pas in 2006 door Bear Family
ontdekt fragment van slechts 42 seconden waarin Autry het uitgebreid
over tits en balls heeft! En hoor ik daar in Everybody’s Truckin’
van The Modern Mountaineers niet een paar keer “everybody’s
fuckin’” zingen? Lyrische meesterwerken zijn dit trouwens
niet: de meeste teksten komen niet verder dan ik steek ‘em erin
en ik haal ‘m eruit. Muzikaal omvat de CD alle countrystijlen
uit die tijd: Jimmie Rodgers gejodel, bluegrass, ragtime piano, foxtrot,
kampvuurliedjes en liederen gebaseerd op de Ierse folktraditie, naast
de gebruikelijke “pussy” songs die duidelijk niét
over poezenbeesten gaan. Sommige songs komen uit de zwarte muziek, zijn
erdoor geïnspireerd of verwijzen er naar, enkele nummers vonden
in propere versie hun weg naar het rock ‘n’ roll repertorium:
Frankie And Johnny (opnieuw die dekselse Gene Autry) zitten nu in een
bordeel en wat Mama Don’t Allow in No Huggin’ Or Kissin’
van Hartman’s Heart Breakers hier is naar bed gaan en de matrasveren
doen piepen! Een minder bekend voorbeeld is Jimmie Davis’ She's
A Hum Dum Dinger (From Dingersville) dat in de fifties als boppin’
hillbilly werd gecoverd door Hank Stanford, en Nobody’s Business
kent u misschien in gekuiste versie als Ain’t Nobody’s Business
But My Own van Tennessee Ernie Ford & Kay Starr, al gaat het nummer
terug tot 1922. In de versie hier zingt ene Riley Puckett dat hij onder
invloed van cocaïne en morfine zijn vrouw én zijn baby gaat
vermoorden! Ondanks de gezegende ouderdom blijven deze liedjes boeien
en dan niet zozeer omwille van de inhoud maar wel door de geluidskwaliteit:
er zit veel ruis op maar het is zo helder en scherp gemaakt dat dit
verbazingwekkend goed klinkt, en het helpt uiteraard dat veel van het
materiaal uptempo is. Gek is dat er relatief veel bekende namen op deze
CD staan: Bill Cox, The Light Crust Doughboys en Milton Brown &
his Brownies behoorden in hun tijd tot de grote namen, en Jimmie Davis
die later You Are My Sunshine schreef had geluk dat zijn Tom Cat And
Pussy Blues niet opdook toen hij gouverneur van Louisiana was. Anderen
namen dit soort liedjes op onder een schuilnaam: Bob Clifford is Cliff
Carlisle, achter die Bang Boys ging niemand minder dan Roy Acuff schuil.
Dit country equivalent van Bear Family’s Eat To The Beat: The
Dirtiest Of Them Dirty Blues uit 2006 is een CD voor de, euh, fijnproevers.
Info: www.bear-family.com (Frantic
Franky) |
LP/ CD Recensie
40th
ANNIVERSARY/ MYSTERY TRAIN
Het begrip Mystery Train, een nummer uit Elvis’ Sun canon, is
alomtegenwoordig in de rockabilly: uit de voormalige Franse band Mystery
Train kwamen Hervé Loison (nu Jake Calypso) en Philippe Nowak
en Ricky Bosc (nu The Lucky Devils), in Hongarije is er een rockabilly
trio genaamd Mystery Gang, in Australië is er een Mystery Train
en in Engeland is er een bluesband genaamd Mystery Train. Déze
Mystery Train komt uit Finland en speelde zijn eerste optreden in 1980,
hoewel de nucleus van de groep al werd opgericht in 1977, oorspronkelijk
onder de naam Go Daddies. De band viert nu zijn 40ste verjaardag maar
bestond niet continu in die 40 jaar: Mystery Train stopte in 1985 en
kwam in 2005 opnieuw bij elkaar wat in 2010 de Goofin’ CD Enjoy
This Boogie opleverde. In 1984 hadden ze op Driving Guitars Records
al een LP getiteld Teach You To Rock uitgebracht en die is nu opnieuw
uit in een luxe 40ste verjaardagseditie: de LP mét hoes steekt
nog eens in de hoes van een dubbel-LP met twee extra CD’s, of
je zou ook kunnen zeggen dat dit een dubbel-CD is waar je een LP bijkrijgt,
alles samen goed voor in totaal 61 verschillende nummers uit de periode
1980-2017 waarvan 18 onuitgebrachte songs, met aan de binnenzijde van
die openklapbare LP-hoes een bandstory en foto’s uit de oude doosch.
Alleen het nummer Mystery Train zelf staat er niet op, hahaha! |
1 juni 2018
CD Recensies
STRAIGHT
FROM THE HEART/ JOHN LINDBERG TRIO Op
het Zweedse label Enviken Records vindt zowel rockabilly als, euh, niet-rockabilly
onderdak en het John Lindberg Trio (S) hoort overduidelijk thuis in
de tweede categorie. Waarom onze interesse dan toch gewekt is? Omdat
het John Lindberg Trio vroeger John Lindberg Rockabilly Trio heette
en omdat ze wel degelijk spelen op rockabilly festivals zoals de Walldorf
Weekender! Dit is hun 8ste album of zo en daarvan haalden de recentste
vijf de Top 5 van de Zweedse albumcharts en dat stemt dan weer tot nadenken
zij het niet noodzakelijk tot doemdenken. Vooruit met de geit: de muziek
is inderdaad een kruising tussen rock en laat ik het rock ‘n’
roll attitude noemen: de hevigheid van psychobilly geketend in het gladde
keurslijf van de rock, vermengd met de bravoure van glamrock, wat rechtdoor
Status Quo en een Boss Hoss groove, terwijl I’ll Be There dan
weer een heel mooi staaltje poprock is. Luister naar de covers van This
Magic Moment van Ben E. King & the Drifters en de wah wah versie
van Elvis’ All Shook Up die misschien niet 100% representatief
zijn maar wel aangeven waar JLT zich mee onledig houdt. Zingen en spelen
kunnen ze en de perfecte poprock productie maakt dit erg catchy, ook
al door de hoge meebrulfactor, en live zal het inderdaad wel meer rock
‘n’ roll zijn al was het alleen maar door de triobezetting
met contrabas. Nederlandse verdeling via www.sonicrendezvous.com. Info:
www.envikenrecords.com
en www.johnlindberg.se
(Frantic
Franky) |
COOL
IRON/ LON ELDRIDGE & STEVEN TROCH Van
Lon Eldridge hadden wij nog nooit gehoord, Steven Troch kennen we wèl
want die mondharmonicamens was van pakweg 2000 tot 2015 samen met gitarist
Shakedown Tim de drijvende kracht achter bluesband Fried Bourbon (B).
Eldridge komt uit Chattanooga in Tennessee, Troch uit Mechelen in België
en ze leerden elkaar kennen toen ze in 2015 de affiche deelden van een
bluesoptreden in Eeklo, ook weer in België. Dat leidde tot een
gezamenlijke Belgische tour in 2017 en nu dus tot deze samenwerkende
vennootschaps-CD’s met naast eigen nummers en covers van blues-
en jazzpioniers als Robert Johnson (Kind Hearted Woman Blues, Traveling
Riverside Blues), Mississippi Fred McDowell (Wished I Was In Heaven
Sitting Down), Mance Lipscomb (Jack O’ Diamonds) en Fats Waller
(Ain’t Misbehavin’) ook fingerpicking, stukken ragtime,
europeana, zigeunertango en vooroorlogse walsjes, tweestemmig gezongen
en voortgebracht met zo’n metalen akoestische Resonator gitaar
en een prátende mondharmonica. De titel van de opener luidt You
Can’t Get That Stuff No More, maar dat kan je dus nog wel degelijk
bij Lon Eldridge & Steven Troch bij wie deze muziek in goede handen
is, met extra bonuspunten omdat dit niet kraakt zoals mijn oude botten
wanneer ik met de blues uit bed stap: de muziek klinkt niet stoffig
of vintage maar juist heel hedendaags en haast modern, mede omdat het
geluid kristalhelder is. Hoe het had kunnen klinken op 78 toeren hoort
u overigens in de bonustrack! Soit, de warme intieme en heel dicht op
de huid zittende sound van deze CD doet recht aan hoe subtiel dit muzikaal
in elkaar vervlochten zit en is een compliment voor de Nederlanders
Bert “Bird” Stevens en JB Biesmans van The Big Four Quartet
die dit inblikten in hun analoge Tub Thumper Records Studio bij ons
in Nederland! Rock ‘n’ roll is dit uiteraard niet dus je
moet minstens een béétje bluesminded zijn om dit te plaatsen,
maar ’t is er wel degelijk eentje voor de meerwaardezoekers onder
de rootsliefhebbers en tegelijk het ideale zomermuziekje wegens zéér
relaxt. |
BANANA
SPLIT FOR MY BABY Voor
thematische CD’s met slechts een hele losse draad als stopverf
die het geheel bij elkaar houdt moet je tegenwoordig bij Bear Family
(D) zijn en die hebben in deze een goeie klant aan ons die onze tienerjaren
verkwanselden met het zelf maken van thema cassetjes. Deze nieuwste
hangt inderdaad (hoe toepasselijk) als los zand aan elkaar: 33 songs
over zon(nebrillen), zee, strand en ijsjes. I wanna have sex on the
beach kortom, maar dan de zedige jaren ’50 versie. De CD gaat
heel breed en bevat naast alle mogelijke rock ‘n’ roll genres
ook uitlopers naar de crooners in een mix van (over)bekende zomerse
hits en onbekend spul. De grote namen zijn La Bamba van Ritchie Valens,
het absoluut geweldig blijvende Short Shorts van The Royal Teens en
Frankie Ford’s zo te horen met een kettingzaag opgenomen Sea Cruise,
nauwelijks één rock ‘n’ roll trapje lager
staan Clyde McPhatter op het Deep Sea Ball, Roy Head & the Traits
met Summertime Love en de immer gezellige Tennessee Ernie Ford dit keer
te gast op een Sunday Barbecue. Jo Ann Campbell verrast met een verrassend
sleazy Beach Comber en wat de crooners betreft hebben we recht op de
eeuwige glimlach van Dean Martin in Volare en Beyond The Sea van Bobby
Darin, ook aanwezig met zijn rock ‘n’ roll klassieker Splish
Splash in de single versie met extra echo. Tussen rock ‘n’
roll en crooner in wegens een genre op zichzelf zit Louis Prima, King
Louie op zijn vrolijkst met een gigantische Banana Split For My Baby
voor zijn neus. Maar zoals gezegd bevat de CD veel meer, en het zou
Bear Family niet zijn als er ook niet enkele “speciallekes”
tussen zaten: Ronnie Dawson’s Summer’s Coming mag dan wel
een demo genoemd worden maar is helemaal afgewerkt met een volledige
band en daterend uit zijn post-Rockin’ Bones periode toen Swan
Records in 1960 probeerde een tieneridool van Ronnie Dawson te maken.
Moonlight Swim van Nick Noble blijkt het origineel uit 1957 van het
Elvis nummer uit de film Blue Hawaii (1960), en ene Curtis Johnson haalt
de beste Elvis in zich naar boven voor deze uiterst geslaagde maar pas
in 1978 in de archieven ontdekte cover van Elvis’ bekende (hoe
toepasselijk) Sun nummer I Don’t Care If The Sun Don’t Shine.
Twee andere linken met Sun Records zijn Wayne Cogswell, de helft van
The Mark II met het easy listening Nigh Theme die opnam voor Sun als
Wayne Powers (één single in 1958 op Phillips International
én co-auteur van Ray Harris’ Come On Little Mama), en de
mysterieus weirdo striptease shit Bad Sunburn van Ronnie Isle die de
broer is van Jimmy Isle die in 1958-1959 drie singles uitbracht op Sun.
De wereld is klein! |
17 mei 2018
LP Recensie
AMSTERDAM
BEATCLUB: 15
jaar zijn de brave borsten van Amsterdam BeatClub al aan de gang en
dan heb ik het in de eerste plaats over de geheel onverdachte Ir. Vendermeulen,
en die 15 kaarsjes betekent dat ze iéts goed moeten doen anders
hou je het simpelweg geen 15 jaar vol, zo eenvoudig is dat. Bij hun
10de verjaardag brachten ze al een dubbel-CD uit die toen ook als dubbel-LP
verscheen, nu verschijnt er – vinylvreters als het zijn –
géén CD maar enkel een dubbel-LP met 32 tracks van evenveel
bands van over de hele wereld die in die 15 jaar hebben opgetreden voor
Amsterdam BeatClub - 32 van de minstens 500 bands en acts en DJ’s
en go go danseressen die er in die 15 jaar hebben opgetreden! ’t
Is een erg mooie uitgave geworden op 180 gram kwaliteitsvinyl met een
full colour booklet van 16 pagina’s op LP-formaat met info over
de bands, een lyrische bewieroking van Amsterdam BeatClub, foto’s,
flyers en posters. Let wel: Amsterdam BeatClub is géén
elitair rock ‘n’ roll clubje doch mikt op de jaren ’50
én ’60 wat zich hier weerspiegelt, maar beide kanten van
de eerste plaat zijn geheel en al rock ‘n’ roll en aanverwanten
wat betekent dat pakweg de helft van de 32 nummers perfect op onze maat
zijn gesneden. Uit beluistering blijkt bovendien dat Amsterdam BeatClub
een voorkeur heeft voor muziek met een sleazy, ranzig randje, wat treft:
wij immers ook! Te ontdekken: authentieke (The Wise Guyz (UKR) met Do
The Crab Bop), moderne (The Spunyboys (F) met Sweet Loneliness), geflipte
(The Real Gone Tones (PL) met Backseat Bingo) én Nederlandse
rockabilly (The Black River Four met Only One), female rock ‘n’
roll (The Velvedettes uit Amsterdam met I've Got A Dollar) en het meer
weirdo werk (The Messer Chups (RUS) met Big Foot met sax). I Had A Girl
van The Uppertones (I) is relaxte opgewekte rhythm ‘n’ blues
piano boogie, No More Crying Over You van The Rhythm Shakers (USA) op
Wild Records is roots rhythm ‘n’ blues en Sweet Baby Of
Mine van Rosie Stevens met het Dry Riverbed Trio (NL) is early sixties
rhythm ‘n’ blues soul. Er is instrumentale surf met het
medium tempo The South Swell van Surfer Joe & The Deadrocks (I/BRA),
en Lil' Sal & The Wildtones laten met Don't Try To Change Me zien
en horen dat Wild Records ook in Nederland kan. Grote namen die kunnen
tellen zijn The Paladins (USA) op hun swampiest in Waterman en The Phantom
Surfers (USA) met een surfnummer dat ondanks de titel erg traditioneel
klinkt, Rookworst Met Vrienden. Inderdaad, een Amerikaanse surfband
met een nummer met een Nederlandse titel waarvan ik vermoed dat het
hetzelfde nummer betreft als Barbecue With Friends én Parrillada
Con Amigos die ik niét heb dus dat moet ik even navragen bij
de vinylvreters. Foolers' Gold van Meschiya Lake & the Little Big
Horns (USA) tenslotte is mambo swing, met Nefertiti van The Rhum Runners
(F) gaan we op de Vegas exotica tour en El Naddaha van Ixtahuele (S)
is de echte Arthur Lyman exotica. Geen onvertogen woord over plaat 1! |
CD Recensies
ROCKET
LAUNCH VOLUME 2 |
LOVE
SHOCK: 28
uptempo voornamelijk zwarte rock ‘n’ roll tracks die met
elkaar gemeen hebben dat ze ondanks de medeplichtigheid van enkele grote
kleppers als Peppermint Harris (Angel Child), Wilbert Harrison (Say
It Again), Junior Wells (Lovey Dovey Lovey One) en Andre Williams (Hey
Country Girl) tamelijk obscuur zijn (het bekendste nummer is Hi Fi Baby
van Teddy Mr. Bear Mc Rae), flink doorpompen en vooral early tot mid
sixties klinken met veel stroll tempo’s en heelder legers saxofoons.
Hier en daar zit er iets tussen wat meer de richting uitgaat van swing
(de trompetten in Chocolate Fizz van Sax Kari), rhythm ‘n’
blues swing (Big Man van Carl Matthews), dangerous doo-wop (Tell Me
So van The Devilles) en slide boogie (29 Ways van John Little John),
een enkele keer is het ruraal (One More Kiss van Jesse Perkins) of meer
blues geïnspireerd maar nog steeds uptempo (Love Shock van Little
Sonny). Gene Burks’ Shirley Jean lijkt een tweelingzus van Linda
Lu en soms is er een hoek af: niet dat het slecht is maar meer dat je
denkt hé, wat raar, zoals wat een xylofoon lijkt in Flyin' Home
To My Baby van Dorian Burton. De mastering gebeurde door Rawand Baziany
bij Black Shack in Calw (D) met alle VU metertjes in het rood waardoor
dit ondanks de gezegende ouderdom tegelijkertijd krachtig, stevig en
vuiler dan oorspronkelijk bedoeld klinkt. Deze Love Shock is één
langgerekte rock ‘n’ roll aanval die bewijst dat er na 40
jaar rock ‘n’ roll beluisteren nog steeds massa’s
muziekjes zijn die ik nooit gehoord heb. Helaas zonder hoesnota’s
maar toch een aanrader voor de connoisseur van rariteiten! Info: www.koko-mojo.com
(Frantic Franky) |
10 mei 2018
TODAY/
THE VELVET CANDLES Er
zijn in Europa niet echt veel doo-wopgroepen actief maar The Velvet
Candles (zonder zangeres ook actief als The Four Candles) behoren tot
de absolute top, en net zoals originele rockabillyartiesten uit de jaren
’50 hier begeleid worden door lokale bands zijn ook The Velvet
Candles veelgevraagd als vocale ruggensteun voor originele jaren ’50
doo-woppers als Norman Fox, Larry Chance, Gaynel Hodge en Tommy Hunt.
Dit is nog maar hun tweede CD in 10 jaar tijd die acht jaar na hun debuut
The Story Of Our Love (ETCD6049) verschijnt en veel meer is dan “zomaar”
doo-wop want dit is gewoon fantastisch klinkende rock ‘n’
roll! Neem opener Oh What A Night For Love: pure up tempo female rock
‘n ‘roll met sax. Of Out Of My Mind, onbekend spul van The
Platters, hier ook rock ‘n’ roll in zijn puurste vorm. Geweldige
nummers toch? Rock ‘n’ roll gitaar, sax en twist ritmes
op de drums dragen hun steentje meer dan bij (goeie band hoor), en dan
heb je die vijf stemmen: ronduit schitterend wat bas, bariton, tenor
en alt door elkaar en naast elkaar en bovenop elkaar doen, om nog maar
te zwijgen van die hoge falsetto’s, en naar verluidt komen daar
live on stage nog humor en choreografieën bij. Luister even hoe
naadloos dat vocaal allemaal in elkaar past in de laatste drie nummers
van de CD die helemaal acapella zijn! My Heart’s Desire (The Blenders)
is een olijke fluiter, in Aggravation (Norman Fox & the Rob Roys)
is de stem zo overdreven perfect dat het haast een parodie wordt terwijl
in I’m In Love (The Velvet Angels) en de veelvuldig gecoverde
stokoude Broadway tune People Will Say We’re In Love de leadzang
voor blanke zogenaamde Italo doo-wop dan weer behoorlijk zwart klinkt,
en het in het Spaans gezongen rhumba-end Amor Bajo Cero van de Aregntijnse
groep Los Cinco Latinos roept herinneringen op aan de Cubaanse vocal
group Los Zafiros. De algehele vrolijkheid stráált opgewekt
positivisme uit en de overgave van vooral zangeres Mamen Salvador doet
ijsbergen smelten. De CD bevat enkel covers maar who cares want bekende
nummers staan er niet tussen (die doo-wop is een even diepe goudmijn
als de rockabilly), tenzij u lid bent van de fanclubs van The Eternals
(Today), The Shells (It’s A Happy Holiday) en The Schoolboys (Please
Say You Want Me). Vier nummers verschenen eerder al in andere versies
op de vinyl-EP Sing Their Favorites (ET-15.076). Briljante CD die de
zon doet schijnen en het gras doet groeien! Info: www.eltororecords.com
en www.facebook.com/velvetcandles
(Frantic
Franky) |
RADIO
INTERNATIONALE/ Wat
een kerel, die Jackson Sloan (GB): creëert helemaal op zijn eentje
zijn eigen niche in de rock ‘n’ roll door zijn eigen retroding
te kneden uit swing, jive en een vleugje vroege soul en dat hardnekkig
vol te houden met een reeks meer dan gemiddeld goeie releases op zo
goed als eigen houtje. Voor zijn nieuwste wederom erg geslaagde werkstuk
liet Sloan zijn Rhythmtones thuis en trok hij naar Italië waar
hij beroep deed op niet van de minste collegae: een aantal Good Fellas
(I) en 3/5de van de Spaanse doo-wop groep The Velvet Candles, aangevuld
met Richard Dawson op piano en Vic Collins op lap steel, ook van de
partij op Sloan’s vorige releases. Het grootste verschil met zijn
vorige CD’s is dat deze Radio Internationale meer rhythm ‘n’
blues geïnspireerd klinkt in de zin van zwarte rock ‘n’
roll met sax, veel soms pijnlijk mooie (Late Nite Call) doo-woppende
backing vocals en hier en daar een rhythm ‘n’ blues leadgitaar,
maar u kan op uw beide oren slapen (of juist niet) want het resultaat
is 200 % Jackson Sloan rock ‘n’ roll. Instant hits als Kickin’
Up The Dust staan hier misschien niet op maar met het schitterende strollende
duet The Last To Know (met lap steel!) met de geweldige zangeres Robbie
D (soms te gast bij The Good Fellas en ook actief met haar eigen rockabilly
band The Duophonics) die nog een keertje terugkomt op het even onweerstaanbare
Old Records voorzie ik toch volle dansvloeren. Opener Remote Conrol
is softe swing die ik Louis Prima light noem en die prima Prima groove
zit ook in Empty Glass, net als de overige 11 songs een eigen compositie
van Jackson Sloan, That Certain Someone is Fats Domino die in New Orleans
de twist danst en in No Vacancy zoekt Sloan het vertier south of the
border. Sloan’s stem is inmiddels onmiddellijk uit honderden te
herkennen, de productie is zoals altijd bij hem van de bovenste plank
en eens te meer levert dat een zalig schijfje op van een man die als
geen ander beseft dat het niet snel moet gaan om goed te zijn. Info:
www.jacksonsloan.com
(Frantic Franky) |
Vinyl-EP Recensie
THIS
IS THE UPPERTONES/ THE UPPERTONES
Tardam Records, het Amsterdams-Italiaans platenlabel dat enkel en alleen
vinylsingles door en voor vinylfetisjisten (het soort dat ruíkt
aan platen) uitbrengt, gaat onverdroten door met de strijd. Hun nieuwste
boreling is voor het eerst geen Nederlandse band maar een Italiaanse
en wel een waar ik nog nooit van had gehoord maar die al twee full albums
blijkt uit te hebben. Opgericht in 2015 prijzen deze twee in strak pak
gestoken Italianen en één Amerikaander met roots in de
jazz en de ska met de uiterst merkwaardige bezetting trombone, piano
en drums zichzelf in de markt als de sound van de jaren ’50 in
Jamaica oftewel Jamaicaanse rhythm ‘n’ blues, boogie, calypso,
mento, bluebeat en ska. Een aantal onder u zet nu gelijk zijn stekels
op maar het goeie nieuws is dat als ik de muziek van The Uppertones
in één woord moet omschrijven ik helemaal niet aan ska
denk maar aan Louis Prima. Wat twee woorden zijn, maar goed. Ska ontstond
wel degelijk uit de rhythm ‘n’ blues en The Uppertones serveren
een uitermate beschaafde en gezellige mix van swing, rhythm ‘n’
blues jive en boogie woogie en de trombone geeft er een Louis Prima
draai aan, nog versterkt door de ooh-mah-mah-oui-oui vocalen in titelnummer
This Is The Uppertones. Zoals algemeen geweten is het goed vertoeven
bij all things Prima en wat wil je: die Uppertones zijn net als ome
Louis zelf Italianen en de Italiaanse stijl gekoppeld aan de Jamaicaanse
snit levert hier wel degelijk vonken op. Het stop-start patroon en de
mambo dompelen Tell Me The Truth onder in een New Orleans groove vergelijkbaar
met Chris Kenner’s Sick And Tired en het nummer bevat ook een
gast-mondharmonica à l’ancienne bespeeld door Steven Troch,
bekendst van de bluesband Fried Bourbon (B), die trouwens zelf pas een
nieuwe CD uit heeft samen met de Amerikaanse gitarist Lon Eldridge op
het Nederlandse rootslabel Tub Thumper getiteld Cool Iron, maar dan
zitten we weer helemaal in de akoestische vooroorlogse country blues.
Tardam Records noemt dit een 3-On-1 EP wat betekent dat er drie (eigen)
nummers opstaan waarmee het halfweg tussen een single en een EP zit
(die vinylfetisjisten moeten altijd speciaal doen). Het derde nummer,
Sometimes I Feel, is inderdaad medium tempo ska maar dan meeslepend
onweerstaanbaar in zijn oorspronkelijke betekenis, met bovendien doo-wopppende
backing vocals en zelfs – je zal het altijd zien, daar gaat onze
reputatie – onze favoriet van de drie! Als onze woorden bij u
iets doen jeuken: niet twijfelen want er zijn maar 300 stuks geperst! |
CD Recensies
26 april 2018
READY
TO ROCK/ In
februari van dit jaar nog recenseerden wij hun CD-single You Drive Me
Wild (Big Beat BBR 1501 CD), nu is er een 4-track-CD van deze Franse
band onder aanvoering van zangeres Coraline Audon. De vier nummers bieden
voldoende variatie: opener I Wanna Be With You is medium tempo Bo Diddley
die evenveel op Bo Diddley als op Johnny Otis’ interpretatie van
de Diddley beat steunt, en de snelle tegentijd op de drums smokkelt
een licht ska’tje in de uptempo rockende titeltrack Ready To Rock.
Rock A Bop van Sparkle Moore, de enige cover hier (de andere drie nummers
zijn van de hand van gitarist Alexis Mazzoleni), is hikkende female
rockabilly, en afsluiter Tantalizing klinkt weer helemaal anders: op
een basis van rock ‘n’ roll met een twangy country gitaarsolo
zingt Cora Lynn sixties pop, erg fris en zeker niet slecht maar mogelijk
een te grote omslag voor het pure rock ‘n’ roll publiek
waarop naar wij aannemen het gespecialiseerde Franse rock ‘n’
roll label Crazy Times Music toch in eerste instantie mikt. De muziek
is foutloos gespeeld en opgenomen, Audon’s zang vertoont méér
dan op die CD single een lichte zweem van een Frans accent wat echter
niet stoort omdat haar stem sowieso een (ongewild?) geslaagd Lolita
effect bezit. Vier + twee is zes en da’s al bijna een halve CD
dus dat moet de volgende stap worden in Cora Lynn’s masterplan
om de wereld te veroveren. Wij kijken er in elk geval al naar uit! |
TWO
CATS & THE BASS/ Op
basis van groepsnaam en CD-titel dacht ik dat dit een nieuwe band van
Charlie Hightone was maar het blijkt een project van contrabassist Carlos
Lopez die in 2016 als Carlos Slap & his Rockin’ Fellas een
4-track vinyl-EP uitbracht op het Spaanse label Sleazy. ’t Is
evenmin een studio project van beide want dit is wel degelijk opgenomen
met een echte band bestaande uit de Spanjolen Javier Sarmentero (drums),
Diego Araoz (gitaar) en M.A. Varela (steel + akoestische gitaar) die
individueel in te veel Spaanse bands speelden om ze allemaal op te sommen,
op deze CD aangevuld met extra piano. Lopez schreef de muziek voor alle
nummers maar deed voor de teksten beroep op nog weer andere Spanjaarden
en als je dan nog een zanger nodig hebt kan je beter gelijk een goeie
nemen dus huurde hij wellicht de beste bij hem in de buurt in, Charlie
Hightone die er desgewenst zelfs een acceptabele jodel kan uitpersen,
luister naar Make Me Happy. De wat geflipte opener Back To You zet je
op het verkeerde been want dit is geen CD met gekdoenerij maar een verzameling
stijloefeningen in diverse rockabilly subgenres: Sea Of Tears is mysterieus
gypsy, Beautiful Squirrel is een steel instrumental, Drunk Again is
uptempo countrybilly met tovenarij op steel en So Alone is early sixties
pop. Links en rechts laat Lopez in zijn kaarten kijken: Love My Baby
steunt iets teveel op de structuur van Hallelujah I Love Her So van
Ray Charles en Yours Forever gebruikt hetzelfde melodieuze bochtenwerk
waarmee The Bellfuries (USA) schone sier maakten. Voor mij had er ondanks
de aanwezigheid van een paar twangier/ steviger songs als Seven Nights
en Bring Me Down een ruwer kantje aan gemogen maar wie daar niet om
maalt haalt een kwalitatief hoogstaande zij het met slechts 10 nummers
wat korte CD in huis. De nummers Drunk Again en So Alone verschenen
op vinyl single (ET-15.097) en de El Toro Bullseye LP versie (BE122)
bevat een alternatieve meer country Drunk Again. |
GREETINGS
FROM AUSTIN/ THE DON DIEGO TRIO De
in 1975 geboren Diego Geraci uit Italië, jarenlang gitarist van
de Italiaanse roots rockabilly band The Adels alvorens in 2013 zijn
Don Diego Trio op te richten, is zonder twijfel een van de betere Junior
Brown (USA) sound-a-likes. We hebben hem al live gezien en hij bracht
verschillende CD’s uit, maar het grootste punt tegen is zijn krakende
stem die te hoog is voor de muziek die hij speelt: bij dit soort muziek
hoort een stem even diep en lijzig als de gitaartwang zelf en Diego
beschikt eenvoudigweg niet over zo’n soort stem. Daarnaast vertelt
hij meer dan hij zingt, met een accent trouwens. Deze nieuwe CD is een
muzikale postkaart opgenomen in Austin, dé muziekstad bij uitstek,
al lazen wij recent in een open brief van Dale Watson dat hij verhuist
naar Memphis omdat Austin, Texas die rol niet langer vervult maar ten
prooi valt aan projectontwikkelaars. Soit, deze CD werd opgenomen in
Austin in de Ameripolitan Studio van Dale Watson met als producer Mario
Monterosso, net als Geraci afkomstig uit Sicilië maar nu woonachtig
in Memphis, die sinds 2015 gitaar speelt en bast voor Tav Falco en tegenwoordig
ook in de band van Dale Watson zit. Monterosso speelt ook gitaar op
de hele CD en zingt één nummer en mag dus op deze CD als
volwaardig vierde groepslid bestempeld worden. Daarnaast doen nog verschillende
gasten mee waarvan wij enkel Chris Casello hier op lap steel kennen,
de andere namen zijn westernswing zangeres Kristyn Harris wier stem
veiligheidsglas kan doen barsten in de Bob Wills klassieker My Window
Faces The South, zangeres Teri Joyce uit Austin op een door haar gepend
retro swingske dat makkelijkshalve ook de titel Austin draagt, zanger
Mike Maddux van de ons onbekende Ponderosa Aces uit Long Beach in een
Engelse vertaling van het Italiaanse Adels nummer Da Lunedi, en John
Whittemore op pedal steel, waarschijnlijk allemaal lokale beroemdheden.
Helaas geen Dale Watson zelf te gast maar het is wellicht een brug te
ver om te verwachten dat die opdraaft op élke CD die bij hem
wordt opgenomen. De pingelpiano op een paar nummers van Massimo Gerosa,
weer een andere Italiaander die ook in Austin woont, past uitstekend
in bijvoorbeeld Loves The Rain of de cocktail ballade Suspicious, het
instrumentale Django With Twango is een spielerei waarin Diego zijn
talent als gitarist toont door het vermengen van Django Reinhardt jazzswing
met diverse klassieke gitaarthema’s (The Godfather!), en de afsluitende
Ernest Tubb cover There’s A Little Bit Of Everything In Texas
is semi-akoestisch. Allemaal goed en wel maar het probleem is en blijft
de stem, zeker wanneer Diego de rechtdoor rocker Truck Driving Daddy
opdraagt aan Sonny George en je je de bedenking maakt hoe dit zou klinken
bij The Planet Rockers. Hoor het verschil met de countryrocker Monday
(die vertaling van Da Lunedi) door gastzanger Mike Maddux die wél
zijn diepe stem bovenhaalt: zo hoort het bij dit soort muziek! Opvallend:
ook Mario Monterosso’s gastzang in de honky tonker Waitin’
For A Beer is niet echt fameus. |
THE
BALLADS OF/ FATS DOMINO De
meesten onder jullie zullen al wel een deel Fats Domino hebben steken
maar Bear Family (D) benadert de pas overleden rock ‘n’
roll artiest rond wie je (letterlijk en figuurlijk, hahaha) niet rond
kon eens van een andere kant in hun Ballads reeks. De 32 tracks zijn
erg gevarieerd voor een CD met “slechts” trage nummers die
zoals gebruikelijk in deze serie heus niet alleen ballades bevat maar
alles wat traag tot medium tempo is. De CD bevat Imperial opnames van
1955 tot 1962 en overloopt daarmee de hele evolutie van de naoorlogse
jumpblues waaruit Fats putte (zonder dat deze CD echte rhythm ‘n’
blues bevat) over pure rock ‘n’ roll met op zichzelf staande
blazersarrangementen tot blazers die maar wat meedeinen tot tenslotte
heuse strijkers (het New Orleans Symphony Orchestra!) en koortjes, al
zal het in de jazz encyclopedieën wel allemaal betiteld worden
als “slow blues”. Zelfs die strijkers en koortjes slaagden
er niet in Fats’ songs om zeep te helpen al begint een song als
Coquette wel heel dicht tegen de easy listening aan te leunen. De grote
kanonnen hier zijn Blueberry Hill, Blue Monday en Walking To New Orleans
maar of Fats nu I Hear You Knocking of One Night covert (in Fats’
geval Of Sin met toch weer een ander arrangement als zowel Elvis’
cover als Smiley Lewis’ origineel) of Hank Williams (You Win Again)
of een gouwe ouwe (want die paar covers uitgezonderd was het als het
niet door de tandem Domino-Bartholomew was geschreven steevast toen
al een golden oldie, hey, zelfs Blueberry Hill was al een oldie toen
Fats het de eeuwigheid inzong), of het nu bijna ska is zoals It Keeps
Rainin’, het blijft ook 60 jaar later onweerstaanbaar. Is het
Fats’ warme creoolse accent? De algemene gezelligheid dat dit
uitstraalt? Het New Orleans feestsfeertje? Die hamerende piano? Die
lui tegen elkaar aanschurkende slurpende blazers? Die relaxte drums?
Die downbeat die invloed uitoefende op de ontwikkeling van de swamppop?
Het vakmanschap van de muzikanten in Fats’ orkest (Fats had geen
band maar een orkest) met aan de stoet van de fanfare azen als Lee Allen,
Herb Hardesty en Plas Johnson op tenorsax en Earl Palmer op drums onder
aanvuring van bandleider-producer-arrangeur Dave Bartholomew zelf op
trompet? Ik weet het nog steeds niet, maar ik weet wel dat ze alle 32
goed zijn. |
THAT’LL
FLAT GIT IT VOLUME 29: We
schreven al eerder dat je zou verwachten dat Bear Family na bijna dertig
CD’s alle blanke rock ‘n’ roll labels van de jaren
’50 heeft doorgelicht maar mis poes: hier is nummer 29 gewijd
aan Crest, een relatief onbekend onafhankelijk label uit Hollywood.
Deze reeks focust niet enkel op rockabilly maar op blanke rock ‘n’
roll in het algemeen en in zijn breedste zin en dat is hier niet anders,
al staat er toch een enkel zwart nummer op, Wild Man Wild van The Chromatics
with Hal Jackson’s Tornadoes. De bekendste Crest single is wellicht
Skinny Jim, de eerste solo slim van Eddie Cochran na zijn duo-opnames
als lid van The Cochran Brothers en vòòr zijn klassiekers
op Liberty en zelf ook geweldige rock ‘n’ roll. IOU van
ene Jack Lewis is gitaarrock ‘n’ roll waarbij de muziek
beter is dan de zang, in tegenstelling tot Let’s Coast Awhile
van Bo Davis waarbij zowel muziek als zang top zijn, maar dat is dan
ook met Eddie Cochran op gitaar – reeds in den beginne was die
immers niet te beroerd om in diverse studio’s een handje toe te
steken op gitaar, in onderhavig geval met als resultaat een nummer dat
inderdaad zo van Cochran zelf had kunnen zijn. Cochran speelt nog gitaar
op minstens drie andere Crest opnames hier, zij het dat die ondanks
Cochran’s bijdrage niet allemaal even geweldig zijn: sommige van
die nummers en bij uitbreiding sommige van de nummers op deze CD zijn
eerder variété rock ‘n’ roll en het zal wel
geen toeval zijn dat de niet echt van enig uitzonderlijk talent getuigende
Lynn Marshall de dochter van een of andere big shot in Hollywood was.
Dat wil echter niet zeggen dat hier geen goed volk terug te vinden is:
deze CD bevat de betere rockabilly (Drownin’ All My Sorrows van
opnieuw Bo Davis), terwijl Hank Sanders’ Been Gone A Long Time
in 1957 wel als (bovendien prima) country beschouwd zal zijn geweest
maar nu zonder blikken of blozen (bovendien prima) boppin’ hillbilly
mag genoemd, net als het compleet geflipte Can You Bop van Tom Wilson
dat hillbilly paart aan beatnik jive. De instrumental Bumble Twist van
Phil Baugh is een meer dan gemiddelde gitaarvariatie op het bumblebee
motief en Ridin’ The Frets van The Desert Stars is een hoogstaande
gitaar/steel instrumental in Speedy West – Jimmy Bryant stijl.
Ook van de partij zijn white rock (Cool Juice van Tommy Law) en wat
ik teenrock noem met Date Bait van Bill Skidmore III – onze huisspecialist
ter zake Henri Smeets zal het semantisch wel niet met me eens zijn maar
dat maakt deel uit van de charme van dit soort compilaties: je haalt
eruit wat je er zelf van wenst te maken. Er staat op deze CD zelfs een
heuse death disc, The Grave van Tony Casanova, geen horror maar een
nummer waarin het lief sterft, al vertelt Casanova er in zijn liedje
niet bij waarom. Ook aanwezig: dat ene Crest nummer dat dan in de loop
der tijden toevallig cult werd, Stack-A-Records van Tom Tall & his
Tom Kats (B-kant Mary Jo blijkt rock ‘n’ roll met een folky
randje), en een nummer van de pas onlangs herontdekte en opnieuw optredende
Johnny Knight dat hij uitbracht op Crest als Johnny Donn, de geslaagde
saxrocker What Happened Last Night. De andere kant daarvan, Smog, staat
hier niét op, wat ons leidt tot zomaar een vraagje terzijde:
waarom staan hier de originele Crest versies niet op van het door Eddie
Cochran gecoverde Three Stars door Tommy Dee en van het door Bo Diddley
gecoverde Cops And Robbers door Boogaloo & his Gallant Crew? Een
original die hier wél opstaat blijkt Ballin’ Keen: mijn
initiële reactie was alwéér een fantastische Ballin’
Keen, maar aan de componistencredits tussen de haakjes te zien werd
dit nummer wel degelijk geschreven door Bobby & Terry Caraway hier.
Naast alle eerdergenoemde subgenres hoor je hier ook alle mogelijke
tussenschakeringen, want niemand zal indertijd de term rockabilly hebben
gebruikt, het zal wel allemaal rock ‘n’ roll zijn geweest
– of lawaai volgens de goegemeente. Allemaal op een hoopje concludeer
ik dat niet alle 32 tracks superfantastisch zijn maar de grote meerderheid
wel degelijk van een verrassend hoge kwaliteit getuigt, uiteraard net
zoals het 33 pagina’s tellend CD-boekje dat er bij hoort. Allen
daarheen via www.bear-family.com!
(Frantic
Franky) |
Vinyl-EP Recensie
BLUE’S
BACK IN TOWN/ AL DUAL Alfonso
Dual uit het zonnige Spanje won in februari de prijs voor Best Rockabilly
Male op de vijfde Ameripolitan Awards in Austin, in elkaar gestoken
door de geheel onverdachte Dale Watson tot meerdere eer en glorie van
de rootsgenres honky tonk, western swing, rockabilly en outlaw country
die niet tot de mainstream pop country worden gerekend. Uiteraard is
dat ten zeerste sympathiek van Dale Watson, alleen is ons niet meteen
duidelijk op welke basis de kanshebbers worden geselecteerd en hoe de
winnaars worden bepaald, noch onafgezien van het feit dat wij geen enkele
prijs erkennen waarin wij niets te zeggen hebben, hahaha. Dat doet niets
af aan de verdiensten van gitarist Al Dual die eerder de snaren beroerde
voor Pike Cavalero en Charlie Hightone en in surfband The Luaus en nu
zijn rockabillydebuut onder eigen naam presenteert in de vorm van een
4-track vinyl-EP. De stijl van de vier eigen nummers zou ik omschrijven
als Memphisbilly maar dan zonder de daarin gebruikelijke akoestische
gitaar, maar wel met krachtige drums en contrabas en vooral flitsend
gitaarwerk (Dual wordt dan ook gesponsord door Gretsch), strak, haarscherp
en met veel korte noten maar toch ook weer twangy – de hele EP
heeft trouwens een scherpe sound met Dual’s stem duidelijk in
de mix. Enig punt van kritiek: die gitaar doet eigenlijk krek hetzelfde
in titeltrack Blue’s Back In Town en in Call “EO”
To Pray waardoor beide nummers ook eigenlijk krek hetzelfde klinken
en op elkaar lijken, waardoor de twangy countrybilly van My Love Runs
Too Much waarin ook een steel is verloren gelopen een verademing wordt,
terwijl ook de boppin’ chicken effecten op de gitaar in Who Rocks
The Chicken voor variatie zorgen. Het geheel klinkt misschien wat studio-achtig
maar is wel degelijk met echte muzikanten opgenomen, namelijk contrabassist
Alfonso Mugica, ritmegitarist Mila Rodriguez en drummer Javier Sarmentero.
In elk geval: dat Dual kan zingen en spelen staat buiten kijf. Tijdens
zijn verblijf in de States in februari nam hij bij Sun Records in Memphis
vier nummers op die zijn volgende El Toro EP zouden moeten worden. Info:
www.eltororecords.com
en www.aldual.com
(Frantic
Franky) |
CD Recensies
30 maart 2018
BACKSEAT
BINGO/ THE REAL GONE TONES Van
deze in 2011 opgerichte vijfkoppige band uit Warschau, Polen die onder
aanvoering van zangeres Marla Marvel ook al bij ons optrad recenseerden
wij eerder het album Hot Mess (ETCD 6076) en het grootste verschil tussen
deze Backseat Bingo en die Hot Mess is dat The Real Gone Tones nu veel
minder Wild Records klinken en veel meer als, euh, The Real Gone Tones,
al zorgt het feit dat dit werd opgenomen bij Black Shack in Calw (D)
voor een zware fietsketting met veel zwart smeersel sound. Het recept
is hiccuppende rockabilly met de scherpe stem van Marla Marvel die de
ziel uit haar lijf zingt en klinkt alsof ze constant met een pen in
der bips wordt geprikt – een enkele keer heeft ze zelfs een jodeltje
in haar stem. Ook de stem van mondharmonicaman Simon Paco Núnez
die ook een paar nummers ten berde brengt is merkwaardig, zoals bijvoorbeeld
te horen in Golden Tooth. De rockabilly van The Real Gone Tones wordt
nóg effectiever omdat de band driekwart van de tijd iets helemaal
anders lijkt te spelen terwijl het dus heus wel degelijk allemaal 100
% rockabilly en aanverwanten is. Voeg daar die roestige mondharmonica
aan toe en je krijgt uptempo bluesabilly (Watch Out) en semi-akoestische
country bluesabilly (Black Coffee). Dit alles maakt The Real Gone Tones
tot een van de merkwaardigste bands van dit moment en bij uitbreiding
tot een van de interessantste – zie ook het CD-hoesje, niet meteen
de meest voor de hand liggende foto als je een zangeres in de band hebt.
Rockabilly voor gevorderden! Ook uit op vinyl-LP (BE121) en twee tracks
verschenen eerder op de El Toro vinyl-EP Watch Out (ET-15.091), de twee
andere tracks van die EP staan niét op deze CD. Info: www.facebook.com/therealgonetones
en www.eltororecords.com
(Frantic Franky) |
AISHADDICTION/
AISHA KAHN Aisha
Kahn uit Londen leerde het vak bij Tiger Lily & the Jitterbugs en
bij de jumpin’ jive bigband Blue Harlem en wordt door de promo
machine omschreven als half jazz en half rhythm ‘n’ blues.
In opener Queens Of Rhythm somt ze een aantal namen van rhythm ‘n’
blueszangeressen op als Ruth Brown, Dolly Cooper, Memphis Minnie, Big
Maybelle, Little Esther en Helen Humes maar die hoor ik niet terug op
deze CD want een rhythm ‘n’ blues shoutster zou ik Kahn
niet noemen. Toch klopt de omschrijving minstens deels want net wanneer
je na vier nummers oppert dat de swing hier meer crooner dan swing is
gooit Aisha Kahn het roer volledig om met een variatie aan zelfgeschreven
songs: Out Of The Blue is wat je een aantrekkelijk opgewekt rock ‘n‘
roll-light niemendalletje zou kunnen noemen, Make A Grown Woman Cry
is zelfs uptempo en prima gitaar-/pianorock ‘n’ roll, Good
Loving is retro swing, Invisible Girl is een retro popballad en He’s
My Religion is traag met doo-woppende backing vocals tegen een pijporgel
achtergrond. She’s The Bomb beweegt in het spanningsveld tussen
Fever en The Pink Panther, Wolf At My Door pureert de Bo Diddley beat
door een Johnny Otis filter, No No No is calypso en Told You So is vrolijke
countrypop met steel. Er doen heel wat blazers mee op dit album maar
het hoofdinstrument lijkt me de jazzy piano en de opnameklank is eerder
hedendaags dan vintage. De CD werd opgenomen in Spanje met Spaanse muzikanten
dus is het nog maar de vraag waar en in hoeverre we dit live zullen
kunnen meemaken. En wat ik er nu allemaal van vind? Eerlijk? Ik zal
wel weer de slechterik zijn maar ik vind Kahn’s soms wat naar
het diepe reikende stem niet helemaal toonvast en meer pratend dan zingend
in een verhalende stijl, wat niet zo erg opvalt in de rock ‘n’
roll nummers maar des te meer in de crooner stuff. Voor mij staat of
valt alles met de stem en in dit geval valt het dan toch helaas een
beetje. Deze (misschien té) gevarieerde CD kan me niet helemaal
overtuigen en daarom bestempel ik hem eerder als interessant dan als
fantastisch. Met andere woorden: ík ben voorlopig nog niet verslaafd.
Geheel terzijde: Imelda May die deze CD zou opnemen met háár
productiewaarden zou wellicht beter geweest zijn als May’s eigen
laatste CD. |
3
CHEERS TO NOTHING/ TRIXIE & THE TRAINWRECKS De
meeste Voodoo Rhythm (CH) releases horen thuis in de garagerock maar
af en toe zit er eentje tussen die kruisbestuift met waar wij mee bezig
zijn. Dit is er zo eentje, al zal de meerderheid van jullie er van gruwen:
de vanuit San Francisco naar Berlijn getrokken Trinity Sarratt, ook
actief als one-woman-band (of zoals ze zelf zegt als no-man-band), doet
het hier met gitarist Paul Seacroft (The Selecter), drummer Bruce Brand
(Thee Headcoats, Thee Milkshakes, Hipbone Slim & the Knee Tremblers)
en de ons onbekende mondharmonicamens Charlie Harpoon en de kenmerken
van hun loodzware bluesbop zijn Bo Diddley beat, repetitieve grooves,
monotone zang en veel vervorming en effecten, terwijl een steel er ook
een fucked up countrykantje aan geeft. Wie daar evenwel doorheen luistert
ontdekt een hele goeie stem, luister maar naar de Hank Williams cover
(I Heard That) Lonesome Whistle. Anderzijds zal Loretta Lynn haar Everybody
Wants To Go To Heaven wel nooit bedoeld hebben zoals het hier door de
mangel wordt gedraaid. Voer voor fans van The Juke Joint Pimps (D) en
The Goon Mat & Lord Benardo (B), te plaatsen in de vakjes Gothische
Blues en Smerige Roots. Ook uit op vinyl (VR12102) met de CD er gratis
bovenop. Info: www.voodoorhythm.com
en www.facebook.com/trixietrainwrecknomanband
(Frantic
Franky) |
MEAN
OLD MAN/ HOT CLOVER CLUB Het
blijft ons verbazen hoeveel nieuwe bands er wereldwijd opduiken, zoals
deze Hot Clover Club, een kwartet uit Sevilla, Spanje in klassieke rockabilly
kwartetbezetting: nooit van gehoord (enkel drummer Jesús López
kennen wij van de Portugese band Roy Dee & the Spitfires) maar daar
zijn ze plots helemaal uit het niets met een full CD – voor ons
toch, want blijkbaar brachten ze in 2015 al een 4-track vinyl-EP uit
getiteld Broken Wings. Op basis van de achterkant van het CD-hoesje
verwachtte ik iets hillbilly-achtigs maar niets is minder waar: dit
is klassieke hikkende rockabilly met een hint van twangy gitaar en Johnny
Burnette vervorming, steeds melodieus, soms wat meer op speed, terwijl
Hank Williams’ I’m So Lonesome I Could Cry, Bobby Helms’
Tennessee Rock ‘n’ Roll en het eigen You Make Me Feel Like
Stone meer countrybilly getint zijn. Samen geeft dat hedendaagse rockabilly
zonder modern te worden maar nooit te verwarren met 1958. Vijf van de
12 songs zijn covers als Mad Man (Jimmy Wages op Sun), Don Woody’s
You’re Barking Up The Wrong Tree en Buddy Holly’s Love Me,
de tekst van Shopping Around werd geschreven door Rusti Steel (GB),
de overige zes songs zijn door de band zelf gepend. Fifties rockabilly
van nu voor rockabillies van nu: er is geen enkele reden waarom u dit
niet goed zou vinden. Info: www.eltororecords.com
en www.facebook.com/hotcloverclub
(Frantic Franky) |
15 maart 2018
ROCK
AROUND THE ROCK PILE/ Als
u trompettist Ray Anthony kent dan zal het dankzij zijn verschijning
in The Girl Can’t Help It zijn, de beste rock ‘n’
roll film van de hele jaren ’50 wegens gemaakt door een grote
studio met een groot budget in oogverblindend technicolor en met echte
acteurs én met Jayne Mansfield én wegens tegelijkertijd
een parodie op de rock ‘n’ roll én omwille van de
dubbelzinnigheid dat de film zich niet in de jaren ‘50 maar in
de jaren ’30 afspeelt én met Gene Vincent én Eddie
Cochran én Little Richard én Fats Domino en nog een tiental
minder bekende rock ‘n’ roll artiesten én dit is
mogelijk de langste zin in één stuk die we ooit op de
Boppin’ Around hebben gezet. En die Ray Anthony zit dus ook in
The Girl Can’t Help It met zijn hele orkest: Anthony is de dirigent
die de bigband staat te dirigeren als ze het nummer Rock Around The
Rock Pile opnemen met Jayne Mansfield als sirene. Maar heeft hij voor
de rest nog iets met rock ‘n’ roll te maken gehad? Ja en
nee, luidt het antwoord na beluistering van deze CD die zijn uptempo
(waaronder wij verstaan: zijn meest rock ‘n’ roll-achtige)
nummers uit de periode 1950-1961 groepeert, want het is allicht geen
toeval dat deze CD op zichzelf verschijnt en niet in de reeks Rocks.
Overigens heeft Anthony ook een niet-muzikale link met de rock ‘n’
roll want hij was van 1955 tot 1959 gehuwd met Mamie Van Doren met wie
hij in het CD-boekje uitgebreid op de foto staat, net als met Frank
Sinatra, Tennessee Ernie Ford, Tony Curtis, Xavier Cugat, Mickey Rooney
en Hugh Hefner: Anthony moet een hele grote mijnheer geweest zijn in
de jaren ’50. Daarnaast was hij (en is hij, want hij leeft nog
steeds en is nu 96 jaar!) een van de laatste linken met de swing van
de jaren ’40, want Ray Anthony leerde het vak in 1941 en 1942
in de bigband van Glenn Miller (en was met de Glenn Miller band in 1941
te zien in de filmmusical Sun Valley Serenade) en na beluistering van
deze CD concluderen wij dat hij de overgang belichaamt tussen de jaren
’40 swing van Glenn Miller en de orkesten van Bert Kaempfert en
James Last in de jaren ’60 en ‘70. Dat nummer Rock Around
The Rock Pile in The Girl Can’t Help It is bigband rock ‘n’
roll, net als de vocale Little Richard cover The Girl Can’t Help
It zelf en het instrumentale Jailhouse Rock, terwijl Be-Bop Baby (Ricky
Nelson) en Kisses Sweeter Than Wine (Jimmie Rodgers) instrumentaal met
een gezongen refreintje zijn. De hoofdmoot van de 28 tracks zijn echter
wel degelijk Glenn Miller swing met Big Band Boogie, Mr Anthony’s
Boogie, Bandstand Matinee, The Fox, Trumpet Boogie, de Lionel Hampton/
Benny Goodman cover Flying Home en prima covers van In The Mood en vooral
Chattanooga Choo Choo maar dan nog schetterender alsof het met nog meer
blazers is en bij momenten nòg geflipter. |
FOOL
MULE Koko
Mojo is een nieuwe onderafdeling van Rockstar dat dan eigenlijk weer
Rhythm Bomb (D) is die zich toelegt op “dansbare fifties blues
en rhythm ‘n’ blues” compilaties, gelanceerd met de
goed gevonden slagzin “de donkere kant van Rockstar”. Koko
Mojo biedt geen gedetailleerde studies zoals Bear Family (D), geen woord
uitleg of zelfs maar jaartallen doch eenvoudigweg 28 (hopelijk goeie)
tracks per CD die mikken op de dansvloer, “geselecteerd door DJ’s”
en makkelijkshalve aan Little Victor (F/USA) gekoppeld, zoals bekend
een man met een grote kennis van onbekende zwarte muziekjes, die een
goed woordje schreef op de achterflap. Nou, als wij er eentje uit de
reeks willen uitproberen gaan we uiteraard voor de CD met de ondertitel
“The Funny Side Of Rhythm And Blues”, want als er één
ding beter is dan goede muziek dan is het grappige goede muziek. Positief
is al meteen dat dit geen rhythm ‘n’ blues is maar een robuuste
mix van zwarte rock ‘n’ roll (Say What van Eddy Jones &
the Cyclones, Funny Looking Thing van Honeyboy Bryant, Quick Like van
Elroy Peade & Row Ribbons), boppers (Tangi Paho van Sonny Starns),
jungle exotica (Psycho Serenade van saxofonist Big Jay McNeely met “zang”
van Little Sonny Warner), Vegas grind, wavy gravy, strolls, walkin’
talkin’ bluesjes (Standing On The Corner van Danny Brown, Night
Out van John J. Moses), fratrock (Oh My Liddy van JJ Jackson), dubbelzinnige
woordspelingen (Has Anybody Seen My Kitty van Sonny Hines), hoempapa
(Road Runner door Freddy Koenig) en geflipte early sixties doo-wop hoogstandjes,
uitgevoerd door uitgebreide bands met veel blazers en soms piano in
een muzikaal spectrum dat vooral focust op pakweg de tweede helft van
de jaren ’50 tot halfweg de jaren ’60, al klinkt een swing
nummer als Shorty van Vernon Dilworth & his Top Cats heel jaren
’40! Ik ken meer van rockabilly dan van de zwarte tegenpool en
heb daarom geen flauw idee in hoever dit materiaal courant verkrijgbaar
is maar weet wel dat ondanks de aanwezigheid van enkele bekende artiesten
(de Bobby Lewis hier is volgens mij dezelfde van Tossin’ And Turnin’
net zoals de Johnny Fuller hier dezelfde van Haunted House is) deze
nummers niet echt je standaard compilatietracks zijn. Maar hoewel ik
hier dus bijna niks van ken hoor ik wel dat enkele nummers volgens mij
helemaal niet zwart zijn, en van één weet ik dat wel zeker:
Tommy Bruce (een cover van Shakin’ All Over) met zijn kiezelstenenstem
was gewoon een Britse bleekscheet! Tot de opvallendste nummers horen
voor mij de spacey instrumental Ghost Satellite van Bob & Jerry
(lounge meets James Bond meets science fiction) en het Have Gun Will
Travel antwoord (of op zijn minst door ene Cee Pee Johansen qua titel
goed gepikte) Got My Gun. Soms zijn de nummers in de komische stijl
van de welbekende Coasters maar dan, euh, minder goed, hahaha, maar
daardoor juist authentieker en grappiger en dommer, want zo klinkt deze
hele CD: lekker rauw met alle VU metertjes in het rood - de tracks werden
dan ook geremasterd bij Black Shack in Calw (D). Sommige nummers zijn
trouwens helemaal niét grappig: een plaatje als Brand New Money
van Al Harrison is toch gewoon goed zonder daarom komisch te zijn? Dit
is dan ook geen lachen gieren brullen compilatie die mikt op de bulderlach,
nee, ’t is subtieler, een absurd-anarchistische kijk op een knettergekke
wereld waarin kale vrouwen (Bald Headed Woman van Haskall Sadler), liefdesbloedhonden
(Love Blood Hound van KC Mojo Jackson) en paniekknoppen (Push The Panic
Button van Chuck Grey & Sandy Stanton) de hoofdrol spelen. ’t
Is effe wennen maar na een paar luistersessies kan ik hier best van
genieten, nee, vind ik dit zelfs erg goed! Nota aan mezelf: toch eens
een keertje de andere Koko Mojo releases checken. |
1 maart 2018
CLOSE
TO YOU/ SUPERSONICS Nieuwe
bands, laat ze maar komen, zeker als het oudgedienden van onze scene
zijn die besluiten samen een supergroep op te richten, want zo is het
toch? Die “super” in de groepsnaam mag dan wellicht enigszins
tongue in cheek klinken, je moet dat natuurlijk wel waarmaken want anders
sta je mooi voor joker en da’s allicht niet wat zanger-gitarist
Pascal Snijders, gitarist Jeroen van Delden, contrabassist John Hofmans
en drummer John Rietberg (in heden en verleden individueel en in diverse
combinaties actief in The Taildraggers, Smokey & the Bandits, Texarkana
Trio, Rumble Rousers en nog veel meer bands) voor ogen hadden toen ze
in 2016 besloten een rootsband op te richten breder dan enkel rockabilly
en met alleen maar eigen nummers. |
EIN
HERZ FUR TEDS II/ De
feestelijkheden naar aanleiding van een kwart eeuw Foggy Mountain Rockers
gaan door met dit nagelnieuwe album, hun 10de of daaromtrent (we zijn
eerlijk gezegd de tel kwijt) getiteld Ein Herz Für Teds II waarvan
de merkwaardige titel bij mijn weten niét verwijst naar een actie
voor het goede doel maar naar hun eerste Ein Herz Für Teds CD die
verscheen in 2002 toen de band uit Noord-Duitsland 10 jaar bestond.
Net als die eerste is dit een cover-CD geworden met 18 covers die naar
wij aannemen de band nauw aan het hart liggen en dat hier meer “hedendaagse”
covers op staan dan nummers uit de jaren ’50 mag niet verbazen.
Toch gaat de band verder dan de te verwachten teddyboy klassiekers:
naast Crazy Cavan (My Little Teddy Girl), The Flying Saucers (Let’s
Rock The Town, Love’s To Blame) en The Riot Rockers (middels Cast
Iron Arm) covert de vijfkoppige band ook Whirlwind (One More Chance),
Eva Eastwood & the Major Keys (I Do), Johnny Storm (Sunrise) en
Whistle Bait (Another Lazy Sunday). De fifties covers zijn onder meer
Honey Bunn van Larry Donn en Ronnie Dawson’s Rockin’ Bones.
Totaal onverwacht daarentegen zijn Bryan Adams (You Belong To Me als
poppy rockabilly), Chris Isaak’s Graduation Day en zelfs Metallica’s
Nothing Else Matters – die beide laatste worden poppy country.
A Thousand Stars van Kathy Young & the Innocents (ook gedaan door
Billy Fury) wordt een echte popballad en Chuck Berry’s in se melancholische
It Don’t Take But A Few Minutes (ook ooit gedaan door Matchbox)
wordt een vrolijke meezinger. Van een band die na 25 jaar een instituut
binnen het Europese teddyboy bolwerk is hoef je geen vernieuwing meer
te verwachten en deze CD in de standaard teddyboy bezetting met twee
elektrische gitaren en elektrische bas is geheel conform de vertrouwde
Foggy Mountain Rockers stijl met veel gitaar invloed van de British
rock ‘n’ roll en zelfs backing vocals, melodieuzer en meer
poppy en veel minder “ted” dan je zou verwachten. Daardoor
klinken The Foggy Mountain Rockers hier meer jukebox als ted, wat misschien
logisch is gezien de coveropzet van de CD. Toch vind ik ze persoonlijk
op hun best in aan de ene kant de rechtlijnigste, meest typische ted
nummers als die Cast Iron Arm of de opgewekte rechtdoor versie van de
jaren ’50 country tranenplenger Wild Side Of Life, aan de andere
kant juist in de onverwachtste, minst typische nummers, namelijk de
drie nummers met gast-sax als hoofdinstrument: opnieuw Cast Iron Arm
en de instrumentals Crossfire (Johnny & the Hurricanes) met surftintje
en Midnighter (The Champs). Non-believers overtuigen zal na 25 jaar
wellicht niet meer lukken maar de schare trouwe fans heeft weer iets
om de tanden in te zetten. |
ROCKS/
CHAMPION JACK DUPREE Pianist
Champion Jack Dupree is een overgangsfiguur tussen de zwarte rock ‘n’
roll en wat ervòòr kwam (zijn Junker’s Blues uit
1941 werd in 1949 door Fats Domino ontdaan van alle verwijzingen naar
drugs en herdoopt tot The Fat Man) en zo af en toe horen wij een nummer
van hem waarvan we denken “hé”, een gedachte die
meestal onmiddellijk wordt vervangen door “we drinken er nog eentje”.
Het resultaat is dat wij hier een paar spotgoedkope Champion Jack Dupree
CD’s hebben die niet aan te horen zijn wegens kraken tot en met
en bestaande uit slappe pianoblues uit de jaren ’40, want Dupree’s
carrière duurde lang, namelijk van 1940 tot zijn dood in 1992
op 81-jarige leeftijd! Door die bomen het bos nog zien is onbegonnen
werk voor de novice maar daar komt Bear Family als redder aangesneld
met een CD die ze aanprijzen als “29 non stop beresterke rockers
die rocken van begin tot eind”. Dat klopt niet helemaal, wat wel
klopt is dat dit een sterke selectie is van Dupree’s uptempo en
medium tempo materiaal dat een potente kruising vormt tussen barrelhouse
pianoblues, rhythm ‘n’ blues, bluesbop zonder mondharmonica,
verhalende en vaak geinige blues (Dupree lijkt de grapjurk van het peloton
te zijn geweest) en New Orleans muziek, geplukt uit zijn opnames van
1951 tot 1958 voor Derby, Harlem, Red Robin, Groove, Apollo, Vik en
Atlantic waarop hij onder meer begeleid werd door klassenbakken als
saxofonisten King Curtis en Sam “The Man” Taylor, gitaristen
Brownie McGhee en Stick “Drinkin’ Wine Spo Dee O Dee”
McGhee en mondharmonicaman Sonny Terry, en daarbij valt vooral de manier
op waarop de elektrische gitaar en de contrabas worden gebruikt. Titels
als Shake Baby Shake (vier versies!), Old Time Rock ‘n’
Roll (twee versies!), Shim Sham Shimmy, Drunk Again, Woman Trouble Again,
Dirty Woman, All Night Party (een herwerking van Saturday Night Fish
Fry van Louis Jordan) en Nasty Boogie zeggen genoeg qua party gehalte,
andere opvallende titels zijn Stack-O-Lee, Frankie And Johnny, Stumbling
Block Blues (Aint’ Gonna Be Your Lown Down Dog No More met een
andere tekst) en een medium tempo Number Nine Blues. De muziek mag dan
intussen meer dan 60 jaar oud zijn, ze blijft overeind en relevant,
deels door Dupree’s expressieve zang, deels door de uitmuntende
geluidskwaliteit van sommige van deze nummers. Let op: andere songs
hier klinken dan weer als veredelde jams en liveopnames, wat het nochtans
niét zijn. Samen staat dat alles niettemin garant voor een welgekomen
en verhelderende release met daarbovenop een voorbeeldig CD booklet
van 36 pagina’s geschreven door Bill Dahl. |
23 februari 2018
SHORTY
JETSON & HIS RACKETEERS/ |
22 februari 2018
YOU
DRIVE ME WILD/ Big
Beat, het Franse label dat ons begin jaren ’80 al die mooie 10-inches
schonk van goed volk als Warren Smith, Sonny Fisher, Gene Summers, Tex
Rubinowitz (USA), Crazy Cavan (GB), Victor Leed (F), Les Alligators
(F) en andere Teen Kat’s (F) bestaat nog steeds: dit is een nagelnieuwe
Big Beat CD-single met twee tracks van de Parijse zangeres Coraline
Audon die als Cora Lynn & the Memphis Mafia eerder al een tribute
aan Brenda Lee en Wanda Jackson uitbracht. Haar Rhythm Snatchers bestaan
uit gitarist Alexis Mazzoleni en drummer Red Dennis van The Hot Rocks
en contrabassist Andras Mitchell die bij Tony Marlow, Erwin Travis en
The Ringtones speelde. Titeltrack You Drive Me Wild, merkwaardigerwijs
een cover van een nummer uit 1976 van Joan Jett’s rockband The
Runaways, wordt trage niet-agressieve bluesbop waarin de gitaar freewheelt
om uit te komen bij een fris hedendaags rockabillynummer in de moderne
stijl zoals vooral Duitse bands die graag plegen. De zang is een beetje
Lolita-achtig maar met zijn ooh en aah’s is het een goeie showcase
voor Cora Lynn’s stem waar wij helemaal niks op aan te merken
hebben. Ook het tweede nummer, Love You Like A Fool van de hand van
gitarist Alexis Mazzoleni, is hedendaagse moderne rockabilly die evenwel
wat origineler uit de hoek komt. Op Rydell’s Records (F) zouden
deze twee songs een mooie Rockabilly Queens vinylsingle zijn geweest,
nu is het een visitekaartje op CD-single, misschien om de markt te testen.
Welkom bij de club, Cora Lynn, en we hopen dat Big Beat nu een vinyl
10-inch van u uitbrengt. |
HOMERECORDS/
RHYTHM TRAIN Wat
is het voordeel van in Zwitserland te wonen? De vlag is een groot pluspunt!
17 jaar bezig, deze Zwitsers, en in die periode recenseerden wij minstens
twee van hun zes CD’s. De meningen erover waren verdeeld ter redactie:
persoonlijk vond ik dat de band wel western maar geen swing vertolkte
zoals ze zichzelf nochtans omschrijven en dat wij hier in Nederland
betere bands in dat genre hebben. Dat geldt evenzeer voor deze Homerecords
die geen hillbilly maar pure rockabilly bevat: tegenover 17 jaar geleden
is de steelgitaar verdwenen maar is er in de plaats drum gekomen, en
de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik ook deze CD niet echt fantastisch
vind. Homerecords bevat alleen covers (de band werkt aan een nieuw album
met eigen songs) wat enerzijds niet echt uitmaakt omdat ik de helft
van de 13 nummers toch niet ken, maar anderzijds één groot
nadeel heeft: Lookin’ For Someone To Love (Buddy Holly), Please
Mama Please (Go Cat Go), Something Else (Eddie Cochran), Sixteen Tons
(geïnspireerd door de Restless versie?), Trouble, Baby Let’s
Play House en King Creole (3 x Elvis) ken ik wél en dan ga je
onvermijdelijk vergelijken met de originelen en met alle andere coverversies,
een vergelijking die helaas niet in het voordeel van Rhythm Train uitvalt.
De manier waarop gitaar, drums en contrabas bespeeld worden kan enkel
als basic worden omschreven, het bereik van zanger-gitarist Urs Odermatt’s
stem is beperkt maar binnen die beperktheid zingt hij vrij goed. Uiterst
belangrijk met die beperkingen is de songkeuze en dan vooral hoe goed
de songs bij je sterke kanten passen, en bij nummers als de mij onbekende
(componisten staan niet vermeld) Weep And Cry en Think It Over valt
alles inderdaad op zijn plaats. Ik neem aan dat de CD in eigen beheer
werd opgenomen en uitgebracht maar hier leidt die doe-het-zelf aanpak
mijns inziens tot tunnelvisie: je staat te dicht bij wat je doet om
het nog objectief te kunnen beoordelen. Je kan niet zonder input van
buitenaf en daarom mag het belang van een producer nooit worden onderschat
als buitenstaander met kennis van zaken en een visie die het beste en
indien nodig nog meer uit een band kan halen, erin slaagt een band boven
zichzelf te laten uitstijgen en hem fantastisch te doen klinken. Op
deze CD hoor je alles, maart daarmee is alles gezegd want het klinkt
niet en het klinkt niet samen. Dit klinkt alsof het met één
strategisch geplaatste microfoon werd opgenomen in het repetitiehonk.
Nogmaals: niks op tegen, maar het resultaat is dan een demo en geen
studioalbum. Anderzijds kan ik me levendig voorstellen dat Rhythm Train
live on stage hun stamkroeg in vuur en vlam kan zetten, en als ze dat
in het café bij hen om de hoek kunnen moeten ze dat bij uitbreiding
ook bij ons kunnen: er zijn er hier die van verder komen met minder
in huis. De prijs voor volharding hebben ze in elk geval gewonnen! Info:
www.hillbilly.ch
(Frantic
Franky) |
ALIVE/
THE NEVROTIX Geen
live album maar gewoon het tweede studio album van dit Zweedse trio
dat zo’n beetje de vaandeldragers van de originele oldschool en
intussen klassieke psychobilly is: horrorteksten, temposlappen, clean
opnamegeluid en in de kalmere stukken aansluitend bij de neo-rockabilly.
Hun debuut Paranoid bestempelden wij in 2016 als “het betere werk
binnen dit genre” en dat geldt evenzeer voor deze Alive, dus voor
wie graag de Werewolf Stomp doet: alle 13 goed! Niet overtuigd? Op vrijdag
16 maart staan ze samen met Guana Batz (GB) in Concertzaal De Casino
in Sint Niklaas (B). Ook uit op LP. Info www.facebook.com/thenevrotix
en www.crazyloverecords.de
(Frantic
Franky) |
15 februari 2018
GIMME/
GONE HEPSVILLE |
PIZZA
BACI SIGNORINA/ THE WESTERN SPAGHETTI Acht
jaar na hun debuut Luky Linetti Presents The Western Spaghetti (PART-CD
690.001) is de bezetting van The Western Spaghetti (I) grondig door
elkaar geschud met het verdwijnen van de drummer (vervangen door een
wasbord!) en de komst van nieuwe gitarist Francesco Sassanelli waarvan
ze zelf zeggen dat ie veel jazziër is. Behouden zijn de ukelele,
weggevallen is de steel en dat betekent dat ook de rock ‘n’
roll/ rockabilly is weggevallen om de kaart te trekken van de beschaafde
Italiaanse swingrock uit de tijd dat Sophia Loren nog een godin van
het witte doek was, aangevuld met rustige jazz (Oho Aha) en een vleugje
western, gitaargewijs verwijzend naar gypsy swing en Chet Atkins, om
het luchtig te houden gelardeerd met (niet overdreven veel) toeters,
fietsbellen, claxons en kazoos. Vocaal speelt dat zich af in de traditie
van de Italiaanse crooners van eind ’50 begin ’60 en de
CD is volledig in het Italiaans gezongen. Ondanks het feit dat wij –
behalve pasta vongole – geen gebenedijd woord Italiaans verstaan
(het enige (deels) in het Engels gezongen nummer is het aloude Darktown
Strutter’s Ball) zwelt de Italiaan in onze borst dan van trots
- niet dat we Italiaans bloed in onze aderen hebben (chianti daarentegen)
maar we zijn wel fans van Louis Prima, Dean Martin en, u had het geraden,
pasta vongole. Verdwenen ten opzichte van hun debuut zijn de Italiaanse
vertalingen van bekende rock ‘n’ roll songs, wel bevat de
zes Italiaanse covers + vijf eigen nummers (+ twee instrumentals) wat
eigenlijk niet uitmaakt aangezien wij toch niks kennen van die Italiaanse
muziek van begin ’60. Het geheel klinkt vrolijk en onschuldig
naïef maar tegelijkertijd tongue in cheeck. Hoe zeg je “ik
lust hier wel pap van” in het Italiaans? Allemaal samen: ik lust
hier wel pasta vongole van! Info: www.part-records.de
en www.facebook.com/pg/thewesternspaghetti
(Frantic Franky) |
26 januari 2018
TAKE
OFF YOUR CLOTHES/ Toch
ook al 10, 15 jaar bezig, deze The Goon Mat & Lord Benardo uit Luik
(B), eerst als Stinky Lou & the Goon Mat Featuring Lord Benardo
maar contrabassist Stinky Lou zijn ze ergens onderweg verloren en het
trio werd een duo. Niet dat dat op hun debuut als duo veel verschil
maakt: met Mathias Dalle op zang, gitaar én tegelijkertijd op
drums en Fabian Bennardo op voodoo mondharmonica weet u wat u te wachten
staat: blues trash van de eerste categorie. De keywords zijn dan ook
vervorming, distortie, feedback en herhaling. De hypnotiserende muziek
klinkt door het geluidslandschap dat wordt opgeroepen soms als bluesrock
en soms zelfs als hardrock maar lijkt 12 nummers lang uit de ketel van
een toverkol te komen, terwijl ze zich op Tried dan weer van hun gevoeligste
kant laten horen. Bezwerende trance blues op zijn best! Ook uit als
LP VR12104 met de CD er gratis bovenop, info: www.voodoorhythm.com.
Verdeling via Clear Spot. (Frantic
Franky) |
PLAY
THE MUSIC LOUDER: |
LP Recensie
MY
BABY HEARD ELVIS/ OTTO BASH Dit
is blijkbaar de eerste verzamelaar van Otto Bash en als u nog nooit
van Otto Bash had gehoord, troost u: wij ook niet. Bash was in Nashville
drummer bij een orkest, zong een paar nummertjes bij dat orkest en kreeg
in 1955 out of the blue een contract aangeboden door RCA, wat in 1955-1957
resulteerde in een handvol singles die een wonderlijke mix van rock
‘n’ roll, jazz, pop en swing vormen: Bash klinkt als een
lounge lizard die zijn hagelwitte tanden in beschaafd swingende jazzy
big band rock ‘n’ roll met uitgebreide blazersarrangementen
en een rock ‘n’ roll gitaar zet, gezongen met een diepe,
rijk geschakeerde stem met perfecte dictie zoals Cab Calloway in zijn
latere jaren. Denk aan de orkesten van Freddie Bell, Boyd Bennett en
Tiny Bradshaw! Misschien swingt dit wel zo omdat Bash tenslotte drummer
was? De binnenkomer en het nummer dat zijn titel leent aan deze plaat
is The Elvis Blues maar wellicht werd geopperd dat de slagzin van het
refrein, My Baby Heard Elvis, commerciëler klonk, en gelijk hebben
ze want ’t is helemaal geen blues maar big band rock ‘n’
roll met contrabas, piano en een stop-start patroon dat muzikaal een
beetje richting Bill Haley gaat. You're Cool To Me Baby is sfeervolle
jazz in film noir stijl, en Ready For Love is geslaagde pop, niet in
de betekenis van popmuziek maar in de betekenis van populaire muziek
als tegengesteld aan rock ‘n’ roll. Maar wel ten zeerste
geslaagde pop! Tussen die drie tegenpolen flipperkasten deze 13 songs
en zo op, euh, papier krijg ik dat niet fatsoenlijk uitgelegd en lijkt
dat maar niks maar het resultaat is vlot, vloeiend en in hoge mate aanstekelijk
met uitermate geslaagde en heel anders klinkende covers van rock ‘n’
roll nummers als een ingehouden See You Later Alligator, My Babe, een
fragment van één minuut van een ten zeerste rollend Corrina
Corrina en – verrassend want toch een vrij onbekend nummer –
Wayne Walker’s All I Can Do Is Cry als big band swing met veel
blazers. Daarnaast horen we naast een succulente versie van die oude
jazz favoriet St. James Infirmary eigen nummers: The Blue Sioux City
Five is musical variété hoempapa, Neighborly is folky
pop die de invloed van Johnny Horton laat horen. De cover Straighten
Up And Fly Right harkt dan weer terug naar jaren ‘40 swing en
hier klinkt Bash zoals heden ten dage bij ons The Hot Rhythm Ramblers
klinken. Deze allereerste Otto Bash compilatie ooit is uit op 10-inch
vinyl met openklapbare kaft en hoesnota’s in fantastische geluidskwaliteit:
dit lijkt gisteren opgenomen in plaats van 60 jaar geleden! Eerherstel
voor een luidens deze opnames ten onrechte vergeten artiest die dat
helaas niet meer zelf mag meemaken: Otto Bash overleed in 2010.Info:
www.richard-weize-archives.com
(Frantic
Franky) |
CD Recensies
18 januari 2018
HAVE
A BALL/ THE CABLE BUGS Duitsland
lijkt het patent te hebben op rockabillybands met een modern geluid
en deze Cable Bugs vormen daarop geen uitzondering: het tweede studio
album van het in 2002 in de regio Aken/ Eupen (wat betekent dat ze ook
een Belgisch staartje hebben) opgerichte kwartet is gebaseerd op gitaarwerk
dat soms rock en soms rhythm ‘n’ blues is maar steevast
rock ‘n’ roll klinkt. Pittig, een dikke vette sound met
twee elektrische gitaren, repetitieve grooves, veel Bo Diddley beat,
een vleugje Stray Cats en een streepje bijna maar net geen psychobilly
(Screams Of Fear), dat zijn de ingrediënten waarmee The Cable Bugs
hun rockabilly kruiden. Geen enkele van de 12 eigen songs (+ 1 herneming:
Roy Brown’s Black Diamond krijgt een rockabillycover) is rechtlijnig
want de songs bevatten steevast gevarieerde ritmes en veel tempo- en
stijlwisselingen. Daarnaast breken ze uit hun hokje met dat minuutje
akoestische zigeunerswing waarmee de CD opent, het rustige Wandrin’
Around is gebaseerd op een jazzy doo-wop melodie, I Want Boogie Baby
is bluesbop met gast mondharmonica, en Spock Rock is een space rock
‘n’ roll nummer met een flard Star Trek thema in de solo.
Het enige wat ontbreekt en wat je meestal wel bij dit soort Duitse bands
hoort is een countryachtig nummer, maar net zoals veel van die Duitse
bands is dit zo professioneel en vakkundig gebracht dat ik er weinig
op te kritikasteren heb. Wie zijn rock ‘n’ roll graag anno
2018 in plaats van anno 1958 heeft zit bij The Cable Bugs dan ook zeker
aan het juiste adres. Samengevat: de muziek is gelukkig mooier dan het
hoesje! Ook uit op vinyl, zo lees ik op www.thecablebugs.de.
Info: www.wolverine-records.de.
Nederlandse verdeling via www.sonicrendezvous.com
(Frantic
Franky) |
THAT’LL
FLAT GIT IT VOLUME 28: Vinger
in de lucht wie de complete That’ll Flat Git It reeks van Bear
Family heeft? Hmm, dat zijn er minder dan we dachten. Ten onrechte,
want wie alle delen in huis heeft, heeft zowat het allerbeste van de
major label rockabilly netjes op een rijtje, met dien verstande dat
het dus alleen de grote labels betreft en niet de kleine labels die
slechts een handvol releases kenden, al zit er ook altijd “small
label” stuff tussen want die grote labels kochten vaak kant en
klare masters over van kleine labels. Daarnaast dien je in herinnering
te houden dat de term “rockabilly” hier dient geïnterpreteerd
in zijn ruimste betekenis van blanke rock n’ roll - vandaar wellicht
de toevoeging van het woordje “rock ‘n’ roll”
in de titel. Je zou verwachten dat ze na 27 volumes zo onderhand wel
alle labels gehad zouden hebben maar niets is minder waar: daar is volume
28, gewijd aan Warner Bros en WB sublabel Reprise. De naam Warner Bros
doet meer aan films als aan platen denken en dat klopt want het in maart
1958 opgestarte label was een offshoot van de bekende Warner Bros filmstudio
en alleen al die datum maart 1958 geeft aan dat WB de start van de rock
‘n’ roll boot heeft gemist. Boot gemist, dan maar op de
trein springen en uiteraard deed WB er alles aan maar initieel zonder
succes: pas als in november 1959 The Everly Brothers overkomen van Cadence
Records haalt WB hits in huis zoals hun waarlijk fabelhafte Temptation,
hier te aanhoren in al zijn majestueuze glorie. Allicht dachten ze begin
1960 met Bill Haley nog een hoofdvogel binnen te halen maar die had
sinds Skinny Minnie in 1958 geen Top 40 notering meer gehad en WB kon
het tij niet doen keren. Tja, Bill Haley die in 1960 Blue Suede Shoes
covert wijst toch op bloedarmoede, niet? Nee, dan hoor ik bompa Bill
liever in zijn beste schoolfrans in het nonsensikale Let The Good Times
Roll Creole of in een sleazy jazzy nummer als Hawk, voor mij het beste
van de drie Bill Haley & the Comets nummers hier. Sleazy, het woord
is gevallen, en dat adjectief slaat samen met “sensueel”
en “mysterieus” op best veel van de royale 30 tracks op
deze compilatie, bijvoorbeeld op Shelly Dane’s Hannah Lee (medium
tempo mysterieus, zo’n beetje een voorloper van de popcorn), alsmede
op The Swing, Bandstand Doll en Sugar, drie Johnny Carroll tracks hier.
De instrumentale Rag Mop van The Spinners (eigenlijk gewoon het melodietje
van Rag Mop uptempo gespeeld en gelardeerd met domme uitroepen erover)
is trouwens de band die Johnny Carroll begeleidt op die drie songs.
Nog meer instrumentals zijn de roestige gitaar/piano boogie The Choke
van Johnny Zorro, de proto surf gitaar instro Road Hog van diezelfde
Johnny Zorro met King Curtis sax, en Forbidden City van John Buck (onder
zijn echte naam Barry DeVorzon auteur van Johnny Burnette’s Dreamin’)
& the Blazers in een stijl die ik slechts kan pogen te omschrijven
als The Champs meet Link Wray meet exotica meester Arthur Lyman. |
LP Recensie
I
CAN’T SEEM TO SAY GOODBYE/ Eerder
recenseerden wij al de LP In The Beginning, nu is het tweede deel van
dit tweeluik uit en dat tweede deel focust op JLL’s country kant,
al is die lijn bij JLL zo dun dat hier minstens evenveel, zo niet méér
rock ‘n’ roll op staat als op In The Beginning. De songtitels
alleen al verraden dat, maar dit zijn dus niet de geijkte Sun versies,
nee, dit zijn alternatieve versies die nooit eerder op vinyl verschenen
en waarvan slechts drie van de 14 songs het daglicht zagen vóór
de rest van dit materiaal voor het eerst boven water kwam in 2015 op
de 18 CD-doos Jerry Lee Lewis At Sun Records, The Collected Works: What
The Hell Else Do You Need? die waarlijk élke noot van JLL op
Sun bij elkaar bracht van november 1956 tot hij in eind augustus 1963
definitief de deur van Sun achter zich dichttrok. Daarmee was JLL de
Sun artiest die het langst voor het mythische gele label opnam en die
bovendien zo goed als in de studio kampeerde, wat verklaart dat er zoveel
onuitgebracht materiaal was: de band liep namelijk altijd mee als JLL
zijn mond opendeed en hij deed die altijd open want hij was zoals bekend
een brutaaltje – Jerry Lee is de enige mens ter wereld die ermee
wegkwam Hank Williams’ I Can’t Help It (If I’m Still
In Love With You) op te nemen als You Can’t Help It (If You’re
Still In Love With Me), in de Version 2 Take 1 versie hier ook uptempo
rock ‘n’ roll. Dat de meeste van deze 14 nummers van begin
jaren ’60 stammen maakt dan ook niet uit: JLL bleef altijd JLL.
Ter zake: Old Black Joe Take 1 is rustiger, laten we zeggen meer medium
tempo dan de bekende uitvoering, heeft een totaal andere solo en géén
vrouwenkoortje, en ook Bonnie B Take 7 is ietsje trager. Ook Carry Me
Back To Old Virginia Take 1 is medium tempo rock ‘n’ roll,
net als uiteraard een snellere Good Golly Miss Molly Take 1 met sax
en met de vrouwenkoortjes meer naar de voorgrond. Sweet Little Sixteen
is Version 1 uit 1960 met Yakety Sax sax in tegenstelling tot de versie
uit 1962 met orgel, As Long As Live Take 1 is zonder meer goeie rock
‘n’ roll, Waiting for A Train Version 2 Take 2 is brave
medium tempo rock ‘n’ roll met sax en vrouwenkoortje (de
Sun single uit pakweg 1962 was iets sneller en had orgel), en de uptempo
rock ‘n’ roll van het geweldige Hong Kong Blues Take 3 blijft
een ten onrechte vergeten pareltje, hier met een geïmproviseerd
je m’en fous einde. |
CD Recensies
5 januari 2018
THE
ROLLIN’ ROCK RECORDINGS/ Ooit
ben ik op rock ‘n’ roll bedevaart in Los Angeles –
samen met Yves Messany van The Billygoat Riders en The Big Bayou Bandits,
eerlijk is eerlijk, zelfs voor bandieten – op zoek gegaan naar
de Gaslight club in Santa Monica waar naar verluidt Jackie Lee Cochran
wekelijks optrad. We hebben die bar gevonden en Cochran trad er inderdaad
op: hij zong er oldies voor een studentenpubliek. Tijdens de pauze zijn
we een praatje wezen maken en in de tweede set vertolkte hij enkele
van zijn rockabilly classics “voor zijn vrienden uit Europa”
en we kregen er nog een gehandtekende CD bovenop. Een paar jaar later
overleed hij in 1998 op 64-jarige leeftijd in zijn slaap, straks ook
al weer 20 jaar geleden. God, we worden oud, maar U begrijpt dat u van
mij nooit een slecht woord zal horen over Jackie Lee Cochran alias Jack
The Cat zoals de publiciteit hem graag mocht aankondigen alias Jackie
Lee Waukeen Cochran zoals hij zich noemde toen hij zijn kwart Cherokee
roots via zijn grootmoeder wou benadrukken en zoals hij zich noemde
op de twee Rollin’ Rock LP’s die op deze CD staan, Swamp
Fox uit 1974 en (Ronny Weiser van Rollin’ Rock was nooit bescheiden)
Rockabilly Legend uit 1977. Cochran vormde samen met Ray Campi, Mac
Curtis en Johnny Carroll de vier azen van het Rollin’ Rock label
dat in de jaren ’70 werd opgericht door de superenthousiaste Joods-Italiaanse
immigrant Ronny Weiser, een label dat mede door dat niet aflatende enthousiasme
zijn gelijke niet kende in de rockabillyrevival. |
LET
THE BELLS KEEP RINGING 1956 Ach,
we hadden een half uurtje niks te doen dus snel nog even een volume
van deze reeks over het New Yorkse budget label Bell Records erdoor
gejaagd, zie in deze onze
recensies van de volumes 1951 tot 1955. We zijn inmiddels in 1956
aanbeland en dat betekent dat de rock ‘n’ roll in volle
kracht opkwam en Bell Records, het ”top song hit favorites”
label met op de hoesjes in grote letters de titel van het liedje en
in piepkleine of helemaal géén letters de naam van de
uitvoerende artiesten, met spoed op zoek diende naar zangers die ook
die nieuwe rock ‘n’ roll orkaan aankonden. Die vonden ze,
maar de hoofdmoot blijkt in 1956 nog steeds pop- en croonermuziek geweest
te zijn met Edna McGriff’s Just Walking In The Rain (van The Prisonaires
in 1953 op Sun Records!), de natuurgetrouwe Que Sera Sera door Elise
Rhodes, de Pat Boone ballade I’ll Be Home (oorspronkelijk een
zwart nummer van doo-woppers The Flamingos) door Barry Frank, en een
croonerversie van wat wij vooral kennen als Ivory Joe Hunter’s
doo-wop ballade I Almost Lost My Mind door Dottie Evans. Memories Are
Made Of This is female pop en ook Priscilla (de hit was van Eddie Cooley
& the Dimples) is pop, ook al wordt het gebracht door veteraan rhythm
‘n’ blues tenorsaxofonist Buddy Lucas. Rock Island Line
wordt door de manier van zingen van Jimmy Leyden (die na de tweede wereldoorlog
nog bij het orkest van Glen Miller zong) bijna meer een parodie dan
skiffle (Lonnie Donegan haalde er als Brit in Amerika zelfs de Top 10
mee). Ook In The Middle Of The House (Vaughn Monroe en Rusty Draper
nagedaan door Peter Marshall & Tommy Farrell) is pophumor, Green
Door van Jim Lowe kan je in de cover van Artie Malvin met wat goeie
wil nog big band rock ‘n’ roll noemen en Blueberry Hill
mag dan wel een noot voor noot cover door opnieuw Buddy Lucas zijn,
de magie van Fats Domino ontbreekt. Ene Bruce Adams fluit Guy Mitchell’s
Singing The Blues en tot slot is het volgens ons nooit Johnny Cash’s
bedoeling geweest dat I Walk The Line door het Michael Stewart Quartet
zo plechtstatig gezongen en netjes nagespeeld zou worden met zo te horen
een wasbord. All in a day’s work voor Bell Records! Het geheel
wordt geduid middels het in deze reeks traditionele CD booklet van 13
pagina’s met track per track info en illustraties. Info: www.rock-star-records.co.uk
(Frantic Franky) |