Je
recente CD, DVD, plaat of boek gerecenseerd op onze website? Stuur deze
dan naar de hoofdredactie! |
19 juni 2019
CD Recensies
THERE’S
A BOTTLE ON THE TABLE/ Minstens
het vierde full album van de Britse baarden die hun rockabilly (Bottle
On The Table, Love Letter, Just Say You Don’t Know) doorspekken
met vlotte countryboogie uit een fijn (bier)vaatje (Jealousy, New England
In The Fall), Tennessee Ernie Ford (het eigen Beer Bucket Boogie), Johnny
Cash (een meer countryversie van Thanks A Lot) en ander country lekkers,
tot sixties country fun (Country Bum) en medium tempo rechtdoor seventies
country funk met twangy gitaar en dobro toe (Dwight Yoakam’s Distance
Between You And Me). Een andere cover om hun stijl te duiden is Baby
I’m Ready van Carl Smith, en een voorbeeld van hoe breed ze gaan
(even breed als ze zelf zijn, hahaha) is How High The Moon van Les Paul
& Mary Ford. Mijn favoriet is hun cover van Viva Las Vegas met een
alternatief arrangement, lees op een compleet andere melodie gezet:
wat dramatisch western-achtig zoals Union Avenue (GB – wat is
er van hén geworden?) het hadden kunnen doen, met ook een stukje
van de melodie van House Of The Rising Sun er in maar dan achterstevoren
gespeeld. De steel gitaar bespeeld door Phil Morgan is wat zweverig
en de zang behoort tot het middenveld want ze zingen niet zo diep als
Tennessee Ernie Ford en niet zo goed als Johnny Cash: dit is niet perfect
maar wel uitermate gezellig. Net als wij eigenlijk! Info: www.facebook.com/doelbros
en
www.eltororecords.com
(Frantic Franky) |
GONNA
MAKE IT ALONE - BREXIT ROCKERS Je
moet die Engelsen nageven dat ze humor hebben: een fifties rock ‘n’
roll compilatie met als thema de brexit! Uiteraard gaan de songs niet
echt over de brexit want Engeland werd pas op 1 januari 1973 lid van
de op 1 januari 1958 (fifties!) opgerichte EEG, de Europese Economische
Gemeenschap. Welk effect de brexit zal hebben op de rock ‘n’
roll scene inzake bijvoorbeeld optredens van Britse bands bij ons of
het vrije vervoer van CD’s over de grenzen heen valt nog af te
wachten, maar het van oorsprong Duitse Rhythm Bomb dat al een aantal
jaar opereerde vanuit het Verenigd Konkrijk heeft er niet op gewacht:
Rhythm Bomb pakte zijn buizen, is opnieuw verhuisd naar Duitsland en
doekte het pas overgekochte Britse label Rockstar op dat 39 jaar bestond.
De CD zal trouwens nog wel eventjes actueel blijven want Engeland is
voorlopig nog steeds niét uit Europa. Nee, dit zijn gewoon nummers
waarvan je de titel zou kunnen interpreteren als een commentaar op de
hele brexit discussie, in haast evenveel rock ‘n’ roll stijlen
als er liedjes op de CD staan en dat zijn er 24: hitjes (Singing The
Blues in de Britse versie van Tommy Steele), de allerbeste rock ‘n’
roll uit de fifties (Pity Me van Jackie Lee Cochran), zangeressen (Easy
Payments van Sherree Scott), Dion’s existentiële stroll Gonna
Make It Alone, Billy Fury’s nog steeds fantastische jiver Gonna
Type A Letter, nog meer jive met Promises Promises Promises van The
Penguins, all time favoriet Revenoor Man van George Jones, desperate
rock ‘n’ roll (I Don’t Need You No More van The Rumblers),
primitieve rockabilly recht van onder de koeien vandaan (Lies Lies Lies
van Norman Bullock with the Southerneers), oververhitte rockabilly (Messed
Up van Bill Swing), beschaafde zwarte rock ‘n roll met een stem
uit een diepe ijskelder (Your Cash Ain’t Nothing But Trash van
Big John Greer), nog meer zwarte rock ‘n’ roll met She Done
Me Wrong van The Whips, uptempo piano blues boogie met trompet (Bad
Penny Blues van Humphrey Lyttelton), Bo Diddley in Caraïbische
Love is Strange mood met Crackin’ Up, hillbilly (No Money In This
Deal van George Jones, Don’t Push Me Too Far van Skeets McDonald),
country swing (The Way You’re Treating Me van Jim Gatlin), pure
country (We’re Talking It Over van Faron Young) en gecertifieerde
waanzin met There’s Something Wrong With You van Screaming Jay
Hawkins. Work Out van Ricky Dee & the Embers is een instrumentale,
euh workout van Sam Cooke’s Twistin’ The Night Away en When
I Get Paid van Cliff Bennett & the Rebel Rockers is uit 1961 maar
klinkt als revival rock ‘n’ roll – het was dan ook
een productie van Joe Meek. Deze CD, samengesteld door de Britse DJ
Mark Armstrong en gemasterd door Rawand Baziany (D) van Black Shack
Recordings, is eigenlijk gewoon iemands favoriete playlist en het oordeel
luidt dan ook eensluidend: alle 24 goed! |
NEW
WORLDS/ THE NEVROTIX Na
de full albums Paranoid en Alive is de nieuwe release van The Nevrotix
(S) een mini met zes eigen nummers, en stonden die twee vorige albums
nog helemaal in de schaduw van Batmobile dan schudden onze favoriete
Scandinavische psychobillies sinds Kim Nekroman naar Amerika verhuisde
dat Batmobile juk helemaal van zich af om plaats te maken voor een meer
eigen stijl. Die stijl is de echte oldschool psychobilly, kort snokkend,
met een contrabas zo strak als een metronoom en op kruissnelheid, de
psychobilly uit de tijd dat psychobilly nog gewoon psychobilly was en
geen speedmetal of punk. Enkele nummers hebben een bijna elektronisch
geluid op gitaar en drums wat evenwel goed past bij deze brok energie
met de voor het genre obligate horror songtitels als Ghost, Bad Dream
en Hypnosis. Ook uit op 12 inch rood vinyl. Info www.crazyloverecords.com
en www.facebook.com/thenevrotix
(Frantic
Franky) |
THAT
ROCKS/ COLTON TURNER Gene
flauw idee wie Colton Turner is want de info op de CD is nul komma nul
maar hij komt uit Austin en dit schijnt zijn tweede CD te zijn. Turner
was net op toer door Europa, een toer die in de Benelux enkel halt hield
op D-Day in Amsterdam en Goezot In’t Hofke in Oud-Turnhout (B)
waar ik dus niet naartoe ben gegaan: andere verplichtingen en een gezin
tevreden te houden, u kent dat, maar ’s avonds wel lekker naar
The Spunyboys (F) wezen kijken op de Straatfeesten in Kalmthout (B).
|
13 juni 2019
LONG
LOST TAPES VOLUME 1 En
de nieuwe CD van Ray Collins’ Hot-Club is… tromgeroffel…
géén CD van Ray Collins’ Hot-Club! Nee, dit zijn
17 nummers door Ray Collins “opgenomen voor de fun met sessiebands
en vrienden van Ray Collins’ Hot-Club, The Ballroom Rockets en
Cat Lee King & his Cocks, voor nooit afgewerkte projecten en tijdens
pauzes in kelders en woonkamers”. Typisch Ray Collins is dat hier
druk met schuilnamen wordt gegoocheld en ik heb dus geen flauw idee
wie wat doet bij de Session Band, het Collinski Lounge Combo en Ali
Gator & the Reptile Rockers - ik herken alleen het typische gegrom
van Cat Lee King (D), hier onder de naam Cat’s Bimbo Box. Het
verbazingwekkende van deze CD is dat dit voor het merendeel géén
rock ‘n ‘roll is maar een heleboel andere muziekjes zoals
daar zijn garagerock (Good Way To Play), een knetterende rhythm ‘n’
blues gitaar instrumental (Oh Yeah) en funky freewheelende seventies
countryrock (Chick On The Loose, The Old Cat) en tot daar aan toe, maar
gek genoeg ook bossanovapop (I Stepped In Your Trap met dwarsfluit),
croonerpop (The Grind), groovy seventiespop met strijkers (Bad Ideas)
en rustige maar toch uptempo instrumentale vibrafoon-gitaar lounge jazz
instrumentals, al is dat laatste misschien minder verrassend dan het
lijkt aangezien Ray Collins zich bij zijn Hot-Club ook meermaals van
de vibrafoon bedient. De CD bevat dus onwaarschijnlijk veel seventies,
maar gelukkig staat er ook rock ‘n’ roll op, te weinig rock
‘n’ roll maar wel hele goeie rock ‘n’ roll met
karakter en klasse als Hot Potato en Heading For Action, en rockende
sax-vibrafoon instro’s als FM Boogie in je ware Ray Collins’
Hot-Club stijl. Ook goed: het notabene in het Duits gezongen Baby Bitte
Bleib Bei Mir en het rustige nonsensikale en in het refrein vrolijk
doo-woppende Du Nur Du. Alle nummers uitgezonderd de door onder meer
Billie Holiday, Ella Fitzgerald, Judy Garland en Frank Sinatra gezongen
crooner Come Rain Or Come Shine werden geschreven door Ray Collins die
op dit schijfje twee keer zichzelf covert met een countryversie van
The Old Cat en met een snoeiharde James Brown funkversie van Shaking
That Boogie! En nu komt het strafste van alles: deze genre-overschrijdende
CD is heel aanstekelijk en werkt, misschien omdat (bijna) alle nummers
piano en vibrafoon hebben, of misschien omdat de nummers, ook al zijn
ze soms niet meer dan één rif, zo goed uitgewerkt zijn.
’t Is me een rekel, die Ray, vervellend als een slang, en het
is duizelingwekkend dat iemand die zichzelf en zijn band zo period perfect
jaren ‘50 kan doen klinken en er uitzien, ook andere genres zo
goed beheerst. Is dit een stap richting een nieuwe richting voor Ray
Collins’ Hot-Club? Het zou kunnen, want een nummer als Bugs In
My Teeth op zijn recentste CD klonk ook al erg sixties. We horen het
nog wel! Dit album zou ook op vinyl uitkomen. |
THE
WILDEST WEEKENDER Deze
CD verscheen ter gelegenheid van de Wildest Weekender in Turnhout (B)
in maart en zou enkel daar te koop zijn, al is ie sindsdien ook in de
reguliere handel opgedoken - u weet hoe dat gaat. De CD bevat 23 tracks
van de 23 bands uit Amerika, Canada, Mexico, Japan, Rusland, Engeland,
Duitsland, Portugal én Nederland die daar toen op twee dagen
optraden, al durven we er niet op zweren dat ze daar ook allemaal écht
waren want het was er een non-stop komen en gaan van groepsleden: Nederlanders
die drumden bij Russische bands, dat soort toestanden. Maakt uiteindelijk
allemaal niets uit, wat wél uitmaakt is dat dit vooral nieuw
talent uit de Wild stal is, al staan er toch een paar oudjes tussen
die zich een weg naar Wild hebben gebaand zoals Sonny West (Whiplash
is een erg geslaagde twangy gitaarinstro met veel geluidseffecten en
studio overdubs) en Carlos Mejuto van Carlos & the Bandidos. Muzikaal
omvat dit alle stijlen waarnaar Wild de laatste jaren is uitgedijt over
garagerock (The Stompin’ Riffraffs, Rockin’ Rick & the
Rhythm Wranglers) en aanstekelijke sixties-seventies pop (Los Blancos)
tot zelfs bijna punk (The Hi-Tones) die menige rock ‘n’
roll wenkbrauw zal doen fronsen. The Terrorsaurs dreunen hun gebruikelijke
zware sixties Davie Allan gitaar instrumentals, Gizzelle situeert zich
met Somewhere Down The Line in de jaren ‘60 bluesrock met orgel,
en Pachuco José doet aan Mexicaanse hoempapa - cumbiabilly, iemand?
Daarnaast bevat de CD uiteraard vooral veel Wild rock ‘n’
roll gekenmerkt door die verzwarende drumbeat en die shakende marraca’s
uitgevoerd door bands als The Downbeats, The Rhythm Torpedoes, The Two
Timers, The Greasemarks, Bebo & the Goodtime Boys en The Sparks
Boys, al kan het wel degelijk ook in de vorm van klassieke rockabilly
met Elvis Cantu en Roy Dee & the Spitfires, rockabilly die ook melodieus
mag, zie en hoor Chuy & the Bobcats en Los Killertones. Onze Nederlandse
Wild band, Lil’ Sal & the Wildtones, dragen hun steentje bij
met een sterk nummer getiteld Glad She’s Gone. Alle muziek hier
klinkt alsof ze werd opgenomen in een garage en ik vermoed dat de Wild
studio in Hollywood inderdaad niet veel meer is dan label baas Reb Kennedy’s
omgebouwde garage. Het belangrijkste van alles is dat alle 23 tracks
onuitgebracht zouden moeten zijn: “werk in progress”, veel
demo’s en één live nummer. Info: www.wildrecordsusa.com
en www.wildrecordseurope.com
(Frantic
Franky) |
29 mei 2019
ROCKVILLE
REVELATION/ Het
vijfde full album of daaromtrent van deze oorspronkelijk in 1995 door
leden van Mess Of Booze en The Ton-Up Rockers opgerichte Ruhrpott rockers
bevat zoals al hun albums enkel zelfgeschreven nummers, en naast 14
nieuwe nummers krijg je als bonus de drie tracks van hun in 2014 op
hun eigen ’57 Records verschenen CD (EP 57-007) Now You Do en
het nummer Full Moon And Empty Bottles dat in 2017 op de Part Records
(D) compilatie Teds & Rockers Volume 2: Howlin’ At The Moon
stond. De stijl is teddy boy rock ‘n’ roll dus weet u dat
dit klik-klakkende rechtdoor rock ‘n’ roll met elektrische
basgitaar is, in het geval van Lou Cifer brutaal gezongen met een plat
Engels accent, maar ook met occasionele backing vocals en links en rechts
een enkel modern akkoord, zij het dat dat modern akkoord uiteraard ook
rechtdoor wordt gespeeld. Het kwartet wordt voorts gekenmerkt door een
tongue in cheek benadering die aangeeft dat het allemaal maar om te
lachen is, en die attitude gecombineerd met een goeie stage act leverde
hen een schare fans op. Overigens drijven ze de grap niet zo ver dat
àl hun teksten des duivels zijn: hier passen tekstueel alleen
Dance With the Devil, No Salvation en de gospelrock Salvation in dat
straatje, al is Rock With Lucy Fair een goeie woordspeling. I Don’t
Wanna Grow Up toont de invloed van Britse rock ‘n’ rol,
maar het mag evengoed melodieuze rockabilly (de Carl Perkins tribute
Carl Is On The Radio) of country rock zijn (Three Times), I Don’t
Belong Here gaat meer richting bluesrock, de mandoline in Full Moon
And Empty Bottles geeft een cowboy effectje, en Workman heeft sax en
piano, beide ingespeeld door Ray Collins. Wij die opgroeiden met Cavan,
Riot Rockers en andere Flying Saucers hoorden dat het goed was. Ook
uit als Bear Family vinyl-LP (BAF 19004). Info: www.bear-family.com
en www.loucifer.de
(Frantic Franky) |
LET’S
GO MESS AROUND/ THE SAME OLD SHOES Nieuw
album van het in 2010 opgestarte Italiaanse kwartet dat pas nog in de
Cruise Inn in Amsterdam optrad en reeds één CD (Real Gone
Sessions ETCD 6091 uit 2016), één vinyl-EP (Real Gone
Sessions, ook uit 2016) en de vinylsingle Sweet Rockin’ Mama/
Mister Blues (2018) uitbracht op het Spaanse label El Toro. De stijl
is aangename goedgezinde en niet te snelle melodieuze rockabilly met
wat twang, samen te vatten als luistervriendelijke rockabilly met stemmenwerk
dat doet denken aan Dave & Deke Combo, of voor wie het liever in
de jaren ’50 zoekt met Sid King & the Five Strings van wie
ze een geslaagde Sad Drag And Fall plaçeren, naast Mister Blues
(ik ken het alleen van Ernest Tubb) de enige cover tussen de 12 songs
die eindigen met On My Mind, een ballade in de stijl van Elvis op Sun
Records. Door de neus gezongen én goed gespeeld: dit kan niemand
slecht vinden. Ook uit op El Toro Bullseye vinyl-LP (BE 126). Info:
www.eltororecords.com
en www.facebook.com/thesameoldshoes
(Frantic Franky) |
THE
GREAT TRAGEDY: WINTER DANCE PARTY 1959 Op
3 februari jongstleden was het exact 60 jaar geleden dat Buddy Holly,
Ritchie Valens en The Big Bopper het leven lieten bij een vliegtuigongeval,
en sindsdien staat 3 februari 1959 bekend als de dag dat de muziek stierf.
Het aantal CD’s dat de muziek van deze drie artiesten en dan uiteraard
vooral van Buddy Holly recycleert is intussen oneindig, maar Bear Family
(D) vindt een nieuwe invalshoek door te focussen op de andere artiesten
van die fatale Winter Dance Party toer. De CD bevat vier door Buddy
Holly, Ritchie Valens en The Big Bopper ingesproken radiospots voor
de Winter Dance Party die gekoppeld worden aan The Big Bopper’s
Chantilly Lace en Buddy Holly’s Heartbeat. Van Ritchie Valens
staat er twee dezelfde radiopromo op die toch anders klinkt alsof Valens
dit twee keer heeft ingesproken, hier gekoppeld aan respectievelijk
La Bamba en Donna. Twee radio-introducties van Buddy Holly door DJ Alan
Freed worden gekoppeld aan I’m Gonna Love You To en aan Listen
To Me. Het Buddy Holly interview door Alan Freed (net geen twee minuten)
waarin ze het hebben over de verschillende vliegtuigen waar ze al in
vlogen en met name over een helikoptercrash die Holly zag, mag als redelijk
bekend beschouwd worden. Of klassiekers als It Doesn’t Matter
Anymore (met aftellen!), Maybe Baby, It’s So Easy, Peggy Sue en
Well All Right (5 x Buddy Holly) en Come On Let’s Go (Ritchie
Valens) hier per sé op moesten is vatbaar voor discussie, maar
Ting-A-Ling blijft een fantastisch voorbeeld van de fantastische rockabilly
die Holly pleegde vòòr zijn doorbraak, Fast Freight en
Big Baby Blues zijn ronduit uitstekende bluesy gitaar instrumentals
van Ritchie Valens, en Big Bopper’s uitbundige rock ‘n’
roll songs als Little Red Riding Hood, Monkey Song (You Made A Monkey
Out Of Me) en Big Bopper’s Wedding blijven wij fantastisch vinden
– zijn A Teen-Age Moon is verrassend ingetogen, net als I Wonder
Why en de melige ballade No One Knows van Dion & the Belmonts, óók
op de affiche van de Winter Dance Party tour. Hun kikkerende doo-wopper
I Can’t Go On (Rosalie) daarentegen! Minder bekend maar daarom
des te interessanter zijn de mindere goden op die affiche zoals Frankie
Sardo (zijn Class Room is uptempo teenrock, Fake Out is sentimenteel)
en zangeres Debbie Stevens (in één concert toegevoegd
als extra attractie) met haar geflipte rock ‘n’ roll nummer
If You Can’t Rock Me. Ook op deze CD: de brave rock ‘n’
roll single When Sin Stops van Waylon Jennings in een productie van
Buddy Holly voor wie Jennings basgitaar speelde op de Winter Dance Party
tour. Extraatjes zijn het welbekende radio nieuwsbericht dat de dood
van de drie rockers aankondigde en twee minder bekende news flashes
waarvan één slechts 23 seconden duurt, en vier tributes
waarvan Three Stars van Eddie Cochran overbekend is – ik had liever
eens een keertje het origineel van Tommy Dee gehoord. Minder bekend
is Ray Campi’s Ballad Of Donna And Peggy Sue, een afwisselend
trage en snelle (Campi blijft Campi) Donna-achtige ballade (B-kant The
Man I Knew – A Tribute To The Big Bopper staat hier niét
op). The Great Tragedy van Hershel Amond (de rockabilly van Let’s
Get It On) is een popballade met kermisorgel, en Benny Barnes’
Gold Records In The Snow is plechtstatige huilerige country met steel
die klinkt zoals de eerbetonen aan de tien jaar daarvòòr
overleden Hank Williams klonken. De Ritchie Valens tribute single van
Ritchie’s lief Donna Ludwig die wél op Bear Family’s
recente Ritchie Valens Rocks CD stond staat hier helaas niét
op, en Loretta Thompson’s Buddy, Big Bopper And Ritchie evenmin.
De CD bevat een kleurenbooklet van 24 pagina’s boordevol foto’s,
hoesjes, labelshots, affiches en zelfs kleurenfoto’s van die laatste
concerten.Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky) |
22 mei 2019
HAPPY
HOUR/ En
de nieuwe CD van The Blue Grass Boogiemen is er een van…. (géén
tromgeroffel want The Blue Grass Boogiemen doen het akoestisch)…
Tim Knol! Dat de dertigjarige Nederlandse singer-songwriter een nieuw
album uit heeft met “onze” Blue Grass Boogiemen (want ze
zullen altijd een beetje van ons blijven) zal inmiddels eenieder weten
want het was groot nieuws: overal 5 sterren recensies (echt niemand
die zei: dit stinkt), prime time televisie én op nummer 1 binnengekomen
in de Nederlandse vinylcharts! Knol heeft een voorliefde voor americana
muziek, dat was geweten, en hij groeide er ook voor een stuk mee op
want zijn pa Ton Knol speelt al zeer lang ragtime en bluegrass en doet
dat nog steeds bij The Oldtime Stringband. Het was die pa die hem in
2002 (Knol was toen 11 jaar) meenam naar een optreden van The Blue Grass
Boogiemen op het Blue Highways festival in Utrecht, en in 2006 mocht
ie als 15-jarige zelfs een liedje komen meezingen op het podium toen
The Blue Grass Boogiemen in zijn thuisstad Hoorn speelden. Echt waar,
want het moment is vastgelegd op een foto. Wellicht is er toen al gesmoesd
dat ze eens iets samen moesten doen, en sindsdien stonden ze inderdaad
af en toe nog samen op een podium. Daarnaast was Tim Knol een van de
gasten op het Blue Grass Boogiemen album Grassified uit 2016 waarin
bekende Nederlanders eigen liedjes verbluegrassten, en zie, nu heeft
Knol samen met Arnold Lasseur van The Blue Grass Boogiemen een heel
album bij elkaar geschreven. Dat de muziek top is kan niet anders als
het beste bluegrass kwartet van Europa achter je staat (The Blue Grass
Boogiemen zijn na 30 jaar zó goed dat ze nog goed zijn als ze
slecht zijn), maar ook Knol’s stem past in het plaatje want hij
bezit niet alleen die hoge, klaaglijke stem die het genre typeert maar
– en dat is minstens even belangrijk – hij heeft zich wel
degelijk het wezen van deze muziek eigen gemaakt. Er werd op Happy Hour
niet gekozen voor de gemakkelijkste weg en de grootste gemene deler
van de uptempo carnavalsmeezingers, en evenmin werd geopteerd om de
toegankelijkheid te vergroten door het maken van een coverplaat met
bekende liedjes. Traditie, modernisme, melancholie en singer-songwriter
gaan op deze plaat hand in hand en het fantastische is dat die singer-songwriter
eigenlijk frisse countryrock in de stijl van bijvoorbeeld The Byrds
is zoals in Far From Me Now en Let It Shine. De nummers bezitten bovendien
die zeldzame kwaliteit dat ze na een paar keer beluisteren zo in je
hoofd zitten dat het reeds klassiekers lijken. En aangezien the circle
nooit broken mag zijn wordt de cirkel rond gemaakt door vader Ton Knol
die backings zingt op één nummer, Pain In My Heart van
The Osborne Brothers, de enige cover op deze plaat die men ons in menig
buitenland zal benijden en die bovendien, en zo hoort het, ook uit is
vinyl. Bonus: al die media aandacht leidt tot meer interesse in enerzijds
de bluegrass muziek zelf en anderzijds in haar Nederlandse ambassadeurs
The Blue Grass Boogiemen, en daar kan de wereld alleen maar mooier van
worden. Het klimaat zal er niet mee gered zijn, maar de apocalyps wordt
gelijk een stuk feestelijker. Allen daarheen in rijen van twee naar
www.bluegrassboogiemen.nl,
www.timknol.nl en
www.ilovemylabel.nl
(Frantic Franky) |
STUDIO
OUTTAKES/ THE EVERLY BROTHERS Dit
is de heruitgave van een Bear Family CD uit 2006, toen verpakt in zo’n
kartonnen miniboxje in de vorm van een vierkante doos waarin bandopnames
werden bewaard, nu uit als reguliere jewel case CD. Het CD boekje met
commentaar van Don en Phil Everly is gecondenseerd van 64 naar 33 pagina’s
(weggevallen is een discografie) maar bevat wel de originele track per
track info. Het belangrijkste, de muziek, is dezelfde gebleven, meer
bepaald alternatieve versies van hun Cadence opnames uit de hoogdagen
van hun eerste hitperiode 1957-1960. Wat hier niét opstaat is
studiogebabbel en aftellen naar de liedjes zoals dat wel stond op de
Rhino (USA) CD All They Had To Do Was Dream uit 1985 die bestond uit
demo’s en outtakes. Nu hou ik daar persoonlijk wel van maar ik
geef grif toe dat het ontbreken ervan juist zorgt voor een CD die je
van begin tot eind met recht en rede met plezier kan beluisteren als
een alternatieve greatest hits want dit is een evenwichtige samenstelling
van uptempo, medium tempo (Til I Kissed You) en trage (Oh So Many Years,
Rockin’ Alone (In An Old Rocking Chair), Who’s Gonna Shoe
Your Pretty Little Feet, I’m Here To Get My Baby Out Of Jail)
nummers, van de bekende klassiekers (Bye Bye Love) en minder bekende
(Kentucky) songs, en van rock ‘n’ roll (Keep A Knockin’,
Rip It Up) en country. Nog meer reden tot juichen is dat de CD maar
liefst 34 complete (en meestal vroegere) takes bevat van 28 verschillende
nummers (van de in totaal 40 liedjes die ze opnamen voor Cadence) met
drie takes van Poor Jenny en twee takes van Wake Up Little Susie, Hey
Doll Baby, Claudette en All I Have To Do Is Dream die best voldoende
van elkaar verschillen. Met andere woorden: het handelt niet om oneindig
veel nauwelijks verschillende takes van dezelfde trage country nummers,
én bovendien horen we ook alternatieve versies van de allergrootste
Everly hits. De verschillen die ‘em vaak in de details zitten
situeren zich in een afwijkend instrumentaal arrangement, de ritmesectie,
het tempo (Claudette en Wake Up Little Susie zijn iets sneller), de
toevoeging van een rockender gitaarpartij door producer Chet Atkins
die andere dingen doet op zijn gitaar, afwijkende vocale arrangementen
(Bird Dog zonder diepe “he’s a bird”!) en het uitzoeken
van de perfecte balans tussen de stemmen want blijkbaar was het toen
inderdaad nog in één keer erop of eronder, al valt ook
op dat die samenzang er vaak al vanaf de eerste take pal op zat. Dit
spelletje zoek de zeven verschillen is soms erg subtiel, maar dat maakt
het juist zo interessant voor wie vertrouwd is met het werk van The
Everly Brothers. Acht van deze versies stonden in 1991 al op Bear Family’s
Classic Everly Brothers 3 CD-doos BCD 15618, de andere zagen sinds ze
in de RCA Victor studio in Nashville werden opgenomen pas voor het eerst
opnieuw het daglicht in 2006. Al de nummers die je zo goed kent klinken
hier anders en daarom fris, en daarom is dit gedroomd voer voor Everly
fans. Om alle hierboven aangehaalde redenen is de CD ook geschikt voor
wie nog niets in huis heeft van de beroemdste broers uit de rock ‘n’
roll geschiedenis, maar de allerbelangrijkste reden blijft misschien
nog omdat hun scherpe samenzang 65 jaar na datum nog steeds sprankelt,
zeker in de fantastische geluidskwaliteit hier. Het voorbeeldige CD
boekje bevat een heleboel snapshots gemaakt tijdens de opnamesessies
en een kort commentaar bij elk nummer door de beide Everly broertjes.
Info: www.bear-family.com
en www.everlybrothers.net
(Frantic Franky) |
KICK-STARTED
BY THE KING: Dat
Elvis flink wat mosterd haalde bij de blues is algemeen bekend, dat
die beïnvloeding ook andersom werkte is minder gedocumenteerd en
is exact wat deze CD doet: deze 23 zwarte tracks dragen de stempel van
Elvis. Vreest niet: de CD bevat géén rhythm ‘n’
blues maar zwarte rock ‘n’ roll die Elvis niet kopieert
maar subtielere, misschien zelfs onbewuste invloeden laten horen, want
vaak zit het ‘m in de arrangementen, de manier van zingen en de
intonatie. De 23 nummers kunnen opgedeeld worden in verschillende categorieën:
covers, antwoordversies en kopieën, liedjes van zangers bewonderd
door Elvis die hem wellicht ook beïnvloed hebben zoals Roy Hamilton
(die in 1954 de originele uitvoering opnam van het twee jaar later door
Elvis gecoverde I’m Gonna Sit Right Down And Cry Over You dat
hier niét op staat) en Brook Benton, en songs in de stijl van
Elvis. Covers van Elvis songs met soms een heel ander arrangement zijn
Jailhouse Rock door Jimmy Breedlove, het verdienstelijke Paralysed door
Emile Ford & the Checkmates (GB), Otis Blackwell’s All Shook
Up en zijn originele Teddy Bear demo, en de diepe vocal harmony versie
van Heartbreak hotel door doo-wop groep The Cadets. Old Fish van Lennie
Lacour is trouwens een Heartbreak Hotel imitatie en diezelfde Lennie
Lacour wandelt ook in de Lonely Street waar het hotel der gebroken harten
is gevestigd. De instrumentale cover van Crawfish door Jesse Stone (auteur
van As Long As I’m Moving én Money Honey én Shake
Rattle And Roll) & the Stone Crushers wordt dan weer exotica van
een goed King Creole vaatje. Antwoordversies is een mooi woord voor
een nieuwe tekst schrijven op een bestaand nummer, maar het wordt nu
wel allemaal druk verzameld: het geweldige Hey Memphis van Lavern Baker
is in deze welbekend (maar als je er dieper op ingaat toch merkwaardig
voor zijn tijd: een zwarte zangeres die in de ik-vorm antwoordt als
zijnde Elvis’ liefje!), het Return To Sender antwoord Don’t
Want Your Letters van Gerri Granger is nagenoeg onbekend. Een nummer
waarvan heelder flarden muzikaal flagrante kopieën zijn is Jimmy
Breedlove’s Jealous Fool dat Teddy Bear combineert met Don’t
Be Cruel. Nummers in de stijl van Elvis zijn Stepping Out en You’re
For Me van Brook Benton en Lucky Me van Dee Clark, en helemáál
op maat van de King geschreven zijn Make Ready For Love en Music And
Fire, beide van hofleverancier Otis Blackwell. Niet alle nummers zijn
even voor de hand liggend: Falling In Love Again van Clarence Paul (mede-oprichter
van doo-wop groep The 5 Royales), Send For Me van Ollie Jones (co-auteur
van Finders Keepers Losers Weepers) en All Night Long van Johnny Fuller
moet je een paar keer beluisteren in het licht van deze compilatie voor
de gelijkenis duidelijk wordt, en I Need Love van Ray Brewster (lid
van The Penguins post-Earth Angel en van The Hollywood Flames post-Buzz
Buzz Buzz) is eerder een derderangs imitatie van Charlie Rich! Sommige
would-be Elvissen waren zo te horen zo arm dat ze zich zelfs geen namaak-Jordanaires
konden permitteren: Johnny Fuller kreeg bij First Stage of The Blues
blijkbaar als enige instructie te zingen met opgetrokken bovenlip…
Ons oordeel? Deze CD is een uitstekende oor-opener! Ook uit op El Toro
Bullseye vinyl (BE 123). |
THAT’LL
FLAT GIT IT VOLUME 32: Vierde
Flat Git It met opnames van Decca en zusterlabels Brunswick en Coral
Records (een, euh, record: dit is het eerste label in deze reeks waaraan
vier CD’s worden gewijd) deels opgenomen in Nashville onder leiding
van producer Owen Bradley met A-Team leden Grady Martin (gitaar), Hank
Garland (gitaar), Floyd Cramer (piano), Bob Moore (bas) en Buddy Harman
(drums), deels in Los Angeles met studiomuzikanten als jazzgitarist
Barney Kessel. Zoals op alle CD’s in deze reeks staan er een aantal
bekende namen op als Johnny Burnette & the Rock ‘n’
Roll Trio met de allerklassiekste aller rockabillyklassiekers Drinkin’
Wine Spo-Dee-O-Dee, Buddy Holly met de klassieke rockabillyopnames Ting
A Ling en I’m Lookin’ For Someone To Love, Buddy Holly’s
Crickets drummer Jerry Allison met zijn onder het pseudoniem Ivan uitgebrachte
Real Wild Child, Brenda Lee met Little Jonah (Rock On Your Steel Guitar)
met vuurwerk op de steel gitaar door Buddy Emmons, Ronnie Self met het
branievolle medium tempo This Must Be The Place zoals we van hem gewend
zijn met een hoek af (B-kant Big Town is kalmer), Eddie Fontaine met
het kalme East Of The Mississippi, en Wayne Walker met de brave major
studio rock ‘n’ roll track You’ve Got Me (Where I
Wanna Do). Bill Haley tekent present met het minder bekende Lean Jean,
niet die typische kletterende Comets sound maar een medium tempo stroll
met wat oosters klinkende solo’s. Ook countryveteraan Hank Penny
doet zijn duit in het rock ‘n’ roll zakje met Rock Of Gibraltar,
bigband rock ‘n’ roll met honky tonk piano en steel gitaar,
terwijl Terry Noland het verrassend ingetogen houdt met het medium tempo
Crazy Dream. Een opvallende onbekende naam is Lance Roberts omdat die
later, met name in 1960, één single opnam voor Sun Records
en sindsdien niet meer teruggevonden is. Nog meer minder bekende doch
niet minder geslaagde vooral late fifties rock ‘n’ roll
wordt opgediend door de heet staande Dodie Randle met Man Hunt (het
resultaat van die jacht, B-kant I Fell In Love Again, is al wat minder),
Billy Rocka (Listen Pretty Baby), Chuck Johnston & the Jaycees (Sweet
Baby), het door Bill Haley geschreven Broke Down Baby van The Tyrones,
Mitchell Torok (Red Light Green Light) en The Barker Brothers (Well
All Right Friday Night), opvallend vaak met een dramatisch bijna wanhopig
kantje als Just Give Me Your Heart van Johnny Duffett, Don’t Give
Me Heartaches van Arthur Osborne (twang meets Bo Diddley), Run Little
Joey (Joey’s Lament) van Jimmy Duncan dat in dezelfde verlopen
bar heeft zitten slempen als Going Down To Tia Juana van André
Williams, en The Third Degree van Johnny Bell. Rustiger en beschaafder
is Blue Street van Arnie Derksen en de meer gecountryfiëerde versie
van rockabilly is vertegenwoordigd met Joe Hudgins’ Where’d
You Stay Last Night. Follow The Rock van The Bay Bops is swing rock
‘n’ roll en Honky Tonk Freeze van Sandy Coker is een cleane
rockabilly gitaar instrumental op wandeltempo – denk Les Paul
maar minder inventief. Leuk voor verzamelaars zijn de thema songs: Homer
Denison Jr’s Chickie Run is beatnik rock ‘n’ roll
over jeugddelinquentie, de CD bevat twee nummers over Tarzan (zijn alle
Tarzan songs ooit op één CD gecompileerd?), Midnight Monster
Hop van Jack & Jim is een horror rock ‘n’ roll classic,
en ook het minder bekende The Raven van Jackie Brooks mag je tot de
horror rock rekenen: de tekst is gebaseerd op het klassieke gedicht
van Edgar Allan Poe, de muziek is swing rock ‘n’ roll met
over the top zang! Zoals gebruikelijk zit er een dik boekje bij met
track per track info en is dit absoluut een top uitgave.Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky) |
8 mei 2019
LP Recensies
MR
MOTO: THE ORIGINS OF SURF MUSIC 1960-1963/ THE BELAIRS
Een vinyl-LP met 14 tracks van The Belairs, de surfband bekend van Mr
Moto uit 1961: emotie en melodie, een wereldschijf en de oorwurmste
aller oorwurmen met zijn intro op flamenco gitaar, het barokke piano
interludium en daartussen die sfeervolle sax. The Belairs waren eigenlijk
geen surfband maar de ontbrekende schakel tussen de instrumentale rock
‘n’ roll van eind jaren ’50 en de surf van begin jaren’
60: ze hadden wel reverb en staccato gitaren maar niet de voor surf
typerende glissando blubbergitaren, al zit die surf er zeker ook voor
een stuk in op een nummer als Volcanic Action, hun tweede en stevige
uptempo gitaar/sax rock ‘n’ roll single die enkel verscheen
op 500 promo exemplaren. Hun discografie bleef trouwens beperkt tot
die Mr Moto en nog een stuk of twee, drie latere singles in latere bezettingen,
en het belang van The Belairs, een groep die voorts opviel omdat ze
wel twee gitaren maar géén bas in de gelederen hadden,
ligt dan ook deels in hun stamboom: de individuele bandleden zwermden
uit naar groepen als The Challengers, Eddie & the Showmen, The Standels,
PJ & the Galaxies en Jim Fuller’s Surfaris. Naast Mr Moto
staat op deze LP Mr Moto B-kant Little Brown Jug, ook prima gitaar/sax
rock ‘n’ roll, net als Kamikazi, Squirt, het striptease
trage Vampire en de opgewekte sax toeteraar Chiflado die net als Duck
Waddle en Shimmy de sixties welkom heet. Daarnaast bevat de LP de originele
versie van het door Belairs ritmegitarist Paul Johnson geschreven Squad
Car (het nummer met de sirene, bekender in de versie van Eddie &
the Showmen uit 1963), hun instrumentale sax/gitaar cover van Del Shannon’s
Runaway, en het vocale surfnummer Rocking Pants, gezongen door een zwarte
(!) groep genaamd The Initials begeleid door The Belairs, maar dan vocale
surf zoals Papa Oom Mow Mow, niet zoals I Get Around. Niets mis met
deze LP, integendeel, en wat het helemaal mooi maakt is dat je er een
CD bij krijgt met niet zomaar de 14 tracks van de LP maar in totaal
26 nummers, en laat dat nu de complete The Origins Of Surf Music 1960-1963
CD van The Belairs zijn zoals die verscheen in 1987! Nog opvallender:
de inner sleeve van de LP is dezelfde ingekleurde bandfoto die de hoes
van die CD siert! Toch zijn deze 26 tracks niet de volledige Belairs
output: er verscheen nog minstens één single, Charlie
Chan, in een latere compleet andere bezetting, Paul Johnson verkoopt
op zijn website www.pjmoto.com dezelfde CD onder de titel South Bay
Surf Volume 1: The Origins Of Surf Music met twee extra tracks wat het
totaal op 28 brengt (maar met een booklet van slechts 24 pagina’s
tegenover het originele booklet van 72 pagina’s), en heel veel
later bracht Sundazed Records nog meer demo’s op de markt dan
op deze CD staan, want terwijl amper twee nummers hier het predicaat
“home recording” dragen wordt bij beluistering meteen duidelijk
dat er heel wat meer demo’s op staan, minstens een tiental, want
je hoort gewoon aan de geluidskwaliteit, aan het spontane, het onaffe,
het jam-achtige en op een stuk of twee nummers aan het gebabbel tussendoor
dat onder meer Rampage, de medley Davy Crockett Meets Mickey Mouse,
Crawler, Stung, Peter Gunn en de Skip & Flip cover It Was I uitprobeersels
en vingeroefeningen zijn met soms slechts enkel twee gitaren. Wat nog
op de CD staat is de Belairs medley van het kinderliedje Three Blind
Mice en Jingle Bells, hun cover van (On Top Of) Old Smokey waarin je
door het ge-yeehaw op de achtergrond duidelijk de invloed van Duane
Eddy hoort die ook muzikaal in The Wayward Wind zit, een demo van Mr
Moto (overduidelijk een oefenversie want de sax blaast er fameus naast),
een demo van Chiflado, een demo van Volcanic Action en een “live”
versie van hetzelfde nummer opgenomen van de TV die zo hard kraakt dat
je geeneens kan horen dat dit niet live maar playback is! Nog een opmerking:
zowel op deze LP als op de drie CD uitgaves is Little Brown Jug niét
de single versie maar de originele tape met twee sax solo’s, op
de single ge-edit tot één sax solo omdat Paul Johnson
op het einde van de tweede sax solo een fout akkoord speelde op zijn
gitaar! Munster is een Spaans label (info: www.munster-records.com)
maar je kan dit gewoon in Nederland bestellen via www.sonicrendezvous.com
(Frantic Franky) |
BRAZIL
PRIMITIVO VOLUME 1: RHYTHMS, LEGENDS & STYLES (1899-1963)
Wat in hemelsnaam gooien ze nu weer binnen? Vergeet de ridicule titel
en hoes, deze LP op transparant vinyl bevat 16 tracks met oude muziek
uit Brazilië, en als we zeggen oud dan is dat echt stokoud: de
recentste track is uit 1963, de oudste uit… 1899, wat zo ongeveer
het jaar is waarin Emile Berliner de grammofoonplaat uitvond! Dat betekent
uiteraard dat dit geen rock ‘n’ roll is maar Braziliaanse
rootsmuziek uit zeer verscheiden hoek, met de meerderheid van de nummers
netjes verdeeld over de jaren ’30, ’40 en ‘50 tot
1963, gaande van music hall, vaudeville, volksmuziek, samba, vooroorlogse
crooner bossanova, jungle tam tams, dramatiek en fanfare muziek. Dit
is met andere woorden een heel diverse verzameling etnische muziek,
doch onafgezien van het feit dat ik die hou van Laurel & Hardy muziekjes
dit met plezier op mijn gemak kan uithoren staan tussen deze lundus,
chorinhos, capoeiras (en niet caipirinhas, dat is een drankje waar ik
wel een emmertje van lust), xaxados, toadas en forros (ik wist ook niet
dat ze zo heten) toch een paar nummers die uw aandacht waard zijn, zoals
een uptempo zigeunerswing fingerpickende versie van Tico Tico No Fuba
uit 1934, tien jaar voor The Andrews Sisters het deden als Tico Tico,
gezongen door Carmen Miranda, zij met de fruitkorf op haar hoofd. Het
origineel is trouwens nòg ouder en stamt uit 1931 door het Orquesta
Colbaz uit Colombia, terwijl ik het van Carmen Miranda pas ken uit 1947
in de film Copacabana! Noites Cariocas van Jacob Do Bandolim uit 1943
is instrumentale zigeunerswing en het is adem benemend te horen hoe
tijdloos dit klinkt. Mulher Rendeira van Vanja Orico e Demonios Da Garoa
uit 1953 en Asa Branca van Luiz Gonzaga uit 1947 lijken door het gebruik
van de accordeon dan weer op enerzijds de Mexicaanse rancheras uit diezelfde
tijd (ook al is het nog lichtstelsels verwijderd van een Flaco Jimenez)
en anderzijds op de jodelende cowboys uit de jaren ’30, en ik
versta er geen jota van maar ik hoor wel dat dit allemaal uit dezelfde
pot nat komt. Ja ja, maar de Boppin’ Around handelt toch over
rock ‘n’ roll, hoor ik u terecht knarsetanden. Nou, wat
denkt u van het als “proto-psych xaxado” omschreven Mulher
Rendeira (effectief hetzelfde nummer als van die Vanja Orico e Demonios
Da Garoa), 1 minuut en twaalf seconden instrumentale gitaar boogie uit
1963 die zo hard zwiebert dat dit evengoed boppin’ hillbilly uit
de jaren ’40 had kunnen zijn, uitgevoerd door Raulzito e os Panteras,
wat de allereerste opname moet zijn van de latere Braziliaanse rock
artiest Raul Seixas. Deze ondanks zijn gezegende leeftijd nog steeds
vitale muziek heeft een vreemde aantrekkingskracht, maar hou wel rekening
met de 78 toeren geluidskwaliteit! Sound Miracle Recordings is een Spaans
label en bij de LP krijg je een bonus CD met de hele LP + twee extra
tracks, info: www.soundmiraclerecordings.bandcamp.com . Bij ons in de
Jordaan kan je dit gewoon bestellen via www.sonicrendezvous.com
(Frantic Franky) |
25 april 2019
CD Recensies
ROCKS/
RITCHIE VALENS Op
3 februari was het exact 60 jaar geleden dat Ritchie Valens omkwam in
het vliegtuigongeval dat ook Buddy Holly en The Big Bopper claimde en
het is verbazingwekkend dat de jongste van die drie artiesten (Valens
was amper 17 jaar) die bij leven en welzijn op net iets meer dan acht
maanden tijd slechts drie singles uitbracht tijdens vijf professionele
opnamesessies in de Gold Star Studios in Hollywood toch voldoende materiaal
opnam om te komen tot een nalatenschap van uiteindelijk drie LP’s
en in het digitale tijdperk zelfs een 3 CD-box, allemaal de schuld van
Del-Fi platenbaas annex Ritchie Valens manager en producer Bob Keane
die ijverig aan de slag ging met alle mogelijke restjes en demotapes
van Ritchie die in zijn eentje op elektrische gitaar songs inoefent
en ideetjes uitprobeert. Veel opnames hier klinken dan ook onafgewerkt
of als een spontane jam (en duren vaak ook erg kort), overgedubd met
nochtans door de wol geverfde zwarte studiomuzikanten als drummer Earl
Palmer en René Hall op beurteling leadgitaar en de pas uitgevonden
Danelectro six string basgitaar die samen met Valens’ hoge snerpende
stem zijn sound definieert, een sound die ik zou durven omschrijven
als bruisend en onstuimig, de overmoed van de jeugd, en anderzijds soms
toch rauw kon klinken zoals in Rockin’ All Night. Veel van die
originele demo’s klinken overigens heel etherisch, alsof ze zo
scherp mogelijk zijn onttrokken aan het stof der decennia. Bij die restjes
zat bijvoorbeeld ook een live bandopname met een niet echt geweldige
hifi-kwaliteit gemaakt tijdens een concert in Ritchie Valens’
middelbare school door Ritchie Valens met een begeleidingsgroep bestaande
uit alleen een drummer, een tape die net lang genoeg duurde om één
kant van een live LP te vullen, dus de B-kant werden opnieuw bewerkte
demo’s. Eén nummer van die liveplaat staat op deze CD en
die From Beyond is zo’n loodzware gitaar instumental dat je eerder
aan Link Wray als aan Ritchie Valens denkt en die bovendien door die
krakende geluidskwaliteit en een titel die betekent “van over
het graf” echt akelig klinkt. Die nalatenschap krijgt nu de Bear
Family Rocks behandeling en opent uiteraard met de in Vlaanderen als
de kuskesdans bekendstaande La Bamba. De pure Ooh My Soul Little Richard
imitatie Ooh My Head blijft een explosieve 1 minuut en 40 seconden white
rock door een latino, maar wel een latino met de blues want het valt
op hoeveel nummers inspiratie vonden in de rhythm ‘n’ blues
zoals de amper 1 minuut en drie seconden durende instrumental Rhythm
Song, de uitstekende uptempo twee gitaren instrumental Fast Freight,
de rockaballad Little Girl is eigenlijk een bluesje, en Big Baby Blues
is een instrumentale improvisatie op een blues schema. Er zijn ook opvallend
veel zwarte covers: de Robins standaard Framed wordt een bluesje en
de sympathieke uptempo Larry Williams rock ‘n’ roll cover
Bony Moronie is eveneens duidelijk bluesy geïnspireerd. Tja, ik
kan me voorstellen dat je als gitaar spelende tiener in de jaren ’50
aangetrokken werd door die rhythm ‘n’ blues, en dan is het
verleidelijk om te zeggen dat het de zwarte invloed op een Latino rocker
betreft maar de vraag is nog maar in hoeverre Valens ondanks de aanwezigheid
van die La Bamba en de instrumental Malagueña die meer tango
als Mexicaans klinkt beïnvloed was door zijn roots: ze spraken
bij hem thuis naar verluidt géén Spaans en Bob Keane was
uiteraard commercieel genoeg om Valens’ echte naam Ricardo Esteban
Valenzuela Reyes te veramerikaniseren. Naast die door rhythm ‘n’
blues beïnvloede nummers staat hier uiteraard rock ‘n’
roll op: Come On Let’s Go natuurlijk, het wilde The Paddi-Wack
Song, de opgewekte Sharon Sheeley compositie Hurry Up, en ook de nummers
met Ritchie Valens in zijn eentje op gitaar als Let’s Rock ‘n’
Roll en het amper 1 minuut en 26 seconden durende Rockin’ All
Night zijn rock ‘n’ roll uit een goed vaatje, terwijl Hi-Tone
en het melodieuze Rock Lil’ Darlin’ brave doch uitstekende
teen rock zijn. Voor een CD in de Rocks reeks staan hier toch verrassend
veel trage nummers en rockaballads op als Stay Beside Me, het mooie
wat exotische eigen In A Turkish Town, de Ersel Hickey cover Bluebirds
Over The Mountain, de (opnieuw zwarte) Robert & Johnny cover We
Belong Together, en voor de volledigheid uiteraard Donna. “Nieuw”
spul staat hier niet op: alle outtakes en alternatieve versies en demo’s
van met name Cry Cry Cry, Dooby Dooby Wah en That’s My Little
Suzie verschenen eerder, met name op die 3 CD-box Come On Let’s
Go uit 1998, en het is fascinerend om te horen hoe Cry Cry Cry evolueert
over drie home recordings en demo’s tot de uitgebrachte master
en volbloed rocker. Goudklompjes voor verzamelaars zijn een door Ritchie
Valens ingesproken radio commercial van 20 seconden voor de Winter Dance
Party tour (op Bear Family’s The Great Tragedy: Winter Dance Party
1959 CD over Ritchie, Buddy Holly en The Big Bopper staan er zo twéé
nauwelijks van elkaar verschillende) en een 40 seconden durend fragment
van wat ons een herdenkingsprogramma op de radio lijkt waarin gepraat
wordt met mensen uit het vak die de drie artiesten hebben gekend. Waar
is de rest daarvan? De CD, goed voor in totaal 34 royale tracks, sluit
af met een echte zeldzaamheid: de enige single die Ritchie Valens’
lief Donna Ludwig, de echte Donna dus, ooit opnam, en dat was in 1959
uiteraard een dubbelzijdige tribute aan Ritchie Valens want de muziekbusiness
is voor niks verlegen. Het nog geen twee minuten durend Lost Without
You heeft een voor 1959 verrassend hoog Shangri-Las gehalte, Now That
You’re Gone doet al even verrassend qua muziek denken aan de ballades
van Jack Scott. Voor zover ik weet leeft Donna Ludwig nog, dus haal
der naar de Rhythm Riot! Samengevat is dit een uitstekende Ritchie Valens
CD, en als puntje bij paaltje komt blijft het frustrerend te bedenken
dat als ie die verdomde toss om dat zitje niét had gewonnen Ritchie
Valens nu misschien in Hemsby had gespeeld. Of kan je je voorstellen:
Ritchie Valens begeleid door Los Lobos? Info: www.bear-family.com
en www.ritchievalens.com
(Frantic Franky) |
ROCKS/
LITTLE JUNIOR PARKER Litlle
Junior Parker zal de eeuwigheid ingaan als de zwarte artiest die bij
Sun Records de bluesbop klassieker Feelin’ Good en de originele
zwarte versies van de latere rockabilly classics Mystery Train en Love
My Baby opnam. Deze CD had dus in theorie in Bear Family’s The
Sun Years, Plus reeks kunnen zitten, al zou het Sun gedeelte daarvan
dan beperkt zijn geweest tot zijn twee Sun 78 toeren uit 1953 + vier
onuitgebrachte masters. Maakt niet uit, een overzicht van zijn uptempo
opnames is ook een goed uitgangspunt want Parker bracht tot zijn overlijden
aan een hersentumor in 1971 op amper 39-jarige leeftijd meer dan 50
singles uit en aangezien Parker zwart was zal daar wel een pak blues
tussen zitten. De CD bevat 28 nummers opgenomen voor Duke Records (The
Duke Years, Plus had dus een correcte titel geweest) tot 1964 in chronologische
volgorde maar opent uiteraard met die Sun krakers, met name met de perfecte
bluesbopper Feelin’ Good. Mystery Train is trager dan Feelin’
Good (en trager dan Elvis’ coverversie) maar minstens even hypnotiserend,
Love My Baby (bij Sun zelf gecoverd door Hayden Thompson die luidens
het CD-boekje altijd dacht dat het een nummer van Billy Lee Riley was!)
is wél snel en verdient zondermeer de stempel zwarte rockabilly.
Can’t Understand leunt vocaal sterk aan bij die drie nummers maar
zit muzikaal vastgebeiteld in nog vreemdere bluespatronen, net zoals
I Wanna Ramble eigenlijk gewoon Feelin’ Good met een andere tekst
en een licht gewijzigde melodie is. Dit had zó Sun kunnen zijn!
That’s My Baby is daarentegen geïnspireerd op Love My Baby
maar uitgewerkt als zwarte rock ‘n’ roll met sax. Parker
was duidelijk van vele markten thuis: Please Baby Blues is rhythm ‘n’
blues swing met groot orkest, Mother-In-Law Blues is bluesrock anno
1956, Next Time You See Me is meer New Orleans dan Memphis, en My Dolly
Bee is pure zwarte rock ‘n’ roll. De CD bevat ook veel early
sixties zwarte rock ‘n’ roll zoals het op Shout inspelende
Seven Days, het uit het vat der dansrages tappende Annie Get Your Yo-Yo,
en veel mooie early soul rock ‘n’ roll tot en met het gelikte
doch uitermate geslaagde Peaches, allemaal met Parker’s fluwelen
stem, soms omschreven als honingzoet, een stem die je niet zou verwachten
op basis van zijn Sun werk. Junior Parker legde sinds zijn passage bij
Sun Records een lange en vruchtbare weg af en de rockende neerslag daarvan
staat op deze CD. Wat er voor alle duidelijkheid niét op staat
is Parker’s enige pré-Sun single (You’re My Angel/
Bad Women Bad Whiskey uit 1952 samen met de jonge Ike Turner op piano)
en die andere vijf Sun masters. Wat er wel bijsteekt is een voorbeeldig
Bear Family CD boekje van 39 pagina’s. |
11 april 2019
Vinyl Recensie
NEVER
GONNA BREAK MY HEART/
Medio 2017 noteerde Onze Man in zijn recensie van het debuutalbum van
deze Leuvense band dat Shotgun Sally (de naam van de band, niet van
de zangeres) er van middelbare leeftijd uitzag. Nu ziet zowat élke
rockabilly er ouder uit dan hij/zij is om de eenvoudige reden dat we
ons ouderwets kleden (met als voordeel dat je niet veroudert maar langzameraan
zo oud wordt als je er uit ziet) maar het was een feit dat de band er
enigszins statisch bijstond op een podium: een contrabassist gezeten
op een barkruk oogt niet echt wild. Het goede nieuws is dat dit verleden
tijd is: zangeres Katrien Van Proeyen die er allesbehalve van middelbare
leeftijd uitziet verjongde haar band drastisch, knikkerde drie van de
vijf groepsleden eruit, behield alleen drummer Jimmy Van Iersel, verving
hun twee gitaristen door één gitarist, Bart “Rico”
Ulens van onder meer Benvis & his Rockets, Rhumba Kings, Britt Bones
& the Undertakers en een heleboel andere Belgische bandjes, en lijfde
op contrabas Sébi Lee in, normaliter heer en meester op zijn
piano, hier in een louter ondersteunende rol. Live on stage spelen ze
zo al enige tijd, maar dit is hun eerste geluidsdrager in die bezetting,
in afwachting van een nieuw album, met als grote verschil dat hun debuut
enkel covers bevatte en we hier kennismaken met hun twee eerste eigen
nummers, geschreven door Katrien en Bart. En dan zijn wij vinylvreters
van middelbare leeftijd altijd zo blij als een kind wanneer een band
er een prestigezaak van maakt die eerste eigen boreling uit te brengen
op een echte single. Luistert u maar naar uw download, wij blijven hardnekkig
vinden dat een pláát beter klinkt dan een computer. De
naald daalt in de groef, een slag op de symbalen, een gitaarintro van
enkele seconden en ze vliegen er in met goeie hooks en een opvallende
zanglijn die al na 17 seconden aan het refrein zit. Na 50 seconden is
het tijd voor de eerste wat exotisch klinkende solo, niks opboosten,
maar Katrien legt haar hele ziel én een kreun in deze oorworm
van een song die alles zegt in 2 min en 40 seconden. B-kant Sugar Coated
Lovin’ is iets trager op een uptempo stroll tempo maar opnieuw
heel doorleefd en expressief gezongen. Verzamelaars alarm: hier zijn
slechts 300 stuks van geperst! |
CD Recensies
A
ROCKIN’ GOOD WAY/ PRISCILLA BOWMAN Priscilla
Bowman? Nooit van gehoord! Gelijk terzake dan maar: Priscilla Bowman
nam in 1958 de originele versie op van het door Brook Benton geschreven
A Rockin’ Good Way, in 1960 door Benton in duet met Dinah Washington
de eeuwigheid ingezongen. Bowman nam van 1955 tot 1959 op voor Vee-Jay
en Vee-Jay sublabels Falcon en Anber, en bracht in totaal zeven singles
uit. Deze CD, bij ons weten de eerste Priscilla Bowman re-issue sinds
de LP An Original Rock ‘n’ Roll Mama uit 1986, bevat de
A- en B-kant van die zeven singles in chronologische volgorde, aangevuld
met één onuitgegeven maar even goed nummer uit 1955, Tortured.
De CD opent met de enige hit die Priscilla Bowman ooit scoorde, de prima
speelse uptempo rhythm ‘n’ blues rocker Hands Off, in december
1955 drie weken lang nummer 1 op de Billboard rhythm ‘n’
blues hitlijst en blijkbaar een dusdanige hit dat ze ook een vervolg
opnam, de al even bruisende en huppelende rhythm ‘n’ blues
swing crooner I’ve Got News For You. Another Night leunt vervaarlijk
dicht over naar een Billie Holliday crooner en toont dat Bowman over
hele goeie stembanden beschikte én vocaal veelzijdig was. Ook
muzikaal staan deze opnames erg sterk, luister bijvoorbeeld naar wat
ik die niks van piano ken beschouw als de piano tripletten in I’ve
Got News For You. My Darkest Night is traag met piano en een eenzame
bluesgitaar, I Don’t Need Your Lovin’ is opnieuw medium
tempo en met van die duistere akkoorden. Hootie Blues is een medium
tempo blues met New Orleans dixieland blazers en vanaf het achtste nummer,
Yes I’m Glad (Everything’s Alright) uit 1957 wordt er een
beat op gezet en wordt diezelfde muziek wonderwel rock ‘n ‘roll.
Geen Let’s Have A Party rock ‘n’ roll à la
Wanda Jackson, al zit in Don’t Come In Here wel een gemene grol,
maar de zwarte rock ‘n’ roll equivalent zoals het voor zijn
tijd tekstueel toch gedurfde Spare Man dat de dames oproept er voor
alle zekerheid een reserve kerel op na te houden, terwijl Ain’t
Givin’ Up Nothing door de achtergrondkoortjes dan weer duidelijk
mikt op de tienermarkt. Sugar Daddy klinkt alsof niet Elvis maar Ray
Charles de liedjes voor de Elvis film King Creole zou hebben gezongen,
en ook Like A Baby heeft door de trompet een New Orleans sfeertje. Die
Like A Baby is meteen een link met Elvis: dit is een oudere zij het
niet de originele uitvoering van het bluesy nummer op de Elvis Is Back
LP uit 1960, want zelfs vòòr Priscilla Bowman was het
al minsten drie keer opgenomen, onder meer door The Chordettes. En die
Rockin’ Good Way? Goed hoor, geen duet maar wel met mannelijke
doo-woppende backings door niemand minder dan The Spaniels, en zelfs
rockender dan de gladgepolijste uitvoering van Brook Benton & Dinah
Washington wegens iets sneller. Eén opmerking betreffende de
hi fi kwaliteit van deze CD: sommige nummers lijden onder een metalige
klank in de hoge tonen. Desalniettemin is dit een fantastische soundtrack
voor wanneer wij op een luie zondagochtend de terrasdeuren openzwieren
om ons te koesteren in de eerste lentezon. En voor u “haal der
naar de Rhythm Riot” roept: Priscilla Bowman overleed in 1988
op haar zestigste aan longkanker. |
4 april 2019
I’M
ON MY WAY/ GEORGINA PEACH & THE SAVOYS Nieuwe
Nederlandse bands, laat ze maar komen, zeker als ze zo goed zijn als
Georgina Peach & the Savoys, voorheen Georgina Peach & the Originators,
wat op zich geen verwondering mag wekken als je ziet dat de band bestaat
uit doorgewinterde muzikanten die vele watertjes hebben doorzwommen:
Jeroen van Gasteren alias CC Jerome (gitaar), Roy Raaijmakers (piano,
orgel), Evert Hoedt (saxofoon), Mikkel van der Meulen (saxofoon), Martin
Ubaghs (bas) en Darryl Ciggaar (drums), op dit album aangevuld met Mischa
van Dalsen (mondharmonica). Samen vormen ze The Savoys die in diverse
bezettingen en deels met andere muzikanten maar telkens onder aanvoering
van CC Jerome eerder al albums maakten met de Britse Chuck Berry Earl
Jackson (voorlopig onuitgebracht) en de Australische rockabilly Rusty
Pinto. Het verhaal waarmee Georgina Peach & the Savoys wordt verkocht
is dat de band op een niet zo mooie dag begin 2018 in een café
gestrand was zonder hun zanger die net was opgestapt, de kastelein tussen
neus en lippen liet vallen dat zijn serveuse best een aardig moppie
kon zingen, en a star was born. Nou, si non è vero è ben
trovato, zullen we maar zeggen. Hier en daar lees ik dat dit album zo
uit de befaamde Daptone studio in Brooklyn had kunnen komen waar met
name Amy Winehouse haar wereldhits inblikte, wat ik overdreven vind,
maar feit is dat dit debuut aardig wat in petto heeft. De CD opent met
het wat sleazy medium tempo Palm Of Your Hand van Dolly Lyon uit 1957
met zware bariton sax waartussen een rhythm ‘n’ blues gitaar
sluipt, en de Early Times van Dennis Binder en het orkest van Ike Turner
uit 1954 blijken voor Georgina Peach de early sixties uit de tijd van
de zwarte rock ‘n’ roll met blazers, het soort rockende
pré-soul uit de eerste helft van de jaren ’60 dat op deze
CD wel meer aan bod komt zoals in Aretha Franklin’s If You Don’t
Think (OK, dat is uit 1974) of in titeltrack I’m On My Way van
Barbara Dane uit 1960. Dat laatste doet qua arrangement inderdaad aan
Amy Winehouse denken, al moet je daar toch mee oppassen: als dit bij
Daptone zou zijn opgenomen had het wellicht nog 10 keer beter geklonken
maar waarschijnlijk 100 keer duurder geweest… Dit album toont
dat Georgina Peach & the Savoys niet op één trucje
teren: Walking The Dog laat Rufus Thomas’ hond uit in New Orleans
en ook Barbara George’s I Know (You Don’t Love Me No More)
uit 1962 baadt in diezelfde New Orleans groove, de hedendaagse (1998)
Keb Mo cover God Trying To Get Your Attention is uptempo gospel met
jazzend orgel, Money (That’s What I Want) wordt een beschaafde
zwarte rocker en Honey Hush wordt een rocker op twist tempo met boogie
woogie piano. De CD bevat enkel covers, wat niet erg is omdat het merendeel
van de 12 nummers niet de bekende meuk zijn, en de opvallendste covers
zijn wat mij betreft de meestamper I Can’t Help Myself (Sugar
Pie Honey Bunch) van The Four Tops uit 1965 die bruisende bluesrock
met mondharmonica wordt, en de gezongen uitvoering van het sinds The
Shadows vooral als instrumental bekend staande Perfidia, hier gebracht
als ska met orgel zo traag dat het reggae wordt. Dat klinkt erg lekker
en voor mij nieuw, al zal het met een platencollectionneur als Ir Vendermeulen
in de gelederen allicht al eerder zijn gedaan. Moet ik Mikkel nog eens
vragen bij gelegenheid. Dat de band goed klinkt is haast vanzelfsprekend
(hoewel ik het geluid eerder hedendaags dan vintage warm vind klinken)
en de slechte karakters die twijfelen aan Cheri Addo’s vocale
capaciteiten kan ik enkel aanraden te luisteren naar haar versie van
Etta James’ soul/ blues klassieker I’d Rather Go blind uit
1967: kippenvel! En die vergelijkingen met Amy Winehouse? Vergeet het.
Wat dacht u van de jonge Tina Turner? Georgina Peach is een ruwe diamant
waar nog aan geslepen moet worden, maar ruwe diamanten zijn zeldzaam
en dienen gekoesterd. Ook uit op LP op El Toro’s vinyl afdeling
Bullseye BE128. |
IT
DON’T MEAN A THING: THE BEST OF/ THE DOMINO’S Afdeling
jeugsentiment: The Domino’s, in de jaren ’90 dé Belgische
swingband, zijn terug! Een woordje uitleg: The Domino’s begonnen
als rockabilly trio onder leiding van Patrick Ouchène en brachten
in die bezetting in 1990 een titelloze LP uit op Rockhouse (NL), verdubbelden
hun personeelsbestand met piano, sax en viool en werden een swingband
die twee CD’s uitbracht, Minor Things in 1991 en Gotta Get Out
in 1996, al waren ze eigenlijk meer een rock ‘n’ roll band
tout court die toevallig ook een paar swing nummers op het repertoire
had. Toen de swing nummers van hun eerste CD bleken aan te slaan in
Frankrijk brachten ze daar een nieuwe versie van die CD uit met extra
Franstalige swing nummers getiteld Je Suis Swing waar ze in La Douce
France toch een paar jaar op hebben kunnen teren. Niets blijft evenwel
eeuwig duren en na twee albums was het succesliedje uit en startte Ouchène
opnieuw een rockabilly trio, Runnin’ Wild, naam waaronder hij
nog steeds rockabilly speelt. Nu zijn The Domino’s dus terug actief,
al heeft dat tot nu toe weinig meer opgeleverd dan een handvol optredens
in België en een enkel buitenland, plus deze Best Of gepuurd uit
hun twee albums die niet focust op de swing nummers maar de band toont
zoals ze effectief waren: een rock ‘n’ roll band met een
aantal swing nummers in de set. Concreet: deze Best Of bevat de volledige
Minor Things CD + drie nummers van Gotta Get Out. Swing nummers hier
zijn onder meer It Don’t Mean a Thing (gypsy swing met fiddle,
honky tonk piano, druk borstelende drums en fingerpickende gitaar),
de op een gelijkaardig stramien gebouwde instrumental Minor Swing, Flying
To The Station Gate (jazzy big band swing met veel blazers), Johnny
Horton’s Train With A Rhumba Beat met zigeuner viool en Django
Reinhardt gitaar, het jazzy Trapped In A Web Of Love, de western swing
picking instrumental Cannonball Rag met Stephane Grappelli-Django Reinhardt
behandeling en het gelijkaardige It’s A Sin To Tell A Lie, nummers
die klinken alsof Woody Allen een film met een rock ‘n’
roll soundtrack zou maken. Op basis van deze nummers kan je The Domino’s
eerder als neo swing dan als vintage catalogeren, ook al door de moderne
sound, maar ja, in 1991 moest zelfs Brian Setzer zijn Orchestra nog
beginnen! Deze nummers worden afgewisseld met Ray Charles rock ‘n’
roll met blazers en piano (The Mess Around), rockabilly met steel (Why
Don’t You), semi-akoestische bluesbop op dobro (Muddy Waters’
I Can’t Be Satisfied) en het zwaarder modern rockend Cuckoo Girl,
een moderne lijn die ze verder doortrokken op hun tweede album Gotta
Get Out met moderne rock ‘n ‘roll met sax (Everybody Said)
en een hypermoderne cover van Tornado van The Jiants met synthesizer
orgel en discodrums die we beide ook terughoren in Rhythm In My Bones.
Toen ik The Domino’s vorig jaar hun eerste reünie zag spelen
focusten ze tot mijn verbazing niét op de swing nummers maar
juist daardoor is deze Best Of best representatief voor waar de band
nu voor staat en uiteraard ook voor waar ze in de jaren ’90 voor
stonden, en de CD is uitermate geschikt voor wie de originele uitgaves
ontbreekt. Nieuw of onuitgegeven of zeldzaam spul staat er niét
op, ook al omdat de band bij mijn weten nooit iets heeft uitgebracht
dat niet op die twee CD’s stond. Maakt niet uit: ik vond The Domino’s
toén reuze leuk en vind dat nu ik het 20 jaar later allemaal
terughoor nog steeds, want wat The Domino’s zo goed maakte was
de joie de vivre die hun muziek uitstraalde en het feit dat Patrick
Ouchène zich liet omringen door straffe muzikanten: Kasper Devos
was een fantastische fingerpicker, en bandleider en multi-instrumentalist
Bernard Vancrayenest kende zijn gelijke niet. Waar zijn ze toch gebleven?
Zazou zazou zazou zazouzé! |
21 februari 2019
CD Recensies
CRAZY
LOVE/ THE BOOZE BOMBS Zesde
studio album van het al 20 jaar rockend Duitse kwartet onder aanvoering
van Anneliese Pardo, de Barbara Pittman van onze tijd, de rondborstige
zangeres die klinkt alsof ze zowel een taaie tante als een uitermate
gezellige madame is, opgenomen bij de Black Shack vintage studio in
Calw (Black Shack wordt gerund door Booze Bombs contrabassist Rawand
Baziany en Booze Bombs gitarist Stephan Brodbeck) en dan weet u dat
dit een heel aards en zompig klei-geluid gaat hebben. Veel muzikale
gasten op deze nieuwe die in vergelijking met hun vorige albums wat
meer Wild Records klinkt met hypnotiserende ritmes en veel maracas en
typische Wild rockers als Can’t Sleep At Night en All I Got, bluesbop
met mondharmonica (titeltrack Crazy Love), bluesrock met mondharmonica
(I Need Some Lovin’) en de op Pardo’s lijf geschreven rhythm
‘n’ blues rocker met mondharmonica en Johnnie Johnson piano
They Call Me Big Mama, origineel van Big Mama Thornton. The Booze Bombs
zijn evenwel niet voor één gat te vangen: He’s Mine
en Please Write Me A Letter zijn stevige pianorockers, My Heart Goes
Boom heeft een Sun vibe, Hey Little Man is early sixties zwarte rock
‘n’ roll met sax, de Charlie Starr cover You Ain’t
My Number One is sfeervolle rock ‘n’ roll à la Sticks
And Stones en Beer Truck is een geinige gitaar-sax instrumental à
la Champs. Daarnaast toont tornado Anneliese Pardo zich ook van een
ongewoon empathische kant met de erg goed gezongen ballade You’ll
Lose A Good Thing in een rock ‘n’ roll sax versie van deze
soul klassieker van Barbara Lynn. Wat een wijf, die Annie! Het zaakje
sluit af met de door Stephan Brodbeck gezongen traditional In The Pines
dat uptempo countrybilly met spooky steel wordt van het soort waarbij
de contrabas tijdens de solo een versnelling rapper schakelt. |
HOWLIN’
TO THE MOONLIGHT/ Het
tweede album (hun eerste verscheen al in 2013 in eigen beheer onder
de titel Louisville Nights) van The Louisville Boppers, opgenomen bij
Black Shack in Calw (D), opent met de leuke en geslaagde zij het misschien
iets te lange want ondanks het verplichte stukje twang net te weinig
variërende gitaarpickende instrumental Whooper Snooper die u misschien
nog origineel kent van The Keytones (GB). Door de strakke contrabas
klinkt het erg hedendaags en dat zet de toon voor deze CD die in de
toekomst zal worden beschouwd als een schoolvoorbeeld van vroege 21ste
eeuwse rockabilly: net zoals je intussen duidelijk onderscheid kan maken
tussen “seventies fifties “ en “eighties fifties”
rock ‘n’ roll en rockabilly zoals die gepleegd werd in de
jaren ’70 en ’80 (wie heeft die dekselse termen toch uitgevonden?)
is de rockabilly anno nu wel heel ver verwijderd van de jaren ’50
rockabilly, met name veel krachtiger, zoals bijvoorbeeld de Louisville
Boppers cover van Mac Curtis’ If I Had Me A Woman hier, een ietsiepietsie
sneller dan bij Mac Curtis en met meer distortie op de stem en veel
meer echo. De CCR cover Run Through The Jungle is bluesabilly met veel
vervorming op de stem, rockabilly nummers als het eigen Truck Drivin’
Man klinken door het gitaarwerk tegendraads, en Rosa Lee heeft Johnny
Burnette Rock ‘n’ Roll Trio distortie op de gitaar. Daarnaast
is het in 2010 opgerichte trio bestaande uit de vader-zoon tandem Thomas
(zang, ritmegitaar) en Fabian Reder (zang, leadgitaar) met Matthias
Uhl op contrabas van alle rock ‘n’ roll markten thuis: Meanest
Thing is een loodzware John Lee Hooker-stijl bluesbopper, het eigen
Jump Jive And Wail (dus niet de Louis Prima kraker) is uptempo R ‘n’
B jive, Circle Round The Moon is twangy Sun-billy op een melodie die
doet denken aan Worried About You Baby van Roy Gaines, en Rockin’
Rolla Mama doet zijn voordeel met een Ronnie Dawson groove. De CD bevat
ook een drietal country getinte songs: Mighty Fine Woman met klaaglijke
steel is medium tempo hillbilly met een snik in de stem als Wayne Hancock,
één van de twee uitvoeringen van I’m Gone is countrybilly
met steel, en Sunday Morning Coming Down is een mooie countrybilly versie
van het mooie Johnny Cash nummer, alleen is duidelijk dat de Reders
geen Johnny Cash zijn en besef je eens te meer hoe geniaal Cash wel
was met zijn zang. Samen geeft dat 12 eigen nummers en vier covers waarmee
The Louisville Boppers hun eigen geluid en hun eigen plaatsje onder
de rock ‘n’ roll zon creëren waar helemaal niks mis
mee is, tenzij het feit dat de zang zo dicht op de microfoon zit dat
je elke druppel speeksel, euh, hoort. Op zich ook niks mis mee, maar
in die rustiger gezongen country nummers waarin de stem niet zo hijgend
op je huid zit valt dan wel op dat de zang eigenlijk heel gewoontjes
is. Nu ja, ’t is wat je er mee doet natuurlijk, en nummers als
Big Boppin’ Daddy, de rechtdoor rocker Start Right Down of de
uptempo polonaisebilly versie van die I’m Gone trekken dit zelfs
boven het gemiddelde. Strafste van alles: The Louisville Boppers zijn
een drumloos trio en dat hoor je nergens! Tenzij dan door het feit dat
er op zes nummers een gastdrummer meedoet, Rockin’ Bende van The
Booze Bombs en Dusty Dave & the Heart Attacks. Meanest Thing en
Rockin’ Rolla Mama verschenen op vinylsingle bij Migraine Records.
Info: www.part-records.de
en www.facebook.com/louisvilleboppers
(Frantic Franky) |
7 februari 2019
Vinyl Recensies
HITS
THE BURNETTE BROTHERS/ JUNIOR MARVEL Junior
Marvel, al meer dan 20 jaar non stop rockend, behoort intussen tot de
anciens van onze vaderlandsche rock ‘n’ roll scene. Junior
Marvel is een topnaam in Europa maar zijn echte naam is Frank Marquez:
hij heeft Spaans bloed door de aderen stromen en dus mag het niet verwonderen
dat hij een band heeft met Spanje en daar vaak optreedt op festivals.
In 2014 bracht hij op het Spaanse label CAB al de vinyl single Bertha
Lou/ Just Keep On Going CAB7003 uit en dit is een nieuwe 4-track vinyl-EP
op dat label waarop hij niet wordt begeleid door zijn reguliere Nederlandse
band The Hi-Tombs maar door de Spaanse muzikanten Adolfo Ruiz (contrabas)
en Juan Fresneda (drummer) van Charlie Hightone & the Rock-It’s.
De opnames onder leiding van gitarist en CAB baas Carlos A. Del Bosque
(al is Del Bosque niét Charlie Hightone want Del Bosque’s
artiestennaam luidt Uncle Charlie en de echte naam van Charlie Hightone
is Carlos Vela - geen dank, we houden het graag netjes bij voor u) werden
gemaakt in Spanje in 2016: Del Bosque is duidelijk niet van de rapsten.
De insteek is origineel: vier nummers die te maken hebben met Johnny
& Dorsey Burnette, de broers die in de jaren ’50 misschien
wel de allerbeste rockabilly van het hele peloton hebben gemaakt, mogelijk
omdat ze niet klinken alsof ze recht van onder de koe vandaan kwamen
maar als de voormalige boksers die ze inderdaad waren, met muziek recht
uit en zo hard als de straten van de groezelige grootstad. |
HILLBILLY
BEAT/ THE PLANET ROCKERS |
CD Recensies
THE
BEST OF RIPSAW RECORDS VOLUME 5 Part
Records (D) gaat voort met het inventariseren van Ripsaw Records uit
Washington, het jaren ‘70/’80 label uit Washington met als
bekendste artiesten Tex Rubinowitz en de begin 2018 overleden Billy
Hancock die mensen van mijn rock ‘n’ roll generatie zich
nog wel zullen herinneren van hun 10-inches op Big Beat (F) met materiaal
dat oorspronkelijk op Ripsaw verscheen. Een andere Ripsaw artiest die
cultstatus verwierf was Danny Gatton die voor Ripsaw opnam met de groep
Danny & the Fat Boys. |
DEMO/ RUDY LA GOUTTE & SES ACOLITRES Het
bestaat nog, échte demo’s die rondgestuurd worden in de
hoop dat iemand er iets positiefs over schrijft! Niet meer op audiocassette
zoals lang geleden, tegenwoordig komen demo’s binnen op CD-R zoals
deze, hier in de bus gevallen zonder één woord uitleg,
geen website, niks. Zoek het zelf maar uit! Nou, in dat geval neemt
u bij ons steevast een risico, wat ene Rudolph Diot er niet van weerhield,
een Fransman allicht want de CD-R werd ons vanuit F-67400 Illkirch-Graffenstaden
opgestuurd. Wat zegt dit? Nou, ’t is een beetje een onevenwichtig
beestje: de negen nummers klinken allemaal een beetje anders alsof ze
niet samen maar op verschillende tijdstippen (achterop staat inderdaad
“2017-2018”) en plaatsen of misschien wel gewoon bij Diot
thuis werden opgenomen, waar uiteraard op zich niks mis mee is wanneer
het om een demo gaat. De nummers, opgenomen in trio bezetting met contrabas
en drums, zijn ook niet allemaal even goed gespeeld, hahaha, en Diot
en zijn acolieten klinken het beste als ze rechttoe rechtaan pure rockabilly
spelen, maar ik loop vooruit op de zaken. De CD opent met het eigen
Poor Mother, moderne dramatische westernbilly met extra akoestische
gitaar en een streepje mondharmonica en gezongen met een geforceerd
diepe stem. (Working On) The Railroad, origineel van Lee Hazlewood uit
1963, is repetitieve moderne rockabilly met de nadruk op rock, opnieuw
met die gemaakt diepe stem die wellicht als Hazlewood tracht te klinken
maar me steeds meer doet denken aan Jona Lewie, de Britse singer-songwriter
die in de jaren ’80 hits scoorde met You'll Always Find Me In
The Kitchen At Parties en Stop The Cavalry. De deels in het Frans gezongen
Al Terry cover Good Deal Lucille ligt Diot uiteraard goed en hij zingt
dit bovendien met een gewone, normale stem en die klinkt beter dan die
lage stem. Gek genoeg wisselt Diot in Folsom Prison Blues zijn normale
en die lage stem af, en zijn versie heeft een leuk rockabilly arrangementje
maar zijn Engels is helaas schabouwelijk. Het eigen en opnieuw “gewoon”
gezongen Ma Voisine, ook deels in het Frans en deels in het Engels,
is een aardige swingbilly, het eigen Tarantula Ghoule is horror rock
‘n roll met veel boe boe boe’s, Come Sweet Chariot van T.
Tommy & the Chanters uit 1956 is gospel swing met Rudy La Goutte
in zijn uppie op enkel akoestische gitaar, en het eigen Hiver Brumeux
wat volgens ons “mistige winter” betekent is een moderne
rockabilly gitaar instrumental. Soms hoor ik een overgedubde akoestische
of tweede elektrische gitaar en de muziek in zijn geheel wordt gekenmerkt
door veel uithalen op de gitaar en ondanks de variatie in stijlen toch
een zekere herhaling. Die geforceerd diepe stem is misschien een poging
om zijn Franse accent te verdoezelen, wat helaas natuurlijk nooit lukt,
en zo kabbelt deze demo rustig negen nummers lang vrolijk door. |
24 januari 2019
Vinyl Recensie
GREETINGS
FROM EL PASO/ HUELYN DUVALL Huelyn
Duvall werd op 18 augustus 79 jaar maar rust nog niet op zijn lauweren:
sinds hij in 2003 comebackte bracht de rock ‘n’ roll zanger
uit Texas die in de jaren ’50 nummers als Three Months To Kill,
Life Begins At 4 O’ Clock, het door The Stray Cats gecoverde Double
Talkin’ Baby en Teen Queen opnam minstens vier nieuwe CD’s
en vijf nieuwe vinylsingles uit. |
CD Recensies
40
JAHRE ROCK ‚N‘ ROLL/ SPIDER MURPHY GANG |
THAT’LL
FLAT GIT IT VOLUME 30: ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM
RCA VICTOR RECORDS Bear
Family (D) blijft onverbiddelijk doorgaan met de That’ll Flat
Git It reeks die de rockabilly en bij uitbreiding de blanke rock ‘n’
roll label per label in kaart brengt en dan vraag je je na 30 delen
uiteraard af waarom ze niet eerder het grote RCA behandelden dat tenslotte
koning Elvis onder contract had. Nou, dat hebben ze dus wel degelijk,
en zelfs als allereerste CD in de reeks. Het is niet de eerste keer
dat deze reeks een label uitsmeert over verschillende CD’s: van
US Decca, Columbia en Sun Records verschenen er zelfs al drie CD’s.
Elvis zelf staat hier nog steeds niet op en deze tweede RCA CD opent
met Get On The Right Track van Joe Clay die nog twee keer terugkomt
met Cracker Jack en Goodbye Goodbye en verschroeiender kan rockabilly
niet want in vergelijking met Joe Clay zijn zelfs Janis Martin’s
klassiekere dan klassieke rockabilly nummers Little Bit, All Right Baby
en haar Roy Orbison-op-Sun cover Ooby Dooby aan de zachtaardige kant.
De derde grote naam hier is Roy Orbison zelf met de ten onrechte wat
opzijgeschoven medium tempo rocker Almost Eighteen. De andere 24 artiesten
waarvan een flink pak ook al op Volume 1 stond zijn minder bekend dan
wel totaal onbekend en tot de eerste categorie behoort Jean Chapel,
de enige Sun artiest die net als Elvis haar Sun werk op RCA zag verschijnen,
al moeten we daar eerlijkheidshalve aan toevoegen dat haar Welcome To
The Club niet bij Sun was opgenomen maar in Nashville – van Nashville
naar Memphis en terug naar Nashville dus – ga niet langs start,
u ontvangt geen geld. Overigens werden niet alle hier verzamelde RCA
+ sublabels Groove en Vik singles opgenomen bij RCA in Nashville met
een wisselende schare muzikanten uit producer Chet Atkins’ A-Team
als Grady Martin (gitaar), Hank Garland (gitaar), Rusty Kershaw (gitaar),
Bob Moore (bas), Jerry Byrd (bas), Buddy Harman (drums), Floyd Cramer
(piano) en The Jordanaires (backing vocals) - een deel werd opgenomen
bij RCA New York en een deel in licentie overgekocht van andere labels.
Wat staat hier allemaal op? Otto Bash’ swingversie van All I Can
Do Is Cry blijft geweldig, Georgia Gibbs’ huppeldepup cover van
Great Balls Of Fire, Ric Cartey’s uitvoering van de standaard
My Babe is swamprock à la Suzie Q, en de Caveman van Terry Fell
klinkt meer als een indiaan dan als een holbewoner. Er staat wat softer
spul op wandeltempo tussen als Dream Boat van Autrey Inman en Chicken
House en School Blues van Dave Rich, maar verrassend veel relatief onbekende
wegens nooit eerder op CD verschenen doch ronduit uitstekende rockers
als Wild Child van David Hill, Wolf Boy van Sammy Salvo, Hoebe Snow
van Benny Martin, Heart Of A Fool van Lee Denson en Oh Baby van The
Nite Rockers. Ook op de aanwezigheid van nummers als Never Been Kissed
van Marlin Greene, Cooly Dooly van Tam Duffill, It Ain’t Right
van Gordon Terry, That Weepin’ Willow Tree van Ray Griff en The
Message van Jimmy Dell valt absoluut niets aan te merken. Opvallend
zijn enkele countryartiesten die met op tienermaat gestroomlijnde singles
hun graantje van de rock ‘n ‘roll rage probeerden mee te
pikken zoals Anita Carter met een rock ‘n’ roll versie van
Nellie Lutcher’s rhythm ‘n’ blues hit He’s A
Real Gone Guy van 10 jaar eerder, Pee Wee King die het zwarte Tweedle
Dee door zijn western swing molen draait en oudgediende Bill Carlisle
met het plezante Dumb Bunny. Rainbow Doll van Jimmy Dell is een sleazy
stroll en ook op Big Guitar van David Hill – nochtans pure rock
‘n’ roll – en Mellow Down Easy van Ric Cartey is het
goed strippen. Wat staat hier niet op? David Dante’s origineel
van het door Pat Boone tot hit gezongen Speedy Gonzales, Sammy Salvo’s
Short Shorts soundalike She Takes Sun Baths, Terry Gordon’s Trouble
In The Turnpike en Pee Wee King’s Blue Suede Shoes, om maar wat
te noemen. Voor een derde RCA CD? Klagen doen wij evenwel niet: de consequente
hoge kwaliteit van de maar liefst 35 nummers op deze CD blijft verbazen
en het geheel wordt gepresenteerd in fris klinkende zeg maar sprankelende
geluidskwaliteit met een CD-boekje van 52 pagina’s. Volume 31
wordt opnieuw een minder bekend label, Colonial Records. |
17 januari 2019
PLAYTIME/
LOS VENTURAS De
achtste release van Los Venturas sinds 2001 is hun vierde op het Griekse
label Green Cookie, en wie de Belgische surfband door de jaren heeft
gevolgd weet dat hun instrumentale muziek van geen kleintje vervaard
intussen way beyond surf gaat. Al hun invloeden culmineren in deze plaat
met in Beans Tortillas & Chili (& Even Some Wine) de gebruikelijke
van twangy gitaren en mariachi trompetten vergeven Ennio Morricone-achtige
western dramatiek, maar evengoed en éven goed springerige André
Brasseur rifjes op het orgel uit de tijd van de piratenzenders (Bird
Poo), funky wah wah psychedelica (Rai Due), easy tune ska met SF-geluidjes
(Flat Earth Rocket Man) en vrolijke niemandalletjes als The Balls Of
Saint Rudolph, terwijl A Hui Hui zonnige Hawaiiaanse steelgitaar klanken
vermengt met exotica en wat klinkt als vibrafoon of marimba. Om kort
te gaan: groovy grooves én meer traditonele gitaar/ orgel surf
als Camping Dallas, Nam-O-Point, Carrera Pan-Am en het naar Telstar
knipogend Go Go GTO (Full Throttle), deze plaat heeft het allemaal,
gekenmerkt door orgel fills en (onder meer Braziliaanse fanfare) percussie.
De rijke, in brede laagjes opgebouwde arrangementen doen het geheel
erg filmisch klinken en ik zou Los Venturas dan ook graag eens een echte
soundtrack horen maken. Wie surf synoniem stelt met Wipe Out zal zich
knarsetandend benadeeld voelen, voor wie het wat avontuurlijker mag
breken opwindende tijden aan. En de verzamelaars dienen hun ogen open
te houden want er komt ook een LP-versie (GC059LP) van amper 200 stuks
zwart vinyl en 100 stuks wit vinyl. De eerste 100 LP’s daarvan
bevatten bovendien een bonus vinylsingle met twee alternatieve dansmixen.
|
LP Recensie
TIELMAN
ON STAGE/ THE TIELMAN BROTHERS Op
een of ander manier is het erg dat je voor de beste heruitgaven van
Nederlandse muziek over de grens moet en dan kom je automatisch uit
bij Bear Family dat twintig jaar geleden al uitstekende Tielman Brothers
CD’s uitbracht. De Duitse re-issue reus brengt nu hun Tielman
On Stage (in tegenstelling tot wat je op basis van de titel zou denken
géén live plaat) 25 cm LP op Imperial, NL (ILPT 103) uit
1961 opnieuw uit in een gelimiteerde uitgave van 500 exemplaren op doorzichtig
wit vinyl, een plaat waarvan je vandaag de dag niet moet hopen ze nog
als mint exemplaar op de rommelmarkt te vinden, ook al omdat ze destijds
eigenlijk voor geen meter verkocht, zo heb ik mij toch laten vertellen.
De band zat toen namelijk in Duitsland en kon er in Nederland geen promotie
voor voeren. Opvallend: op de foto’s staat naast Andy (gitaar),
Reggy (gitaar), Ponthon (bas) en Loulou (drums) een vijfde Tielman broer,
“Franky Tielman”, maar dat was helemaal geen Tielman broer
want hij heette Franky Luyten. Luyten kon naar verluidt amper een gitaar
vasthouden maar de band had in 1960 een vijfde man nodig om in Duitsland
te kunnen spelen omdat de Duitse boekers er blijkbaar van overtuigd
waren dat een echte band uit minimaal vijf groepsleden bestond, lezen
wij in het boek Helden Van Toen: The Tielman Brothers En De Nederlandse
Rock ‘n’ Roll 1957-1967 uit 2017 waarin auteur Harm Peter
Smilde voorts opmerkt dat Luyten “muzikaal nooit een dragende
rol heeft gehad” binnen The Tielman Brothers, en tegen 1964 was
ie van het toneel verdwenen. Wellicht speelt hij geeneens mee op deze
plaat, door Bear Family de heilige graal voor Indorock-verzamelaars
genoemd. Zo zou ik dit niet noemen, althans niet qua rock ‘n’
roll gehalte want het prijsbeest hier is bonus track Record Hop, in
1959 hun eerste Imperial single (daarvóór was er een jaar
eerder al de single Rock Little Baby Of Mine/ You're Still The One op
het Belgische Fernap label die niét op deze plaat staat), een
sterk staaltje wilde white rock van eigen bodem. De tweede bonustrack
is Record Hop B-kant Swing It Up, rockender dan de acht originele nummers
van deze 10-inch samen maar toch nog geen Record Hop. Vier van die acht
andere nummers zijn gitaar instrumentals die niet bepaald wild zijn
maar wel getuigen van een exotische schoonheid die nog wordt versterkt
door het zweverige effect op de gitaar, zoals in het op een sonate van
Mozart gebaseerde 18th Century Rock (destijds sprak men er schande van),
of in het nummer met de vreemde titel AAA dat net als de instrumentale
klassieker Night Train een sleazy randje heeft, mijlenver verwijderd
van The Shadows en meer aansluitend bij wat enerzijds de Amerikaanse
gitaarbands toen deden en anderzijds bij de sound van bands van hier
zoals The Jokers uit Antwerpen, iets wat in de klank zit, en eigenlijk
ook een beetje in het amateuristische. Van de gezongen nummers is het
plechtige O Sole Mio gebaseerd op Elvis’ versie It’s Now
Or Never, en Pretend is brave rock ‘n’ roll die nauw aanleunt
bij Carl Mann’s uitvoering. Ik neem aan dat Mann ook de inspiratie
was voor het eigen nummer O Rosalie dat veel gemeen heeft met Mann’s
Mona Lisa, en ook in het instrumentale April In Paris zit een stukje
Carl Mann staccato. I Can’t Forget You tenslotte is een karamellenverzen
ballade een balorkest waardig die ook weer dat zweverige bevat. Voor
uw 21ste eeuwse oren klinkt het misschien allemaal wat krakkemikkig,
maar het maakt wel mooi deel uit van de Nederlandse muziekgeschiedenis.
|