(reclame)


Je recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent CD, DVD, record or book reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!


 

13 december 2018

CD Recensie

ROYALE WITH CHEESE/ STORIES FROM SHAMEHILL
Stories From Shamehill, géén cat.nr.

You know what they call a quarter pounder with cheese in Paris? Royale with cheese. De wereldberoemde filmscène met John Travolta en Samuel L. Jackson uit Pulp Fiction bestaat in 2019 vijfentwintig jaar en het was Pulp Fiction en dan vooral de Pulp Fiction soundtrack die de aanzet gaf tot wat muziekhistorici later zullen bestempelen als de derde surf, euh, golf, want in het kielzog van Pulp Fiction ging élke band die geen zanger vond surf spelen. De meeste van die bands zijn inmiddels al weer lang kopje onder maar Stories From Shamehill is een blijvertje gebleken: ze berijden de golven sinds 2012 en presenteren na de EP Same Same But Different (2015,) de live single Made In Amsterdam (2016) en de in Los Angeles opgenomen vinylsingle El Salto Del Jalapeño/ Queen Of Tides (2017) nu hun fullalbum debuut, al is dat met acht nummers en een speelduur van slechts 23 minuten nu ook weer niet zó full. Nu ja, ze zijn alle acht goed en da’s ook al veel waard!
De acht zelf gecomponeerde basismelodieën worden gevarieerd met veel stops en shotjes wah wah, en Joris de Haan verwerkt er heel veel àndere stukjes gitaar in wat een tegendraads effect oplevert, terwijl de basgitaar daar haar eigen melodie onder speelt. Met respect voor de surf traditie (de Slavische invloeden in One Trick Pony en Na Zdrowie, de oosterse invloeden in The Whole Shebang) en op basis van het rechtlijnige van een Richie Podolor alias Richie Allen vormt het Amsterdamse trio het raderwerk voor een instrumentale stijl die – niet evident voor instrumentale muziek – erg verhalend is. Samen geeft dat frisse eigentijdse en hogelijk verslavende surf, krachtig doch niet gewelddadig en niet agressief maar gewoon uitstekend, en voor de rest hebben wij voor één keer geen kritiek en niks te zeiken hierop. Originele gimmick: de CD in een enkelvoudig kartonnen hoesje zit nog eens verpakt in een bruin papieren hamburgerzakje. De release party vindt plaats op zondagmiddag 23 december in Bierderij Waterland te Monnickendam mét een Jack Rabbit Slim’s Twist Contest, aanvang 16 uur en vrij entree.
Info: www.storiesfromshamehill.nl
(Frantic Franky)


ROWDY/ THE DI MAGGIO CONNECTION
Thunderball Records, TR 04

Marco Di Maggio timmert sinds jaar en dag vanuit Italië aan de rock ‘n’ roll weg, eerst met Eddie & the Houserockers (wier Tele Rock ‘n’ Roll in 1995 verscheen op het Nederlandse label Rockhouse), dan met The Di Maggio Brothers en tegenwoordig met The Di Maggio Connection, in wezen een rockabilly trio. In de loop der jaren heeft hij zich vooral internationaal geprofileerd (Di Maggio trad op in 24 landen tot in China toe), zich op Amerika gericht (zijn You’ll Be Mine haalde de TV-reeks Friends), “meer dan 50 Amerikaanse legendes” begeleid waaronder DJ Fontana, Billy Lee Riley, Hayden Thompson, Narvel Felts, Ronnie Dawson, Alvis Wayne, Linda Gail Lewis, Johnny Farina van Santo & Johnny, Rocky & Billy Burnette, Slim Jim Phantom van The Stray Cats en Robert Gordon, en een indrukwekkende erelijst bij elkaar gespeeld. Wat hem dat uiteindelijk in concreto heeft opgeleverd weet ik niet, net zoals ik niet weet wat ie voor de rest nog doet in dit leven, behalve om de paar jaar een CD op de mensheid loslaten. U hebt gelijk, uiteraard zijn dat niet mijn zaken, mijn zaken zijn enkel en alleen deze nieuwe CD die zijn minstens 14de album is (in 2005 nam hij samen met onze Sue Moreno het album Bye Bye Blues op) en het derde onder de naam Di Maggio Connection.
De CD opent met Ring Of Fire mariachi trompetten en Rowdy bevat nog meer blazers die evenwel tamelijk digitaal klinken en zo strak zijn dat het lijkt alsof ze uit een doosje komen, wat echter niet het geval is: aangezien er namen van muzikanten bij staan neem ik aan dat dit wel degelijk echte trompetten en tenorsaxen en baritonsaxen en altsaxen zijn. Wat er ook van zij: die blazers stuwen een nummer als Rock ’A’ Tango, dat heus geen kruising tussen rock en tango is, richting Ricky Martin-achtige electroswing en geven aan de CD een commerciëel poppy of – positief uitgedrukt – radiovriendelijk tintje. Zie in deze ook de minieme verschillen tussen de twee versies van Nowhere Latitude waarvan er eentje het predikaat “radio version” meekreeg, verschillen die inderdaad op conto van de mixage mogen worden geschreven. De CD bevat acht eigen nummers en drie covers, en vooral de bekendste cover is geinig: de hardrockstandaard Smoke On The Water van Deep Purple wordt heel leuke supersnelle neo-swing. De twee andere covers zijn Long Way From Home van Stevie Ray Vaughan als Built For Speed-achtige bliuesrock en het mij onbekende nummer To And Fro dat aan de componisten te zien uit Bollywood komt en inderdaad dat soort vrolijke en frivole musical variatie bezit, maar dan uitgevoerd in rock ‘n’ roll stijl! Blues Calls My Name is een Beatle-esque pop ballade, The Red Bridge is een twangy neo-surf instrumental met een vleugje Joe Meek. Sommige stukjes van sommige nummers doen vaagweg aan iets anders denken zonder dat je de vinger op de wonde kan leggen, en het is dan ook eerder het creëren van een bepaalde sfeer dan copiëren. Di Maggio klinkt jonger dan de leeftijd die hij intussen moet hebben en zijn hedendaagse stem, het soort stem van Duitse bands waarop Part Records het patent lijkt te hebben, figureert prominent vooraan in de mix. Zijn gitaarspel is als immer uitmuntend maar mogelijk voor sommigen onder u te veel gefriemel. En voor de rest is dit geslaagde moderne rock ‘n’ roll en rockabilly! Thunderball lijkt mij Di Maggio’s eigen label en er is ook een vinylversie uit. Info: www.areapirata.com en www.dimaggioconnection.com
(Frantic Franky)

LP Recensie

LE ROCK C’EST CA/ VINCE TAYLOR
Bear Family, BAF 11017

Bear Family’s vinyl reeks brengt zeldzame oude platen opnieuw uit op 10-inch en dit keer is dat Le Rock C’est Ca van Vince Taylor, origineel verschenen in 1961 op het Franse label Barclay Records, netjes nagemaakt met respect voor het originele artwork, met twee bonustracks om de speelduur op te trekken van 10 naar 12 songs, op kwaliteitsvinyl en in een gelimiteerde uitgave van 500 exemplaren op dit maal citroengeel vinyl!
Vince Taylor was een speciaal geval: een Engelsman die op zijn zevende met zijn ouders naar Amerika emigreerde, rond 1957 terug naar Engeland kwam en in 1961 in Frankrijk werd ingehaald als de real deal. De combinatie van Taylor’s knappe uiterlijk, een bad boy imago rechtstreeks gejat van Gene Vincent met zwart leren pak en dikke kettingen, én de supersnelle souplesse en tijgerachtige bewegingen van Elvis maakten hem tot een waarlijk spectaculaire live-act. Zoek op YouTube de zeldzame live fragmenten op van wat een van de wildste rockers ooit moet zijn geweest: Taylor kronkelt over het podium als een sidderaal. Daarnaast maakte hij het ook het verschil met zijn Amerikaanse stem, een echte rock ‘n’ roll stem waarmee hij moeiteloos een overtuigende Eddie Cochran en Johnny Kidd kon neerzetten, en dan vooral met die sneer in zijn stem: Vince Taylor was een streep échte rock ‘n’ roll, wat hem in La Douce France een bijna mythische status opleverde die voortduurt tot de dag van heden want Taylor wordt er nog steeds in één adem genoemd met Gene Vincent, ondanks of misschien juist door zijn vroegtijdige en eigenlijk zielige einde: hij overleed in 1991 op slechts 52-jarige leeftijd aan longkanker na een eindeloze reeks tot mislukken gedoemde en in alcohol- en drugsdampen opgegane pogingen tot comeback, een letterlijk onherkenbare schaduw van de tijger die hij ooit was. Een ander voorbeeld van zijn impact: wat stond in 1973 op de B-kant van de Amerikaanse hitversie van de Golden Earring single Radar Love? Een nummer getiteld Just Like Vince Taylor! Taylor heeft twee rock ‘n’ roll klassiekers pur sang op zijn conto, Brand New Cadillac en Jet Black Machine, maar was toch voornamelijk een uitvoerder die andermans hits coverde, en dat weerspiegelt zich op deze 10-inch. 20 Flight Rock is naast een vrij natuurgetrouwe Eddie Cochran cover een meer dan geslaagde kruisbestuiving tussen rock ‘n’ roll, rockabilly en Britse rock ‘n’ roll met vlammend gitaarwerk dat toewerkt naar de explosieve gitaarsolo’s en eindes - dat moet live inderdaad wat geweest zijn in die tijd. Hoe goed Taylor Eddie Cochran kon imiteren blijkt voorts uit zijn even natuurgetrouwe cover van C’Mon Everybody, en Sweet Little Sixteen van Chuck Berry klinkt flitsend met die pompende elektrische bas en dat stevig drumwerk, wat samen dat een hoop lawaai maakt. Ook het iconische Britse nummer Shakin’ All Over van Johnny Kidd wordt erg dicht benaderd in Taylor’s coverversie, bonustrack en Ray Smith cover Right Behind You Baby flitst evenzeer. Lovin’ Up A Storm (Jerry Lee Lewis) en So Glad You’re Mine (Elvis) zijn wat softer, Baby Let’s Play House (Elvis) hangt daar tussenin, en de Elvis ballades Don’t Leave Me Now en Love Me waren ongetwijfeld bedoeld om de vrouwelijke fans knikkende knieën te bezorgen. Links en rechts tingelt er op deze plaat een beetje piano doorheen. De tweede bonustrack is Brand New Cadillac maar wij hadden in plaats van die Right Behind You Baby toch gegaan voor zijn eigen Jet Black Machine. Een rechtenkwestie? Niettemin: een mooi hebbeding mét goeie muziek om op uw Vince Taylor altaar te plaatsen. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

naar boven

6 december 2018

CD Recensie

HAVE YOURSELF A SWINGIN’ LITTLE CHRISTMAS
Bear Family, BCD 17577

Na de in 2016 en 2017 verschenen country en crooner/rock ‘n’ roll compilaties Christmas On The Countryside (BCD 17508) en Big City Christmas (BCD 17509) bevat deze nieuwe CD “27 jazz, swing, vintage rhythm ‘n’ blues, lindy hop, jitterbug, boogie, jive en easy listening rariteiten” uit de tijdspanne 1935-1959. Een nostalgische kerst wordt het daarmee zeker want de hoofdmoot is vocal harmony swing (behalve de instrumentals uiteraard zoals Let It Snow Let It Snow Let It Snow door Les Brown) van klassebakken als The Ames Brothers, The Mills Brothers, Perry Como, The Andrews Sisters, Johnny Mercer en Kay Starr, gekenmerkt door uitgebreide big band arrangementen waar het Brian Setzer Orchestra de mosterd haalde, aangevuld met de occasionele zwoele crooner als Peggy Lee’s The Christmas Spell. Dat soort CD’s vindt u met heelder stapels bij de goedkope CD’tjes, vaak onder de noemer “jazz christmas” of “crooner christmas”, steevast met dezelfde nummers en een krakkemikkige hifi kwaliteit. Bij Bear Family (D) betaalt u de volle pot maar krijgt u de real deal: 75 minuten muziek, een doordachte samenstelling met deels minder voor de hand liggende tracklisting, geremasterde opnames zodat de CD niet luider kraakt als uw open haard, en een CD-boekje van 24 full colour pagina’s met track per track info en heerlijke retro illustraties. De grote afwezigen zijn Frank Sinatra, Bing Crosby en Dean Martin, nochtans vaste stamgasten aan elke kerstdis, maar hun plaats wordt ingenomen door minder voor evidente artiesten als Benny Goodman en Anne Shelton. Ook altijd leuk: een zonnige kerst met de instrumentale mambo versie van Rudolph The Red Nosed Reindeer door het orkest van Billy May! Glenn Miller viert mee met een GI jive uitvoering van Jingle Bells inclusief een stukje Mexicaanse stereotypen (de eerste keer dat ik Glenn Miller south of the border weet gaan), het enige nummer waarvan ik de geluidskwaliteit wat ondermaats vind, wat trouwens geldt voor àlle Glenn Miller CD’s die ik heb. Hoe dat komt weet ik niet, heeft zijn muziek te lijden gehad onder de oorlog of zo? Vrolijke pepernoten zijn er met de komische honky tonk piano boogie jazz Swingin’ Them Jingle Bells van Fats Waller, wat me leidt tot de vraag waarom de hilarische kerstliedjes van Spike Jones hier niet op staan? Het meest in de buurt van rock ‘n’ roll komt de Christmas Boogie woogie piano van Sugar Chile Robinson en dat komt dan nog helemaal uit 1950, en Thelma Cooper hoort evenzeer thuis in de rhythm ‘n’ blues swing met I Need A Man (For Xmas) uit 1949. Ook Boogie Woogie Santa Claus van Lionel Hampton uit 1950 rockt reeds aardig, maar zijn Merry Christmas Baby is dan weer een blues. Baby It’s Cold Outside van Louis Jordan in 1949 in duet met Ella Fitzgerald is een uiterst gezellige crooner maar geen Ain’t Nobody Here But Us Chickens, en Louis Prima presenteert zich hier als hete jazz kat met What Will Santa Claus Say (When he Finds Everybody Swingin’) dat helemaal teruggaat tot 1936, wat meteen verklaart waarom Prima zo goed was als gigolo op de bühne van Las Vegas eind jaren ’50: omdat hij dit al 20 jaar deed. Een rariteit tenslotte is de orkestcover van Oscar McLollie’s Dig That Crazy Santa Claus door zangeres Lola Dee begeleid door de band van Ralph Marterie. Het enige nummer dat uit de toon valt is de afsluitende schmaltz van het pastorale Silent Night door operazanger Mario Lanza. ’t Is dat het kerst is en we in een vredelievende bui zijn, en ook een klein beetje omdat Lanza naar verluidt een van de favoriete zangers van ons aller Elvis was. Deze CD roept het beeld op van dames in cocktailjurken en mannen in maatpakken met een deukhoed die zich in de jaren ’40 bewegen in een kleurrijk getekend kerstdecor. Mag ik dromen, ja? Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Food Recensie

CRUSTI CROC ROCKER’S
Lidl

Pittig, krokant en vol energie: de ingrediënten van elke rocker, toch? Zowel meervoudig als enkelvoudig onverzadigd, want van rock ‘n’ roll kun je immers niet verzadigd raken. Dat rock ‘n’ roll de coolste muziek is ooit uitgevonden wisten we al, maar dat je het ook nog kunt proeven is een nieuwe dimensie. Dat smaakt naar meer. De wokkelrockerwokkels liggen in de schappen van Lidl. Let‘s do the wokkelrock, yeah! Echte rockabilly food, man. Geen tijd voor meeblèren met je favoriete rocker, maar smullen van de good old fifties. Maar als je ‘de zak‘ bekijkt komt er wel meteen een vraag naar boven. Of dat ding daar tussen zijn benen een, nou ja ehm… zijn kleine mini-rocker is of een ruimteschip van de martiaanse invaders laat ik aan jullie voorstellingsvermogen over. ”Rock the crotch“ zal ik dan maar niet schrijven. Maar als Bill Haley See You Later Alligator succesvol in de markt wist te zetten mag Crusti Croc(adile) natuurlijk niet achterblijven. Het bewijst eens te meer: rock ‘n’ rollis zachtaardige muziek met een ruwe crust… of net andersom? Whatever, Lidl heeft er een prima PR stunt mee geleverd. Opeens veel vetkuiven bij de supermarkt. Ik voel me er thuis met mijn grijsgedraaide platenkop. Nu nog in elk filiaal een rockabillyband laten optreden om de wokkels van het huiseigen merk van de supermarktketen te promoten en de party kan beginnen. Wie weet krijgt elk filiaal dan een huiseigen band en dan wordt boodschappen doen weer eens leuk in plaats van altijd te moeten luisteren naar dat popgedoedel bij hun kleinere concurrenten. Wel nog een opmerking voor ‘afvallige‘ rockers: er is namelijk wel nog een verschil tussen deze papillenstrelers en de oorhaartrillers: de eerste soort is niet geschikt voor dagelijkse consumptie, de tweede wel. Let’s rock a while, let’s do the wokkelrock! (Henri Smeets)

naar boven

22 november 2018

LP Recensie

ROCK ‘N’ ROLL STREET MIDSLAND
Rockhouse Music/ Tombstone Records, STREET1

Ter gelegenheid van de 30ste editie van het jaarlijkse Rock ‘n’ Roll Street festival op Terschelling met het dorp Midsland als bruisende hart van een weekend lang jaren ’50 sfeer en ambiance heeft het organisatiecomité een speciale LP laten persen met 16 nummers van bands die tijdens eerdere edities van het festival hebben opgetreden, en samen geeft dat een puike brok rockabilly in de stijl van de hoogdagen van de Hollandbilly zoals lang geleden een toen nog LP op Rockhouse heette, hoogdagen die er eigenlijk nog steeds zijn want de rockabilly situatie in Nederland is gezond en wel, dank u, zowel qua aantal als qua kwaliteit van zowel bands als festivals en concerten. De plaat geeft een mooi overzicht van bands van vroeger die al lang niet meer bestaan (waar zijn al die bands waar we vroeger zo vaak naar zijn wezen kijken toch allemaal gebleven?) en van bands die nu het mooie weer maken, samen een leuke collectie hedendaagse rockabilly en rock ‘n‘ roll – het verschil is subtiel – met zowat alle stijlstromingen binnen de rock ‘n’ roll vertegenwoordigd, uitgezonderd doo-wop, instrumentale rock ‘n ‘roll en surf. De arbeidsvitaminen gaan van authentieke rockabilly met DJ Rock ‘n’ Roll van samensteller RJ alias Hans Nelemans alias Hans Jus D’Orange die de bands voor Rock ‘n’ Roll Street boekt en Ain’t She Flippy van The Three Farmers Boys tot krachtig klinkende actuele rockabilly met Ubangi 4 met Flattop, El Rio Trio met het een beetje dreigende eigen Red Headed Woman, en Angelina van The Blue Moon Boys, hedendaagse rock ‘n’ roll met steel, een hele snelle stroll. She’s In The Mood van The Rumble Cats die er al bij waren op de allereerste Rock ‘n’ Roll Street in 1989 is moderne rock ‘n’ roll met piano, Swinging On Nothing van Torello’s Jive Bugs, luie jazzswing met blazers, trompet en piano, is een duet met zangeres Juliette Berkhout. Mischief’s huis-, tuin- en keuken rock ‘n’ roll voor alle gebruik is aanwezig met hun eigen Heart Of Stone, net als de macho countryrock van The Reno Brothers’ Make It Allright. Ook de dames zijn welkom met de jiver Seventeen van The Bugaloos zaliger (god, wat was ik verliefd op hen) en de stevige female rockabilly van Rock ‘n’ Roll van Mellow Jo & the Hi-Tones. Hoe gevarieerd de compilatie is blijkt uit de bluesy geïnspireerde rock ‘n’ roll van CC Jerome Trio (I’m Broke) en de pure country van de anders toch vrij stevige Stacy Cats (In The Corner At The Table By The Jukebox). Waar en wanneer deze nummers origineel verschenen wordt niet vermeld, maar sommige zijn voor zover ik weet enkel verschenen op vinyl single en/of in eigen beheer. Ik denk dat er twee onuitgebrachte songs op staan waarvan één helaas naar mijn smaak zo ongeveer het minste nummer op de hele plaat is, de Sun Records tribute 706, een demo van That Crazy Beat met backing vocals, de intro van Carl Perkins’ Honey Don’t en de gitaarsolo van diens Movie Magg: een sympathiek en aardig idee doch muzikaal zwak uitgevoerd. Nee, Sun moet klinken zoals het tweede onuitgegeven nummer (denk ik, ik ben er niet 100 % zeker van), Take Me To That Place van hepcats The Tinstars, volgens mij ooit bedoeld voor een EP die er uiteindelijk nooit is gekomen. Net zoals Jackson moet klinken als de samenwerking tussen Highway 54 & Little Esther, een geslaagde cover wegens meer rockend dan het origineel van Johnny Cash & June Carter, en zo moet je het inderdaad zingen als je stemmen niet lijken op die van Cash & Carter.
Let op: dit lovenswaardig initiatief is enkel uit op LP, maar je krijgt er wel een downloadcode bij. De LP is te koop voor € 12,50. Info www.rockandroll-terschelling.nl. De datum voor de 31ste editie van Rock ‘n’ Roll Street is reeds bekend: 6, 7 en 8 september 2019!
(Frantic Franky)

CD Recensies

CATFIGHT: RATTLE SHAKIN’ MAMA
Atomicat, ACCD 001

Aangezien Atomicat een nieuw sublabel van het Rhythm Bomb (D) imperium is (Rockstar, Richard Weize Archives, Koko Mojo, Catty Town) zou je kunnen denken dat dit de blanke tegenhanger van de zwarte Koko Mojo serie moet zijn, maar die veronderstelling klopt niet volledig aangezien er ook verschillende zwarte rock ‘n’ roll nummers als Big Al Downing’s Down On The Farm op staan. Laat ik het dus maar gewoon houden op wat de ondertitel predikt, “25 sure shot dancefloor champions”, met de nota dat de hoofdmoot rockabilly is, klassieke rockabilly als Rock ‘n’ Roll Itch (Curley Jim), Rattle Shakin’ Mama (Mel McGonnigle), het inderdaad zwarte Down On The Farm van Big Al Downing, het nog steeds onwaarschijnlijk klinkende Eager Boy (The Lonesome Drifter), Ain’t I’m A Dog (Ronnie Self), Hip Hip Baby (Dennis Herrold), Fools Paradise (The Cochran Brothers) en een dubbele dosis Don Willis met Warrior Sam en Boppin’ High School Baby. Even goed doch minder bekend zijn Have Myself A Ball (Bill Bowen), Honky Tonk On Second Street (Buck Trail) en I Hate Myself (Al Sweatt) met de eerste gitaarsolo al na 30 seconden! Wat uit deze opsomming zo klaar is als een klontje: het mag primitief gaan, zoals in Charles Dean’s Train Whistle Boogie en Carl Miller’s Rhythm Guitar. Ook de roots van de rockabilly wordt hulde gebracht met de hillbilly boogie van Charlie Adams’ Cattin’ Around, en Let’s Have Some Fun van Jesse Thomas zit pal op de scheidingslijn: is deze rhythm ‘n’ blues piano swing met hillbilly bop elementen nu zwart of blank? De CD is van alle markten thuis: String Boogie (Eddie Chamblee) is een rock ‘n’ roll gitaar boogie instrumental met big band blazers, Chickee Wah-Wah (Bobby Marchan) is New Orleans rock ‘n’ roll, Maybelle (Jackie Cray) en Parking Lot (Jim McCrory) zijn simpelweg goeie rock ‘n’ roll, en bij de oppermachtige Conway Twitty mogen er in I Need Your Lovin’ zelfs backing vocals bij. Aan de andere kant van de cirkel is er zwarte rock ‘n’ roll met Oh Baby (The Five Keys), Flat Tire (The Del Vikings) en het swingende Soft Pillow van Amos Milburn. Too Old To Rock ‘n’ Roll van Carmol Taylor is tenslotte een neo countryrocker die zo te horen uit de jaren ’60 of ’70 stamt, maar wat een geweldig nummer!
Veel van de nummers doen al de ronde sinds rockabilly en aanverwanten nog exclusief op LP’s verscheen om de simpele reden dat Philips de CD nog moest uitvinden, en veel van de tracks hier vertonen flink wat ruis en gekraak alsof ze rechtstreeks van oude singles werden gedubd. Hou er ook rekening mee dat het qua hoesnota’s nougatbollen is, maar onafgezien daarvan is dit bij uitstek geschikt om non stop full blast in je auto te laten dreunen. Tot nu toe verschenen er drie Catfight volumes, de twee andere zijn getiteld Volume 2: I’m Out en Volume 3: You Can’t Stop Her.
Info: www.rock-star-records.co.uk
. (Frantic Franky)


HOLY SMOKE
Koko Mojo, KM-CD 12

Nummer 12 in deze reeks en die staat opnieuw bomvol onversneden zwarte rock ‘n’ roll met rhythm ‘n’ blues gitaren en rut-tut-tut saxen in alle soorten, maten en gewichten door de bodemloze vergeetputten van de muziekgeschiedenis meedogenloos opgeslokte artiesten als Johnny Stewart (A Whole Lot Of Lovin’), Jimmy Shaw (Take A Chance On Me), Tony Allan (Holy Smoke Baby), Ernie Williams (My Pretty Baby), Elmar Parker (het op Diddley rifjes voortbordurende You Know I Love You), Jimmy McPhail (Ding Dong Babe), Billy Fair (I’ll Be True To You), Little Johnny Cook (Try Your Love) en ga zo nog maar even door. De 7 miljoenste Linda Lu is van Freddie Williams & the Keynotes en Ginny Ginny van The Jaguars is een wat blankere en meer sixties klinkende hertitelde uitvoering van Little Richard’s Jenny Jenny. Nog meer Little Richard krijgen we met Long Tall Sally door Rufus Gordon die klinkt als de uitvoering van Barbara Greene maar dan zonder doo-woppende kikkers. Enkele nummers zitten op de wip tussen zwarte rock ‘n ‘roll en al wat er na kwam en waar die zwarte rock ‘n’ roll toe leidde zoals Sugar In My Tea van Piney Brown, Come By Here van Nat The Cool Cat en I’m In Love van Eddie Alexander & the Greats met eendenklaxons. Soms zelf letterlijk: Don’t You Want A Man Like Me van Jay Nelson begint als rock ‘n‘ roll en eindigt als, euh, niet-rock ‘n ‘roll. In zijn totaliteit staan er tussen de 28 nummers misschien wat minder uitschieters (en een track als Anna Mae van (The?) Prince Royals vind ik zelfs ronduit zwak) maar tot nader order krijg ik niet genoeg van deze onophoudelijke dreun. Voor wat het waard is: mijn favorieten zijn de goed rockende bluesbopper Want To Jump With You (Baby Clifford King), de countryblues rocker Rock With Me Baby (Juke Boy Barner) en I’m In Love (Johnny Spain) dat sméékt om gecoverd te worden door Nico Duportal.
Info: www.koko-mojo.com
(Frantic Franky)


DAS BESTE ZUM 60. BÜHNENJUBILÄUM/ TED HEROLD
Telamo Musik, 405380431210

Een hoempapa label bezaaid met Duitse schlagers dat een rock ‘n’ roll album uitbrengt was in de fifties ondenkbaar, zelfs Freddy Quinn moest in 1958 onder pseudoniem in Japan een heuse toffe rock ‘n’ roll single opnemen. Net als Freddy Quinn zong ook Ted Herold liever in het Engels, echter door zijn succes met Duitstalige ballades en de hang van de platenlabels om de scherpe kantjes van de rock ‘n’ roll af te willen halen werd hij door zijn toenmalig label de schlagerhoek ingeduwd. Ted Herold siert hier op het Telamo label dus het platenaanbod naast ons Heintje en Heino, die overigens een heuse rockplaat heeft opgenomen maar is doorgeschoten is naar het andere uiteinde ten opzichte van zijn vertrouwde muzikale spectrum, hardrock. Ik heb dit voorbeeld van Heino niet voor niets aangehaald want ook Peter Kraus lijdt hieronder: men is oud en wil graag nog eens wat doen wat men in zijn jeugd niet kon/mocht omdat het publiek dat van de zanger niet verwachtte of accepteerde. Zo zingt Kraus met zijn bijna 80 jaar nog vrolijk nog over „Heissen Po im engen Jeans“ (sexy bips in enge jeans) voor een publiek bestaande uit 70-plussers. Ik denk niet dat daar nog een ouwe teenager een stijve van krijgt. Het is dan ook mooi als er nog ouwe rockers zijn als de op 9 september 1942 als Harald Schubring geboren Ted Herold. Niet dat hij over kunstgebit en rollator zingt maar hij weet dat de „teens“ voorbij zijn en hij zingt dan ook volwassen songs waarvan dit dubbelalbum met 40 (!) songs vol staat, een combinatie van songs uit eind jaren ‚70 begin jaren ‚80 toen hij weer even de charts wist te behalen met Rockabilly Willy (in 1980 chartpositie 50), Rock ‘n‘ Roll For President (nummer 46 in 1980), Ahua (nummer 74 in 1980), Bill Haley (nummer 34 in 1981) en Die Besten Sterben Jung (nummer 25 in 1981). Al deze songs staan hier op met de originele opnames van toen. Natuurlijk is hij in de fifties in Duitsland wereldberoemd geworden met Moonlight (nummer 1 in 1959 met 800.000 verkochte exemplaren) en Sei Doch Mein Talisman (nummer 6 in 1962), naast een reeks middelgrote hits. Ook mocht deze enige ware Duitse Elvis in de fifties en sixties zijn zangkunstjes vertonen in diverse speelfilms.
Het jubileum album opent met een kersverse in het Engels gezongen heropname van zijn grootste hit Moonlight waarvan hij het origineel destijds zowel in het Duits als (minder bekend) in het Engels opnam. Volgens de inlay is de opname uit 2018, mij lijkt het eerder dat men Herold’s stem over de originele opname uit 1959 heeft gemixt. Wat de rocker 1:0 met heerlijke galm betreft is het zeker de originele opname uit 1959. Ook Ich Bin Ein Mann (Fabian’s I’m A Man) heeft nog de originele sound uit 1959 en ook qua stem kan ik me onmogelijk voorstellen dat een gerimpelde bijna 80-jarige nog klinkt als een bepukkelde 17-jarige. Als liefhebber van authentieke opnames vind ik dat natuurlijk alleen maar prima. Mocht het zo zijn dat die opnames echt uit 2018 zijn dan is dat ronduit fantastisch, al kan ik het me niet voorstellen. Tijd voor gevoelig romantisch gezwijmel met Geh‘ Deinen Weg met kerkorgeltje dat meer weg heeft van een mislukte kruising tussen schlager, slowrock en gospel, niet onaardig maar goed is anders. Het nummer getiteld Bill Haley met slappin‘ bass is van een geheel andere orde, namelijk pure fifties stijl rock ‘n’ roll, en ook de tekst die de na-oorlogse tienertijd bezingt zal in 1980 zeker velen tot de nostalgische verbeelding hebben gesproken. Girls Und Rock ‘n‘ Roll doet erg denken aan de Britse band Racey, ook al is het geen poprock maar pure rock ‘n’ roll, typisch Ted Herold, ook qua zang. Rhythmus is me te moderne country, want ook al hoor je dat niet meteen aan deze song is dit toch country die „billig“, goedkoop klinkt alsof het achter een goedkoop computertje in een achteraf garage in elkaar is geknutseld. Jung Verrückt Und Ungezähmt doet zijn titel alle eer aan wegens goede rockabilly en een nummer dat klinkt als een brug tussen commercie en subcultuur. Sie Kommt Nie Mehr is een midtempo rocker en de licht dronkenachtige stem geeft er precies de juiste kroegsfeer eraan. Rock ‘n‘ Roll For President begint als een Dion & the Belmonts kloon om verder te gaan als een typische revival rocker uit die tijd, denk aan Shakin‘ Stevens. Zoals de voorgaande songs is ook Das Tut Doch Keine Lady uit diezelfde lang vervlogen revivaltijd, een country-achtig nummer met in het refrein uptempo rock ‘n’ roll. Die Besten Sterben Jung is een Duitse kloon van Roy Orbison’s In Dreams maar zeker een waardig eerbetoon aan James Dean, Marilyn Monroe, Elvis, Humphrey Bogart and the likes en niet voor niks een hit destijds. Gib Dein Ziel Niemals Auf is een pure rocker met wat Long Tall Ernie & the Shakers flair, wat ook geldt ook voor de vlotte rocker Lady Lady Lady. Ted Herold houdt deze lijn vast met het swingende Wilde Jahre, en uit de bocht vliegen kan met Alte Liebe Rostet Nicht. Mooi om dit soort opnames uit de early eighties nog eens te horen. Nu al bijna veertig jaar geleden, laat dat eens even tot je doordringen! Ik zit hier als ‘zeventienjarige‘ voor de computer na te genieten en ik heb goed en wel deze letters op mijn beeldscherm laten verschijnen of Zeit Für Tränen schalt door mijn koptelefoon. Dat doet pijn, niet vanwege tranen van weemoed naar het verleden maar met tranen vanwege deze flutsong die op een modern schlager album zeker zou scoren maar totaal misplaatst is op een rock ‘n’ roll album. Tot overmaat van ramp is dit ook nog een long version van 8 minuten en 34 voortkruipende secondjes. Wat een lijdensweg! Gelukkig hebben de ingenieurs bij het ontwerp van de CD speler daaraan gedacht en de skiptoets uitgevonden. Leve de uitvinders voor deze meesterlijke ingeving! Uitgehuild en wel in mijn uithuilhoekje kan ik eindelijk weer lachen bij Rock ‘n‘ Roll Is King dat bezongen wordt als een medicijn tegen droevigheid. Het klopt, want dit is een toffe rocker die niet voor niks een hit was in 1983. Jetzt Oder Nie is een song die zelf twijfelt of ie nu een countrybopper of een rocker wil zijn. Sei Doch Mein Talisman (Elvis‘ Good Luck Charm) lijkt me eveneens een authentieke opname, ondanks dat jaartal 2018 erbij. Herold’s stem klinkt ook hier jong, wat ook geldt voor de opener van de tweede CD, Ich Bin Ein Wanderer, origineel in 1962 opgenomen als vertaling van Dion. Wunderbar Wie Du Heut‘ Wieder Küsst met de voor Ted Herold typische galm, zeker niet gebruikelijk bij alle Duitse commerciële rockers in die tijd, is gewoon een opname uit 1959, een cover van Elvis‘ I Got Stung. Het mooie van Ted Herold is dat hij stemmatig nooit Elvis 1 op 1 probeerde te imiteren, en daardoor klinkt hij als zichzelf en dat is goed. Little Linda (Elvis‘ Little Sister) is evenmin uit 2018 maar gewoon uit 1961, waarna weer een hele reeks songs uit de jaren ‚70 en ‚80 volgt. Rockabilly Rodeo is een song die zelfs in het Duits rockabilly als rockabilly laat klinken, maar de jaren ‚70 Status Quo-achtige rocker Kannst Du Mir Sagen met snert orgel moet in een vlaag van verstandsverbijstering zijn opgenomen. Gauw de skip toets gebruiken, daarvoor is die immers toch? Wat een tegenstelling met wat nu mijn oren streelt: Abendwind oftewel Twilight Time van The Platters. Oh Matthew kan eerder heten Oh Herold, wat heb je nu weer opgenomen, een schlager-achtige Light My Fire van The Doors waarin hij als rocker warempel een ode aan de Beatles brengt. Gekker moet het niet worden, en de skiptoets mag zich weer over aandacht verheugen. Mijn kotsbak begint toch echt te klein te worden nu! Ach ja, dan maar eens kijken wat hij gedaan heeft met The Great Pretender van The Platters. Tja, wat moet je daarvan zeggen, een mix van schlager en country met steelguitar die me te schlager-achtig klinkt, geef mij maar het origineel. Herold hervindt zich als rocker in Ready Teddy, niet de Little Richard kraker maar een toffe rockabilly versie van het van Peggy Lee en Frankie Lymon & the Teenagers bekende Goody Goody. De rimpeltjes verstoppen zich spontaan bij het horen van dit soort coole songs, wat de kwelling door de voorgaande flutsongs meteen weer ongedaan maakt. Gelukkig dat So Eine Nacht (Elvis‘ Such A Night) deze lijn vasthoudt want Herold zingt het met veel energie, hij perst het er als het ware uit. Goodbye My Old Friends zou goed passen aan het einde van elke record hop en Baby Face (niet het Little Richard of het Bryan Hyland nummer) is een prima vlotte rocker en een ‘eerbetoon‘ aan alle nog niet volwassen mannen die het graag willen zijn. Frag‘ Nicht Nach Judy klinkt als ‘vraag niet naar dit nummer‘, een wedstrijd tussen Status Quo en Racey om de boventoon te mogen voeren. Skip skip skip! Rock ‘n‘ Roll Rendezvous begint als een moderne schlager maar weet het in het refrein van deze wat modern uitgevallen slowrocker goed te maken. Dat refrein maakt het interessant de song naar binnen te werken, maar eigenlijk moest je alleen dat refrein kunnen afspelen. Nu ja, het is wellicht een nummer dat je mooi gaat vinden naarmate je het vaker afspeelt, je hebt van dat soort songs. Ahua is precies wat je verwacht, goeie rockabilly, niet te commercieel en lekker in het gehoor liggend. Het bluesy Wer Nicht Wagt klinkt als een song door een dronkaard die net zijn roes uitgeslapen heeft en valt voor mij in het grijze gebied. Vergeben Vergeben Vorbei begint als een popsong maar gaat dan wonderwel over in een rocker, zij het meer een commerciële jaren ‘80 rocker met voor mijn gevoel een te hoog schlager-achtig gehalte, maar goed, dat is een kwestie van smaak. Is deze superlange versie van ruim 8 minuten Herold’s eigen rock opera? Dan wel met erg veel drama zeg, je gaat er spontaan van huilen. Zakdoekjes uitgehaald, niet om de tranen te drogen maar om de song goodbye te wuiven. Skip skip skip en we staan weer in de good old fifties met Rock-A-Billy Boogie, yeehaaa. Doo-wopisch wordt het in Ab Heute Nur Noch Leder, een coole song in ware fifties stijl. So Schön Ist Nur Die Allererste Liebe uit 1958 is ook een opname uit die tijd en zeker niet 2018.
Al met al is dit een prima dubbelalbum met wat vreemde uitglijders, maar het aantal daarvan blijft gelukkig binnen de perken. Mijn advies: kopen die handel!
Info: www.telamo.de
(Henri Smeets)


PETER 80 DAS BESTE/ PETER KRAUS
Sony Music, 19075831042

De op 18 maart 1939 als Peter Krausenecker in München geboren Altmeister rockt nog steeds en is niet kapot te krijgen! Of hij Duitser of Oostenrijker is blijft een twistpunt want hij is afwisselend in Duitsland en Oostenrijk opgegroeid. Wikipedia, principieel geen betrouwbare informatiebron, houdt het op Oostenrijk, maar dan is de vraag of niet toevallig een Oostenrijker de tekst heeft aangeleverd of een van de controleurs is, want Wiki bezit een beheerdershiërarchie. Maar goed, dat is purofielengeleuter.
Sony Music kon niet wachten en brengt feitelijk een jaar te vroeg (waar is de beroemde Deutsche Gründlichkeit gebleven?) Kraus‘ 80ste verjaardagsalbum op de markt. Toch is het de moeite waard even aandacht hieraan te besteden. Kraus zit al jaren bij een ander label, Koch Records, en heeft daar reeds diverse albums uitgebracht. Momenteel heeft hij een nieuw album getiteld Schön War Die Zeit uit op het grote label Alive (waarop trouwens ook veel B-films uit de jaren ‚40 en ‚50 worden uitgebracht, nagesynchroniseerd in het Duits en met de Engelse audiotrack erbij), en dit Das Beste album is alleen maar een samenstelling van opnames uit de jaren ‚70 en ‚90. Ik hou per definitie niet van latere opnames van oude rockers omdat nieuwe opnames meestal andere arrangementen bevatten, al is het maar omdat de rockers de stemhoogte uit hun teens niet meer kunnen halen. Daarnaast vindt men het nodig synthesizers toe te voegen en niet zelden wordt er geëxperimenteerd met een nieuwe versie van een oude klassieker. Mits goed toegepast zoals bij de Ierse zangeres Enya die me qua stem erg doet denken aan Connie Francis is een synthesizer aanvaardbaar, maar ook dit album hier laat zien dat de synthesizer in de rock ’n’ roll niks verloren heeft: een nummer als Mit 17 wordt door die synthesizers vakkundig (maar dan wel erg vakkundig, zeg) naar de kl* geholpen. Wat deze pipos heeft bewogen een album uit te brengen met moderne hoempapa schlager deuntjes erop is me niet duidelijk: de man wordt geassocieerd met r-o-c-k ‘n’ r-o-l-l! Tot de muzikale miskleunen behoren Is Everybody Happy (leuk nummer, maar toch), Shame Shame Shame (schande, deze soul/discotroep), Der Sommer Kommt Immer Wieder, Candy Girl, My Russian Lady, Was Dir Fehlt Ist Ein Mann, Von Anfang An War Es Liebe, Das Lied Vom Warten en Schöne Blumen Bleiben Nicht Am Wege Stehen, deuntjes die Roy Black en consoorten nog in verlegenheid zouden brengen. Naast klassiekers als Hello Mary Lou, Rote Lippen Soll Man Küssen (Ruth Brown’s Lucky Lips, in 1963 in het Duits gezongen door Cliff Richard & the Shadows) en Put Your Head On My Shoulder in het Engels maar vakkundig verknoeid met een overdaad aan synthesizer mogen uiteraard ook zijn eigen hits Wenn Teenager Träumen en Schwarze Rose Rosemarie niet ontbreken. Sugar Baby is niet zijn grote hit uit 1959 maar gewoon Dion‘s The Wanderer in het Engels, weliswaar eigentijds opgenomen maar toch netjes mooi in de originele arrangementen gehouden. Zelfgepende rock ‘n’ roll songs in de stijl van de toen razend populaire Rudolf Rock & die Schocker zijn Scheich Von Chicago, Hell Driver Mann, Oh Adelita (countrypop, klinkt als een bekend Mexicaans deuntje overigens) en Sie War Eine Lady. Aardig is zijn eigen song Sechs Saiten Und Ein Mann waarin hij in Johnny Cash stijl zijn muzikale leven bezingt, en ook de opbouw van de song met achtereenvolgende invallende instrumenten is apart.
Al met al is dit voor mijn gevoel desondanks een wat tegenvallend album, gewoonweg omdat er met zeven van de 21 nummers teveel hoempapa op staat en met slechts negen nummers te weinig echte rock ‘n’ roll, exclusief de om zeep geholpen songs. Laten we hopen dat zijn nieuwe album Schön War Die Zeit wél aan de verwachtingen voldoet. Het feit dat gitaarvirtuoos André Tolba alias Adriano Batolba die ik enige jaren geleden in Aken ontmoette erbij betrokken is doet in ieder geval de hoop stijgen.
Info: www.peterkraus.de
(Henri Smeets)

naar boven

25 oktober 2018

CD Recensies

MOVIN’/ SHAUN YOUNG
Rhythm Bomb, RBR 5893

Shaun Young zal de geschiedenis in gaan als frontman en stem van High Noon, het drumloze trio uit Austin, Texas dat begin jaren ’90 een nieuwe standaard zette inzake drumloze trio’s. High Noon staat in april 2019 op de affiche van het Good Rockin’ Tonight festival in Attignat (F) maar het is mij onbekend of dat een eenmalige reünie is dan wel een comeback inluidt. Shaun Young heeft in de tussenliggende jaren enkele solo-CD’s uitgebracht die logischerwijs altijd wel een beetje aan High Noon deden denken en dat is met deze nieuwe niet anders, CD die bovendien een link heeft met Nederland want de leadgitaar wordt bespeeld door Tjarko Jeen die voor mensen van mijn generatie altijd ónze Tjarko Jeen zal zijn die piep was toen hij bij The Tinstars speelde en daar kunnen we het jaartal 1990 opplakken, het jaar van de Tinstars LP Just Before All Hell Breaks Loose. Jeen werd door niemand minder dan Ronnie Dawson zaliger meegetroond naar Amerika, speelde gitaar op Dawson’s platen Monkey Beat (1992), Just Rockin' And Rollin' (1996) en Live At The Continental Club (1998), en woont inmiddels al meer dan 20 jaar in Austin waar hij een gerespecteerd roots gitarist is. Om correct te zijn: Tjarko speelt één van de twéé leadgitaren op deze CD want het album werd opgenomen met twee verschillende bands, The Texas Blue Dots en The 3 Ringers die elk de helft van de 12 nummers voor hun rekening nemen. The Texas Blue Dots, aan hun namen te oordelen ironisch genoeg drie Italianen + Young zelf op leadgitaar, zijn in Austin al een aantal jaar Young’s vaste band, al dacht ik altijd dat ze meer onder de noemer rockin’ blues vielen, bij The 3 Ringers met Young op akoestische gitaar wordt hij begeleid door Tjarko Jeen, drummer Bobby Trimble (Big Sandy & his Fly Rite Boys) en contrabassist Todd Wulfmeyer (Marti Brom, Wulfmeyer speelde nog met Shaun Young en High Noon contrabassist Kevin Smith in de pré-High Noon rockabilly band The Shifters), en die drie aangevuld met zanger Tony Estrada van The Star Mountain Dreamers zijn dan op hun beurt weer The Modern Don Juans. Geen dank, wij houden het graag voor u bij.
Ondanks die twee verschillende doch aan elkaar gewaagde bands klinkt de CD als één geheel, en aangezien de songs van beide bands gewoon door elkaar staan en niet zijn opgesplitst in een A- en B-kant, zal de doorsnee liefhebber daar geen boodschap aan hebben, terwijl de fanaticus zich uiteraard kan amuseren met op zoek te gaan naar de zeven muzikale verschillen. Een deel van de verklaring dat de CD zo verbazingwekkend homogeen klinkt ligt misschien in het feit dat ie werd opgenomen in de Jet-Tone Studios in Austin, met andere woorden gewoon bij Shaun Young thuis. De songs zijn allemaal stijloefeningen die voor een groot stuk gekenmerkt worden door de melancholie die het sleutelwoord bij High Noon was, wat zich vertaalt in klassieke verhalende rockabilly zoals het mooie en melodieuze Things Will Never Be The Same, de typische High Noon country van I Plead The 5th, de rockabilly van My Heartache’s Been Confirmed of het rustige Drink Till I Can’t Feel The Pain. Ook Set Me Up en het bluesje op stroll snelheid When You Do That zijn helemaal in High Noon stijl. Baby Stop Your Jivin’ Me is een rustig jazzke, een paar nummers als More Than Any Tongue Can Tell gaan wat meer early sixties richting Crickets/ Bobby Fuller – de enige cover is trouwens Someday van Bobby Vee & the Crickets. Nog meer stijloefeningen: de gitaar op titelnummer Movin’ (Tjarko!) is in de stijl van Shakin’ All Over, Got It Made is à la Baby Blue van Gene Vincent, en Knockout baadt in een wat Jerry Lee Lewis/ Roy Orbison op Sun sfeer. Deze CD is alleraardigst en moet iedereen die High Noon goed vond kunnen verleiden. Omgekeerd werkt het ook: nieuwkomers gaan misschien via deze CD High Noon ontdekken. Een win-win situatie! Alleen nog even zeggen dat ik die nieuwe openklapbare kartonnen “plastic free deluxe packaging” CD verpakking van Rhythm Bomb maar niks vind. Dat is per CD 69 gram plastic minder, en de 30.000 (!) CD’s die ze al persten met die nieuwe verpakking betekent een gerealiseerde besparing van 2 ton plastic. Goed voor het milieu, zeer zeker, maar ik kreuk wel mijn hoesjes elke keer ik de CD er probeer uit te peuteren. Ja, ik weet het, ik ben een oude zeurkous geworden. Op woensdag 31 oktober staat Shaun Young met twee van zijn drie Ringers in Huis Verloren in Hoorn, op donderdag 1 november in Ace Café in Rumst (B), en op zondag 4 november in dB’s in Utrecht. Tjarko komt mee! Info: www.facebook.com/shaun-young-the-3-ringers
en www.rhythmbomb.com (Frantic Franky)


WHOLE NEW LIFE/ REVEREND HORTON HEAT
Victory Records, VR751-CD

Het 12de album van Reverend Horton Heat (USA) is hun eerste in de nieuwe bezetting waarmee ze in juli op Sjock (B) stonden met naast Jim Heath op zang en Gretsch 6120 en contrabassist Jimbo Wallace nieuwe drummer Arjuna ‘RJ’ Contreras die uit de jazz komt en een jong pianistje genaamd Matt Jordan die twee keer in die nieuwe drummer kan. Alle vertrouwde ingrediënten zijn aanwezig (de krantenkop “metalgitaar op speed speelt rock ‘n’ roll”, de haast ironisch klinkende teksten, rechtdoor café rock ‘n’ roll als Wonky, Got It In My Pocket en titeltrack Whole New Life die mikt op het soort café waar wij graag grote pinten gaan pakken) maar toch klinkt de CD helemaal anders: de gitaar zit meer op de achtergrond en de piano zorgt voor een extra rock ‘n’ roll injectie en geeft daar nog eens extra roll aan. Dit is niet meer de psychobilly freakout waarmee de Rev zijn naam en faam vestigde maar wat rustiger, het klinkt gestroomlijnder, wat beheerster en relaxter, wat meer binnen de lijntjes in plaats van met de grove borstel. Is het een bewuste keuze om wat toegankelijker te gaan, of heeft het te maken met ouder worden? De Rev doet dit intussen immers al sinds 1986 à rato van gemiddeld 200 optredens per jaar en op deze CD gaan zijn teksten nog meer over echtscheidingen en loslaten: de Rev blijft de mistroostige kleine chroniqueur die dit allemaal tegen zijn zin lijkt te doen, alsof hij liever op zijn veranda zou zitten pijproken, mijmerend kijkend naar de zonsondergang tussen de hoogspanningslijnen. De CD klinkt niet alleen commerciëler, ik hoor ook bredere invloeden: titeltrack en deur in huis Whole New Life (zoek de videoclip op YouTube: typerend dat ze na 30 jaar carrière afkomen met iets doms als een dansende man in een kippenpak) met piano evoceert de chaotische wildheid van Sun Records, Ride Before The Fall is een western instrumental met promiment orgel (bij de Rev wordt thuis al eens orgel gespeeld, dat is geweten), het orgelmelodietje in de achtergrond van Don't Let Go Of Me maakt dat James Bond-achtig, door Sunrise Through The Power Lines waait een sixties wind (Bobby Fuller?), de percussie op uitsmijter Viva Las Vegas is bijna mambo, Tchoupitoulas Street is pure New Orleans piano groove. Ik bespeur ook een klein beetje Paladins invloed op enkele nummers, maar al die grote namen zwemmen natuurlijk allemaal in dezelfde rootsvijver, dus is het niet abnormaal dat de waterrimpels af en toe door elkaar breken.
Samengevat: de hardcore fans vinden dit mogelijk uitverkoop richting rock, voor de rest van de mensheid is het misschien een deur die opengaat. De meningen zullen verdeeld zijn maar dit is zeker niet de metaldisco miskleun die Space Heater uit 1998 was, bij algemene consensus de slechtste plaat die de Rev ooit maakte. Het eindoordeel ligt uiteindelijk bij de klant, dus laat maar weten wat u ervan vindt! Ook uit op vinyl in drie verschillende kleuren: 1700 stuks rood vinyl (VR751-LP-SLREVN), 500 stuks “eggsplatter” zijnde wit met gele spetters (VR751-LP-CSCLYE) en 300 stuks met lichtgele, lichtblauwe en zwarte verfvlekken (VR-751-LP-CSCLBB).
Info www.victoryrecords.com en www.reverendhortonheat.com

(Frantic Franky)


COCK TALES/ CAT LEE KING & HIS COCKS
Rhythm Bomb, RBR 5887

Ik zie de in 2015 in Bonn opgerichte Cat Lee KIng & his Cocks vaak op affiches staan en dacht op basis van hun promofoto dat het een ted band was maar dat blijkt fout gedacht: de band heeft een opvallende bezetting van piano (kan niet anders als je “Lee” in je naam draagt), gitaar, ritmegitaar, contrabas en drums (op de CD staan ze met vijf, op die promofoto steevast met vier), opvallend omdat je die bezetting vandaag de dag niet meer zo vaak tegenkomt. Ooit was dat evenwel een basisopstelling van de rock ‘n’ roll: bij wijze van spreken is heel Sun zo opgenomen. Wat ze met die bezetting doen hoor je in hoe ze de Sun cover You Can Do No Wrong aanpakken, toch helemaal anders en sneller dan Carl Perkins, meer in de stijl van hun Drinkin’ Wine Spo Dee O Dee dat duidelijk niet is gebaseerd op de rockabilly cover van Johnny Burnette maar op het zwarte origineel van Sticks McGhee: dit klinkt zoals Roy Brown het zou spelen, op een bedje van boogie woogie piano dat ook de basis van de andere nummers vormt, aangevuld met gitaarsolo’s die af en toe en gelukkig niet te vaak richting rhythm ‘n’ blues gaan. Dat resulteert in aanstekelijke vrolijke rock ‘n’ roll met goeie hooks als Let Me Love You, Ain’tcha en de instant klassieker Farewell Mademoiselle zoals ook een Si Cranstoun of Sloan Jackson die plegen. De krakende vocalen die elk moment in een hoestbui dreigen uit te barsten passen perfect bij het plaatje dat de band schildert. Een paar nummers zoals I Don’t Need No Money, Busy Girl, de cover Smokestack Lightnin’ (niet die van Howlin’ Wolf, wel een andere Stokestack Lightnin’ van ene Herby Joe uit 1956) en de Nick Curran cover I Wanna Love Somebody hellen over naar de rhythm ‘n’ blues maar opnieuw gelukkig niet te veel, en houden het zaakje prima in evenwicht. Een paar andere nummers als You’re The Greatest, Far Too Far Away en de slow swing van het naar St James Infirmary lonkende Sweet Wine And Pretty Women vertonen dan weer de invloed van (neo)swing. Ja, ik begin zoetjesaan te begrijpen waarom ik hen zo vaak op affiches zie staan. Aangename CD!
Info: www.facebook.com/catleekingandhiscocks en www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)

naar boven

18 oktober 2018

COMING HOME/ THE ROB RYAN ROADSHOW
Rhythm Bomb, RBR 5891

De nieuwe, zesde CD van Rob Ryan, “a celebration of roots rhythms and country fried grooves”, opent met moderne countryrock, niet ongewoon want de eerdere albums van de in Berlijn wonende Amerikaan met de soulvolle moderne countrystem (je hoort gewoon dat ie Amerikaan is aan zijn typisch Amerikaans klinkende stem, in tegenstelling tot de gemiddelde Europeaan die klinkt als een, euh, Europeaan die Engels zingt, en je hoort het ook aan de kwaliteit van zijn songteksten) bestonden uit een mengeling van countryrock en rock ‘n’ roll. Op Coming Home komt de aap echter al snel uit de mouw en de aap heet in dit geval Tony Joe White, niet de Tony Joe White van Polk Salad Annie maar die van het door Tina Turner gecoverde Steamy Windows (tante Tina coverde in 1989 vier Tony Joe White songs op haar Foreign Affair album). Op het menu staan veel slide gitaren, een mondharmonica en een prominent Hammondorgel: volgens mij zit Ryan helemaal in een Tony Joe White trip, zelfde moerassound, zelfde funky sfeertje met hand jives op een Bo Diddley beat, vermengd met soul (Let The Heartache Begin) en overgoten met een glamrock sausje (Soldier On, de Hasil Adkins cover (!) Catwalk Baby). Ook de sound van de paar rechtdoor rockers als Marleen en de Five Du-Tones cover Shake Your Tail Feather is erg pop/rock met bijvoorbeeld achtergrondkoortjes. Ofwel moet u een hele brede muzieksmaak hebben ofwel moet u een hele grote Rob Ryan fan zijn, zo niet wacht u een teleurstelling. First Rodeo is een duet met Saudia Young! Op vrijdag 30 november staan ze in Café The Wicked in Vlissingen, op zondagmiddag 2 december in Den Bromfiets in Bonheiden (B).
Info: www.rhythmbomb.com en www.therobryanroadshow.com
(Frantic Franky)


JAZZ DEFORMATION/ MOSCOW BEATBALLS
Moscow Beatballs, géén cat.nr.

Dat er in Rusland rare rock ‘n’ roll bandjes aan de bomen groeien wisten we al, maar van deze hadden we nog nooit gehoord: The Moscow Beatballs die zichzelf omschrijven als “a kind of music restoration that comes through the prism of time and Russian humor to perform favorite songs using the whole technical arsenal of modern blues ‘n’ billy. Musicians of Moscow Beatballs remember their history and use everything they like mixing genres to create a new one with a retro timbre”. Dat kon vadertje Stalin niet beter gezegd hebben! Het trio bestaat uit Arnautov Sergey op zang en drums, Yury Krivoshein op gitaar en Timur Popovkin op basbalalaika, een ouderwets Russisch snaarinstrument vergelijkbaar met een cello maar met de typische driehoekige klankkast. Dat oogt spectaculair op de foto’s maar ik heb geen benul hoe dat beest hoort te klinken, en op deze CD vind ik het in elk geval niet denderend klinken: ik hoor een bas die losse noten speelt die totaal niet rond doorklinken, daarbij niet geholpen door de kurkdroge rechtlijnige drums en een zanger (die heel af en toe scat als ware hij Louis Prima himself) die zijn plan trekt maar ook niet meer dan dat. Ons Russisch is niet meer wat het nooit is geweest maar de CD werd live opgenomen, al valt dat er nauwelijks aan te horen: de nummers hebben studiokwaliteit met een beheerst applausje erachter dat klinkt alsof er amper 25 man in de zaal zit. Met blues of rockabilly heeft dit niets te maken en het is ook niet de jazz uit de CD titel, want wat The Moscow Beatballs op deze CD doen is voornamelijk jazz standaards verrocken, al dient die “rock” ruimer geïnterpreteerd dan enkel rock ‘n’ roll: Duke Ellington’s It Don’t Mean A Thing dat zich bij uitstek leent tot een swing arrangement krijgt een rock jasje aangemeten, John Coltrane’s Giant Steps wordt ondanks de rock ‘n’ roll gitaarsolo pop, de jazzstandaard Comin’ Home Baby van het Dave Bailey Quintet uit 1961 is poprock, Gershwin’s Summertime krijgt een rock arrangement en Bobby Hebb’s Sunny is zelfs disco, terwijl het van oorsprong popnummer Spooky van Classics IV uit 1967 pop met een Santana gitaar blijft. Bij momenten klinkt die bas trouwens erg funky. Bedoeld als gimmick? Ze zijn op hun leukst als ze hun swing ding doen met ouwe standaards als All Of Me, Route 66, Lullaby Of Birdland, Blue Moon en Besame Mucho, maar waar het mijns bescheiden inziens aan ontbreekt is een producer die dit flitsender kan doen klinken dan de veredelde demo die het nu lijkt. Dit is niets bijzonders en daarom eerder een curiositeit dan een muzikaal hoogstandje, wellicht best te pruimen als achtergrondmuziekje in een bar, maar ik ga toch niet speciaal naar Rusland gaan om hen te zien.
Info: www.moscowbeatballs.ru
(Frantic Franky)

LP Recensie

TWANG OR DIE/ LOS DAYTONAS
Green Cookie, GC058LP

Green Cookie is een Grieks surflabel, Los Daytonas zijn een in 1997 opgerichte Spaanse band die ik op basis van onderhavig album (minstens hun vijfde release) niet als surf doch als all round instrumentale groep zou bestempelen. Ja, Impostor is blubbersurf en Latin’ia is een surfcover van The Sentinels uit 1962, maar de andere negen tracks tappen uit andere vaatjes: Abd El-Krim is een twangy versie van The Shadows met veel percussie en Borracho doet denken aan The Fireballs maar blijkt van de Spaanse groep Los Brincos uit 1964, en de korte noten en de percussie die die twee nummers kenmerken blijken de sleutelwoorden van deze plaat die veel invloeden combineert. Spaghetti western! Spy! Hot rod! El Loner en Mátalos Y Vuelve zijn western geïnspireerd, La Tapadera had zo in een James Bond film gekund (wat ons eraan herinnert: Sean Connery is de echte James Bond, de andere zijn acteurs!) en Kona Lei trekt met nog meer percussie (op dit album passeren onder meer castagnetten, vibrafoon en marimba) een onvervalst blik Tabou exotica open. Nog meer variatie: Big Rod (een cover van Big Cock van de Spaanse rockband Sex Museum uit 1987) koppelt die korte twang aan een gast-orgeltje en race geluiden afkomstig van de Capitol LP The Big Sounds Of The Drags uit 1963, en de gast-tenorsax en de stemmetjes in Oh Gregoria geven een frolic dinner effect. Het album werd opgenomen in de vintage Big Cheff Recording Service studio in hun hometown Madrid en gemastered door Axel Praefcke bij Lightning Recorders in Berlin, en dat levert een album met een hele mooie heldere klank op waarvan het rustige karakter een verademing is. Bravo en doe zo voort, zo schreef onze schoolmeester vroeger op onze taakjes. Opvallend: dit is niet uit op CD maar enkel op vinyl LP in een gelimiteerde oplage van amper 300 stuks! Info: www.greencookie.gr en www.facebook.com/losdaytonas (Frantic Franky)

naar boven

11 oktober 2018

HEEBIE JEEBIES/ BAMBOOZLE
Jimena Records, JMA05CD

Twee nieuwe songs van Bamboozle (GB) op CD-single dan wel te downloaden als MP3, met titeltrack Heebie Jeebies helemaal in de traditie van hoe The Keytones klonken met die typische (gitaar)klank van Jim Knowler in een swingjazzy melodie. Maar laten we ophouden om Bamboozle continu met The Keytones te vergelijken want ex-Keytones Shaun O’Keeffe is inmiddels vervangen door Les Curtis, bekend van zijn drumwerk in verschillende bands met Darrel Higham zoals Bob & the Bearcats. Daarmee blijft Jim Knowler als enige ex-Keytone over en is zangeres Serena Sykes hier in het nu frontvrouwe en tevens blikvangster achter (of soms op) de contrabas waardoor je een geheel andere opstelling krijgt, zeker wanneer gecompleteerd door Dave Kirk op steelgitaar. Totaal andere koek is Train Kept A Rollin’ dat weliswaar gezongen door Serena vooral noot voor noot wordt nagespeeld maar toch wat cleaner klinkt dan ooit bedoeld door Johnny Burnette en behoorlijk afwijkt van wat we van The Keytones kennen. Alhoewel… The Keytones knalden er tijdens hun live set af en toe ook een dergelijk rockabillynummer doorheen.
Resumé: twee totaal verschillend klinkende songs die kwalitatief nauwelijks verslaanbaar zijn. Ook uit op vinylsingle (JMA05V), maar opgelet: Train Kept A Rollin’ komt niét op hun begin volgend jaar te verschijnen full album debuut! Info: www.bamboozlehq.co.uk
(Frans van Dongen)


WILD LIFE
Koko Mojo, KM-CD 14

Ja, ik weet het, ik heb al een paar releases in deze reeks gerecenseerd, maar ik krijg nu eenmaal niet genoeg van deze eindeloze stroom zwarte rock ‘n’ roll boordevol vals rammelende pianolas, wild in het rond toeterende saxen en gitaren met genoeg power om een elektrische stoel te activeren. Ik kan er ook niks aan doen, ‘t is allemaal de schuld van Rhythm Bomb (D) onderafdeling Koko Mojo! Deze Wild Life voldoet aan alle geplogendheden van de betere rock ‘n’ roll compilatie met minder bekende nummers van bekende namen (de altijd gezellige Lloyd Price met Right Kind Of Girl, een zo te horen jaren ’60 maar nog steeds even gestoorde Screamin’ Jay Hawkins met My Kind Of Love, de door Koko Mojo pas nog op vinylsingle uitgebrachte doo-wopper Don’t Touch van André Williams, de begin jaren ’60 Clovers incarnatie Tippie & the Clovermen met Gimme Gimme Gimme, Rudy Greene wiens Wild Life minder wild is dan het bekendere Juicy Fruit), hand in hand dansend met bekende namen die nobele onbekenden blijken: de Johnny Knight die hier Little Ann bezingt is volgens mij niet dezelfde van Rock ‘n’ Roll Guitar, en de Louis Armstrong op deze CD kan toch nooit dé Louis Armstrong zijn? Anderzijds is Redd Foxx wel degelijk de in 1991 op 68-jarige leeftijd overleden zwarte komiek van de jaren ’70 TV-reeks Sanford And Son, de zwarte tegenhanger van All In The Family: Foxx heeft inderdaad verschillende singles uitgebracht. Een onbekende versie van een bekend nummer is de sterke Chills And Fever (bestaat daar een slechte versie van?) door Ronnie Love, en sommige nummers zijn schaamteloze kopieën van andere nummers: Willie Egans’ Wow Wow is Fats Domino’s The Fat Man met een andere tekst en Billy Lamont’s Hear Me Now is eenvoudigweg Bony Moronie! Altijd geinig voor een zwarte reeks: creool Eddie Daniels (Playin’ Hide Go Seek) en The Admiraltones (Hey Hey Pretty Baby) klinken verdacht blank! Misschien staan op deze CD wat minder nummers die mij persoonlijk aanspreken, maar met in totaal 28 tracks blijft het niveau hoog, want tegenover elke Big Charles Green (You Excite Me Baby) die echt wel ráár klinkt staat een geflipte rocker als Love Me Like Crazy van Doc Starkes. Voor elksch wat wilsch dus in een reeks die klinkt alsof je eindelijk nog eens wat LP’s hebt opgelegd die je al járen niet meer draaide en daar “nieuwe” nummers op ontdekt die je helemaal vergeten was. Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)

naar boven

6 oktober 2018

CD Recensies

HERE TO STAY/ THE HOODOO TONES
Rhythm Bomb, RBR5892

Ik zag dit Noord-Franse trio in juli op Sjock (B) en daar klonken ze even enthousiast en rockend als op hun eind 2016 verschenen debuut Confessions Of A Loner (Rhythm Bomb RBR 5839), al heb ik hun set niet helemaal gezien, een combinatie van overkill (op Sjock spelen echt wel veel bands) en het feit dat ze op het kleine buitenpodium speelden waar mijn inziens geen enkele band fatsoenlijk tot zijn recht komt wegens een te grote afstand ten opzichte van het publiek in vergelijking met de Titty Twister tent. Nou, in vergelijking met wat ik daar hoorde en zag was deze opvolger even schrikken: de muziek klinkt nog steviger en de zang, op hun debuut ook al vol overgave, is zo expressief en recht uit de ziel dat ie haast sixties wordt. Toch is hun trio rock ‘n’ roll ondanks de luide gitaren géén sixties rock ‘n’ roll: na een paar nummers valt alles op zijn plooi en kom je tot de constaclusie dat dit clevere moderne rock ‘n‘ roll is zonder rock te worden, goed uitgevoerde en goed klinkende innovatieve rock ‘n’ roll die soms wat richting Howlin’ Jaws gaat, een ander Frans trio dat met één been helemáál in de sixties staat. De titeltrack Here To Stay heeft Link Wray gitaren, Remorses vertrekt vanuit rockabilly, Far From Me is een soulballade, Do It For The Road is bijna Britse sixties rhythm ‘n’ blues, en nummers als Hair (het klinkt als een twangy rebel song maar het gaat over haaruitval!) en The Hunter zijn western geïnspireerd. Nota aan mezelf: voortaan live beter opletten want deze CD springt uit de stapel omdat The Hoodoo Tones weer net iets anders doen en dat op Here To Stay bijzonder goed doen.
Info: www.facebook.com/thehoodootones en www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)


THE COMPLETE COCHRAN BROTHERS/
THE COCHRAN BROTHERS

Bear Family, BCD 17565

Richard Weize Archives bracht begin vorig jaar de drie Cochran Brothers singles uit 1955-1956 aangevuld met hun vier klassieke doch in de jaren ’50 onuitgebrachte master recordings uit op één 10 inch vinyl, nu doet Bear Family daar alle andere Cochran Brothers opnames bij om te komen tot een CD (met dezelfde foto op de hoes!) met hun “complete duo en solo vocale opnames én al hun opnames als studiomuzikant”, aangevuld met drie ouderwetse countrysingles van Al Dexter (een honky tonk heropname uit 1955 van zijn hit Pistol Packin’ Mama waarvan hij het western swing origineel al opnam in 1942), Jess Willard (die de originele Honky Tonk Hardwood Floor opnam) en Riley Crabtree begeleid door The Cochran Brothers zodat “op alle nummers Hank én Eddie samen de rol van zanger en/of muzikant hebben”, alles bij elkaar goed voor 30 tracks “opgenomen binnen de tijdspanne van één jaar vanaf april 1955”. Voor de nieuwkomers: The Cochran Brothers was het countryduo waarin Eddie Cochran zijn carrière begon samen met de later vooral als songschrijver bekend geworden Hank Cochran (enkele van de niet door The Cochran Brothers gezongen songs hier werden geschreven door Hank Cochran, later zou hij I Fall To Pieces, She’s Got You en Why Can’t He Be You pennen voor Patsy Cline) die géén familie en al helemaal geen bróér van Eddie Cochran was. Die Cochran Brothers nummers zijn al lang courant en eigenlijk continu verkrijgbaar, maar echt allemáál samen is natuurlijk een ander paar mouwen, zeker als je leest dat hier nummers op staan die niet op Bear Family’s definitieve 8 CD-doos Eddie Cochran: Something Else BCD15989 staan. Dan kijk ik toch even op als ik hier titels zie waar ik nog nooit van heb gehoord… tot uit het booklet blijkt dat die nummers worden gezongen door Don Deal (dezelfde van Don’t Push), de in Eddie Cochran kringen niet onbekende Jerry Capehart en een popzangeres waarvan verondersteld wordt dat ze Carol Palmer heette. Dat staat dus niet vermeld bij de tracklisting achterop de CD, terwijl Cryin’ In One Eye/ Broken Hearted Fellow van Don Deal wel degelijk in de jaren ’50 is uitgebracht geweest op single (een geslaagde uptempo countrysingle bovendien), net als Walkin’ Stick Boogie/ Rollin’, een sympathieke rock ‘n’ roll single van Jerry Capehart (zijn prima rockabilly song Heart Of A Fool daarentegen bleef destijds op de plank liggen), wat het eventuele argument onderuit haalt dat het hier demo’s met gastzang betreft. Dat is toch een beetje vals spelen, vind ik, want wat is het verschil met de singles van Al Dexter, Jess Willard en Riley Crabtree wier naam wèl vermeld staat?
Uitgezonderd die drie singles van Al Dexter, Jess Willard en Riley Crabtree staan de nummers op deze CD voor zover de opnamedata bekend zijn in chronologische volgorde of het nu The Cochran Brothers of die andere artiesten zijn, en zo kan je perfect de evolutie volgen van knikkebollende hillbilly (al zullen ze het toen wellicht geen hillbilly maar gewoon country hebben genoemd) met fiddle en steel gitaar (Mr Fiddle, Guilty Conscience, Your Tomorrows Never Come, de Hank Williams/ Jimmie Rodgers tribute Two Blue Singin’ Stars) gered door het jeugdige enthousiasme van de uitvoerders en door het feit dat de songs netjes verdeeld zijn over uptempo, medium tempo en traag, over rockabilly (I’m Ready, Tired And Sleepy) tot rock ‘n’ roll (Fool’s Paradise, Open The Door, Slow Down), een evolutie die het best wordt geïllustreerd door Eddie’s steeds prominenter rockende leadgitaar met rifjes die de blauwdruk vormen voor wat hij later zou doen. Ook interessant zijn de twee versies van Latch On en de demo versies van de ballade My Love To Remember en de rocker Pink Peg Slacks, opgenomen met enkel elektrische gitaar, akoestische gitaar en contrabas. De drie bonus singles van Al Dexter, Jess Willard en Riley Crabtree hebben als voornaamste merite dat ze Eddie Cochran op gitaar hebben en dat je hoort wat die doet op die gitaar in stijlen die we niet van hem gewend zijn: hoor hoe mooi hij fingerpickt in Merle Travis stijl in Al Dexter’s I Won’t Be Number Two en zijn bluesy gitaar in het voor die tijd en voor country verrassend sleazy Meet Me At Joe’s van Riley Crabtree.
Hoe Bear Family het doet qua mastering weet ik niet maar de geluidskwaliteit is weer top, tenminste voor de reguliere opnames want het echt obscure spul zoals de door Jerry Capehart gezongen demo Closer Closer Closer (een geinige Smoke Smoke Smoke That Cigarette variatie over sterke drank) en de door Hank Cochran gezongen demo van de country tranentrekker A Healer Like Time blijft, euh, obscuur klinken met veel ruis, net als het sterk staaltje primitivo rockabilly Rockin’ And Flyin’ (versie 1) duet dat eind 1955 thuis bij Eddie’s broer werd opgenomen. Straf genoeg staat hier zelfs een nooit eerder uitgebracht nummer op, de door Jerry Capehart gezongen klaagzang My Honest Name, maar waar ze die demo gevonden hebben wordt helaas niet gezegd.
Het brein achter deze uitgave (producer, tape research, discografie en illustraties) is de Nederlandse Eddie Cochran expert Antoon van Olderen en de CD bevat een dik booklet van 40 pagina’s, met andere woorden: tijd om uw Cochran Brothers te upgraden. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


THE SHADOW KNOWS
Bear Family, BCD 17534

Halloween komt er weer aan en hoewel ik een hekel heb aan alle commerciële heisa rond feestdagen en Halloween niets anders dàn commercie is, heb ik er toch een boontje voor om de eenvoudige reden dat ik als filmfan een boontje heb voor de horrorfilms van de jaren ’30 tot ’70. Bij ons is Halloween pas vrij recent ingevoerd om een extra commerciële feestdag te creëren, in Amerika is het al decennialang big business en daar hoort al decennialang muziek bij die vaak geïnspireerd is door die griezelfilms en griezelstrips en ga zo maar door, en u begrijpt dat ik uiteraard ook voor al die muziekjes een zwak heb. Ja, ik beken: ik ben het soort mens dat met Halloween langspeelplaten opzet waar enkel angstaanjagende geluiden opstaan… Er zijn in de loop der tijden al heel veel compilaties verschenen met horror rock ‘n’ roll en het lijkt wel of er daar elk jaar bijkomen. Op Western Star (GB) verscheen net nog een nieuwe Halloween-CD met hedendaagse bands, deze Bear Family CD verzamelt 30 tracks zonder Purple People Eater of Monster Mash, zo pocht de promo, maar toch staan er enkele klassiekers tussen die een béétje rock ‘n’ roll fan al wel zal hebben zoals Screamin’ Jay Hawkins’ geniale Frenzy, Rockin’ In The Graveyard van Jackie Morningstar, The Cat van Rod Willis, teenrocker Vampira door de piepjonge pré-country Bobby Bare en The Shadow Knows van Link Wray. Minder bekend doch even goed zijn de hondsbrutale gitaarinstrumental Ghost Train van The Swanks en The Goo Goo Muck van Ronnie Cook & the (what’s in a name) Gaylads dat cultstatus verwierf omdat The Cramps het in 1981 coverden op hun LP Psychedelic Jungle, maar de kers op de pompoentaart is het obscure werk als The Monster Hop van Bert Convy, Goofy Dry Bones van ex-Louis Prima muzikanten The Goofers en Creature From Outer Space van Sonny Day. Gillers zijn Screamin' Lord Sutch’s klassieker Murder In The Graveyard in de versie van zijn Ace CH65 (GB) LP Rock & Horror uit 1982 en Tommy Bruce (GB) met zijn compleet van de pot gerukte monstercover van Speedy Gonzales getiteld Monster Gonzales uit 1966, en typerend voor het thema is de veelheid aan instrumentals, al dan niet met soundeffecten, zoals Dragonfly (Tommy Dee & the Mellotones), Ghost Satellite (Bob & Jerry) en de Vegas sax-/gitaargrinder Wolf Call (Lord Dent & the Invaders). Uit de naar schatting 5 miljoen Ghostriders In The Sky werd geopteerd voor de surfversie van The Chantays. Nog meer instrumentale surf: Graveyard van The Phantom Five (op Skull Records!) en The Ghost Hop van The Surfmen die een jaar later The Lively Ones werden. Andere instrumentaaltjes zoals Strollin’ Spooks van Ken Nordine & his Kinsmen en Spooky van George Barnes zijn filmisch in de stijl van de muziekjes van Pink Panther componist Henry Mancini, meer bepaald in de stijl van diens Experiment In Terror.
Kenmerkend voor dit soort Bear Family compilaties is dat The Shadow Knows alle rock ‘n’ roll en aanverwante genres omvat, van uptempo country met Tennessee Hillbilly Ghost van George Morgan met spooky orgel (wat zou ik graag The Planet Rockers dit horen coveren!) en Ghost Trains van Hank Snow tot vaak verhalende doo-wop zo zwart als middernacht met The Shadow Knows van The Coasters, Dead van The Poets en de early sixties pré-soul The Boogie Man van The Cadillacs. Veel verhalende nummers hier trouwens, wat allicht ook eigen is aan het thema, en al even kenmerkend voor Bear Family’s thema CD’s is dat ze tijdmachine-gewijs verder teruggaan dan enkel tot de rock ‘n’ roll van de jaren ’50 met een radio transcriptie uit 1949 van Kay Starr die Bing Crosby’s The Headless Horseman covert en het Gene Cardos Orchestra met Zombie uit 1934 dat instrumentale ragtime swing met calypso invloed (een genre waarin wel meer zombies rondwaren) is die eigenlijk niks griezeligs heeft en daarom evengoed Charleston Swing of Calypso Swing of zo had kunnen heten. Demon Lover van zangeres Lynn Cornell (GB), een soort griezelversie van Fever, is een bijna popcorn crooner en Archie Bleyer’s The Rockin’ Ghost is ondanks de titel géén rock ‘n’ roll maar vocale pop, niet zoals in popmuziek maar wel zoals in populaire vocal harmony big band swing. OK, die nummers zijn géén rock ‘n’ roll maar ik als collectioneur van het genre zet er graag mijn tanden in.
Tussen alle monsters, weerwolven, zombies, demonen, spoken, geesten en fantomen staan als bonus vier filmtrailers (of in elk geval de geluidsband ervan of radiospots) van I Was A Teenage Werewolf (1957), (Horror Of) Dracula (1958), Ed Wood’s hilarische Plan 9 From Outer Space (1959) die beroemd werd als de slechtste film aller tijden en Black Sunday alias The Mask Of Satan alias Revenge Of The Vampire (1960). Bij de CD steekt een boekje van 24 pagina’s met info, kleurenfoto’s en filmaffiches, die laatste blijkbaar van internet geplukt want Headless Spectre Radio waarbij je heel klein het woordje “tumblr” ziet staan is geen film maar een internet podcast. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

LP Recensie

DIG ME LITTLE MAMA/ TEX HARPER
Bear Family, BAF 14006

Schitterende hoes, foto en titel en toch hebben wij nog nooit van Tex Harper gehoord. Hoe kan dat? Nou, misschien omdat Tex Harper slechts een voetnoot in de muziekgeschiedenis was, of omdat hij zong bij een band wier naam in grotere letters op de platen stond dan de zijne, of misschien omdat hij niet alleen platen uitbracht als Tex Harper maar ook als Rudy Preston (naar analogie met Pres-ley?) én als Harry Head. Harper was van 1954 tot 1965 zanger en multi-instrumentalist bij de band van de in 2013 op 96-jarige leeftijd overleden Ramblin’ Tommy Scott alias Doc Scott die zo ongeveer de allerlaatste rondtrekkende medicine show leidde, een combinatie van entertainment, muziek, circus acts, indianen, vuurvreters en de verkoop van al dan niet alcoholische zogenaamd geneeskundige wonderdrankjes, en tussen de bedrijven door nam Scott, als kermisvogel nooit te beroerd om de kans op een snelle dollar te laten liggen, platen op van de jaren ’40 tot de jaren 2000. Deze 10 inch verzamelt vijf singles van Tommy Scott & his Ramblers opgenomen tussen 1954 en 1961 met Tex Harper als zanger op 10 van de 12 tracks en als ritmegitarist, pianist of drummer op acht van die nummers. Stilistisch zijn de opnames erg verschillend. Opener Cat Music is boogie woogie met steelgitaar, Dig Me Little Mama is boppin’ hillbilly of proto-rockabilly, doch hoe je’t beestje ook wil noemen: deze single uit 1954 is wild en lichtjes fantastisch, echte “cat music” dus die hillbillycountry vermengt met westernswing en de beat van rhythm ‘n’ blues. Dance With Her Henry van een jaar later zou ik daarentegen als pure hillbilly bestempelen die opvalt omdat de single twee vroege blanke covers van zwarte songs bevatte: Dance With Her Henry is uiteraard het bekende Etta James nummer, maar ook het vooral als rocka-hillbilly bekende Jumpin’ From Six To Six is zwart van origine, namelijk van ene Jimmy Wilson uit 1954. Four Tired Car uit 1957 onder de naam Rudy Preston (gecoverd door Mars Attacks en in België door The Be-Bop’s) is meer rock ‘n’ roll of zo u wilt melodieuze rockabilly met een wilde gitaarsolo, B-kant Don’t You Go Chicken (gecoverd door Ray Campi) is dan weer primitieve piano rock ‘n’ roll recht van op de boerderie. Tot slot zijn er twee singles uit 1961 onder de naam Harry Head met teen pop rock ‘n’ roll die in het geval van I’m Lonesome Over You al heel erg richting early sixties lonkt. Elke plaatkant sluit af met een bonustrack van Tommy Scott’s groep met een andere zanger, namelijk rockabilly met Flea Circus door ene Sam “Bo Bo” Baxter uit 1957 en hoempapa hillbilly met fiddle en honky tonk piano met Tommy Scott zelf achter de microfoon in Juke Joint Girl dat ouder klinkt dan het jaar 1955 waaruit het stamt. Alle twaalf opnames zijn professioneel gemaakt en vrij goed maar hebben tegelijkertijd iets amateuristisch en primitiefs waardoor ze onwezenlijk klinken, wat uiteraard hun charme enkel vergroot.
Het geheel draagt de keurstempel van het Bear Family kwaliteitspakket: 10 inch formaat, 100 gram kwaliteitsvinyl en een openklapbare hoes goed voor drie door Martin Hawkins in kleine lettertjes volgeschreven en door Richard Weize van een discografie voorziene pagina’s met wonderlijke foto’s en het hele fascinerende levensverhaal van Tex Harper die na 1961 als Rudy Preston nog minstens vier singles zou uitbrengen. Een knappe release die een voetnoot in de muziekgeschiedenis invult, noemen wij dat. De man schijnt overigens nog steeds te leven en is nu 82 jaar. Haal ‘m naar de Rave! Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

naar boven

27 september 2018

CD Recensies

RICKY’S GARDEN:
THE WIENERS PLAY RICKY NELSON

Hi Ho Silver, HHS1807

Na geslaagde eerbetonen aan Buddy Holly (2008), The Everly Brothers (2014) en Johnny Cash (2016) richten The Wieners nu hun pijlen op een ander rock ‘n’ roll idool met een hommage aan de op 31 december (gelukkig nieuwjaar) 1985 te vroeg bij een vliegtuigongeluk om het leven gekomen Ricky Nelson (mee neergestort in dat vliegtuig: zijn drummer Rick Intveld, broer van James Intveld), en daar hoort traditiegetrouw een nieuw live CD’tje bij, opgenomen op 27 mei jongsleden in Café Zaal Du Commerce in Valkenswaard waar The Wieners elk jaar in mei een luisterconcert organiseren. En dit mag dan wel helemaal live zijn opgenomen zonder overdubs bij het mixen, de CD is eenvoudigweg van studiokwaliteit om de simpele reden dat The Wieners live zo goed zijn: het enige waar je aan hoort dat dit live werd geregistreerd is het beschaafde doch enthousiaste applaus na elk liedje. De CD draait niet enkel rond Nelson’s hits en klassiekers van eind ’50 begin ’60 als Stood Up, Lonesome Town, Waitin’ In School en Travelin’ Man met Hello Mary Lou uiteraard op kop, maar omspant zijn hele carrière met ook Garden Party uit 1972 (Nelson’s allegorische afrekening met de rock ‘n’ roll revival en zijn eigen hitverleden, ironisch genoeg zijn laatste Top 40 hit) en de Mickey Jupp cover Do You Know What I Mean uit 1985 (Jupp’s origineel stamt uit 1979). De stemmen van Jaap Wijn en Rob Roemers die om beurt en in duo zingen klinken anders dan Ricky Nelson maar incorporeren wel elke snik, knik en stembuiging van de Rickster en de muzikale omlijsting is geen zielloze kopie maar zit er wel elke keer pal op. Klassieker kan rock ’n’ roll nu eenmaal niet: de sobere begeleiding herleidt Ricky Nelson tot zijn pure essentie waardoor de song en de melodie centraal komen te staan. Let ook op de bijzondere aandacht die wordt geschonken aan de Jordanaires-achtige achtergrondkoortjes door twee extra backing zangers erbij die het helemaal afmaken. Vier op een rij voor The Wieners! Let wel: er is momenteel geen sprake van een avondvullend theaterprogramma rond Ricky Nelson, wél gaan The Wieners tot minstens mei 2019 de boer op met hun The Wieners Play The Everly Brothers tribute waarvan ze net een live-DVD uit hebben, maar dat is weer een ander verhaal.
Ricky’s Garden is te koop via www.rickynelson.nl, bij optredens en uiteraard ook op Spotify, iTunes en dergelijke. (Frantic Franky)


RUMBLE AT WAIKIKI: THE JOHN BLAIR ANTHOLOGY
Bear Family, BCD 17532

Jon & the Nightriders (USA) moeten zowat de eerste moderne surfband geweest zijn die wij leerden kennen, omdat ze ook in Nederland populair werden toen ze in 1981 optraden op de Rockhouse meeting in Eindhoven waarvan de affiche in het boekje van deze dubbel-CD staat (Ray Campi was headliner) en hun toen nog LP’s begin jaren ’80, járen voor de film Pulp Fiction de surf terug op de muziekkaart zette, verschenen op het Nederlandse Rockhouse label. Stampede verscheen in 1986 zelfs origineel op Rockhouse vòòr het in Amerika in licentie werd uitgebracht door Norton Records! Niets blijft evenwel eeuwig duren en rond pakweg 1986 was het verhaal na vier LP’s over en uit, waarna de groep er in de tweede helft van de jaren ’90 een tweede adem en nog eens vier CD’s aan breidde. Ritmegitarist Dave Wronski en drummer Dusty Watson zaten later in surfband Slacktone, nog later drumde Watson van 1997 tot 2006 bij Dick Dale hemzelve en tegenwoordig bij The Sonics, en bassist Pete Curry speelt tegenwoordig bij Los Straitjackets. John Blair bleef actief als surfgitarist, schreef encyclopedieën over surfmuziek en werd door ons in december 2007 geïnterviewd voor de gedrukte Boppin’ Around uitgave 73. Voor alle duidelijkheid: deze dubbel-CD is een anthologie van John Blair en niet van Jon & the Nightriders, al zijn de helft van de opnames hier wel voor die band voorbehouden. Overigens verscheen al in 1994 op NOR Records de Jon & the Nightriders compilatie Banished To The Beach: An Anthology 1979-1986. Van de in totaal acht Jon & the Nightriders albums staan hier per album tussen de 0 en de maximum drie tracks op, maar wat deze CD interessant maakt is het minder courante materiaal dat elders verscheen, maar dan ook weer niet alles: hun Gas (FIN) single Thunder Over Rincon/ Stringer uit 1997 staat hier bijvoorbeeld niét op, of sommige nummers die enkel op compilaties stonden. Wat dan wel? Nou, twee tracks van hun eerste 4 track EP uit 1979, (I Think I’m) Surfing Japanese van hun in 1981 origineel in Nederland en enkel in Nederland en Duitsland verschenen vinylsingle California Fun, hun Splashback surfmedley, nummers van bands waarop Blair post-Jon & the Nightriders te gast was (The Eliminators, Frankie & the Pool Boys, The Els A-Phonics uit Spanje), en voor de rest veel onuitgegeven materiaal zoals live-opnames, demo’s van studiokwaliteit en solotracks, kortom waarschijnlijk alles wat Blair nog op de surfplank had liggen. ’t Is een beetje puzzelwerk om het allemaal uit te zoeken want hoe goed de Bear Family sessionografie, of hoe dat ook moge heten in het CD boekje ook is, er staat nooit bij waar de nummers oorspronkelijk verschenen, tenzij via catalogusnummers. Tot hier deze vervelende doch noodzakelijke opsomming, dus laat ik volstaan met te vermelden dat de twee CD’s samen 53 tracks beslaan waarvan 11 live (en zelfs eentje in 1999 opgenomen in België) en 23 onuitgebrachte nummers + 1 radiocommercial. De CD opent met vier nummers waarop Blair meespeelt vòòr Jon & the Nightriders: één van de drie tracks waarop hij ritmegitaar speelde op een bluegrass-LP uit 1973 van een band genaamd The Procks, en drie van de Ray Campi nummers op pakweg één Rollin’ Rock LP (waaronder de John Blair compositie Don’t Get Pushy) waarop hij ritmegitaar speelde toen hij in 1977 een semester lang lid was van Ray Campi’s Rockabilly Rebels. Die vier nummers zijn uiteraard meer bedoeld voor de petite histoire aangezien ze niets met surf te maken hebben, en John Blair staat uiteraard synoniem met kwaliteitssurf. Wat John & the Nightriders zo goed maakte was immers dat ze pure, traditionele “authentieke” surf speelden waarbij melodie, intensiteit en oriëntaalse en Spaanse invloeden belangrijker waren dan snelheid en power, in tegenstelling tot de hele generatie surfbands die na hen en na Pulp Fiction kwamen. Toch is het niet al goud wat blinkt: de drie nummers van de derde LP Charge Of The Nightriders klinken te steriel digitaal alsof er elektronische drums werden gebruikt en die negen minuten durende Splashback medley daarvan heeft een te hoog Stars On 45 gehalte, maar dat is dan ook de enige smet. Tegenwoordig vormt Blair een gitaarduo met Marty Tippens van The Fabulous Planktones en de CD sluit af met 14 onuitgebrachte nummers van het duo Blair & Tippens (aangevuld met basgitaar en percussie), naast een enkele heropname van een Jon & the Nightriders nummer (Amor Del Mar) vooral gitaarstandaards van voornamelijk Fireballs leadgitarist George Tomsco (Panic Button, Vaquero, Bulldog, Blue Fire, Indian Nation, Evermore, Clink Clink Classic), het Norman Petty Trio (Find Me A Golden Street dat ook gedaan is door The Shadows, Almost Paradise) en The Ventures (Gandy Dancer). Daarvan had Blair al lang een release aangekondigd dus is dit wat waarschijnlijk wat dat album had moeten worden. Je kan die nummers beschouwen als rustige surf in zijn meest uitgepuurde vorm, maar eigenlijk heeft het meer te maken met de klassieke akoestische gitaar dan met surf. Het full colour CD boekje van 62 pagina’s werd geschreven door John Blair zelf! Info: www.bear-family.com en www.johnblair.us (Frantic Franky)


AT HOME WITH/ SATAN’S PILGRIMS
Green Cookie Records, GC057/SE005

Geremasterde heruitgave van het debuut uit 1994 op eMpTy Records van de Amerikaanse instrumentale band Satan’s Pilgrims die bestond van 1992 tot 2000 en opnieuw bestaat sinds 2009. Na At Home With volgden nog een stuk of acht albums met veel horrorsurf en de groep zou ook psychedelische fuzz gaan maken maar dit debuut was traditionele surf met vlijmscherpe gitaren door een reverb tank gejaagd en drums als mitrailleurvuur: ietsje harder en sneller als in de jaren ’60, maar nog geen garagepunk. Je merkt het ook aan de klassieke covers: Squad Car (het nummer met de politiesirene) en Mr Moto van The Bel-Airs, Movin’ van The Astronauts met dat opzij-opzij-opzij-wij-hebben-ongelofelijke-haast-rifje, en eigenlijk ook de onbekende opener Satan’s Theme, ondanks de titel geen horror maar traditionele surf en verrassend genoeg ondanks die titel reeds daterend van 1961 van een groep genaamd The Rondels. Over Mr Moto gesproken, dat was een reeks van acht detective films uit eind jaren ’30 met acteur Peter Lorre, en laat een van de eigen nummers hier nu Peter Lorre getiteld zijn, het enige nummer met een discreet streepje Vox Jaguar orgel dat een spookachtig effect geeft. Que Honda bevat de uptempo drive van een brommertje (maar geen motorgeluiden), in de rustige melodieuze afsluiter The Lonely Pilgrim in Pulp Fiction stijl slaan de golven stuk op de branding, en de cover van Music To Watch Girls By valt technisch bekeken onder de easy tune. Ik vond dit in 1994 best te pruimen en vind dat nu nog steeds. Nederlandse verdeling via www.clear-spot.nl, de CD is gelimiteerd op 500 stuks en er zijn 150 LP’s geperst op rood vinyl en 350 op ordinair zwart vinyl (GC057LP). Info: www.satans-pilgrims.com en www.greencookie.gr (Frantic Franky)


VOO DOO LOU
Koko Mojo, KM-CD 13

Ik luister al 40 jaar naar rock ‘n’ roll en aanverwanten en ken veel mensen die via de rock ‘n’ roll zijn teruggegaan naar de blues, maar mijn eigen voorkeur is steeds blijven uitgaan naar rock ’n’ roll, rockabilly en country. Om maar te zeggen dat ik na 40 jaar de wijsheid allesbehalve in pacht heb en meer ken van blanke dan van zwarte rock ‘n’ roll. Ten onrechte, zo blijkt uit deze titelloze reeks die ik gewoon de Koko Mojo reeks noem omdat het label, een onderafdeling van Rhythm Bomb (D), zo heet. Links en rechts lees ik dat de reeks wordt samengesteld door Little Victor Mac maar dat klopt niet: de rol van de Mojo Man beperkt zich tot drie lijntjes gebrabbel op de achterflap – in werkelijkheid wordt de reeks samengesteld door naamloos blijvende DJ’s en platenverzamelaars. Op Koko Mojo verschenen tot nu toe 14 CD’s tot aan het gaatje boordevol opwindende zwarte rock ‘n’ roll en het niveau blijft hoogstaand, getuige deze Voo Doo Lou, géén thema-CD rond voodoo maar gewoon een reeks lukraak bij elkaar gestoken zwarte rock ‘n’ roll tracks in alle soorten en maten gaande van Little Richard imitaties (Rayvon Darnell’s Chicken Little) over New Orleans rock ‘n’ roll (titelnummer Voo Doo Lou door Joe Gaines) tot de occasionele throwback naar de oudere of in elk geval ouder klinkende rhythm ‘n’ blues swing (Rich McQueen met Who’s That Under My Bed, Percy Welch & his House Rockers met Nursery Rhyme Rock) en uitstapjes naar humor (Your Drivers Licence Please van Roy Tann, I Hate But I Like Popcorn van Big Bill Schaeffer), rockende Excello swamp blues met mondharmonica (Gonna Stick To You Baby van Lonesome Sundown), en met vooral veel, tja, zwarte rock ‘n’ roll met blijkbaar als enig selectiecriterium het rock ‘n’ roll gehalte: alle 28 tracks worden gekenmerkt door rammelende piano’s, wild in het weg toeterende saxofoons, vocale nonsens (Blacksmith Blues van de immer patente Chuck Higgins, Clarence W. Samuels met Slippity) en overstuurde rhythm ‘n’ blues gitaren. Zoals gezegd ben ik geen kenner terzake maar het lijkt me dat minstens een deel van dit materiaal zeker niet superzeldzaam is, maar voor uw dienaar als niet-kenner is het toch allemaal nieuw. Favorieten kan ik niet geven omdat ik zo ongeveer alles goed vind, zij het uiteraard niet alles éven goed, maar nummers als Dr Jekyll And Mr Hyde (The Emersons), Tarzan (Artie Wilson), Rock ‘n’ Roll Jungle (Joe Benson), Trim Your Tree (dubbelzinnigheden rond de kerstboom door Jimmy Butler) en Big Chief Hug-Um An’ Kiss Um (Jimmy Shaw) zullen de themaverzamelaars zeker doen handenwrijven. Voor uitleg of labelscans is helaas geen plaats: je zal het moeten doen met louter de vermelding van label en catalogusnummer, voor de rest telt enkel en alleen de muziek die serieus stevig uit je speakers knalt wegens opgepimpt door Rawand Baziany van Black Shack (D). Rhythm Bomb meldt dat er nog zeven volumes volgen want ze gaan stoppen bij nummer 21. Jammer, want qua zwarte rock ‘n’ roll is dit een top reeks! Info: www.koko-mojo.com (Frantic Franky)


THAT’LL FLAT GIT IT VOLUME 31:
ROCKABILLY AND ROCK ‘N’ ROLL FROM THE VAULTS OF COLONIAL RECORDS

Bear Family, BCD 17567

Bear Family gaat onverbiddelijk door met het in kaart brengen van elk rock ‘n’ roll-/ rockabillylabel tot en met die labels waar u nog nooit van gehoord hebt, in casu Colonial Records uit North Carolina met als grootste claim to fame de debuutsingles van de latere countryzangers Billy Crash Craddock (de enige artiest op deze CD waarvan met zekerheid geweten is dat hij nog leeft met de betere teenrocker Birddoggin’, eigenlijk zijn tweede single want zijn debuut verscheen hetzelfde jaar op een ander label) en George Hamilton IV (die heerlijke countrybilly If You Don’t Know die op de B-kant van zijn doorbraaksingle A Rose And A Baby Ruth stond), alsmede het origineel van Eddie Cochran’s Sittin’ In The Balcony door auteur Johnny Dee, pseudoniem van componist John D Loudermilk. Moest u die original niet kennen: hij klinkt exact zoals Cochran’s cover! Ook Dee’s andere drie nummers hier lijken op maat van Eddie Cochran geschreven, mogelijk in de hoop op nog zo’n lucratieve Cochran cover. Hilarisch zijn de twee novelty hillbilly kantjes die Dee uitbracht als Ebe Sneezer & the Epidemics, Asiatic Flu/ That’s All I’ve Got. De andere artiesten op Colonial zijn zo goed als onbekend (Grady Lewis, Henry Wilson, Joe Tanner, The Franklin Brothers, The Bluenotes, Hoke Simpson, Doug Franklin die klinkt als de lokale Pat Boone) en hoewel alles uiteraard afhangt van je eigen smaak zal niemand ontkennen dat het label goed spul uitbracht, ook al omdat zo te horen de kwaliteitslat erg hoog lag. Deze maar liefst 34 tracks beslaan het hele scala aan rock ‘n’ roll stijlen van western swing bop (I’ve Got News van Doug Harrell) tot stomp ‘n’ grind (The Oriental Shake van The Goldtones) en de CD bevat dus voor elk wat wils, spek voor mijn bek – maar opnieuw, dat is puur subjectief – zijn vooral de negen nummers van EC Beatty (de Johnny Cash-styled indianenrocker Ugh Ugh Ugh, en zijn Tarzan is een geweldige saxstroller met veel jungle kreten) die klinkt alsof hij de vader van Sonny George kon zijn, en de Champs-achtige sax-gitaar kerst instrumental Winter Wonderland door Allan & the Flames. Dit is uitstekende muziek in een luxe uitgave met een dik CD-booklet erbij zoals we gewend zijn van de Duitse re-issue kampioen. Benieuwd hoeveel That’ll Flat Git It volumes Bear Family nog uit de mouw gaat schudden! Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

LP Recensie

ROCKIN’ WITH THE ROCKETS/
TONY CROMBIE & HIS ROCKETS
Bear Family, BAF 11015

De Bear Family Vinyl Club is een reeks heruitgaven van zeldzame fonoplaten op 10 inch formaat met een zo dicht mogelijke benadering van het originele artwork, uitgebracht op 1000 exemplaren “waarvan de eerste 500 op gekleurd vinyl”. Eerdere releases in deze serie waren van onder meer Buddy Holly, Fats Domino, Ricky Nelson, Wanda Jackson, Bill Haley, Gene Vincent, Jerry Lee Lewis, Louis Jordan, Julia Lee, Amos Milburn, T-Bone Walker en Ella Mae Morse, en dit is een plaat die in 1958 in Nieuw-Zeeland verscheen met een andere foto van hetzelfde danskoppel op de hoes als op de minder zeldzame originele Britse persing, waarbij wij langs snor en neus even zeggen dat wij die Britse hoes dan toch net ietsje meer sexy vinden aangezien je in Engeland een piepklein stukje van de onderbroek van de dame te zien kreeg, maar dit uiteraard geheel terzijde. De in 1999 op 74-jarige leeftijd overleden Crombie was een gerespecteerde Londense jazzdrummer die het vak leerde vanaf de tweede helft van de jaren ’40 in de bands van Duke Ellington, Ted Heath en Ronnie Scott (die van de bekende Ronnie Scott’s Jazz Club in Londen) en al heel vroeg, namelijk in augustus 1956, op de door Engeland denderde rock ‘n’ roll trein sprong: zijn single Teach You To Rock/ Short’nin’ Bread Rock uit oktober 1956 wordt wel eens beschouwd als de allereerste Britse rock ‘n’ roll single en deze Rockin’ With the Rockets 10 inch LP was meteen gelijk zo ongeveer het einde van zijn korte maar krachtige rock ‘n’ roll carrière. Crombie was de bandleider maar beperkte zich tot drummen bij deze groep die voorts bestond uit gitaar, contrabas, piano en tenorsax, met ene Clyde Ray op zang. De stijl is swingende rock ‘n’ roll met sax en gitaar duidelijk gebaseerd op de beat en de groove van Bill Haley en Freddie Bell, met multipele vocalen en een opvallende boogie woogie piano in de aanslag. Crombie was zoals gezegd drummer en dus is er veel aandacht voor het ritme, gepronuncieerd door drums en contrabas. Om kort te gaan: dit klinkt heel veel zoals The Stargazers 25 jaar later zouden klinken, om niet te zeggen dat The Stargazers zo goed als alles gejat hebben van Tony Crombie & his Rockets. Zie ook: Stop It (I Like It) hier, gecoverd door The Big Six. Tekstueel klinkt het erg geïmproviseerd alsof die teksten snel uit de mouw waren geschud en het volstond om maar vaak genoeg de woorden “rock” en “roll” te bezigen, en het zijn dan ook vooral het ritme en de feeling die tellen. Je hoort dat dit op jazz is gebaseerd maar misschien is het juist daardoor zo goed: dit is hoe Bill Haley had geklonken als ie uit de jazz in plaats van uit de country was gekomen. Twee van de 10 nummers (telkens het vierde van elke plaatkant) zijn instrumentals of quasi-instrumentals die rondjes draaien op het rock ‘n’ roll schema (de titels alleen al: Rock Shuffle Boogie en Rex Rocks – geen idee wie Rex was), en de enige twee nummers die uit de toon vallen zijn de derde track van elke plaatkant, twee popballades zo overdreven gecroond dat het bijna een parodie uit de film The Girl Can’t Help It wordt. De platen zijn gesealed en ik heb geen idee of je op voorhand weet of je een gekleurd exemplaar te pakken hebt, maar ons exemplaar is even knalroos als de hoes! Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

naar boven

14 augustus 2018

CD Recensies

GOING TO THE ROCKABILLY HOP/
THE GRIZZLY FAMILY

Calavera Records, CR-1701

Er zijn zo van die Europese bands die aan de weg timmeren zonder dat wij er ooit van horen, zoals deze Grizzly Family, actief sinds begin jaren ’90 maar hier nagenoeg onbekend om de eenvoudige reden dat ze uit Lyon in Oost-Frankrijk komen en da’s toch al gauw minstens 900 kilometer hier vandaan.
Na werk op Crazy Times, Blue Lake en Larsen Records is dit minstens de vijfde CD van de band die aan de hoesjes te oordelen afwisselend met vijf en zes groepsleden opereert doch steeds onder leiding van Jean-Paul Casas, de zanger wiens stem zo high pitched is dat het wel lijkt of de CD versneld wordt afgespeeld. Dat is uiteraard niet zo maar het wordt wel nog eens extra benadrukt door het scherpe geluid van de CD en omdat de zang zodanig ingebed zit in de muziek dat je soms niet goed de tekst kan verstaan. Op deze CD staan 19 nummers eerlijk in de helft verdeeld tussen eigen nummers en covers van onder meer The Worrying Kind (Tommy Sands), Only One (Don “Red” Roberts), Domino (Roy Orbison op Sun Records), I Fell In Love (Ken Cook op Sun), Indian Joe (Art Adams) en Big Fool (Ronnie Self) die niet klakkeloos worden nagespeeld maar waar ze hun eigen draai aan geven. De eigen songs bevatten goeie gitaarrifjes en ze mixen hun rockabilly met gelijke dosissen sleazy exotische late fifties early sixties (het instrumentale Shotgun Wedding Theme van Eddie Cochran hier is daar een goed voorbeeld van), Britse rock ‘n’ roll en neo-rockabilly wat één brok energie oplevert in een rockende flow waarin ik graag meega. Onder dezelfde titel verscheen ook de vinyl 10 inch (wat in het Frans een 25 centimetres heet) (CR-1601) met zes van de 19 songs van de CD + twee nummers die niet op de CD staan, Crazy Crazy Lovin’ en Don’t Let Go. Calavera is hun eigen label en ze zijn nog op zoek naar een verdeler, dus check www.thegrizzlyfamily.fr
. (Frantic Franky)


BY REQUEST/ VINCE & THE SUN BOPPERS
Rhythm Bomb, RBR 5881

Na Spinnin’ Around en Gone For Lovin’ is dit de derde CD van het Siciliaanse kwartet dat Sun Records hoog in het vaandel voert, al blijf ik vinden dat dit in tegenstelling tot wat dat woordje “Sun” in de groepsnaam impliceert geen tijdscapsule kopie van de Sun sound is. Maar ze doen er wel alles aan: deze 14 eigen nummers werden opgenomen in de vintage Lightning Recorders studio in Berlijn met Ike Stoye achter de ongetwijfeld nog bakelieten knoppen. Toch geef ik ruiterlijk toe dat de meeste van hun traditionele klassieke rockabilly songs zoals One Day of Don’t Leave Me (Just Love Me) richting Sun gaan en soms inderdaad heel dicht in de buurt van Sun komen, met name The One To Blame, al hoor ik evenzeer echo’s van Johnny Burnette, Johnny Cash en in het deels in het Italiaans gezongen Heartbeats zelfs Gene Vincent of Johnny Carroll. Ook vertonen een aantal nummers als Why en Your Hand In Mine kenmerken van fifties country, waarmee we uiteraard terug bij de invloed van Sun zijn, en één nummer met saxofoon, Wait A Minute Baby, kan je als Sun rock ‘n’ roll beschouwen. De zang is niet perfect (het onvermijdelijke accent) maar past wel helemaal in het plaatje want frontman Vince Mannino trekt goed zijn plan en in de jaren ’50 waren het bij Sun heus niet allemaal Faron Young’s.
Voor wie zijn vertrouwen in authentieke fifties rockabilly begint te verliezen: een dosis Vince & the Sun Boppers helpt u er snel terug bovenop, want geen gezeur: dit is de betere rockabilly. Info: www.facebook.com/vincethesunboppers
en www.rhythmbomb.com. (Frantic Franky)

naar boven

26 juli 2018

WILD WILD WILD/ ROBBIE FULKS & LINDA GAIL LEWIS
Bloodshot Records, BS 263

Wie is geboren uit dezelfde schoot die Jerry Lee Lewis baarde is op zijn minst uit speciaal hout gesneden en dat is niet anders voor de vrouw die eeuwig gebrandmerkt is als het 11 jaar jongere, kleine zusje van de Killer, Sun recording artieste Linda Gail Lewis (ze bracht één single uit op Sun in 1963). 71 is ze ondertussen en ze doet niets anders dan onvermoeibaar de wereld rondreizen om op te treden, en hoewel ik haar uiteraard niet persoonlijk ken concludeer ik uit die ene keer dat ik in de gelegenheid was een praatje met haar te maken dat ze de gezelligste rock ‘n’ roll madam is sinds Janis Martin zaliger. Hoog tijd om de definitieve Linda Gail Lewis plaat te maken, moet alt-country bluegrass singer-songwriter Robbie Fulks gedacht hebben, en als u die niet kent is dat geen schande want wij kenden hem ook niet, maar hij moet toch iets en waarschijnlijk heel veel betekenen in het Amerikaanse rootswereldje want Fulks bracht sinds 1996 13 solo-albums uit waarvan het recentste, Upland Stories uit 2016, twee Grammy nominaties in de wacht sleepte voor Best Folk Album en Best American Roots Song. Deze Wild Wild Wild is overduidelijk zijn project want Fulks die in het verleden al gastmuzikant was op platen van Linda Gail was producer, arrangeur, zanger (hier staan verscheidene duetten op), bandleider, songschrijver van de meeste nummers (goeie teksten hoor: voor zinsneden als “the hipsters go for Austin but Memphis never falls from style” en “you’re a man that can’t keep a promise, I’m a woman never breaks a vow” doen wij onze toupet af) perfect op Linda Gail’s lijf geschreven en wellicht koos hij ook de covers uit: It Came From The South (gepend door NRBQ gitarist Al Anderson en hier ingespeeld door huidig NRBQ gitarist Scott Ligon) is het betere moderne rock ‘n’ roll werk. Ik neem aan dat hij ook de studio uitkoos en het zal dan ook geen toeval zijn dat dit werd opgenomen in Chicago bij Reliable Recorders wat vroeger de Hi-Style studio was met achter de knoppen Alex Hall die eerder JD McPherson, The Cactus Blossoms en Pokey LaFarge inblikte. Ons kent ons en dus stond er een indrukwekkende rij gastmuzikanten in het, euh, rijtje om mee te doen zoals klarinettist Eric Schneider die nog speelde in de big bands van Count Basie en Earl Hines, Merle Haggard’s laatste leadgitarist Redd Volkaert, Linda Gail’s schoonzoon Danny B. Harvey, Alex Hall zelf op drums en nog een hoop mensen die ik niet ken. Wild Wild Wild manoeuvreert behendig tussen rockers en country en ja, hier staan te weinig rockers op, maar die paar rockers als Round Too Long en titeltrack Wild Wild Wild zijn echt wel steengoed en worden gegarandeerd moderne rock ‘n’ roll klassiekers. Naast tekstuele verwijzingen naar haar illustere broer covert Linda Gail ook Jerry Lee mits een female versie van zijn Boogie Woogie Country Man uit 1975 dat nu Boogie Woogie Country Gal wordt compleet met een flard In The Mood boogie woogie. Haar stem klinkt als verroeste prikkeldraad met de zwaarste southern drawl die wij ooit hoorden en je hoort gewoon dat ze het meent met die “I’m gonna kill you” in het uptempo killer country nummer Till Death. Die country nummers klinken eigenlijk ook best wel heel goed: I Just Lived A Country Song is zeer overtuigd en overtuigend gezongen, That’s Why They Call It Temptation heeft een pure George Jones intonatie. De sterkte – en voor sommigen wellicht ook de zwakte – van deze CD is dat Fulks er alle rootsgenres wil doorjagen wat soms net een brug te ver is. Semi-akoestische mambo country als de Don Gibson cover Who Cares, een ouwe gospel als On The Jericho Road en dixieland ragtime jazz als Memphis Never Falls From Style vinden wij best te pruimen, het funky B3 hammond orgeltje in Jimmy Smith of Brother Jack McDuff stijl in Your Red Wagon en de Stax gospelsoul met orgel van het door Fulks gezongen Foolmaker zal in rock ‘n’ roll kringen menige wenkbrauw doen fronsen. Geen muzikaal rootscliché blijft hierbij onbenut (steel gitaar tussenstuk? Check! Klagende vioolsolo? Check! Tristesse, introspectie en verlossing? Check!) en de arrangementen zijn dan ook overdadig tot en met Jordanaires-achtige backing vocals. U merkt het: ik ben nog lang niet uitgepraat over Wild Wild Wild want hoe vaker ik dit beluister hoe beter ik dit vind. Wanneer zijn de Grammy nominaties? Ook uit als LP én op 500 exemplaren transparant rood vinyl.
Info: www.bloodshotrecords.com
(Frantic Franky)


BEBO & THE GOODTIME BOYS/
BEBO & THE GOODTIME BOYS

Wild Records, géén cat.nr.

De tweede CD van deze bad boy hepcats uit El Monte, California opgenomen met een nieuwe contrabassist tegenover hun debuut Let The Fun Begin uit 2014 (die er inmiddels ook al weer uitligt, live speelt Bebo Garcia momenteel zelf contrabas) bevat alle typische Wild kenmerken als gejaagde zang, het gebruik van maracas oftewel sambaballen voor extra ritme, veel gefluit op vingers en tussen tanden en een Spaanstalig nummer (Mari Y Juania), waardoor de oppervlakkige toehoorder hen zou kunnen wegwuiven als Delta Bombers light. Het verschil met dat debuut zit ‘em in het feit dat Bebo de nieuwe nummers nog melodieuzer zingt en dat ze het verschil maken door hun rockers te kruiden met wat soul, sixties en rhythm ‘n’ blues wat mooie resultaten oplevert als Be Your Slave, Fat Mouth, Time en Soles, nummers waarvan de schoonheid wordt benadrukt door de eenvoud van die melodieuze songstructuren en doordat Bebo over een van de betere stemmen bij Wild beschikt. De CD is echter zeker niet perfect (het werd zoals alles bij Wild opgenomen op één weekend en alle 12 zelfgepende songs klinken dan ook hetzelfde zonder opleuken waardoor het in de solo’s soms in elkaar zakt), maar dat draagt dan weer bij aan de street credibility van Bebo & the Goodtime Boys. Het resultaat is een klein maar fijn CD’tje met een voor Wild Records verrassend clean opnamegeluid dat op een onopvallende manier heel erg goed is. Waar ik enkel aan dien toe te voegen dat ik er tijdens hun recente Europese tour getuige van was dat ze het ook live on stage kunnen waarmaken én dat het sympathieke kerels zijn! Info: www.wildrecordsusa.com en www.wildrecordseurope.com (Frantic Franky)

LP Recensie

THE LONESOME SOUND OF/ HANK WILLIAMS
Bear Family, BAF14004

In het gezegende jaar 1960, zeven jaar na de dood van Hank Williams, verscheen er uit het niets een nieuwe LP van Hank Williams, meer bepaald een coverplaat zonder nummers van Williams’ hand maar met covers van liedjes van andere artiesten zoals Ernest Tubb (I’m Free At Last, First Year Blues), Cowboy Copas (Sundown And Sorrow), Bill Carlisle (Rockin' Chair Money) en Hank Thompson (Swing Wide Your Gate Of Love). Nu mogen dat wel allemaal covers zijn maar die liedjes zijn toch minder bekend dan Williams’ eigen songs (uitgezonderd Tennessee Border van Jimmy Work wegens later een rockabilly classic geworden) en daar is een gegronde reden voor: in 1960 was Williams’ onuitgebrachte materiaal op en ging platenmaatschappij MGM aan de slag met het muzikaal overdubben van radio transcripties uit 1949 van Hank Williams alleen met zijn gitaar, opnames die toen gemaakt werden ten behoeve van zijn dagelijkse radioshow voor wanneer hij op tour was. Overdubben stond toen technisch nog in de kinderschoenen en MGM huurde er studiomuzikanten voor in wier naam niet bewaard is gebleven, doch hoogstwaarschijnlijk was Williams’ steelgitarist Don Helms een van hen. Die LP is later altijd met een scheef oog bekeken geweest maar nu, bijna 60 jaar later, jubelt Martin Hawkins in de hoesnota’s van deze heruitgave op 10 inch vinyl (de originele plaat was een gewone standaard 12 inch LP), is de tijd rijp om die plaat met een onbevooroordeeld oor te herbeluisteren. Goed, maar ik heb daar - u kent mij - toch een paar bedenkingen bij. Wat de plaat erg beluisterbaar maakt is dat op opener It Just Don’t Matter Now (Ernest Tubb) na dat even klaaglijk is als de allerklassiekste Hank Williams alle 12 songs medium en uptempo zijn, zeker een plus voor een artiest wiens songteksten zéér depri zijn. De nummers klinken allemaal ietsje moderner dan we gewoon zijn van de eind jaren ’40 Hank door de instrumentatie: een meer geprononceerde slag op de – daarom heet het ook zo – slaggitaar, links en rechts een voorzichtige basgitaar, schuifelende drumborsteltjes in Cool Water (The Sons Of The Pioneers). De boogie-ënde elektrische leadgitaar en roffelende drums geven Dixie Cannonball (Gene Autry) een Johnny Horton effect, en in Roly Poly (Bob Wills) zit niet alleen een elektrische gitaar (wellicht Hank Garland of Grady Martin) maar zelfs een piano (wellicht Floyd Cramer) zodat dit bijna honky tonk, ja zelfs bijna gospelbilly wordt. Opvallend is ook wat je juist niét hoort: hier is geen viool aanwezig. Niettegenstaande deze toevoegingen en weglating klinkt de instrumentatie nagenoeg hetzelfde in alle nummers met vooral de steel op de voorgrond. Die modernere instrumentatie is ongetwijfeld goed nieuws voor wie Hank Williams leerde kennen via de recente I Saw The Light biopic waarin Hank’s liedjes op verbluffende wijze werden gezongen door acteur Tom Hiddleston maar die nummers wel voorzien waren van wat hedendaagsere arrangementen, maar anderzijds moet de sound van deze plaat zelfs in 1960 al een stap terug richting jaren ’40 country geweest zijn aangezien de times ook in 1960 uiteraard reeds flink a-changing waren. Vreemd is dat het lijkt alsof in sommige nummers ruis op de zang zit die niet op de instrumentatie zit. Het resultaat klinkt uiteindelijk toch wat vreemd en eigenlijk exact zoals wat dit in essentie is, namelijk Hank Williams waar mee is geknoeid, waarmee deze plaat blijft wat ze altijd is geweest: interessant, maar een buitenbeentje in de Hank Williams codex.
Dit is een mooie en verzorgde uitgave met openklapbare hoes en het 110 gram vinyl met diepe groeven zorgt voor een rijk geluid.
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

naar boven

12 juli 2018

CD Recensies

HIT ME UP/ SLAPBACK JOHNNY
Rhythm Bomb, RBR5890

Slapback Johnny timmert al sinds 2012 aan de rock ‘n’ roll weg aan een tempo van gemiddeld ruim 50 concerten per jaar en na een aantal releases in eigen beheer (de vorig jaar uitgebrachte Hit Me Up/ Doin’ Time single staat ook op deze CD) en/ of gratis verspreid via de digitale media werd het tijd voor een echt officieel full album debuut, en dat is – wat had u anders verwacht – een flink kereltje geworden. De stijl van Slapback Johnny is powerbilly, dus wie houdt van vintage en authentiek mag nu de kamer verlaten. Tegelijkertijd is dit veel meer dan alleen power want het trio uit Wijk bij Duurstede presenteert zich hier als een band met veel gezichten die in zijn verscheidenheid, kwaliteit en overgave eigenlijk heel on-Nederlands maar juist erg internationaal, ja Amerikaans klinkt. Achter dat rockabillymasker van Peter (zang, contrabas), Rex (gitaar) en Richard (drums) gaat immers een ander gezicht schuil: het merendeel van de 13 alleen eigen nummers zijn gebaseerd op jumpblues patronen, wat je hoort aan de structuur van de nummers (You’ve Been Told) en aan wat de gitaar doet – hoor ik daar ook een slide gitaar? Dat jumpblues effect wordt nog versterkt door het gebruik op een viertal songs van blazers, niet alleen ten behoeve van rock ‘n’ roll met saxofoon (One Last Shot) maar ook om gewoon een vet stukje mee te toeteren in rockabilly nummers die er gelijk een vleugje neo-swing door worden. Slapback Johnny is daarenboven van alle rock ‘n‘ roll markten thuis: moderne rockabilly met Moonshine Fred (een neefje van Guitar Man), feestknallers van rechtdoor rockers (titeltrack Hit Me Up) en zelfs één trage blues (Last Night) met (als u het mij vraagt overbodig) orgel, maar goed, die beschouw ik als contergewicht tegen deze nonstop rock ‘n’ roll attack die de toegankelijkheid bij het niet-rock ‘n’ roll publiek slechts kan vergroten dus hoort u ons voor dat ene nummer niet klagen. De Slapback Johnny sound wordt vooral gedragen en bepaald door de moderne gitaar, al laten de slappende contrabas en de donderende drums zich zeker niet onbetuigd en komen er zelfs af en toe backing vocals aan te pas. Het opnamegeluid klinkt echt krachtig met alles luider dan alles en daarbovenop de zang. Fijne CD die deze band meer internationale exposure zal geven!
Info: www.slapbackjohnny.com, voorbeluisteren kan via www.rhythmbomb.com
(Frantic Franky)


DOIN’ ALRIGHT/ THE RUSTY NAILS
Red Cabbage Records, RCR001

The Rusty Nails stonden de afgelopen twee jaar op zowat elke festival affiche en dat is opmerkelijk want dit trio met gitaar/ contrabas/ drums rockabillybezetting maakt deel uit van de nieuwe lichting Belgische bands die breder gaan dan enkel rockabilly: The Rusty Nails zijn wat mij betreft een all round rootsband, zij het wel degelijk rockende roots. Als je zo vaak speelt wordt het tijd dat je een CD aan te bieden hebt en die had er al lang geweest hadden ze een platenfirma gevonden, maar bij gebreke daaraan brengen ze hun albumdebuut nu gewoon zelf uit en dat is een uitstekende CD geworden waarin ze niet alleen het hele roots spectrum exploreren maar waar tijd en ideeën zijn ingekropen, in tegenstelling tot de gemiddelde rockabilly band die er op een weekendje studio met een kater de hele set doorjaagt en dat een album durft te noemen. Doin’ Alright opent met vrolijke countryrock (het You’re The Wax duet met Crystal Dawn, het titelnummer Doin’ Alright), eindigt met funky blues (Gasoline And Matches met wah wah gitaar, My Girl Ain’t Happy She Is Crazy met orgel en mondharmonica), en daartussen steekt moderne rock ‘n’ roll als Jailbait met blazers, The Perfect Rusty Nail en Cleaning Out The Bar, afgewisseld met trage swampmuziek met wah wah gitaar (Tic Tac Toe) en Woody Allen charleston jazz met trompet en piano (I’m Your Weekend Ticket). Typerend voor een band die niet voor één gat te vangen is: Rockin’ At The Drive in-Barn dat over de gelijknamige rockabilly weekender in Sint-Oedenrode handelt, is countryrock! De zang is opgewekt enthousiast en alle nummers ademen zoals wel vaker bij debuutalbums de vlotte souplesse uit van jarenlang roderen on the road. En moesten dit toch nieuwe songs zijn dan is voorgaande zin een groot compliment! De CD bevat negen eigen composities + drie covers van heel diverse origine: Violent Love van bluesman Willie Dixon’s Big Three Trio dateert al uit 1951 , Gasoline And Matches van country singer-songwriters Buddy & Julie Miller uit 2009 werd gecoverd door countryzangeres LeAnn Rimes, en Jerry Reed’s countryrocker Guitar Man uit 1967 beschouwen wij als algemene basiskennis. De CD werd opgenomen met een heleboel extra muzikanten (onder meer Johnny Trash op wasbord en Tom Beardslee op dobro en slide) die ze moeilijk overal mee naartoe kunnen slepen dus live klinkt het allicht allemaal wat rockender en blues-iër, maar zo af en toe een paar van deze gasten mee op het podium zou leuk zijn. Deze bruisende zomerse cocktail van diverse rootsgenres die gelukkig niét als een roestige nagel klinkt kan probleemloos terecht op niet alleen rock ‘n’ roll festivals maar ook op blues- en rockfestivals, en misschien kunnen ze wel het gat opvullen achtergelaten door de gesplitte Baboons. Een uitgave in eigen beheer betekent niks geen distributie dus ga The Rusty Nails gewoon live bekijken als je de CD wil kopen.
Info: www.facebook.com/trnls
(Frantic Franky)

naar boven

5 juli 2018

THE YEAR 1957/ EDDIE COCHRAN
Bear Family, BCD17554

Aha, u dacht dat u met de twee 4 CD-boxen The Eddie Cochran Box Set uit 1988 en The Eddie Cochran Story uit 2009, de Bear Family 8 CD-doos Somethin’ Else en al die Rockstar platen elke noot in huis had die Eddie Cochran ooit opnam? Wellicht wel, maar toch komt Bear Family hier met een CD met toch weer een andere kijk op Eddie Cochran. Geen flauw idee of Bear Family hier een reeks van gaat maken die de invloedrijke rock ‘n’ roll pionier jaar per jaar belicht maar dan gaan ze in elk geval werk hebben want hij maakte zijn allereerste home recordings al in 1953 en zijn eerste officiële opnamesessies in 1955 als de helft van country duo The Cochran Brothers. Om Eddie Cochran anno 1957 te situeren: dat is ná zijn debuutsingle Skinny Jim uit 1956 en ná zijn verschijning in de rock ‘n’ roll film The Girl Can’t Help It met het nummer Twenty Flight Rock, eveneens in 1956 (de release van die single werd weerhouden tot na de film in de bioscoop kwam), maar vóór zijn alltime classics Summertime Blues en C’mon Everybody. De bekendste nummers hier zijn Twenty Flight Rock, Sittin’ In The Balcony en Am I Blue maar de 19 tracks alterneren vooral tussen medium tempo en rustig materiaal als Mean When I’m Mad, Drive In Show, Undying Love en Proud Of You, met de snellere nummers uiteraard als uitschieters. Die rustige nummers worden allemaal gekenmerkt door achtergrondkoortjes en net als eigenlijk alles van Eddie Cochran door klikkende bas, snappy drums, flitsend gitaarwerk dat tegelijk dreigend en knisperend is, en natuurlijk Cochran’s stem vol bravoure, die stoere, wat uitdagende maar toch speelse tongue-in-cheek zelfverzekerdheid: Cochran had een smile in zijn stem, net als in een heel ander genre crooner Dean Martin, en hij klinkt steevast of hij de spot drijft met die rustige nummers. De meeste snellere nummers als Stockin’s ‘n’ Shoes of Cradle Baby zijn niet zo bekend als Cochran’s grootste hits maar best leuke en sympathieke teenrockers die ten onrechte in de vergetelhoek zijn geraakt, maar de hoofdmoot hier zijn de rustige nummers als Pocketful Of Hearts, naast echte trage ballades als Have I Told You Lately That I Love You en Never. Daarnaast lijkt het ons alsof Cochran volop aan het experimenteren was met stijlfiguren: Lovin’ Time lijkt bijna vaudeville en Tell me Why solliciteert voor de rol van dramatisch thema van een western, en hoor wat dit betreft ook de gelijkenissen tussen Completely Sweet en Sweetie Pie en tussen Twenty Flight Rock en One Kiss. Drie nummers staan hierop in een alternatieve versie: de minder gekende heropname van Twenty Flight Rock met backing vocals en een lichtjes andere gitaar, de heropname met backing vocals en een ander gitaar arrangement van Completely Sweet uit 1957 die wat minder ruw is dan het origineel van een jaar daarvoor, en Take 19 undubbed van Ah Pretty Girl met backing vocals. De rest van de CD bestaat uit rariteiten die allemaal al eerder verschenen maar voor zover wij weten nog niet beschikbaar waren op één en dezelfde enkele CD: drie live opnames, twee interviews die samen zo’n 24 minuten duren en twee 5 seconden durende door Cochran ingesproken radio spots. Het eerste stuk van het eerste interview is tamelijk boring omdat de presentator niet bepaald uitblinkt in enthousiasme, vanaf het tweede stuk gaat het er veel vrolijker en losser aan toe en wordt het sfeervol bullshitten met niet alleen Eddie Cochran over zijn pijp (!) en de pet die hij droeg in de film Untamed Youth (“Buddy Holly en de jongens hebben mijn bariton ukelele gejat”, Cochran die gekke stemmetjes doet, de presentator die vraagt of die rock ‘n’ roll concerten nu eigenlijk concerten of shows worden genoemd) maar ook met zijn bassist Guybo Smith en met Buddy Holly en Crickets drummer Jerry Allison. Bij die interviews horen ook live versies van Sittin’ In The Balcony met een groot blazersorkest en van Twenty Flight Rock, maar het snoepje van de week is ongetwijfeld het live Whole Lotta Shakin’ Goin’ On. Vreemd dat Cochran deze hit van iemand anders ten gehore bracht en dan vooral omdat hij dat liedje nooit zelf heeft opgenomen, maar hij maakt er een zware gitaarversie van mét piano en begeleid door Little Richard’s band The Upsetters, zij het dat die hier helemaal niet als Little Richard klinken. De geluidskwaliteit van die drie live nummers is trouwens geheel volgens verwachting, namelijk krakend tegen de sterren op. Het CD booklet van 49 pagina’s staat boordevol helaas te onscherpe zwart-wit foto’s van de Liberty opnamesessies die deze nummers opleverden. Ook uit als dubbele 110 gram 10 inch vinyl (BAF 214005) met alle 19 studio nummers + de live Whole Lotta Shakin’ Goin’ On, met booklet van 24 pagina’s op 10 inch formaat van 25 x 25 cm!
Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


THE BILL HALEY CONNECTION: 29 ROOTS AND COVERS OF BILL HALEY & HIS COMETS
Bear Family, BCD 17531

Aha, u dacht dat u elke noot in huis had die Bill Haley ooit opnam met die drie Bear Family dozen en al die Hydra CD’s? Think again: hier komt Bear Family met een CD die weliswaar geen enkele noot Bill Haley bevat maar wel alles te maken heeft met de oervader van de rock ‘n’ roll wegens boordevol originele versies van nummers gecoverd door bompa Bill alsmede covers door andere artiesten van Haley’s songs, meer bepaald 13 originals en 15 covers en Bear Family (D) zou Bear Family niet zijn zonder een paar speciallekes waarover later meer. Dat See You later Alligator van schrijver Bobby Charles is en Shake Rattle And Roll van de grote Big Joe Turner die de jackpot miste omdat hij het nummer niet zelf had geschreven weet intussen het kleinste kind, maar minder bekend is dat er ook van Rock Around The Clock een oudere versie bestaat, zij het slechts een paar weken ouder dan die van Bill Haley & the Comets, al hebben ook deze Sonny Dae & the Knights de jackpot gemist wegens Rock Around The Clock niet zelf geschreven en verkochten ze er destijds slechts 12.000 platen van, Bill Haley op termijn 36 miljoen… De originele Shake Rattle And Roll van Big Joe Turner staat hier niet op (misschien wegens te bekend?), wel zijn origineel van Corrine Corrina, maar zijn originele Hide And Seek, gecoverd door The Comets met Billy Williamson op zang, dan weer niet. De logica in deze ontgaat me want een overbekende original die hier dan toch weer wel op staat is Rip It Up van Little Richard! Niet alle originals staan hierop (gelukkig maar of dit was misschien een jazz-CD geworden) en uiteraard evenmin alle covers van Bill Haley songs: originals zijn er immers maar één keer, gecoverd wordt er eindeloos. Dat Bill Haley zelf ook een flinke coveraar was weten we sinds zijn LP Rockin’ The Oldies uit 1957 en aangezien Haley in het stenen tijdperk de rock ‘n ‘roll nog eigenhandig uit de rotsen heeft gehakt mag het niet verwonderen dat een aantal van de liedjes die hij coverde geen rock ‘n’ roll zijn. Die Rock Around The Clock van Sonny Dae & his Knights is nog meer boogie als rock ‘n’ roll net zoals Rock The Joint van Jimmy Preston & his Prestonians uit 1949 rhythm ‘n’ blues boogie is, maar Yes Indeed van Bing Crosby & Connee Boswell uit 1940 kon zo uit een musical komen en Stop Beatin’ Around The Mulberry Bush van het orkest van Count Basie uit 1938 is big band swing jazz. De originals uit de jaren ’50 zelf staan uiteraard dichter bij de rock ‘n’ roll zoals I’ll Be True door Faye Adams of Thirteen Women in originele versie door Dickie Thompson: zwoeler, meer oosters getint en met Mickey Baker op gitaar. Geen flauw idee waar of op welke basis Haley of de Artists & Repertoire mensen die zijn materiaal uitkozen zich op baseerden maar ze haalden ze overal en zo is Burn That Candle van The Cues zwarte doo-wop en Forty Cups Of Coffee in originele versie door Danny Overbea uitstekende fifties rhythm ‘n’ blues.
Originals zijn één ding, covers zijn een ander paar mouwen, en de meeste covers hier halen nergens het niveau van Haley’s krachtige sound wegens pop (Dance With A Dolly, op zich ook een cover want het origineel gaat terug tot 1944, hier in een waarlijk schitterende versie door Damita Jo) of jazz of big band of variété. Niks mis met die vloeiende swing arrangementen, integendeel: dat swingt alle kanten uit, alleen rockt het niet en is het geen Bill Haley. Toegegeven: Razzle Dazzle door Ella Mae Morse komt een aardig eind in de buurt van Haley’s real rock drive en Happy Baby door ene Ken Jones & the Rock ‘n’ Rollers is hele straffe big band swing, maar voor de rest krijg je toch de indruk dat de gevestigde waarden dachten dat je om rock ‘n’ roll te krijgen volstond met het toevoegen van een drumbeat aan een groot orkest. Van een ander kaliber is het minder bekende You Can’t Stop Me From Dreamin’, hier beschaafde Ricky Nelson-billy door Robin Luke dat noch cover noch original is want die stamt uit 1937 en blijkt van… Ricky’s pa Ozzie Nelson! Opvallend is ook een Britse budget cover door The Canadians die blijkbaar echt een stel in Engeland aangespoelde Canadezen waren van Ten Little Indians, toch een onbekend B-kantje.
De speciallekes: Choo Choo Ch’Boogie is tegelijkertijd original (Louis Jordan nam Choo Choo Ch’ Boogie al op in 1946) én cover want de ronduit geweldige versie hier werd door Louis Jordan zelf heropgenomen in 1956 ná Haley’s cover, Hot Dog Buddy Buddy is een live cover door The Belew Twins die een goed idee geeft hoe de Big D Jamboree in Dallas klonk in de toiletten, op ABC Rock wordt Sally Starr begeleid door The Comets hunzelve, en Chimpanzee Rock van The Hula Hawaiians is noch cover noch original maar een soundalike instrumental uit 1957 door een Kilima Hawaiians-achtige groep uit nota bene Zwitserland die de Comets sound verbazingwekkend dicht benadert! Ook merkwaardig: Rock A Beatin’ Boogie werd al in 1952 geschreven door Bill Haley doch origineel opgenomen door The Esquire Boys (met Danny Cedrone op gitaar die later de solo inspeelde op Rock Around The Clock) en daarna door The Treniers (die hier niet op staan) alvorens Bill Haley & the Comets het zelf opnamen! Het 50 pagina’s tellend CD boekje met track per track info is van de hand van Haley expert Chris Gardner en eigenlijk feitelijk is heel deze CD voor Haley fans een spelletje Zoek De Zeven Verschillen.
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


TALKING ON THE TELEPHONE Vol. 1
Richard Weize Archives, ACD 12524

Een themareeks waar we zelf nog niet waren opgekomen: de telefoon! En waarom ook niet, want als je er even over nadenkt zijn er best veel liedjes die handelen over de telefoon en da’s eigenlijk logisch: in een tijdperk waarin iedereen minstens twee mobieltjes op zak heeft en op eender welk moment in verbinding kan staan met de andere kant van deze aardkloot vergeet je dat er ooit een tijd is geweest waarin de telefoon de énige manier was te communiceren op afstand, met je familie of met een geliefde bijvoorbeeld. In het booklet van deze compilatie lezen we dat er liedjes over de telefoon werden gemaakt van zodra de mens er in slaagde zijn stem vast te leggen op geluidsdrager, een uitvinding die min of meer gelijktijdig plaats vond met de uitvinding van de telefoon, en dat zelfs nog vóór de plaat werd uitgevonden en muziek eind 19de eeuw nog werd vastgelegd op Edison cilinders! Zo ver gaat Richard Weize hier gelukkig niet terug in de tijd, wel bevat Volume 1 van wat een reeks van vier moet worden 28 songs uit de periode 1947-1962 met uitlopers tot 1939, 1935, 1932, 1930 en 1927.
De CD opent met Telephone Baby van Johnny Otis & Marci Lee en da’s uiteraard een rock ‘n’ roll klassieker maar die is niét representatief voor de verdere inhoud van Volume 1 die met de ondertitel “blues, r & b and gospel” het hele gamma aan blues en blues georiënteerde stijlrichtingen omvat: pré- rock ‘n’ roll (Eddie "Cleanhead” Vinson’s The People On My Party Line), New Orleans klanken (Lloyd Price's Operator, zo op het omvangrijke lijf van Fats Domino geschreven), piano blues (Cecil Gant met Long Distance Call), pré-war country blues (Telephone Arguing Blues van Jaydee Short, Dead Cat On The Line van Tampa Red & Georgia Tom), primitieve (de originele Royal Telephone van Reverend Sister Mary Nelson) én beschaafde (Atomic Telephone van Spirit Of Memphis, opnieuw die Royal Telephone maar nu door The Selah Jubilee Singers) gospel uit de tijd dat ze nog echt, euh, geloofden dat je met de foon de Heer kon bellen), zwarte humor (Calling Margie van Big Walter (Price) & his Thunderbirds, Dial That Telephone van Effie Smith) en zelfs dadaïstische swing met Communication van Slim Gaillard. Tot daar aan toe, maar de CD bevat niet geheel onlogisch doch helaas voor ons ook, tja, pure blues (Give Me Central 209 van Lightnin Hopkins), gitaarblues (The Telephone Is Ringing van Pee Wee Crayton) en slide blues (I Can’t Hold Out (Talk To Me) van Elmore James). Aan de andere kant van het spectrum van de zwarte muziek vinden we Mary Wells met Operator als rechtstreekse voorloper van de vocal harmony soul van begin jaren '60 met wat bijna uptempo popcorn ska, zeg maar soulpop is. Een goed idee, tenminste voor een blues leek als ondergetekende, is de aanwezigheid van veel bekende namen: naast de al genoemde Elmore James staat hier bijvoorbeeld ook ruwe primitieve blues van John Lee Hooker op, en The Treniers wier Long Distance Blues al in 1951 meer crooner swing was als we van hen gewend zijn, en Buzz Me Baby van Slim Harpo, voor mij als niet-bluesman misschien wel de beste blues artiest aller tijden. Wat het helemaal mooi maakt is dat van enkele nummers op deze CD ook een countryversie staat op Volume 2! De eindconclusie luidt dat ik dit een erg goeie CD vindt die evenwel – we moeten onverbiddelijk zijn – voor de gemiddelde rock ‘n’ roll fanaat wellicht enerzijds té blues en anderzijds tegelijkertijd te gevarieerd is. Het booklet van 29 pagina’s van de hand van Hank Davis en Roy Forbes is anekdotisch maar bevat niet de gebruikelijke definitieve info die we gewend zijn van Richard Weize.
Info: www.richard-weize-archives.com
(Frantic Franky)


TALKING ON THE TELEPHONE Vol. 2
Richard Weize Archives, ACD 12557

Volume 2 van Talking On The Telephone behandelt de countrymuziek en is goed voor 28 tracks uit de periode 1947-1962 waarvan meer dan de helft uit de jaren ’50 stammen, met uitlopers tot 1939, 1934 en zelfs 1927! Net als Volume 1 is deze CD stilistisch een bonte bedoening met hillbilly (You Got The Right Number van Rusty McDonald, Hello Operator van Dusty Owens), klaaglijke bluegrass (Bill Monroe’s When the Phone Rang), beschaafde gospel (Atomic Telephone (waarvan op Volume 1 ook een zwarte versie staat) door The Harlan County Four, When My Lord Picks Up The Phone van Stuart Hamblen, The Royal Telephone van The Blue Sky Boys), religieuze country (I Just Telephone Upstairs van Hank Snow: cowboys rond het kampvuur, die Jordanaires-achtige backings, dat gesproken tussenstuk) en het plechtstatige naar de folk vooruitblikkende Hello Hello Please Answer Me van Bonnie Guitar. Hello Central Give Me Heaven van The Carter Family is streng religieus moralistisch en tekstueel haast luguber, maar deze 84 jaar oude opname is in al zijn eenvoud (samenzang en snaarinstrumenten) nog steeds relevant en springlevend. Anderzijds is hier ook plaats voor carnaval country als 2 x Call Me Up dat dan wel twee verschillende nummers zijn door Marty Robbins en door Wade Ray, rockabilly (Werly Fairburn’s Telephone Baby), oldtimer cajun (Cleveland Crochet’s Telephone Port Arthur), en in country is ook altijd plaats voor hillbillyhumor als Dust On My Telephone van Jim Boyd & his Men Of The West, Homer & Jethro’s Tell A Woman en Hank Penny’s Hold The Phone. Een gevarieerd boeket dus met daarnaast vooral veel klassieke country uit de oude en vooral traditionalistische doos: Call Me van The Louvin Brothers, Answer The Phone van Ernest Tubb, Call Operator 210 (waarvan op Volume 1 ook een blues tegenhanger) door Rusty McDonald, Lonesome 7-7203 van Justin Tubb, of Wanda Jackson’s Between The Window And The Phone - ik zie de bloedmooie maar oh zo eenzame Wanda Jackson zo zitten wachten bij de foon. Of Yes Mr Peters, een duet van Roy Drusky & Priscilla Mitchell, zo’n verhaal waarin iedereen iederéén bedriegt, en - country-ër kan niet - daar dan weer een antwoord op, Hurry Mr Peters door Justin Tubb & Lorene Mann. Over klassiekers gesproken: Lonely Christmas Call van George Jones, alleen al die openingszin kan niet klassieker, en je weet meteen waarom Jones tot de allergrootsten behoort, want als je zo’n intrieste smartlap toch zo gevoelig en overtuigend kan brengen hoor je thuis in het Parthenon. Eigenlijk jammer dat dit nummer hierop staat want het is de maatstaf waaraan je alle andere songs toetst. Nog betreffende de countrygoden van de Olympusberg: waarom staat hier Mind Your Own Business op, dé all time classic bij uitstek op die iedereen al heeft? Omdat Hank Williams daarin de party line vermeldt waarover ook andere liedjes gaan. Ten onrechte uit de berenboot gevallen: de Vlaamse vertaling van Lonesome 7-7203 zijnde Will Tura’s Draai Dan 79 72 04 – da’s nog eens een idee: Talking On The Telephone Intercontinentally! Volume 3 en 4 zullen pop en rock ‘n’ roll behandelen.
Info: www.richard-weize-archives.com
(Frantic Franky)

naar boven



Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina