Je
recente release (muziek, boek of wat dan ook) gerecenseerd op onze website?
Stuur deze dan naar de hoofdredactie! |
CD Recensies
28 juni 2023
ROCKS/
SANFORD CLARK
Sanford
Clark heeft heel wat meer in zijn petto dan enkel The Fool (in 1956
zijn enige hit), A Cheat en zijn definitieve versie van It's Nothing
To Me, origineel van Loy Clingman en ook gedaan door Jim Reeves. Bear
Family bracht in een ver verleden reeds de LP’s Rockin' Rollin'
Volume 1 en 2 en de CD’s The Fool en Shades uit, beide reeds
lang deleted, en uit die CD’s is nu deze Rocks gepuurd, aangevuld
met een stuk of zeven songs die bij mijn weten nooit eerder op CD
verschenen. Voor wie de niet-genummerde Rocks serie spaart: tenzij
we weer eens scheef geteld hebben is dit nummer 71! Clark zingt met
laconieke fluwelen stem in wat de Amerikanen een deadpan vertolking
noemen, wat je zou kunnen vertalen als nonchalant op een relaxte,
onderkoelde low key manier. Modern Romance hier werd ook opgenomen
door Huelyn Duvall, en het is in diezelfde zorgeloze stijl dat Sanford
Clark zich dansend bewoog in nummers als Cross-Eyed Alley Cat, net
zoals hij een hele mooie versie aflevert van Love Charms, ook gedaan
door Ray Stanley. Op andere momenten, bijvoorbeeld in het pizzicato
Travelin' Man, doet Clark denken aan een meer macho versie van Ricky
Nelson, al is dit voor alle duidelijkheid niét de gelijknamige
Ricky Nelson song. Een deel van het specifieke geluid van Sanford
Clark is ongetwijfeld een pluim op de cowboyhoed van producer en componist
Lee Hazlewood die reeds met Sanford Clark werkte nog vóór
hij het meesterbrein achter Duane Eddy werd. Hazlewood zou in de jaren
'60 scoren met Nancy Sinatra (These Boots Are made For Walking) en
die trippy hippie à go go country stijl was het resultaat van
experimenten die aanvingen in de jaren '50 met eerst Sanford Clark
en dan Duane Eddy. The Fool was een productie van Hazlewood en diens
eerste hit, met op hypnotische gitaar Al Casey die op nog meer opnames
van Clark opduikt. Nog schoolvoorbeelden van de vroege Hazlewood sound
hier zijn Love Charms en de ongewone cover van Ain't Nobody Here But
Us Chickens, Hazlewood is producer van 27 van de 31 tracks 1956-1967
hier. Sanford
Clark had a lot more in store than just The Fool (in 1956 his only
hit), A Cheat and his definitive version of It's Nothing To Me, originally
from Loy Clingman and also recorded by Jim Reeves. In the distant
past Bear Family released the LP’s Rockin' Rollin' Volume 1
and 2 and the CD’s The Fool and Shades, both long deleted, and
a selection from those CD’s has now been brought together on
this Rocks CD, supplemented by about seven songs that to my knowledge
never before appeared on CD. For those who collect the unnumbered
Rocks series: if we haven't miscounted again this is number 71! Clark
sings with a laconic velvety voice and what is called a deadpan rendition,
which stands for nonchalant in a relaxed, understated low key manner.
Modern Romance here was also recorded by Huelyn Duvall and Clark dances
in that same carefree style in songs like Cross-Eyed Alley Cat, just
like he delivers a very nice version of Love Charms, also done by
Ray Stanley. At other times, for instance in the pizzicato Travelin'
Man, Clark reminds us of a more macho version of Ricky Nelson in this
song which is not the Ricly Nelson song. Part of the unmistakable
Sanford Clark sound is undoubtedly the work of producer and composer
Lee Hazlewood, who was already working with Sanford Clark even before
he masterminded Duane Eddy's career. Hazlewood would score with Nancy
Sinatra in the 1960s (These Boots Are Made For Walking) and his trippy
hippie à go go country style was the result of experiments
that began in the 1950s with first Sanford Clark and then Duane Eddy.
The Fool was a Lee Hazlewood prodcution and in fact Hazlewood's first
hit, featuring on hypnotic guitar Al Casey who appears on several
more of Clark's recordings. Further textbook examples of the early
Hazlewood sound here are Love Charms and the unusual cover of Ain't
Nobody Here But Us Chickens, and he is the producer of 27 out of the
31 tracks 1956-1967 here. Also on the CD: sympathetic rockers like
Lonesome For A Letter, Every Minute Of The Day, Ooo Baby, Usta Be
My Baby and Lou Be Doo, the rockin' shuffle Nine Pound Hammer, dixieland
swing (Swanee River Rock), both versions of A Cheat (the familiar
version + the originally unreleased version with a snare drum overdub),
recordings for Dot, Trey, Project, Warner Brothers and Ember, Clark's
original version of Houston turned into a worldwide hit by Dean Martin
(yep, written by Lee Hazlewood too), and the 1965 Ramco re-recording
of The Fool with Waylon Jennings on guitar, a more metallic dobro
sounding instrumentation, a freewheeling mouth harp and what sounds
like an endless reverb spring. |
PRESLEY STYLE/ PJ PROBY
Deze CD mag u in uw media room naast
Bear Family's CD And Then I Wrote Songs For Elvis (BCD16654) van Don
Robertson zetten: "lost Elvis songwriter demo’s 1961-1963"
oftewel 21 nooit eerder uitgebrachte demo’s voor Elvis ingezongen
door PJ Proby. De nu 84-jarige Proby begon zijn carrière in
1958 onder het atomische pseudoniem Jett Powers met de uitstekende
rockabilly single Go Girl Go alvorens na een aantal onsuccesvolle
singles in de eerste helft van de jaren '60 in Engeland te scoren
als blue eyed soul zanger met popmuziek en een dynamische stage act.
De tussenliggende periode overbrugde hij onder meer met het schrijven
van songs en het inzingen van demo’s voor andere artiesten als
Johnny Burnette (Proby schreef Clown Shoes), Bobby Vee (Proby zong
de demo van The Night Has A Thousand Eyes in) en... Elvis! Bijna alle
songs hier waren bedoeld voor de Elvis films, meer bepaald voor It
Happened At The World's Fair, Fun In Acapulco, Tickle Me, Roustabout,
Kissin' Cousins en Girls Girls Girls, en dan weet u dat het meer handelt
om de exotische, dromerige calypso en rhumba film Elvis, en als het
toch uptempo is dan betreft het de groovy go go pop Elvis. Eén
song werd meegeschreven door Proby zelf, drie zijn van de hand van
Ruth Bachelor & Bob Roberts, de 17 andere van Sid Wayne &
Ben Weisman, en die laatste is met een verbazingwekkende 57 songs
de recordhouder inzake het hoogste aantal liedjes opgenomen door Elvis.
Ter vergelijking: Sid Wayne schreef er 32, Doc Pomus schreef er achttien,
Don Robertson veertien. Van de 21 songs hier werden er als we juist
geteld hebben uiteindelijk slechts vijf opgenomen door Elvis en het
is uiteraard interessant de demo versies van Fun In Acapulco, Cotton
Candy Land, Slowly But Surely, It's Carnival Time en Because Of Love
te vergelijken met Elvis' uiteindelijke opname. Je merkt soms tekstwijzigingen,
extra strofes en vaak het ontbreken van solo’s, en ze deden
duidelijk hun best om de demo’s niet alleen instrumentaal maar
ook vocaal zoveel mogelijk te doen klinken als Elvis. Logisch, want
dat verhoogde de kans dat hun song werd geselecteerd uit de - ik citeer
het colour booklet van 34 pagina’s met track-per-track achtergrondinformatie
- "meer dan 300 demo’s aangeleverd voor elke film door
tien of twaalf songwriter teams" die de opdracht kregen songs
aan te leveren op maat van specifieke filmscenes. Daar hadden ze aan
PJ Proby een hele goeie aan, want een van zijn talenten was zingen
in de stijl van andere zangers, en het dient gezegd dat hij een overtuigende
Elvis kon neerzetten, inclusief Elvis' gepatenteerde southern drawl.
Nog fascinerender is wat had kùnnen zijn, en dan heb ik het
over de songs geschreven op maat van de films en op maat van Elvis
maar niet geselecteerd. Vergelijk Take Me To The Fair en Margarita
met de door andere songschrijvers gepende gelijknamige nummers en
kies voor welke song u zelf was gegaan. Of vergelijk ze met de songs
met andere titels die voor die specifieke scenes werden gebruikt,
zoals Me And My Amigo (voor die scene in Fun In Acapulco werd het
nummer Mexico gebruikt), Carnival Of Dreams (in Roustabout werd Carny
Town gebruikt) en The Greatest Show (in Roustabout werd It's A Wonderful
World gebruikt, de enige song uit een Elvis film die ooit op de shortlist
voor een eventuele Oscar nominatie voor Best Film Song kwam maar uiteindelijk
niét werd geselecteerd als Oscar kandidaat). Andere songs zoals
Which Way Do I Turn, het bluesy I'll Keep Your Secret of Happy Go
Lucky Me kan je moeilijk plaatsen in specifieke scenes in de films
(misschien haalden de scenes waarvoor ze bedoeld waren geeneens de
film), maar de romantische ballade 'Til Love Comes To You was ongetwijfeld
een betere keuze geweest dan There's No Room To Rhumba In A Sports
Car, het zwakste nummer uit Fun In Acapulco. Twee songs, Come And
Get It met Hammond orgel en A Fool To Wander, waren hoogstwaarschijnlijk
niet bedoeld voor films maar voor Elvis' Devil In Disguise opnamesessies
uit 1963 waar geen LP uit voortkwam en de nummers werden gebruikt
om films op te vullen. In elk geval heeft Elvis Come And Get It en
A Fool To Wander nooit opgenomen. Eén nummer evenmin bedoeld
voor een soundtrack, In My Dreams, werd in 1964 opgenomen door Ricky
Nelson. Luidens de hoesnota’s van de hand van Elviskenner Trevor
Simpson zouden er nog minstens vijf andere PJ Proby Elvis demo’s
bestaan die nog niet teruggevonden zijn. De geluidskwaliteit van wat
naar wij aannemen acetaatopnames waren is over het algemeen vrij goed,
zij het soms ietwat dof, uitgezonderd één nummer dat
zo zwaar beschadigd was dat het met een splice diende gereconstrueerd.
PJ Proby treedt nog steeds op en dan vooral in Britse oldies concerten.
Haal 'm naar de Rhythm Riot!
You can put this CD in your media room next to Bear
Family's Don Robertson's CD And Then I Wrote Songs For Elvis (BCD16654)
as it contains "lost Elvis songwriter demos 1961-1963",
to be precise 21 never-before-released demos for Elvis sung by PJ
Proby. Proby began his career in 1958 using the atomic alias Jett
Powers with an excellent rockabilly single titled Go Girl Go and recorded
a couple of unsuccessful 45s before hitting the jackpot in England
in the first half of the 1960s with blue eyed soul, pop music and
a dynamic stage act. In between he made ends meet by writing songs
and singing demos for other artists like Johnny Burnette (Proby wrote
Clown Shoes), Bobby Vee (Proby sang the original demo of The Night
Has A Thousand Eyes) and... Elvis! Almost all the songs here were
intended for Elvis' movies, more specifically for It Happened At The
World's Fair, Fun In Acapulco, Tickle Me, Roustabout, Kissin' Cousins
and Girls Girls Girls Girls, so you know this has mostly to do with
the exotic, dreamy calypso and rhumba film Elvis, and when it does
get uptempo we're dealing with the groovy go go pop Elvis. One song
was co-written by Proby himself, three are by Ruth Bachelor &
Bob Roberts, the 17 others by Sid Wayne & Ben Weisman, the latter
being the record holder of the highest number of songs recorded by
Elvis, totalling an astonishing 57 songs. To give you an idea: Sid
Wayne wrote 32 Elvis songs, Doc Pomus 18, and Don Robertson 14. Of
the 21 songs here, providing I counted correctly only five were eventually
recorded by Elvis and it's of course quite interesting to compare
the demo versions of Fun In Acapulco, Cotton Candy Land, Slowly But
Surely, It's Carnival Time and Because Of Love with Elvis' recordings.
On occasion you notice text changes, extra verses and often the absence
of instrumental breaks, and it's clear they did their best to duplicate
the Elvis sound and style as much as possible not only instrumentally
but also vocally. Logically, for that increased the chances of their
song being selected from the - I quote the 34 page colour booklet
with track-by-track background information - "more than 300 demos
supplied for each film by ten or twelve songwriter teams" who
were tasked with providing songs tailored to specific film scenes.
Proby was perfect for the job as one of his talents was singing in
the style of other vocalists, and it must be said that he lays down
a convincing Elvis, including Elvis' patented southern drawl. Even
more fascinating is what could have been: I am talking about the songs
written tailor made for the films and for Elvis but not chosen. Compare
Take Me To The Fair and Margarita with the songs of the same title
penned by other songwriters and decide which song you would have selected.
Or compare them with songs with other titles that were used in those
specific scenes, such as Me And My Amigo (Fun In Acapulco used the
song Mexico in that scene), Carnival Of Dreams (in Roustabout it's
Carny Town) and The Greatest Show (in Roustabout it's It's A Wonderful
World, the only song from an Elvis film ever shortlisted for a possible
Oscar nomination for Best Film Song, but in the end it was not selected
as an Oscar candidate). Other songs such as Which Way Do I Turn, the
bluesy I'll Keep Your Secret or Happy Go Lucky Me are hard to place
in specific scenes in the films (maybe the scenes were cut from the
final film), but there's little doubt that the romantic ballad 'Til
Love Comes To You would have been a better choice than There's No
Room To Rhumba In A Sports Car, the weakest song in Fun In Acapulco.
Two songs, Come And Get It with Hammond organ and A Fool To Wander,
were in all likelihood not intended for a movie but for Elvis' 1963
Devil In Disguise recording sessions from which no LP was issued,
the songs ending up as film fodder, but in the end Elvis never recorded
neither Come And Get It nor A Fool To Wander. Another song not intended
for a soundtrack, In My Dreams, was recorded by Ricky Nelson in 1964.
According to the sleeve notes by Elvis expert Trevor Simpson there
are at least five other PJ Proby Elvis demos that have not yet been
found. The sound quality of what we assume were acetate recordings
is in general rather quite good, albeit sometimes lacking sharpness,
except for one song that was so badly damaged that it had to be recreated
with a discrete splice. PJ Proby is still performing at the age of
84, mostly at oldies shows in England. Book him for the Rhythm Riot! |
22 juni 2023
ROCKIN’
ROLLIN’ USA CANADA VISIT 04: RED LIPS Het
internationale duo van samensteller Mark Armstrong (GB) en grafisch
ontwerper Henrique San (BRA) is weer gaan globetrotten en kwamen luidens
de illustratie binnenin deze digipack terug met enkele valiezen en
dozen vol singles made in Canada, zowel van Canadese als van Amerikaanse
artiesten. Je hoort soms de uitdrukking "reizen in je hoofd",
meestal gevolgd door een heleboel flauwekul over een zesde zintuig,
maar voor deze serie geldt: reizen met je oren, dankzij rockers (Rockin'
Jukebox van Bob King), rockabilly (Bop-A-Dee Bop-A-Doo van Hal Willis),
teenbilly (Rock To The Music van The Rhythm Jesters), jivers (16 Teens
van The Rover Boys), sixties rockers (Yes Tonight Josephine door Larry
Lee & the Leesures), strollers (het lichtjes fantastische Red
Lips van Marty Hill, zijn Mr. Oracle Of Love dat hier ook op staat
is daarentegen pure popcorn) en female rockers als Ooh Whatcha Do
van de in Schotland geboren maar als kind naar Canada verhuisde Vanda
King. King is nu 80 jaar en baat in Las Vegas nog steeds een pianoverhuurbedrijf
uit, dus als er iemand zo vriendelijk wil zijn haar naar de Rhythm
Riot te halen? Met de countryrock covers van Buddy Knox' Party Doll
en van Johnny Horton's Honky Tonk Man door Luke Simmons (een Canadees
die carrière maakte met als thuisbasis Nieuw-Zeeland, het meest
geïsoleerd gelegen land ter wereld, niet de Nederlandse provincie)
en met de door Rudy Asselin in het Frans gezongen accordeon en orgel
boogie En Avant Le Rock 'n' Roll val je van de ene verrassing in de
andere verbazing.
The
international duo of compiler Mark Armstrong (GB) and graphic designer
Henrique San (BRA) went globetrotting again and according to the illustrations
inside this digipack came back with several suitcases and boxes full
of 45s made in Canada by both Canadian and American artists. You sometimes
hear the phrase "travelling in your head", usually followed
by esoteric mumbo jumbo about a sixth sense, but for this series the
rules is: travel with your ears, thanks to rockers (Bob King's Rockin'
Jukebox), rockabilly (Hal Willis' Bop-A-Dee Bop-A-Doo), teen billy
(The Rhythm Jesters' Rock To The Music), jivers (The Rover Boys' 16
Teens), sixties rockers (Yes Tonight Josephine done by Larry Lee &
the Leesures), strollers (Marty Hill's slightly fantastic Red Lips,
his Mr. Oracle Of Love also on here is on the other hand 100 % popcorn)
and female rockers like Ooh Whatcha Do by Vanda King, born in Scotland
but migrated to Canada as a child. She's now 80 and still runs a piano
rental business in Las Vegas, so if anyone would be kind enough as
to bring her over to the Rhythm Riot? With country rock covers of
Buddy Knox's Party Doll and of Johnny Horton's Honky Tonk Man by Luke
Simmons (a Canadian who based his career in New Zealand) and with
the accordion cum organ boogie En Avant Le Rock 'n' Roll sung in French
by Rudy Asselin we go from one surprise to another. |
ROCKIN'
WITH THE KRAUTS VOL. 4
Vierde en laatste deel in de reeks rock und roll made in Germany met
voor de prijs van één CD opnieuw 32 tracks op labels
als Electrola, Philips, Ariola en Polydor waarvoor u wellicht een
fortuin zou moeten ophoesten op Discogs dan wel de rest van uw leven
jedes Wochenende elke Flohmarket bezuiden de grens zou moeten afstruinen.
Und jawohl, die sind alle wieder da: Duitstalige variété
versies van Amerikaanse hits als Runaround Sue (Hipp-Hipp door Ronny
Twen und die Perrys), Blue Moon (Harry Glück), Bim Bam (Hannes
Wüst) en At The Hop (Ralf Bendix und die Hansen-Boys met de merkwaardig
doorvrochten zinsnede "ja, in At The Hop is die Männer knap").
Een van de beste coveraars blijkt Ted Herold, een van de bekendere
artiesten die aanspraak maakten op de titel van Duitse Elvis, met
Ich Brauch' Keinen Ring, zijn vertaling van Wear My Ring Around Your
Neck van Elvis die in elk geval trouwer aan de bron bleef dan Harry
Glück's vertaling van I Feel So Bad.... Ich Find' Kein Bett!
Tja, "bad" en "Bett" klinken fonetisch hetzelfde
natuurlijk...
Fourth
and final instalment in the series with rock und roll made in Germany
featuring for the price of a single CD a whopping 32 tracks on labels
such as Electrola, Philips, Ariola and Polydor for which you would
have to cough up a fortune on Discogs or which would mean spending
the rest of your life jedes Wochenende scouring every Flohmarket in
Deutschland. Und jawohl, die sind alle wieder da: German language
variety versions of American hits like Runaround Sue (Hipp-Hipp by
Ronny Twen und die Perrys), Blue Moon (Harry Glück), Bim Bam
(Hannes Wüst) and At The Hop (Ralf Bendix und die Hansen-Boys
with the weirdly constructed sentence "ja, in At The Hop is die
Männer knap"). One of the best cover artists turns out to
be Ted Herold, number one on the shortlist of singers to lay claim
to the title of German Elvis, with Ich Brauch' Keinen Ring, his translation
of Elvis's Wear My Ring Around Your Neck which at least remained more
faithful to its source than Harry Glück's translation of I Feel
So Bad.... Ich Find' Kein Bett ("I don't find a bed")! Guess
"bad" and "Bett" sound phonetically the same... |
MORE
BOSS BLACK ROCKERS VOL. 7: BIM BAM BOOM
U
weet inmiddels waar Boss Black Rockers en More Boss Black Rockers
voor staat: 28 zwarte rock 'n' roll nummers in alle soorten, maten
en vormen, op deze CD daterend van 1949 tot 1962, te beginnen met
Willie King's op Rocket 88 leest gestoelde Peg Leg Woman, flink uit
de kluiten gewassen jive met Shirley & Lee (Rock All Nite) en
Percy Welch (Nursery Rhyme Rock), en jivende doo-wop met Bim Bam Boom
van The El Dorados helemaal in de lijn van hun hit At My Front Door
(Crazy Little Mama). Door sax aangedreven schreeuwlelijkerds als The
Carter Brothers (I'm Not To Blame) dansen hand in hand met meer rhythm
'n' blues geïnspireerde rockers als Chuck Higgins wiens freewheelende
piano in combinatie met de off key zang van Looking For My Baby doet
denken aan Esquerita. Het is feest in New Orleans met In The Night,
een van de rockendste nummers van Professor Longhair, een backbeat
die terugkeert in de pas overleden Huey "Piano" Smith's
We'll I'll Be John Brown en in Nobody's Fault van Mel Smith &
the Nite Riders, een nummer veel minder wild dan hun desperate Pretty
Plaid Skirt. Lloyd Price houdt het in Baby Please Come Home bij een
stroll tempo, Lorin Dean combineert die stroll met rhythm 'n' blues
in Fi Fo Fum, en er wordt zelfs getwist in Twistin' And Turnin' van
Curley Hamner en Silk Satin And Lace van Ray Scott. De wild om zich
heen toeterende sax honker Hank Moore maakt er in het als white rock
klinkende Part Time geen half werk van. Veel vrolijker is Ernie Fields'
leuke sax instrumental The Dipsy Doodle die u misschien nog vocaal
kent van Bill Haley. Meer soulvol doch wel degelijk uptempo zijn Little
Richard met het gospel geïnspireerde He Got What He Wanted uit
1962 en Look What You've Done To Me van Little Willie John. De zoetgevooisde
benadering wordt evenmin over het hoofd gezien met vocaal glijmiddel
als Clyde McPhatter op stroll tempo in Ta Ta en de zich aan Elvis
spiegelende Wade Flemons (The Angels Will Tell You). Het bekendste
nummer is Young Jessie's stop-starter Mary Lou, de bekendste naam
is Fats Domino met het minder bekende maar uiterst gezellige Wait
And See. En voor wie er nog aan moest aan twijfelen dat de rock 'n'
roll reeds werd uitgevonden vóór de jaren 50: de rockendste
track hier, Rock The Joint van Chris Powell & the Five Blue Flames
met een niet te stoppen non-stop sax en enthousiaste handclappende
vocalen waar The Treniers nog een punt aan konden zuigen, komt uit...
1949! 't Is niet de originele versie van Rock The Joint want die was
van Jimmy Preston, maar 't was ongetwijfeld de wildste - Bill Haley
was hierna nog slechts een schooljongen, eerst in 1952 met zijn Saddlemen
en daarna in 1957 nog een keer met The Comets. Is dit een van de beste
volumes van de tien More Boss Black Rockers CD’s? Zou zo maar
eens kunnen, want de CD wordt het best samengevat door de titel van
Sandra Grimms' sax jiver: Hallelujah Rock 'n' Roll! By
now you know what to expect from Boss Black Rockers and More Boss
Black Rockers: 28 black rock 'n' roll tunes in all shapes, sizes and
forms, on this CD from 1949 to 1962, starting with Willie King's Rocket
88-inspired Peg Leg Woman, hefty jive with Shirley & Lee (Rock
All Nite) and Percy Welch (Nursery Rhyme Rock), and jiving doo-wop
with The El Dorados' Bim Bam Boom along the lines of their hit At
My Front Door (Crazy Little Mama). Sax fuelled screamers like The
Carter Brothers (I'm Not To Blame) dance hand in hand with more rhythm
'n' blues styled rockers like Chuck Higgins whose freewheeling piano
combined with the off key vocals of Looking For My Baby are reminiscent
of Esquerita. It's party time in New Orleans with In The Night, one
of Professor Longhair's rockinest tracks, a backbeat that also turns
up in the recently deceased Huey "Piano" Smith's We'll I'll
Be John Brown and in Mel Smith & the Nite Riders' Nobody's Fault,
a song far less wild than their desperate Pretty Plaid Skirt. Lloyd
Price sticks to a stroll tempo in Baby Please Come Home, Lorin Dean
combines that stroll with rhythm 'n' blues in Fi Fo Fum, and there's
a whole lotta twistin' going on in Curley Hamner's Twistin' And Turnin'
and Ray Scott's Silk Satin And Lace. The hard blowing sax honker Hank
Moore rips loose in the white rock sounding Part Time. Much more easy
going is Ernie Fields' fun sax instrumental The Dipsy Doodle which
you may remember vocally from Bill Haley. More soulful but still uptempo
are Little Richard's 1962 gospel based He Got What He Wanted and Little
Willie John's Look What You've Done To Me. The sweet tender voiced
approach is not absent with vocal lubricant like Clyde McPhatter strolling
along in Ta Ta and Wade Flemons' mirroring Elvis in The Angels Will
Tell You. The best known song is Young Jessie's stop-starter Mary
Lou, the best known name is Fats Domino with the lesser known but
highly enjoyable Wait And See. And if anyone still had any doubts
that rock 'n' roll was invented before the 1950s: the rockinest track
here, Chris Powell & the Five Blue Flames' Rock The Joint with
an unstoppable non-stop sax and enthusiastic hand clapping vocals
that could teach The Treniers a thing or two, was recorded in... 1949!
It's not the original version of Rock The Joint because that was Jimmy
Preston, but it's certainly the wildest version - after this Bill
Haley was only a schoolboy, first in 1952 with his Saddlemen and then
again in 1957 with The Comets. Is this one of the best volumes of
the ten More Boss Black Rockers CD’s? Could be, as the CD is
best summed up by the title of Sandra Grimms' sax jiver: Hallelujah
Rock 'n' Roll! |
YOU
ARE MY SUNSHINE: RHYTHM & WESTERN VOLUME 9
Nog
één te gaan in deze reeks die de invloed van country
'n' western op rhythm 'n' blues en rock 'n' roll chronicleert. Het
debat wordt geopend door het gezellig voortkabbelende Hillbilly Blues
van bluesgitarist Pee Wee Crayton, noch hillbilly noch blues en al
zeker niet dezelfde Hillbilly Blues van Eddy Clearwater maar aanleunend
bij de medium tempo swamp pop. Maar laat ik beginnen met de zwarte
covers van blanke songs. A Fool Such As I is het bekendst in de uitvoering
van Elvis uit 1958 maar is eigenlijk van country superster Hank Snow
uit 1952. Hier horen we de mooie versie van The Robins uit 1953 die
het midden houdt tussen een doo-wop ballade en de vocal harmony van
The Ink Spots en The Mills Brothers. De country standaard Tennessee
Waltz, bekendst van Patti Page maar er bestaan meer dan 460 versies
van, wordt door King Curtis gebracht als een middelmatige sax instrumental
in een Nashville arrangement. I Walked Away From The Wreck was in
1961 Loretta Lynn's eerste single op Decca geproduced door Owen Bradley
en krijgt een knappe Nashville style uitvoering door Damita Jo, en
van hetzelfde laken een pak is het van Pasty Cline bekende Just Out
Of Reach in de versie van Solomon Burke uit 1961. Hetzelfde gevoel
zit in She's Gone van Ivory Joe Hunter. Wie country zegt, zegt Hank
Williams en Piano Red maakt van Williams' medium tempo Hey Good Lookin'
uptempo vaudeville piano boogie. Williams passeert nog een tweede
keer via Nat King Cole's pop-met-violen-en-Anita-Kerr-Singers versie
van Your Cheatin' Heart, en zelfs een derde keer via Fats Domino's
zalige You Win Again. Sommige stukken van Ursula Reed's zwarte sleper
You Hurt My Pride lijken trouwens veel op de melodielijn van You Win
Again, en No Need To Cry van Travis Ricks gebruikt dan weer elementen
van Your Cheatin' Heart.
One
more to go in this series that attempts to set the, err, record straight
when its comes to the influence of country 'n' western music on rhythm
'n' blues and rock 'n' roll. Blues guitarist Pee Wee Crayton opens
the debate with his pleasantly rolling along Hillbilly Blues which
is neither hillbilly nor blues and certainly not the same Hillbilly
Blues as Eddy Clearwater's, but leans towards medium tempo swamp pop.
Let me start with the black covers of white songs though. A Fool Such
As I is best known in Elvis' 1958 version but was originally recorded
by country superstar Hank Snow in 1952. Here we hear the lovely 1953
version by The Robins halfway between a doo-wop ballad and the vocal
harmony of The Ink Spots and The Mills Brothers. The country standard
Tennessee Waltz, popularised by Patti Page, the best known of the
more than 460 versions on record, is played by King Curtis as a MOR
sax instrumental with a Nashville arrangement. I Walked Away From
The Wreck was Loretta Lynn's first single on Decca produced by Owen
Bradley in 1961 and its gets a handsome Nashville style workover by
Damita Jo. Of the same ilk is Pasty Cline's well known Just Out Of
Reach in Solomon Burke's 1961 version, and the same feeling permeates
Ivory Joe Hunter's She's Gone. You can't say country without mentioning
Hank Williams, and Piano Red turns Williams' medium tempo Hey Good
Lookin' into uptempo vaudeville piano boogie. There's more Hank with
Nat King Cole's pop-with-strings-and-Anita-Kerr-Singers version of
Your Cheatin' Heart, and a triple Hank treat courtesy of Fats Domino's
joyous You Win Again. On a side note: part of the melody of Ursula
Reed's slow You Hurt My Pride is very reminiscent of You Win Again,
while Travis Ricks' No Need To Cry uses elements of Your Cheatin'
Heart. |
14 juni 2023
THAT’LL
FLAT GIT IT Vol. 42: ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM
THE VAULTS OF KING, FEDERAL & DELUXE RECORDS
De
nummering loopt wat mank omdat ze niet echt chronologisch verschijnen
(Volume 46 is ook al uit), maar na bijna 50 CD’s zou je denken
dat Bear Family zo zoetjesaan alle platenlabels wel moet hebben gehad
in deze meer dan exemplarische reeks die label per label de rockabilly
en blanke rock 'n' roll in kaart brengt. Mis poes, want King Records
en onderafdelingen DeLuxe en Federal hadden ze nog niet en daaraan
is Volume 42 gewijd. Was King geen zwart label? Ja en neen, want als
je de uitgebreide discografie raadpleegt van deze platenfirma opgericht
in 1943 als country (dat toen nog hillbilly heette) label dan merk
je dat Syd Nathan, de koning van King, wellicht evenveel rhythm 'n'
blues als country op de markt bracht. Sterker: er is geen enkel ander
na-oorlogs platenlabel dat even lang even veel succes had in beide
marktsegmenten! Interessant hierbij is dat de boogie woogie van country
artiesten op King als The Delmore Brothers, Wayne Raney, Bill Carlisle,
The York Brothers en Cowboy Copas die geen van allen op deze CD staan
een voorloper was van de rockabilly, en dat Syd Nathan zijn country
zangers de rhythm 'n' blues hits op King liet coveren en vice versa,
uiteraard tot meerdere financiële eer en glorie van zijn portfolio
aan uitgaverechten. Een voorbeeld hier is Rusty York met zijn softabilly
cover van Roy Brown's Shake 'Em Up Baby.
The
numbering is a bit odd since they don't appear in the correct order
(Volume 46 is already out as well), but after almost 50 CD’s
you'd be forgiven for thinking that by now Bear Family has dealt with
each and every record label in this more than exemplary series that
keeps track of rockabilly and white rock 'n' roll label by label.
Well, you're wrong, as this here Volume 42 is the first time the German
re-issue label puts the spotlights on King Records and its subdivisions
DeLuxe and Federal. Wasn't King a black label? Yes and no: if you
check the extensive discography of this record company founded as
a country label in 1943 when country music was still labelled hillbilly
music, you will notice that Syd Nathan, the king of King, probably
released as much rhythm 'n' blues as country. As a matter of fact
there is no other post-war indie label that boasted the same long
term success in both fields! What is interesting here is that the
boogie woogie of King's country artists like The Delmore Brothers,
Wayne Raney, Bill Carlisle, The York Brothers and Cowboy Copas, none
of whom are on this CD, directly presaged rockabilly, and that Syd
Nathan had his country singers cover King's rhythm 'n' blues hits
and vice versa, thus fattening his portfolio of publishing rights.
One such example here is Rusty York with his softabilly cover of Roy
Brown's Shake 'Em Up Baby. |
ROCKIN’
ROLLIN’ USA CANADA VISIT 03: YEAH BABY
Nummer
3 van de nieuwe Rockin' Rollin' USA reeks die begint buiten de USA
in buurland Canada, en er volgen nog minstens vier andere Canada CD’s.
Als samensteller Mark Armstrong ook alle Amerikaanse staten even grondig
gaat aanpakken zijn we nog niet aan de nieuw patatten! Het Nederlandse
label Collector Records bracht reeds rond de eeuwwisseling de Canadese
rock 'n' roll in kaart met minstens 13 CD’s en LP’s en
sommige van die tracks worden hier onvermijdelijk hernomen, maar tenzij
u al die Collector en White Label releases hebt moet u daar niet moeilijk
over doen. De CD bevat zowel Canadese singles van Canadese artiesten
als in mindere mate singles van Amerikaanse acts die ook op Canadees
vinyl verschenen. Tot de Canadese artiesten behoren Barry Boyd (You're
For Me), Bob Davies (With You Tonight, het twangy Thinking Of You),
Ted Daigle met een rechtdoor rockende cover van Sweet Little Sixteen
van Chuck Berry, Tommy Danton met de geweldige jiver Twenty One (toepasselijk
is dit track 21), Bernie Early met het springerige Your Kisses Kill
Me, Les Vogt's ruimtevaart rocker Moon Rocketin', Hank Smith &
the Rock-A-Tunes (You're Some Kind Of Nice en het rauwe Rock 'n' Roll
Hepcat), Larry Lee's bluesy popcorn noir Odd Man Out en Jim Morrison
die niet de Jim Morrison van The Doors is met het onstuimige Ready
To Rock. Instrumentale Canadezen waren The Midnighters met de exotische
gitaar instrumental Siam en Ken Davidson met de gitaarboogie Scotch
Boogie. Dat boerenjongens in Alberta, Canada even goed konden rockabillyën
als in hun lotgenoten in Memphis, Tennessee bewijzen The Asteroids
met Don't Dig This Algebra en Dick Damron met Gonna Have A Party,
en op YouTube staat een filmpje van tien jaar geleden waarin die Damron
datzelfde nummer nog steeds live in concert zingt! Sommige van die
Canadese nummers zijn zo populair dezer dagen dat je er niet meer
bij stil staat dat ze uit Canada en niet uit Amerika kwamen, zoals
de geweldige steelgitaar rockabilly stomper Rock 'n' Roll Riot van
Little Billy Stoltz & the Stoltz Brothers. In Canada spreekt een
deel van de bevolking Frans en op deze CD staan zelfs twee nummers
gezongen in het Frans. Les Mégatones tonen met hun Franstalige
cover van Ruby Baby uit 1963 die gek genoeg een beetje een folky sfeertje
heeft dat ze helaas zeer zeker géén Dion & the Belmonts
waren, en jodelaar Léo Benoit sleurt er in het variété
nummer Rock 'n' Roll Dans Mon Lit ("rock 'n' roll in mijn bed")
een accordeon bij. In Canada liepen ook hillbillies rond getuige Button
Your Lip van The Hachey Brothers, en misschien was Luke Simmons, geboren
in Canada maar carrière makend vanuit New Zealand, ook een
hillbilly want zijn Blue Moon Of Kentucky is heel countrybilly geïnspireerd.
Voorbeelden van singles van Amerikaanse acts die ook op Canadees vinyl
verschenen zijn Church Bells May Ring van The Willows, een van die
fantastische doo-wop plaatjes met paasklokken, Janis Martin's female
Sun cover Ooby Dooby en George Hamilton IV's If You Don't Know, een
fijn rockabilly werkje vóór Hamilton aan pop, country
en religie deed. Dat het heus niet alleen de bekende Amerikaanse namen
waren die op de Canadese markt werden losgelaten blijkt uit Johnny
Stark (Rockin' Billy), Dante & the Evergreens (Yeah Baby), The
Hot-Toddys met de toeteraar Shakin' And Stompin' die wat weg heeft
van Boppin' And Shakin' van Crazy Cavan, en The Showmen met Country
Fool, een melodietje in de lijn van Elvis' filmsongs uit de jaren
'60 maar vocaal helemaal anders uitgewerkt.
This
is CD number 3 in the new Rockin' Rollin' USA series starting outside
the USA in neighbouring Canada, with at least four more Canada CD’s
to follow. If compiler Mark Armstrong is going to delve into all the
American states equally thoroughly, this promises to become a long
running series! Around the turn of the century Dutch label Collector
Records already compiled a lot of Canadian rock 'n' roll on at least
13 CD’s and LP’s so there's bound to be some doubles,
but unless you have each and every one of those Collector and White
Label releases this shouldn't bother you. The CD contains both Canadian
45s by Canadian artists as to a lesser extent 45s by American acts
which also appeared on Canadian vinyl. The Canadian artists include
Barry Boyd (You're For Me), Bob Davies (With You Tonight, the twangy
Thinking Of You), Ted Daigle with a straight ahead rockin' cover of
Chuck Berry's Sweet Little Sixteen, Tommy Danton with the great jiver
Twenty One (appropriately it's track 21), Bernie Early with the bouncy
Your Kisses Kill Me, Les Vogt's space rocker Moon Rocketin', Hank
Smith & the Rock-A-Tunes (You're Some Kind Of Nice and the raucous
Rock 'n' Roll Hepcat), Larry Lee's bluesy popcorn noir Odd Man Out
and Jim Morrison who is not Jim Morrison of The Doors with the fanatical
Ready To Rock. Instrumental Canadians were The Midnighters with the
exotic guitar instrumental Siam and Ken Davidson with a guitar boogie
titled Scotch Boogie. That farm boys in Alberta, Canada could rockabilly
as well as their peers in Memphis, Tennessee is proven by The Asteroids'
Don't Dig This Algebra and Dick Damron's Gonna Have A Party. On YouTube
there's a video from ten years ago in which Damron still sings that
very same song live in concert! Some of those Canadian songs are so
popular nowadays that you don't realize they originated in Canada
and not in the USA, for example Little Billy Stoltz & the Stoltz
Brothers' magnificent guitar rockabilly stomper Rock 'n' Roll Riot.
Part of the Canadian population is French speaking and this CD features
two songs sung in French. Les Mégatones' 1963 French language
cover of Ruby Baby which oddly enough has a bit of a folky vibe shows
unfortunately they were not exactly Dion & the Belmonts, and yodeler
Léo Benoit adds an accordion to his variety number Rock 'n'
Roll Dans Mon Lit ("rock 'n' roll in my bed"). Canada was
also home to hillbillies: check out The Hachey Brothers' Button Your
Lip. Perhaps Luke Simmons, born in Canada but succesful in New Zealand,
was also a hillbilly as his Blue Moon Of Kentucky sounds very countrybilly.
|
OH
LONESOME ME: RHYTHM & WESTERN VOLUME 8
We
zijn toe aan nummer 8 van deze tiendelige reeks en u weet intussen
wat u mag verwachten: zwarte songs beïnvloed door countrymuziek
en regelrechte zwarte covers van blanke songs. Tot de tweede categorie
behoort Moon Mullican's alombekende Cherokee Boogie waarin zwarte
indianen op het oorlogspad onder aanvoering van Bullmoose Jackson
western swing aan rhythm 'n' blues boogie paren. Andere artiesten
coverden niet maar kopieerden: Lima Beans van Eddy Ware met mondharmonicamens
Little Walter Jacobs op gitaar is een zwart doorslagje van Chew Tobacco
Rag. Een nummer dat qua structuur doet denken aan Cherokee Boogie
doch meer de rock 'n' roll swing toer opgaat is My Baby van Chuck
Willis, en dat is een eigen compositie van hem. Square Dance Boogie
van Amos Milburn volgt tekstueel de dansinstructies van een square
dans maar is wel degelijk rhythm 'n' blues boogie, of rock 'n' roll
swing zo u verkiest. Ook op Lil' Liza Jane van die goeie ouwe Fats
Domino konden heelder volksstammen ongegeneerd squaredansen. Mister
Froggie van Sonny & Jaycee (Sonny is uiteraard Sonny Terry, Jaycee
is de minder bekende JC Burras) is een schitterende bluesbopper: geile
duozang, een springerige mondharmonica op vossenjacht, een onweerstaanbaar
ritme en een nummer dat iedereen kent want het is Froggie Went A-Courting,
onder meer opgenomen in een desperate versie door Danny Dell en in
1970 zelfs gezongen door Elvis tijdens repetities, je vindt het op
de seventies box Walk A Mile In My Shoes. Totaal anders is het met
violen overgoten Ready For Love van Jimmy Jones in zijn onmiskenbare
Handy Man stijl, en ook Forty Days And Forty Nights van Joe Seneca
behoort tot de vioolpop. Helemáál traag is Dinah Washington's
sleper I Don't Hurt Anymore, cover van een hit van Hank Snow overgedaan
door Johnny Cash en Narvel Felts. Gelieve Dinah Washington niet te
verwarren met Baby Washington (echte naam: Justine Washington, en
ze nam ook op als Jeanette Washington), al is haar Careless Hands
wel een gelijkaardige ballade boordevol soul, orgel en violen. Baby
Washington is nu 82 jaar en treedt nog steeds op, dus haal haar naar
de Rhythm Riot! Irene Goodnight werd opgenomen door zowel zwarte als
blanke artiesten, hier horen we de originele versie van Lead Belly
uit 1943 in akoestische countryblues stijl, en die term zegt al veel
over de muziek. De meezinger werd dan ook een country hit in de coverversies
van Ernest Tubb en Red Foley. Een ander nummer geassocieerd met Lead
Belly is de folk traditional Midnight Special waarvan een deel van
de melodie opduikt in de Leiber-Stoller compositie Come A Little Closer
van Willy & Ruth. Er is nog meer countryblues uit den ouden doosch
met het ragtime You Just As Well Let Her Go van Casey Bill Weldon
uit 1936 en met de originele versie van Guitar Rag (op dobro?) door
auteur Sylvester Weaver uit... 1924 (andere bronnen zeggen 1927)!
In 1936 nam Bob Wills het op als Steel Guitar Rag, zette Leon McAuliffe
er zijn naam onder (McAuliffe heeft altijd beweerd dat hij bij toeval
op de melodie kwam en nooit van Sylvester Weaver heeft gehoord) en
werd het de ultieme western swing instrumental... Verbazingwekkend
trouwens hoe goed en relevant die nummers na bijna 100 jaar nog steeds
klinken!
We're
down to number 8 of this ten part series so you know what to expect
by now: black songs influenced by country music and black covers of
white songs. The second category includes Moon Mullican's well known
Cherokee Boogie in which black injuns on the warpath led by Bullmoose
Jackson fuse western swing with rhythm 'n' blues boogie. Other artists
didn't cover but copied: Eddy Ware's Lima Beans with harmonica man
Little Walter Jacobs on guitar is a black copy of Chew Tobacco Rag.
A song with a structure reminiscent of Cherokee Boogie but aimed more
at rock 'n' roll swing is Chuck Willis' My Baby, but nevertheless
it's one of his own compositions. Amos Milburn's Square Dance Boogie
lyrically follows the dance instructions of a square dance but is
indeed rhythm 'n' blues boogie, or rock 'n' roll swing if you prefer.
Entire tribes also square danced unabashedly tot good old Fats Domino's
Lil' Liza Jane. Mister Froggie by Sonny & Jaycee (Sonny is obviously
Sonny Terry, Jaycee is the lesser known JC Burras) is a brilliant
blues bopper: horny duo vocals, a bouncy fox hunting harmonica, an
irresistible rhythm and a song everyone knows because it's Froggie
Went A-Courting, recorded in a desperate version by Danny Dell and
in 1970 even sung by Elvis during rehearsals, you can find it on the
seventies box set Walk A Mile In My Shoes. Completely different are
the violins adorning Jimmy Jones' Ready For Love in his unmistakable
Handy Man style, and Joe Seneca's Forty Days And Forty Nights is another
example of violin pop. Even slower is Dinah Washington's torcher I
Don't Hurt Anymore, a cover of a Hank Snow hit done by Johnny Cash
and Narvel Felts too. Don't confuse Dinah Washington with Baby Washington
(real name: Justine Washington, she also recorded as Jeanette Washington),
even though her Careless Hands is a ballad similarly filled with soul,
organ and violins. Baby Washington is now 82 and still performing,
so get her over to the Rhythm Riot! Irene Goodnight was recorded by
both black and white artists, here we hear Lead Belly's original version
going back to 1943 in acoustic country-blues style, a description
which says a lot about the music itself. The singalong became a country
hit in cover versions by Ernest Tubb and Red Foley. Another song associated
with Lead Belly is the folk traditional Midnight Special, and part
of its melody turns up in Willy & Ruth's Leiber-Stoller composition
Come A Little Closer. There's more country blues from a long long
time ago in a galaxy far away with Casey Bill Weldon's ragtime You
Just As Well Let Her Go from 1936 and with the original version of
Guitar Rag (on dobro?) by composer Sylvester Weaver from... 1924 (other
sources say 1927)! In 1936 Bob Wills recorded it as Steel Guitar Rag,
Leon McAuliffe put his name under it (McAuliffe always claimed he
came up with the tune by accident and never heard of Sylvester Weaver)
and it became the ultimate western swing instrumental... It's quite
amazing by the way how good and relevant those songs still sound after
almost a century! |
ON
THE HONKY TONK HIGHWAY WITH AUGIE MEYERS AND THE TEXAS RE-CORD CO.
Bear Family's eerste On The Honky Tonk Highway With CD was van countryzangeres
Jeannie C. Riley, maar als deze CD met de ondertitel High Texas Rider
al country is dan betreft het toch hippie country. Of niet? De Rasputin
op de hoes ziet er in elk geval als een hippie uit... Die hippie op
de hoes is Augie Meyers, begin jaren '60 samen met Doug Sahm (die
als kind nog op de schoot van Hank Williams heeft gezeten!) oprichter
alsmede orgelist van het Sir Douglas Quintet waarvan u geacht wordt
de hits She's About A Mover (1964) en Mendocino (1969) te kennen.
Drie leden van het SDQ zaten eind jaren '60 trouwens in de studioband
die Gene Vincent begeleidde op zijn laatste albums voor Kama Sutra.
In de jaren '90 vormde Meyers samen met Doug Sahm, chicano country
zanger Freddy Fender (Before The Next Teardrops Falls, Wasted Days
And Wasted Nights) en tex mex accordeonist Flaco Jiménez supergroep
The Texas Tornados, misschien wel het beste balorkest ooit. Meyers
startte vanaf de jaren '70 verschillende platenlabels op zoals Texas
Re-Cord Company, Superbeet Records, White Boy Records en El Sendero.
Deze compilatie focust op 26 nummers die van 1976 tot 1979 verschenen
op The Texas Re-Cord Co, geplukt uit de zeven LP’s en het dertigtal
singles die verschenen op het label. Een dozijn daarvan worden uitgevoerd
door Augie Meyers zelf, de andere - vaak met dezelfde muzikanten -
door zijn vaste cohorten als Doug Sahm en het Sir Douglas Quintet
(een live uitvoering in 1977 van hun Dynamite Woman uit 1969 in 100
% SDQ stijl met fifties gitarist/saxofonist Link Davis op fiddle)
en door een resem nobele onbekenden. Sommige nummers zijn afkomstig
van live LP’s op TRC. De CD opent met een Jimmie Rodgers jodel
op wat klinkt als een dobro in Deed To Texas, een country nummer dat
teruggrijpt naar de relaxt luie sfeer van dixieland swing, ook al
door de fanfare die meeblaast, en gelijk ontmoet Mexico New Orleans.
Die stilistische mix kenmerkte de muziek van Doug Sahm en The Texas
Tornados en wordt gereflecteerd op deze CD. We horen hoempapa polka
(Deep In The Heart Of Texas van Augie Meyers), tegelschuivers (Baby
Baby (Won't You Come Back Home) van Augie Meyers), country (een cover
van Wedding Bells, bekendst van Hank Williams, door Augie Meyers en
een cover van Dim Lights Thick Smoke van Joe & Rose Lee Maphis
door ex-Hank Williams Jr. begeleiders The Buckboard Boogie Boys met
in hun rangen de latere Flying Burrito Brothers frontman Larry Patton),
jankende country shuffles (Country Groove van Doug Sahm dat ie een
jaar later in een beter bekende versie heropnam op zijn ABC/Dot LP
Texas Rock For Country Rollers), countryrock (I Would Like To See
You Again van Augie Meyers, origineel van Del Reeves en ook gedaan
door Johnny Cash, Hank Williams' You Win Again door Augie Meyers),
tex mex accordeon (Meet Me In Seguin van Meyer's echtgenote Carol
Meyer (Augie's echte naam is Meyer in het enkelvoud) die qua zang
niet bepaald een Dolly Parton is), Mexicaanse gunfighter songs (Domingo
van Danny Ezba die begin jaren '60 nog goeie rock 'n' roll opnam),
easy listening piano (Bob Wills' Faded Love door ex-Texas Playboy
Brother Al Stricklin), tex mex polka (Just Because door Augie Meyers
& Domingo Saldivar), swamp pop ballades (Tell Me in de stijl van
een Freddy Fender door Joe "King" Carasco onder de groepsnaam
El Molino), nummers als Tequila Sam van Publio Casillas (een neef
van variété zangeres Vikki Carr) die vokaal doen denken
aan Willie Nelson, en zelfs pure rock 'n' roll met een cover van Henrietta
van Jimmy Dee & the Offbeats opgenomen door Doug Sahm in 1975,
maar het klinkt als... 1955! Minder mijn persoonlijke smaak: een bluesrock
versie van Boogie Woogie Country Girl door Ray Liberto (ex-zwager
van Johnny Cash want de broer van Cash's eerste echtgenote Vivian
Liberto) en de funky psychedelische bluesrock van Augie Meyers' High
Texas Rider. U die niet van gisteren bent hebt het begrepen: deze
muziek situeert zich onder dezelfde verzengende woestijnzon en in
dezelfde hoek als The Sir Douglas Quintet en The Texas Tornados, namelijk
een mengeling van tex mex, conjunto, tejano, norteño, rancheras,
cumbia, country, country rock, western swing, dixieland jazz en veel
slows. En aan wie doen al die mariachi trompetjes u denken? Aan The
Mavericks natuurlijk! Augie Meyers is nu 82 jaar, en deze CD is een
fraai staalkaartje van de zonnige sound of San Antonio, Texas. Met
bijna 77 minuten muziek is dit de eerste retrospectieve van het TRC
label, meer dan 15 tracks maken hun CD debuut, en in de digipack steekt
een booklet van 36 pagina’s tekst en uitleg over Augie Meyers
en track per track duiding. Niet slecht voor een ouwe hippie. Info:
www.augiemeyers.com
en www.bear-family.com
(Frantic Franky)
Bear
Family's first On The Honky Tonk Highway With CD was dedicated to
country singer Jeannie C. Riley, but if this CD subtitled High Texas
Rider could be considered country at all then it's hippie country.
Or is it? The Rasputin on the cover sure looks like a hippie... The
dude on the cover is Augie Meyers, in the early 1960s along with Doug
Sahm (who as a child once sat in Hank Williams' lap!) founder as well
as keyboardist of the Sir Douglas Quintet whose hits She's About A
Mover (1964) and Mendocino (1969) you're probably aware of. In the
late 1960s three members of the SDQ were part of the studio band that
accompanied Gene Vincent on his final albums for Kama Sutra. In the
1990s Meyers along with Doug Sahm, chicano country singer Freddy Fender
(Before The Next Teardrops Falls, Wasted Days And Wasted Nights) and
tex mex accordionist Flaco Jiménez, formed supergroup The Texas
Tornados, according to some the greatest dance band ever. From the
1970s onwards Meyers ran several record labels such as the Texas Re-Cord
Company, Superbeet Records, White Boy Records and El Sendero. This
compilation features 26 Texas Re-Cord Co tracks 1976 -1979, culled
from the seven LP’s and the thirty or so 45s that appeared on
the label. Twelve songs are by Augie Meyers himself, the others -
often recorded with the same musicians - by his usual cohorts Doug
Sahm and the Sir Douglas Quintet (a 1977 live performance of their
1969 track Dynamite Woman in 100% SDQ style with fifties guitarist/saxophonist
Link Davis on fiddle) and by an array of unknowns. Some songs are
from live LP’s on TRC. The CD starts with a Jimmie Rodgers yodel
on what sounds like a dobro in Deed To Texas, a country song harking
back to the laid-back lazy atmosphere of dixieland swing, partly thanks
to the brass band honking along, and right away Mexico meets New Orleans.
This stylistic mix which characterised the music of Doug Sahm and
The Texas Tornados is reflected on this CD. We hear oompah polka (Deep
In The Heart Of Texas by Augie Meyers), ballads (Baby Baby (Won't
You Come Back Home) by Augie Meyers), country (Meyers' cover of Wedding
Bells, popularised by Hank Williams, a cover of Joe & Rose Lee
Maphis' Dim Lights Thick Smoke by former Hank Williams Jr. musicians
The Buckboard Boogie Boys including future Flying Burrito Brothers
frontman Larry Patton), cry in your beer country shuffles (Doug Sahm's
Country Groove which he re-recorded in a better known version a year
later for his ABC/Dot LP Texas Rock For Country Rollers), country
rock (Meyers' I Would Like To See You Again, originally from Del Reeves
and also recorded by Johnny Cash, Meyers' version of Hank Williams'
You Win Again), tex mex accordion (Meet Me In Seguin by Meyer's wife
Carol Meyer (Augie's real name is Meyer in singular) who is not exactly
a Dolly Parton when it comes to singing), Mexican gunfighter songs
(Domingo by Danny Ezba who recorded damn good rock 'n' roll in the
early 1960s), easy listening piano (Bob Wills' Faded Love by former
Texas Playboy Brother Al Stricklin), tex mex polka (Just Because by
Augie Meyers & Domingo Saldivar), swamp pop ballads (Tell Me in
Freddy Fender style courtesy of Joe "King" Carasco under
the band name El Molino), songs vocally reminiscent of Willie Nelson
like Tequila Sam by Publio Casillas (a cousin of variety singer Vikki
Carr), and even pure rock 'n' roll with a cover of Jimmy Dee &
the Offbeats' Henrietta recorded by Doug Sahm in 1975, though it sounds
like . .. 1955! Less to my personal liking: a blues rock version of
Boogie Woogie Country Girl by Ray Liberto (former brother-in-law of
Johnny Cash as he was the brother of Cash's first wife Vivian Liberto)
and the funky psychedelic blues rock of Augie Meyers' High Texas Rider.
Since you're not stupid you get our drift: all this music originated
under the same scorching desert sun and is in the same mould as the
Sir Douglas Quintet and The Texas Tornados, a mixture of tex mex,
conjunto, tejano, norteño, rancheras, cumbia, country, country
rock, western swing, dixieland jazz and lots of ballads. And who do
all those mariachi trumpets remind you of? The Mavericks of course!
Augie Meyers is now 82 years old, and this CD offers excellent samples
of the sunny sound of San Antonio, Texas. There's almost 77 minutes
of music, it's the first decent retrospective of the TRC label, more
than 15 tracks make their CD debut, and the digipack includes a 36
page booklet of text and explanation about Augie |
6 juni 2023
INUNDATED
LAND/ THE AKULAS Straks
ook al bijna twintig jaar bezig, The Akulas, al leerde ik ze pas kennen
via hun demo uit 2012. Vijf jaar later verscheen op het Griekse surflabel
Green Cookie Records hun albumdebuut Rustines (GC055) dat klonk als
een kruising tussen de orgelsurf van het net als The Akulas uit Gent
afkomstige Fifty Foot Combo en de 2000 Pound Bee fuzz van The Ventures
midden jaren '60 - zeg maar als een beschaafde uitvoering van Fifty
Foot Combo met knipogen naar de grote instrumentalisten als The Surfaris,
The Tornados en andere Shadows. Begin januari 2022 kropen Akulas Ruben
Haerens (gitaar), Willem Bekers (basgitaar), Benjamin Verschaeve (toetsen)
en Udo Vanhoonacker (drums) opnieuw in de studio om met hetzelfde
productieteam van Rustines deze opvolger op te nemen waarin ik nieuwe
invloeden hoor: twang uit Reverbistan wordt gekoppeld aan funky pompende
baslijntjes, aan de TV tune sfeer van weleer in de stijl van een orgelvirtuoos
als André Brasseur (Decoy Dandy, Memory Of A Fish), aan echos
van de Belgische gitaarbands van begin jaren '60 als The Cousins en
The Jokers (het opgewekte Staminee), en zelfs aan een streepje ska
(Mad Lesley). Het kan desgewenst rustiger zoals in het alweer funky
Seduction Of A Jellyfish (met een knipoog naar Journey To The Stars)
dat gaandeweg zwaarder wordt, maar het kan ook wel degelijk harder,
zoals in Black Woody dat flirt met metal riffs, en het kan ook traditioneler
zoals in The Haunted. De fuzz voert dan weer hoogtij in The Hook en
in Polonium-210.
The Akulas have been at it for almost twenty
years, though I only got to know them through their 2012 demo. Five
years later Greek surf label Green Cookie Records released their album
debut Rustines (GC055) which sounded like a cross between the organ
surf of Fifty Foot Combo (both FFC and The Akulas hail from Surf City
Ghent) and the 2000 Pound Bee fuzz of the mid sixties Ventures, or
like a more civilised version of Fifty Foot Combo with nods to the
great instrumentalists like The Surfaris, The Tornados and other Shadows.
In January 2022 Akulas Ruben Haerens (guitar), Willem Bekers (bass
guitar), Benjamin Verschaeve (keyboards) and Udo Vanhoonacker (drums)
went back into the studio with the same production team who recorded
Rustines to lay down this follow-up on which I hear new influences:
twang from Reverbistan is paired with funky pumping bass lines, with
the TV tune atmosphere of yesteryear in the style of Belgian Hammond
virtuoso André Brasseur (Decoy Dandy, Memory Of A Fish), with
echoes of the Belgian early sixties guitar bands like The Cousins
and The Jokers (the fun Staminee), and even a dash of ska (Mad Lesley).
Upon simple request they can mellow it down easy as in the again funky
Seduction Of A Jellyfish (with a nod to Journey To The Stars) that
gradually gets heavier, but they can also go louder, as in Black Woody
which flirts with metal riffs, and they can also play more traditional
as in The Haunted. Fuzz reigns supreme in The Hook and in Polonium-210.
|
STAY
TWAT/ POISONIVIES & THE STEADY
Bijna
zeven jaar na hun debuut Look Mom No Boogie Part-CD (679.005) brengt
de Italiaanse ska band waarin we zangeres Antonella Tambakiotis, contrabassist
Wainer Rimondini en drummer Alberto Bellesini van de Italiaanse hillbilly
band Wheels Fargo & the Nightingale terugvinden (Bellesini speelt
bij PoisonIvies & the Steady tenorsax) de opvolger uit. Ska, inderdaad,
en het zegt veel over de actuele toestand van de rock 'n' roll scene
wanneer een rock 'n' roll label meer niét-rock 'n' roll releases
als rockabilly begint uit te brengen. En al kan ik me niet voorstellen
dat het in andere genres beter zou gaan, Part Records baas Andy Widder
zal ongetwijfeld weten waar hij mee bezig is. Vorig jaar brachten
Poisonlvies & the Steady reeds in eigen beheer de vooruitgeschoven
vinyl single Le Rougarou / Shut Up Millie Twa-Tone (TT 45 001) uit.
Die single verscheen op 200 individueel handgenummerde exemplaren,
maar als u 'm miste: geen nood, want beide nummers staan nu op dit
nieuwe album.
Almost
seven years after their debut Look Mom No Boogie Part-CD (679.005)
the Italian ska band with singer Antonella Tambakiotis, double bass
player Wainer Rimondini and drummer Alberto Bellesini from Italian
hillbilly band Wheels Fargo & the Nightingale (Bellesini plays
the tenor sax with PoisonIvies & the Steady) releases its follow-up.
Yes, we're talking ska here, and it says a lot about the current state
of affairs in the rock 'n' roll scene when a rock 'n' roll label starts
releasing more non-rock 'n' roll than rockabilly. And though I can't
imagine the situation to be any better in any other random genre,
I'm sure Part Records chief Andy Widder knows what he's doing. Last
year Poisonlvies & the Steady already self-released the advance
vinyl 45 Le Rougarou / Shut Up Millie Twa-Tone (TT 45 001) in 200
individually hand-numbered copies, and in case you missed it, do not
despair as both songs are now on this new album. |
31 mei 2023
THE
ROCKIN' SPOT VOLUME FIVE: AUDREY
Mark
Armstrong doet opnieuw een grabbel in zijn dozen met singletjes, het
zwarte rock 'n' roll goud, en kwam boven water met 28 tracks 1952-1961
waarvan iets meer dan de helft een meisjesnaam in de titel hebben.
De andere gaan over meisjes in het algemeen, hebben een jongensnaam
in de titel, handelen over cool cats, knettergekke kerels, de liefde
en het gelebber dat daaruit voort komt, of zijn gewoon lofzangen op
de rock 'n' roll. Mark
Armstrong once again goes treasure hunting in his boxes of 45s, the
black rock 'n' roll gold, and surfaced with 28 tracks 1952-1961 of
which a little more than half have a girl's name in the title. The
others are about girls in general, have a boy's name in the title,
deal with cool cats, crazy dudes and the love and kissing that ensues,
or are just odes to rock 'n' roll. |
MORE
BOSS BLACK ROCKERS VOL. 6: EVERYTHING’S COOL
Laat ik beginnen met een paar hoogtepunten van deze CD: Oooh-Wow van Roy Montrell, de man van That Mellow Saxophone, is de betere sax rocker, en Esquerita klinkt in Believe Me When I Say Rock 'n' Roll Is Here To Stay als het gestoorde neefje van Little Richard maar wordt in toom gehouden door de beschaafde band. Is Crazy Crazy Party van The Cues de ultieme jiver? Zou best kunnen, maar of alle 28 tracks echt "boss" zijn in de fifties betekenis van "uitstekend" zal afhangen van uw persoonlijke muzieksmaak. Alle nummers verschenen oorspronkelijk tussen 1956 en 1962 maar bijna de helft zijn van 1960 of later, dus u begrijpt dat het niet allemaal pure rock 'n' roll is. Als al die early sixties even geslaagd was als Shimmy Like Kate van The Olympics en Air Travel van Ray & Bob zou ik mij er mee kunnen verzoenen, maar beauty is uiteraard altijd in the eye (en in dit geval in het oor) of the beholder. Ook de late doo-wop gone vroege soul komt meerstemmig om het hoekje piepen met Acting Up van The Del Victors, en let op de twang gitaar in What Makes You So Cold van Lula Reed. Een jiver als Rocket To The Moon van Lenny Welch bijvoorbeeld zegt mij daarentegen persoonlijk weinig door zijn vele achtergrondkoortjes. Niet dat er ook maar iets mis is met die nummers, verre van, verwacht u alleen niet aan alléén maar jivers als You're Gonna Need Me van Thurston Harris, Everything's Cool van The Pork Chops en Too Smart van Chuck Higgins. Zo staat er ook popcorn noir (What's The Matter Baby van Joe Shepard) en rockende rhythm 'n' blues jive op (I'm Gone van Billy Brooks, het oudste nummer op de CD), en die leuke Jamboree instrumental van Ernie Freeman maakt veel goed. Het bekendste nummer is Chuck Berry's Too Much Monkey Business, een kleine reminder dat veel van die hits en klassiekers echt wel beregoed zijn. Nog meer variatie: Travis Ricks' medium tempo No Need To Cry. Laten we echter duidelijk zijn: deze schatkamer aan zwarte muziekjes bevat voor elk wat wils, maar niet iedereen zal alles even goed vinden. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
Let
me start with pointing out some of the highlights of this CD: Oooh-Wow
by Roy Montrell of That Mellow Saxophone fame is the better sax rocker,
and in Believe Me When I Say Rock 'n' Roll Is Here To Stay Esquerita
sounds like Little Richard's deranged nephew but is kept in line by
the civilised band. Is The Cues' Crazy Crazy Party the ultimate jiver?
Could very well be, but whether all 28 tracks are really "boss"
in its fifties meaning of "excellent" will depend on your
personal musical taste. All the songs originally appeared between
1956 and 1962 but almost half are from 1960 or later, so you will
understand that it's not only pure rock 'n' roll. Now if all this
early sixties stuff was as good as The Olympics' Shimmy Like Kate
and Ray & Bob's Air Travel I could live with it, but beauty is
of course always in the eye (and in this case in the ear) of the beholder.
Late doo-wop gone early soul also peeps around the corner in the multiple
voices of The Del Victors' Acting Up, and please take note of the
twang guitar in Lula Reed's What Makes You So Cold. On the contrary
I personally don't really care much for a jiver like Lenny Welch's
Rocket To The Moon due to its many backing vocals. Not that there's
anything wrong with those songs, far from it, just don't expect this
to be only jivers like Thurston Harris' You're Gonna Need Me, The
Pork Chops' Everything's Cool and Chuck Higgins' Too Smart. There's
also popcorn noir (Joe Shepard's What's The Matter Baby) and rockin'
rhythm 'n' blues jive (Billy Brooks' I'm Gone, the oldest track on
the CD), and Ernie Freeman's fun Jamboree instrumental is a big plus.
The best known song is Chuck Berry's Too Much Monkey Business, a little
reminder that many of those hits and classics are really quite good.
Even more variety: Travis Ricks' medium tempo No Need To Cry. But
let's be clear: this treasure trove of black tunes contains something
for everybody, but not everyone will like everything on here equally. |
ROCKIN’
ROLLIN’ USA CANADA VISIT 02: TEENAGE BOOGIE
Ik
ben nog nooit in Canada geweest, maar muzikaal vindt je er je weg
dankzij deze CD en de andere CD’s gewijd aan de Canadese rock
'n' roll tot 1963 in deze nieuwe reeks. De CD gaat van start met het
duo dat The Canadian Sweethearts werd genoemd, Bob & Lucille,
waarvan Lucille de latere superster Lucille Starr werd, bekend van
de megahit The French Song (Quand Le Soleil Dit Bonjour Au Montagnes)
uit 1964. Bob & Lucille staan twee keer op de CD, met de voortreffelijke
hiccuppende gitaar annex piano rocker Eeny-Meeny Miney Moe en met
Freight Train, een vlotte cover van de bekende skiffle song die begin
20ste eeuw werd gecomponeerd door de Amerikaanse folkzangeres Elizabeth
Cotten. Cotten werkte in de jaren '40 als huishulpje bij de familie
van Pete Seeger die het nummer van haar leerde en mee naar Engeland
nam waar het een skiffle klassieker werd in de versie van Nancy Whiskey
begeleid door de band van Chas McDevitt. Wist u dat The Crew Cuts,
ja, die van Sh-Boom, ook Canadees waren? Ik heb er nooit bij stil
gestaan, en dat kan ik evenmin bij hun cover van Susie-Q hier die,
euh, ongewoon klinkt: denk u een vocal harmony groep in tegen de achtergrond
van een sessiegitarist die James Burton's hypnotiserende riffs naspeelt
zonder koeienbel, en u komt in de buurt. Ik dacht eerst dat Midnight
Sun Rock van de Canadees Al Oster niet over Canada maar over IJsland
ging, want volgens mij was IJsland het land van de middernachtzon.
Het gaat echter over Yukon, het meest noordwestelijk gelegen deelgebied
van Canada dat óók het land van de middernachtzon wordt
genoemd. Arkansas Jane daarentegen is van een groep uit Detroit, The
Millionaires, werd gecomponeerd door de Amerikaanse countryzanger
Dallas Frazier en geleased aan het Canadees label Quality. Het nummer
zelf is gebaseerd op de Bo Diddley beat en doet wat denken aan Ronnie
Hawkins die dan weer wel een Canadees was maar niet op de CD staat.
Misschien komt ie nog aan bod op een van de volgende Canadese CD’s
in de Rockin' Rollin' USA reeks die minstens zeven Canadese CD’s
zal gaan bevatten. Amerikaanse opnames van Amerikaanse artiesten die
te koop waren op de Canadese markt zijn The Mello Kings met de doo-wopper
Baby Tell Me (Why Why Why), Curtis Lee's vrolijke Beverly Jean en
Eugene Church's netjes afgeborstelde zwarte Good News. Bovengespit
uit het oneindige rijk der covers zijn Les Vote's cleane rockabilly
uitvoering van I'm Gonna Sit Right Down And Cry (Over You), Ricky
Nelson's I Got A Feeling door Larry Lee & the Leesures, Carl Perkins'
Your True Love door Frank Rondell & the Chancellors en Charlene
Carter's Hello Baby door de Canadese zangeres Myrna Lorrie die het
nummer evenwel opnam in Nashville, zo lees ik in de linernotes van
samensteller Mark Armstrong die voortborduurt op het pionierswerk
van Cees Klop's twaalfdelige Early Canadian Rockers reeks op Collector
Records van twintig jaar geleden. Teenage Boogie als western swing
inclusief accordeon door Judy Warren begeleid door Lloyd Wright &
the Radio Rangers moet je horen om te geloven. Laat ik dat parafraseren:
je moet het één keer in je leven gehoord hebben. Keray
Regan klinkt in Vibratin' een beetje als de bonte hillbilly bende
van The Maddox Brothers & Rose, in sterk stroll werk wordt voorzien
door The Big Black Jacket van Marcel St. Jean & the Jitters, en
de primitivos van dienst zijn The Hi-Fives (Mean Old Woman), Gerry
Fiander (So Long Goodbye) en de door toeterende sax aangedreven white
rockers The Novatones (Mary Lee). Instrumentaliteit: The Whistling
Stroll van The Bucks is een trage gitaarstroll met sfeervol gefluit
uit de tijd toen kunstfluiten nog een olympische discipline was. Odd
one out: de in het Frans gezongen variété boogie met
vibrafoon Ah Oui Je L'Aime Tant van Les Trois Clefs. Zoals Paul van
Vliet placht te zeggen in De Boer: ja, dat zijn leuke dingen voor
de mensen.
I've
never been to Canada, but musically you'll find your way around there
thanks to this CD and the other CD’s dedicated to Canadian rock
'n' roll up to 1963 in this new series. Volume 2 kickstarts with the
duo they called The Canadian Sweethearts, Bob & Lucille, whose
Lucille was future superstar Lucille Starr who scored a mega hit in
1964 with The French Song (Quand Le Soleil Dit Bonjour Au Montagnes).
Bob & Lucille feature twice on the CD with the excellent hiccupping
guitar cum piano rocker Eeny-Meeny Miney Moe and with Freight Train,
a smooth upbeat cover of the well known skiffle song composed by female
American folk singer Elizabeth Cotten in the early 20th century. Pete
Seeger learned the tune from her when she worked as a domestic aid
in the Seeger household in the 1940s and took it to England where
it became a skiffle classic in the version recorded by Nancy Whiskey
with Chas McDevitt's band. Did you know that The Crew Cuts, yes, the
Sh-Boom Crew Cuts, were also Canadian? It never crossed my mind, but
now I can't get their cover of Susie-Q here out of my mind as it sounds,
uh, unusual: imagine if you can a vocal harmony group against the
backdrop of a session guitarist copying James Burton's hypnotic riffs
without the cowbell. My initial thought was that Canadian Al Oster's
Midnight Sun Rock was not about Canada but about Iceland because that's
the land of the midnight sun as far as I know. Turns out it's about
Yukon, the westernmost Canadian territory which is also known as the
land of the midnight sun! Arkansas Jane on the other hand is by a
group from Detroit called The Millionaires, was composed by American
country singer Dallas Frazier and leased to the Canadian label Quality
Records. The song itself is based on the Bo Diddley beat and is somewhat
reminiscent of Ronnie Hawkins, who was of course Canadian but does
not appear on the CD. Maybe he will on one of the next Canadian instalments
in the Rockin' Rollin' USA series which will include at least seven
Canadian CD’s. American recordings by American artists available
on the Canadian market include The Mello Kings' doo-wopper Baby Tell
Me (Why Why Why), Curtis Lee's upbeat Beverly Jean and Eugene Church's
nice 'n' clean black track Good News. Dug up from the infinite realm
of the cover songs are Les Vote's clean rockabilly rendition of I'm
Gonna Sit Right Down And Cry (Over You), Ricky Nelson's I Got A Feeling
by Larry Lee & the Leesures, Carl Perkins' Your True Love by Frank
Rondell & the Chancellors and Charlene Carter's Hello Baby by
Canadian singer Myrna Lorrie who recorded the song in Nashville, as
I read in the liner notes by Mark Armstrong who continues the work
pioneered by Holland's Cees Klop on his twelve part Early Canadian
Rockers CD series on Collector Records twenty years ago. Teenage Boogie
done western swing style including accordion by Judy Warren with Lloyd
Wright & the Radio Rangers has to be heard to be believed. Let
me rephrase that: must be heard one time in your life. Keray Regan's
Vibratin' sounds a bit like the motley hillbilly gang of The Maddox
Brothers & Rose, Marcel St. Jean & the Jitters provide the
strong stroller The Big Black Jacket, and the primitivos on duty are
The Hi-Fives (Mean Old Woman), Gerry Fiander (So Long Goodbye) and
the honking sax driven white rock of The Novatones (Mary Lee). Instrumentality:
The Whistling Stroll by The Bucks is a slow guitar stroll with atmospheric
whistling from back in the days when whistling was an Olympic discipline.
The odd one out is the variety boogie with vibraphone Ah Oui Je L'Aime
Tant sung in French by Les Trois Clefs. Them good old days!
|
JAMBALAYA:
RHYTHM & WESTERN VOLUME 7
Potverdikkie, wij hebben amper de eerste CD in deze reeks verwerkt
en Koko Mojo zit al aan Volume 7! Rhythm & Western, samengesteld
door Little Victor Mac, behandelt zwarte artiesten die country zingen,
of op zijn minst het zwarte equivalent van country, want muziek evolueert
organisch en het gaat hier meer over het incorporeren van elementen
uit de country muziek dan over het coveren van country songs. Toch
staan er een aantal gekleurde uitvoeringen op van nummers die in sé
puur blank zijn, zoals Nat King Cole's popcover van Wolverton Mountain,
de gigantische countryhit van Claude King uit 1962, en Take Me Back
To My Boots And Saddle van zingende cowboy Gene Autry in de larger
than life versie van Screaming Jay Hawkins wiens bulderstem klinkt
alsof hij zingt vanuit een grafkelder. Hank Williams' Jambalaya klonk
bij Titus Turner in 1952 als een dronken feest in New Orleans, Maxwell
Davis maakt een vlotte instrumentale sax swinger van Hey Good Lookin',
Amos Milburn neemt square dans en maakt er boogie woogie van in Square
Dance Boogie, en Big Rock Joe From Kokomo van Piano Red klinkt als
Moon Mullican. Tell Me Who kennen de meesten wel als Sun opname van
Warren Smith, deze CD bevat het origineel van Big Maybelle en dat
was een bonafide jiver. Wie Mickey & Sylvia enkel kent van hun
smachtende ballade Love Is Strange zal verheugd zijn hun uptempo There'll
Be No Backin' Out te ontdekken. Along Came Jones van de altijd leuke
Coasters is een Leiber-Stoller compositie met een verhaaltje over
een fictieve western serie op TV, al putte de rock 'n' roll klassieker
duidelijk inspiratie uit de gelijknamige Gary Cooper western komedie
uit 1945. The Platters dragen hun cover van Tennessee Ernie Ford's
Sixteen Tons bij, gezongen door baszanger Herb Reed die nog dieper
gaat dan Screaming Jay Hawkins. Over de origine van Bobby "Blue"
Bland's soulvolle Close To You en Ray Sharpe's rhythm 'n' blues stroller
The Bus Song moet ik het antwoord schuldig blijven, en in hoeverre
songs als Rosco Gordon's Sun opname Sally Jo of Young Jessie's rocker
Do You Love Me iets met country te maken hebben mag u zelf uitmaken.
Dat geldt ook voor Glory Glory (To His Name) van Reverend Gatemouth
Moore (de tracklisting zegt Reverend Gatemouth Brown maar dat was
een blueszanger, de summiere hoesnota’s identificeren Moore
wél correct), gospel boogie die eerder op de Sin On Saturday
Pray On Sunday serie thuishoort. Raise A Ruckus Tonight van Buster
Brown, rock 'n' roll gebouwd op een gospelstructuur, staat daar trouwens
inderdaad op. Misschien lag de kruisbestuiving tussen blues en country
langer geleden nog dichter bij elkaar, want Crazy About Nancy Jane
van Washboard Sam uit 1936 (!!! ) leunt muzikaal sterk aan bij de
western swing. Ook in van origine zwarte pop songs als A Little Bit
Of Loving van Little Willie John en Baby Washington's vioolballade
Deep Down Love hoor je blanke elementen, en de toekomstige soul grootheid
Solomon Burke geeft Ivory Joe Hunter's zwarte ballade I Almost Lost
My Mind effectief een country touch. Andere vroege opnames van artiesten
die later beroemd zouden worden in heel ander genres zijn Sam &
Dave met het toffe Keep A Walkin' uit 1962, Joe Tex met Wicked Woman
uit 1961, en Lou Rawls met het popnummer Love Love Love uit 1959,
opnieuw drie nummers die ik niet als country zou bestempelen. Feit
is evenwel dat Love Love Love, origineel van de zwarte Clovers, ook
is opgenomen door bleekscheten als Bobby Vee, Gene Vincent en Dean
Martin. Nog meer vlotte pop wordt afgeleverd door Joe Seneca (Rick-A-Chick).
Een van de weinige songs die echt richting country gaan is Brook Benton's
verhalende Crazy In Love With You met een banjo, een mooie combinatie
met Benton's warme stem. De CD eindigt met een opname van de ons geheel
onbekende Percy Marshall uit 1961 getiteld Leaving Town, één
man op één akoestische gitaar, en dan zit je logischerwijs
heel dicht bij één blanke zanger op één
akoestische gitaar.
Darn,
we barely had the time to listen to the first CD in this series and
Koko Mojo is already at Volume 7! Rhythm & Western, compiled by
Little Victor Mac, covers black artists singing country, or at least
the black equivalent of country, as music evolves organically and
this is more about incorporating elements from country music than
about covering country songs. Still, there's some sepia versions here
of songs that are white as snow in origin, like Nat King Cole's pop
cover of Claude King's gigantic 1962 country hit Wolverton Mountain
and singing cowboy Gene Autry's Take Me Back To My Boots And Saddle
in the larger-than-life version by Screaming Jay Hawkins whose bellowing
voice sounds like he's in a burial chamber. Hank Williams' Jambalaya
sounds like a drunken party in New Orleans hosted by Titus Turner
in 1952, Maxwell Davis turns Hey Good Lookin' into a rollicking instrumental
sax swinger, Amos Milburn turns square dance into boogie woogie in
Square Dance Boogie, and Piano Red's Big Rock Joe From Kokomo sounds
like Moon Mullican. Most of you will be familiar with Warren Smith's
Sun recording Tell Me Who, but this CD contains Big Maybelle's original
which is a bona fide jiver. If you only know Mickey & Sylvia from
their smouldering ballad Love Is Strange you'll be delighted to discover
their uptempo There'll Be No Backin' Out. Along Came Jones by the
always jolly Coasters is a Leiber-Stoller composition with a story
about a fictional western series on TV, although the rock 'n' roll
classic clearly drew inspiration from the 1945 Gary Cooper western
comedy of the same name. The Platters contribute their cover of Tennessee
Ernie Ford's Sixteen Tons, sung by bass singer Herb Reed who goes
even deeper than Screaming Jay Hawkins. As to the origins of Bobby
"Blue" Bland's soulful Close To You and Ray Sharpe's rhythm
'n' blues stroller The Bus Song, I have no idea, and to what extent
songs like Rosco Gordon's Sun recording Sally Jo or Young Jessie's
rocker Do You Love Me have anything to do with country I'll leave
up to you. The same goes for Glory Glory (To His Name) by Reverend
Gatemouth Moore (the track listing says Reverend Gatemouth Brown but
that was a blues singer, the limited sleeve notes do identify Moore
correctly), gospel boogie which would seem more at home on the Sin
On Saturday Pray On Sunday series, as is indeed Buster Brown's Raise
A Ruckus Tonight, rock 'n' roll built on a gospel structure. Perhaps
the cross-pollination between blues and country was more obvious a
longer time ago, as Washboard Sam's Crazy About Nancy Jane from 1936
(!!! ) leans strongly towards western swing. You can also hear white
elements in pop songs of black origin like Little Willie John's A
Little Bit Of Loving and Baby Washington's violin ballad Deep Down
Love, and future soul great Solomon Burke indeed infuses Ivory Joe
Hunter's black ballad I Almost Lost My Mind with a touch of country.
Other early recordings by artists who would later become famous in
very different genres include Sam & Dave's fun Keep A Walkin'
from 1962, Joe Tex' Wicked Woman from 1961, and Lou Rawls' 1959 pop
song Love Love Love, again three songs I wouldn't classify as country.
It's a fact however that Love Love Love, originally done by the black
Clovers, was also recorded by whiteys like Bobby Vee, Gene Vincent
and Dean Martin. More smooth pop is delivered by Joe Seneca (Rick-A-Chick).
One of the few songs really aiming for country is Brook Benton's narrative
Crazy In Love With You with a banjo, a nice combination with Benton's
warm voice. Final track is a 1961 recording by one Percy Marshall
titled Leaving Town, one man on one acoustic guitar, obviously very
close to one white singer on one acoustic guitar. |
24 mei 2023
ROCKIN’
ROLLIN’ USA CANADA VISIT 01: SHHHHHHH BLAST OFF Een
nieuwe week, een nieuwe Atomicat/Koko Mojo reeks, maar nu op zusterlabel
Pan-American. Dit keer zien ze de zaken evenwel héél
groots: dit wordt een serie waarin ze het Amerikaanse rock ‘n’
roll landschap staat per staat gaan bekijken. Er zijn uiteraard al
ontelbare individuele compilaties verschenen betreffende bepaalde
staten, niet alleen op labels als Bear Family en Ace maar ook op Koko
Mojo zelf met de Southern Bred reeks, maar die focussen logischerwijze
op de voor de meest hand liggende muziekstaten. Er bestaan ook een
aantal CD boxen gewijd aan bepaalde staten, maar dit is bij ons weten
de eerste keer dat iemand het in zijn hoofd haalt álle Amerikaanse
staten aan een rock 'n' roll onderzoek te onderwerpen. En die iemand
is, hoe kan het anders, Atomicat samensteller en DJ Mark Armstrong.
Amerika telt 50 staten, en als Armstrong meer dan één
CD per staat gaat gebruiken, dan zijn we nog niet aan de nieuwe patatten.
Bovendien begint ie bij de buren van de Verenigde Staten in Canada,
van waaruit indertijd ook Collector Records heel wat rock ‘n’
roll naar Nederland heeft gesleept, en alleen al voor Canada staan
heeft hij minstens zeven CD’s in de pijplijn! Het uitgangspunt
hierbij zijn niet alleen Canadese opnames van Canadese artiesten op
grote en lokale Canadese labels als Aragon, Apex Français,
Barry, Quality, Chateau en Rodeo, maar ook Amerikaanse singles geleased
aan Canadese labels of verschenen op de Canadese afdeling van Amerikaanse
labels, wat verklaart waarom je op Volume 1 ook Charlie Gracie (de
jiver (You Got) A Heart Like A Rock) en The Frogmen (de kikker instrumental
Underwater) tegenkomt. De bekendste Canadezen, zo bekend dat je zou
denken dat het Amerikanen waren, zijn Jack Scott (het dreigende Two
Timin’ Woman), neuzelaar Hank Snow (de aalgladde hillbilly boogie
Loose Talk) en in mindere mate Ted Daigle (een cover van Carl Perkins’
countrybilly Tennessee, dus eigenlijk een Canadees die pocht dat ie
uit Tennessee komt), maar voor de rest is dit de parade van de onbekende
soldaat die van start gaat met The Asteroids die een fusée
afsteken in Shhhhhhh Blast Off en als een soort Canadees equivalent
van Joe Bennett & the Sparkletones kunnen beschouwd worden. De
CD bevat 28 rockende movers en shakers 1955-1963, aldus de liner notes
die summiere biografische info bieden voor elke track, en het is logisch
dat het hele spectrum aan rock ‘n’ roll stijlen de revue
passeert, van wild gooi en smijtwerk (Rock Me Baby van Les Vogt &
the Prowlers) over vlotte piano rock ‘n’ roll (Oh What
Love Is van Jack Bailey & the Naturals) tot verrassend veel rockabilly
(That Big Old Moon van Buddy Burke & the Canadian Meteors, Moonlight
Party en Rockin' Blues van The Del-Tones, Hot Rod van The Stripes,
Rock Doll van Bernie Early, Rock 'n' Roll Lullaby van Reg Smith die
blijkbaar een neef van Hank Snow was), maar ook country boogie bop
(Listen To My Heart Strings van Myrna Lorrie), sympathiek in het oor
liggende vocale rock 'n' roll (Janie van Terry Roberts & the Deans,
Just A Little Too Much van Larry Lee & the Leesures), teen rock
(Tiger Lil van Jack Bailey & the Naturals) en sixties rock ‘n’
roll (3 Wild Women van Stan Cayer). De liefhebbers van instrumentale
rock 'n roll komen aan hun trekken met Megatwist van Les Mégatones
in de melodieuze uptempo stijl van The Ventures, de zwaar strollende
gitaar van Ken Davidson's Teenage Walk en het pickende Rockelene van
Tex Pedersen & his Sunset Ramblers. Ontbreken evenmin: een onbekende
cover, met name Wanda Jackson’s I Gotta Know door Joyce Hahn,
en de lokale wackobilly in de vorm van Leo Benoit’s in het Frans
gezongen Le Rock ‘n’ Roll C’est Bon. Het enige wat
hier eigenlijk niet op staat is zwarte rock ‘n’ roll,
naar ik aanneem omdat er in Canada minder Afro-Amerikanen rondliepen
dan in Amerika zelf. Volgens de liner notes was één
artiest hier zwart, Joey Hollingsworth, en één keer
dat je dat weet hoor je het inderdaad aan zijn rocker Yow Are You
Hungry Baby. Oordeel: dit is de veelbelovende start voor een muzikale
roadtrip, maar ik ga wel eerst even langs de bank passeren om alvast
een lening af te sluiten.
Another new week, another new Atomicat/Koko Mojo series, but now on sister label Pan-American. This time however they're looking at the big picture: this series will chronicle the American rock 'n' roll landscape state by state. Of course there have been countless compilations about individual states before, not only on labels like Bear Family and Ace but also on Koko Mojo's own Southern Bred series, but those logically focussed on the most obvious musical states. There are also a number of CD boxes dedicated to a couple of states, but this is as far as we know the very first time that someone attempts to investigate each and every American state. That someone is compiler and DJ Mark Armstrong. Who else would take on this challenge? America consists of 50 different states, and if he is going to use more than one CD per state, we're in for a virtually endless series. He even starts outside of the United States with neighbouring Canada, fertile rock 'n' roll territory as evidenced by the Collector CD’s from Cees Klop, and for Canada alone Armstrong is preparing at least seven CD’s! The premise is not only Canadian recordings by Canadian artists on major and local Canadian labels such as Aragon, Apex Français, Barry, Quality, Chateau and Rodeo, but also American singles leased to Canadian labels or appearing on the Canadian division of American labels, which explains why Volume 1 also features Charlie Gracie (the jiver (You Got) A Heart Like A Rock) and The Frogmen (the frog instrumental Underwater). The best known Canadian artists, so well known you'd be forgiven to think they were Americans, are Jack Scott (the menacing Two Timin' Woman), country icon Hank Snow (the smooth hillbilly boogie Loose Talk) and to a lesser degree Ted Daigle (a cover of Carl Perkins’ country billy Tennessee, so basically he's a Canadian boasting to be from Tennessee), but otherwise this is the parade of the unknown soldier led by The Asteroids firing off a rocket in Shhhhhh Blast Off sounding like they were the Canadian equivalent of Joe Bennett & the Sparkletones. According to the liner notes that offer brief biographical info for each track the CD contains 28 rockin' movers and shakers 1955-1963 that encompass the whole spectrum of rock 'n' roll styles from wild ones (Les Vogt & the Prowlers' Rock Me Baby) over cool piano rock 'n' roll (Jack Bailey & the Naturals' Oh What Love Is) to a surprising number of rockabilly inspired tracks (Buddy Burke & the Canadian Meteors' That Big Old Moon, The Del-Tones' Moonlight Party and Rockin' Blues, The Stripes' Hot Rod, Bernie Early's Rock Doll, Rock 'n' Roll Lullaby by Reg Smith who apparently was a cousin of Hank Snow), along the way taking in country boogie bop (Myrna Lorrie's Listen To My Heart), sympathetic sounding vocal rock 'n' roll (Terry Roberts & the Deans' Janie, Larry Lee & the Leesures' Just A Little Too Much), teen rock (Jack Bailey & the Naturals' Tiger Lil) and sixties rock 'n' roll (Stan Cayer's 3 Wild Women). Fans of instrumental rock 'n roll can get their kicks with the melodic uptempo Ventures style of Les Mégatones' Megatwist, the heavy strolling guitar of Ken Davidson's Teenage Walk and Tex Pedersen & his Sunset Ramblers' pickin' Rockelene. The odd unknown cover is Wanda Jackson's I Gotta Know performed by one Joyce Hahn, and the local wackobilly is Leo Benoit crooning Le Rock 'n' Roll C'est Bon in French. The only rock 'n' roll style we don't hear is black rock 'n' roll, presumably because there were far fewer African-Americans in Canada than in America itself. According to the liner notes there's one black artist here, Joey Hollingsworth, and once you know that it's indeed audible when listening to his rockin' Yow Are You Hungry Baby. Verdict: this is the promising start for a musical road trip, but I'll pay a visit to the bank first to take out a loan. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
THE
ROCKIN' SPOT VOLUME FOUR: CHERYL
Rock
'n' roll, rock 'n' roll en rock 'n' roll, zo zou je deze 28 tracks
daterend van 1955 tot 1963 met één uitspatting naar
1950 kunnen samenvatten. Zonder een scheut rockabilly te vergeten
uiteraard. The Rockin' Spot nummer 4 bevat de gebruikelijke stilistische
mix die we inmiddels kennen en goed vinden van Atomicat Records, waaronder
zwarte rockers (Juicy Fruit van Rudy Green), black boogie swing (New
Rebecca van Roy Brown, Sweet Lucy Brown van Wynonie Harris), zwarte
doo-wop jivers (Sweet Loretta van The Maharajahs, Tall Lanky Papa
van The Four Sounds) en uptempo blanke doo wop (Cheryl van The Elgins).
Gene Vincent levert de snelle stroll Anna Annabelle aan, en er zijn
female rockers als Jeanie Dell die in Hey Willy klinkt als Connie
Francis maar dan écht rockend, inclusief een wilde white rock
gitaar- én sax solo. Nog meer rockwerk om duimen, vingers en
andere lichaamsdelen af te likken is er van Danny Zella & the
Larados alias Danny Zella & the Zell Rocks (Sapphire), Jackie
Dallas alias Jackie Clark (Lorraine), Roger & the Tourains (Searchin'
For A Girl), The Invictas (Nellie), Bobby Dean (het rondspringende
Dime Store Pony Tail), Dave Day (dezelfde Dave "Diddle"
Day van Blue Moon Baby, zijn Jelly Billy hier is sneller) en Cliff
Nash & the Rockaways (de rechtdoor white rocker Jennie Lou). Absoluut
killer is het niet onbekende Snaggle Tooth Ann van Gene Norman &
the Rocking Rockets. Pity Miss Kitty is verrassend rockend voor Bobby
Darin, Susie is een rustige maar indringende gitaar instrumental van
Dick Poulton, sneller en intenser is de striemende gitaarinstrumental
Mona My Love van Wild Bill & the Blue Denims, en tot de betere
teen rock behoort Oh Ricky van The Gaye Sisters die merkwaardig genoeg
klinken als jongens op een single die ook verscheen onder de naam
The Beverly Sisters én als The Secretaries. Met Jackie Lee
Cochran's Endless Love staat hier zelfs een ballade op, hoewel het
bekendste nummer Billy Lee Riley's Sun klassieker Pearly Lee is. Absoluut
niks aan te merken op deze door Mark Armstrong samengestelde CD! Rock
'n' roll, rock 'n' roll and rock 'n' roll, that's what these 28 tracks
1955-1963 with one sideline back to 1950 come down to. Not forgetting
a dash of rockabilly, of course. The Rockin' Spot number 4 contains
the usual stylistic mix we have come to know and love from Atomicat
Records, including black rockers (Rudy Green's Juicy Fruit), black
boogie swing (Roy Brown's New Rebecca, Wynonie Harris' Sweet Lucy
Brown), black doo-wop jivers (The Maharajahs' Sweet Loretta, The Four
Sounds' Tall Lanky Papa) and uptempo white doo wop (The Elgins with
Cheryl). Gene Vincent delivers the fast stroll Anna Annabelle, and
there are female rockers like Jeanie Dell who sounds like Connie Francis
in Hey Willy but really rocks, showcasing a wild white rock guitar
ànd sax solo. More fingerlicking rock 'n' roll to satisfy your
needs are offered by Danny Zella & the Larados aka Danny Zella
& the Zell Rocks (Sapphire), Jackie Dallas aka Jackie Clark (Lorraine),
Roger & the Tourains (Searchin' For A Girl), The Invictas (Nellie),
Bobby Dean (the bouncy Dime Store Pony Tail), Dave Day (the same Dave
"Diddle" Day from Blue Moon Baby fame, his Jelly Billy on
offer here is faster) and Cliff Nash & the Rockaways (the straight
ahead white rocker Jennie Lou). Absolutely killer is Gene Norman &
the Rocking Rockets' not unfamiliar Snaggle Tooth Ann. Pity Miss Kitty
is surprisingly rockin' for Bobby Darin, Susie is a relaxed but penetrating
guitar instrumental by Dick Poulton, faster and more intense is Wild
Bill & the Blue Denims' stratospheric guitar instrumental Mona
My Love, and an example of how good teen rock can be is Oh Ricky by
The Gaye Sisters who curiously enough sound like boys on a 45 that
also appeared under the name The Beverly Sisters as well as as by
The Secretaries. With Jackie Lee Cochran's Endless Love there's even
a ballad included, though the best known song is Billy Lee Riley's
Sun classic Pearly Lee. Absolutely no complaints regarding this CD
compiled by Mark Armstrong! |
SWING-A-RAMA
VOLUME 1
Best wel grappig: ik ken samensteller Mark Armstrong als iemand die van vele muzikale markten thuis is, maar als er één genre is waar hij niet van houdt, dan is het wel swing. Toch stak hij voor u en mij deze CD in elkaar! De opener, Cab Calloway's majestueus hi-de-ho-ënde Minnie The Moocher, geeft al meteen aan waar de CD naartoe gaat, namelijk een avondje uit naar de rokerige jazzclubs en de helverlichte danspaleizen van de jaren '40. Calloway heeft dat nummer in zijn lange carrière minstens vijf keer opgenomen, en dit is de versie uit 1954 op Bell Records waardoor het gelijk niet zo ouderwets klinkt als in 1931. Maar er staat wel degelijk veel van die stokoude muziek met klarinetten en trombones en gedempte trompetten op de CD, zoals Glenn Miller's instrumentale GI jive King Porter Stomp uit 1938, Artie Shaw's Non-Stop Flight (1936) en Duke Ellington's al even instrumentale Perdido (1942), nummers die je eerder als soft jazz dan als swing zou kunnen bestempelen. 't Is muziek die oud blééf klinken: Jeep Jockey Jump van Jerry Gray die het vak leerde bij Shaw en Miller dateert uit 1951 maar klinkt minstens 10 jaar ouder - het verscheen in 1951 dan ook op Gray's 10 inch LP A Tribute To Glenn Miller. Er is zwarte vocal harmony (Jump Session van Slim & Slam en die Slim is Slim Gaillard) en vooroorlogse swing (Big Fat Mama van Trevor Bacon met het orkest van Lucky Millinder), het charlestonnende The Dipsy Doodle (Chick Webb in 1937) kennen we van Bill Haley & the Comets, Baby Face (Butch Stone in 1948) van Brenda Lee, en er is nog meer dixieland met Chuck Richards' If You Ever Should Leave. Louis Prima legde reeds in 1935 de fundering voor zijn jaren '50 hits met het piepende It's The Rhythm In Me, de oudste track op de CD, en de band van Woody Herman gaat wild tekeer in Caldonia. De grens tussen jazz, swing en crooners is soms erg dun: Ella Fitzgerald's Baby Won't You Please Come Home (1940), Anita O'Day's Georgia On My Mind met de band van Gene Krupa (1941), Lena Horne's Deed I Do (1948), Les Brown's How About You (1954), en Kay Starr's I've Got My Love To Keep Me Warm (1956) - de jaren '50 waren ondanks alle rock 'n' roll zowat de hoogdagen van die vlotte croonerswing. Ondeugender én swingender is Julia Lee's If It's Good. Waarlijk alle swingstijlen komen aan bod, van de speelse instrumentale jazz improvisatie Dancers In Love van Duke Ellington, een V-disc uit 1945, tot jazzy rhythm 'n' blues swing (Roy Milton met Red Light, gecoverd door Merrill Moore), gescat (Louis Armstrong & the Mills Brothers met The Flat Foot Floogee), en instrumentale Woody Allen zigeurnerswing op akoestische gitaar en viool van het vingervlugge Quintette Des Hot Club De France met Django Reinhardt en Stephane Grappelli (Swinging With Django en Hot Lips). Veel instrumentaal werk trouwens: meer dan één derde van de opnames, die vreemd genoeg bijna allemaal geconcentreerd zijn in de eerste tien nummers van de CD. De CD eindigt met twee pure crooners. Frank Sinatra (You Make Me Feel So Young uit 1956) op een Atomicat CD, wie had het ooit kunnen denken... Samengevat: met 20 van de 28 tracks pré-1950 is dit een heel rustige CD voor de At's Crazy Record Hop fans onder u! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
Now ain't that funny. I know compiler Mark Armstrong as someone who is perfectly at home in many musical genres, but if there is one genre he doesn't like it's swing music. Yet he did put together this CD for your and my listening pleasure! The opening track, Cab Calloway's majestically hi-de-ho-ing Minnie The Moocher, straightaway points out where the CD is heading: a night out at the smoky jazz clubs and brightly lit dance palaces of the 1940s. Calloway recorded that song at least five times in the course of his long career and this is the 1954 version on Bell Records which makes it sound not as oldfashioned as his original 1931 recording. But there's indeed a lot of very old music with clarinets and trombones and muted trumpets on the CD, such as Glenn Miller's 1938 instrumental GI jive King Porter Stomp, Artie Shaw's Non-Stop Flight (1936) and Duke Ellington's equally instrumental Perdido (1942), songs that could be classified as soft jazz rather than swing. It's music that kept sounding old: Jeep Jockey Jump by Jerry Gray who learned the trade under Shaw and Miller is from 1951 but sounds at least 10 years older - it's not a coincidence it appeared in 1951 on Gray's 10 inch A Tribute To Glenn Miller. There's black vocal harmony (Jump Session by Slim & Slam, Slim being Slim Gaillard) and pré-war swing (Big Fat Mama by Trevor Bacon with Lucky Millinder's orchestra), the charleston The Dipsy Doodle (Chick Webb in 1937) we know from Bill Haley & the Comets, Baby Face (Butch Stone in 1948) was also done by Brenda Lee, and there's more dixieland with Chuck Richards' If You Ever Should Leave. Louis Prima already laid the brickwork for his 1950s hits in 1935 with the squeaky It's The Rhythm In Me, the oldest track on the CD, and Woody Herman's band goes wild in Caldonia. The lines between jazz, swing and crooners are sometimes very thin with Ella Fitzgerald's Baby Won't You Please Come Home (1940), Anita O'Day's Georgia On My Mind with the band of Gene Krupa (1941), Lena Horne's Deed I Do (1948), Les Brown's How About You (1954), and Kay Starr's I've Got My Love To Keep Me Warm (1956) - despite the rock 'n' roll revolution the 1950s were pretty much the heyday of smooth crooner swing. More risqué ànd more swinging is Julia Lee's If It's Good. All the different swing styles are covered, from Duke Ellington's playful instrumental jazz improvisation Dancers In Love (a 1945 V-disc) to jazzy rhythm 'n' blues swing (Roy Milton's Red Light, covered by Merrill Moore), scat (Louis Armstrong & the Mills Brothers' The Flat Foot Floogee) and instrumental Woody Allen gypsy swing on acoustic guitar and violin by the fingerpicking Quintette Des Hot Club De France with Django Reinhardt and Stephane Grappelli (Swinging With Django and Hot Lips). Lots of instrumental stuff on here by the way: more than one third of the tracks, oddly enough almost all of them among the first ten tracks of the CD. The CD ends with two 100 % crooners. Frank Sinatra (1956's You Make Me Feel So Young) on an Atomicat CD, who would ever have thought... To sum it up: with 20 out of the 28 tracks pré-1950 this is a very relaxed CD for those among you who enjoy going to 1940s events.Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
LET'S
THROW A ROCKIN' SOUL PARTY 5
Deze
reeks zit ook al aan nummer 5! Laat ik maar meteen bekennen: ik vind
soul muziek best okee. De uptempo soul met lekker veel blazers in
elk geval, genre Soul Man van Sam & Dave. Niet dat ik het persé
nog eens allemaal ga verzamelen, maar als het passeert op de radio
wil ik die niet uit het raam keilen, snappie? Deze CD omvat echter
veel meer dan soul en opent met de vlotte, natuurlijk relaxte Elvis
stijl van Roy Hamilton, en in een nummer als If Only I Had Known hier
hoor je duidelijk waarom Elvis Hamilton zo bewonderde. Het bekendste
nummer is van een meidengroep, Please Mr. Postman van The Marvelettes,
een nummer vol smekende hartstocht representatief voor de 30 songs
1959-1963 hier verzameld. Hartstocht en onschuld zijn de onderliggende
thema’s bij veel van de muziek hier, waarbij ik veel girl group
sounds hoor, ook al zijn de dames soms solo (Myrna March met Our Love
It Grows, Taffie Lee met Stay Away From My Baby) en ook al zijn het
soms jongetjes als The Majors (She's A Troublemaker) en The Rocky
Fellers die er in Like The Big Guys Do zelfs cumbia door draaien.
Enkele songs zijn bekend: Unchain My Heart werd veel later een hit
voor Joe Cocker, maar The Rivingtons houden het bij een swingende
uitvoering zonder papa oom mow mow's. We horen de onmiskenbare invloed
van de grote Ray Charles (Been Savin' All My Love For You van Bobby
Peterson) en de hemelse Sam Cooke (The Lions met No One (No One But
You), Lee Williams & the Moonrays met I'm So In Love), en van
de in violen verpakte Drifters (Freddy Jaye met Thinking Of You, The
Del Vikings met Bring Back Your Heart), niet verwonderlijk want The
Drifters waren in die dagen alomtegenwoordig in de hitlijsten. Some
Kind Of Wonderful van Idalia Boyd is trouwens een cover van The Drifters.
The Pleasures klinken in Music City dan weer als The Coasters, en
The Robins van hun kant gaan de exotische popcorn toer op met Live
Wire Suzie. In I Know van Ray Washington en Return Of Stagger Lee
van Don Revel dat alleen qua tekst iets van doen heeft met die goeie
ouwe Stagger Lee zit dan weer de invloed van de muziek die toen populair
was in New Orleans. Een paar songs zoals Jeb Stuart's Coming Down
With The Blues in 1961 op Sun Records zusterlabel Phillips International
en Sonny Jackson's My Babe cover zijn meer blues geïnspireerd.
You Better Come Home van The Isley Brothers recycleert hun Shout.
Number
5 already! I have a confession to make: I find soul music pretty much
okay. At least uptempo soul music with lots of sax, like Sam &
Dave's Soul Man. Not that I'm necessarily gonna start to collect it,
but when it comes on the radio I don't feel the urge to throw the
radio out of the window, know what I mean? Anyway, this CD covers
much more than soul music, kicking off with Roy Hamilton's smooth
natural laid-back Elvis style, and a song like If Only I Had Known
shows clearly why Elvis admired Hamilton. The best known song is by
a girl group, The Marvelettes' Please Mr Postman, a song full of smouldering
passion and desire representative of the 30 songs 1959-1963 collected
here. Passion and innocence are the underlying themes of much of the
music here, and I hear a lot of girl group sounds, even if the ladies
are sometimes solo (Myrna March's Our Love It Grows, Taffie Lee's
Stay Away From My Baby) and even if they're sometimes boys like The
Majors (She's A Troublemaker) and The Rocky Fellers who even squeeze
in cumbia in Like The Big Guys Do. A couple of songs are familiar:
Unchain My Heart much later became a hit for Joe Cocker, but The Rivingtons
stick to a swinging rendition without papa oom mow mow's. We hear
the unmistakable influence of the great Ray Charles (Bobby Peterson's
Been Savin' All My Love For You) and the heavenly Sam Cooke (The Lions'
No One (No One But You), Lee Williams & the Moonrays' I'm So In
Love), and of the violin wrapped Drifters (Freddy Jaye's Thinking
Of You, The Del Vikings' Bring Back Your Heart), not surprising as
The Drifters were omnipresent in the charts in those days. Idelia
Boyd's Some Kind Of Wonderful is a Drifters cover by the way. The
Pleasures' Music City on the other hand sounds like The Coasters,
while The Robins go exotic popcorn in Live Wire Suzie. Ray Washington's
I Know and Don Revel's Return Of Stagger Lee which only lyrically
has something to do with good old Stagger Lee are influenced by the
music that was popular in New Orleans at the time. A few songs like
Jeb Stuart's Coming Down With The Blues in 1961 on Sun Records sister
label Phillips International and Sonny Jackson's My Babe cover are
more inspired by the blues, and The Isley Brothers' You Better Come
Home recycles their Shout. |
Vinyl Recensies
13 mei 2023
ROOTS OF THE REV VOL 1/ REVEREND HORTON HEAT
Het is wellicht tekenend voor de lamentabele toestand van de muziekbusiness:
artiesten die zelf materiaal opnemen én uitbrengen. Waarom?
Omdat geluidsdragers niet meer verkopen, alle juichende berichten
over de huidige hausse van de verkoop van vinyl ten spijt. Reverend
Horton Heat, toch niet de minste, is ook reeds enige tijd op de doe
het zelf toer, en zijn nieuwste album is daar een voorbeeld van: grotendeels
opgenomen in zijn eigen Fun-Guy Studios in Dallas, uit op zijn eigen
Fun-Guy label, en (voorlopig?) enkel te koop op vinyl en via streaming.
Allemaal goed en wel, of beter gezegd, niet goed en wel, want wat
in zulk scenario ontbreekt is distributie. Hoe moeten wij hier in
Europa die LP bestellen? Geen idee, om nog maar te zwijgen van de
prijs. Dan maar via streaming, en bijvoorbeeld via Spotify kan je
dit album integraal en nog steeds helemaal gratis beluisteren.
It is perhaps indicative of the deplorable
state of the music business: artists recording and releasing their
own material. Why? Because physical media don't sell anymore, despite
all the reports about the current boom in vinyl sales. Reverend Horton
Heat, not a small time artist, has also been on a DIY gig for some
time now, and his latest album is the perfect example: it was for
the most part recorded in his own Fun-Guy Studios in Dallas, he released
it on his own Fun-Guy label, and (for the time being?) it's only available
on vinyl and via streaming. So far so good, or rather, not good, because
what's missing in this scenario is distribution. How are we supposed
to order this LP here in Europe? No idea, not to mention the price.
We'll have to use streaming, and for instance on Spotify you can listen
to this album in its entirety and still for free. Roots Of The Rev
Vol 1 is singer-guitarist Jim Heath's first cover album, featuring
twelve covers of mostly but not only well known rock 'n' roll classics.
All songs have a link to or at least a special meaning for the Rev
explained in detail in the liner notes, so no need to go into that
here. The Rev is almost 65 now and has been doing his thing a bit
calmer and a bit less fanatical in recent years. This record sounds
a bit more relaxed, more restrained, more rock 'n' roll and less psychobilly,
less manic. Rockin' Bones (Ronnie Dawson), Crazy Crazy Lovin' (Johnny
Carroll), Race With The Devil (Gene Vincent) and Right String Baby
But The Wrong Yo Yo (Carl Perkins) are 100% rockabilly, School Of
Rock 'n' Roll (Gene Summers) with a calm middle part that includes
a rather superfluous double bass solo and Lights Out (surprisingly
light when compared to Jerry Byrne's original) are 100% rock 'n' roll,
although it obviously remains first and foremost 100% Rev with those
typical outbursts on the guitar and his unmistakable scratchy voice
drowned in echo. We also hear a lot of piano, played by different
pianists including T. Jarrod Bonta. In recent times the Rev always
has a pianist on stage with him, hich instantenously made his music
roll more. He adds nothing to songs that have been done to death like
Ready Teddy (Little Richard, Elvis), Twenty Flight Rock (Eddie Cochran)
and Big River (Johnny Cash), and I prefer a lesser known song like
Faron Young's ballad Three Days written by Willie Nelson which the
Rev perfectly makes his own. Conway Twitty's dramatic Make Me Know
You're Mine is turned into a bluesy stroll, and Sonny Fisher's Little
Red Wagon becomes one of his typical tongue-in-cheek fun songs with
an almost polka rhythm. The album was recorded by Jim Heath and his
long time double bass player Jimbo Wallace (they should get married)
with different drummers including Arjuna Contreras, the last drummer
we saw live at RHH's side. Heath himself also played drums on a couple
of tracks, and on one song even Dale Watson joins in on backing vocals
- four songs were recorded at Watson's Wat-Sun studio in Memphis.
|
FIRE/
MAIBELL & THE MISFIRES
De
voorheen blonde, daarna donkerharige en te oordelen naar het hoesje
nu brunette zangeres Maija ”Maibell” Tenkanen en haar
in 2009 opgerichte Misfires komen uit Finland en na twee CD’s
(Ride Along ETCD 6046 in 2010 en Destiny ETCD 6054 in 2013) plus twee
vinyl singles is het nu driemaal is scheepsrecht met deze nieuwe vinyl
single, net als al die andere releases verschenen in Spanje op El
Toro Records. Al die releases werden gekenmerkt door een sprankelend
cleane flitsende gitaarpickende rockabilly sound die modern doch fris
klinkt, met soms poppy uitstapjes die evenwel nergens storen. Het
geheel doet ons bij momenten denken aan Toini & the Tomcats, een
Noorse band met zangeres uit de jaren '90 waarvan wij destijds fan
waren. A-kant Fire, gecomponeerd door gitarist Kari Kunnas die ook
instond voor de productie, de mixage, de mastering en het artwork
van de single, is een stevig nummer met een flinke bite en een welkome
afwisseling van hardere gitaarpartijen en backing shouts in het refrein
met rustigere melodieuze tussenstukken. Zoals altijd bij Maibell &
the Misfires is de foutloze zang zelfverzekerd en tilt de gitaar het
geheel uit boven de gemiddelde rockabilly plaatje. B-kant Hey You
is van Maibell's hand en ontstond als lichtvoetige jazzy song in een
wandelende akoestische Stray Cat Strut akkoordenprogressie en dito
sfeer waaraan Kunnas en co gitaarriffs, borsteltjes, harmonieën
(de zang werd verdubbeld), veranderingen in toonaard en pop elementen
toevoegen. Het resultaat? Dat mag er absoluut wezen! First
she was a blonde, then darkhaired, and judging from the cover photo
now she's a brunette: here's Maija "Maibell" Tenkanen and
her Misfires, founded in 2009 in Finland, and after two CD’s
(Ride Along ETCD 6046 in 2010 and Destiny ETCD 6054 in 2013) plus
two vinyl singles it's five strikes in a row with their new vinyl
single which like all of their releases came out in Spain on El Toro
Records. All of them are sparkling clean flashy guitar pickin' rockabilly
that sounds modern yet fresh, with occasional digressions into pop
territory that however never bother us. At times their style reminds
us of Toini & the Tomcats, a Norwegian band with a female singer
from the '90s that we really dug at the time. A-side Fire, composed
by guitar player Kari Kunnas who was also took care of the production,
mixing, mastering and artwork of this 45, is a solid piece of powerful
rock 'n' roll with a chunky bite and a welcome alternation between
harder guitar parts and backing shouts in the chorus and more relaxed
melodic interludes. As always with Maibell & the Misfires the
flawless vocals are very confident and the guitar lifts the whole
thing above your average rockabilly record. Flip Hey You was written
by Maibell as a lighthearted jazzy song with a walking acoustic Stray
Cat Strut chord progression and ditto atmosphere to which Kunnas and
co added guitar riffs, brushes, harmonies (the vocals were doubled),
key changes and pop elements. The result is stunning! |
TOUCH AND GO/ MEL PEEKABOO
Nieuwe vinyl single van de Siciliaanse rockabilly zangeres Melania Sapienza,
beter bekend als Mel Peekaboo. Ze bracht twee albums uit waarvan ik
Straight To Your Heart (vinyl LP BE139, 2020) beduidend beter vind
dan haar debuut It's Her (ETCD7024, 2018) wegens te zwak, te flauw
en wat zweverig gezongen tegen een achtergrond van keurig nette doch
misschien iets te vrijblijvende standaard rockabilly begeleiding van
naast haar vaste gitarist annex echtgenoot Massimo Pafumi studiomuzikanten
als Michael Kirscht (gitaar) en Axel Praefcke (drums). Beide albums
zijn dan ook niet perfect maar bezitten wel een zeker onschuldig cachet
en een ontwapenend naïeve charme, een throwback naar de tijd
toen rock 'n' roll en rockabilly nog geen moeilijkdoenerij waren,
percussie bestond uit handclaps en wij maar wat blij waren dat er
ook dames rock 'n' roll zongen. Rock 'n' roll mag immers ook soft
en melodieus zijn. Op deze nieuwe vinyl single wordt ze begeleid door
een volledig Italiaanse band waarin wij naast Pafumi ook Dale Rocka
en Vince Mannino (Vince & the Moon Boppers, Dale Rocka & the
Volcanoes) herkennen. A-kant Touch And Go is een catchy medium tempo
jiver die je zou kunnen beschouwen als de blanke interpretatie van
de swingende nummers van een Ruth Brown of Lavern Baker, opnieuw niet
spectaculair gezongen maar wel met een scherpe gitaarsolo. Eén
solo slechts trouwens. Met zijn nipt twee minuten is het nummer na
een dubbele strofe, die gitaarsolo en nog een enkele strofe al afgelopen
alvorens het echt losbarst. Desalniettemin: could see some action
op de dansvloer, zoals ze dat destijds schreven in de vakpers. B-kant
Just A Little Bit is een melodieuze slow tempo jiver met een melodie
en een verloop helemaal geënt op Bill Haley, en ook de gitaarsolo
had zo uit een van Haley's klassiekers kunnen komen. Een niet onaardige
release die niet zal teleurstellen als je beide Mel Peekaboo albums
te pruimen vond.
|
CD Recensies
MADE
IN ENGLAND/DARREL HIGHAM
Niet
alleen de Zodiac uit 1960 op de hoes is made in England, Darrel Higham
(trouwens de eigenaar van die Zodiac) zelf natuurlijk ook want hij
is sinds midden jaren '90 een vaste waarde in het Britse rock 'n'
roll circuit, niet alleen als zanger-gitarist (Darrel Higham &
the Enforcers, Bob & the Bearcats) maar ook als onvermoeibare
Eddie Cochran promotor, als ontdekker en intussen ex-echtgenoot van
Imelda May, én als duivel doet al bij Foot Tapping Records
(hij speelde alle instrumenten op deze Made In England zelf in) en
de Embassy Studios in Hampshire. Higham brengt CD’s uit aan
de lopende band en degene die ik daar al van heb gehoord zijn allemaal
goed, al heb ik ze nog lang niet allemáál gehoord. Volgens
mij is dit zijn nieuwste album, alleen is de LP Are You Ready nòg
recenter, maar daar is ie aan begonnen in 2006 dus die tel ik even
niet mee. Made In England bevat twaalf covers van Britse rock 'n'
roll songs van eind '50 begin '60 in de stijl van Higham's Ricky Nelson
cover CD Believe What You Hear van vijf jaar geleden, dat wil zeggen
niet slaafs gekopieerd maar allemaal benaderd met Higham's vertrouwde
schorre stem, uptempo rockabilly shuffle groove met contrabas slap
en vlijmscherpe gitaar, een strakke bijna bluesbop beat op een uiterst
jivebaar ritme, een benadering waardoor songs als Dynamite (Cliff
Richard) met surfgitaar en Rock With The Caveman (Tommy Steele) erg
fris en soms heel anders dan de originele uitvoeringen klinken: doorheen
Gonna Type A Letter (Billy Fury) weeft zich een hypnotiserende leadgitaar,
Bad Boy (Marty Wilde) wordt een stroll, en van Lonnie Donegan's skiffle
opus Have A Drink On Me maakt ie uptempo country. Het zijn niet allemaal
klassiekers want de focus ligt op minder bekende songs als Rebel Rock
(Tommy Steele), Play Rough (Johnny Luck in de Britse jeugdmisdaadfilm
Violent Playground uit 1958), Marty Wilde's catchy Your Lovin' Touch,
de melodieuze stroll Miss In-Between (Craig Douglas in 1960 in de
film Climb Up The Wall, is dat ooit op plaat verschenen?), het exotische
I'm Coming Home van Georgia Jones (Higham baseerde zich op de versie
van The Most Brothers) en het gemene Jelly Baby (Jimmy Miller). Omdat
Higham zich volledig in de nummers inleeft en ze volledig naar zijn
capabele hand zet worden die nummers bij deze verheven tot toekomstige
klassieker, en wel degelijk in Higham's versies! We vinden verdorie
zelfs het melodieuze, wat poppy Just Too Late van Peter Jay &
the Blue Men knap! We mogen dan ook gerust van een aanrader spreken
- en niet alleen voor de jivers - door de kwaliteit en de variatie,
en bovendien ook uit op 10 inch vinyl Foot Tapping Records (FT01-10).
Not
only the Zodiac on the cover is made in England, Darrel Higham himself
as well of course for he's been a mainstay on the British rock 'n'
roll circuit since the mid-nineties, not only as a singer-guitarist
(Darrel Higham & the Enforcers, Bob & the Bearcats) but also
as a tireless Eddie Cochran promoter, as discoverer and in the meantime
former husband of Imelda May, and as the guy who basicly runs Foot
Tapping Records (he played all the instruments on Made In England
himself) and Hampshire's Embassy Studios. Higham releases his CD’s
fatser than we can review 'em and each one of his albums I've heard
so far are good, though I'm far from having heard all of 'em. As far
as I know this is his latest album, even though the Are You Ready
LP is more recent, but since he started working on that one back in
2006, I won't take it into account. Made In England contains twelve
covers of British rock 'n' roll songs from the late fifties and early
sixties performed the same way he approached his Ricky Nelson cover
CD Believe What You Hear five years ago, which means not a mere copy
but played with Higham's familiar raspy voice, uptempo rockabilly
shuffle groove with slappin' bass and razor sharp guitar, a tight
almost blues bop beat set to a highly jiveable rhythm, and it makes
songs like Dynamite (Cliff Richard) with surf guitar and Rock With
The Caveman (Tommy Steele) sound magically fresh and sometimes very
different from the original versions: a hypnotic lead guitar is woven
through Gonna Type A Letter (Billy Fury), Bad Boy (Marty Wilde) is
turned into a stroll, and Lonnie Donegan's skiffle opus Have A Drink
On Me becomes uptempo country. It's not only classics as the focus
is on lesser known songs like Rebel Rock (Tommy Steele), Play Rough
(Johnny Luck in the 1958 British JD film Violent Playground), Marty
Wilde's catchy Your Lovin' Touch, the melodic stroll Miss In-Between
(Craig Douglas in the 1960 film Climb Up The Wall, was that one even
ever properly released?), Georgia Jones' exotic I'm Coming Home (Higham
based himself on The Most Brothers' version) and the mean Jelly Baby
(Jimmy Miller). Higham completely immerses himself in the songs and
moulds them capably, elevating them to future classic status, and
we do mean in Higham's versions! Hell, we even like the melodic, somewhat
poppy Just Too Late, originally by Peter Jay & the Blue Men! This
one's a must-have - and not only for the jivers - because of its quality
and variety, and it's even out on 10 inch vinyl Foot Tapping Records
(FT01-10). |
26 april 2023
DESTINATION
FREEWAY
Bear
Family bracht al verschillende zomercompilaties op de markt en deze
Destination Freeway mikt via zijn ondertitel "33 cruisin' deuces
for your summer spectacular" ook op de zonnekloppers, maar dat
is ietwat misleidend want de CD behandelt het thema van de automobiel.
Auto’s nemen een belangrijke plaats in in de Amerikaanse muziek
om de eenvoudige reden dat de auto een belangrijke plaats inneemt
in de Amerikaanse cultuur. Wie ooit in de States is geweest weet dat
het uitgestrekte land is gemaakt op maat van de vierwieler: zonder
huurauto kom je er nergens omdat de afstanden te groot zijn om met
het openbaar vervoer te doen, en zelfs in de steden raak je nergens
te voet. De auto was koning in de jaren '50 toen na de tweede wereldoorlog
de economie boomde en de benzine spotgoedkoop was, wat zich reflecteert
in de vrijheid blijheid sfeer die van deze car songs uitgaat, bijvoorbeeld
in de 1:23 durende gezongen reclamespot See The USA In Your Chevrolet
van croonerpop zangeres Dinah Shore. Ik citeer "America's the
greatest land of all", waarbij Chevrolet en Amerika symbool staan
voor avontuur, opwinding en diensbetoon, en vooral aan dat laatste
ontbreekt het de wereld heden ten dage. Nog steeds van alle en vooral
deze tijden is daarentegen Gene Vincent's als rock 'n' roll verpakte
verzuchting Why Don't You People Learn How To Drive in de stereo versie.
Allemaal zondagsrijders, zoals Jerry Lewis (de komiek, niet Jerry
Lee Lewis) reeds nerveus vaststelde in zijn variété
nummer Sunday Driving. Veel kans dat het op uw zenuwen zal werken,
net zoals veel mensen compleet gestoord worden van zijn films. Ik
krijg er niet genoeg van - probeert u vooral zijn nozemkomedie The
Delicate Delinquent te pakken te krijgen.
Bear
Family already released several summer compilations and this Destination
Freeway also targets the sun worshippers with this CD's subtitle "33
cruisin' deuces for your summer spectacular", but this is a little
misleading as the theme is the automobile. Cars are an integral part
of American music for the simple reason that the automobile is an
integral part of American culture. Anyone who's ever been to the States
knows that the vast country is tailor-made for a four wheel drive:
without a rental car you won't get anywhere because the distances
are too big to use public transport, and even in the cities you won't
get anywhere on foot. The car was king in the 1950s when the economy
boomed after World War II and gasoline was dirt cheap, which is reflected
in the happy go lucky atmosphere that permeates these car songs, for
instance in the 1:23 short commercial jingle See The USA In Your Chevrolet
sung by crooner and pop singer Dinah Shore. I quote "America's
the greatest country of all", both Chevrolet and America symbolising
adventure, excitement and service, and especially the latter the world
is lacking in this here day and age. Still relevant on the other hand,
especially now, is Gene Vincent's lament disguised as rock n' roll
Why Don't You People Learn How To Drive in the stereo version. Yep,
nothing but sunday drivers, as Jerry Lewis (the comedian, not Jerry
Lee Lewis) already nervously observed in his variety number Sunday
Driving which might very well get on your nerves, just like many people
can't stand his films. I can't get enough of them - do try to get
ahold of his JD comedy The Delicate Delinquent. |
BURLESQUE-A-RAMA
VOLUME 1
Burlesque
kan staan voor vele muziekjes, maar voor mij is het synoniem met Vegas
Grind, voze instrumentals en tittyshakers. Ik heb geen flauw idee
op welke muziek cabaretdanseressen in de kabardoesjkes van de jaren
'50 met hun gat schudden (de rock 'n' roll op die oude video’s
van Bettie Page is er natuurlijk achteraf bijgeplakt), maar op het
merendeel van de 28 tracks 1948-1962 van deze CD had het zeker gekund.
De muziek is meer een gevoel en een stemming dan een welomlijnd genre,
en in die zin leunt de CD meer aan bij de Slow Grind Fever LP/CD reeks
op Stag-O-Lee (D) dan bij Las Vegas Grind. Het grote verschil met
Vegas Grind is dat de CD met slechts vier instrumentals vooral vocaal
is, en voor samensteller Mark Armstrong uiteraard slechts een excuus
voor een brede waaier aan swingende nummers (hij noemt het zelf "cross-over
genre tunes") met als gemeenschappelijke factor bepaalde soms
exotische ritmes waarop het shaken voor gevorderden is, zoals de medium
tempo zwarte rock 'n' roll van Varetta Dillard's debuut Easy Easy
Baby, Hank Ballard's Sexy Ways, Larry Birdsong's Three Times Seven,
Eddie Banks' door Titus Turner geschreven Sugar Diabetes en John Lee
Hooker's stroll Hug And Squeeze. Soms lijkt het of bepaalde nummers
werden gekozen louter op basis van de tekst: wat mij betreft dienen
bijvoorbeeld Wynonie Harris' Don't Take My Whiskey Away, Big Mama
Thornton's My Man Called Me of de pré-rock 'n' roll van I'll
Always Be In Love With You van The X-Rays niet noodzakelijk onder
de burlesque gerekend. De CD bevat sfeervolle jazzy crooners (The
Gal From Joe's van Nina Simone), crooner swing meets cha cha cha (I
Can't Love You Enough van LaVern Baker), en de swingende jazz versie
door Sam Butera (de saxofonist van lounge lizard Louis Prima) van
het welbekende Fever, dat zo te horen trouwens veel invloed moet hebben
gehad op Bill Haley's Hawk uit 1960. Er is piano boogie woogie blues
(Cleo Brown's Baby Let's Make Some Love), maar evengoed rauwe zwarte
songs als Keep On Loving Me van Otis Rush met in zijn kielzog onder
meer Ike Turner en Willie Dixon, rhythm 'n' blues strollers (I'm Just
What You're Looking For van Christine Kittrell) en big band blazers
(Diana Cole's Much Rockin' To Do).
Burlesque
can stand for many different types of music, but as far as I'm concerned
it's synonymous with Vegas Grind, sleazy instrumentals and tittyshakers.
I have absolutely no idea what music cabaret dancers in 1950s strip
clubs shook their wares to (the rock 'n' roll songs on those old Bettie
Page videos were obviously added afterwards), but they most certainly
could have on most of the 28 tracks 1948-1962 on this CD. The music
is more of a feeling and a mood than a well defined genre, and in
that sense the CD leans more towards the Slow Grind Fever LP/CD series
on Stag-O-Lee (D) than towards Las Vegas Grind. The big difference
with Vegas Grind is that with only four instrumentals the CD is mostly
vocal, and for compiler Mark Armstrong simply an excuse to collect
a wide range of swinging tunes (he calls them "cross-over genre
tunes") with the common factor being certain sometimes exotic
rhythms ideally suited for shaking for the initiated, like the medium
tempo black rock 'n' roll of Varetta Dillard's debut Easy Easy Baby,
Hank Ballard's Sexy Ways, Larry Birdsong's Three Times Seven, Eddie
Banks' Sugar Diabetes written by Titus Turner and John Lee Hooker's
stroll Hug And Squeeze. Sometimes it feels like certain songs were
chosen purely on the basis of the lyrics: as far as I am concerned
for instance Wynonie Harris' Don't Take My Whiskey Away, Big Mama
Thornton's My Man Called Me or the pré-rock 'n' roll of The
X-Rays' I'll Always Be In Love With You should not necessarily be
defined as burlesque. The CD includes atmospheric jazzy crooners (Nina
Simone's The Gal From Joe's), crooner swing meets cha cha cha (LaVern
Baker's I Can't Love You Enough), and lounge lizard Louis Prima's
saxophonist Sam Butera's swinging jazz version of the familiar Fever,
which by the sound of it must have influenced by Bill Haley's Hawk
from 1960. There is piano boogie woogie blues (Cleo Brown's Baby Let's
Make Some Love), but also raw black songs like Keep On Loving Me by
Otis Rush with Ike Turner and Willie Dixon in the session band, rhythm
'n' blues strollers (Christine Kittrell's I'm Just What You're Looking
For) and big band horns (Diana Cole's Much Rockin' To Do). |
SOUTHERN BRED: TENNESSEE & ARKANSAS R & B ROCKERS
Atomicat
en Koko Mojo blijven er zoveel nieuwe CD reeksen uitpompen dat je
haast zou vergeten dat sommige van hun andere reeksen gewoon op hun
elan blijven doorgaan. Southern Bred spant daarbij de kroon en zit
intussen al aan nummer 27, ook al dragen die CD’s geen nummer,
hahaha. Je kan ze hoogstens identificeren aan de onofficiële
titel waarmee dealers en verzamelaars ze benoemen, in dit geval Toodle
Loo Tennessee naar het nummer waarmee Charlie & Rosie de CD afsluiten.
In dat nummer nemen Charlie & Rosie afscheid van Tennessee, een
symbolische afsluiter want deze zevende Tennessee & Arkansas CD
zou naar verluidt de laatste zijn die specifiek die twee Amerikaanse
staten behandelt. De reis begint met een chaotische Louis Jordan die
in 1957 met saxofonist Sam "The Man" Taylor en gitarist
Mickey Baker in zijn kielzog tussen de brandweersirenes van Fire veel
moderner klinkt dan tussen de chickens. Zijn The Jamf daarentegen
uit hetzelfde jaar is een jazzy sax/orgel instrumental. Dat de CD
een hoge rhythm 'n' blues factor heeft is logisch met nummers als
Long Tall Papa van Erline Harris en I Got To Go van Willie Mabon.
Ride Pretty Baby van Big John Greer & his Rhythm Rockers uit 1953
is rhythm 'n' blues boogie met zware sax en The Du Droppers op backing
vocal, en Can't Afford To Do It van Homesick James, een neef van Elmore
James, is slide bluesrock. Er is zelfs pré-rock 'n 'roll swing
jive uit 1947 met His Majesty's Boogie uit van het Al Wichard Sextette
met Duke Henderson op zang. Aan Juiced van Jackie Brenston's Delta
Cats, een nummer dat verbazingwekkend hard rockt voor 1951, is een
merkwaardig verhaal verbonden. Het werd opgenomen door Billy "Red"
Love voor Sam Phillips toen die nog gewoon zijn Memphis Recording
Service runde vóór hij Sun Records begon, en toen Chess
dringend verlegen zat om een opvolger voor Jackie Brenston's door
Phillips ingeblikte hit Rocket 88 gaf hij gewoon deze opname van Billy
"Red" Love en zei dat het Brenston was, terwijl die geeneens
in de buurt was toen Juiced werd ingeblikt! In zwarte muziek is de
invloed van gospel nooit ver weg: het jubelende Come On Sugar van
Little Willie John dat wat denken aan de sfeer van Gary US Bonds heeft
zelfs een kerkorgeltje, en ook The Seniors (Sloo Foot Soo) zijn duidelijk
ooit ter communie geweest. Geen wonder dat hun leadzanger Jimmy Church
heette!
Atomicat
and Koko Mojo keep on launching so many new CD series that one would
almost forget that some of their other series just keep going. Southern
Bred is currently leading the race with 27 volumes so far, even though
the Southern Bred CD’s don't carry a number, hahaha. The easiest
way to identify them is by the unofficial titles as used by dealers
and collectors, in this case Charlie & Rosie's Toodle Loo Tennessee,
the last song on the CD. In that song Charlie & Rosie bid farewell
to Tennessee, a symbolic finale as this seventh Tennessee & Arkansas
CD is reportedly the last one to specifically cover those two American
states. The journey begins with a chaotic Louis Jordan who in 1957
accompanied by saxophonist Sam "The Man" Taylor and guitarist
Mickey Baker sounded much more modern among the sirens of Fire than
among the chickens. By contrast, his The Jamf from the same year is
a jazzy sax/organ instrumental. It makes sense that the CD has a high
rhythm 'n' blues factor with songs like Erline Harris' Long Tall Papa
and Willie Mabon's I Got To Go. Big John Greer & his Rhythm Rockers'
Ride Pretty Baby from 1953 is rhythm 'n' blues boogie heavy on the
deep sax featuring The Du Droppers on backing vocals, and Can't Afford
To Do It by Homesick James, a cousin of Elmore James, is slide blues
rock. There's even pré-rock 'n' roll swing jive from 1947 with
His Majesty's Boogie from the Al Wichard Sextette with Duke Henderson
on vocals. Juiced by Jackie Brenston's Delta Cats, a song that rocks
amazingly hard for 1951, has an interesting backstory. It was recorded
by Billy "Red" Love for Sam Phillips who at that time before
he started Sun Records ran his Memphis Recording Service, and when
Chess was urgently in need of a follow-up to Jackie Brenston's hit
Rocket 88, a Sam Phillips recording, he simply gave them this recording
of Billy "Red" Love saying it was Brenston, even though
the latter was not even around when Juiced was canned! The influence
of gospel is never far away in black music: Little Willie John's jubilant
Come On Sugar which is somewhat reminiscent of Gary US Bonds' vibe
even has a church organ, and The Seniors (Sloo Foot Soo) also clearly
saw the light at some point. No wonder their lead singer's name was
Jimmy Church! |
ON
THE DANCEFLOOR WITH A TWIST AGAIN
De
twist was begin jaren '60 de grootste dansrage aller tijden die zo
populair was dat iedereen, uitgezonderd de paus, twist plaatjes uitbracht.
De twist was in tegenstelling tot de rock 'n' roll ongevaarlijk, een
onschuldige vorm van variété vermaak braaf genoeg om
bij iedereen in de smaak te vallen, en leende zich bij uitstek tot
het "vertwisten" van bekende melodietjes en tot novelty
plaatjes allerhande. Om nog maar te zwijgen van songs met het woord
"twist" in de titel die er eigenlijk niets mee te maken
hadden zoals hier Bossa Nova Watusi Twist van Freddy King, gewoon
een bluesy improvisatie op gitaar. De CD bevat de LP versie die met
4:55 een pak langer is dan de single versie. Soit, keuze genoeg voor
een opvolger boordevol songs uit 1960-1962 voor de vorig jaar verschenen
On The Dancefloor With A Twist (BCD17666), want het grote voordeel
van de twist was dat je zowat álles kon laten doorgaan voor
twist. Zo is Better Twist Now Baby van Louis Prima instrumentale big
band swing met toeteraar Sam Butera in de hoofdrol. Prima was namelijk
niet van gisteren (zelfs niet van eergisteren want hij begon zijn
carrière reeds eind jaren' 20) en slim genoeg om in 1961 een
twist film te draaien (Twist All Night) én de soundtrack daarvan
op LP uit te brengen, en het is uit die LP dat Better Twist Now Baby
komt. Van Louis Prima naar Keely Smith is slechts één
trouwboekje, en in 1962 bracht de op dat moment reeds ex-mevrouw Prima
de LP Twist With Keely Smith uit, waaruit samensteller Nico Feuerbach
(de opvolger van Richard Weize bij Bear Family) haar uptempo versie
van Sam Cooke's Twistin' The Night Away selecteerde. Mama's Doin'
The Twist van Linda Hopkins is zwarte rock 'n' roll, Moon Twist van
Chuck Dallis, Twisting On Bandstand van The Sprouts, Mr. Twister van
Connie Francis van haar LP Do The Twist uit 1962 en Twist Around The
Clock van Clay Cole, titelthema van de gelijknamige bioscoopfilm uit
1961, zijn blanke rock 'n' roll. Darron Lee was in 1961 een pseudoniem
van Billy Lee Riley, maar het funky orgeltje van Everybody's Twisting
doet me gek genoeg denken aan de gezongen nummers van Dick Dale die
we wat verder ook tegenkomen op de CD. Al even early sixties klinkt
Billy Adams, een blanke zanger uit Memphis niet te verwarren met rockabilly
zanger Billy Adams van Rock Pretty Mama en You Gotta Have A Ducktail.
Déze Billy Adams klinkt in Memphis Twist verrassend zwart en
zou van 1963 tot 1966 nog enkele singles uitbrengen op Sun Records.
Er staan verschillende instrumentals op de CD, bijvoorbeeld Scratch
'n Twist van rhythm 'n' blues gitarist Wild Jimmy Spruill, gitarist
op Kansas City van Wilbert Harrison, Fannie Mae van Buster Brown,
The Happy Organ van Dave "Baby" Cortez en Wildcat Tamer
en Number 9 Train van Tarheel Slim. Hij twist meer dan ie scratcht,
al heeft zijn gitaar wel degelijk een twangy bijna metaal klank en
ruimt ze ruim plaats in voor een althans in de hoesnota’s van
het 38 pagina’s tellend booklet onbekend gebleven saxofonist.
Bumble Twist van Phil Baugh is een knappe gitaarinstrumental gebaseerd
op Flight Of The Bumble Bee oftewel De vlucht Van De Hommel, een intermezzo
uit de opera The Tale Of Tsar Saltan van Nikolai Rimsky-Korsakov uit
1900. De enige echte uitvinder van de twist, Hank Ballard, doet zijn
duit in het zakje met Miss Twister (hetzelfde nummer als Mr. Twister
van Connie Francis) en met Do You Know How To Twist dat eigenlijk
nieuwe zang over de backing track van Let's Go Let's Go Let's Go is,
het bekendste nummer op de CD is Twist And Shout van The Isley Brothers.
Twist And Shout werd gecoverd door The Beatles die niet op On The
Dancefloor With A Twist Again staan, wel Tony Sheridan & the Beat
Brothers met een cover van Chubby Checker's Let's Twist Again. Zijn
die Beat Brothers The Beatles? Nee dus. Een andere groep uit Liverpool
die het Duitse clubcircuit onveilig maakte was Howie Casey & the
Seniors, vertegenwoordigd met een erg rock-achtig Twist At The Top
uit 1962. Bluesgitarist Smokey Smothers maakte een bluesy update van
Hank Ballard's Work With Me Annie onder de titel Twist With Me Annie.
Voorbeelden van het vertwisten van bestaande nummers zijn The Marvelettes
met een vervolg op hun Please Mr. Postman getiteld Twistin' Postman
en surfmeister Dick Dale met een Misirlou Twist waarin strijkers een
langer en nòg oosterser exotica arrangement creëren. Het
meest onwaarschijnlijke nummer is de in het Frans patois gezongen
Cajun Twist van het Cajun Trio op Swallow Records, in feite de melodie
van Keep A Knockin' van Little Richard gespeeld op accordeon. De groep
rond accordeonist Harrison Fontenot coverde ook Chubby Checker's Limbo
Rock!
In
the early sixties the twist became the biggest dance craze of all
time, so popular that everyone except the Pope started releasing twist
45s. Unlike rock 'n' roll the twist was harmless, an innocent form
of variety entertainment decent enough to appeal to everyone, and
it lent itself perfectly to "twist up" familiar tunes and
to be turned into novelty songs. Not to mention songs with the word
"twist" in the title that actually had nothing to do with
it, for example Freddy King's Bossa Nova Watusi Twist here wich is
just a blues guitar improvisation on guitar. The CD contains the LP
version which clocks in at 4:55, a lot longer than the 45 RPM version.
Anyway, plenty of choice for a follow-up to last year's On The Dancefloor
With A Twist BCD17666 filled to the brim with songs from 1960-1962,
because the big advantage of the twist was that you could pass off
just about anything as the twist. Louis Prima's Better Twist Now Baby
is therefor instrumental big band swing starring Prima's regular sax
player Sam Butera. Prima was not born yesterday (nor the day before
yesterday, he actually started his career in the late 1920s) but instead
smart enough to make a twist flick in 1961 (Twist All Night) and release
its soundtrack on LP, and Better Twist Now Baby was taken from that
LP. From Louis Prima to Keely Smith is only one marriage away, and
in 1962 the by then already former Mrs. Louis Prima released the LP
Twist With Keely Smith, from which compiler Nico Feuerbach (Richard
Weize's successor at Bear Family) selected her uptempo version of
Sam Cooke's Twistin' The Night Away. Linda Hopkins' Mama's Doin' The
Twist is black rock 'n' roll, Chuck Dallis' Moon Twist, The Sprouts'
Twisting On Bandstand, Connie Francis' Mr. Twister from her 1962 LP
Do The Twist and Clay Cole's Twist Around The Clock, title theme of
the 1961 motion picture of the same name, are white rock 'n' roll.
Darron Lee was a 1961 pseudonym of Billy Lee Riley, but the funky
organ in Everybody's Twisting oddly enough reminds me of the vocal
recordings of Dick Dale who'll come across a little further on the
CD. Equally early sixties sounds Billy Adams, a white singer from
Memphis who's not to be confused with rockabilly singer Billy Adams
of Rock Pretty Mama and You Gotta Have A Ducktail fame. This Billy
Adams sounds surprisingly black in Memphis Twist and would release
several 45s on Sun Records from 1963 to 1966. The CD contains a couple
of instrumentals like Scratch 'n Twist by rhythm 'n' blues guitarist
Wild Jimmy Spruill who played on Kansas City (Wilbert Harrison), Fannie
Mae (Buster Brown), The Happy Organ (Dave "Baby" Cortez)
and Wildcat Tamer and Number 9 Train (2 x Tarheel Slim). Spruill twists
more than he scratches, although his guitar does have a twangy, almost
metallic sound and makes room for a saxophone player who remains unknown,
at least in the liner notes of the 38 page booklet. Phil Baugh's Bumble
Twist is an excellent guitar instrumental based on Flight Of The Bumble
Bee, an orchestral interlude from Nikolai Rimsky-Korsakov's 1900 opera
The Tale Of Tsar Saltan. The one and only real inventor of the twist,
Hank Ballard, does his thing with Miss Twister (the same song as Connie
Francis' Mr. Twister) and with Do You Know How To Twist which is actually
new vocals over the backing track of Let's Go Let's Go Let's Go, the
best known song on the CD is The Isley Brothers' Twist And Shout which
of course was covered by The Beatles who are not on On The Dancefloor
With A Twist Again, although Tony Sheridan & the Beat Brothers.
Is their cover of Chubby Checker's Let's Twist Again actaully played
by The Beatles? No, it's not. Another group from Liverpool that made
a splash on the German club circuit was Howie Casey & the Seniors,
represented with Twist At The Top from 1962 which is more rock than
twist or rock 'n' roll. Blues guitarist Smokey Smothers made a bluesy
update of Hank Ballard's Work With Me Annie retitling it Twist With
Me Annie. Examples of twisting up existing songs include The Marvelettes
with a sequel to their Please Mr Postman entitled Twistin' Postman
and surfmeister Dick Dale with a Misirlou Twist in which the orchestral
strings create a longer and even more oriental exotic arrangement.
The most unlikely song is the Cajun Twist sung in French patois by
The Cajun Trio on Swallow Records, basically the melody of Little
Richard's Keep A Knockin' played on accordion. Accordionist Harrison
Fontenot's band somewhere down the line also covered Chubby Checker's
Limbo Rock! |
19 april 2023
SWAGGER/
HOT JUMPIN' 6 Bijna
dag op dag acht jaar na hun debuut That's Us (Part-CD 6115.001 + Part-LP
315.002) uit 2015 presenteert dit in 2009 opgerichte Berlijnse zestal
(ten tijde van That's Us waren ze met zeven) de opvolger, opgenomen
in de Lightning Recorders Studio in Berlijn met Axel Praefcke, een
dozijn songs netjes verdeeld over zes covers en zes eigen composities.
De band heeft een nieuwe bezetting (van de That's Us groep schiet
nog slechts de helft over) die er op de hoesfoto een pak minder rock
'n' roll uitziet. Pianist Sascha Körner heeft met de terugkeer
van Spike Arrow alias Spike Neil zelfs een nieuwe zanger-gitarist
in huis, of beter gezegd een teruggekeerde zanger-gitarist want de
frontman van de Britse groep The Rapids (hij was ook ooit in The Wigsville
Spliffs) zat vroeger al een tijd in de groep. Het goede nieuws: Arrow
is een betere zanger dan Joey Carter van That's Us. Jason Starday
zingt daarentegen blijkbaar niet meer bij hen. Hot Jumpin' 6 heeft
met piano en twee saxofoons (tenor + bariton) een opvallende bezetting
die ze ten volle uitbuiten, doch niet alleen de line-up is vernieuwd
maar ook de muziek. That's Us klonk meer rock ‘n’ roll
met blazers als swing, waardoor het weer meer jump ‘n’
jive dan rockende rhythm ‘n’ blues was. Op zijn best klonk
de groep als een mini-combo versie van Ray Collins’ Hot-Club,
met veel baritonsolo's en zelfs nummers die bijna ska werden. Op Swagger
maken ze de cirkel rond door de focus met een injectie van rhythm
'n' blues gitaar te verschuiven naar de medium tempo blues classic
Messing With The Kid origineel van Mel London uit 1959, de R 'n' B
swing van Looking For A Woman en Rolling Along, en de trage blues
Here Lies My Love van Mr. Undertaker uit 1955. Dat neemt niet weg
dat er een aantal zalige nummers opstaan zoals het eigen relaxte hypnotiserend
medium tempo I Feel So Good (piano op een bedje van blazers), het
rockende eigen I Don't Need Someone met toch ook weer rhythm 'n' blues
gitaar, of het rechtdoor swingende eigen Crappy Booze Blues. Op That's
Us stond een cover van een nummer van hardrock groep AC/DC, nu verrassen
ze met het melancholische Hey Little Rich Girl van ska popgroep The
Specials. Ook verrassend: de groep gaat met I Won’t Let You
Go van The Blues Busters with Byron Lee & the Dragonaires uit
1964 (in Nederland gecoverd door Rude Rich & the High Notes) helemaal
op de ska toer! Een nummer dat je wel eens als ska hoort spelen is
Burnt Toast And Black Coffee, origineel van Shorty Long uit 1956,
maar Hot Jumpin' 6 speelt het uptempo. Dit is niet meteen mijn favoriete
versie van dit nummer, al kan ik niet meteen de vinger op de wonde
leggen. Met het eigen Baby I’m So Blue en de Buddy Guy cover
Well I Done Got Over It gaan ze zelfs nog een stapje verder, want
het eerste resorteert onder de (uptempo) sixties soul, het tweede
onder de blues soul!
Almost exactly eight years to the day after their 2015 debut That's
Us (Part-CD 6115.001 + Part-LP 315.002), the Berlin based six piece
formed in 2009 (at the time of That's Us they were seven) presents
its follow-up, recorded at Berlin's Lightning Recorders Studio with
Axel Praefcke, a dozen songs neatly divided between six covers and
six original compositions. The band has a new line-up (only half of
the That's Us group remains) which looks a lot less rock 'n' roll
on the cover photo and with the return of Spike Arrow aka Spike Neil
piano player Sascha Körner has a new singer-guitarist on board,
or rather their former singer-guitarist back on board as the frontman
of British group The Rapids (he was also in The Wigsville Spliffs)
already used to be part of the band at one point. The good news: Arrow
is a better singer than That's Us' Joey Carter. Jason Starday on the
other hand apparently no longer sings with them. With piano and two
saxophones (tenor + baritone) Hot Jumpin' 6 has a distinctive line-up
that they exploit to the full, but not only the line-up has been revamped
but also the music. That's Us sounded more rock 'n' roll with sax
than swing, making it more jump 'n' jive rather than rockin' rhythm
'n' blues. Ad their best this made them a mini combo version of Ray
Collins' Hot-Club with lots of baritone solos and even songs that
almost became ska. On Swagger they go full circle, shifting the focus
with an injection of rhythm 'n' blues guitar towards the medium tempo
blues classic Messing With The Kid originally by Mel London in 1959,
the R 'n' B swing of Looking For A Woman and Rolling Along, and the
slow blues Here Lies My Love from Mr Undertaker in 1955. That said,
there are some good songs on here, like their own laid back hypnotic
medium tempo I Feel So Good, the rockin' self penned I Don't Need
Someone which nevertheless employs rhythm 'n' blues guitar as well,
and the straight ahead swinging self penned Crappy Booze Blues. That's
Us featured a cover of a song by hard rock group AC/DC, now they surprise
us with the melancholic Hey Little Rich Girl from ska pop group The
Specials. Even more surprising: with The Blues Busters with Byron
Lee & the Dragonaires' 1964 I Won't Let You Go they go all out
for ska music! A song sometimes played as ska is Burnt Toast And Black
Coffee, originally by Shorty Long in 1956, but Hot Jumpin' 6 plays
it uptempo. It's not my favourite cover version of this song, though
I can't put my finger on it why. With the band's own Baby I'm So Blue
and the Buddy Guy cover Well I Done Got Over It they even go beyond
ska as the former resorts under (uptempo) sixties soul, the latter
under blues soul. |
HEART
AND SOUL/ RIA & THE HI-BINDERS
Exact
een jaar geleden waren wij reuze enthousiast over Memory Mountain
(MOONS 2201/MOONCDS2201), de debuutsingle van Ria & The Hi-Binders,
opgericht in Helsinki in 2020 door Jani Ahtiainen (drums), Timo Kalijärvi
(gitaar) en Lasse Sirkko (contrabas) die hun strepen verdienden in
bands als Whistle Bait, The Cosh Boys, Mike Bell & the Belltones,
The Wagtails en Mystery Train. "Laat dat album maar komen",
zo schreven wij toen, "want dit is zeker en vast een tip voor
2022"! Nu is dat album er, waarop zangeres Ria Korhola klinkt
als opgebouwd uit een kwart countryzangeres Connie Smith (Little One
van Harold Goad), een kwart rockabilly zangeres Janis Martin, een
kwart vrouwelijk equivalent van Buck Owens, en een kwart Lurleen Lumpkin,
de countryzangeres uit de tekenfilmserie The Simpsons (Give A Lonely
Heart A Home van Faron Young en Charley Pride, het eigen Forgetting
You). Daar kunnen wij best mee leven. Ria & the Hi-Binders spelen
in essentie opgewekte uptempo jaren '60 country (de tranentrekker
One Heart To Give) maar dan met een rockabilly instrumentarium (de
sologitaar, de drums, de contrabas) en attitude (Glass Of Wine, Bye
Bye Baby van Dorothy Minor, het eigen Heart And Soul), op smaak gebracht
met de recht uit het verleden ontsnapte pedal steel van Jussi Huhtakangas,
bij ons ter redactie wereldberoemd als Lester Peabody van The Barnshakers
en Hal Peters Trio. Het woord country is hier al een paar keer gevallen,
maar Ria & the Hi-Binders kunnen absoluut ook rocken met de Barbara
Pittman cover Everlasting Love, de Janis Martin cover Let's Elope
Baby, de Phillip Atkinson cover Gonna Take A Walk, en Bill Browning's
boppende hilbillykraker Sinful Woman getransformeerd tot de gestroomlijnde
rocker Sinful Man. Sinful Man was trouwens de B-kant van Memory Mountain
dat zelf niét op dit album staat. Perfect is dit alles niet
want dat zijn alleen God en Elvis (af en toe gaat Ria's stem zweven),
maar deze twaalf tracks vormen wel een deugddoend hartverwarmd halfuurtje
in een exquis gezelschap. Niet te missen voor bijvoorbeeld de fans
van The Country Side Of Harmonica Sam, en dat zijn er velen onder
u. Ook uit op vinyl (MOONLP2203). Exactly one year ago we were quite excited about Memory Mountain (MOONS 2201/MOONCDS2201), the debut single by Ria & The Hi-Binders, founded in Helsinki in 2020 by Jani Ahtiainen (drums), Timo Kalijärvi (guitar) and Lasse Sirkko (double bass) who made their mark in bands like Whistle Bait, The Cosh Boys, Mike Bell & the Belltones, The Wagtails and Mystery Train. "This is supposedly the appetizer for a forthcoming full album", we wrote back then, "and we certainly hope so as this is definitely an insider's tip". This is that album, on which Ria Korhola sounds like the combination of a quart of country singer Connie Smith (Harold Goad's Little One), a quart of rockabilly singer Janis Martin, a quart the female equivalent of Buck Owens and a quart of Lurleen Lumpkin, the country singer from the cartoon series The Simpsons (Give A Lonely Heart A Home from Faron Young and Charley Pride, the band's own Forgetting You), and we can most definitely live with that. Ria & the Hi-Binders essentially play upbeat uptempo sixties country (the tearjerker One Heart To Give) but performed with a rockabilly line up (the solo guitar, the drums, the double bass) and attitude (Glass Of Wine, Dorothy Minor's Bye Bye Baby, their own Heart And Soul), flavoured with a pedal steel that escaped right out of the past courtesy of Jussi Huhtakangas, world famous at Boppin' Around HQ as Lester Peabody of Barnshakers and Hal Peters Trio fame. The word "country" has been mentioned a couple of times here already, but Ria & the Hi-Binders sure know how to rock too with the Barbara Pittman cover Everlasting Love, the Janis Martin cover Let's Elope Baby, the Phillip Atkinson cover Gonna Take A Walk, and Bill Browning's boppin' hilbilly cracker Sinful Woman transformed into the sleek rocker Sinful Man. Sinful Man, by the way, was the B-side of Memory Mountain which is not on this album. The album is not perfect as only God and Elvis are (Ria's voice occasionally floats around in the air), but these twelve tracks do make for a heart-warming fantastic half an hour in exquisite company. Fans of The Country Side Of Harmonica Sam for example, and there are many of you, shouldn't miss out on this CD which is also available on vinyl (MOONLP2203). The record company's website www.moondogmusic.fi is still entirely in Finnish, but the band itself is online at www.facebook.com/hibinders (Frantic Franky) |
UNDER THE MEMPHIS MOON/ PETER EGRI'S ONE MAN BOOGIE '55
Péter
Egri is de zanger-gitarist van de Hongaarse band Mystery Gang die
dit jaar zijn 25ste verjaardag viert. Ik heb geen flauw idee hoe bekend
Egri in Hongarije is, maar hij heeft songs in films op Netflix en
zit dit jaar - tattoos op zijn handen en al - in de jury van A Dal,
het variété programma op de Hongaarse televisie dat
de Hongaarse kandidaat voor het Eurovisie Songfestival kiest. Of dat
een goeie of een slechte zaak is, daar ga ik me niet over uitspreken,
maar ik ga er van uit dat alles kan zolang je jezelf en je muziek
niet verloochent. Het weerhoudt hem er in elk geval niet van een rauw
album als deze Under The Memphis Moon uit te brengen, een solo album
en dat mag je gerust letterlijk nemen: het is alleen Egri op zang
en op overstuurde elektrische gitaar, als one-man-band gezeten achter
een drumstel waarvan ie alleen basdrum en hi-hat bedient, en de CD
klinkt ook alsof ie dit alles zelf én tegelijkertijd heeft
ingespeeld en ingezongen. De CD bevat elf one-man-band heropnames
van songs die hij al eerder opnam en speelde met Mystery Gang. Die
one-man-band aanpak heeft natuurlijk zijn beperkingen, en zo is opener
Boogie Woogie Mad Man repetitieve moderne trashabilly die eindeloos
in dezelfde akkoorden blijft hangen en dezelfde lyrics blijft herhalen.
Dat doet onvermijdelijk denken aan bluesbop en dat zit er inderdaad
ten dele in (en dan vooral in I Gotta Boogie), vormgegeven in een
vlijmscherpe sound die muzikaal (nou ja) klinkt als Hasil Adkins.
Vocaal niet, want Egri's stem is uiteraard anders. Ook Shake Woman
en Lonely Moon zijn van dattum. Run Chicken Run (niet de Link Wray
instro, alle elf songs zijn eigen compo’s), Wiggle Baby, Don't
Mess Around en Baby That's What I Like zijn meer rockabilly getint.
Wild And Animalistic is rechtdoor, en Wanted Man en Devil Town zijn
desperado gunfighter western.
Péter
Egri is the singer-guitarist of Mystery Gang (HU) which celebrates
its 25th anniversary this year. I have no idea how well known Egri
is in Hungary, but he has songs in Netflix movies and this year -
tattoos on his hands and all - he's part of the jury of A Dal, the
Hungarian variety TV show that chooses the Hungarian candidate for
the Eurovision Song Contest. Whether that's a good or a bad thing
I'm not going to comment on, but for me anything goes as long as you
don't betray yourself and your music. In any case it doesn't stop
him from releasing a raw album like this here Under The Memphis Moon,
a solo album and that's to be taken literally: it's only Egri on vocals
and on distorted electric guitar, a one-man-band behind a drum set
which only employs bass drum and hi-hat, and the CD indeed sounds
as if he recorded and sang all of this himself at the same time. The
CD contains eleven one-man-band re-recordings of songs he recorded
and played before with Mystery Gang. The one-man-band approach obviously
has its limitations, making opening track Boogie Woogie Mad Man repetitive
modern trashabilly that endlessly lingers on the same chords and repeats
the same lyrics. This inevitably brings to mind blues bop, which is
indeed part of the mayhem (especially in I Gotta Boogie), moulded
into a razor sharp sound that musically (well, sort of) sounds like
Hasil Adkins. Not vocally not, as Egri's voice has a different voice
of course. Shake Woman and Lonely Moon are more of the same, while
Run Chicken Run (not the Link Wray instro, all eleven songs are self
composed), Wiggle Baby, Don't Mess Around and Baby That's What I Like
are on the rockabilly side. Wild And Animalistic is straight ahead,
and Wanted Man and Devil Town are desperado gunfighter western. |
MAKES
ME FEEL GOOD/ JYRKI PERALAMPI
Wie is Jyrki Perälampi? Jyrki Perälampi zong midden jaren '80 in rockabilly band The Dell-Tones die enkele songs opnamen die verschenen op Goofin' en Bluelight compilaties. Begin jaren '90 stopte hij met muziek om pas in 2016 de draad opnieuw op te pikken, en nu, veertig jaar nadat ie begon te zingen, is dit zijn albumdebuut, opgenomen met onder meer Ari Hanninen van Mystery Train (bas, piano), Jani Ahtiainen van Mystery Train, Barnshakers en Ria & the Hi-Binders (drums), Jussi Huhtakangas alias Lester Peabody van Barnshakers en Hal Peters Trio (pedal steel) en Eero Vaajoensuu van Gin Mill Trio (gitaar). Perälampi maakt er geen geheim van dat ie een reuze Elvis fan is, en deze CD lijkt met His Latest Flame, Fame And Fortune, Pocketful Of Rainbows en Summer Kisses Winter Tears een heuse Elvis tribute. Dat zijn uiteraard de gevoelige ballades van de film-Elvis in de jaren '60, niet de rock 'n' roll hits uit de jaren '50. Ook de ballade Pledging My Love van Johnny Ace is ooit opgenomen door Elvis, met name in 1976. Van vier andere songs zou je kunnen denken dat ze van Elvis zijn maar dat klopt niet, want ze blijken van Elvis soundalike Terry Stafford, met het bekende en ook door Elvis opgenomen Suspicion op kop, gevolgd door Follow The Rainbow, Playing With Fire en I'll Touch A Star. Opvallend: hier zitten composities tussen van Doc Pomus & Mort Shuman en van Ben Weisman, hofleveranciers van... Elvis natuurlijk. De enige songs zonder directe Elvis/Terry Stafford link zijn Steve Lawrence's teen ballad Pretty Blue Eyes (ooit opgenomen door onze Blue Diamonds), Ray Smith's popcorn noir Makes Me Feel Good en Love Charms van Ray Stanley dat een rustige, melancholische versie met backing vocals krijgt. Het album bevat twaalf songs waarvan er drie worden hernomen in het Fins, namelijk Fame And Fortune (Onnen Siteet), Summer Kisses Winter Tears (Talven Kylmät Kyyneleet, gek genoeg klinkt dat Fins hier in combinatie met de steel als Hawaiiaans) en His Latest Flame (Mari Naapurin). De arrangementen van al die nummers zijn veel meer basic dan de rijke studio orchestraties van de King en zijn discipelen maar bevatten een paar leuke hooks en riffs. En wat vinden wij hier nu van? Jyrki Perälampi is geen Terry Stafford en zeker geen Elvis, want zijn stem is hoger, beperkter en piept een beetje. Hij is wel een doorleefd zanger die het beste maakt van de hem gegeven talenten, en dat is meer dan veel schreeuwlelijke rockabilly's er van bakken. Het resultaat is een album perfect op maat van een rustige zondagmiddag. De website van platenfirma www.moondogmusic.fi is volledig in het Fins, Perälampi zelf zit online op www.facebook.com/jyrki.peralampi1 (Frantic Franky) So who is Jyrki Perälampi? In the mid-eighties Jyrki Perälampi sang in rockabilly band The Dell-Tones who contributed a couple of songs to Goofin' and Bluelight compilations. He quit music from the early nineties till 2016, and now, forty years after he started singing, he delivers his album debut, recorded with among others Ari Hanninen of Mystery Train (bass, piano), Jani Ahtiainen of Mystery Train, Barnshakers and Ria & the Hi-Binders (drums), Jussi Huhtakangas aka Lester Peabody of Barnshakers and Hal Peters Trio (pedal steel) and Eero Vaajoensuu of Gin Mill Trio (guitar). Perälampi makes no secret of the fact that he is a huge Elvis fan, and this CD featuring His Latest Flame, Fame And Fortune, Pocketful Of Rainbows and Summer Kisses Winter Tears appears to be an Elvis tribute. These are of course the sensitive ballads of the movie Elvis in the 1960s, not the rock 'n' roll hits of the 1950s. Even Johnny Ace's ballad Pledging My Love was once recorded by Elvis, to be precise in 1976. Four other selections here you might be forgiven to think they are Elvis songs but they're in fact from Elvis soundalike Terry Stafford, with the familar Suspicion (also recorded by Elvis) leading the way, followed by Follow The Rainbow, Playing With Fire and I'll Touch A Star. Remarkable: some of these were composed by Doc Pomus & Mort Shuman and by Ben Weisman, staff writers for... Elvis, of course. The only songs without a direct Elvis/Terry Stafford link are Steve Lawrence's teen ballad Pretty Blue Eyes, Ray Smith's popcorn noir Makes Me Feel Good and Ray Stanley's Love Charms which gets a relaxed melancholic workover with backing vocals. The album contains 12 songs, three of which are reprised in Finnish: Fame And Fortune (Onnen Siteet), Summer Kisses Winter Tears (Talven Kylmät Kyyneleet, oddly enough the Finnish language combined with the steel makes it sound Hawaiian) and His Latest Flame (Mari Naapurin). The arrangements of all the songs are much more basic than the rich studio orchestrations of the King and his disciples but contain some nice hooks and riffs. So what do we think of this? Jyrki Perälampi is no Terry Stafford and certainly no Elvis, as his voice is higher and a bit limited and squeaky. He is, however, a seasoned singer who makes the most of the talents given to him, which is more than a lot of screaming rockabillies do. The result is an album perfectly suited for a quiet sunday afternoon. The record company's website www.moondogmusic.fi is entirely in Finnish, Perälampi himself is online at www.facebook.com/jyrki.peralampi1 (Frantic Franky) |
Streaming Recensie
5 april 2023
NETFLIX
STREAMING ANIMATIE: AGENT ELVIS (2023)
Wat is dit allemaal? Elvis als actieheld in een 16+ adult cartoon
reeks op Netflix waarvan de tekenstijl het hoekige van tekenfilmstudio
Hanna-Barbara combineert met het anarchistische van Beavis And Butt-Head
en Ren And Stimpy... Het verhaal speelt zich af eind jaren '60: Elvis
staat overdag op de planken om de Comeback Special, de film Change
Of Habit (omschreven als "that piece of shit nun movie")
en Aloha From Hawaii in te blikken, na de uren geeft ie als vigilante
allerlei slechteriken er flink van langs, en daarom wordt ie gerekruteerd
door het supergeheime The Central Bureau (TCB!) om het kwaad te bestrijden.
Het is algemeen bekend dat Elvis er als kind al van droomde een superheld
te zijn, politiebadges en revolvers verzamelde en zijn steentje wou
bijdragen om Amerika clean te houden (in 1970 werd hij officieel benoemd
tot ere-agent van het Bureau Of Narcotics And Dangerous Drugs), en
nu doet ie dat eindelijk, zij het in tekenfilmvorm omdat ie tegen
de achtergrond van de woelige sociale veranderingen eind jaren '60
"de dirtbag hippes, de drugs en de misdaad" beu is. Ook
James Dean, Buddy Holly en Hank Williams waren TCB geheimagenten,
zo wordt gesuggereerd. De serie is mede ontwikkeld door Priscilla
Presley, maar wat haar bedoeling was is me niet duidelijk, want dit
staat mijlen ver af van alles waar Elvis voor stond. Aansluiting vinden
bij een modern publiek omdat het oude Elvis publiek stilaan uitsterft
en sowieso elke noot van Elvis al in veelvuldige vorm bezit? Zou kunnen,
maar de manga tekenstijl is ontzettend druk met auto achtervolgingen
en stroboscopische effecten, er zijn tientallen sexuele toespelingen,
het karmozijnrode bloed spuit in slow motion alle kanten op, er wordt
gerefereerd naar prostitutie, Elvis vloekt tegen de sterren op en
de fuck's, shit's, goddamn's en asshole's zijn niet te tellen. Afleveringen
met titels als F*ck You Vegas, Cocaine Tuesdays en Total Mind F*ck
zeggen genoeg. De joints rokende, cocaïne snuivende en achter
de vrouwen aanzittende chimpansee Scatter is gebaseerd op Elvis' pet
chimpansee die ook Scatter heette en niet aan de dope zat maar naar
verluidt wel graag een glas lustte. De stem van Elvis wordt ingesproken
door acteur Matthew McConaughey die helaas meer klinkt als Clint Eastwood
dan als Elvis en naar ik lees een Dallas accent in plaats van een
Memphis accent heeft. Priscilla sprak haar eigen stem in, Johnny Knoxville
van Jackass zaliger (hij zat in 2016 in de film Elvis & Nixon)
doet de stem van Elvis' assistent Bobby Ray wiens functie er enkel
in lijkt te bestaan een klankbord voor Elvis te vormen, en Baz Luhrmann,
de regisseur van de recente Elvis biopic, sprak de stem van de regisseur
van de Comeback Special in. |
CD Recensies
COUNTRY
STARS GOES ROCKABILLY
Yeehaaa,
daar zijn we weer. Coronavirus het land uitgeschopt en het rockabilly
virus weer de vrije baan gegeven. Terug naar de tijd toen brave jeugd
wild werd en rockabilly heel wat gemoederen bezig hield. Het einde
van de wereld was nabij en de jeugd was niet meer te redden. Die jeugd
van toen, inmiddels merendeels engeltjes die rocken in de hemel, hebben
laten zien dat rockabilly juist een gezond elixir is gebleken voor
rockende harten. Zelfs Panoramix kon in Gallië, het laatst overgebleven
rockende bastion in de Romeinse tijd, geen beter elixir brouwen dan
dit honkende en bonkende dubbelalbum! De opener uit 1956 is in dat
opzicht nog wat braaf, maar inmiddels wel een op en top Sun Records
klassieker, Get Rhythm van good ol’ Johnny Cash die ik onlangs
nog zag schitteren in zijn rol van rowdy in Five Minutes To Live uit
1961 met wat rockabilly erin. George Jones, die het naar eigen zeggen
niet zo op had met rockabilly, heeft desondanks in 1959 de toffe rocker
Who Shot Sam op vinyl gezet, in feite een uptempo versie van Bo Diddley’s
Bo Diddley. Voor lekker swingen met de countrybopper Snatch It And
Grab It was in 1956 de toen dertigjarige Freddie Hart verantwoordelijk.
Het eerste vrouwelijk schoon dient zich aan met Jean Shepard die in
1958 met haar prille 25 jaartjes de studio uit zijn voegen mocht laten
gaan met de klasse rockabilly He’s My Baby. King of western
swing Bob Wills probeerde het als 51-jarige (!) ook eens op de rock
'n' roll trein met So Let’s Rock, en rocken doet het! Het kan
nog een tandje sneller en we vliegen de bocht uit met Rex Allen’s
Knock Knock Rattle. Daar waar Little Richard al van mening was dat
je kan keep a knockin’ but you can’t come in, was ook
voor Rex duidelijk: knock knock rattle but you can’t come in.
Barking up the wrong tree noemen ze dat! De man is een begenadigd
blaffer, overtuig je zelf. Van de sixteen tons zware Tennessee Ernie
Ford mogen we geen ruwe rockers verwachten, en zijn Glad Rags is eerder
een tamme ragtime rocker. Johnny Bond maakt het dan weer heel bont
met het mid tempo Hot Rod Lincoln. De all time kraker Teenage Boogie
van Webb Pierce behoeft niet veel woorden. Als je Please Mr. Mayor
hoort zou je bijna denken dat Roy Clark een late fifties teeny rocker
was. Coole rocker, dit nummer! Dat Leroy van Dyke ook een rockende
ader had blijkt wel uit Honky Tonk Song dat Johnny Legend ooit in
1981 als Raunchy Tonk Song opnam. Bij de volgende song weet ik nog
hoe ik in 1986 na een week wachten eindelijk de LP die ik rechtstreeks
bij uitgeverij Bear Family had besteld op de draaitafel legde en helemaal
in de ban was van Ed Bruce's toen minder bekende Sun bopper Rock Boppin’
Baby. Dat Conway Twitty alvorens als country star furore te maken
kon rocken weten we allemaal. Aanvankelijk nog voor MGM, na te zijn
begonnen voor Sun Records, legde hij in 1958 de top rocker I Vibrate
op de plaat vast, en dat van die top rocker geldt eveneens voor Frankie
Miller's Rain Rain. Het tweede meiske laat groeten, Margie Singleton
die de jukebox liet bonken met Oo-Wee. Shakin’ The Blues is
een stompende countryrocker van Johnny Paycheck, gevolgd door Pee
wie? Pee Wee King, een andere ster aan het countryfirmament die er
in 1956 lustig op los rockte in Catty Town. The Maddox Brothers waren
ook zonder Rose zeer verdienstelijk in de rockabilly sound, getuige
hun Ugly And Slouchy. Faron Young, weer een andere countryknaller,
geeft acte de presence met I Can’t Dance. Probeer bij deze bopper
maar eens niet te dansen, ik geef het je te doen! Ik heb spontaan
mijn toetsenbord in een piano omgetoverd en de vingers hebben gedanst,
en hoe! Mickey Gilley die altijd geassocieerd zal worden met zijn
neef Jerry Lee Lewis was ook goed thuis in het rock 'n' roll idioom,
en voor Dot Records zette hij in 1958 een vlammend rockend puntje
op de i met Call Me Shorty.
Yeehaaa, we're back. The covid virus has been kicked out of the country
and the rockabilly virus is given free rein again. Back to the days
when good kids went wild and rockabilly worried a lot of people's
minds. The end of the world was near and the young ones could not
be saved. Those kids, now for the most part angels rockin' in heaven,
have proven that rockabilly actually turned out to be a healthy elixir
for rockin' hearts. Not even Panoramix could brew a better exilir
in Gaul, the last remaining rockin' bastion in Roman times, than this
honking and thumping double album! The opening track from 1956 is
still a bit well behaved in that respect, but in the meantime it has
become a true and tried Sun Records classic, Get Rhythm by good ol'
Johnny Cash who I recently saw shining in his role of rowdy in 1961's
Five Minutes To Live with some rockabilly thrown in. George Jones
who by his own admission was not too keen on rockabilly nevertheless
laid down the cool rocker Who Shot Sam in 1959, basically an uptempo
version of Bo Diddley's Bo Diddley. In 1956 then 30-year-old Freddie
Hart was responsible for the nice swinging country bopper Snatch It
And Grab It. The first female beauty presents herself: Jean Shepard,
who in 1958 at the tender age of 25 was allowed to blow the studio
walls down with the class rockabilly He's My Baby. King of western
swing Bob Wills also tried to jump aboard the rock 'n' roll train
at the age of 51 with So Let's Rock, and rock it certainly did! Things
can even go still a little bit faster and we fly out of the curb with
Rex Allen's Knock Knock Rattle. While Little Richard was already of
the opinion that you can keep a knockin' but you can't come in, it
was also clear to Rex: knock knock rattle but you can't come in. He
was barking up the wrong tree, as they say. Well, he no doubt was
a gifted barker, convince yourself. We shouldn't expect tough rockers
from sixteen tons Tennessee Ernie Ford, and his Glad Rags is more
of a lame ragtime rocker. Johnny Bond on the other hand makes quite
a splash with the mid-paced Hot Rod Lincoln. Webb Pierce's all time
classic Teenage Boogie doesn't need a lot of words. When you hear
Please Mr Mayor you would almost think Roy Clark was a late fifties
teeny rocker. This song is one cool rocker! Leroy van Dyke also had
a rockin' vein, as evidenced by his Honky Tonk Song which Johnny Legend
covered in 1981 as Raunchy Tonk Song. Of the next track I remember
that in 1986 after waiting one week I finally put the LP I had ordered
straight from Bear Family on the turntable and I was completely overwhelmed
by Ed Bruce's at that time lesser known Sun bopper Rock Boppin' Baby.
We all know Conway Twitty could rock before he became a huge country
star. Initially still for MGM after starting out for Sun Records,
he recorded the top rocker I Vibrate in 1958, and another top rocker
is Frankie Miller's Rain Rain. The second girl says hi, Margie Singleton
who had the jukebox pounding with Oo-Wee. Johnny Paycheck's Shakin'
The Blues is a stomping country rocker followed by Pee Wee King, another
star on the country music firmament who in 1956 rocked to his heart's
delight in Catty Town. The Maddox Brothers did a great rockabilly
job even without Rose, as evidenced by their Ugly And Slouchy. Faron
Young, yet another country star, is present with I Can't Dance. Try
not to dance to this bopper, I dare you! I spontaneously turned my
keyboard into a piano and my fingers did the dancing, and how! Mickey
Gilley who will always be associated with his cousin Jerry Lee Lewis
was also well versed in the rock 'n' roll idiom, and for Dot Records
he dotted the i in 1958 with Call Me Shorty. |
ROAD
HAWG
Rock
'n' roll en motoren, ze lijken haast onverbrekelijk met elkaar verbonden:
Marlon Brando in The Wild One, James Dean op zijn Triumph, Elvis en
zijn Harleys. Deze CD verzamelt 32 chronologisch geordende tracks
over motoren waaronder een paar songs die je niet meteen met motoren
associeert maar ze wel degelijk vermelden in de lyrics zoals The Wild
One van Johnny Horton ("just me and my cycle speedin' through
the night"). Andere songs celebreren die wildheid maar gaan niét
over motoren zoals Real Wild Child (The Wild One), niet in de originele
uitvoering van Johnny O'Keefe, niet in de cover van Ivan (pseudoniem
van Buddy Holly & the Crickets drummer Jerry Allison), niet in
Jerry Lee Lewis' Sun cover en al helemáál niet van Iggy
Pop maar in de coverversie van The Bell Notes die er een hele goeie
jiver van maken. Leather Jacket van Leroy Van Dyke met Joe Maphis
op gitaar gaat over een kerel met een leren jekker maar niet specifiek
over een biker, Street Beat van Lenny & the Thundertones is een
dreigende strollende bluesgitaar instrumental zonder brullende motoren.
Marlon Brando was in 1953 de vedette van The Wild One, de allereerste
bikerfilm die de rock 'n' roll voorafging maar wel uit elke porie
die rock 'n' roll spirit uitademde. Ik heb de soundtrack LP altijd
wil hebben maar ze nooit gekocht omdat er altijd weer belangrijker
rockabilly platen dienden aangeschaft, maar dankzij deze CD heb ik
nu toch het beroemde "what are you rebelling against" beatnik
dialoogfragment en een van de muzikale thema’s, ook al is dat
filmmuziek geïnspireerd door uptempo crime jazz. De versie hier
op de CD is echter niet de echte soundtrack maar afkomstig van een
EP waarop jazz trompettist Shorty Rogers vier muzikale themas uit
die soundtrack coverde. Tussen de motor songs zitten een paar beroemde
zoals de rechtdoor rocker She's A Bad Motorcycle van The Crestones
(hun excellente vocale surfer The Chopper staat er niét op,
en het bekende Little Honda, opgenomen door The Beach Boys en The
Hondells, evenmin) en The Cheers' geweldige Leiber-Stoller compositie
Black Denim Trousers And Motorcycle Boots, zo goed dat het zelfs in
het Frans werd gecoverd door Edith Piaf en zelfs Piaf's versie zo
goed is dat het jammer is dat het niet op de CD staat. Een ander nummer
in dezelfde verhalende stijl en zo te horen duidelijk geïnspireerd
door Black Denim Trousers And Motorcycle Boots is Fire Engine Red
Bandanna (Motorcycle Queen) van Tommy Payne. De CD bevat een heleboel
al dan niet van geronk voorziene en meestal verrassend sympathieke
rockers als Motorcycle van Tico & the Triumphs met de piepjonge
Paul Simon op leadzang (de Duitse vertaling Motorbiene van Benny Quick
staat niet op de CD), Motorcycle Michael van Jo Ann Campbell, Marcel
St. Jean's stroll The Big Black Jacket, Floyd Robinson's (ja, die
van Makin' Love!) al even gemene stroller uit 1966 Motorcycle Man,
Johnny Bond's door Smokestack Lightnin' (D) gecoverde verheerlijking
Hell's Angels uit 1966, The Storey Sisters' jivende Bad Motorcycle
(de versie op Cameo, niet de originele versie met de langere gitaarintro
verschenen onder de naam The Twinkles op Peak Records), Garrett Williams'
countrybilly getinte Motorcycle Millie, en het onstuimige Motorcycle
Mike van Davey Day alias Dave "Diddle" Day van het onsterfelijke
Blue Moon Baby. Zelfs Elvis rijdt ons tegemoet op een Honda 305cc
CB77 Super Hawk, onderwijl een nummer uit de film Roustabout (1964)
zingend, het vlotte Wheels On My Heels, niet bepaald Born To Be Wild
maar zeker een van de betere songs uit een Elvis film. Het wildste
nummer is Jet Black Machine van Vince Taylor. Leroy (niet de Jack
Scott song) is het jaren '50 country equivalent van The Andrews Sisters,
een country vocal harmony versie van The Chordettes met Chet Atkins
op gitaar gevormd door het trio 'Nita, Rita & Ruby en dat waren
Anita Carter (de zus van June Carter en dus de schoonzus van Johnny
Cash), Rita Robbins (de zus van Don Winters, zanger-gitarist in de
band van Marty Robbins) en Ruby Wright alias Ruby Wells, de dochter
van Kitty Wells en Johnnie Wright, de helft van Johnnie & Jack.
Eén pot nat! Leather Jacket Motorcycle Rider is een Engelstalig
nummer van de Deense zanger Otto Brandenburg, en het enige nummer
over een zijspan is Side Car Cycle van Johnny Bond helemaal in zijn
gesproken twangy boogie Hot Rod Lincoln stijl - en net als Hot Rod
Lincoln een cover van een nummer van Charlie Ryan die zelf staat op
de CD staat met Hot Rod Harley, uiteraard ook weer een gesproken verhaal
met een supersnelle boogie woogie gitaar in Hot Rod Lincoln stijl.
Gek genoeg zit zijn lief in dit nummer ook in een zijspan!
Rock
'n' roll and motorbikes are almost inextricably linked: Marlon Brando
in The Wild One, James Dean on his Triumph, Elvis and his Harleys.
This CD collects 32 chronologically listed tracks about motorcycles,
including a few songs that you don't immediately associate with motorbikes
butdo mention them in the lyrics like Johnny Horton's The Wild One
("just me and my cycle speedin' through the night"). Other
songs celebrate that wildness but are not about motorbikes like Real
Wild Child (The Wild One), not in Johnny O'Keefe's original version
here, not in the cover by Ivan (pseudonym of Buddy Holly & the
Crickets drummer Jerry Allison), not in Jerry Lee Lewis' Sun cover
and most certainly not by Iggy Pop, but in the version of The Bell
Notes who turn it into an excellent jiver. Leroy Van Dyke's Leather
Jacket with Joe Maphis on guitar is about a guy with a leather jacket
but not specifically about a biker, Lenny & the Thundertones'
Street Beat is a menacing strolling blues guitar instrumental without
roaring engines. In 1953 Marlon Brando starred in The Wild One, the
very first biker film that preceded rock 'n' roll but exuded the rock
'n' roll spirit from its every pore. I've always wanted the soundtrack
LP but never bought it as there were always more important rockabilly
albums to be purchased, but thanks to this CD I now at least own the
famous "what are you rebelling against" beatnik dialogue
fragment and one of the film's musical themes, even though it's indeed
film music inspired by uptempo crime jazz. The version included here
is however not the real soundtrack but taken from an EP on which jazz
trumpeter Shorty Rogers covered four musical themes from The Wild
One. Among the motorbike songs are a couple of famous ones like The
Crestones' straight ahead rocker She's A Bad Motorcycle (their excellent
vocal surfer The Chopper is not included, nor is the well known Little
Honda, recorded by both The Beach Boys and The Hondells) and The Cheers'
mighty Leiber-Stoller composition Black Denim Trousers And Motorcycle
Boots, so good that it was even covered in France by Edith Piaf and
even Piaf's version is so good that it's a pity it's not on the CD.
Another song in the same narrative style and by the sound of it clearly
inspired by Black Denim Trousers And Motorcycle Boots is Tommy Payne's
Fire Engine Red Bandanna (Motorcycle Queen). |
DANCE
CRAZE-A-RAMA VOLUME 1
Na
Atomicat's Bop, Jive, Stroll en Twist-A-Rama reeksen mag u de dansvloer
voorverwarmen voor een nieuwe reeks waarin alle andere dansen de revue
zullen passeren, want zoals bekend was de twist slechts de bekendste
van de tientallen of misschien wel honderden dansen die in die tijd
en in het kielzog van het wereldwijde succes van de twist werden gelanceerd.
Een gezellig plaatje en een leuk dansje daarbij volstonden om de volgende
dansrage uit te vinden, dat was zo'n beetje de hoopvolle redenering,
en deze CD biedt 28 tekstboek voorbeelden uit 1957-1963. Een tiental
daarvan mag je als bekend beschouwen (Willie And The Hand Jive van
Johnny Otis, Da Doo Ron Ron van The Crystals, Gravy (For My Mashed
Potatoes) van Dee Dee Sharp), zij het niet noodzakelijk in de versie
gekozen door samensteller Mark Armstrong: Chubby Checker piept een
beetje in The Hucklebuck, The Drag van The Isley Brothers is helaas
géén Shout, Dion hoor je niet elke dag diezelfde Shout
zingen inclusief een valse fade out om daarna volle kracht terug te
slaan (best een fanatieke versie), en Lee Dorsey's Ya Ya klinkt bij
Steve Alaimo enerzijds opvallend zwart en anderzijds verrassend ska.
The Wobble van Jimmy McCracklin is een we-nemen-geen-gevangenen klassieker,
er is doo-wop met The Scotch van The Mandels, en go go gorilla doo-wop
nonsens met Mama Oom Mow Mow van The Rivingtons dat nog gestoorder
is dan hun Papa Oom Mow Mow. Waarom dansen vaak genoemd werden naar
dieren is me een raadsel. Om dierenbewegingen te imiteren? Laat uw
verbeelding de vrije loop met Wilbert Harrison's The Horse en The
Pony van een artiest kortweg genaamd The Kid. Logischerwijs is er
veel zwart early sixties materiaal als Diddle Dee Dee van Bobby Dunn,
The Whiz Wosh van Baby Wayne en Wabba Suzy Q van Ace Holder, maar
evengoed blanke pop als Mashed Potatoe Girl van Vinnie Monte, terwijl
Do The Hully Gully van Kenny Hamber klinkt als zwarte white rock.
Er waren zelfs instrumentale dansjes: Earl Hooker's Frog Hop is rhythm
'n' blues gitaar, The Slop Beat van The Teen Beats is de betere gitaarstroll
en Kangaroo van Clifford Scott een luie soul update van dixieland
swing, maar The Shoddy Shoddy van de steevast instrumentale Champs
is dan weer voor één keer vocaal, zij het helaas niets
bijzonders. Slimmeriken gokten op verschillende paarden door zoveel
mogelijk dansen in één song te proppen, zoals The Starfires
deden in The Dances. De afsluiter is een mooie samenvatting: de Franse
copine Sylvie Vartan met een Franstalige yé yé versie
van Let's Dance van Chris Montez getiteld Dansons met een huppeldepup
orgeltje. Stilzitten is uitgesloten, maar ik ben benieuwd of Mark
Armstrong ze ook allemaal zelf kan dansen.
After
Atomicat's Bop, Jive, Stroll and Twist-A-Rama series start pré-heating
the dance floor for a new series in which all the other dances will
be reviewed, for it's a well known fact that the twist was only the
best known of the dozens and maybe hundreds of dances that were launched
at the time in the wake of the worldwide success of the twist. A catchy
song and a dance routine to go with it was all it took to invent the
next dance craze, or so they optimistically hoped. This CD offers
28 textbook examples from 1957-1963 of which a dozen can be considered
familiar (Dee Dee Sharp's Gravy (For My Mashed Potatoes), Johnny Otis'
Willie And The Hand Jive, The Crystals' Da Doo Ron Ron), albeit not
necessarily in the version chosen by compiler Mark Armstrong: Chubby
Checker squeaks a bit in The Hucklebuck, The Isley Brothers' The Drag
is sadly no Shout, it's not every day you hear Dion sing that very
same Shout including a fake fade out only to pick up the speed again
(quite a fanatical version by the way), and Lee Dorsey's Ya Ya sounds
on the one hand remarkably black and on the other hand surprisingly
ska in the version of Steve Alaimo. Jimmy McCracklin's The Wobble
is a take-no-prisoners classic, there's doo-wop with The Mandels'
The Scotch, and go go gorilla doo-wop nonsense with The Rivingtons'
Mama Oom Mow Mow that's even more degenerate than their Papa Oom Mow
Mow. Why dances were often named after animals is beyond me. To imitate
the movements made by animals? Let your imagination run wild with
Wilbert Harrison's The Horse and The Pony by an artist who was simply
named The Kid. There is obviously a lot of black early sixties stuff
like Bobby Dunn's Diddle Dee Dee, Baby Wayne's The Whiz Wosh and Ace
Holder's Wabba Suzy Q, but also white pop like Vinnie Monte's Mashed
Potatoe Girl, while Kenny Hamber's Do The Hully Gully sounds like
black white rock. There were even instrumental dances: Earl Hooker's
Frog Hop is rhythm 'n' blues guitar, The Teen Beats' The Slop Beat
is one of the better guitar strolls and Clifford Scott's Kangaroo
is a lazy soul update of dixieland swing. Then again, The Shoddy Shoddy
by the invariably instrumental Champs is a vocal track, though unfortunately
nothing special. Smart guys played on several horses by cramming as
many dances as possible into one song, like The Starfires did in The
Dances. The closing track sums it up nicely: French copine Sylvie
Vartan with a yé yé version of Chris Montez' Let's Dance
titled Dansons with a happy go lucky organ and sung in French. To
sit still is impossible, but the real question is: does Mark Armstrong
know how to dance 'em all? |
22 maart 2023
ROCKS/
CHARLIE FEATHERS
Charlie
Feathers was there when it happened. Sterker: hij heeft zo vaak de
mythe verkondigd dat hij eigenhandig de rockabilly uitvond én
Elvis alles heeft geleerd dat hij dat volgens mij op den duur zelf
is gaan geloven. Feit is dat Feathers' en Presley's wegen elkaar gekruist
moeten hebben: ze zaten allebei op Sun Records, deelden de affiche
op package shows en Feathers schreef I Forgot To Remember To Forget.
Of is I Forgot To Remember To Forget volledig gecomponeerd door mede-auteur
Stan Kesler en gaf die Feathers de helft omdat Feathers de demo inzong?
De voornaamste reden waarom wij zo'n grote Charlie Feathers fan geworden
zijn is omdat ie altijd is blijven rocken. Je kan platen van hem uit
de jaren '50, '60, '70, '80 of '90 kopen, en hij klinkt altijd hetzelfde.
Feathers heeft altijd zijn haar naar achter gekamd en is nooit een
countryzanger geworden. Of misschien is hij eigenlijk wel zijn hele
leven een countryzanger geweest (luister naar zijn rockende versie
van Wild Side Of Life), wie zal zeggen wat in zijn psyche rondspookte?
En nu ik er zo over nadenk: eigenlijk heeft ie zijn hele leven lang
steeds dezelfde songs heropgenomen. Ik heb een paar vrienden die bij
Feathers thuis op bezoek zijn geweest, maar ik weet niet of ik de
man wel had willen zien gezeten in zijn zetel met een dekentje over
zijn schoot en een kwispedoor aan zijn voeten. Eén keer heb
ik hem live gezien, in Hemsby, op het eind van zijn leven, want op
het podium begon ie te vertellen hoe God de kanker uit zijn lichaam
had weggenomen. Géén handtekeningen na het optreden
want Feathers werd snel in een auto geduwd en afgevoerd, maar hij
had nog wel genoeg kracht om zich op het podium boos te maken op de
drummer die veel te hard mepte op alleen dat snaretrommeltje dat hij
had. Echte rockabilly was volgens Charlie Feathers immers zonder drums.
Drums staan gelukkig wel op de meeste van de 30 nummers op deze carrière-
en label-omvattende Best Of. Er zijn uiteraard meerdere Charlie Feathers
verzamelaars in omloop, dus waarom zou u voor deze gaan? Om te beginnen
omdat ze er zo goed als allemáál opstaan, van het mysterieus-exotische
Jungle Fever over de Sun demo Frankie And Johnny Take 2 en de King
nummers Too Much Alike, Everbody's Lovin' My Baby, One Hand Loose,
When You Come Around, Nobody's Woman, When You Decide en het radeloze
Can't Hardly Stand It, tot twéé Tongue Tied Jill's uit
1956 en 1968, twéé Bottle To The Baby's uit 1956 (op
King en de Sun demo Take 1), twéé versies van Rain (Keeps
On Fallin') uit 1968 en 1983, covers van Blue Suede Shoes en Gone
Gone Gone van Carl Perkins, de bop bommen Stutterin' Cindy en de Johnny
Burnette cover Tear It Up, beide uit 1968, de Rollin' Rock opname
That Certain Female uit 1974 die 20 seconden lang opdook in Quentin
Tarantino's film Kill Bill Vol. 1 (het komt uit de autoradio van een
ijskoude politieagent, en Can't Hardly Stand It zat in Kill Bill Vol.
2), nummers van zijn albums That Rock-A-Billy Cat (1967-1969), Wild
Wild Party (1977), Good Rockin' Tonight (1983) en Charlie Feathers
(op Elektra/Nonsuch, 1991), in totaal 30 stuks opgenomen tussen 1956
en 1991 maar dat valt er dus niet aan te horen want ze stotteren,
hiccuppen, kreunen en steunen tot in het oneindige, semi-akoestisch
badend in een gigantische echo en voorzien van een flink uit de kluiten
gewassen dosis slap bass. En zelfs als u dat alles al allemaal zou
hebben, dan is er nog de bonustrack, Adamsville van ene Bill Privett
uit 1970 met Charlie Feathers op gitaar én bas, het waargebeurde
verhaal van een bankoverval in het stadje Adamsville, Tennessee in
1968 door twee als vrouw verklede overvallers. Als de naam Adamsville
u bekend in de oren klinkt, is dat wellicht omdat Buford Pusser er
sheriff was, en over Pusser heeft dan weer Eddie Bond nummers opgenomen.
Compleet is deze CD zeker niet: zijn twee Sun/Flip singles staan er
bijvoorbeeld niet op (maar dat waren hillbilly en ballades), en evenmin
mijn favoriete Charlie Feathers ballade, It's Just That Song uit 1976,
het traagste nummer ooit. Een pluspunt voor wie in tegenstelling tot
Feathers zelf wél kan lezen is het CD booklet van 36 pagina’s
dat gedetailleerde informatie bevat van mensen die Charlie Feathers
kenden in de jaren '70. Charlie
Feathers was there when it happened. In fact he propagated and amplified
the myth that he singlehandedly invented rockabilly and taught Elvis
everything so often that I think he eventually came to believe it
himself. Feathers' and Presley's paths must indeed have crossed, that
much is true: they were both on Sun Records, shared the bill on package
shows, and Feathers wrote I Forgot To Remember To Forget. Or was I
Forgot To Remember To Forget composed entirely by co-author Stan Kesler
who then gave Feathers half of the credits for singing on the demo?
The main reason we became such big Charlie Feathers fans is because
he has always kept rockin'. You can buy Charlie Feathers records from
the fifties, sixties, seventies, eighties or nineties and he always
sounds the same. Feathers always combed his hair backwards and never
became a country singer. Or maybe he was just a country singer all
his life (listen to his rocking version of Wild Side Of Life), who's
to say what haunted his psyche? And come to think of it: throughout
his life he just kept recording the same songs over and over again.
Some friends of mine visited Feathers at his home, but I'm not sure
I would have liked to see him sitting in his easy chair with a blanket
over his lap and a spittoon at his feet. I saw him live once, in Hemsby,
towards the end of his life, as on stage he started to tell how God
had taken the cancer out of his body. No autographs after the gig
because Feathers was quickly pushed into a car and driven away, but
he still had enough strength to get angry on stage at the drummer
who according to him was banging way too loud on just that tiny snare
drum he had been allowed, for according to the gospel of Charlie Feathers,
real rockabilly did not employ drums. Fortunately drums do appear
on most of the 30 tracks on this career and label spanning Best Of.
There are obviously several Charlie Feathers compilations available,
so why choose this one? For starters: because it's pretty much all
here, from the mysterious-exotic Jungle Fever over the Sun demo Frankie
And Johnny Take 2 and the King recordings Too Much Alike, Everbody's
Lovin' My Baby, One Hand Loose, When You Come Around, Nobody's Woman,
When You Decide and the desperate Can't Hardly Stand It, to two Tongue
Tied Jill's from 1956 and 1968, two Bottle To The Baby's from 1956
(on King and the Sun demo Take 1), two versions of Rain (Keeps On
Fallin') from 1968 and 1983, covers of Carl Perkins' Blue Suede Shoes
and Gone Gone Gone, the bop bombs Stutterin' Cindy and the Johnny
Burnette cover Tear It Up, both from 1968, the 1974 Rollin' Rock recording
That Certain Female of which 20 seconds were heard in Quentin Tarantino's
film Kill Bill Vol. 1 (it comes out of the car radio of an ice cold
police officer, while Can't Hardly Stand It was in Kill Bill Vol.
2), songs from his albums That Rock-A-Billy Cat (1967-1969), Wild
Wild Party (1977), Good Rockin' Tonight (1983) and Charlie Feathers
(on Elektra/Nonsuch, 1991), in total 30 songs recorded between 1956
and 1991 but you can't tell because they stutter, hiccup, moan and
groan ad infinitum, semi-acoustically bathed in a humongous echo and
a hefty dose of slap bass. And even if you already have all of this
there's still the bonus track, Adamsville recorded by one Bill Privett
in 1970 with Charlie Feathers on guitar ánd bass, the true
story of a bank robbery in the small town of Adamsville, Tennessee
in 1968 by two robbers dressed as women. If the name Adamsville sounds
familiar, it's probably because its sheriff was Buford Pusser, immortalised
by Eddie Bond. This CD is certainly not complete: Feathers' two Sun/Flip
singles for instance are not included as they were hillbilly and ballads,
nor is my favourite Charlie Feathers ballad, It's Just That Song from
1976, the slowest song ever. A plus for those of you who unlike Feathers
himself can actually read is the 36 page booklet with detailed information
from people who knew Charlie Feathers in the seventies that accompanies
the hardcore bop from an artist who couldn't write but could rock
unlike anybody else. If you don't have anything yet by this essential
artist it's a mandatory purchase. |
WHAT
THE HECK, THE COMPLETE/ JOE BENNETT & THE SPARKLETONES
Tijd om uw brrrrr black slacks uit de kast te halen, want Bear Family (D) presenteert de complete opnames van Joe Bennett & the Sparkletones. Ik heb ze in 2005 gezien op de Rockabilly Rave (GB), toch uitzonderlijk, want het moet de enige keer geweest zijn dat ik een fifties groep in originele complete fifties bezetting op een podium zag, als we Bill Haley's samengeraapte Comets even niet meetellen. The Sparkletones speelden nog even goed als op de LP die ik van hen had, zij het alles een slag trager. Die hele in 1983 verschenen LP van helaas slechts tien tracks maar wel boordevol goedgeluimde rock 'n' roll met jeugdig enthousiasme en flitsend gitaarwerk klinkt nog even fris als de dag in 1957 en 1958 toen Black Slacks, Penny Loafers And Bobby Sox, Rocket, Let's Go Rock 'n' Roll, Number One On My Love List, Cotton Pickin' Rocker en Maybe Baby (niet de Buddy Holly song) werden opgenomen en staat integraal op deze CD, maar ze mag hier nooit buiten want ik heb ze toen op de Rave door de hele band laten handtekenen. Iets trager maar even gretig op die plaat: Late Again (The Everly Brothers met scheursax) and Boppin' Rock Boogie met Paul Anka tussen de backing vocals. De CD bevat zoals gezegd hun volledige output, wat betekent u gelijk al uw andere Sparkletones CD’s mag wegdoen (tenzij ze net als mijn LP gehandtekend zijn natuurlijk) want ook de al even rockende Little Turtle, de Bo Diddley stomper Bayou Rock en de banjo vaudeville variété Grandpa Jones cover Are You From Dixie staan er op. We've Had It, Do The Stop en de Everly Brothers / Coasters mash up What The Heck zijn leuk, zij het dat hier de invloed van teen rock reeds hoorbaar wordt. Beautiful One is een romantische ballade, en Boys Do Cry is een rockaballad. Extraatjes zijn een alternatieve Late Again met studiogebabbel en een alternatieve Boys Do Cry met een hoge vrouwenstem die beide pas opdoken in 1995, alsmede live TV opnames van Black Slacks en Rocket afkomstig van de Nat King Cole Show op 3 november 1957. Altijd jammer dat die niet als videoclip op de CD staan, wat ooit heel even de mode was in CD land, maar YouTube is uiteraard slechts een muisklik away en de beeldkwaliteit is sowieso beneden alle peil. Voor hun twee verschillende passages op de Ed Sullivan Show (één ervan, Black Slacks, staat ook op YouTube) was op de CD waarschijnlijk geen plaats meer want met 79 minuten staat die echt wel barstensvol. De jongens die zich zelfs met Elvis op de foto wisten te wringen traden ook op in Dick Clark's American bandstand, maar die clip vind ik niet terug op YouTube. Een nummer dat ik niet kende is Softly, een teen ballade met violen. Er staat nog veel meer op dat ik niet ken, namelijk twaalf opnames van Joe Bennett gemaakt met andere muzikanten in 1964 toen hij zijn legerdienst vervulde in Spanje, waar ze verschenen op drie EP’s. Eén van die muzikanten, Mickey Hart, werd later drummer van rockband The Grateful Dead, maar dat is er hier gelukkig niet aan te horen. Onder de naam Joe & the Jaguars verscheen een 4 track EP met Si Tuviera Un Martillo (een goeie Spaanstalige If I Had A Hammer van Trini Lopez), ook Kansas City is in het Spaans, La Hora is een surf gitaarinstrumentaal (origineel een gezongen dramatisch nummer waarmee ene Alberto in 1963 het Festival De Benidorm won), en Memphis in de stijl van Lonnie Mack is instrumentale gitaarrock, samen vier nummers die voor 1964 heel rock 'n' roll zijn. Vier nummers die verschenen op een EP als Karina & the Jaguars zijn sixties girl pop gezongen door een señorita wier echte naam luidde - zet even een kop koffie - María Isabel Bárbara Llaudés Santiago. Nog vier nummers tenslotte, met Spaanse titels maar wel degelijk in het Engels gezongen, verschenen onder de solo naam Joe Bennett en zijn sixties pop en popballads. Helemáál sixties met een folky edge is de single Run Rabbit Run / Well Dressed Man die merkwaardig genoeg in 1965 out of the blue verscheen onder de naam The Sparkletones. Over The King Is Coming Back van "Billy & Eddie" wordt in de discografie in het CD booklet van 33 pagina’s met geen woord gerept, maar het komt uit 1959, werd geschreven maar niet gezongen door Joe Bennett en is een niet onaardige rocker die klinkt als The Sparkletones, een gitaarriff à la Wake Up Little Susie bevat, handelt over de terugkeer van Elvis uit het leger, en extra punten krijgt voor de sympathieke zinsnede "you're gonna trade that khaki for black slacks". En als er nu nog iemand me kan vertellen wat de "long version" van Black Slacks op weer een andere Sparkletones CD is, kan ik met vanavond met een gerust gemoed gaan slapen. Joe Bennett overleed in 2015, ritmegitarist Howard Childress in 2019. De andere twee Sparkletones leven nog en werkten mee aan deze release waarop ik als enige kritiek aan te merken heb dat de geluidskwaliteit niet bepaald scherp is. Op Bear Family BAF14013 verscheen recent ook een 14 track Joe Bennett & the Sparkletones 10 inch vinyl getiteld Cotton Pickin' Rockers. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky) Time to get out your brrrrr black slacks, for Bear Family (D) presents the complete recordings of Joe Bennett & the Sparkletones. I saw them in 2005 at the Rockabilly Rave (GB), an exceptional gig, as it must have been the only time I saw a fifties group in their original and complete fifties line up on a stage, if you don't count Bill Haley's reassembled Comets. The Sparkletones were still playing as good as my LP of 'em, albeit a tidbit slower. That whole 1983 LP of unfortunately only ten tracks packed with good humoured rock 'n' roll, youthful enthusiasm and flashy guitar playing still sounds as fresh as the day when Black Slacks, Penny Loafers And Bobby Sox, Rocket, Let's Go Rock 'n' Roll, Number One On My Love List, Cotton Pickin' Rocker and Maybe Baby (not the Buddy Holly song) were recorded in 1957-1958 and is reprised in its entirety on this CD, but I will never part with it since I had the whole band sign it at the Rave. A little bit slower but equally eager on that LP: Late Again (The Everly Brothers with ripping sax) and Boppin' Rock Boogie with Paul Anka as one of the backing vocalists. The CD contains their entire output, which means you can get rid of all your other Sparkletones CD’s (unless they are signed like my LP, obviously), as it also includes the equally rockin' Little Turtle, the Bo Diddley stomper Bayou Rock and the banjo vaudeville variety Grandpa Jones cover Are You From Dixie. We've Had It, Do The Stop and the Everly Brothers / Coasters mash up What The Heck are fun even though the influence of teen rock is already audible. Beautiful One is a romantic ballad and Boys Do Cry is a rock-a-ballad. Extras include an alternative Late Again with studio chatter and an alternative Boys Do Cry with a high female voice, both of which only surfaced in 1995, as well as live TV recordings of Black Slacks and Rocket taken from the Nat King Cole Show on November 3, 1957. It's always a pity that those video clips are not included as a CD bonus like they used to do at one time, but YouTube is only a mouse click away and the picture quality is below par anyway. There was probably no space left on the CD for their two different passages on the Ed Sullivan Show (one of them, Black Slacks, is also on YouTube) because at 79 minutes it's really full full full. The boys who even managed to squeeze themselves on a picture with Elvis also performed on Dick Clark's American bandstand, but I can't find that clip on YouTube. A song I didn't know is Softly, a teen ballad with violins. There's actually a lot more on here that I don't know, in particular twelve tracks Joe Bennett recorded with other musicians in 1964 during his air force service in Spain where they appeared on three EPs. One of those musicians, Mickey Hart, later became the drummer of rock band The Grateful Dead, but fortunately you can't hear that here. Released under the name Joe & the Jaguars was a 4 track EP featuring Si Tuviera Un Martillo (a darn good Spanish language cover of Trini Lopez' If I Had A Hammer), Kansas City is in Spanish too, La Hora is a surf guitar instrumental (originally a dramatic vocal song with which one Alberto won the Festival De Benidorm in 1963), and Memphis done Lonnie Mack style is instrumental guitar rock, in all four songs that are very rock 'n' roll for 1964. Four other songs that appeared on an EP as Karina & the Jaguars are sixties girl pop sung by a señorita whose real name was - go make yourself a cup of coffee - María Isabel Bárbara Llaudés Santiago. Finally, four more songs with Spanish titles but sung in English that appeared under the solo name Joe Bennett are sixties pop and pop ballads. Totally sixties with a folky edge is the 45 Run Rabbit Run / Well Dressed Man which appeared out of the blue in 1965 under the name The Sparkletones. The King Is Coming Back from 1959 by "Billy & Eddie" which is not mentioned in the discography of the 33 page CD booklet, was written but not sung by Joe Bennett. It's a not unsympathetic rocker that sounds like The Sparkletones, features a guitar riff à la Wake Up Little Susie, is about Elvis' return from the army and gets extra points for the phrase "you're gonna trade that khaki for black slacks". Bear Family recently also released a 14 track Joe Bennett & the Sparkletones 10 inch vinyl titled Cotton Pickin' Rockers BAF14013. And if anyone could tell me what the "long version" of Black Slacks on yet another Sparkletones CD is, I will have a good night's rest tonight. Joe Bennett died in 2015, rhythm guitarist Howard Childress in 2019. The other two Sparkletones are still alive and were involved with this release, of which my only criticism goes towards the sound which is not exactly sharp. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky) |
THRILL-LA-DILL/
LEROY KIRKLAND
Deze
keer richt de Koko Mojo Songwriter Series de spot op (tromgeroffel)…
Leroy Kirkland! Wie? LEROY KIRKLAND! Ik had nog nooit van de man gehoord,
ook al heeft ie meer dan 700 songs op zijn naam staan, was hij als
arrangeur in charge van meer dan 100 opnamesessies, werkte hij met
goed volk als Alan Freed en Screaming Jay Hawkins (I Put A Spell On
You = "orchestra under the direction of Leroy Kirkland"),
en speelde hij in 1956 gitaar op Barbie Gaye's originele versie van
My Boy Lollipop. Volgens deze CD zijn zijn bekendste songs Mumbles
Blues, geen blues maar vrolijke nonsensikale rock 'n' roll van Bobby
Lewis (hier in de Mercury heropname uit 1957, niet de originele versie
op Chess uit 1952), en Big John Greer's Come Back Maybelline antwoord
op Chuck Berry's Maybelline, allebei voorbeelden van zwarte rockabilly.
Dat zijn niet bepaalde de bekendste songs ooit, maar 't zijn wel twee
erg goeie songs en zo staan er in totaal 28 op de CD (mede)gecomponeerd
door Kirkland, netjes chronologisch gerangschikt van 1952 tot 1962
en afkomstig van labels als Okeh, Chess, RCA Victor, MGM, Mercury,
Groove, Vik, Coral, King en Warner. Begin vorig jaar bracht Jasmine
Records (GB) al een Leroy Kirkland CD uit, maar het goeie nieuws is
dat er slechts drie dubbels zijn. Van twee andere songs staan op de
twee CD’s twee verschillende uitvoeringen door andere artiesten.
Good Lovin' is bijvoorbeeld mijn inziens bekender in de originele
versie van The Clovers dan van Bobby Hendricks hier. Twee toch vrij
bekende Kirkland composities die hier niét op staan zijn Who's
That Knocking van The Genies en When You Dance van The Turbans (de
Jasmine CD heeft een versie door Bobby Storm & the Storms). De
CD biedt in ieder geval een mooi overzicht van de diverse zwarte muziekstijlen
uit de jaren '50 van rhythm 'n' blues jive (I'll Be Sittin' I'll Be
Rockin' van Larry Darnell) over springerige mondharmonica blues boppers
(Hooray Hooray en de instrumental Hoopin' And Jumpin', twee keer Sonny
Terry), doo-wop met The Prestos (Looking For Love), The Five Keys
(Your Teeth And Your Tongue) en de doo-woppende jiver Don't You Wanna
Be Mine van The Eagles, bluesier songs als Do That Thing van Jimmy
alias Jimmie Newsome, diens bluesabilly I'm Afraid I Love you en de
bluesrockende stroll She's Gone van Alonzo Scales, popcorn noir (Good
Enough van Bobby Guy), zwarte crooner swing (Dinah Washington's My
Man's An Undertaker), mambo met de altijd larger than life Screaming
Jay Hawkins (Talk About me), strolls (We're Strollin' van The Strollers,
kan niet missen dat het een stroll is) en instrumentale big band rock
'n' roll jive (Rock 'n' Roll Boogie van de Alan Freed Band, een bewerking
van Freddie Mitchell's Moondog Boogie) tot de meer gestroomlijnde
rock 'n' roll van artiesten als Brook Benton (Crinoline Skirt), Clyde
McPhatter (Whole Heap Of Love), Dolores Ware (Thrill-La-Dill), The
Pearls (It's Love Love Love), Bobby Brookes (You'd Better Move), The
Equadors (Stay A Little Longer), The Mighty Jupiters (Your Love) en
The Fabulons (Give Me Back My Ring). Alles bij elkaar geeft dat een
gevariëerde CD die focust op minder bekend materiaal, en dat
is lovenswaardig. Als u die Jasmine CD best te pruimen vond is deze
nieuwe Koko Mojo de perfecte aanvulling, en vice versa. Kirkland overleed
in 1988 op z'n 82ste, of op zijn 84ste want zijn geboortejaar is niet
helemaal duidelijk.
This
time the Koko Mojo Songwriter Series turns the spotlight on (drum
roll)... Leroy Kirkland! Who? LEROY KIRKLAND! I had never heard of
him, even though he has over 700 songs to his name, arranged more
than 100 recording sessions, worked with great folks like Alan Freed
and Screaming Jay Hawkins (I Put A Spell On You = "orchestra
under the direction of Leroy Kirkland"), and played guitar on
Barbie Gaye's original version of My Boy Lollipop in 1956. According
to this CD his best known songs are Mumbles Blues, not blues but upbeat
nonsense rock 'n' roll by Bobby Lewis (here it's the 1957 Mercury
re-recording, not the original 1952 version on Chess), and Big John
Greer's Come Back Maybelline answer to Chuck Berry's Maybelline, both
examples of that rarest of species, black rockabilly. These are not
exactly the most famous songs ever, but they're for sure both very
good songs, just like the other 26 tracks collected here (co-)composed
by Kirkland, neatly arranged chronologically from 1952 to 1962, having
originally appeared on labels such as Okeh, Chess, RCA Victor, MGM,
Mercury, Groove, Vik, Coral, King and Warner. Early last year Jasmine
Records (GB) already released a Leroy Kirkland CD, but the good news
is that there are only three doubles. Of two other songs the two CD’s
feature versions by different artists. Good Lovin' for instance is
in my opinion better known in the original version by The Clovers
than by Bobby Hendricks here. Two nevertheless quite known Kirkland
compositions that are not on here are Who's That Knocking by The Genies
and When You Dance by The Turbans (the Jasmine CD has a version by
Bobby Storm & the Storms). The CD offers a nice overview of the
various black music styles of the 1950s from rhythm 'n' blues jive
(Larry Darnell's I'll Be Sittin' I'll Be Rockin') over jumpin' harmonica
blues boppers (Hooray Hooray and the instrumental Hoopin' And Jumpin',
both by Sonny Terry), doo-wop with The Prestos (Looking For Love),
The Five Keys (Your Teeth And Your Tongue) and The Eagles' doo-woppin'
jiver Don't You Wanna Be Mine, bluesier songs like Jimmy aka Jimmie
Newsome's Do That Thing, his bluesabilly I'm Afraid I Love You and
Alonzo Scales' bluesrockin' stroll She's Gone, popcorn noir (Bobby
Guy's Good Enough), black crooner swing (Dinah Washington's My Man's
An Undertaker), mambo with the always larger than life Screaming Jay
Hawkins (Talk About me), strolls (We're Strollin' by The Strollers,
can't miss that it's a stroll) and instrumental big band rock 'n'
roll jive (Rock 'n' Roll Boogie by the Alan Freed Band, an adaptation
of Freddie Mitchell's Moondog Boogie) to the more streamlined rock
'n' roll of artists like Brook Benton (Crinoline Skirt), Clyde McPhatter
(Whole Heap Of Love), Dolores Ware (Thrill-La-Dill), The Pearls (It's
Love Love Love), Bobby Brookes (You'd Better Move), The Equadors (Stay
A Little Longer), The Mighty Jupiters (Your Love) and The Fabulons
(Give Me Back My Ring). All in all this makes for a varied CD that
focuses on lesser known material, which is recommendable. If you dug
that Jasmine CD, this new Koko Mojo is the perfect complement, and
vice versa. Kirkland died in 1988 at the age of 82, or 84 as his birth
year is not entirely clear. |
FANCY
DANCE/ LINCOLN CHASE
Deze
keer richt de Koko Mojo Songwriter Series de spot op (tromgeroffel)...
Lincoln Chase! Wie? LINCOLN CHASE! Ik had nog nooit van de man gehoord,
maar zijn bekendste songs blijken Such A Night, Jim Dandy en vervolg
Jim Dandy Got Married. Die staan uiteraard alle drie op de door Mark
Armstrong samengestelde CD, samen met nog 25 andere door Chase gecomponeerde
songs 1953-1963 in chronologische volgorde, dus van vroege rhythm
'n' blues jive tot gestroomlijnde rock 'n' roll van onder meer Teddy
Randazzo (Be My Kitten Little Chicken) en Joey Castle (Come A Little
Closer Baby). Tot de eerste categorie behoren het vrolijke uptempo
Don't Steal My Heart (Beulah Swan) en het medium tempo She Makes Me
Mad van de piepjong klinkende George Benson, wat blijkt te kloppen:
Benson was 11 jaar toen hij dit nummer opnam in 1954. Jong geleerd
is oud gedaan, en George Benson groeide uit tot een wereldberoemde
jazzgitarist en zanger. De uit duizenden herkenbare Ruth Brown danst
de mambo in Please Don't Freeze en het valt op dat Chase vaak speelde
met exotische ritmes, misschien wel omdat ie zelf Cubaans en West-Indisch
bloed door zijn aderen had stromen. De machtige mambo duikt ook op
in het doo-woppende Rock Moan And Cry van The Playboys, eigenlijk
een deel van The Cues onder aanvoering van Charlie White van The Clovers.
Nog meer doo-wop wordt op verzoek afgeleverd door The Du Droppers
(You're Mine Already + I Only Had A Little) en The Orioles (Fair Exchange).
De CD beslaat het hele rock 'n 'roll gamma van girl group klanken
(One Billion Seven Million Thirty-Three van de allesbehalve Tranquils)
over zoetgevooisde ballades (To The One I Love van Roy Hamilton) tot
variété pop swing (Fancy Dance van Carol Hughes). Trivia:
Hughes heeft de originele versie van Lend Me Your Comb, bekend van
Carl Perkins, op haar naam staan. The Blues Down Home van Nick Greene
is geen blues maar een trage stroll. Het waren overigens in tegenstelling
tot wat je zou kunnen denken niet enkel zwarte artiesten die Chase's
composities opnamen: Bunny Paul was een blanke zangeres, maar haar
Leave My Heart Alone klinkt behoorlijk zwart en is gezellige rock
'n' roll. Verschillende andere nummers klinken blank, wat uiteraard
niets wil zeggen. Zelfs Red Foley staat op de CD en veel blanker kan
je niet zijn, maar toch is zijn Blues In My Red Wagon Blues een bluesy
nummer bovendien boordevol sfeer. Chase's bekendste nummers staan
niet in de bekendste versie op de CD: Jim Dandy horen we niet van
Lavern Baker maar in de springerige go go cover van Ann-Margret, Jim
Dandy Got Married is daarentegen wel Lavern Baker's originele uitvoering,
en Such A Night is niet het origineel van The Drifters of de hitversie
van Elvis, maar de op Elvis geïnspireerde cover van de pas overleden
Mac Allen Smith. Tot slot nog even aanstippen dat Chase ook zelf platen
opnam waarvan er zes op de CD staan. Ze vormen een merkwaardige combinatie
van crooner, novelty, vreemde melodieën en wacky teksten: let
op de dramatische Egyptisch klinkende over the top ballade The Vulture
Song waar Screaming Jay Hawkins wel weg mee had geweten, de swingende
vocal harmony jiver That's All I Need, het ronduit bizarre I Love
Your Many Ways en de jiver Miss Orangatang.
This
time Koko Mojo's Songwriter Series turns the spotlight on (drum roll)...
Lincoln Chase! Who? LINCOLN CHASE! I had never heard of him before,
but we learn here that his best known songs are Such A Night, Jim
Dandy and its sequel Jim Dandy Got Married. All three are of course
on this CD compiled by Mark Armstrong, along with 25 more Lincoln
Chase compositions 1953-1963 in chronological order from early rhythm
'n' blues jive to sleek rock 'n' roll by the likes of Teddy Randazzo
(Be My Kitten Little Chicken) and Joey Castle (Come A Little Closer
Baby). The first category includes the upbeat uptempo Don't Steal
My Heart (Beulah Swan) and the medium tempo She Makes Me Mad by a
very young sounding George Benson, which turns out to be true: Benson
was only 11 when he recorded this song in 1954. Many years later George
Benson grew into a world renowned jazz guitarist and singer. The instantly
recognisable Ruth Brown sways to the mambo in Please Don't Freeze
and it's noteworthy that Chase often played with exotic rhythms, perhaps
because he had Cuban and West Indian blood running through his veins
himself. The mighty mambo also pops up in The Playboys' doo-woppin'
Rock Moan And Cry, actually part of The Cues led by Charlie White
of The Clovers. You asked for more doo-wop and it's delivered courtesy
of The Du Droppers (You're Mine Already + I Only Had A Little) and
The Orioles (Fair Exchange). The CD covers the whole rock 'n' roll
gamut from girl group sounds (One Billion Seven Million Thirty-Three
by the anything but Tranquils) to sweet voiced ballads (Roy Hamilton's
To The One I Love) to variety pop swing with Carol Hughes' Fancy Dance.
Trivia: Hughes recorded the original version of Lend Me Your Comb,
made famous by Carl Perkins. Nick Greene's The Blues Down Home is
not a blues but a slow stroll. Contrary to what you might expect it
was not only black artists who recorded Chase's compositions: Bunny
Paul was a white singer, but her Leave My Heart Alone sounds pretty
black and is fun rock 'n' roll. Several other songs on the other hand
sound white, which of course doesn't mean anything. Even Red Foley
is featured and you can't get much whiter, but still his Blues In
My Red Wagon Blues is a bluesy type of song brimming with atmosphere.
Chase's best known songs are not included in their best known versions:
Jim Dandy is not Lavern Baker but Ann-Margret's bouncy go go cover,
though Jim Dandy Got Married is Lavern Baker's original. Such A Night
is not The Drifters' original or Elvis' hit version, but the Elvis
inspired cover by the recently deceased Mac Allen Smith. It's also
worth mentioning that Chase did some recording of his own, and the
CD includes six tracks sung by him. They constitute a curious combination
of crooner, novelty, strange melodies and wacky lyrics. Do note the
dramatic Egyptian sounding over-the-top ballad The Vulture Song that
Screaming Jay Hawkins would have loved, the swinging vocal harmony
jiver That's All I Need, the downright bizarre I Love Your Many Ways
and the jiver Miss Orangatang. |
Vinyl Recensie
15 maart 2023
SHAKE
THE ROCKS/ THE SHAKERS
Ik blijf het verbazingwekkend vinden dat elke keer je aan de rock 'n' roll boom schudt er nieuwe bands blijven uitvallen, en in dit geval zijn dat The Shakers, kwartet uit Marseille opgericht net voor de corona pandemie de wereld deed shutdownen. In klassieke rockabilly opstelling presenteren ze met Shake The Rocks hun debuut, een visitekaartje in de vorm van een vinyl EP met vier eigen nummers. En klassieke rockabilly spelen ze: het snappy gitaarwerk van de uptempo opener en titeltrack Shake The Rocks drijft de boppers onder u gegarandeerd spoorslags richting dansvloer. Ook General Procession bopt een flink eind weg maar is wat minder urgent qua tempo. De hypnotiserende gitaarritmes en kurkdroge drums houden de belofte van een bluesbopper in, maar The Shakers kiezen geven niet toe aan de gemakkelijkste weg, en in de plaats wordt het inderdaad klassieke rockabilly met een loepzuivere rockabilly solo. New Tune In Town, gezongen met deels een Charlie Feathers-achtige stem zonder te vervallen in hiccup clichés, gaat evenzeer voor die strakke gitaarsound maar bezigt moderne akkoordenwissels, met als resultaat opnieuw dat onderhuidse bluesbop gevoel dat niet tot uiting komt maar dit keer een indianen op het oorlogspad sfeertje oproept. Trains Don't Wait tot slot is bruisende ongebreidelde rockabilly in een groove die me doet denken aan een Jackie Lee Cochran. Geen idee of dat hun bedoeling was, maar dat is in elk geval wat ik er in hoor. Het geheel klinkt op EP lekker uitbundig, en ik zou het graag eens een keer loeihard uit metershoge boxen horen. Een new tune in town? Nee hoor, dit is al 1000 keer gedaan, maar als het zo goéd gedaan is als deze ambitieuze Shakers blijft het fris klinken. Niets zo mooi immers als jonge bands die de mysteriën der rockabilly ontdekken en opnieuw het warme water uitvinden, want dankzij die doorstroming van jeugdig bloed blijft onze muziek aantrekkelijk. Maar treinen wachten inderdaad niet, dus wacht niet te lang met het aanschaffen van deze EP, opgenomen in de analoge Lightning Recorders studio in Berlijn door Axel Praefcke van The Round Up Boys / Cherry Casino & the Gamblers / Ike & the Capers. Je kan immers altijd een volgende trein nemen, maar als deze EP'tjes aan je neus voorbijgaan krijg je geen tweede kans. Ik kijk al uit naar het album dat ze dit jaar gaan opnemen daar in Berlijn, en ik heb horen waaien dat er organisatoren interesse hebben om ze volgend jaar naar Nederland te halen. Info: www.eltororecords.com en facebook.com/The-Shakers-France (Frantic Franky)
It keeps amazing me that every time you shake the rock 'n' roll tree new bands keep falling out. Enter: The Shakers, a foursome from Marseille formed just before covid shut the whole world down. In classic rockabilly line-up they present their calling card in the form of a vinyl EP titled Shake The Rocks with four of their own songs. And classic rockabilly sure is what they play: the snappy guitar work of the uptempo opening title track is guaranteed to make the boppers among you head straight in the direction of the dance floor. General Procession also bops a lot but is less urgent in terms of its tempo. The hypnotic guitar rhythms and dry drums hold the promise of a blues bopper, but The Shakers do not choose the easiest path by giving in to that, and instead it becomes classic rockabilly featuring a flawless rockabilly solo. New Tune In Town, sung partly with a Charlie Feathers-like voice without turning into hiccup clichés, goes for the same tight guitar sound but employs modern chord changes, again resulting in an understated blues bop feel that doesn't come to fruition but this time evokes an injuns on the warpath vibe. The last track, Trains Don't Wait, is vibrant unbridled rockabilly in a groove that reminds me of Jackie Lee Cochran. No idea if that was what they aimed for, but it's what I hear in it. The whole thing sounds very exuberant on this vinyl EP and I'd love to hear it blasting out of huge speakers at a festival. A new tune in town? No way, this has been done a 1000 times before, but when it's executed as good as these ambitious Shakers do, they make it sound fresh again. There's nothing as satifying as witnessing young bands discover the secrets of rockabilly music and reinvent the hot water, because thanks to this inflow of young blood our music scene rejuvenates itself. But trains indeed don't wait, so don't put off purchasing this EP, recorded at the analogue Lightning Recorders studio in Berlin by Axel Praefcke of The Round Up Boys / Cherry Casino & the Gamblers / Ike & the Capers. After all you can always take the next train, but if you miss out on these EPs you don't get a second chance. I'm already looking forward to the album they'll be recording this year over there in Berlin. Info: www.eltororecords.com en facebook.com/The-Shakers-France (Frantic Franky) |
CD Recensies
ROCKHOUSE
STRUTTERS/ ROCKHOUSE STRUTTERS
Rockhouse
Strutters zijn een Fins kwartet waarover ik niets meer weet te melden
dan dat ze uit de stad Mikkeli komen, al meer dan 10 jaar bestaan
en dat contrabassist Likku Riepponen vroeger bij Mike Bell & the
Belltones zat. Ik hoor echos van de bluesabilly sound van The Paladins
zonder tot in het oneindige in het akkoord te blijven hangen en in
de Luke McDaniel op Sun Records cover My Baby Don't Rock weerklinken
de brutale zang en de gitaaruithalen van Brian Setzer, maar ik hoor
nog veel meer. Her Love Rubbed Off van Carl Perkins en Mexicali Baby
van The Rio Rockers zijn op zich al niet de meest normale rock 'n'
roll songs, en dat worden ze evenmin in de versie van Rockhouse Strutters.
Het eerste krijgt een primitieve trashy uitvoering, het tweede wordt
bluesrock! Rock House van Roy Orbison ten tijde van Sun wordt traag
en dreigend, van Carl Smith's ouwe country boogie bopper Go Boy Go
maken ze uptempo rockabilly met flink wat slapwerk maar toch weer
een bluesy geïnspireerde gitaar, Little Bit More van Sleepy LaBeef
wordt pure rockabilly, en Plantation Boogie, vooral bekend van Pee
Wee King, wordt zware bluesgetinte rock 'n' roll. Carl Perkins' Sure
To Fall krijgt ook weer de zware behandeling maar blijft melodieus.
De band toont dat ie van vele rock 'n' roll markten thuis is met de
Jive Romeros cover Look So Deep, een Temptation-achtige song maar
dan uptempo, en het eigen Cruisin' is een melodieus rocknummer zoals
al die om de een of andere reden Duitse bands die melodieuze rocknummers
doen doorgaan voor rock 'n' roll ze plegen. Twee van de twaalf nummers
op dit album zijn eigen songs, die Cruisin' en Poor Luck Daddy-O,
uptempo bluesabilly 'n' roll met een verduiveld goeie gitaarhook.
Veralgemenend zou je kunnen stellen dat dit vooral het zwaardere gitaarwerk
met macho vocals is, maar Rockhouse Strutters zijn toch een band met
meer gezichten dan je op het eerste gehoor zou denken, meer Paladins
dan Johnny Burnette, zeker, maar vooral met een eigen sound en benadering.
Anders gezegd: ze lijken mij het soort band dat ik wel eens erg goed
zou kunnen vinden moesten ze bij mij in de buurt wonen en ze hier
regelmatig in de kroeg speelden. Dat is helaas niet het geval, dus
zal ik me moeten beperken tot de CD die ook uit is op vinyl (MOONLP2023).
Wie eerst zelf wil oordelen welk vlees Rockhouse Strutters in de rock
'n' roll kuip hebben kan het hele album beluisteren via streaming
en zelfs via Youtube! Rockhouse
Strutters are a Finnish quartet about whom I know nothing more than
that they hail from the city of Mikkeli, have been around for more
than 10 years, and Likku Riepponen on the double bass used to play
with Mike Bell & the Belltones. I hear echoes of the bluesabilly
style of The Paladins without hanging in the same chord ad infinitum
and the Luke McDaniel on Sun Records cover My Baby Don't Rock echoes
Brian Setzer's raw vocals and guitar strumming, but I also hear a
lot more than that. Carl Perkins' Her Love Rubbed Off and The Rio
Rockers' Mexicali Baby are in themselves not the most normal rock
'n' roll songs ever and they're not about to become in the Rockhouse
Strutters' versions: Her Love Rubbed Off gets a primitive trashy treatment,
Mexicali Baby becomes blues rock! Rock House by Roy Orbison during
his Sun tenure becomes menacingly slow, Carl Smith's old country boogie
bopper Go Boy Go is turned into uptempo rockabilly with quite a bit
of slap but again featuring a blues inspired guitar, Sleepy LaBeef's
Little Bit More is pure rockabilly, and Plantation Boogie, best known
from Pee Wee King, becomes heavy blues infested rock 'n' roll. Carl
Perkins' Sure To Fall gets a heavy makeover as well but remains melodic.
The band shows it knows its way around many rock 'n' roll stylings
with the Jive Romeros cover Look So Deep, a Temptation-like song but
uptempo, while their own Cruisin' is a melodic rock song like all
those for some reason German bands that pass melodic rock songs off
as rock 'n' roll crank 'em out. Two out of the twelve songs are selfpenned,
this Cruisin' and Poor Luck Daddy-O, uptempo bluesabilly 'n' roll
with a devilishly good guitar hook. Generalising one could argue that
this album is heavy on heavy guitar with macho vocals, but Rockhouse
Strutters are nevertheless a band with more sides than you would consider
at first hearing, more Paladins than Johnny Burnette, sure, but mostly
with their own identity and approach. In other words: they strike
me as the kind of band I could really get to like if they lived near
me and played regularly in the pub down the road. As this is unfortunately
not the case I will have to stick to the CD which is also out on vinyl
(MOONLP2023). If you'd like to judge for yourself what Rockhouse Strutters
have in store you can listen to the whole album via streaming and
even on YouTube! |
1 maart 2023
DESTINATION
JAIL
31
country en in mindere mate rock 'n' roll tracks handelend over het
gevangeniswezen, een thema dat altijd heeft bestaan in de muziek.
Schuld, onschuld en boetedoening, de arme die een brood steelt, weet
u wel, in Amerika nog eens extra doordrenkt met de mythe van het wilde
westen en de cowboyromantiek zoals geïllustreerd in de songs
van Marty Robbins, zelf aanwezig hier met The Hanging Tree, het van
Mexicaane trompetten voorziene thema van de gelijknamige western uit
1959 dat in 1960 een Oscarnominatie voor Best Song in de wacht sleepte
- het beeldje ging naar Frank Sinatra voor zijn High Hopes uit de
komedie A Hole In The Head. Als dit een rock 'n' roll CD was geweest
had ie Jailhouse Rock kunnen heten, maar in de country is Folsom Prison
Blues waarschijnlijk de bekendste bajes song. Die staat er natuurlijk
op, twee keer zelfs, maar niet in de versie van Johnny Cash. Die van
Billy Tidwell & the Chivells gezongen met wat in de liner notes
eufemistisch wordt omschreven als een "shaky voice" is absoluut
niet onaardige rammelbilly die ratelt en schokt als een boemeltrein
op dreef, terwijl Reb Allen in 1968 een uptempo country versie afleverde
met steel. I'm Here To Get My Baby Out Of Jail van The Everly Brothers
staat niet op de CD, wel een ander nummer waar u niet meteen aan denkt
omdat de bajes niet wordt vermeld in de songtitel: Midnight Train
van Johnny Burnette, een van de meest country geïnspireerde nummers
van het Johnny Burnette Rock 'n' Roll Trio dat helemaal past in de
traditie van de gunfighter ballads, het bij wijze van spreken door
Marty Robbins uitgevonden genre hier onder meer vertegenwoordigd door
The Guard On The North Wall van Robbins' gitarist Bobby Sykes. Essentieel
is Prisoner's Song (If I Had The Wings Of An Angel), een nummer dat
teruggaat tot de jaren '20. Sonny Burgess, de man met de geraspte
stem, maakte er op Sun Records een felle rocker van, hier te horen
in de pas in 1991 geopenbaarde Alt. Take 2. Het nummer behoort tot
Burgess' beste werk, niet in het minst omdat die geweldige scheurende
trompet er op meedoet. Hoe Prisoner's Song als hillbilly klonk hoort
u in de versie uit 1951 van Bill Monroe & his Bluegrass Boys die
voor één keer niet bluegrassen maar honky tonken inclusief
tingel tangel piano en zelfs elektrische gitaar! Het nummer zelf heeft
een toepasselijke origine: gebaseerd op oudere songs werd het op schrift
gezet en gecopyright door ene Guy Massey die het had van zijn broer
die het had opgepikt in... de gevangenis! Ook al focust Destination
Jail op country van de jaren '50 en '60, veel nummers zullen u niet
onbekend in de oren klinken: In The Jailhouse Now, origineel uit 1928
van Jimmie Rodgers (er zijn oerversies tot 1915 van teruggevonden)
en hier op de CD in de shuffle versie van Webb Pierce inclusief rock
'n' roll boogie op de elektrische gitaar, werd ook opgenomen door
Johnny Cash, net als Doin' My Time, oorspronkelijk van Jimmie Skinner
doch hier te horen in de versie van Bill Flagg die ik enkel ken als
de rockabilly zanger van Guitar Rock. Flagg was naar verluidt de allereerste
artiest die gebruikt maakte van de term "rockabilly": zijn
groep met wie hij in 1956 Guitar Rock opnam heette The Rockabillies.
Zijn Doin' My Time uit 1958 is evenwel bluegrass. Flagg schijnt nog
te leven en is nu 88 jaar! Jimmie Skinner zelf staat op de CD met
de honky tonker One Dead Man Ago.
31 country and to a lesser extent rock 'n' roll tracks dealing with
the prison system, a theme that's always been around in song. Guilt,
innocence and redemption, the poor man stealing a loaf of bread, you
know, infused in America with the mythology of the wild west and cowboy
heroism as illustrated in the songs of Marty Robbins who's present
here with The Hanging Tree and its Mexican trumpets, the theme from
the 1959 western of the same name that won an Oscar nomination for
Best Song in 1960, though the Oscar went to Frank Sinatra for his
High Hopes from the comedy A Hole In The Head. If this had been a
rock 'n' roll CD it could have been titled Jailhouse Rock, but in
country music Folsom Prison Blues is probably the best known jailhouse
song. Folsom Prison is of course included here, even twice, but Johnny
Cash. The version by Billy Tidwell & the Chivells sung with what
the liner notes euphemistically describe as a "shaky voice"
is absolutely not unsympathetic rollicking billy that rattles and
squeaks like a stopping train on the go, while in 1968 Reb Allen delivered
an uptempo country version with steel. The Everly Brothers' I'm Here
To Get My Baby Out Of Jail is not on here but another song you won't
immediately think of because the jail isn't mentioned in the title
is Johnny Burnette's Midnight Train, one of the most country inspired
Rock 'n' Roll Trio songs which fits right in with the tradition of
the gunfighter ballad, the genre almost singlehandedly invented by
Marty Robbins represented here by among others The Guard On The North
Wall by Robbins' guitarist Bobby Sykes. Essential is Prisoner's Song
(If I Had The Wings Of An Angel), a tune dating back to the 1920s.
Sonny Burgess, the man with the gravel voice, turned it into a fierce
rocker on Sun Records, heard here in its Alt. Take 2 only revealed
in 1991. It ranks among Burgess' best work, not in the least because
it features that incredible ripping trumpet. You can hear what Prisoner's
Song sounded like hillbilly style in the 1951 version by Bill Monroe
& his Bluegrass Boys who for once did not play bluegrass but honky
tonk including barrelhouse piano and even electric guitar! The song
itself has an appropriate origin: based on older songs it was written
down and copyrighted by one Guy Massey who knew it from his brother
who picked it up in... prison! Even though Destination Jail focuses
on 1950s and 1960s country music many songs will not sound unfamiliar:
In The Jailhouse Now, originally from 1928 by Jimmie Rodgers (primal
versions dating back to 1915 have been found) and here on the CD in
Webb Pierce's shuffle version that includes rock 'n' roll boogie on
the electric guitar, was also recorded by Johnny Cash, as was Doin'
My Time, originally by Jimmie Skinner but heard here in the version
by Bill Flagg whom I know only as the rockabilly singer of Guitar
Rock. Flagg was reportedly the very first artist to use the term "rockabilly":
his group with whom he recorded Guitar Rock in 1956 was called The
Rockabillies. His 1958 Doin' My Time is bluegrass however. Apparently
Flagg is still alive at the age of 88! Jimmie Skinner himself is featured
on the CD with the honky tonker One Dead Man Ago. |
MORE
BOSS BLACK ROCKERS VOL. 4: KOKO JOE
"Once
you try black you never go back", zo wordt gezegd. Voor de muziek
geldt dat zeker, en dan komt deze tiendelige reeks handig van pas.
De titeltrack is het bekende Koko Joe van Don & Dewey, een rocker
representatief voor het gebodene en misschien de inspiratie voor de
naam van Koko Mojo Records. Er valt nog veel meer moois te beluisteren:
Larry Darnell (Ramblin' Man) en zelfs Bo Diddley (I'm Looking For
A Woman) rocken vanuit rhythm 'n' blues, Little Joey & the Flips
(The Bongo Stomp met uiteraard geroffel op de bongos) en Little Willie
John (Let's Rock While The Rockin's Good) vanuit doo-wop, The Blue
Chips (The Contest), Bobby Martin (Tootsie Roll) en Chuck Willis (Tennessee
Woman) rocken early sixties, Thurston Harris (Do What You Did), Scat
Man Crothers (Rock Roma Rock It), Jack Hammer (Girl Girl Girl), The
Hollywood Flames (Strollin' On The Beach), The Tibbs Brothers (Wake
Up Miss Rip Van Winkle), Danny Brown (Chewing Gum) en The Travellers
(Teen Age Machine Age) rocken vanuit, euh, rock 'n' roll, en er is
stroll alarm met Guitar Jr.'s Roll Roll Roll. Big Al Downing haalt
in Miss Lucy zijn bovenstebeste medium tempo Little Richard imitatie
boven (opnieuw stroll alarm!), en Bobby Day imiteert zijn eigen Rockin'
Robin in de jiver Teenage Philosopher. Zaki Su van Melvin Smith is
een voorbeeld van de anno 2023 politiek incorrecte Chinees geïnspireerde
rock 'n' roll die in de jaren '50 zonder bijbedoelingen grappig was.
The Supremes die het niet uitzonderlijke Fidgety inblikten hebben
niets te maken met Diana Ross & the Supremes want het zijn mannen,
maar There Must Be A Reason van James Brown & the Famous Flames
is daarentegen wel degelijk de enige echte James Brown, hier met een
vroege opname die een heel fatsoenlijke rocker in de traditie van
een Brook Benton blijkt. Jammer dat James Brown van muziekstijl veranderde!
Joe McCoy & his Real McCoys jatten de melodie van de strofes van
Jailhouse Rock voor hun Too Much Goin' On, en Feel So Bad van Wade
Earl is een soulvolle versie van het Elvis nummer, al moet ik eigenlijk
zeggen van het Chuck Willis nummer want die was eerst, hoewel ik denk
dat Wade het opnam vóór Elvis. Billy Ward & the
Dominoes coveren Jenny Lee, het nummer dat ik tot op heden enkel kende
van Jan & Dean. Elke dag leer je iets bij: Billy Ward en zijn
cohorten behouden het speelse arrangement maar klinken rauwer. Hoesnota’s
ontbreken, maar de 28 tracks spreken voor zich, zelfs de krakkemikkige
maar uiterst gezellige instrumental Unh Uh Baby van King Sid &
the Four Princes die de deur dicht en het licht uit doen. Yep, black
is beautiful. They
say that once you try black, you never go back. That certainly applies
to music, which is where this ten CD set comes in handy. The title
track is Don & Dewey's popular Koko Joe, a rockin' track representative
of what's on offer here and perhaps the inspiration for Koko Mojo
Records' label name. There's plenty more great stuff to discover here:
Larry Darnell (Ramblin' Man) and even Bo Diddley (I'm Looking For
A Woman) rock to the rhythm 'n' blues, Little Joey & the Flips
(The Bongo Stomp obviously featuring some drumming on the bongos)
and Little Willie John (Let's Rock While The Rockin's Good) rock the
doo-wop, The Blue Chips (The Contest), Bobby Martin (Tootsie Roll)
and Chuck Willis (Tennessee Woman) rock the early sixties, Thurston
Harris (Do What You Did), Scat Man Crothers (Rock Roma Rock It), Jack
Hammer (Girl Girl Girl Girl), The Hollywood Flames (Strollin' On The
Beach), The Tibbs Brothers (Wake Up Miss Rip Van Winkle), Danny Brown
(Chewing Gum) and The Travellers (Teen Age Machine Age) rock the,
er, rock 'n' roll, and there's stroll alert with Guitar Jr.'s Roll
Roll Roll Roll. Big Al Downing delivers his best medium tempo Little
Richard impersonation in Miss Lucy (stroll alarm again!), and Bobby
Day impersonates his own Rockin' Robin in the jiver Teenage Philosopher.
Melvin Smith's Zaki Su is an exemple of the anno 2023 politically
incorrect Chinese inspired rock 'n' roll that in the 1950s simply
used to be funny. The Supremes who canned the unexceptional Fidgety
have nothing to do with Diana Ross & the Supremes because they're
men, but There Must Be A Reason by James Brown & the Famous Flames
is indeed the one and only James Brown, here with an early recording
that proves to be a very decent rocker in the Brook Benton tradition.
Pity James Brown decided to change his musical style! Joe McCoy &
his Real McCoys steal the melody from the stanzas of Jailhouse Rock
for their Too Much Goin' On, while Wade Earl's Feel So Bad is a soulful
rendition of the Elvis tune, or rather of the Chuck Willis tune because
Willis was first, even though I think Wade recorded it before Elvis.
Billy Ward & the Dominoes cover Jenny Lee, the song I knew until
today only from Jan & Dean. You learn something new every day:
Billy Ward and his cohorts keep the playful arrangement but sound
rawer. There are no liner notes but the 28 tracks speak for themselves,
even the ramshackle but extremely enjoyable instrumental Unh Uh Baby
by King Sid & the Four Princes who close the door and turn off
the lights. Yep, black sure is beautiful. |
MORE
BOSS BLACK ROCKERS VOL. 5: SURE LOOK GOOD TO ME
More Boss Black Rockers staat voor meer zwarte rock 'n' roll, in casu 28 tracks 1954-1962. De CD opent met de twistrocker Who Ya Gonna Kiss van Speedo & the Pearls (zijnde Cadillacs leadzanger Earl Carroll nà The Cadillacs wier grootste hit het nummer Speedo was) en vanaf dan blijft de dansvloer bezet met jive (Real Gone Mama van The Moonglows, het boogieënde Alrightee van The Teenos), early sixties klanken (Here He Comes van Ruth Brown, Give Me Love van The Cyclones) en doo-woppende strolls (Nasty Breaks van The Dandevilles, Do You Remember What You Did van Nolan Strong & the Diablos, Bone Shaker Joe van The Edsels, I Need Your Lovin' Baby van The "5" Royales). Doo-wop is absoluut een van de belangrijkste ingrediënten hier, want naast pure doo-woppers van onder meer The Medallions (Dance And Swing), The Turbans (BINGO) en The Meloaires (You Know Baby) vertonen ook veel andere nummers de invloed van doo-wop. Een van de opvallendste en misschien beste nummers is de Joe Bennett & the Sparkletones cover Penny Loafers And Bobby Sox door de Brits-Jamaicaanse variété groep The Southlanders. Een andere cover is Runaround Sue door Chubby Checker die zich houdt aan het Dion arrangement. Het bekendste nummer is Where Did You Stay Last Night, een primitieve stomper uit Fats Domino's overgangsperiode net vóór de grote hits. De belangrijkste reden om deze CD aan te schaffen (behalve om de reeks compleet te houden) lijkt me dat de overgrote meederheid van de CD het minder courante werk is. Het valt wel op dat de CD in tegenstelling tot wat je zou verwachten pakweg evenveel nummers bevat die richting pop gaan, bijvoorbeeld Sweet Was The Wine van Jerry Butler & the Impressions of I Don't Know What It Is But I Like It van Varetta Dillard, als wilde rockers, ik noem I Woke Up This Morning (Joe Houston), Big Rock Inn (Dolly Cooper), Pretty Little School Girl (Bird Rollins), Funny Looking Thing (Honeyboy Bryant) en Flippin' And A Floppin' (Pee Wee Kingsley met Sugar Pie DeSanto op backing vocals). Op zich is daar is hoegenaamd niks mis mee, alleen moet je het bij aanschaf wel weten natuurlijk. Dat is onze taak, dus bij deze. Geen dank! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
More
Boss Black Rockers delivers exactly what it promises: more black rock
'n' roll, in this case 28 tracks 1954-1962. The CD kicks off with
the twist rocker Who Ya Gonna Kiss by Speedo & the Pearls (that's
Cadillacs lead singer Earl Carroll after The Cadillacs whose biggest
hit was the song Speedo) and for the next hour the dancefloor is never
empty with loads of jive (The Moonglows' Real Gone Mama, The Teenos'
boogie woogie Alrightee), early sixties sounds (Ruth Brown's Here
He Comes, The Cyclones' Give Me Love) and doo-woppin' strolls (The
Dandevilles' Nasty Breaks, Nolan Strong & the Diablos' Do You
Remember What You Did, The Edsels' Bone Shaker Joe, The "5"
Royales' I Need Your Lovin' Baby). Doo-wop is definitely one of the
main ingredients here, as besides pure doo-woppers by among others
The Medallions (Dance And Swing), The Turbans (BINGO) and The Meloaires
(You Know Baby) many other songs also showcase the influence of doo-wop.
One of the most interesting and perhaps best songs is the Joe Bennett
& the Sparkletones cover Penny Loafers And Bobby Sox by British-Jamaican
variety group The Southlanders. Another cover is Runaround Sue by
Chubby Checker who sticks to the Dion arrangement. The best known
tune is Where Did You Stay Last Night, a primitive stomper from Fats
Domino's transitional period just before the big hits. The main reason
to buy this CD (other than to keep the series complete) seems to me
that the vast majority of the CD are tracks you don't get to hear
frequently. Do note however that contrary to what you might expect
the CD contains about as many songs that head towards pop, for example
Jerry Butler & the Impressions' Sweet Was The Wine or Varetta
Dillard's I Don't Know What It Is But I Like It, as wild rockers,
I mention I Woke Up This Morning (Joe Houston), Big Rock Inn (Dolly
Cooper), Pretty Little School Girl (Bird Rollins), Funny Looking Thing
(Honeyboy Bryant) and Flippin' And A Floppin' (Pee Wee Kingsley with
Sugar Pie DeSanto on backing vocals). In itself there is nothing wrong
with that, but you have to be aware of it before purchasing. That's
our job, so here goes. You're welcome! |
SPUTNIK
- THE LAUNCH OF THE SPACE RACE
Vroeger,
tot pakweg de jaren '70, werden er veel meer dan nu "topical
songs", liedjes die inspeelden op de actualiteit, opgenomen en
uitgebracht, wellicht omdat de mensheid wegens gebrek aan andere media
een veel hechtere relatie had met muziek op radio en grammofoonplaat.
Misschien is dat zelfs een late erfenis van de muziektraditie die
terugging tot de middeleeuwen waarin nieuws zich verspreidde via de
liederen van minnestrelen en rondtrekkende muzikanten. Deze CD in
Bear Family's Memorial Series bevat in tegenstelling tot andere CD’s
in die reeks geen spoken word audiofragmenten, wel 29 al dan niet
van spacy sound effects en versnelde smurfenstemmetjes voorziene tracks
uit 1954-1968, het tijdsgewricht van de space race, de wedstrijd tussen
Amerika en de Sovjetunie om als eerste de ruimte te veroveren en de
maan te bereiken. Die race werd ingezet toen de Russen op 4 oktober
1957 de Sputnik, de allereerste satelliet ter wereld, de ruimte inschoten,
tevens het begin van de space age, het ruimtetijdperk, en misschien
zelfs het begin van het einde van de rock 'n' roll want toen Little
Richard die ze wel vaker zag vliegen het bewegende lichtpuntje aan
de hemel zag dat de Sputnik was interpreteerde hij dat als een teken
des Heeres dat hij de muziek van de duivel diende te verzaken. Er
is reeds meer dan één compilatie rond het thema ruimtevaart
gemaakt - ik kan zo de LP Universe Rocketin' en de Buffalo Bop's Rocket
Ship en Rockin' Orbit uit de kast pakken, en Bear Family zelf bracht
vorig jaar de CD’s Destination Moon en Destination Forbidden
Planet uit. Deze gloednieuwe CD focust op de Sputnik middels zes songs
met "Sputnik" in de titel, vier titels met "satellite",
zes titels met "space" erin en voorts een heel assortiment
nummers die kortom allemáál verwijzen naar het oneindige
heelal.
The
past, say up until the 1970s, saw far more "topical songs"
being recorded than now, songs that responded to current events, maybe
because for lack of other media people had a much closer relationship
with music on radio and gramophone records. Perhaps it was even the
final legacy of the musical tradition dating back to the Middle Ages
in which news spread through the songs of minstrels and itinerant
musicians. Unlike other CD’s in Bear Family's Memorial Series
this CD does not contain spoken word audio fragments, but it does
contain 29 tracks with or without spacy sound effects and accelerated
chipmunk voices from 1954-1968, the era of the space race, the race
between the United States and the Soviet Union to conquer space and
reach the moon first. That race started on October 4, 1957 when the
Russians launched Sputnik into space, the world's very first satellite,
a date also marking the beginning of the space age and perhaps even
the beginning of the demise of rock 'n' roll because Little Richard
interpreted the moving point of light in the sky that was Sputnik
as a sign from the Lord that he should renounce the devil's music.
There's been more than one compilation on the space theme - let me
pull out the Universe Rocketin' LP and Buffalo Bop's Rocket Ship and
Rockin' Orbit CD’s, while Bear Family itself as recent as last
year released the CD’s Destination Moon and Destination Forbidden
Planet. This brand new CD focuses on the Sputnik by means of six songs
with "Sputnik" in the title, four titles with the word "satellite",
six titles about "space" plus a whole assortment of songs
referring to the infinite universe. |
Vinyl Recensie
22 februari 2023
FOR
THE ONES WITH THE BLUES/ RAY COLLINS
Op
dit album staat alleen de naam Ray Collins op de cover, maar er spelen
wel enkele Ray Collins' Hot-Club leden op mee, met name Doc Puky,
Tommy Greed en Tom Pospiech. Daarnaast bevat de plaat gastbijdrages
van onder meer Carl Sonny Leyland, Jussi Huhtakangas alias Lester
Peabody, Cat Lee King, Cherry Casino, Smokestack Lightnin' frontman
Bernie Batke, René Lieutenant van Cat Lee King & his Cocks/Backyard
Casanovas en jazz trompettist Thimo Niesterok, naast de namen van
een aantal mij onbekende muzikanten. Het werd opgenomen in 2021 midden
de corona pandemie, wat betekent dat elkeen zijn bijdrage misschien
apart in zijn eigen homestudio opnam, wat er in ieder geval niet aan
te horen is. Dat van die corona lockdown verklaart wellicht ook dat
de tien songs heel afwisselend van stemming zijn met vooral rustige
nummers als These Little Things, een swingend medium tempo niemandalletje
met strijkers en vibrafoon in Sinatra stijl, net als The Curtain Falls
(van Bobby Darin uit 1963, een van de twee covers hier) het soort
nummer dat je hoort wanneer je in de vroege uurtjes half dronken voor
een laatste afzakkertje in een jazzy nightclub belandt. Ook het jazzy
It Ain't What It Is met trompet en de dromerige jazz standaard Willow
Weep For Me (de andere cover, inderdaad opgenomen door Sinatra, maar
ook door Sam Cooke en zelfs door The Coasters) zijn rustig. Toes Song
is rhythm 'n' blues swing light gebaseerd op doo-wop backings die
terugkomen in het medium tempo Missing You, en in afsluiter en titeltrack
For The Ones With The Blues droomt Ray Collins weer dat Frank Sinatra
Sings For Only The Lonely opnieuw uitvindt. Daarmee blijven er drie
uptempo songs over, te beginnen met Quit Work, een twistende jive
rocker, evenwel zonder blazers doch met een twistende gitaar in de
hoofdrol. Het uptempo Blip Blop is jazzy semi-instrumentale nonsens
met piano en trompet die klinkt alsof Slim Gaillard de soundtracks
van de Peanuts tekenfilms had gemaakt. Kellerbar tenslotte, ondanks
wat je op basis van de titel zou vermoeden in het Engels gezongen,
is oosters getinte mambo cha cha. Ray Collins laat met For The Ones
With The Blues opnieuw een heel andere kant van zichzelf zien en horen.
Hij noemt het zelf een zondagsalbum, en daar valt iets voor te zeggen
want For The Ones With The Blues is inderdaad uitermate geschikt om
een luie zondagmiddag mee op te fleuren. Het album, uit op Collins'
eigen Brisk label, is zowel op CD als op 10 inch verkrijgbaar, en
op www.the-hot-club.com
kost die vinyl evenveel als de CD! (Frantic Franky) This album only has Ray Collins' name on the cover but does feature a couple of Ray Collins' Hot-Club members, notably Doc Puky, Tommy Greed and Tom Pospiech. In addition there are guest contributions from Carl Sonny Leyland, Jussi Huhtakangas aka Lester Peabody, Cat Lee King, Cherry Casino, Smokestack Lightnin' frontman Bernie Batke, René Lieutenant from Cat Lee King & his Cocks/Backyard Casanovas and jazz trumpeter Thimo Niesterok , plus several musicians I never heard of. It was recorded in 2021 in the middle of the covid pandemic, which means that perhaps everybody recorded their parts separately in their own home studio, but if that was the case you can't hear it in the final result. The lockdown might also explain why these ten songs express various moods, with mostly calm songs like These Little Things, a swinging medium tempo ditty Sinatra style with strings and vibraphone, just like The Curtain Falls (from Bobby Darin in 1963, one of the two covers here) the kind of song you hear when you end up half drunk in a jazzy nightclub for one last nightcap in the wee wee hours. The jazzy It Ain't What It Is with trumpet and the dreamy jazz standard Willow Weep For Me (the other cover, indeed recorded by Sinatra, but also by Sam Cooke and even by The Coasters) are also mellow. Toes Song is rhythm 'n' blues swing light based on doo-wop backings that return in the medium tempo Missing You, and in the last number, title track For The Ones With The Blues, Ray Collins again dreams he's re-inventing the Frank Sinatra Sings For Only The Lonely LP. That leaves us with three uptempo songs, starting with Quit Work, a twistin' jive rocker, without horns though but with a twist guitar as its lead instrument. The uptempo Blip Blop is jazzy semi-instrumental nonsense with piano and trumpet that sounds like Slim Gaillard providing the soundtracks for the Peanuts cartoons. Kellerbar finally, sung in English in spite of what you'd expect based on the title, is oriental tinged mambo cha cha. With For The Ones With The Blues Ray Collins once again shows a completely different side of himself. He refers to it as a sunday album and there is something to be said for that because For The Ones With The Blues is indeed perfect to brighten up a lazy sunday afternoon. The album, out on Collins' own Brisk label, is available on both CD and 10 inch, and on www.the-hot-club.com he sells that vinyl for the same price as the CD! (Frantic Franky) |
CD Recensies
WHEELS
AND WAVES/ SANT ANNA BAY COCONUTS Tweede
album van de Antwerpse surfgroep van het kapperscollectief Roadhouse
Barbershop in Merksem. Aan een winnend paard moet je niet te veel
prutsen, dus de 13 tracks van Wheels And Waves, opnieuw opgenomen
in de High Lake Hill Studio in Antwerpen, goochelt net zoals destijds
The Treble Spankers dat deden wederom met exotische klanken in Becici
Beach Stomp (Becici Beach is een strand in Montenegro) en Cumbia Colada
dat inderdaad net als een goeie tiki cocktail diverse ingrediënten
mixt en surf vermengt met de melodielijnen van cumbia. Het medium
tempo The Haunted Lighthouse Of St. Augustine (de naam van een vuurtoren
in Florida die het toneel zou zijn van spookverschijningen) heeft
een spooky sfeertje, Toledo Panic Button met een sirene is meer traditionele
surf, soms heerst een dreigend sfeertje. Sant Anna Bay Coconuts (de
naam is een verwijzing naar het Sint Anna strand langs de linkeroever
van de rivier de Schelde die Antwerpen doorkruist) vertolken moderne,
hedendaagse surf in een heel cleare, mooi gedefinieerde filmische
sound gekarakteriseerd door een veelheid aan tempo-en melodiewissels
waardoor de muziek tegendraads wordt en dus geen surf voor beginners
is, doch zonder trashy of metal te gaan. Vergelijken met andere bands
is moeilijk, omdat al die verschillende surfbands toch een eigen geluid
hebben bepaald door de gitaren en de versterkers en de effecten die
ze bezigen. In vergelijking met hun debuut Harbor City Surfing bevat
Wheels And Waves misschien iets minder van die tempo- en melodiewissels,
misschien wat hardere en minder dromerige klanken, hoogstens wat meer
twang, al zal het allemaal niet echt veel schelen. Nieuw is het geflirt
met ska ritmes in Caught In The Curves en in het van golfslagen voorziene
Nazaré (de Portugese badplaats met de hoogste golven ter wereld
waar surfers wereldwijd naartoe trekken om records te breken, de hoes
van de CD is een foto de vuurtoren van Nazaré met die reuzegolven
op de achtergrond), en het nummer Don Ramon (de bijnaam van # 1 fan
Raymond Van Genechten, organisator van het Real Music For Life festival)
surft richting spaghetti western. Ook nu bevat het album slechts één
cover, het galopperende Tiki Rose Tattoo van Dropkick Murphys, wat
er gelukkig niet aan te horen valt. De versie van Exorcism is een
andere, stevigere als op hun vinyl single uit 2020 en bevat bovendien
dialoogfragmenten uit de thriller The Exorcist. Er is ook een op 300
exemplaren afgeklopte LP versie op transparent aqua oftewel appelblauwzeegroen
vinyl. Surf Cookie is een Grieks label, dus ga de jongens én
het meisje achter de drums gewoon een keertje live kijken. Ze verdienen
het.
Second album by Antwerp, Belgium based surf band and hairdresser collective
Roadhouse Barbershop. If it ain't broke don't fix it, so the 13 tracks
of Wheels And Waves, recorded in the same studio as their debut, just
like The Treble Spankers did at the time, again juggle Treble Spankers
(NL) style with exotic sounds in cuts like Becici Beach Stomp (Becici
is a beach in Montenegro) and Cumbia Colada which indeed like a good
tropical cocktail mixes various ingredients blending surf music with
the melody lines of cumbia. The medium tempo The Haunted Lighthouse
Of St Augustine (the name of a Florida lighthouse said to be the scene
of ghostly apparitions) has a spooky vibe, Toledo Panic Button with
its siren is more traditional surf, and at times a menacing atmosphere
prevails. Sant Anna Bay Coconuts (the name is a reference to the Sint
Anna beach along the left bank of the river Scheldt that crosses Antwerp)
interpret modern, contemporary surf in a very clean, beautifully defined
cinematic sound characterised by a multitude of tempo and melody changes
that play tricks on your expectations turning this into surf music
not for beginners, but without becoming trash or metal. A comparison
with other bands ain't easy as all those different surf bands have
their own sound determined by the guitars and amplifiers and effect
pedals they use. Compared to thier debut Harbor City Surfing, Wheels
And Waves may contain a bit less of those tempo and melody changes,
perhaps some harder and less dreamy sounds, at most a little more
twang, but in the end none of this really matters much. What's new
is the flirtation with ska rhythms in Caught In The Curves and in
Nazaré (the Portuguese seaside town with the highest waves
on earth where surfers worldwide flock to break world records, the
CD cover is a photo the Nazaré lighthouse with these giant
waves in the background), and the song Don Ramon surfs towards spaghetti
western. Again the album contains only one cover, the galloping Tiki
Rose Tattoo from Dropkick Murphys, which you thankfully cannot hear
when listening to Sant Anna Bay Coconuts' version. The version of
Exorcism is a different, louder version compared to their 2020 vinyl
single and it also contains dialogue excerpts from the thriller The
Exorcist. There is also an LP version limited to 300 copies on transparent
aqua vinyl. Buy this, for it's worth your while. Surf Cookie is a
Greek label. |
HEAR
ME NOW/ THE JETS The
Jets zijn een van de bands waar wij mee opgegroeid zijn. Het waren
de vroege jaren '80, het tijdperk van Crazy Cavan, The Riot Rockers,
Freddie Fingers Lee, Wild Bob Burgos, Shades en andere Flying Saucers,
en in die tijden waren The Jets de frisse wind van de jeugd. Toen
wij hen voor het eerst zagen waren ze zelfs nog zo piep dat hun moeder
hen begeleidde op hun Europese concerten! We worden evenwel oud, en
The Jets hebben inmiddels allemaal zelf zonen die hun eigen band hebben,
of hadden, want van The Bad Boys heb ik al jaren niets meer gehoord.
Van The Jets wel: de drie Cotton broers treden nog steeds met veel
verve en enthousiasme op en zijn de garantie voor een perfecte rock
'n' roll show. Recent besteedden we in onze nieuwskolommen aandacht
aan hun recente videoclip Hear Me Now en die klonk meer dan prima,
wat ons eraan herinnerde dat we al jaren geen nieuw album van The
Jets hebben gekocht.
The Jets are one of the bands we grew up with in the early eighties,
the era of Crazy Cavan, The Riot Rockers, Freddie Fingers Lee, Wild
Bob Burgos, Shades and other Flying Saucers. In those days The Jets
were the fresh wind of youth. When we first saw them, they were even
so young they were chaperoned by their mom at their shows on the continent!
Time moves on, and The Jets now all have sons of their own who have
their own band, or had, cos I haven't heard from The Bad Boys in years.
The Jets are still hugely popular however, for the three Cotton brothers
continue to perform with verve and enthusiasm, making them a sure-fire
guarantee for a perfect rock 'n' roll show. We recently mentioned
their music video Hear Me Now in our news pages, which sounds more
than excellent, reminding us that we haven't bought a new Jets album
in years. |
SECOND
ROUND/ T BECKER TRIO
T Becker Trio bracht vorig jaar het eind 2021 opgenomen album The Best Is Yet To Come (CTR-CD-124) uit, een uiterst sympathiek rockabilly album, en als u vorig jaar in Béthune Retro was hebt u misschien een van hun twee concerten daar gezien. De Noord-Franse groep werd opgericht in mei 2020 en is een drumloos trio, wat niet opvalt en er niet aan te horen is want je mist die drums geen moment. Zanger Christophe "Tof" Becker komt uit de blues en de jumpblues (Ze Bluetones) maar ook dat valt er niet aan te horen want hij beperkt zich tot akoestische ritmegitaar en laat de lead over aan Didier Doudement die regelrecht uit de rockabilly komt (Blue Tears Trio, Flaming Combo). De band wordt vervolledigd door Becker's zoon Axel Ribard-Becker op contrabas en ook hij zat ooit in de jumpblues, met name samen met zijn pa in de groep Bronco Buster. De openingstrack van The Best Is Yet To Come droeg de titel I'll Do It On My Way en dat doen ze heel traditioneel binnen het rockabilly paradigma met een akoestische sound waarin ze een enkel modern akkoord toch fifties doen klinken. Korte snokjes op de gitaar, een rustig slappende contrabas en relax gezongen mooie catchy melodietjes smaakten naar meer en resulteren in opvolger Second Round, net als hun debuut opgenomen in de vintage Electrophonic Recordings studio in Lyon (moet een goeie studio zijn want ze hadden er heen en terug 1400 kilometer voor over) en helemaal in de lijn van dat debuut, alleen is het... beter! De fingerpickende opener Gone She's Gone knabbelt zich vanaf de tweede beluistering in je oor als een ware oorwurm, boppers als I Wanna Bop en Bop Bop Bop zijn wilder, medium tempo rockaballads als Baby Look At Me, Luckiest Guy Today, Do The Boogie en I'm Not Going Down doen denken aan High Noon, een nummer als Cloud 9 of Me And My Baby bevat een streep mysteriotica, en het geheel is tighter en strakker, luister bijvoorbeeld naar Tell Me en Little Queen. Elektrische gitaar, akoestische gitaar en slappende contrabas ondersteunen elkaar en houden mekaar perfect in evenwicht. Is de nieuwe High Noon opgestaan? Het is nog te vroeg om daarover uitspraken te doen, maar feit is dat 2023 nog maar pas uit de startblokken schoot en dit nu reeds een top album is. Net als op hun debuut bevat Second Round enkel en alleen eigen composities want de groep gaat er prat op géén covers te spelen, ook niet live, en dat is toch een uitdaging in een scene waarin mensen gaarne iets horen wat ze kennen. T Becker Trio komt er niet alleen mee weg, ze doen het ook nog eens in klasse. Een van de songs op hun debuut was getiteld Rockabilly Is A State Of Mind, en het is duidelijk dat dit geldt voor deze jongens én voor hun nieuwe album, want dit is volwassen rockabilly gebracht op een integere, intelligente manier uw aandacht meer dan waard. Men zegt vaak dat een groep staat of valt met zijn tweede album, en als dat waar is staat T Becker trio stevig in de schoenen voor een mooie toekomst. Het eerste weekend van juli spelen op V8 Brothers Village in Hooglede-Gits (B). Hopelijk kunnen ze daar nog enkele data in Nederland rond plakken. Info: www.facebook.com/tbeckertrioband, www.tbeckertrio.wixsite.com en www.crazytimesmusic.com (Frantic Franky) Last year the T Becker Trio released their debut album The Best Is Yet To Come (CTR-CD-124) recorded in 2021, an extremely likeable rockabilly album, and if you were at Béthune Retro last year you may have seen one of their two performances there. Formed in May 2020 the band from the north of France is a drumless trio, which is not noticeable and can hardly be heard as you don't miss those drums for one moment. Singer Christophe "Tof" Becker learned his chops in blues and jump blues (Ze Bluetones) but you can't hear that either as he sticks to acoustic rhythm guitar and leaves the lead axe work to Didier Doudement who does have a rockabilly past (Blue Tears Trio, Flaming Combo). The band is completed by Becker's son Axel Ribard-Becker on double bass who also used to play blues music, notably with his dad in the band Bronco Buster. The opening track of The Best Is Yet To Come was titled I'll Do It On My Way and the T Becker Trio does so very traditionally within the rockabilly paradigm with an acoustic sound that makes even the occasional modern chord sound fifties. Short notes on the guitar, a quietly slapping double bass and beautifully crafted catchy melodies sung very relaxed warranted more and result in Second Round, just like its predecessor recorded in the vintage Electrophonic Recordings studio in Lyon (must be a good studio because they travelled 1400 kilometres back and forth to record) and completely in line with that debut, only it's... better! The fingerpicking opener Gone She's Gone nibbles its way into your ear like a true earworm from the second time you hear it, boppers like I Wanna Bop and Bop Bop Bop are wilder, medium tempo rockaballads like Baby Look At Me, Luckiest Guy Today, Do The Boogie and I'm Not Going Down are reminiscent of High Noon, a song like Cloud 9 or Me And My Baby contains a streak of mysteriotica, and the whole thing sounds tighter, listen to Tell Me and Little Queen for instance. Electric guitar, acoustic guitar and slap support each other and balance each other perfectly. Has the new High Noon emerged? It is still way too early to make a statement like that, but the fact is that 2023 has only just begun and this is already a top album. Just like their debut Second Round only contains self written songs, for the band prides itself on not playing any covers, not even live, which is a challenge in a scene where people always like to hear something familiar. T Becker Trio not only gets away with it, but they do it with style and grace. One of the songs on their debut was titled Rockabilly Is A State Of Mind, and it's clear that this applies to these cats as well as to their brand new album, because this is mature rockabilly performed to perfection in an integer, intelligent way more than worthy of your attention. It is often said that a band stands or falls with its second album, and if that is true, then T Becker trio is firmly poised for a bright future. Info: www.facebook.com/tbeckertrioband, www.tbeckertrio.wixsite.com en www.crazytimesmusic.com (Frantic Franky) |
8 februari 2023
SERVANT
OF LOVE, ROCKABILLY LOVE: VOLUME ONE
Een
nieuwe lading CD’s, een nieuwe reeks, dat kan enkel Atomicat/Koko
Mojo zijn. Geen idee wat het thema is, staat ook nergens vermeld,
maar gezien de titel ga ik er van uit dat het gewoon een lading rockabilly
is bestemd voor iedereen vindt dat de andere Atomicat/Koko Mojo releases
te weinig rockabilly zijn. Rurale rockabilly (Servant Of Love van
The Van Brothers), loeiharde boppers (Lover Boy van Gene Wyatt met
James Burton op gitaar, Party Line van Haskell May & the Sundowners)
en desperate macho rock 'n' roll met scheurende gitaren die qua tempo
het midden houdt tussen rockabilly, jive en snelle stroll (Little
Bitty Girl van de hun naam getrouwe Bill Bell & the Four Unknowns),
dat is de boodschap hier. Zelfs de rock 'n roll met backing vocals
behoort tot de betere soort zoals Vic Wilder die zich voor de melodie
van Hey Little Girl (Give Your Love To Me) baseerde op Santa Bring
My Baby Back To Me van Elvis, en voor duo teen rockers als Glen Garrison
& the Note Kings die in Lovin' Lorene klinken als The Everly Brothers
op amfetamines mag u ons altijd wakker maken. Ook de verzamelaars
van female rockabilly (Long Sideburns van Bolean Barry, Sweet Sugar
Bugger van Peggy Upton, Rocky Rolly Lover Boy van Judy Faye) en onbekende
covers worden op hun wenken bediend met enerzijds Johnny Laury die
van Gene Vincent's Lotta Lovin' een rockende jiver maakt en anderzijds
Gene Montgomery met A Picture Of You. Of is deze iets meer country
klinkende A Picture Of You de originele versie van het nummer dat
in Engeland een hit werd voor Joe Brown? Ik moet u helaas het antwoord
schuldig blijven. Baby I Love You is een vroege rock 'n' roll opname
(1958) van de toekomstige country zanger Del Reeves met op gitaar
Buck Owens. Alles rammelt dat het een lieve lust heeft, maar als het
resultaat zo rollt als I'm Loving You Baby van Bobby Hardin &
the Night Riders zijn wij dik tevreden. Twee nummers, Blue Fire van
Steve Alaimo en Talkin' About Love van Jerry Grant, gaan richting
exotische popcorn rock 'n' roll, en die Jerry Grant is Gerry Granahan
vóór No Chemise Please. A
new batch of CD’s and a new series, that can only be Atomicat/Koko
Mojo. No idea what the theme is this time, it's not mentioned anywhere,
but given the title I assume it's just a truckload of rockabilly aimed
at everyone who thinks the other Atomicat/Koko Mojo releases digress
too far from the true rockabilly path. Rural rockabilly (The Van Brothers'
Servant Of Love), tough boppers (Gene Wyatt's Lover Boy with James
Burton on guitar, Haskell May & the Sundowners' Party Line) and
desperate macho rock 'n' roll with ripping guitars in terms of tempo
midway between rockabilly, jive and fast stroll (Little Bitty Girl
by Bill Bell & the Four Unknowns who remain faithful to their
band name), that's the message here. Even the rock 'n roll tracks
with backing vocals are the better kind like Vic Wilder who based
the melody of Hey Little Girl (Give Your Love To Me) on Elvis' Santa
Bring My Baby Back To Me, and you can always wake me up for duo teen
rockers like Glen Garrison & the Note Kings who sound like The
Everly Brothers on amphetamines in Lovin' Lorene. Collectors of female
rockabilly (Bolean Barry's Long Sideburns, Peggy Upton's Sweet Sugar
Bugger, Judy Faye's Rocky Rolly Lover Boy) and unknown covers are
also catered for with on the one hand Johnny Laury turning Gene Vincent's
Lotta Lovin' into a rockin' jiver and on the other hand Gene Montgomery's
A Picture Of You. Or is this slightly more country sounding A Picture
Of You the original version of the song that became a hit in England
for Joe Brown? Unfortunately I have no idea. Baby I Love You is an
early rock 'n' roll recording (1958) by future country singer Del
Reeves with Buck Owens on guitar. Everything rattles like hell, but
when the results roll like Bobby Hardin & the Night Riders' I'm
Loving You Baby, we're more than happy. Two songs, Steve Alaimo's
Blue Fire and Jerry Grant's Talkin' About Love, veer towards exotic
popcorn rock 'n' roll, Jerry Grant being Gerry Granahan pré-No
Chemise Please. |
SIN
ON SATURDAY, PRAY ON SUNDAY VOLUME 1: I'M GONNA ROCK
De
eerste van drie door Mark Armstrong samengestelde CD’s die blues
koppelen aan gospel: op zaterdagavond werd na het beëindigen
van de zware werkweek gefeest, gedronken, gedanst en gezondigd, op
zondag gaan we naar de kerk om vergeving te vragen, en bij de zwarte
bevolking was die kerkdienst uiteraard ook een feest met zang, dans
en overgave. De verhouding gospel ten opzichte van blues is 1 op 3,5
en da's slim bekeken want ik denk dat er een groter publiek bestaat
voor blues en aanverwanten dan voor gospel wat nog steeds als kerkmuziek
wordt beschouwd, ten onrechte want er is wel degelijk opwindende gospel
gemaakt.
This
is the first of three CD’s compiled by Mark Armstrong that link
blues to gospel: on saturday night after finishing the hard working
week people partied, drank, danced and sinned, on sunday we go to
church to ask for forgiveness, and among the black population the
church service was of course also a party with singing, dancing and
joy. The ratio of gospel to blues here is 1 to 3.5, a smart move because
I suppose there is a bigger audience for blues and the like than for
gospel which is still considered church music, which is not really
fair as there's quite a bit of exciting gospel music out there. |
SIN
ON SATURDAY, PRAY ON SUNDAY VOLUME 2: SCREAMING & CRYING
Nou
vooruit, we draaien er gelijk nummer 2 door. De verhouding is opnieuw
8 gospels op 28 tracks 1948-1963, en de muziek gaat van krakende geëlectrifiëerde
country blues met schrikdraad in plaats van snaren (Good Road Blues
van Wright Holmes uit 1948) over instrumentale piano boogie woogie
(Chicago Breakdown van Big Maceo) tot de meer soul styled gitaar-
en blazersblues van begin jaren '60 (If You Love Me van Willie Mays),
en passant alle variaties op de blues en de rhythm 'n' blues daartussenin
meepakkend. De CD gaat van start met Lightnin' Slim's I'm Tired Waiting
Baby, beenharde Excello bluesrock met mondharmonica op stroll tempo,
en om de toegankelijkheid te vergroten staan er een paar bekende namen
op zoals Little Walter (I Just Keep Lovin' Her), Junior Wells (Two
Headed Woman) en Snooky Pryor (Boogy Fool). Voor de goede orde horen
we ook enkele rhythm 'n' blues bopper toppers (You'll Always Have
A Home van Eddie Taylor, Doctor Ross met een andere Chicago Breakdown
als die van Big Maceo) en een paar voortreffelijke zwarte rock 'n'
roll bangers van Jay Nelson & his Jumpers (Raise Some San), Mel
Smith & the Nightriders (Lookin' For My Baby) en Rudy Green (Teeny
Weeny Baby). Opvallend: een uptempo swampblues versie van Matchbox
uit 1957 door Cousin Leroy met Champion Jack Dupree op piano. Ik zou
het geen cover van Carl Perkins noemen maar het put wel degelijk uit
dezelfde bron - Matchbox was een oud bluesnummer van eind jaren '20.
Let's
continue with Volume 2 rightaway. The ratio is again 8 gospels on
28 tracks 1948-1963, with the music ranging from squeaky electrified
country blues with barbed wire instead of strings (Wright Holmes'
1948 Good Road Blues) over instrumental piano boogie woogie (Big Maceo's
Chicago Breakdown) to the soul stylings of the guitar and horns blues
of the early 1960s (Willie Mays' If You Love Me), taking in all the
variations of blues and rhythm 'n' blues in between. The CD kicks
off with Lightnin' Slim's I'm Tired Waiting Baby, tough as nails Excello
blues rock with harmonica at a stroll tempo, and to enhance the accessibility
there's a couple of familiar names like Little Walter (I Just Keep
Lovin' Her), Junior Wells (Two Headed Woman) and Snooky Pryor (Boogy
Fool). For good measure we also hear some top rhythm 'n' blues boppers
(Eddie Taylor's You'll Always Have A Home, Doctor Ross with a different
Chicago Breakdown from Big Maceo's) and a handful of excellent black
rock 'n' roll bangers by artists like Jay Nelson & his Jumpers
(Raise Some San), Mel Smith & the Nightriders (Lookin' For My
Baby) and Rudy Green (Teeny Weeny Baby). Notable: an uptempo swamp
blues version of Matchbox from 1957 by Cousin Leroy with Champion
Jack Dupree on piano. I wouldn't call it a Carl Perkins cover but
it definitely draws from the same source - Matchbox was an old blues
song from the late 1920s. |
BOOGIE-A-RAMA
VOLUME 1
Boogie
woogie bestond al lang voor de rock 'n 'roll werd uitgevonden en was
één van de pijlers waarop de rock ' n' roll werd gebouwd.
Bij boogie woogie denk je automatisch aan boogie woogie piano, maar
dat is niet de opzet van deze reeks, wel de in de piano boogie woogie
geboren blues shuffle aangepast voor de elektrische gitaar die de
basis vormde voor het ritme dat zijn weg vond in zowel de zwarte als
de blanke muziek, geïllustreerd via 28 boogie rockers 1944-1955
door Mark Armstrong bij elkaar gebracht op deze CD. Concreet betekent
dat een waaier aan zwarte stijlen als rustige piano blues boogie met
contrabas en sax (Leaping Boogie van Crown Prince Waterford), zwarte
vocal harmony swing (Come On Up To My Room van The Majors), uptempo
gitaarblues (Hard Luck Boogie van St. Louis Jimmy), piepende jazzy
rhythm 'n' blues swing (Rockin' The Blues van Max Bailey, Hey Lawdy
Mama van Viola Wells, Rockin' Rhythm van Pee Wee Barnum, My Rough
And Ready Man van Annie Laurie), en zwarte jive als Let's Make Love
Tonight van de bronstig staande Earl Williams met de band van Lee
Allen. Is Milton's Boogie van Roy Milton echt uit 1945? Het klinkt
als pure rock 'n' roll uit 1955! Het beproefde Jef Er Ligt Een Worst
Op Tafel loopje is aanwezig in de vorm van de medium tempo semi-instrumentale
gitaar boogie Stop Boogie Woogie van The Four Blazes.
Boogie
woogie already existed long before the invention of rock 'n' roll
and was in fact one of the pillars on which the house of rock 'n'
roll was built. When you think of boogie woogie you automatically
think of boogie woogie piano, but that is not the focus of this series.
This is about the blues shuffle based upon the piano boogie woogie
adapted for the eletric guitar which found its way into both black
and white music, the boogie rhythm that formed the basis for the 28
boogie rockers 1944-1955 compiled by Mark Armstrong on this here CD.
It covers a lot of ground and a wide range of black styles such as
relaxed piano blues boogie with double bass and sax (Crown Prince
Waterford's Leaping Boogie), black vocal harmony swing (The Majors'
Come On Up To My Room), uptempo guitar blues (St. Louis Jimmy's Hard
Luck Blues), squeaky jazzy rhythm 'n' blues swing (Max Bailey's Rockin'
The Blues, Viola Wells' Hey Lawdy Mama, Pee Wee Barnum's Rockin' Rhythm,
Annie Laurie's My Rough And Ready Man) and black jive (Let's Make
Love Tonight by horny Earl Williams accompanied by the band of Lee
Allen). Is Milton's Boogie by Roy Milton really from 1945? It sure
sounds like 1955 rock 'n' roll! The basic standard boogie pattern
is present in the form of The Four Blazes' medium tempo semi-instrumental
guitar boogie Stop Boogie Woogie. |
D Recensies
1 februari 2023
ON
THE DANCEFLOOR WITH A BOP
Na On The Dancefloor With A Twist (BCD17666) volgt On The Dancefloor With A Bop, uiteraard een kolfje naar onze hand! We hebben ons tenslotte niet voor niets genoemd naar de vreemdsoortige manier van rondspringen op rockabilly muziek die moet doorgaan voor dansen. Waar is de tijd dat we een hele nacht op de dansvloer de zolen van onze creepers bopten? De CD bevat 36 tracks (79 minuten) 1955-1959 met in de titel het woordje "bop" of variaties daarop en de hoofdmoot daarvan is exploderend rockabilly vuurwerk als Billy Prager's Do It Bop, Al Ferrier's Let's Go Bopping Tonight (de pas in 1970 voor het eerst verschenen originele Goldband versie, niet de Excello heropname Hey Baby), Dub Dickerson's pas in 2000 door Bear Family opgeviste Boppin' In The Dark, Doug Amerson's Bop Man Bop, Vern Pullens' Bop Crazy Baby, Eddie Bond's Boppin' Bonnie, Ferlin Husky's comedy alter ego Simon Crum's Bop Cat Bop en Lew Williams' Bop Bop Ba Doo Bop (Classroom Hop) dat door The Stray Cats werd verbasterd tot Fishnet Stockings. Ze komen heus niet allemaal recht van onder de koeien vandaan, want ook de meer gestroomlijnde rockers bij de grote platenmaatschappijen zoals Wanda Jackson (Honey Bop) en drie keer Gene Vincent anno 1956-1957 (Bluejean Bop met drie gitaarsolo’s van Cliff Gallup op 2:21 minuten, Dance To The Bop en Bop Street, en dan staat nog geeneens zijn Be-Bop-A-Lula er op) wisten van wanten, of in dit geval van boppen. Het tegenovergestelde zijn chaotische primitivo white rockers als Continental Bop (Leroy & the Continentals), A-Bomp Bop (Mike Fern) en Lotta Boppin' (The Rock-a-Teens), en de CD bevat ook het betere stroll werk met Brenda Lee's Rock The Bop, I Wanna Bop van Billy Harlan (de man die een rockabilly revival comeback maakte op basis van de enige single die hij ooit opnam, namelijk deze), Bop Hop van Little Jimmy Dempsey en de wilde instrumentale sax honker Crazy Bop van Larry & his Rocking Montclair's, alsmede meer jive gerichte tracks als Boppin' Bonnie Jean van King Victor en Bop Boy van Bill Hayes. Al even uitbundig: Dancin' The Bop van The Jodimars die uit hun tijd bij Bill Haley & the Comets nog wisten hoe ze een plaat body moesten geven. Vier nummers komen van Sun Records, en dat zijn Carl Perkins' ultieme klassieker Boppin' The Blues, Edwin Bruce's existentiële Rock Boppin' Baby, Macy Skipper's naar peppillen verwijzende Bop Pills en de al even geflipte Jack Earls met de in 2010 geopenbaarde Take 3 van Let's Bop. Artiesten met een link naar Sun zijn Don Willis' (Boppin' High School Baby) die ooit auditie deed bij Sun maar werd geweigerd, Ray Scott (hij wordt op zijn indianen opus Bopping Wig Wam Willie begeleid door Sun studiomuzikanten Roland Janes, JM Van Eaton, Marvin Pepper en Jimmy Wilson), Brad Suggs (sologitarist op Warren Smith's Ubangi Stomp en op Macy Skipper's Bop Pills van daarnet) met het Meteor meesterwerkje Bop Baby Bop, en Hardrock Gunter die op Sun de singles Gonna Dance All Night en Juke Box Help Me Find My Baby uitbracht, hier onder de naam Sidney Jo Lewis Boppin' To Grandfather's Clock met een echo waar de Matterhorn jaloers op zou zijn. Daarmee zijn we bij de goed gefermenteerde dementerende hillbilly boogie aanbeland, de afdeling waarin ook Alvadean Coker & the Cokers (We're Gonna Bop), Bash Hofner & the Pearl Wranglers (Rockin' And A-Boppin') en Alvis Wayne (Swing Bop Boogie) zich knus nestelen. De primitieve gitaar/sax instro No Stoppin' This Boppin' van The Tune Rockers doet de deur dicht en is een waardige samenvatting van de CD. Kopen, tenzij u het merendeel van de tracks al hebt natuurlijk. De CD is verpakt in een kwalitatieve digipack met een boekje van 38 pagina’s van Bill Dahl met track per track info, label scans en foto’s van de artiesten, deels in kleur. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)
On The Dancefloor With A Twist (BCD17666) is followed by On The Dancefloor With A Bop, a theme obviously right up our alley as we named ourselves after the strange way of jumping around to rockabilly music that passes for dancing. What happened to the times we spent on the dance floor boppin' the soles of our creepers till the break of dawn? The CD contains 36 tracks (79 minutes) 1955-1959 with the word "bop" or variations of it in the title and the bulk of them are exploding rockabilly fireworks like Billy Prager's Do It Bop, Al Ferrier's Let's Go Bopping Tonight (the original Goldband version which was only released in 1970, not the Excello re-recording titled Hey Baby), Dub Dickerson's Boppin' In The Dark unearthed by Bear Family in 2000, Doug Amerson's Bop Man Bop, Vern Pullens' Bop Crazy Baby, Eddie Bond's Boppin' Bonnie, Ferlin Husky's comedy alter ego Simon Crum's Bop Cat Bop and Lew Williams' Bop Bop Ba Doo Bop (Classroom Hop) which The Stray Cats bastardised into Fishnet Stockings. But not all the recordings here come straight from under the cows, for the more streamlined rockers at the big record labels like Wanda Jackson (Honey Bop) and three times Gene Vincent anno 1956-1957 (Bluejean Bop squeezing three Cliff Gallup guitar solos into 2:21 minutes, Dance To The Bop and Bop Street, with Be-Bop-A-Lula not even included) knew how to bop as well. The opposite are chaotic primitivo white rockers like Continental Bop (Leroy & the Continentals), A-Bomp Bop (Mike Fern) and Lotta Boppin' (The Rock-a-Teens), and the CD also contains excellent strollers with Brenda Lee's Rock The Bop, I Wanna Bop by Billy Harlan (the man who made a rockabilly revival comeback based on the sole 45 he ever recorded, and that is this one), Little Jimmy Dempsey's Bop Hop and Larry & his Rocking Montclair's' wild instrumental sax honker Crazy Bop, as well as more jive oriented tracks like King Victor's Boppin' Bonnie Jean and Bill Hayes' Bop Boy. Equally exuberant: Dancin' The Bop by The Jodimars who knew how to give a record body from their time with Bill Haley & the Comets. Four tracks are Sun recordings, and these are Carl Perkins' ultimate classic Boppin' The Blues, Edwin Bruce's existential Rock Boppin' Baby, Macy Skipper's pep pills popping referencing Bop Pills and the equally flipped Jack Earls with Take 3 of Let's Bop which saw the light of day in 2010. Artists with links to Sun Records include Don Willis' (Boppin' High School Baby) who at one time auditioned for Sun but was turned down, Ray Scott (on his injun opus Bopping Wig Wam Willie he's accompanied by Sun studio musicians Roland Janes, JM Van Eaton, Marvin Pepper and Jimmy Wilson), Brad Suggs (solo guitarist on Warren Smith's Ubangi Stomp and Macy Skipper's Bop Pills) with the Meteor masterpiece Bop Baby Bop, and Hardrock Gunter who released two 45s on Sun, Gonna Dance All Night and Juke Box Help Me Find My Baby. Here as Sidney Jo Lewis he's Boppin' To Grandfather's Clock with an echo that would make the Matterhorn jealous. Which brings us to well fermented demented hillbilly boogie, the department that also includes Alvadean Coker & the Cokers (We're Gonna Bop), Bash Hofner & the Pearl Wranglers (Rockin' And A-Boppin') and Alvis Wayne (Swing Bop Boogie). The final track, The Tune Rockers' primitive guitar/sax instro No Stoppin' This Boppin', sums up the CD. Buy it, unless you already have most of the tracks of course. The CD comes as a high quality digipack with a 38 page booklet written by Bill Dahl with track-by-track info, label scans and photos of the artists, partly in colour. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky) |
MORE
BOSS BLACK ROCKERS VOL. 1: GUITAR PICKIN' FOOL
Great googa mooga! Na 10 x 28 tracks Boss Black Rockers CD’s en de daaruit gecondenseerde gelijknamige 10 LP reeks gaat Koko Mojo Records onverstoorbaar verder met een nieuwe tiendelige reeks van in totaal 280 Boss Black Rockers onder curatele van Little Victor Mac. Dit is de eerste met de inmiddels gekende mix van strolls (Chicken Baby Chicken van Tony Harris, Now Do You Hear van Earl Gaines), beschaafd swingende jivers (Looka Looka Looka van Bobby Brookes, Come On Pretty Baby van Prentice Moreland) en woeste schreeuwlelijkerds als Otis Riley met Rock 'n' Roll Riley. Smeer daartussen enkele bekende namen als Eugene Church (Mind Your Own Business) en Titus Turner (het verrassend wild Hold Your Loving), halfbloeds die klinken als desperate rock 'n 'roll (Eddie Daniels met Hug Me Kiss Me), voor de goede orde een paar klassiekers van het kaliber Justine van Don & Dewey en Jackie Wilson's tongtwisterij You Better Know It, breng op smaak met doorslagjes (Hatti Malatti van Lee Diamond is zwaar beïnvloed door Bony Moronie en de instrumental Knocked Out van het Ernie Fields Orchestra, geschreven door John Marascalco die Rip It Up, Ready Teddy, Good Golly Miss Molly, She’s Got It en Heeby Jeebies op zijn naam heeft, klinkt als Dizzy Miss Lizzy) en een enkele knipoog richting popcorn (Let's Start A Romance van Little Joe Hinton), en je hebt het uitgelezen recept voor een geslaagde rondrit door de krochten van de zwarte rock 'n' roll. Voor de rest van de reeks kan ik niet instaan, maar de 28 voor het merendeel minder bekende tracks hier komen uit 1956-1963 en er zit géén rhythm 'n' blues jump van begin jaren '50 of vroege soul tussen, tenzij misschien de hully gully Shakin’ Fit van The Pyramids. Ik wil hier niet de ongebreidelde loftrompet spelen want het is heus niet al goud wat blinkt, maar de CD bevat zeker voor elk wat wilsch. B(l)ack by popular demand, dus doe er uw voordeel mee op www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) Great googa mooga! After 10 x 28 tracks on Boss Black Rockers CD’s condensed on a 10 LP series with the same title, Koko Mojo Records goes on undaunted with a brand new ten part CD series with 280 more Boss Black Rockers under the curatorship of Little Victor Mac. The first volume showcases the by now familiar mixture of strolls (Tony Harris' Chicken Baby Chicken, Earl Gaines' Now Do You Hear), civilised swingin' jivers (Bobby Brookes' Looka Looka Looka, Prentice Moreland's Come On Pretty Baby) and uninhibited screamers like Otis Riley with Rock 'n' Roll Riley. Add a couple of familiar names like Eugene Church (Mind Your Own Business) and Titus Turner (a surprisingly wild Hold Your Loving), creole cats singing desperate rock 'n' roll (Eddie Daniels' Hug Me Kiss Me), for good measure throw in a couple of classics by the likes of Don & Dewey (Justine) and Jackie Wilson (the tongue twister You Better Know It), spice it up with copycats (Lee Diamond's Hatti Malatti is heavily influenced by Bony Moronie, while The Ernie Fields Orchestra's instrumental Knocked Out, penned by John Marascalco who wrote Rip It Up, Ready Teddy, Good Golly Miss Molly, She's Got It and Heeby Jeebies, sounds like Dizzy Miss Lizzy) and the occasional nod towards popcorn (Little Joe Hinton's Let's Start A Romance), and you have the tasty recipe for a delightful romp through the dungeons of black rock 'n' roll. I can't vouch for the rest of the series, but the 28 mostly lesser known tracks here are from 1956-1963 and there's no early fifties rhythm 'n' blues jump or early soul in sight, except perhaps The Pyramids' hully gully Shakin' Fit. I don't wanna sing Koko Mojo's praises as all that glitters is not gold here, but there's certainly something for everybody to be found. B(l)ack by popular demand, so do yourself a favour and go check it out at www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
HAPPY
BIRTHDAY BABY
Slim
bekeken als onderwerp voor een thema CD: iedereen heeft immers een
verjaardag, en bovendien elk jaar. Leuk detail: Bear Family heeft
op de plasticfolie waarmee de CD gesealed is zo'n ouderwetse cadeausticker
gekleefd waarop je de namen van de schenker en ontvanger kan invullen.
Verjaardagspartijtjes zijn belangrijker voor opgroeiende tieners dan
voor volwassenen die vooral willen vergéten dat ze verjaren,
wat misschien verklaart waarom veel nummers op de CD pop en teen pop
zijn, bijvoorbeeld Birthday Party van The Pixies Three, I Want A Girl
For My Birthday van The Fabulous Chevelles, I Want A Boy For My Birthday
van The Cookies dat niets met het voorgaande nummer te maken heeft,
het Rinky Dink doo-woppende A Toast To Your Birthday van The Shells,
en It's My Birthday van Big Dee Irwin. Logisch dan ook dat er veel
ballades tussen zitten als Happy Birthday Blues van Kathy Young &
the Innocents. Voor de rest bestaat de CD uit een mix van van alles
en nog wat met girl group sounds, crooner ballades (When It's Your
Birthday Baby van Johnnie Ray), vocal harmony swing (Happy Birthday
Baby van The Four Knights), gestroomlijnde uptempo country (Happy
Birthday Broken Heart van Glenn Barber tien jaar ná doch een
eeuwigheid verwijderd van zijn rockabilly dreun Shadow My Baby), en
big band rhythm 'n' blues jive met Happy Birthday Boogie van Louis
Jordan - onbegrijpelijk dat dit megaswingende nummer uit 1951 in de
archieven van Decca heeft liggen sluimeren tot Bear Family er in 1992
mee op de proppen kwam! Er is boogie woogie rock 'n' roll (Happy Happy
Birthday van Smiley Monroe) en straightforward rechtdoor rock 'n'
roll met Got The Birthday Blues Again, geen blues maar rock 'n' roll
van Tino oftewel Raymond De Martino, zanger van Tino & the Revlons.
Een slepend nummer dat The Cramps hadden kunnen coveren maar wellicht
nooit hoorden is 18 Year Old Blues van Steve Carl & the Jags,
nog trager dan hun Curfew. Instrumentals kan je aan alles linken dus
ook aan verjaardagen, en zo is Birthday Party van Sil Austin een standaard
medium tempo sax boogie. Kent u de rocker Speed Limit van Tommy Lam?
Dan zal het u verbazen dat dat eigenlijk de B-kant was van zijn A
Teenage Birthday, een uit zielepijn en hartesmart opgetrokken ballade.
Evenmin mag het verwondering wekken dat Paul Anka's Did You Have A
Happy Birthday geheel en al is opgebouwd uit dikke lagen dramatiek,
pathos en strijkers. Het alom bekende Happy Birthday To You dat we
zelf zingen op elk verjaardagspartijtje (al dan niet als "in
de wei staat een koe") duikt op in verschillende nummers en Bob
Azzam maakte er zelfs een cha cha cha van. Bekende namen met minder
bekende nummers zijn Barry Mann van Who Put The Bomp met de teen ballad
Happy Birthday Broken Heart, maar hij zou uiteindelijk meer hits scoren
als songschrijver voor anderen dan zelf als zanger. Al even ongelukkig
op haar verjaardag is Janie Grant in Unhappy Birthday, uiteraard opnieuw
een teen ballad met als voornaamste kenmerk sensuele onschuld. De
bekendste songs zijn Lesley Gore's pop hit It's My Party en Neil Sedaka's
hit Happy Birthday Sweet Sixteen waarvan we ook recht hebben op een
nog poppiër Duitstalige versie getiteld Happy Birthday Josefin(a)
van The Key Brothers, een Noorse groep die er ook een Engelstalige
versie van opnam die hier niét opstaat. Van Cindy's Birthday
horen we zowel de originele Amerikaanse hitversie van Johnny Crawford
als de Britse cover van Shane Fenton, de latere Alvin Stardust met
een voor 1962 typische Shadows gitaarsound. De CD bevat drie versies
van het dubbelzinnige Birthday Cake (Keep Your Hands Off Of It): als
hillbilly boogie uit 1951 van Randy Hughes (de piloot van het vliegtuigje
waarmee Patsy Cline in 1963 verongelukte, Hughes zong zelf ook), als
boppende cajun op accordeon in 1952 door Lawrence Walker, toen reeds
een veteraan want hij maakte zijn platendebuut in 1929, en in 1960
als piano rock 'n' roll door Jerry Lee Lewis op Sun Records. De originele
uitvoering van Billy Hughes uit 1946 staat niét op de CD. Van
de teen ballad Happy Happy Birthday Baby staat de originele versie
van The Tune Weavers uit 1957 er wel op, samen met Wanda Jackson's
natuurgetrouwe cover van een jaar later, de uptempo girl group pop
versie van Claudine Clark uit 1962 met een licht ska randje, en in
1963 opnieuw als ballade door The Four Seasons, uiteraard een torenhoog
falsetto spektakelstuk van Frankie Valli. De meest onwaarschijnlijke
naam op de CD is Jim Mitchum die niet alleen in de acterende voetsporen
van zijn vader Robert Mitchum volgde maar ook net als zijn pa een
paar platen opnam. Waar pa evenwel opteerde voor uitstekende country
en calypso, is Jim Mitchum's Lonely Birthday, in 1961 zijn debuutsingle,
tienergeklaag dat niet bepaald opvalt door stemzuiverheid.
Smart thinking from Bear Family for a compilation CD: after all, everyone has a birthday, and, what's more, one every year anew. Nice little detail: Bear Family put one of these old fashioned birthday stickers on the plastic seal to fill in your name and the name of the birthday boy or girl. Birthday parties are far more important for teenagers than for adults who mainly want to forget their birthday, which might explain why so many songs on the CD are pop and teen pop, for instance The Pixies Three's Birthday Party, The Fabulous Chevelles' I Want A Girl For My Birthday, The Cookies' I Want A Boy For My Birthday which has nothing to do with the previous song, The Shells' Rinky Dink doo-woppin' A Toast To Your Birthday and Big Dee Irwin' It's My Birthday. Therefor it's logical the CD features many a ballad like Kathy Young & the Innocents' Happy Birthday Blues. Apart from those the CD proposes a stylistic mix ranging from girl group sounds, crooner ballads (Johnnie Ray's When It's Your Birthday Baby), vocal harmony swing (The Four Knights' Happy Birthday Baby) and streamlined uptempo country (Happy Birthday Broken Heart by Glenn Barber, ten years after yet light years away from his rockabilly bang Shadow My Baby), to big band rhythm 'n' blues jive with Louis Jordan's Happy Birthday Boogie - incomprehensible that this uber swinging tune from 1951 lay dormant in the Decca archives until Bear Family dug it up in 1992! There's boogie woogie rock 'n' roll (Smiley Monroe's Happy Happy Birthday) and straightforward straight ahead rock 'n' roll with Got The Birthday Blues Again, not blues but rock 'n' roll by Tino aka Raymond De Martino, lead singer of Tino & the Revlons. A smouldering song that The Cramps could have covered but probably never heard is Steve Carl & the Jags' 18 Year Old Blues which is even slower than their Curfew. Instrumentals can be linked to anything and Sil Austin's Birthday Party is a standard medium tempo sax boogie. Do you know Tommy Lam's rocker Speed Limit? Then you'll be surprised to learn that this was actually the flip side of his A Teenage Birthday, a ballad full of suffering and heartbreak. Nor should it come as a surprise that Paul Anka's Did You Have A Happy Birthday is entirely made up of thick layers of drama, pathos and strings. The perennial Happy Birthday To You obligatory at every birthday party pops up in several songs and Bob Azzam even turned it into a cha cha cha. Familiar names with less familiar songs include Barry Mann of Who Put The Bomp fame with the teen ballad Happy Birthday Broken Heart, though Mann would end up scoring more hits as a songwriter for others than as a singer himself. Equally sad on her birthday is Janie Grant in Unhappy Birthday, obviously another teen ballad consisting of sensual innocence. The best known songs are Lesley Gore's pop hit It's My Party and Neil Sedaka's hit Happy Birthday Sweet Sixteen of which we're also entitled to an even more poppy German language version entitled Happy Birthday Josefin(a) courtesy of The Key Brothers, a Norwegian group who also recorded an English language version not included here. Of Cindy's Birthday we hear both Johnny Crawford's original American hit version and the British cover by Shane Fenton, the future Alvin Stardust fronting a Shadows guitar sound typical for 1962. The CD contains three versions of the double entendre Birthday Cake (Keep Your Hands Off Of It) done as hillbilly boogie in 1951 by Randy Hughes (not only a singer but also the pilot of the plane that sent Patsy Cline to her death in 1963), as boppin' cajun on accordion by Lawrence Walker, in 1952 already a veteran as he made his first record in 1929, and as piano rock 'n' roll by Jerry Lee Lewis on Sun Records in 1960. Billy Hughes' original 1946 version is not included. The original version of the teen ballad Happy Happy Birthday Baby by The Tune Weavers from 1957 on the other hand is, along with no less than three covers: Wanda Jackson's soundalike from one year later, Claudine Clark's 1962 uptempo girl group pop version with a slight ska edge, and in 1963 it became a ballad again when The Four Seasons tackled it, obviously resulting in a towering falsetto masterpiece by Frankie Valli. The most unlikely name on the CD is Jim Mitchum who not only followed in his father Robert Mitchum's acting footsteps but like his dad also made a couple of records. Whereas pa however opted for excellent country and calypso, Jim Mitchum's Lonely Birthday, his 1961 debut single, is a teenage lament that doesn't exactly excel in vocal prowess. This CD, collecting 32 tracks 1951-1965 in a digipack with a 34 page booklet of track-by-track info, comes with the same recommendation as valentine's day CD’s: buy it for your sweetheart and enjoy it yourself. After all it doesn't always have to be lingerie. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky) |
I'M
MOVING ON: RHYTHM & WESTERN VOLUME 6
Nummer 6 in de reeks samengesteld door Mojo Man Little Victor Mac die de invloed van country op zwarte rock 'n' roll illustreert opent met I'm So Glad van Mickey & Sylvia, mooie tralala poprock op stroll tempo. Een nummer dat je niet bepaald met country associeert is Haunted House van Johnny Fuller, maar als je het in deze context hoort begint het inderdaad te klinken als The Coasters die een country song onder handen nemen. Je hoort trouwens een banjo als hoofdinstrument! Fuller's versie hier is de originele uitvoering van het nummer, maar de hit was voor de blanke Gene Simmons. You Bug Me Baby van Larry Williams is rock 'n 'roll, Lavern Baker's Humpty Dumpty Heart is pop, en Joy Joy Joy (Down In My Heart) van Little Richard uit 1961 is uptempo gospel doch wellicht het dichtst dat De Kleine ooit in de buurt van country kwam. Ook Lazy Lester's mondharmonica swamper If You Think I've Lost You haalde inspiratie uit country, en aan het andere eind van de muzikale regenboog zijn er zwarte late night crooners van Clyde McPhatter (Let's Forget About The Past), Wade Flemons (I Hope I Think I Wish) en Bubber Johnson (Keep A Light In The Window For Me). Arthur Alexander maakt zelfs een crooner van Johnny Bond's I Wonder Where You Are Tonight, waarmee we aanbelanden bij songs die van origine inderdaad country zijn of in ieder geval beroemd werden als country, bijvoorbeeld Hank Snow's titeltrack in de funky versie van Johnny Nash en When My Blue Moon Turns To Gold Again van de altijd gezellige Big Al Downing in zijn beste Fats Domino imitatie. You Are My Sunshine van Dee Dee Sharp uit 1963 is pré-soul. Tennessee Ernie Ford's Shotgun Boogie als rhythm 'n' blues piano boogie? Cecil Gant draaide er zijn handen niet voor om! Joe Jones' McDonald's Daughter is het kinderliedje Old McDonald Had A Farm in Jones' You Talk Too Much stijl maar dan instrumentaal met sax en orgel, en het begint met een Jimmie Rodgers blue yodel op gitaar. Lloyd Price brouwt een carnavalsfeestje in New Orleans met Pistol Packing Mama, saxofonist King Curtis maakt van de Steel Guitar Rag een leuk rollende rock 'n' roll instrumental met afwisselend sax en gitaar een beetje in de stijl van Duane Eddy maar zonder twang op de gitaar, en Little Willie John, de man van Fever, maakt van George Jones' She Thinks I Still Care een soulvolle late night ballad met de intensiteit van gospel. Nog mensen met veel soul in de stem zijn Brook Benton (The Same One), Ivory Joe Hunter (A Tear Fell), Richard Berry (What Good Is A Heart uit 1962, lichtjaren verwijderd van zijn Louie Louie in 1956) en Joe Henderson die Snap Your Fingers voorziet van een Ray Charles arrangement. Merkwaardig genoeg is dit de originele uitvoering van dit nummer waarvan ik de geschiedenis niet ken, maar het werd in elk geval gepend door country/rock 'n' roll gitarist Grady Martin en na Henderson opgenomen door zowel blanke als zwarte artiesten als Bob Wills, Bob Luman, Brenda Lee, Dean Martin, Don Gibson, Ruth Brown, Sammy Davis Jr. en Lou Rawls. De allermooiste zwarte stem is misschien wel die van Sam Cooke, en je hoort hem hier in een Sinatra swingversie van Along The Navajo Trail. Wat doet Blue Christmas van The Platters hier? Dat kerstliedje is het bekendst in de blanke versies van Elvis en van Ernest Tubb. En Wynonie Harris' jumpin' jive klassieker Bloodshot Eyes? De originele versie was country boogie van Hank Penny! De CD eindigt met Pal Of Mine, een akoestische ragtime countryblues van Blind Willie McTell uit 1956 (het jaartal 1961 vermeld in de tracklisting is het jaar van de eerste release - McTell overleed in 1959) die hier naar ik aanneem exact hetzelfde klinkt als toen hij dat nummer zong in 1916, tien jaar vóór hij in 1927 zijn eerste opnames maakte. Oordeel: mooie en interessante compilatie met 28 tracks 1949-1963, maar hou er rekening mee dat hier toch wel flink wat ballades en rustige songs opstaan. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
Number 6 in the series compiled by Mojo Man Little Victor Mac illustrating the influence of country music on black rock 'n' roll opens with Mickey & Sylvia's I'm So Glad, beautiful tralala pop rock with a stroll tempo. A song normally not associated with country is Johnny Fuller's Haunted House, but when you hear it in this context it indeed starts to sound like The Coasters doing their thing with a country tune. It even uses a banjo as its main instrument! Fuller's version here is the original recording, but white Gene Simmons had the hit. Larry Williams' You Bug Me Baby is rock 'n' roll, Lavern Baker's Humpty Dumpty Heart is pop, and Little Richard's 1961 Joy Joy Joy (Down In My Heart) is uptempo gospel yet perhaps the closest The Small One ever came to country. Lazy Lester's harmonica swamper If You Think I've Lost You also drew inspiration from country, and at the other end of the musical rainbow are black late night crooners from Clyde McPhatter (Let's Forget About The Past), Wade Flemons (I Hope I Think I Wish) and Bubber Johnson (Keep A Light In The Window For Me). Arthur Alexander even turns Johnny Bond's I Wonder Where You Are Tonight into a crooner, which brings us to songs that are indeed originally country or at least became famous as country, for instance Hank Snow's title track in Johnny Nash's funky version and When My Blue Moon Turns To Gold Again by the always joyful Big Al Downing at his Fats Domino best. 1963's You Are My Sunshine by Dee Dee Sharp is pré-soul. Tennessee Ernie Ford's Shotgun Boogie turned into a rhythm 'n' blues piano boogie? A piece of cake for Cecil Gant! Joe Jones' McDonald's Daughter is the children's song Old McDonald Had A Farm in Jones' You Talk Too Much style but done as an instrumental with sax and organ, kicking off with a Jimmie Rodgers blue yodel on guitar. Lloyd Price concocts a New Orleans mardi gras party with Pistol Packing Mama, saxophone boss King Curtis turns Steel Guitar Rag into a fun rockin' and rollin' instrumental with alternating sax and guitar a bit in the style of Duane Eddy but without twang, and Little Willie John, the man who gave us Fever, turns George Jones' She Thinks I Still Care into a soulful late night ballad with gospel intensity. Other velvet voiced artists oozing soul are Brook Benton (The Same One), Ivory Joe Hunter (A Tear Fell), Richard Berry (1962's What Good Is A Heart, light years away from his Louie Louie in 1956) and Joe Henderson providing Snap Your Fingers with a Ray Charles arrangement. Remarkably this is the original recording of this song the history of which I am not familiar with, but it was penned by country/rock 'n' roll guitarist Grady Martin and covered by both white and black artists like Bob Wills, Bob Luman, Brenda Lee, Dean Martin, Don Gibson, Ruth Brown, Sammy Davis Jr. and Lou Rawls. Perhaps the most beautiful black voice is Sam Cooke's, and you can hear him here in a Sinatra swing version of Along The Navajo Trail. So what exactly is Blue Christmas by The Platters doing here? The christmas song is best known in the white versions by Elvis and Ernest Tubb. And Wynonie Harris' jumpin' jive classic Bloodshot Eyes? The original version was country boogie by Hank Penny! The CD ends with Pal Of Mine, an acoustic ragtime country blues by Blind Willie McTell from 1956 (the year 1961 mentioned in the track listing is the year when it was first released - McTell died in 1959) which I assume sounded exactly the same in 1956 as when he sang it in 1916, ten years before he made his first recordings in 1927. Verdict: nice and interesting compilation with 28 tracks 1949-1963, but do bear in mind that there are quite a few ballads and slow songs on here. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
Vinyl Recensies
18 januari 2023
SWINGIN'
ON QUICKSAND/ FEZ AND THE FURIOUS
Fez & the Furious bestaan reeds een paar jaar en u hebt ze misschien al gezien op festivals als Feel The 50s Venlo, het jazz festival van Breda, Rolmo's Roots Rock (B) of zelfs de Part Records Weekender (D). In een cafeetje zal u ze nog niet vaak gezien hebben, want met negen man passen ze niet aan een tafeltje. Zijn ze een big band? Nee, ze zijn een fun band! Fez & the Furious zijn een flink uit de kluiten gewassen orkest, en wie ze wel reeds live zag weet dat ze garant staan voor een feestje. Wie ze nog niet aan het werk zag diene de diverse live verslagen op YouTube te bekijken. Van die negen man ken ik er vier, te weten drummer Hupie Schell (CC Jerome, Mrs. R & B & the $oulshakers), gitarist Tiny Lathouwers (King Size Trio, Taildraggers), saxofonist Evert Hoedt (Tinez Roots Club, Electrophonics, Georgina Peach) en hoofdfez Eric Jaspers, want Fez & the Furious zijn het geesteskind van Eric Jaspers uit Maastricht, dé carnavalstad, en dit is dan ook een feestplaat geworden om u tegen te zeggen. Theaterduizendpoot Jaspers is ook carnavalszanger, crooner en all round entertainer onder de namen Fred Lloret en Leonardo Davintage, en kent dus het klappen van de zweep. Zijn zang is een extensie van zijn uitbundige persoonlijkheid, wat betekent dat het enthousiasme van de plaat afdruipt. Plaat, inderdaad, want het is een echte LP, enkel en alleen uit op vinyl. Vier van de 13 tracks staan op Spotify en andere digitale streamingkanalen als onderdeel van de vijf A Night With Fez & the Furious tracks, in 2017 bedoeld als dubbele vinyl single. Die single is er nooit gekomen, en de versies van Stop Look Listen, Wow Wow Baby, You Gotta Go en Be My Guest op Swingin' On Quicksand zijn heropnames met bijvoorbeeld Be My Guest in een iets tragere versie. Be My Guest is uiteraard het Fats Domino nummer, Stop Look Listen werd door Elvis gezongen in de film Spinout maar eerder gedaan door Ricky Nelson en Bill Haley, hier krijgt het een ska arrangement en een scheut Caravan. Andere covers (er staan geen eigen nummers op) zijn onder meer Bloodshot Eyes (Wynonie Harris), Don't Let Go (Roy Hamilton), Deep Sea Ball (Clyde McPhatter), Juiced (Jackie Brenston), Wow Wow Baby (The Searchers maar niet dié Searchers), Safronia B (Marvin Johnson, Calvin Boze), You Better Believe It (Paul Gayten), Get Rich Quick (Little Richard in 1952) en de ballade Step Up And Rescue Me (Faye Adams, en het is Jaspers die er een ballade van maakt, hij speelt wel meer met de originele tempos van de nummers), wat gelijk een goed idee geeft welke richting de rock 'n' roll hier uit gaat, namelijk een daverende mix van jumpblues, pretska, swing, popcorn noir (Ammerette, van Benny Spellman), jive en rock 'n' roll, rhythm 'n blues gitaren, blazers en trompetten. Ik heb in live recensies van Fez & the Furious al vergelijkingen gelezen met Ray Collins' Hot-Club en Roomful Of Blues en daar is iets van waar, maar dan in een hedendaagsere neo swing sound en met toevoeging van een XL dosis humor en pauken. De boodschap is duidelijk: niet te missen als u over een platendraaier en enige joie de vivre beschikt. Dit is een release in eigen beheer, enkel en exclusief te koop bij hun optredens, dus check www.facebook.com/fezfurious (Frantic Franky) Fez & the Furious have been around for a couple years now and you may have seen them at festivals like Feel The 50s Venlo (NL), the Breda jazz festival (NL), Rolmo's Roots Rock (B) or the Part Records Weekender (D). Chances are slim you ever seen them in a pub, as nine guys won't fit next to the bar. Are they a big band? No, they're a fun band! Fez & the Furious are a large orchestra and if you have seen them live you know they guarantee a party. If you haven't seen them yet check out the various live reports on YouTube. I know four of those nine cats, drummer Hupie Schell (CC Jerome, Mrs. R & B & the $oulshakers), guitarist Tiny Lathouwers (King Size Trio, Taildraggers), saxophonist Evert Hoedt (Tinez Roots Club, Electrophonics, Georgina Peach) and head fez Eric Jaspers, because Fez & the Furious are the brainchild of Eric Jaspers from Maastricht, Holland's number one carnival city, so it should come as no surprise this turned ou to be a party record. Jaspers is also a singer of carnival songs, a crooner as well as an all-round entertainer using the names Fred Lloret and Leonardo Davintage, so he knows the ropes. His vocal style is an extension of his exuberant personality, which means the platter oozes enthusiasm. Platter, yes sir, because it's an actual LP only out on vinyl. Four out of the 13 tracks are on Spotify and other digital streaming channels as part of the five A Night With Fez & the Furious tracks, recorded in 2017 for a double vinyl 45 that never materialised, and the versions of Stop Look Listen, Wow Wow Baby, You Gotta Go and Be My Guest on Swingin' On Quicksand are new recordings - Be My Guest for example is done slightly slower. Be My Guest is of course the Fats Domino song, Stop Look Listen was sung by Elvis in the film Spinout but had previously been done by Ricky Nelson and Bill Haley, here it gets a ska arrangement and a touch of Caravan. Other covers (no original songs here) include Bloodshot Eyes (Wynonie Harris), Don't Let Go (Roy Hamilton), Deep Sea Ball (Clyde McPhatter), Juiced (Jackie Brenston), Wow Wow Baby (The Searchers but not those Searchers), Safronia B (Marvin Johnson, Calvin Boze), You Better Believe It (Paul Gayten), Get Rich Quick (Little Richard in 1952) and the ballad Step Up And Rescue Me (Faye Adams, and it's Jaspers who turns it into a ballad, playing with the songs' original tempos on several occasions), which gives you a pretty good idea in what direction the rock is rolling here, a thunderous mix of jump blues, fun ska, swing, popcorn noir (Benny Spellman's Ammerette), jive and rock 'n' roll, rhythm 'n blues guitars, saxophones and trumpets. In live reviews of Fez & the Furious I already noticed comparisons with Ray Collins' Hot-Club and Roomful Of Blues which in a sense is true, but these Dutchmen have a more contemporary neo swing sound and added an XL dose of humour and timpani. The message is clear: not to be missed if you have a record player and some joie de vivre in your bones. This is a self produced release, only and exclusively available at their gigs, so check www.facebook.com/fezfurious (Frantic Franky) |
SADIE
BROWN/ STEVE HOOKER
Het feit dat Adele zowat de hele wereldvoorraad vinyl heeft gemonopoliseerd om haar recentste album te kunnen persen weerhoudt de rest van de muziekwereld niet van het uitbrengen van het zwarte goud. Steve Hooker, de demon barber van Southend On Sea in Essex bekend van zijn samenwerkingen met onder meer Boz Boorer, Levi Dexter en Captain Drugbuster, is zo'n kleine entrepreneur die op gezette tijden in eigen beheer een vinyl single uitbrengt. Hooker zit al sinds eind jaren '70 in de muziek, doorzwom vele waters en staat met één been in de sixties rhythm 'n' blues, met het andere been in de garagerock en met het, euh, middelste been in beenharde gitaarinstrumentals waar Link Wray himself trots op zou zijn. Deze nagelnieuwe single, een mooi verzorgde uitgave met zelfs een fotohoesje, is representatief voor de man die anno 2023 meer Rolling Stones klinkt dan The Rolling Stones zelf. A-kant Sadie Brown is trage sixties rhythm 'n' blues gebaseerd op een riff waar Keith Richards jaloers op zou moeten zijn, gezongen met veel distortie en echo op de rauwe stem, een Hammond orgel diep verstopt tussen de gitaar, drums en Fender basgitaar, en gelijke delen bluesbop en psychedelische garagerock, een universum waarin Sadie Brown got back nog steeds rijmt op comin' down the track. Het echte juweel is wat mij betreft evenwel de B-kant, Tightrope, een uptempo gitaar instro gebaseerd op de rock 'n' roll boogie, The Walk, een jankende gitaar, en het mooiste der natuurlijke geluiden, namelijk handclaps. Met die twee minuten rauwe jive heeft Hooker niet opnieuw het wiel uitgevonden, maar hij laat dat wiel wel flink rollen. Steve Hooker heeft zijn eigen trouwe publiek, en dat heeft met deze single weer een kleinood om te koesteren. Info: www.stevehooker.co.uk (Frantic Franky) The fact that Adele pretty much monopolised the entire world's supply of vinyl to press her latest album doesn't stop the rest of the music world from releasing black gold. Steve Hooker, the demon barber from Southend On Sea in Essex known for his collaborations with among others Boz Boorer, Levi Dexter and Captain Drugbuster, is one such entrepreneur who periodically releases a vinyl 45 on his own behalf. Hooker has been rockin' various musical adventures since the late seventies and stands with one leg in sixties rhythm 'n' blues, with the other leg in garage rock, and with the, er, middle leg in tough guitar instrumentals that would make Link Wray himself proud. His latest 45, a nicely crafted release with even a photo cover, is representative of the man who in 2023 sounds more Rolling Stones than The Rolling Stones themselves. A-side Sadie Brown is slow sixties rhythm 'n' blues based on a riff Keith Richards should envy, sung with lots of distortion and echo on the raw vocals, a hammond organ hidden deep between the guitar, drums and Fender bass guitar, and equal parts blues bop and psychedelic garage rock, a universe in which Sadie Brown got back still rhymes with comin' down the track. The real gem however as far as I'm concerned is the flip, Tightrope, an uptempo guitar instro based on rock 'n' roll boogie, The Walk, a screaming guitar, and the most beautiful of all natural sounds, handclaps. With those two minutes of raucous jive Steve Hooker did not re-invent the wheel, but he sure gets that wheel rollin' in a big way. Pay attention and pay up, cos with this vinyl single his loyal following has another gem to cherish. Info: www.stevehooker.co.uk (Frantic Franky) |
CD Recensies
BLITZKRIEG
BABY/ SWING FIELD UNIT ETO
Hoe
ouder ik word hoe meer ik me interesseer in de geschiedenis van de
tweede wereldoorlog en in de muziek die de oorlogsjaren kenmerkte.
Deze Swing Field Unit ETO komt uit, euh, Duitsland, en is gespecialiseerd
in jaren '40 muziek van beide zijden van het front. Daarvoor bezigen
ze gitaar (Axel Schuch alias Ace Shawn van The Cadcatz en Gigi &
the Two Tones), ukelele, contrabas, drums, trompet en op deze CD gast-sax
en gast-klarinet. Zij ruggensteunen zangeres Martha Miller op aangenaam
ouderwetse manier met een warme sound die echter eerder retro klinkt
dan authentiek, een subtiel verschil dat de leek niet zal opvallen,
en ik kan me voorstellen dat ze met dit repertoire en deze stijl vaker
voor een algemeen dan voor een gespecialiseerd publiek spelen, en
die zullen waarschijnlijk het verschil niet horen. Tenzij de groep
zo fanatiek is dat ze enkel op re-enactment evenementen optreden natuurlijk!
Kent u het nummer Sympathique (Je Ne Veux Pas Travailler) van de Amerikaanse
groep Pink Martini uit 1997? Dat is een eigen nummer van Pink Martini
dat klinkt als Edith Piaf, en Swing Field Unit ETO klinkt op zijn
beurt als Je Ne Veux Pas Travailler. Miller's stem heeft een hoge
Betty Boop factor en ze klinkt eigenlijk altijd heel tongue-in-cheeck,
een beetje alsof ze het allemaal niet echt meent, en het geheel klinkt
heel cabaret-achtig, niet in de zin van theaterkomedie maar in de
stijl van het Berlijnse cabaret van de jaren '20 en '30.
The
older I get, the more interested I become in the history of World
War II and the music of the war years. Swing Field Unit ETO comes
from, er, Germany, and specialises in 1940s music from both sides
of the front. They do so employing guitar (Axel Schuch aka Ace Shawn
of Cadcatz and Gigi & the Two Tones fame), ukulele, double bass,
drums, trumpet and on this CD guest saxophone and guest clarinet.
These instruments back singer Martha Miller in pleasantly oldfashioned
fashion with a warm sound that however sounds more retro rather than
authentic, a subtle difference that the layman will not notice, and
I imagine that with this repertoire and style they are more likely
to play in front of a general rather than a specialised audience,
and the general public is unlikely to hear the difference. That is,
unless Swing Field Unit ETO is so fanatical that they only perform
at re-enactment events! Do you know the 1997 song Sympathique (Je
Ne Veux Pas Travailler) by US group Pink Martini? It's a song written
by Pink Martini that sounds like Edith Piaf, and Swing Field Unit
ETO in turn sounds like Je Ne Veux Pas Travailler. Miller's voice
has a high Betty Boop factor and she actually sounds very tongue-in-cheek,
a bit as if she doesn't really mean it all, and the whole thing sounds
very cabaret-like, not in the sense of theatre comedy but in the style
of the Berlin cabaret of the 1920s and 1930s. |
VAYA
CON DIOS/ LOS SANTOS Los
Santos zijn géén rock 'n' roll band maar brachten sinds
2010 zeven albums uit, de meeste daarvan op Part Records, wat enkel
kan betekenen dat ze goed verkopen. De aantrekkingskracht van deze
Duitse band is hun mix van kermismuziek, schlagers, Europeana, Hawaiiana,
Russische volksmuziek (Russiana?), hillbilly boogie, twang, tango,
wals, salsa, tex mex, ska, cha cha cha, rumba en cumbia, uitgevoerd
met een instrumentarium van orgel, accordeon, trompet, trombone, bugel,
lap steel, drums, bongos, piano, gitaar en banjo, deels in het Engels
en deels in het Spaans gezongen met een laconieke Lee Hazlewood stem,
terwijl zangeres Lucia Schlör op haar spinnend liefste ons nog
steeds doet denken aan Emanuela Hutter van The Hillbilly Moon Explosion.
Dat alles wordt verpakt in een eigen fantasiewereld van "het
wilde westen, cowgirls, coyotes, robots, ruimteschepen, de maanlanding,
tijdreizen, retro-futurisme, utopieën en distopieën".
Als je't zo oplijst klinkt het als een rommeltje, maar ik begrijp
waarom dit goed draait. De muziek van Los Santos is immers
Los Santos are not a rock 'n' roll band but
as they released seven albums since 2010, the last couple of which
appeared on Part Records, this can only mean they sell in sufficient
quantities. The appeal of this German band is their mix of fairground
music, German styled schlagers, Europeana, Hawaiiana, Russian folk
music (Russiana?), hillbilly boogie, twang, tango, waltz, salsa, tex
mex, ska, cha cha cha, rumba and cumbia, performed with organ, accordion,
trumpet, trombone, lap steel, drums, bongos, piano, guitar and banjo,
sung partly in English and partly in Spanish with a laconic Lee Hazlewood
voice, while Lucia Schlör on her purring sweetest keeps reminding
us of The Hillbilly Moon Explosion's Emanuela Hutter. All of this
constitutes their own private fantasy world of "the wild west,
cowgirls, coyotes, robots, spaceships, the moon landing, time travel,
retro-futurism, utopias and dystopias". When you read it like
that it sounds like a mess, but I can understand why their music works
so well, for Los Santos' music is |
11 januari 2023
KISS
AWAY: ROCK 'N' ROLL SONGS OF HAPPINESS VOLUME 3
Omdat CD’s nu eenmaal een thema moeten hebben en series handig zijn om de klant te binden is dit na Think Me A Kiss: Rock 'n' Roll Songs Of Happiness (ACCD084) en Kiss Me: Rock 'n' Roll Songs Of Happiness Volume 2 (ACCD112) de derde Atomicat CD rond het Valentijnthema, goed voor 30 tracks over vrouwen en de liefde. De CD bevat een handvol bekende namen met minder bekende songs zoals Gene Vincent's rustig rechtdoor rockend Pretty Pearly (u kan er ook op strollen als u er stevig de pas inzet), Thurston Harris' beschaafde My Love Will Last, Eddy Arnold's cover van Jimmie Rodgers' beschaafde Kisses Sweeter Than Wine (ik weet het, het is veel ouder dan Rodgers), de opgewekt door het leven stappende Dubs met de uptempo doo-wopper Song In My Heart, The Monotones met hun eigen Book Of Love opvolger Reading The Book Of Love, Johnny Fuller pré-Haunted House fluitend en wandelend in You Got Me Whistling, Sanford Clark's cover van Ray Stanley's exotisch mysterieuze Love Charms en The Big Bopper's ode aan de onderrok Pink Petticoats in zijn typische larger dan life stijl. Minder bekend is Donna Dameron's door The Big Bopper geschreven jiver Big Love, de B-kant van haar enige single Bopper 486609, ook al door The Big Bopper geschreven als novelty ode aan zichzelf. De rest van de CD is een stoet minder bekende of totaal vergeten artiesten in diverse stijlrichtingen als swing jive (Hold Me Baby van The Chordcats, Lil' Lover van Johnny Frank), female rock 'n' roll (All Love Broke Loose van Pat O'Day), New Orleans rock 'n' roll in de stijl van een Frankie Ford en Huey "Piano" Smith (Tootles van Lenny Capello & the Dots), popcorn noir (Branded van Richie Robin), zelfs cha cha cha rock 'n' roll (Kiss Away van The Clips), en voorts vooral veel zowel zwart als blank klinkende doo-wop (Lucky Me I'm In Love van The El Domingos, Sweet Thing van The Ding Dongs, Lovers van The Leaders, het bijna - hoe contradictorisch dat ook klinkt - white rock Kiss Kiss Kiss van Clifford Curry Jr). Als de zang op Whistle Bait (niet het Collins Kids nummer) van Big Moe & the Panics in uw oren een belletje doet rinkelen is dat waarschijnlijk omdat dit dezelfde Big Moe (echte naam: James Muzey) is die My Boy Flat Top inzong voor Boyd Bennett & the Rockets. Vaste prik op dit soort compilaties zijn bekende songs in onbekende uitvoeringen. Op Kiss Away ontbreken ze niet, met Why Do Fools Fall In Love in een big band swing versie door Gloria Mann, Carl Perkins' Your True Love in een beschaafde uitvoering door Bob & Shirley & the Valiants, en een greasy versie van Brenda Lee's Let's Jump The Broomstick door Alvin Gaines & the Themes. Now We're One kent u misschien van Buddy Holly, maar het waren The Ding Dongs op deze CD die de eerste versie opnamen van dit door Bobby Darin geschreven nummer. Dat zijn niet dezelfde Ding Dongs van Sweet Thing, want déze Ding Dongs hadden Bobby Darin in de gelederen. De andere kant van hun enige single die ook verscheen onder de naam The Rinky-Dinks was het eveneens door Holly gecoverde Early In The Morning. Samenvatting: 30 tracks 1954-1962 voornamelijk minder bekende rock 'n' roll, géén rockabilly. Doe 'm cadeau aan uw lief en geniet er zelf mee van! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
As
CD’s simply have to have a theme and series are a handy tool
to hook the customer this is the follow up of Think Me A Kiss: Rock
'n' Roll Songs Of Happiness (ACCD084) and Kiss Me: Rock 'n' Roll Songs
Of Happiness Volume 2 (ACCD112). Atomicat's third CD celebrating valentine's
day offers 30 tracks centered on the themes of women and love and
features a handful of familiar names performing lesser known songs
such as Gene Vincent's relaxed but straight ahead rockin' Pretty Pearly
(you can also stroll to it if you don't mind picking up the pace),
Thurston Harris' civilized My Love Will Last, Eddy Arnold's cover
of Jimmie Rodgers' civilized Kisses Sweeter Than Wine (I know, it's
much older than Jimmie Rodgers), the upbeat Dubs merrily going through
life with the uptempo doo-wopper Song In My Heart, The Monotones with
their Book Of Love follow-up Reading The Book Of Love, Johnny Fuller
pré-Haunted House whistling and walking in You Got Me Whistling,
Sanford Clark's cover of Ray Stanley's exotic mysterious Love Charms
and The Big Bopper's ode to the petticoat titled Pink Petticoats in
his typical larger-than-life style. Less well known is Donna Dameron's
jiver Big Love, written by The Big Bopper and the B-side of her only
single, Bopper 486609, also written by The Big Bopper as a novelty
ode to himself. The rest of the CD is a parade of lesser known or
totally forgotten artists in such diverse styles as swing jive (The
Chordcats' Hold Me Baby, Johnny Frank's Lil Lover), female rock 'n'
roll (Pat O'Day's All Love Broke Loose), New Orleans rock 'n' roll
in the style of Frankie Ford and Huey "Piano" Smith (Lenny
Capello & the Dots' Tootles), popcorn noir (Richie Robin's Branded),
even cha cha cha rock 'n' roll (The Clips' Kiss Away), and especially
a lot of both black as well as white sounding doo-wop (The El Domingos'
Lucky Me I'm In Love, The Ding Dongs' Sweet Thing, The Leaders' Lovers,
Clifford Curry Jr's almost - however contradictory that may sound
- white rock Kiss Kiss Kiss). If the vocals on Big Moe & the Panics'
Whistle Bait (not the Collins Kids song) ring a bell it's probably
because this is the same Big Moe (real name: James Muzey) who sang
My Boy Flat Top for Boyd Bennett & the Rockets. On compilations
like this you always find a couple of well known songs in unfamiliar
versions. On Kiss Away these are Why Do Fools Fall In Love in a big
band swing version by Gloria Mann, Carl Perkins' Your True Love in
a civilized version by Bob & Shirley & the Valiants, and a
greasy version of Brenda Lee's Let's Jump The Broomstick by Alvin
Gaines & the Themes. You probably know Now We're One from Buddy
Holly, but The Ding Dongs on this CD recorded the first version of
that song written by Bobby Darin. They're not the same Ding Dongs
who did Sweet Thing, because these Ding Dongs had Bobby Darin in their
ranks. The other side of their only single that was also released
under the name The Rinky-Dinks was Early In The Morning of which Holly
recorded a cover version too. In a nutshell: 30 tracks 1954-1962 of
mostly lesser known rock 'n' roll (no rockabilly) make the perfect
gift for your sweetheart that you can enjoy yourself! |
THE ROCKIN' SPOT VOLUME ONE: JULIET
Atomicat samensteller Mark Armstrong brengt ze sneller uit dan wij ze kunnen recenseren, en hier is weer een nieuwe reeks van vijf. Een echt thema lijkt me er niet te zijn, behalve dat veel maar niet alle nummers meisjesnamen in de titel hebben. Eén nummer heeft een jongensnaam in de titel, Wynona Carr's uitstekende jiver Jump Jack Jump. Ook muzikaal is er niet echt een thema want dit is de gebruikelijke stilistische mix zoals we die gewoon zijn van Atomicat. Kortom, The Rockin' Spot is gewoon een excuus voor 5 x 28 tracks uit een goed vaatje, op dit eerste volume uit de jaren 1953-1962, met jivers (Oh Yeah van Rex Garvin, Mary Mary Lou van The Sparks, Red Hot Love van Otis Williams), doo-wop rockers (Bessie Lou van Sonny Stevenson, Loretta van The Senators) en strolls (Skinny Ginny van Dossie (Thunderbird) Terry). Work Little Carrie uit 1954 van Doc Pomus, in de eerste plaats bekend als componist, is een verrassend rauwe zwarte stomper, maar we hebben ook recht op rockabilly bop (Party Line van Haskell May), hillbilly bop (Corinne Corinna in de prima versie van Roy Moss) en zelfs desperate rock 'n' roll met Lou Ann van Arlie Miller, Geraldine (niet die van Jack Scott) van Ronnie Gill en She’s My Baby van Steve Alaimo. Johnny Devlin brengt een goeie cover van het dreigende Cast Iron Arm, een andere cover, Please Don't Touch door Chico Holiday, nochtans uit 1959, kondigt reeds aan wat de beatrock zou worden. Met het zalig reet petitende Marie van The Four Tunes uit 1953 zitten we in de swingende uptempo vocal harmony die bijna jodelt, en vandaar is het maar een kleine danspas naar de vocal harmony swing jive van The Jewels en hun Pearlie Mae. Een paar bekende songs zijn Sonee West's rockabilly vuurwerk Rock Ola Ruby en Huelyn Duvall's knappe Juliet. Als u Sonny Burgess' essentiële Sun Donald Duck rocker Sadie’s Back In Town niet kent mag u nu de zaal verlaten, maar op elke CD horen nu eenmaal een paar publiekstrekkers, anders legt de gemiddelde potentiële koper zijn potentiële aankoop halfweg de tracklist terug in de bakken. Niet op Sun Records maar bijna, zowel muzikaal als geografisch: Carl McVoy's Tootsie in 1957 op Hi Records. Die paar bekende namen ten spijt ligt de focus van de CD op het onbekendere werk met vergeten en over het hoofd geziene doch zeker niet tweederangs artiesten als Lee Craig (Please Louise), Ronnie Haig (Don't You Hear Me Calling Baby) en Bill Moss (Yes Juanita's Mine). Met I Ain't Givin' Up Nothing van Jewel Brown en Give Me Your Love van The Chandeliers staan op de CD ook enkele popnummers uit 1962. Samenvatting: dit is een Stack-A-Records, gelijk de titel van het bekende nummer van Tom Tall op de CD. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
Atomicat's
main man Mark Armstrong compiles 'em faster than we can review 'em,
and here's another hot new set of five albums. There doesn't seem
to be any real particular theme, except that many but not all songs
have girls' names in the title. One song has a boy's name in the title,
Wynona Carr's excellent jiver Jump Jack Jump. Musically there's no
real theme either as this is the usual stylistic mix we're used to
from Atomicat. In short, The Rockin' Spot is an excuse for another
5 x 28 tracks that dig deep into the vaults, on the first volume encompassing
the years 1953-1962, featuring jivers (Rex Garvin's Oh Yeah, The Sparks'
Mary Mary Lou, Otis Williams' Red Hot Love), doo-wop rockers (Sonny
Stevenson's Bessie Lou, The Senators' Loretta) and strolls (Dossie
(Thunderbird) Terry's Skinny Ginny). 1954's Work Little Carrie by
Doc Pomus, known primarily as a composer, is a surprisingly raucous
black stomper, but we're also entitled to rockabilly bop (Haskell
May's Party Line), hillbilly bop (Roy Moss's mighty fine version of
Corinne Corinna) and even desperate rock 'n' roll with Arlie Miller's
Lou Ann, Ronnie Gill's Geraldine (not the Jack Scott song) and Steve
Alaimo's She's My Baby. Johnny Devlin delivers a decent cover of the
menacing Cast Iron Arm, another cover, Chico Holiday's Please Don't
Touch, even though from 1959, already announces what would become
beat rock. The Four Tunes' joyful 1953 reet petit Marie is swinging
uptempo vocal harmony that almost yodels, only a short dance step
away from the vocal harmony swing jive of The Jewels' Pearlie Mae.
A handful of well known songs include Sonee West's rockabilly fireworks
Rock Ola Ruby and Huelyn Duvall's beautiful Juliet. If you don't know
Sonny Burgess's essential Sun Donald Duck rocker Sadie's Back In Town
you can leave the room now, but every CD has to include a few tunes
to lure in the customer or your average potential buyer puts his potential
purchase back in the bins halfway through the tracklist. Not on Sun
Records but almost, both musically and geographically: Carl McVoy's
1957 Tootsie on Hi Records. Those couple of familiar names notwithstanding
the CD focuses on lesser known tracks by forgotten and overlooked
but certainly not second rate artists like Lee Craig (Please Louise),
Ronnie Haig (Don't You Hear Me Calling Baby) and Bill Moss (Yes Juanita's
Mine). With Jewel Brown's I Ain't Givin' Up Nothing and The Chandeliers'
Give Me Your Love the CD also offers two 1962 pop songs. Summary:
This is a Stack-A-Records, which is of course the title of Tom Tall's
tune on the CD. |
THE
ROCKIN' SPOT VOLUME TWO: LOUISE Volume
2 in deze nieuwe reeks van Mark Armstrong, de drukst bezette rock
'n' roll samensteller van het moment, opent het bal met Budd Albright's
doo-wop jiver Adrienne. Er is nog meer doo-wop met Maggie van The
Inspirations, Ific Is The Word van Lee Craig, het gospel geïnspireerde
I Believe In You van Frank Brunson en het wat ouder klinkende Love
Me Love Me Love Me van The Chimes uit 1954, en nog meer jive met Creepin'
Crawlin' Cryin' van Billy & Lillie en Jitterbug Mary van The Del
Vikings, naast female rockers (Lou Lou Knows van Fonda Wallace, Stop
The Clock Rock van The Creel Sisters, Handy Andy van Patti Mack),
verhitte tiener rockers (Bevy Mae van Bobby Smith), sleazy strolls
(Iggy Joe van Willie Ward) en verschroeiende gitaar rockers als Marlene
van The Sonics die niet dé Sonics zijn. Wat horen we nog? Zwarte
rockers met Big John Greer (Come Back Uncle John), rhythm 'n' blues
jive met Jimmy Lewis (Let's Get Together And Make Some Love), rhythm
'n' blues rock 'n 'roll met Roy Gaines (Loud Mouth Lucy), hillbilly
gone brave rock 'n 'roll met Ralph Pruitt (Louise), algemene algehele
rock 'n' roll chaos met The Novatones (Mary Lee), alsmede een verloren
gelopen Sun cover met Bobby Woods die in 1959 Love Is My Business
van Cliff Gleaves achterna deed met een vettige sax op Vin Records.
Volume
2 in this new series from Mark Armstrong, at this moment rock 'n'
roll's busiest compiler, opens the ball with Budd Albright's doo-wop
jiver Adrienne. There's more doo-wop with The Inspirations' Maggie,
Lee Craig's Ific Is The Word, Frank Brunson's gospel-inspired I Believe
In You and The Chimes' somewhat older sounding Love Me Love Me Love
Me, there's more jive with Billy & Lillie's Creepin' Crawlin'
Cryin' and The Del Vikings' Jitterbug Mary, alongside female rockers
(Fonda Wallace's Lou Lou Knows, The Creel Sisters' Stop The Clock
Rock, Patti Mack's Handy Andy), teenage rockers in heat (Bobby Smith's
Bevy Mae), sleazy strolls (Willie Ward's Iggy Joe) and scorching guitar
rockers like Marlene by The Sonics who are not THE Sonics. What else
is there to hear? Black rockers like Big John Greer (Come Back Uncle
John), rhythm 'n' blues jive with Jimmy Lewis (Let's Get Together
And Make Some Love), rhythm 'n' blues rock 'n' roll from Roy Gaines
(Loud Mouth Lucy), hillbilly gone goody goody rock 'n' roll with Ralph
Pruitt (Louise), general overall rock 'n' roll chaos with The Novatones
(Mary Lee), and an overlooked Sun cover with Bobby Woods copying Cliff
Gleaves' Love Is My Business in 1959 with a greasy sax on Vin Records. |
THE
ROCKIN' SPOT VOLUME THREE: JEANIE
28 tracks 1956-1963 en de dans wordt ingezet met de New Orleans honky tonk jiver Laura Lee van Bobby Charles, schrijver en originele uitvoerder van See You Later Alligator. Ook Johnny Fuller klinkt New Orleans en da's geen verrassing want zijn Sister Jenny werd inderdaad opgenomen in de Crescent City met een aantal muzikanten van Fats Domino waaronder Lee Allen die een onmiskenbare solo toetert. Wel een verrassing is de jive uitvoering van Wake Up Little Susie door Roy Orbison's songwriting partner Joe Melson. Er is nog meer jive met Good Golly (Pretty Molly) van Rusty Draper en Mable Mable Mable van Jimmy Crawford & the King Kobras, en de saxofoon jiver Little John's Gone is een Hi opname van Carl McVoy die ook opnam voor Sun Records en een verre neef van Jerry Lee Lewis was maar qua stijl totaal anders klonk. De Teen Doll van David Starr wordt opgehitst door een twangy gitaar, sterk stemmenwerk horen we in Polly Molly van The Five Masks, Jim Holt gebruikt in Oh My Linda een Bo Diddley beat met daarbovenop een extra orgeltje, en er is rammelende rock 'n' roll met King Of Rock 'n' Roll van Brian Russ. Dat nummer gaat niet over Elvis, maar is een dagdroom van Russ. Over de king gesproken: You've Got Everything is een uptempo Elvis styled rockaballad van Lance Roberts die in 1960 ook één single uitbracht op Sun Records getiteld The Good Guy Always Wins. Er staan - altijd fijn - een paar van mijn persoonlijke favorieten op de CD zoals het verschroeiende Wicked Ruby van Danny Zell & his Zell Rocks en Cuckoo Girl van Chico Holiday waarvan ook een iets snellere versie van bestaat door Don Rondo, al zou het moeilijk kiezen zijn wie de beste is. Niet onbekend in kringen van liefhebbers van desperate wacky rock 'n' roll: That Jim van Mackey Beers ergens diep in de jungle en Jeanie van Eddie Smalling & the Rolling Aces, een nummer dat bijna in de hoek, euh, gedrumd wordt door de melodieuze percussie. Luidens de hoesnota’s leeft Smalling nog en is hij nu predikant, en zo vindt je hem inderdaad op Facebook. Over percussie gesproken: de drums op Dirty White Bucks (And Tight Pegged Pants) van Jerry Siefert zijn één ononderbroken roffel! Oordeel: ik ga niet alle nummers individueel aanhalen, maar neem van mij aan dat hier niet veel slechte dingen op staan. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
28
tracks 1956-1963 and the dance party gets underway with the New Orleans
honky tonk jiver Laura Lee by Bobby Charles, writer and original performer
of See You Later Alligator. Johnny Fuller also sounds New Orleans
and that's no coincidence since his Sister Jenny was indeed recorded
in the Crescent City with some of Fats Domino's musicians including
Lee Allen honking an unmistakable solo. A surprise though is the jive
rendition of Wake Up Little Susie by Roy Orbison's songwriting partner
Joe Melson. There's more jive with Rusty Draper's Good Golly (Pretty
Molly) and Jimmy Crawford & the King Kobras' Mable Mable Mable,
and the saxophone jiver Little John's Gone is a Hi recording by Carl
McVoy who also recorded for Sun Records and was a distant cousin of
Jerry Lee Lewis but sounded totally different in style. David Starr's
Teen Doll gets horny through the use of twang guitar, there's great
vocal chops in The Five Masks' Polly Molly, Jim Holt's Oh My Linda
employs a Bo Diddley beat with an extra organ on top, and there is
rattling rock 'n' roll with Brian Russ' King Of Rock 'n' Roll. That
song is not about Elvis, but Russ daydreaming. On the subject of the
king: You've Got Everything is an uptempo Elvis styled rockaballad
by Lance Roberts who in 1960 also released one 45 on Sun Records entitled
The Good Guy Always Wins. It's always great to hear a couple of your
own personal favourites on a CD so I'm happy compiler Mark Armstrong
included Danny Zell & his Zell Rocks' scorching Wicked Ruby and
Chico Holiday's Cuckoo Girl. There's another slightly faster Cuckoo
Girl out there by Don Rondo, but I would be hard pressed having to
choose which one's best. Not unknown among fans of desperate wacky
rock 'n' roll are That Jim by Mackey Beers somewhere deep down in
the jungle and Eddie Smalling & the Rolling Aces' Jeanie, a song
almost pushed aside by its melodic percussion. According to the liner
notes Smalling is still alive and is now a preacher, and that's indeed
how you can trace him on Facebook. Speaking of percussion: the drums
on Jerry Siefert's Dirty White Bucks (And Tight Pegged Pants) are
one long uninterrupted roll! Verdict: I'm not going to elaborate on
all the songs individually, but take it from me that there's not a
lotta bad stuff on here. |