(reclame)


Je recente release (muziek, boek of wat dan ook) gerecenseerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent release (music, book or whatever) reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!

 

CD Recensies

27 december 2023

HEAVEN IN HELL/ THE HICKSVILLE BOMBERS
Foot Tapping, FT225
English version: see below

The Hickville Bombers speelden in 2023 op Rockin' Resort in Asten en op de Turnhouts Rootsnight (B), en daar speelden ze heel wat nummers uit hun nieuwste CD. Zanger-gitarist Dave Brown richtte het trio uit Lincoln op in 1992 wat op z'n minst wijst op vastberadenheid, de huidige bezetting bestaat sinds elf jaar uit Landon Filer (contrabas) en sinds een jaar of acht uit Paul Saunders (drums) die beide speelden in Jack Rabbit Slim. Als band brachten The Hicksville Bombers in die dertig jaar een tiental albums uit, meer bepaald twaalf albums, drie vinyl singles en één 10 inch, zo lees ik. Wie er daar enkele van beluistert weet dat de band evolueerde van een traditionele rockabilly band tot een moderne, hedendaags klinkende sound die vele rock 'n' rollstijlen combineert, en dat is op de 12 tracks (tien eigen songs + twee covers) van het in de Embassy Studios opgenomen Heaven In Hell niet anders. Zo spelen ze graag bluesboppers, en daarmee opent de CD: Devil’s Fight is een zware bluesbopper met slidegitaar, gastmondharmonica, een Britse jaren '60 rhythm 'n' blues sound en een gesproken ZZ Top La Grange intro. Ook Can’t Get Drunk On You situeert zich in de hoek waar de bluesboppers vallen en heeft opnieuw een rock edge, vooral door de gitaar sound en de schreeuwende manier van zingen. Don’t Let Me Face The Rain en Bottomless Pit zijn moderne rockabilly, Take A Bite is meer traditioneel én heel catchy, het rustige Heaven In Hell doet denken aan een trager Long Black Shiny Car. Met The Man You Want Me To Be staat er op de CD zelfs een heuse ballade, een mooie rustige jazzy shuffle, gek genoeg een heropname van een oorspronkelijk uptempo nummer van hun vorige CD, Danger Road uit 2018. Fake Whiskey begint rustig maar bouwt in laagjes op tot een dramatische climax, Grease Monkey is een zware instro zoals ze wereldwijd populair waren op rockabilly dansvloeren in de jaren '80: een donderende backbeat en drumroffels als een spervuur uit een machinegeweer. Een tweede instrumental, Concrete Jungle SE28 van de hand van drummer Paul Saunders, is een moderne drums a go go take op Sandy Nelson maar dan met een gitaar die meer Link Wray dan Richard Podolor alias Richie Allen klinkt. De titel slaat op de Londense voorstad Thamesmead waarvan de postcode begint met SE28, een stad die vaak een betonjungle wordt genoemd. Bottomless Pit heeft dan weer een Britse late fifties Cliff & the Shadows / Billy Fury rock 'n' roll vibe maar dan met contrabas die het geheel een neo tintje geeft. The Hicksville Bombers zijn een van die bands die graag niet-rock 'n' roll songs een rockabilly jasje aanmeten (eerder deden ze onder meer het Peaky Blinders thema Red Right Hand in Brand New Cadillac stijl en Whole Lotta Rosie van AC/DC), en de CD sluit af met hun hard rockende rockabilly thunder interpretatie van de eind jaren '60 biker hymne Born To Be Wild. Nu ben ik er zeker van dat ik dat al in rockabilly heb gehoord, maar ik kan me verdomd niet meer herinneren door wie. Er is ook een rockabilly Born To Be Wild van de Duitse (denk ik) groep Spot The Looney uit 1994 én een Born To Be Wild van Mystery Train (F, 1995, de groep van Hervé Loison vóór hij Jake Calypso werd), een psychobilly versie van Gorilla (HU, 2000) en zelfs Link Wray heeft het opgenomen (in 2000), maar die versies bedoel ik niet. Of waren het dan toch The Hicksville Bombers zelf, want die namen het al eerder op op hun CD Deal With The Devil uit 2008 in een wat meer rockabilly versie terwijl de nieuwe versie in mijn oren iets meer Vietnam klinkt. De tweede cover op Heaven In Hell is een getrouwe versie van Warren Smith's door Roy Orbison geschreven melodieuze Sun Records tegentijd rockaballad So Long I'm Gone, origineel opgenomen door Ray Scott. Samenvatting: Voor welk wat wils, en bovendien nog goed gedaan ook. Met dank aan Dave Brown voor de CD! Info: www.foottappingrecords.co.uk (Frantic Franky)

During their most recent gigs The Hickville Bombers played quite a few songs from this here, their latest CD. Singer-guitarist Dave Brown founded the Lincoln based trio in 1992 (now that's determination for ya), the current line up consists since eleven years of Landon Filer (double bass) and since about eight years of Paul Saunders (drums) who both used to play in Jack Rabbit Slim. As a band The Hicksville Bombers released a dozen albums in those thirty years, more specifically twelve albums, three vinyl 45s and one 10 inch, I read. If you listen to a couple of those you know that the band evolved from traditional rockabilly to a modern contemporary sound encompassing many different rock 'n' roll styles, and the twelve tracks (ten selfwritten tunes + two covers) of Heaven In Hell, recorded at Embassy Studios, are no exception. They love to play blues boppers for instance, and that's how the CD starts: Devil's Fight is a heavy blues bopper with slide guitar, guest harmonica, a British sixties rhythm 'n' blues sound and a spoken ZZ Top La Grange intro. Can't Get Drunk On You is also right at home where the blues boppers rule and again has a rock edge, mainly because of the guitar sound and the screaming way of singing. Don't Let Me Face The Rain and Bottomless Pit are modern rockabilly, Take A Bite is more traditional ánd very catchy, while the calmer Heaven In Hell is reminiscent of a slowed down Long Black Shiny Car. The CD even features a real ballad, The Man You Want Me To Be, a nice quiet jazzy shuffle, oddly enough a re-recording of an originally uptempo song from their previous CD, 2018's Danger Road. Fake Whiskey starts quietly but builds in layers to a dramatic climax, Grease Monkey is a heavy instro of the type that used to be popular on rockabilly dance floors worldwide in the 1980s, with a thundering backbeat and drum rolls like machine gun fire. A second instrumental, Concrete Jungle SE28 written by drummer Paul Saunders, is a modern drums a go go take on Sandy Nelson but with a guitar that sounds more Link Wray than Richard Podolor aka Richie Allen. The title refers to the London suburb of Thamesmead the postal code of which starts with SE28, a city often described as a concrete jungle. Bottomless Pit has a British late fifties Cliff & the Shadows / Billy Fury rock 'n' roll vibe but the double bass adds a neo touch. The Hicksville Bombers are one of those bands that enjoy playing non-rock 'n' roll songs with a rockabilly twist (in the past they did the Peaky Blinders theme Red Right Hand in Brand New Cadillac style and AC/DC's Whole Lotta Rosie, among others), and the CD finishes with their hard rockin' rockabilly thunder interpretation of sixties biker anthem Born To Be Wild. Now I'm pretty sure I've heard that done rockabilly style before, but I can't for the life of it remember by whom. There is also a 1994 rockabilly Born To Be Wild by German (I think) group Spot The Looney as well as Born To Be Wild's by Mystery Train (F, 1995, Hervé Loison's group before he became Jake Calypso), a psychobilly version by Gorilla (HU, 2000) and even Link Wray recorded it in the year 2000, but those are not the versions I'm referring to. Or is my mind playing tricks on me and was it The Hicksville Bombers themselves, for they already recorded it on their 2008 CD Deal With The Devil in a slightly more rockabilly version while the new version sounds a bit more Vietnam to my ears. The second cover on Heaven In Hell is a faithful rendition of Warren Smith's Roy Orbison written melodic Sun Records rockaballad So Long I'm Gone, originally recorded by Ray Scott. In summary there's something for everyone here, and it's all good. Thank you Dave Brown for the CD! Info: www.foottappingrecords.co.uk (Frantic Franky)


SEVEN VEILS/ STEVE HOOKER
Pimphouse, PIMPHOUSE CD5
English version: see below

Steve Hooker is niet oldschool maar gewoon oud. Dat bedoel ik helemaal niet negatief, integendeel: het strekt de Britse zanger-gitarist wiens muzikale carrière begon in 1977 tot eer dat hij op zijn oude dag de oude bluesman is geworden die hij volgens mij altijd stiekem heeft willen zijn, ook al begon hij in de punk. Hooker bleek evenwel al snel te rock 'n' roll voor punk en speelt sindsdien zijn hoogsteigen explosieve mix van rock 'n' roll, garagerock en vooral vroege Rolling Stones. Een oude aap moet je geen nieuwe trucjes aanleren en Steve Hooker hoef je niks meer wijs te maken, dus zal het hem waarschijnlijk aan zijn reet roesten om nog iets anders te doen behalve zijn eigen zin, en dat is naast het bouwen van miniatuur treinbanen (check zijn Facebook pagina!) die gitaarrock, bluesrock, rauwe soul en vroege Rolling Stones spelen, wat hij beter doet dan eender wie ook, want anno 2024 speelt hij beter Keith Richards riffs dan Keith Richards zelf. Als je foto’s van Hooker uit de jaren '70 bekijkt ziet hij er trouwens uit als een kruising tussen Keith Richards en Ronnie Wood, en ook nu nog draagt Hooker nog steeds net als Keith Richards een doodskop ring. Seven Veils is zijn ontelbaarste CD, negen nummers op een dikke twintig minuten, opgenomen met dezelfde trio bezetting van de CD’s The Old Testament Of Love (2019) en Crowmatic (2017), Vic op Fender basgitaar en Brian op drums, eveneens te horen op de in 2022 verschenen vinyl single Sadie Brown/ Tightrope die hier ook opstaat. Even recapituleren: Sadie Brown is bluesrock meets bluesbop meets psychedelische garagerock meets Rolling Stones, Tightrope is een instrumentale variatie op The Walk van Jimmy McCracklin. Van Sadie Brown staat er voorts een remix op de CD met toegevoegde dialoogfragmenten over de intro. Every Woman en de uptempo instrumentale slide blues Treasure Island hangen aan elkaar van de Rolling Stones riffs (die ooh ooh's in Every Woman!) en ook Filibusters Blues is uptempo instrumentale slide blues. Promised Land van Chuck Berry is rechtdoor rock 'n' roll met loeiende gitaren en toch ook weer die weerklank van The Rolling Stones zoals ze begin jaren '60 Chuck Berry coverden. Naast Promised Land staat er nog één cover op Seven Veils, Otis Redding's rauwe medium tempo soul nummer Snatch A Little Piece dat bij Hooker klinkt als... opnieuw de Stones! Verpak dit alles in jankende gitaren en veel distortie en echo op de met Jack Daniel's Tennessee Fire gesmeerde stem, en u hebt een idee wat u mag verwachten. Een filibuster zou je kunnen vertalen als een dwarsligger, en dat is inderdaad wat Steve Hooker muzikaal nog steeds is. Ja, we horen veel Rolling Stones hier, maar dit is f*ckin' beter dan het nieuwe album van de Stones zelf. Ideaal om niet alleen de maandag maar ook het nieuwe jaar krachtdadig op gang te trekken. Nederlandse verdeling via www.sonicrendezvous.com. Info: www.facebook.com/steve.hooker.92 and www.stevehooker.co.uk (Frantic Franky)

Steve Hooker is not oldschool, he's just old. I don't mean that in a negative way at all, quite on the contrary: it is to the credit of the British singer-guitarist whose musical career started in 1977 that he has turned into the elderly bluesman I think he always secretly wanted to be, even though he started out playing punk. Hooker however soon proved too rock 'n' roll for punk and has since been playing his highly individual explosive mix of rock 'n' roll, garage rock and especially early Rolling Stones. You can't teach an old dog new tricks and Steve Hooker surely ain't no fool, so he probably doesn't give a rat's ass about anything else besides doing his own thing his own way, which besides building miniature railroads (check his Facebook page!) is playing guitar rock, blues rock, raw soul and early Rolling Stones, and he does it better than anyone else: in the year of our Lord 2024 he plays Keith Richards riffs better than Keith Richards himself. By the way, if you look at photos of Hooker from the 1970s he looks like a cross between Keith Richards and Ronnie Wood, and even today Hooker wears a skull ring just like Keith Richards. Seven Veils is his umpteenth CD, nine songs in a little over twenty minutes, recorded with the same trio line-up from the CD’s The Old Testament Of Love (2019) and Crowmatic (2017), Vic on Fender bass guitar and Brian on drums, both of whom played on the 2022 vinyl 45 Sadie Brown/ Tightrope, and both tracks are included here as well. To recap: Sadie Brown is blues rock meets blues bop meets psychedelic garage rock meets Rolling Stones, Tightrope is an instrumental variation on Jimmy McCracklin's The Walk. There is also a remix of Sadie Brown on the CD with dialogue fragments added over the intro. Every Woman and the uptempo instrumental slide blues Treasure Island are built upon Rolling Stones riffs (those ooh ooh's in Every Woman!) and Filibusters Blues is another uptempo instrumental slide blues. Chuck Berry's Promised Land is straight ahead rock 'n' roll with bellowing guitars and again that resonance of The Rolling Stones covering Chuck Berry in the early sixties. Besides Promised Land Seven Veils contains one other cover, Otis Redding's raucous medium tempo soul song Snatch A Little Piece, and Hooker again makes it sound like... the Stones! Wrap all of this in screaming guitars, lots of distortion and echo on a voice lubricated with Jack Daniel's Tennessee Fire, and you have an idea what to expect. A filibuster is kind of a pirate, and that's indeed what Steve Hooker continues to be musically. Yes, we do hear a lot of Rolling Stones here, but this is f*ckin' better than the new album from The Rolling Stones themselves. Perfect for not only jumpstarting your monday but also the new year with a lot of energy! Dutch distribution through www.sonicrendezvous.com. Info: www.facebook.com/steve.hooker.92 and www.stevehooker.co.uk (Frantic Franky)


MY KIND OF COUNTRY/ JESSE DANIEL
Die True Records, géén cat.nr.
English version: see below

It's country time! Eerlijk toegegeven, ik had nog nooit van deze Amerikaan gehoord toen ik Jesse Daniel in juli 2023 op Sjock (B) zag. Zowat alle Kempenszonen schenen hem daarentegen te kennen want de tent stond afgeladen vol voor de man die naar voor wordt geschoven als de nieuwe grote blanke hoop van de countrymuziek. Nu wordt er elke week wel iemand naar voor geschoven als de nieuwe grote blanke hoop van de country muziek, maar het dient gezegd dat Daniel en zijn band een uitstekende beurt maakten op hun Europese debuut, want dat was zijn passage op Sjock als je zijn setje op de privé-BBQ van een bijdehandte Kempenzoon een dag eerder niet meetelt. Uitstekend? Jesse Daniel blies wat mij betreft Dale Watson die ná hem geprogrammeerd stond vlotjes van het podium. Daniel was enthousiast, sympathiek, bescheiden, aangenaam verrast én geloofwaardig. Deze live CD geeft een goed idee hoe het er aan toe ging daar op Sjock: degelijk gitaarwerk, wat twang, mooi samenspel met de steelgitaar, goed uitgewerkte songs, een fraaie afwisseling van rustige en intensere passages, een bescheiden rol voor zijn lief annex manager Jodi Lyford op backing vocals, de invloed van tex mex, en verhaaltjes uit het leven van alle dag over alledaagse mensen zoals ook Dale Watson die maakt, ongetwijfeld gerodeerd dankzij waarschijnlijk een eindeloze reeks optredens sinds 2018 want toen verscheen zijn titelloze debuut en had hij nog niet die foute seventies snor. Wat hij toen al wel had was een strafblad en rehab wegens verslaafd aan zo ongeveer alles wat god en gebod verbiedt, want Daniel blijkt het schoolvoorbeeld te zijn van een artiest die via en dankzij de muziek uit een diep dal kroop. Nog een overeenkomst tussen deze CD en Sjock is het dolwordende publiek, want de live registratie op 8 april 2022 in de Catalyst, naar ik lees de grootste concertzaal van Santa Cruz in California, was een thuismatch: Daniel groeide op in Ben Lomond op 20 kilometer van Santa Cruz. Sterker: jaren geleden werkte hij als podiumhulpje en bij de security van die zaal, en het was in de buurt van de Catalyst dat hij als tiener en twen rondhing en vocht tegen zijn verslavingen. In de bar van de Catalyst deed hij zijn allereerste optreden, nu verkoopt hij er als headliner de grote zaal uit. Als dat geen waarlijk country sprookje is! Dit album bevat 12 songs en die zijn vooral uptempo, af en toe medium tempo, en er staat één traag nummer op. Tien songs komen van zijn albums Beyond These Walls (2021) en Rollin' On (2020), en ééntje, Soft Spot (For the Hard Stuff) dat verwijst naar zijn verslavingen in het verleden, van zijn debuut. Het enige nummer dat hij niet eerder uitbracht is tevens de enige cover, Buck Owens' Streets Of Bakersfield aangepast naar Streets Of Watsonville, een stadje op 45 kilometer van Ben Lomond. Tijdens de eerste beluistering van het album begin je mee te knikken, na twee keer beluisteren kan je de nummers al meezingen, en daarmee voert Jesse Daniel het peleton neo-traditionalisten aan dat de traditie voortzet van country kleppers als Merle Haggard en Buck Owens, en ja, zelfs van Dwight Yoakam en Alan Jackson. Ja, dit is pure country, maar country van de bovenste beste plank, en ja, Daniel is op zijn Amerikaans laaiend enthousiast (om het andere nummer is het van "how y'all doing out there") en ja, het klinkt allemaal hetzelfde, maar het is perfect gedaan. En nu op zoek naar zijn andere CD’s! Ook uit op vinyl, net als de CD verschenen op Die True, Daniel's eigen label, dus rep u spoorslags naar www.jessedanielmusic.com (Frantic Franky)

It's country time! To be honest, I had never heard of Jesse Daniel (USA) when I saw him at the Sjock (B) festival in July 2023. The locals however all seemed to know him, for the tent was packed to the brim for the artist who is lauded as country music's new great white hope. Now every week somebody else is being lauded as country music's new great white hope, but it must be said that Daniel and his band did an excellent job at his European debut, cos that's what his Sjock concert was, unless you count his private gig at one of the locals' BBQ one day before. Excellent? As far as I'm concerned Jesse Daniel effortlessly blew away Dale Watson who was programmed after him. Daniel was enthusiastic, sympathetic, modest, pleasantly surprised ànd credible. This live CD gives a good idea of what his show at Sjock was like: solid workouts on the guitar, some twang, fine interplay with the steel guitar, well crafted songs, a good balance between relaxed and more intense elements, a modest role for his sweetheart / manager Jodi Lyford on backing vocals, the influence of tex mex, and tales from everyday life about everyday people like Dale Watson sings 'em too, no doubt so fine tuned thanks to what must be an endless series of gigs since 2018 - the year he released his self-titled debut and did not yet have that seventies moustache. What he did have back then was a criminal record and rehab, as he was addicted to just about everything that God and the law forbid, and Daniel seems to be the textbook example of an artist who crawled out of a deep dark hole through and thanks to music. Another similarity between this CD and Sjock is the audience going wild, because this live recording taped on April 8, 2022 at the Catalyst, from what I read the biggest concert hall in Santa Cruz, California, was a home game: Daniel grew up in Ben Lomond located 20 kilometres away from Santa Cruz. As a matter of fact years ago he worked at the Catalyst as a stage assistant and with the venue's security crew, and it was near the Catalyst that he hung out and fought his addictions as a teenager and twen. He played his very first gig at the bar of the Catalyst, and now he sells out its main stage as a headliner. Now if that ain't a true country fairy tale! This album contains twelve songs, most of 'em uptempo, occasionally medium tempo, with only one slow song on the tracklist. Ten songs are from his albums Beyond These Walls (2021) and Rollin' On (2020), and one, Soft Spot (For the Hard Stuff) which refers to his past addictions, comes from his debut. The only song he did not record before is also the only cover song here, Buck Owens' Streets Of Bakersfield changed into Streets Of Watsonville, a town 45 kilometres away from Ben Lomond. The first time you listen to this album you start to nod along, after two spins you can already sing along, and this way Jesse Daniel leads the parade of neo-traditionalists who carry on the tradition of country heroes like Merle Haggard and Buck Owens, and even Dwight Yoakam and Alan Jackson. Yes, this is 100 % percent country music, but it's the very best country music there is at the moment, and yes, Daniel sounds very American (every other song he goes like "how y'all doing out there") and yes, it all sounds the same, but it sounds perfect. I'm on the lookout for his other CD’s! My Kind Of Country is also out on vinyl and just like the CD it's released on Die True, Jesse Daniel's own label, so giddy up go to www.jessedanielmusic.com (Frantic Franky)


EXPLORERS OF THE BEAT/ THE BLUE CATS
Bluelight, BLR 33231 2
English version: see below

The Blue Cats waren altijd - en zijn nog steeds - een van mijn favoriete neo-rockabilly bands. Hun uitstekende titelloze debuut LP uit 1980 op het Nederlandse Rockhouse label was nog traditionele rock 'n' roll in een Tommy Steele meets Gene Vincent stijl, maar pas nadat zanger-contrabassist Dave Phillips eruit stapte om The Hot Rod Gang op te richten manifesteerde de groep zich met nieuwe zanger Clint Bradley en de LP’s Fight Back (1981) en The Tunnel (1992) als een van de toonaangevendste bands aan de top van de neo beweging. Bradley leidt anno 2023 nog steeds The Blue Cats, in tussentijd met Steve Whitehouse van Frenzy op contrabas, en de Britse band kan nog altijd rekenen op een trouwe schare fans die doorheen de jaren elke noot die The Blue Cats en hun afgeleiden als Beltane Fire, The G-Men en Bradley's solo werk stipt kochten. Dit recentste Blue Cats album reikt diep in de archieven met tien nooit eerder uitgebrachte demo’s uit 1981-1983. Lang geleden, toen de CD nog moest worden uitgevonden, verschenen op Nervous al twee LP’s met Blue Cats demo’s en vroege opnames getiteld Early Days Vol 1 en 2, en daarna op Count Orlok nog de CD 1978 The Re-Discovered Masters 1984, maar geen enkel nummer daarvan staat op deze Explorers Of The Beat. Opener Slap That Bass werd origineel opgenomen door Little Tony & the Tennessee Rebels, de groep van Clint Bradley en Mitch Caws (Blue Cats contrabassist ten tijde van Fight Back) vóór The Blue Cats, heeft zoals bijna alle nummers hier een verbluffende geluidskwaliteit maar ook een veel intrinsiekere gitaarpartij dan de bekende versie, en klinkt ten zeerste opwindend, ook al door de yells. Hun doorbraaksingle Wild Night heeft een bluesier gitaar, nog méér echo, en is al even opwindend. De cover You Gotta Be Loose van Wailin' Bill Dell & the Bachelors met Clive Osborne op sax is een mooi voorbeeld van wat The Blue Cats deden met traditionele jaren '50 rock 'n' roll: wilde songs zoeken en die spelen met een dubbele dosis energie. Deze versie klinkt een pak beter dan de enige andere versie die ik ervan ken, in 1983 verschenen op single onder de naam "Blue Tennessee Rebels featuring Early Blue Cats + Tony & the Tennessee Rebels" als B-kantje van de Dixie single van Mac Taple (NL) op het Duitse label Rundell. Ook We're Gonna Teach You To Rock van Freddie Bell & the Bellboys, eveneens met Clive Osborne op sax, krijgt een levendige injectie in de stijl die niet had misstaan op hun debuut LP of op Fight Back, net zoals het modernere Crazy Things ook rechtstreeks op Fight Back had gekund. Het Wild Night-achtige Living Fast stond daar trouwens op onder de titel Live Fast Die Young. Long Blond Hair van Johnny Powers krijgt een power behandeling, of wat had je anders verwacht met een song perfect op maat van The Blue Cats gesneden? Southbound Blues, geen blues maar een nummer dat rockabilly afwisselt met slide gitaar, stond op hun debuut, toen uiteraard gezongen door Dave Phillips, maar de versie van Clint Bradley met de zang meer op de voorgrond mag er zeer zeker ook wezen. Twee nummers laten The Blue Cats horen zoals ze later zouden evolueren en bewijzen dat de band al veel vroeger experimenteerde met die hypermoderne rock benadering, en dat zijn het heavy metal-achtige The Poacher (een Beltane Fire single uit 1985) en het Piet Piraat lied Captain Blood. De versie van Captain Blood (een Beltane Fire single uit 1985 in 2012 hernomen als alternatieve rock op het Blue Cats album Best Dawn Yet) hier is moderne poprock die de Stray Cats-achtige uptempo stroll melodie benadrukt, terwijl het bij Beltane Fire pure rock was.
De hi fi kwaliteit is meer dan prima: negen van de tien songs werden opgenomen in echte opnamestudio’s, de helft is afkomstig van een BBC radiosessie, één nummer werd zelf opgenomen met een vier track recorder. We voelden ons een half uurtje lang opnieuw achttien jaar, maar dit is veel meer dan achterom kijken in jeugdsentiment. Veertig jaar na datum klinkt het niet alleen nog steeds even relevant, maar ook verfrissend om nummers die we al zo lang kennen in nieuwe versies te horen. Op 24 februari spelen ze in Dynamo in Eindhoven, en medio april 2024 zijn ze opnieuw in Nederland op het feestweekend in Hotel Nobis in Asten naar aanleiding van 45 jaar Rocking Rebels. Ook uit op LP (BLR 33231 1). Info: www.bluecats-beltanefire.com and www.facebook.com/bluelightrecords (Frantic Franky)

The Blue Cats have always been and still are one of my favourite neo-rockabilly bands. Though their excellent 1980 self-titled debut LP on the Rockhouse label (NL) was traditional rock 'n' roll in a Tommy Steele meets Gene Vincent style, it wasn't until singer-double bass player Dave Phillips left the band to form The Hot Rod Gang that the Blue Cats led by new singer Clint Bradley manifested themselves as one of the leading bands at the top of the neo movement with the LP’s Fight Back (1981) and The Tunnel (1992). In 2023 Bradley still fronts The Blue Cats, now with Steve Whitehouse of Frenzy on double bass, and the British band can still count on their loyal fan base that over the years punctually bought every note put on wax by The Blue Cats and their derivatives Beltane Fire, The G-Men and Clint Bradley as a solo artist. This latest Blue Cats album delves deep into the vaults with ten never-before-released demos from 1981-1983. A long time ago when the CD had yet to be invented Nervous already released two LP’s worth of Blue Cats demos and early recordings in 1978 titled Early Days Vol 1 and 2, followed by their 1978 Re-Discovered Masters 1984 CD on Count Orlock in 1987, but none of those tracks are on this here Explorers Of The Beat. Opening track Slap That Bass was originally recorded by Little Tony & the Tennessee Rebels, the group of Clint Bradley and Mitch Caws (Blue Cats double bass player at the time of Fight Back) before The Blue Cats and benefits like almost all the songs here from a stunning sound quality, contains much more intrinsic guitar playing and sounds very exciting, in part because of the yells. Their breakthrough single Wild Night has a bluesier guitar edge, even more echo, and is equally exciting. The Wailin' Bill Dell & the Bachelors cover You Gotta Be Loose with Clive Osborne on sax is a fine example of what The Blue Cats did with traditional fifties rock 'n' roll: find wild songs and play them with double the energy. This version sounds a lot better than the only other version I know, released in 1983 by "The Blue Tennessee Rebels featuring Early Blue Cats + Tony & the Tennessee Rebels" as the flip of the Mac Taple (NL) 45 Dixie on the German label Rundell. Freddie Bell & the Bellboys' We're Gonna Teach You To Rock with again Clive Osborne on sax is also given a lively injection in a style that wouldn't have been out of place on their debut LP or on Fight Back, just like the more modern sounding Crazy Things would have suited Fight Back. The Wild Night-like Living Fast was indeed on that album titled Live Fast Die Young. Johnny Powers' Long Blond Hair gets the, err, power treatment, but what else would you expect with a song perfectly tailored to The Blue Cats? Southbound Blues, not blues but a song alternating rockabilly with slide guitar, was on their debut LP sung by Dave Phillips, but Clint Bradley's version with the vocals more to the front sounds great too. Two songs show how The Blue Cats would evolve in a later stage and prove that they already experimented with that modern rock approach much earlier, the heavy metal-like The Poacher (a 1985 Beltane Fire 45) and the pirate song Captain Blood. The version of Captain Blood (a 1985 Beltane Fire 45 reprised in 2012 as alternative rock on the Blue Cats album Best Dawn Yet) here is modern pop rock that emphasises the Stray Cats style uptempo stroll melody, whereas Beltane Fire did it as rock.
The hi fi quality is excellent: nine out of the ten songs were recorded in real recording studios, half are from a BBC radio session, one song they recorded themselves on a four track tape player. For half an hour we felt like eighteen again, but this is much more than sentimentally looking back to the sweet days of youth. Forty years onwards this not only sounds as relevant as always, but it's refreshing to hear songs we've known for so long in new versions. Also out on vinyl LP (BLR 33231 1). Info: www.bluecats-beltanefire.com and www.facebook.com/bluelightrecords (Frantic Franky)

20 december 2023

A TRIBUTE TO JERRY LEE LEWIS/ LINDA GAIL LEWIS
Cleopatra Records, CL04019
English version: see below

Linda Gail Lewis is de Last Woman Standing, zij het dat ze uiteraard zit, meer bepaald aan de piano. 76 is ze intussen en ze moet zowat de laatste Sun Records artiest zijn die nog regelmatig optreedt, al bracht het kleine zusje van Jerry Lee Lewis om correct te zijn slechts één kwart single uit op het mythische label uit Memphis, namelijk een duet met haar twaalf jaar oudere broer, de standaard country ballade Seasons Of My Heart, in 1963 weggestoken op de B-kant van Sun 384, Teenage Letter. Linda Gail had in 1960 al eens een duet met haar zus Frankie Jean Lewis opgenomen bij Sun, Love Made A Fool Of Me, twee maanden eerder door JLL opgenomen, maar net als het andere nummer dat ze die dag opnamen, Good Golly Miss Molly, bleef hun Love Made A Fool Of Me tot op heden onuitgebracht, dus de band is wellicht definitief verloren. In 1963 nam ze nog twee nummers op bij Sun die onuitgebracht bleven tot ze in 1998 uitkwamen op een Franse bootleg single als Sun 385, Nothin' Shakin' (But The Leaves On The Trees) met op de B-kant een cover van Charlie Rich's Sittin' And Thinkin', maar haar carrière kwam pas schoorvoetend op gang vanaf midden jaren '60, onder meer via nog een paar duetten met broer Jerry Lee.
Deze CD, in oktober 2022 een week vóór het overlijden van JLL opgenomen in de Sun studios met Linda Gail's schoonzoon Danny B. Harvey als Sam Phillips van dienst in de productiestoel, bevat 13 nummers bekend van JLL, nummers waarvan Linda Gail er zelf ook een aantal regelmatig live speelt, zoals Whole Lotta Shakin' Going On, It'll Be Me, Down The Line, End Of The Road en Wild One. De tracklist leest dan ook als een JLL greatest hits met twee trage nummers, Crazy Arms en een op gospel leest gestoeld You Win Again, en één moderne song, Rockin' My Life Away. De arrangementen wijken telkens een beetje af en da's maar goed ook want anders krijg je gewoon dezelfde nummers die je van buiten kent maar dan gezongen door Linda Gail's krakende stem waar niets op aan te merken valt, want de dame bevat een dosis energie waar artiesten van half haar leeftijd jaloers op mogen zijn. Toch worden een aantal nummers, met name Great Balls Of Fire, High School Confidential ("it's your lover girl me that's a knocking"), I'm On Fire, Lewis Boogie ("my name is Linda Gail Lewis from Louisiana") en Let's Talk About Us, trager gespeeld dan we gewoon zijn.
De sound is OK maar ietwat modern, maar ook weer niet zó modern als JLL's eigen heropnames van zijn eigen songs uit 1989 voor de soundtrack van de biopic Great Balls Of Fire. Op gitaar hebben we uiteraard Danny B. Harvey van The Rockats die gehuwd is met Linda Gail's dochter Anne Marie Lewis die hier en daar onopvallend backing vocals meezingt, en op drums hebben we Slim Jim Phantom van The Stray Cats, in mijn opinie een goeie maar niet uitzonderlijke drummer. Hier doet hij wat hij moet doen, rechtdoor de beat aanhouden, maar ook niet meer dan dat want hij voegt niets toe. Harvey's gitaarsolos klinken me links en rechts wat geïmproviseerd, en ook de eindes zijn soms standaard. Linda Gail hamert op de ivoren toetsen net zoals haar broer dat zo goed kon, de contrabas werd ingespeeld door de Italiaan Luca Chiappara die van het Don Diego Trio verhuisde naar Nashville en intussen werkte met artiesten als Bill Kirchen, Dale Watson, Chris Casello, Deke Dickerson, James Intveld en JD McPherson. Oordeel: niets mis mee maar ook niets speciaals, en daarmee een goed uitgewerkte gimmick maar geen meesterwerk zoals haar Wild Wild Wild album met Robbie Fulks uit 2018.
De CD bevat als bonus vijf duetten van Linda Gail Lewis met haar neef Mickey Gilley die in de jaren '50 begon in de voetsporen van JLL maar pas doorbrak midden jaren '70, nog een schitterende country carrière uit de brand sleepte en net als JLL en Linda Gail een indrukwekkend stukje piano kon neerleggen. Bedoeling was dat Linda Gail en Mickey Gilley in 2022 samen een heel album zouden opnemen maar door Gilley's overlijden op 7 mei 2022 zijn ze niet verder geraakt dan deze vijf songs die na zijn dood werden afgewerkt, ook weer met Danny B. Harvey verantwoordelijk voor de productie. Die vijf nummers waren tot nu enkel te koop via streaming/download en staan nu voor het eerst op een fysieke geluidsdrager. Gilley mag dan wel 86 geweest zijn, maar zijn stem mag er nog wezen en is beter dan de songs zelf. Stand By Me van Ben E. King nam hij al op in 1980 maar de nieuwe duetversie die zich houdt aan hetzelfde overdadige arrangement bevat zo ongeveer alles wat ik slecht vind aan countrypop. Ook Playboy, in 1984 een duet van Gilley met zangeres Charly McClain op hun LP It Takes Believers, is moderne popcountry, en Have I Told You Lately That I Love You is een acceptabele zij het vrij standaard moderne country ballad. Beter is het uptempo Candy Man van Roy Orbison met boogie woogie piano en mondharmonica dat ook op die LP met Charly McLain stond. Het beste nummer van de vijf is Gilley's grote hit Don't The Girls All Get Prettier At Closing Time, de pompende pianorocker uit 1975 die ook in de versie samen met Linda Gail Lewis geweldig blijft. De lead vocal op alle vijf nummers is voorbehouden voor Mickey Gilley. A Tribute To Jerry Lee Lewis is ook uit op rood gemarmerd vinyl maar daar staan de vijf duetten met Mickey Gilley niét op. Info www.cleorecs.com en www.facebook.com/lglmusic (Frantic Franky)

Linda Gail Lewis is the Last Woman Standing, albeit sitting, more precisely at the piano. She's 76 now and just about the last Sun Records artist still performing regularly, even though Jerry Lee Lewis' little sister released only one quarter of a 45 on the mythical Memphis based label, a duet with her 12 year older brother, the standard country ballad Seasons Of My Heart, tucked away on the B-side of Jerry Lee's Sun 384, Teenage Letter, in 1963. In 1960 Linda Gail had already recorded a duet with her sister Frankie Jean Lewis for Sun, Love Made A Fool Of Me, recorded by JLL two months earlier, but like the other song they recorded that day, Good Golly Miss Molly, their Love Made A Fool Of Me remains unreleased to this day, so the tape may have been lost for ever. In 1963 she recorded another two songs at Sun that remained unissued until they appeared on a 1998 French bootleg 45 as Sun 385, Nothin' Shakin' (But The Leaves On The Trees) with a cover of Charlie Rich's Sittin' And Thinkin' on the flip, but her career didn't really take off until the mid-sixties, in part thanks to a couple more duets with brother Jerry Lee.
This CD was recorded one week before JLL's death in October 2022 at the Sun studios with Linda Gail's son-in-law Danny B. Harvey as the Sam Phillips on duty in the production chair. It contains 13 songs from JLL's catalogue, some of which she regularly plays live on stage like Whole Lotta Shakin' Going On, It'll Be Me, Down The Line, End Of The Road and Wild One. The tracklist reads like JLL's greatest hits with only two slow songs, Crazy Arms and a gospel tinged You Win Again, and one "modern" song, Rockin' My Life Away. The arrangements of each song differ slightly from JLL's original versions which is good, otherwise you'd just get the same songs you know by heart but sung with Linda Gail's crackling voice, a voice we have no objections to whatsoever as this lady oozes so much energy that artists half her age probably envy her. Some songs, in particular Great Balls Of Fire, High School Confidential ("it's your lover girl me that's a knocking"), I'm On Fire, Lewis Boogie ("my name is Linda Gail Lewis from Louisiana") and Let's Talk About Us, are played slower than we're used to. The sound is OK but somewhat modern, then again not as modern as JLL's own re-recordings of his own songs for the soundtrack of the 1989 biopic Great Balls Of Fire. On guitar there's obviously Danny B. Harvey from The Rockats who 's married to Linda Gail's daughter Anne Marie Lewis who discreetly adds backing vocals here and there, and on drums there's Slim Jim Phantom of The Stray Cats, in my opinion a good but not exceptional drummer. Here he does what he has to do, which is keeping the beat straight, but no more than that because he doesn't add anything. On some songs Harvey's guitar solos sound a bit improvised to me, and the endings are sometimes rather standard as well. Linda Gail hammers away on the 88 keys just like her brother, double bass duties were handled by Luca Chiappara (I) who moved from the Don Diego Trio to Nashville along the way working with the likes of Bill Kirchen, Dale Watson, Chris Casello, Deke Dickerson, James Intveld and JD McPherson. Verdict: there's nothing wrong with this but it's nothing special either, which makes this CD a well crafted gimmick but not a masterpiece like her 2018 Wild Wild Wild album with Robbie Fulks.
The CD includes five bonus duets with Linda Gail's nephew Mickey Gilley who started out in the fifties in JLL's footsteps but only made the big time in the mid-seventies, carved out a brilliant country career and, like JLL and Linda Gail, could lay down some impressive boogies on the piano. The idea was that Linda Gail and Mickey Gilley would record an album together in 2022 but when Gilley passed away on 7 May 7, 2022 only these five songs had been worked on. Producer Danny B. Harvey finished them and until now they were only available via streaming/download, and this is the first time they are being physically released. Now Gilley may have been 86 years, but he still had that great voice which in fact sounds better than the songs themselves. He'd already recorded Ben E. King's Stand By Me back in 1980, but the new duet version which sticks to the same lavish arrangement is everything I don't like about country pop. Playboy, in 1984 a Mickey Gilley duet with female singer Charly McClain from their LP It Takes Believers, is modern pop country too, and Have I Told You Lately That I Love You is an acceptable if rather standard modern country ballad. Roy Orbison's uptempo Candy Man with boogie woogie pianio and harmonica which was also on that LP with Charly McLain is better. The best of the five songs is a remake of Gilley's big hit Don't The Girls All Get Prettier At Closing Time, a pumping piano rocker from 1975 that remains equally exciting as a duet with Linda Gail Lewis. The lead vocal on all five tracks is reserved for Mickey Gilley. A Tribute To Jerry Lee Lewis is also out on red marbled vinyl but the LP does not include the five duets. Info www.cleorecs.com en www.facebook.com/lglmusic (Frantic Franky)


THE BIGGER THE POMPADOUR.../ WAYNE COCHRAN
Bear Family, BCD17744

English version: see below

De in 2017 op 78-jarige leeftijd aan kanker overleden Wayne Cochran (geen familie van Eddie of Jackie Lee Cochran) zal de muziekgeschiedenis ingaan als de zanger met de grootste kuif aller tijden, een geblondeerde dot die hij van 1965 tot 1970 zorgvuldig föhnde. Cochran is vooral bekend als blue soul zanger uit de jaren '60, met zijn dans moves en zijn extravagante podium outfits qua show zo'n beetje een mix van James Brown, Otis Redding, Elvis (met wie hij alle drie op de foto staat), Roy Head en Tom Jones. Bij ons vertaalde zich dat niet in hits: enkel de tienertragedie Last Kiss drong tot bij ons door. Dat nummer staat op deze dubbel-CD met Cochran's complete opnames 1959-1966 in maar liefst vijf versies met andere tempo’s en arrangementen en deels een andere tekst: de originele Gala versie uit 1961, de Aire heropname uit 1962, de King versie, de Galico versie en de in 1968 verschenen Last Kiss II versie op Boblo. Die laatste drie versies werden allemaal ingeblikt tijdens dezelfde opname sessie in 1964. De Boblo versie zou rond 1973 nog eens bewerkt zijn tot een zesde versie, maar die staat hier niet op. Geen enkele versie was destijds een hit. Cochran nam wel meerdere van zijn songs diverse keren op: we horen twee versies van Cindy Marie, twee versies van de beat ballade Edge Of The Sea, en drie versies van zijn op Billy Butler's gitaarriff in Bill Doggett's instrumental Honky Tonk gebaseerde debuutsingle The Coo, een stroll waar The Cramps wel weg mee hadden geweten. Als je al die versies van al die nummers met elkaar vergelijkt hoor je Cochran's muziek evolueren van rock 'n' roll en de betere teen rock - al is dat woord niet groots genoeg om knappe songs vol jeugdige urgentie als My Little Girl, Funny Feeling en No Return te beschrijven - tot beat, groovy orgel en soul als de "5" Royales cover Think gebaseerd op James Brown's hitcover uit 1960, het door Ray "Paul van Paul & Paula" Hildebrand geschreven To Make Me A Man, Somebody Please en No Rest For The Wicked. Dat houdt in dat je als pure rock 'n' roll liefhebber mogelijk tot de helft van de 42 tracks niet je dat zal vinden, maar zo gaat dat nu eenmaal met complete recordings, 't is alles of niks.
Staan hier ook op: Cochran's covers van Liza Jane gebaseerd op Dale Hawkins' versie, van Linda Lu (het meest gecoverde nummer ooit?) en zelfs van Bob & Earl's soul klassieker Harlem Shuffle. Zijn cover van Huey "Piano" Smith & the Clowns zanger Bobby Marchan's Get Down With It staat op de CD in de "unedited version" - de voor de radio bedoelde "edited pop version" zonder acapella intro staat niet op de CD. Voorts horen we veel ballades (Mr. Lonely, het Conway Twitty-achtige Dreams, het poppy country walsje I Dreamed I Gambled I Lost) en drie instrumentale fratrockers uit 1962 met orgel, sax en mondharmonica waaronder een cover van Money (That's What I Want) die verschenen onder de naam The Rocking Capris. De CD bevat daarnaast zeven bonustracks waaronder Otis Redding's rock 'n' roll single Shout Bamalama / Fat Gal uit 1961 (origineel uitgebracht op Confederate Records met op het label een rebel vlag!) waarop Cochran basgitaar speelde. Drie andere bonussongs werden geschreven door Wayne Cochran maar nooit door hem opgenomen: met Bobby Lee Smith's I'm Gonna Put You Down zitten we opnieuw op het scharnierpunt van de jaren '50 en '60, Alice Rozier's My Candy Man uit 1964 is meidenpop, en er is nog meer uptempo soul met Richie Kall's Come On Let's Sing. The Bigger The Pompadour sluit af met twee versies van de soul ballade These Arms Of Mine, Otis Redding's grote hit alsmede de eerst opgenomen versie van dat nummer door de blanke zanger Buddy Leach. De link met Wayne Cochran is dat het nummer geregistreerd stond bij Cochran's muziekuitgeverij Cochran Music. Wat er niet op staat is Jean Kiff's versie van My Candy Man uit 1962, en de liner notes hebben het ook over een tiental onuitgebrachte opnames uit 1966.
Wayne Cochran ontdekte in 1981 de Here, werd predikant en zong vanaf toen nog enkel voor zijn eigen parochie. Deze dubbelCD bewijst dat hij ook zijn plaats in de rock 'n' roll hemel heeft verdiend. U leest er alles over in het 36 pagina’s tellende booklet van de hand van Bill Dahl. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

Wayne Cochran (no relation to Eddie or Jackie Lee Cochran) who died of cancer in 2017 at the age of 78, will go down in music history as the singer with the biggest pompadour of all time, a peroxide quiff that he meticulously blow-dried from 1965 to 1970. Cochran is best known as the 1960s blue eyed soul singer whose dance moves and outlandish outfits rival James Brown, Otis Redding, Elvis (he's pictured with all three of 'em), Roy Head and Tom Jones. Across the ocean this did not translate into hits: only the teen tragedy Last Kiss reached our shores. That song is present on this double CD with Cochran's complete 1959-1966 recordings in no less than five versions with different tempos and arrangements and partly different lyrics: the original 1961 Gala version, the 1962 Aire re-recording, the King version, the Galico version and the 1968 Last Kiss II version on Boblo. The latter three were all laid down at the same 1964 recording session. Apparently the Boblo version was rechanneled into a sixth version in stereo around 1973 but that one is not included here. None of them were a hit at the time. Cochran did record several versions of some of his other songs as well: this album contains two different Cindy Marie's, two versions of the beat ballad Edge Of The Sea and three versions of his debut 45 The Coo, a stroll based on Billy Butler's guitar riff in Bill Doggett's instrumental Honky Tonk that would have suited The Cramps to a tee. When you compare all these versions of all these songs you hear Cochran's music evolve from rock 'n' roll and darn good teen rock - although that word is not grand enough to describe excellent songs full of youthful urgency like My Little Girl, Funny Feeling and No Return - into beat, groovy organ and soul like the "5" Royales cover Think based on James Brown's 1960 hit cover version, the Ray "Paul from Paul & Paula" Hildebrand penned To Make Me A Man, Somebody Please and No Rest For The Wicked. This means that for hardcore rock 'n' roll aficionados up to half of the 42 tracks may not be your cup of tea, but that's how it goes with complete recordings, it's all or nothing at all.
What also get do we get? There's Cochran's covers of Liza Jane based on Dale Hawkins' version, of Linda Lu (the most covered song ever? ) and even of Bob & Earl's soul classic Harlem Shuffle. The cover of Huey "Piano" Smith & the Clowns frontman Bobby Marchan's Get Down With It is on the CD in the "unedited version" - the "edited pop version" for radio airplay without the acapella intro is not on here. There are several ballads (Mr Lonely, the Conway Twitty styled Dreams, the poppy country waltz I Dreamed I Gambled I Lost) and three instrumental frat rockers from 1962 with organ, sax and harmonica which appeared under the name The Rocking Capris, including a cover of Money (That's What I Want). The CD contains also seven bonus tracks, among them both sides of Otis Redding's 1961 rock 'n' roll single Shout Bamalama / Fat Gal (originally released on Confederate Records with a rebel flag on the label!) on which Cochran played bass guitar. Three other bonus songs were written by Wayne Cochran but never recorded by him: Bobby Lee Smith's I'm Gonna Put You Down is another track on the turning point of the fifties and sixties, Alice Rozier's My Candy Man from 1964 is girl pop, and there's more uptempo soul with Richie Kall's Come On Let's Sing. The Bigger The Pompadour closes with two versions of These Arms Of Mine, Otis Redding's hit version as well as the original recording by white singer Buddy Leach. The link to Wayne Cochran is that this soul ballad was registered with Cochran's music publishing company Cochran Music. Jean Kiff's original 1962 version of My Candy Man is not on the CD, and the liner notes mention about a dozen unreleased recordings from 1966.
Wayne Cochran saw the light in 1981, became an evangelist minister and from then on only sang for his own congregation. This double CD proves he has also earned his place in rock 'n' roll heaven. His story is detailed in the 36 page booklet written by Bill Dahl. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


BYRD'S THE WORD/ JERRY BYRD
Atomicat, ACCD146

English version: see below

Richard Weize Archives bracht in 2017 de CD Byrd's Expedition uit met 30 steel gitaar instrumentals gepulkt uit de pakweg 15 LP’s die Jerry Byrd uitbracht tussen 1953 en 1967. Het archief van de ex-Bear Family opperbeer maakt intussen deel uit van de Rhythm Bomb groep, en Rhythm Bomb onderafdeling Atomicat brengt nu deze Byrd's The Word uit waarop 10 van die 30 instrumentals staan, aangevuld met 22 gezongen nummers van andere artiesten waarop Byrd steel gitaar speelde (of bas, want dat kon hij ook). Jerry Byrd was namelijk zo goed dat hij in de gouden dagen van de jaren '50 en '60 country een veelgevraagd studiomuzikant was. De dromerige solo in Hank Williams' Rootie Tootie? Jerry Byrd, en dat nummer staat dan ook terecht op Byrd's The Word. Byrd's specialiteit was de Hawaiiaanse steelgitaar en dat hoor je in de tien instrumentals 1949-1954, Byrd's sprankelende interpretaties van nummers als zijn eigen This 'n' That, het stokoude Kohala March en het al even antieke Limehouse Blues. De instrumentale meesterwerkjes laveren behendig tussen western swing (de ultieme klassieker Steel Guitar Rag die hier meer Hawaiiaans dan western klinkt, Bob Wills' Texas Playboy Rag, Clyde "Boots" Harris' Georgia Steel Guitar) en hawaiiana en klinken allemaal als een kruising tussen polka, marsmuziek en Spongebob, met voor de goede orde ook een paar gitaar boogies als het medium tempo Byrd's Boogie uit 1949. De songs met Byrd als begeleider zijn uiteraard allemaal country, gaande van swingende boogie (Red Foley's Rockin' Chair Money uit 1947) en melodieus medium tempo (Steelin' The Blues van Rex Allen tien jaar vóór zijn country jiver Knock Knock Rattle) over trage shuffles en walsjes (If You Tell Me One More Lie en You Ain't Seen Nothin' Yet van Curtis Gordon, Teardrops From My Eyes van Red Kirk, Surrounded By Water And Bars van Jimmy Work) én rouwdouwers als Ann Jones met de Bill Carlisle cover Too Old To Cut The Mustard, tot bluegrass (Grandpa Jones met That Memphis Train en het Old Rattler vervolg Old Rattler's Son). Al die muziekjes culmineerden in de gestroomlijnde late fifties early sixties country zoals Marty Robbins' The Bend In The River (gecoverd door The Blue Cats op The Tunnel als River Bend, maar Clint Bradley is dan ook een hele grote country fan) en drie in-studio opnames gemaakt door Hawkshaw Hawkins in 1957 voor gesyndiceerde TV uitzending door het Amerikaanse leger, Darkness On The Face Of The Earth, Silver Threads And Golden Needles en Bad News Travels Fast (In Our Town). Op de reguliere studioversies daarvan uit 1961 en 1962 speelde Byrd niet mee, op de TV opnames in 1957 wel. En die standaard doch kwaliteitscountry werd uiteindelijk de countrypolitan sound van de jaren '60 waarvan we hier ook enkele uptempo voorbeelden horen zoals Ruby Ann (de country versie, niet de popversie met sax) en Sometimes I’m Tempted van Marty Robbins en Billy Walker's cover van Bob Luman's Let's Think About Living. Er staat ook een nummer op van Mark Dinning, Bye Now Baby uit 1959, dat het midden houdt tussen countrypolitan, Hawaiiana en teen pop. Allemaal met Jerry Byrd op steel, behalve twee nummers waarop ie basgitaar speelt, Hawkshaw Hawkins' I've Got It Again en Porter Wagoner's uptempo gospel I'm Gonna Sing. Samensteller Mark Armstrong selecteerde voor deze release veel artiesten die vrij bekend zijn in het country en hillbilly genre, waarmee de CD een ware who's who is van de country wortels van de rock 'n' roll en de pré-rockabilly, alsmede van de country scheuten en uitlopers daarvan. Jerry Byrd overleed in 2005 op 85-jarige leeftijd in Honolulu, Hawaii waar hij al 30 jaar woonde en nog steeds elke week optrad. Zijn assen werden uitgestrooid in de Stille Oceaan. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

In 2017 Richard Weize Archives released the CD Byrd's Expedition with 30 steel guitar instrumentals selected from the roughly 15 LP’s Jerry Byrd recorded between 1953 and 1967. The archive of the former Bear Family papa bear is now part of the Rhythm Bomb group, and Rhythm Bomb sublabel Atomicat now launches this Byrd's The Word which features 10 of those 30 instrumentals, supplemented by 22 vocal numbers by other artists on which Byrd played steel guitar (or bass, because he could play that too). In fact Jerry Byrd was so good that he was a highly sought after studio musician in the golden days of fifties and sixties country. That dreamlike solo in Hank Williams' Rootie Tootie? Jerry Byrd, on one of the songs rightly featured on Byrd's The Word. Byrd's speciality was the Hawaiian steel guitar which you can hear that in these ten 1949-1954 instrumentals, Byrd's sparkling interpretations of tunes like his own This 'n' That, the ancient Kohala March and the equally antique Limehouse Blues. These instrumental masterpieces smartly navigate between western swing (the ultimate classic Steel Guitar Rag that sounds more Hawaiian than western here, Bob Wills' Texas Playboy Rag, Clyde "Boots" Harris' Georgia Steel Guitar) and hawaiiana, and they all sound like a cross between polka, marching music and Spongebob, with for good measure a couple of guitar boogies thrown in like the 1949 medium tempo Byrd's Boogie. All the songs with Byrd as accompanist are obviously country, ranging from swinging boogie (Red Foley's Rockin' Chair Money from 1947) and melodic medium tempo (Steelin' The Blues by Rex Allen ten years before his country jiver Knock Knock Rattle) to slow shuffles and waltzes (Curtis Gordon's If You Tell Me One More Lie and You Ain't Seen Nothin' Yet, Red Kirk's Teardrops From My Eyes, Jimmy Work's Surrounded By Water And Bars) as well as rough 'n' tough ones like Ann Jones with the Bill Carlisle cover Too Old To Cut The Mustard, and even including bluegrass (Grandpa Jones with That Memphis Train and the Old Rattler sequel Old Rattler's Son). All this music culminated in streamlined late fifties early sixties country like Marty Robbins' The Bend In The River (covered by The Blue Cats on The Tunnel as River Bend, but then again Clint Bradley has always been a huge country fan) and three in-studio recordings made by Hawkshaw Hawkins in 1957 for syndicated TV broadcast by the US Army, Darkness On The Face Of The Earth, Silver Threads And Golden Needles and Bad News Travels Fast (In Our Town). Byrd did not play on the regular 1961 and 1962 studio versions of these songs, but he's present on the 1957 TV recordings. And this standard yet high quality country eventually became the countrypolitan sound of the 1960s of which we also hear some uptempo examples here such as Marty Robbins' Ruby Ann (the country version, not the pop version with sax) and Sometimes I'm Tempted, as well as Billy Walker's cover of Bob Luman's Let's Think About Living. There's also a song by Mark Dinning, 1959's Bye Now Baby, which is kinda like a cross somewhere between countrypolitan, hawaiiana and teen pop. All of these feature Jerry Byrd's steel, except for two songs on which he plays bass, Hawkshaw Hawkins' I've Got It Again and Porter Wagoner's uptempo gospel I'm Gonna Sing. Compiler Mark Armstrong selected many well known names in the country and hillbilly field, making the CD a real who's who of rock 'n' roll and pré-rockabilly's country roots as well as of its country offshoots. Jerry Byrd died in 2005 at the age of 85 in Honolulu, Hawaii where he'd been living for 30 years, performing locally until his demise. His ashes were scattered in the Pacific Ocean. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Vinyl Recensies

FLIP OUR WIGS/ MILT TRENIER
Bullseye, BE136
English version: see below

De op 19 januari 1930 geboren Milt Trenier was de jongste van The Treniers. In 1951 kwam hij samen met zijn oudere broer Buddy Trenier bij de groep van Cliff en Claude Trenier die op die manier van The Trenier Twins veranderde in The Treniers, de groep die al rock 'n' roll zong vóór die term werd uitgevonden - toen de rock 'n' roll nog in het kraambed lag kwamen The Treniers in maatpak en met een dikke sigaar tussen de lippen al swingend op de baby borrel. Voortbouwend op het pionierswerk van Louis Jordan waren The Treniers de brug tussen de jump boogie van Roy Brown en Wynonie Harris en de zwarte rock 'n' roll. Milt zong mee op nummers als Go Go Go, zong lead op hun versie van Good Rockin' Tonight, en was met The Treniers te zien in de films Don't Knock The Rock en The Girl Can't Help It. Tussen het Treniers werk door bracht Milt tussen 1953 en 1959 vijf solo singles uit, en dit is bij mijn weten de eerste keer dat die voor- en achterkant op één LP verschijnen die focust op zijn solo werk, aangevuld met zes origineel onuitgebrachte nummers waarvan twee van The Treniers met Milt op lead. Die zes nummers werden voor het eerst uitgebracht door Bear Family eind jaren ‘80 op de Treniers CD’s Hey Sister Lucy en Cool It Baby.
De LP opent met Squeeze Me dat verdacht veel lijkt op Bloodshot Eyes van Wynonie Harris en ook even goed is als Bloodshot Eyes, relaxte maar oh zo coole rock 'n' roll swing die helemaal losbarst in de saxofoonsolo, een monster van een jiver die een volle dansvloer garandeert! Rock Bottom, nog zo'n zware jumpin' jive stomper, is even goed door het samenspel tussen tenor sax en bariton sax. Wynonie Harris of Roy Brown hadden zeker ook weg geweten met titeltrack Flip Our Wigs. You're Killin' Me is een stop-starter, Straighten Up Baby een grinder, Give A Little Time al bijna pure rock 'n' roll, en het naar duistere popcorn neigende Gonna Catch Me A Rat (in 1963 gecoverd door Gene Vincent en vorig jaar nog door Dave Phillips) en Day Old Bread mogen er zeer zeker ook wezen. Alle zestien nummers zijn helemaal in de Rockin' Is Our Bizness stijl van The Treniers, tot en met het feit dat hier net als op álle Treniers albums ook een paar crooners Louis Prima meets Frank Sinatra stijl op staan, met name Why en het van een kamerbreed viool arrangement voorziene Time Out For Tears. Ook de zes origineel onuitgebrachte nummers zijn een mix van rockende jump blues (Hey You, Lady Luck), mambo rock (I Got The Blues So Bad) en jazzy crooner (Ain't Nothing Wrong With My Baby, When You're Finished Talkin'), en al die genres vermengen zich in het Louis Prima swingende The Longest Walk. Het is mij onbekend of deze nummers werden opgenomen met de muzikanten die deel uitmaakten van The Treniers, maar op sommige van de origineel onuitgebrachte songs is de begeleiding inderdaad onder leiding van Gene Gilbeaux, de vaste pianist van The Treniers.
Milt verliet The Treniers in 1959 in onderling overleg nadat hij een lucratief solo aanbod kreeg en is altijd blijven entertainen. In 1951 was hij de jongste van The Treniers, in 2023 is hij op zijn 93ste de laatste nog levende Trenier. In 2017 is hij gestopt met optreden. Bullseye is de vinyl afdeling van het Spaanse rock 'n 'roll label El Toro die op hun website www.eltororecords.com deze LP aanprijzen onder het motto: "The Treniers: the gift that keeps on giving". Dat is niet gelogen, want Flip Your Wigs draait momenteel dubbele shiften op mijn platenspeler. Info: www.rockabilly.net/milttrenier (Frantic Franky)

Milt Trenier, born on 19 January 1930 was the youngest of The Treniers. In 1951 he and his older brother Buddy Trenier joined Cliff and Claude Trenier's group, thus changing The Trenier Twins into The Treniers, the group that sang rock 'n' roll before rock ‘n’ roll was invented – in fact when rock 'n' roll was born The Treniers came to the baby shower swinging in their tailored suits chewing on a big fat cigar. Building on the pioneering work of Louis Jordan, The Treniers were the bridge between Roy Brown and Wynonie Harris’ jump boogie and black rock 'n' roll. Milt sang on songs like Go Go Go, sang lead on their version of Good Rockin' Tonight, and was featured with the other Treniers in the films Don't Knock The Rock and The Girl Can't Help It. In between his Treniers work Milt released five solo singles between 1953 and 1959, and to my knowledge this is the first time all ten sides are re-issued on one LP focussing on his solo work, supplemented by six originally unreleased songs, two of which by The Treniers with Milt on lead. Those six songs were first released by Bear Family in the late 1980s on the Treniers CD’s Hey Sister Lucy and Cool It Baby.
The LP opens with Squeeze Me which sounds suspiciously similar to Wynonie Harris’ Bloodshot Eyes but is just as good, laid-back but oh-so-cool rock 'n' roll swing that erupts in the saxophone solo, a monster jiver that guarantees a packed dance floor! Rock Bottom, another heavy jumpin' jive stomper, is equally good because of the interplay between tenor sax and baritone sax. Wynonie Harris or Roy Brown would surely have done title track Flip Our Wigs proud, You're Killin' Me is a stop-starter, Straighten Up Baby a grinder, Give A Little Time almost pure rock 'n' roll, and the dark popcorn tinged Gonna Catch Me A Rat (covered by Gene Vincent in 1963 and by Dave Phillips only last year) and Day Old Bread are also excellent. All sixteen songs are 100 % Treniers Rockin' Is Our Bizness style, right up to the fact that like on all Treniers albums there are also a couple of Louis Prima meets Frank Sinatra style crooners, notably Why and the wall-to-wall strings arrangement of Time Out For Tears. The six originally unreleased songs are also a mixture of rockin’ jump blues (Hey You, Lady Luck), mambo rock (I Got The Blues So Bad) and jazzy crooners (Ain't Nothing Wrong With My Baby, When You're Finished Talkin'), and all those genres converge in the Louis Prima swinging The Longest Walk. I don’t know if these songs were recorded with the musicians who were part of The Treniers, but on some of the originally unreleased songs the accompaniment is indeed directed by regular Treniers pianist Gene Gilbeaux.
Milt left The Treniers by mutual agreement in 1959 after being offered a lucrative solo job and has always continued to entertain. In 1951 he was the youngest of The Treniers, in 2023 at the age of 93 he is the last surviving Trenier, having stopped performing in 2017. Bullseye is the vinyl division of Spanish rock 'n' roll label El Toro who on their website www.eltororecords.com tout this LP claiming "The Treniers: the gift that keeps on giving". That ain’t no lie, for this LP is currently working overtime on my record player. Info: www.rockabilly.net/milttrenier (Frantic Franky)

7 december 2023

NAUGHTY SANTA/ LOU CIFER & THE HELLIONS
Goofin', GRSI 245
English version: see below

Als je als band al bezig bent sinds 1995 en minsten acht albums en zeven vinyl singles en EPs uitbracht hoef je niets meer te bewijzen. Dat is het mooie aan Lou Cifer & the Hellions, nog steeds een van de top bands in de Duitse teddy boy scene, misschien wel omdat ze zichzelf niet te serieus nemen. Je weet wat ze bieden, je weet wat je gaat krijgen, en je weet dat dat goed zal zijn. Wat ze nog niet hadden was een kerstsingle, dus dat werd deze zomer (!) in orde gebracht. Na meer dan een kwart eeuw moet je geen stilistische veranderingen meer verwachten en beide nummers zijn dan ook in de vertrouwde Lou Cifer & the Hellions stijl: gitaar, drums en naar goede ted traditie basgitaar aangevuurd door de rauwe, doorrookte en van whiskey doortrokken stem van Lou Cifer - zo klinkt ie in elk geval, ik ken de man niet persoonlijk en weet niet wat zijn privé pleziertjes zijn. Feit is dat Lou Cifer's stem plat Brits klinkt, wat uiteraard past bij British rock 'n' roll. Lou Cifer & the Hellions brengen enkel en alleen zelf gecomponeerde nummers uit en dat geldt uiteraard opnieuw voor deze single. De A-kant oftewel side ho is een meezinger (en omdat Duitsers graag meezingen staat de tekst van de twee songs op een inlegvel) waarop u met oudjaar de polonaise kan inzetten en meebrullen met de dubbelzinnige tekst van het "de kerstman komt met zijn zware zak" type. Er zijn jingle belletjes en op het op het einde doen zelfs de Wiener Sängerknapen mee, of waren de elfjes dronken?
B-kant I Wanna Have Your Love For Christmas oftewel side ho ho is rechtdoor gitaar rock 'n' roll met twee vlijmscherpe gitaarsolo’s en zo hoort dat voor teddy boy rock 'n' roll in de traditie van Crazy Cavan. Het nummer handelt niet echt over kerstmis want de enige verwijzing is dat het lief tegen kerst over de brug moet komen of 't is uit met de liefde. Deze met de hand genummerde uitgave van 500 stuks (wij hebben nummer 034) met extra zwart-wit postkaart van de band (LCatH collector's card #5) is inmiddels helemaal uitverkocht, dus àls je'm nog ergens tegenkomt (hij staat nog op verschillende mail orders), niet twijfelen, want binnenkort betaal je drie keer zoveel op Discogs en eBay. Ruhrpott rockabilly still rules! Info: www.goofinrecords.com and www.facebook.com/louciferandthehellions (Frantic Franky)

When a band has been rockin' since 1995 and released at least eight albums and seven vinyl singles and EPs they don't have to prove anything anymore. That's the great thing about Lou Cifer & the Hellions, still one of the top drawing bands of the German teddy boy scene, perhaps because they don't take themselves too seriously. You know what they stand for, what you hear is what you'll get, and you know it will be good. What they didn't have yet was a christmas 45, so they checked that box this summer (!). After more than a quarter of a century they're not likely to change their style and both songs are in the familiar Lou Cifer & the Hellions tradition, which comes down to guitar, drums and according to the teddy boy rules bass guitar, spurred on by Lou Cifer's raw, smoky and whiskey-soaked voice - at least that's how he sounds, I don't know the man personally and don't know his personal vices. Fact is that his raw voice sounds like a British dialect, which obviously suits British rock 'n' roll. Like everything else they ever recorded this 45 contains only selfpenned songs, two of them, with the top side or side ho, being a sing-along (and since Germans like to sing along the lyrics of both songs are included on an insert) on which you can start the polonaise at your new year's eve party while shouting along with the double entendre lyrics about santa who's coming with his sack so big and full - you get the drift. There's jingle bells and at the end even the Wiener Sängerknaben join in, or were the elves drunk?
Flip side or side ho ho I Wanna Have Your Love For Christmas is guitar rock 'n' roll with two razor sharp guitar solos and that's how it should be when you specialise in teddy boy rock 'n' roll rooted in Crazy Cavan. The song isn't really about christmas though as the only x-mas reference is that the singer wants his girlfriend's love by christmas or he'll be gone. This hand-numbered edition of 500 (ours is #034) with an extra black and white postcard of the band (LCatH collector's card #5) is already officially sold out, so if you come across it somewhere (at the time of writing it's still listed on various mail orders) don't delay, unless you wanna pay three times as much on Discogs and eBay in the near future. Ruhrpott rockabilly still rules! Info: www.goofinrecords.com and www.facebook.com/louciferandthehellions (Frantic Franky)

CD Recensies

DOO WOP CHRISTMAS PARTY
Koko Mojo, KM-CD-193
English version: see below

De term doo-wop dient op deze CD in zijn allerbreedste betekenis van "samenzang" geïnterpreteerd, want hier staat meer niet doo-wop dan wél doo-wop op, zoals daar zijn The Rhythm Aces met C-H-R-I-S-T-M-A-S, eerder een suikerzoete vocal harmony ballade, al is de grens tussen vocal harmony en trage doo-wop uiteraard heel dun. Bells Of St. Mary's krijgt een hele plechtige uitvoering door The Drifters waarvan de gewijde aard nog wordt versterkt door het gebruik van kerkorgel, en er zijn dromerige pop ballades met My First Christmas With You van The Eligibles en Early Christmas van The Classic Four alsmede medium tempo vocal harmony pop met Here Comes Santa Claus van The Mills Brothers. Merry Christmas One And All van The Rhythm Kings houdt het midden tussen breekbare vocal harmony en gospel, en de trage vocal harmony houdt niet op met Yuletide Love van The Chanaclairs. A Very Special Birthday van The Cashmeres is een ballade op het tweespalt van doo-wop, pop en soul, terwijl de pianoballade Christmas Day van The Pepper Pots de croonertoer op gaat. Met een groepsnaam als Debbie & the Teen Dreams kan het enkel teen pop zijn, maar voor een meidengroep valt hun Santa Teach Me To Dance best mee, en de rockende gitaarintro en de toffe sax solo leveren bonuspunten op. Ook de ballade Merry Merry Christmas Baby van Dodie Stevens, een bewerking van Happy Happy Birthday Baby van The Tune Weavers, behoort tot het meidengroep paradigma. Een andere groepsnaam waarbij je automatisch denkt aan teen rock is Tony & the Daydreams wier Christmas Lullaby inderdaad dromerig is. Santa Twist van Tommy Regan is geen twist maar teen rock met Teenager In Love waa-oohs, en ook Hank Ballard & the Midnighters laten de twist achterwege voor de gloedvolle trage soulblues Christmas Time For Everybody But Me. Een echte twist en nog een goeie ook is daarentegen Jingle Bell Twist USA van Johnny Mendell with Gil & his Premiers met een orgeltje. Geen kerst CD zonder kerstklassiekers, dus staan hier versies op van Silver Bells (popmuziek van The Four Aces die terugkomen met van hetzelfde laken een kerstmanpak in There's A Christmas Tree In Heaven) en I Saw Mammy Kissing Santa Claus in de vertrouwde falsetto stijl van The Four Seasons die nog een keer langs de kribbe passeren met Jungle Bells. Dat is geen tikfout want ze hangen de aap uit in deze medium tempo pop song met exotische jungle geluiden gebaseerd op de melodie van Jingle Bells. Winter Wonderland is nog zo'n onverwoestbare kerstboomklassieker, op deze CD te horen in de beschaafde vocal harmony violenversie van The Ames Brothers.
Staat hier dan geen echte doo-wop op? Toch wel: een medium tempo White Christmas door The Precisions die niet echt precies klinken maar alsof de single, euh, precies enigszins krom stond, The Martels met een inderdaad rockend Rockin' Santa Claus, The Marquees met Christmas In The Congo in de traditie van Stranded In The Jungle, en The Stompers wier Stompin' Around The Xmas Tree klinkt als de ontbrekende schakel tussen Dion & the Belmonts en Frankie Valli & the Four Seasons. In het doo-wop pop rock idioom situeert zich Frosty The Snowman door de immer vrolijk gezinde Jan & Dean. Ook doo-wop maar van het bizarre type is A Merry Christmas van Sir Jablonski & the Unknowns, een nummer dat zo vreemd klinkt omdat Jablonksi een calypso zanger was. Helemààl calypso pop is Santa Santa van The Rocky Fellers. Zoals de meeste kerst CD’s op Koko Mojo wordt het feest afgesloten met een paar oudjaarsliedjes, en dat zijn er dit keer drie: Auld Lang Syne in de pop harmony uitvoering van The Platters, de doo-wop ballade I'll Stay Home (New Year's Eve) van The Creators, en Happy New Year van Huey "Piano" Smith & the Clowns' kerst LP 'Twas The Night Before Christmas uit 1962, een onuitputtelijke bron van New Orleans gezelligheid. Samenvatting: weinig doo-wop, maar wel veel mooie muziekjes op deze CD die buiten de gebaande kerstpaden treedt - tenminste voor mensen van goede wil met een hoge tolerantiegraad voor pop en vocale samenzang. Info: www.vintagerockinroots.com
(Frantic Franky)

The term doo-wop has to be interpreted in its broadest sense of "harmony singing" here, for this CD offers more non-doo-wop than doo-wop, like for instance The Rhythm Aces' C-H-R-I-S-T-M-A-S, a rather sugary sweet vocal harmony ballad, although the line between vocal harmony and slow doo-wop has obviously always been very thin. Bells Of St. Mary's gets a very solemn workout by The Drifters of which the sacred nature is enhanced even more through the use of a church organ, and there are dreamy pop ballads with The Eligibles' My First Christmas With You and The Classic Four's Early Christmas, and medium tempo vocal harmony pop with The Mills Brothers' Here Comes Santa Claus. The Rhythm Kings' Merry Christmas One And All is somewhere in between fragile vocal harmony and gospel, and the slow vocal harmony doesn't stop with The Chanaclairs' Yuletide Love. The Cashmeres' A Very Special Birthday stands on the crossroads of doo-wop, pop and soul, while the The Pepper Pots' piano ballad Christmas Day explores crooner territory. A group name like Debbie & the Teen Dreams can only mean teen pop, but their Santa Teach Me To Dance ain't bad for a girl group, with the rockin' guitar intro and the cool sax solo earning bonus points. Dodie Stevens' ballad Merry Merry Christmas Baby which is The Tune Weavers' Happy Happy Birthday Baby with seasonal lyrics, also belongs to the girl group paradigm. Another group name one automatically associates with teen rock is Tony & the Daydreams whose Christmas Lullaby is indeed dreamy. Tommy Regan's Santa Twist is not a twist but teen rock with Teenager In Love waa-oohs, and Hank Ballard & the Midnighters also abandon the twist for the slow soul blues torcher Christmas Time For Everybody But Me. A real twister on the other hand and a good one at that too is Johnny Mendell with Gil & his Premiers' Jingle Bell Twist USA with keyboards. A christmas CD is not complete without the classics, so there are covers of Silver Bells (pop music courtesy of The Four Aces who visit the manger a second time in the same style with There's A Christmas Tree In Heaven) and I Saw Mammy Kissing Santa Claus in the familiar falsetto sound of The Four Seasons who return with Jungle Bells. That's not a typo because it's monkey see monkey do in this medium tempo pop song with exotic jungle sounds based on the melody of Jingle Bells. Winter Wonderland is another indestructible christmas tree classic, heard on this CD in The Ames Brothers' civilised vocal harmony version with strings.
So is there's no real doo-wop here? Sure there is, for example a medium tempo White Christmas by The Precisions who don't exactly sound precise but rather as if the single was, er, slightly warped, The Martels with an indeed rockin' Rockin' Santa Claus, The Marquees' Christmas In The Congo in the tradition of Stranded In The Jungle, and The Stompers whose Stompin' Around The Xmas Tree sounds like the missing link between Dion & the Belmonts and Frankie Valli & the Four Seasons. Situated in the doo-wop pop rock idiom is Frosty The Snowman by the ever cheerful Jan & Dean. Doo wop of the bizarre type is A Merry Christmas by Sir Jablonski & the Unknowns, a song that sounds so strange because Jablonksi was a calypso singer. 100 % calypso pop is The Rocky Fellers' Santa Santa. Like most christmas CD’s on Koko Mojo the party ends with a couple of new year's eve songs, and this time there are three of those: Auld Lang Syne in The Platters' pop harmony version, The Creators' doo-wop ballad I'll Stay Home (New Year's Eve), and Happy New Year from Huey "Piano" Smith & the Clowns' 1962 christmas LP 'Twas The Night Before Christmas, an inexhaustible source of New Orleans fun. Summary: very little doo-wop, but loads of lovely tunes on this CD that steps off the beaten christmas path - at least for men and women of good will with a high tolerance for pop and vocal harmony. Info: www.vintagerockinroots.com
(Frantic Franky)


SANTA SWINGS.... THE WINDUP
Bear Family, BCD17714

English version: see below

Bear Family brengt al enkele jaren op rij kerst CD’s uit met een mix van rock 'n' roll, swing en pop, maar deze Santa Swings... The Windup focust enkel en alleen op vooroorlogse big band swing, muziek op dikke breekbare bakelieten 78 toeren platen die je moest afspelen op opwindbare grammofoons - vandaar de titel van de CD die dan ook klinkt alsof het uit een oude buizenradio komt. Sommige artiesten kennen we uit de rock 'n' roll of in elk geval van aanverwante genres, en Louis Prima bewijst met What Will Santa Say (When He Finds Everybody Swingin') dat ie reeds in 1936, twintig jaar vóór de rock 'n' roll, kon swingen als de be(e)sten. Dat geldt evenzeer voor die goeie ouwe Louis Armstrong met zijn gouden trompet en zijn witte zakdoek, maar zijn I Hope Gabriel Likes My Music en Snow Ball hier zijn géén kerstliedjes, net zoals And The Angels Sing van Helen Humes begeleid door het orkest van Count Basie over de winter maar niet over kerst handelt. Dat nummer staat in twee versies op de CD, de andere is van George "Bon Bon" Tunnell begeleid door Jan Savitt & his Top Hatters. Ook van I Hope Gabriel Likes My Music bevat de CD een tweede uitvoering, van ene Stew Pletcher. Eigenlijk staan er vrij veel niet-kerstliedjes op, bijvoorbeeld ook There's Frost On The Moon van Ella Fitzgerald en Winter Weather van Betty Bradley. Soms is de link moeilijk te leggen, bijvoorbeeld de instrumental Sugar Plum van Teddy Wilson: sugar plums zijn snoepjes die in Amerika sinds jaar en dag met kerst worden geassocieerd, denk aan de Dance Of The Sugar Plum Fairy uit het klassieke ballet De Notenkraker van Tchaikovsky uit 1892, hier door John Kirby ver-bebopt tot Bounce Of The Sugar Plum Fairy. Misschien komt het door de religieuze beeldspraak in veel van die songs, want nog zo'n eentje is Peace Sister Peace van Monette Moore in 1949, vier jaar na het einde van de tweede wereldoorlog. Het instrumentale Ring Dem Bells bevat jingle belletjes in de oorspronkelijke versie van Duke Ellington, maar in de cover van Paul Whiteman hier zijn die weggelaten. Blow Blow Thou Winter Winds van zangeres Marion Mann begeleid door de band van Bing "White Christmas" Crosby's jongere broer Bob Crosby, opnieuw een nummer dat op zich niet handelt over kerstmis maar over de winter, is gebaseerd op de tekst van een lied van William Shakespeare uit het toneelstuk As You Like It vermoedelijk geschreven in 1599. De ballade Robins And Roses, origineel van Tommy Dorsey en hier te horen in de versie van Stuff Smith & his Onyx Club Boys uit 1936, werd in 1958 gecoverd door Pat Boone. De ware kerstkrakers ontbreken niet: Jingle Bells met een Mexicaans intermezzo door het orkest van Glenn Miller en zanger Tex Beneke in een live radio opname van 24 december 1941 en in een tweede snel/traag afwisselende versie door Ella Logan, en Santa Claus Is Comin' To Town door The Four King Sisters en het orkest van Alvino Rey. De CD bevat ook één Nederlands-Belgische opname: de kerstklassieker Let It Snow Let It Snow Let It Snow door The Ramblers met de Belgische zanger Marcel Thielemans in 1947. Sommige van deze artiesten kennen van minstens van naam, andere zijn niet wie ze lijken: de Joe Turner hier met het instrumentale Freeze And Melt (ook al geen kerstliedje) is niet Big Joe Turner maar een pseudoniem van... Duke Ellington! De CD eindigt met twee versies van de oudjaars klassieker bij uitstek, Auld Lang Syne, door de big band van Don Redman in 1939 en als een weemoedige instrumentale rhythm 'n' blues shuffle door gitaristen Joel Cowan en Thornel Swartz in 1958. Eindoordeel: veel jazz, dixieland en ragtime, smooth en elegant doch uitermate swingend uitgevoerd door door de wol geverfde muzikanten levert een CD op die klinkt als een art deco zwart-wit film. Het booklet van 20 pagina’s met track per track staat boordevol kleurrijke nostalgische illustraties. 14 van de 27 tracks verschenen ook op rood vinyl op de gelijknamige LP LP (BAF18074). Info www.bear-family.com (Frantic Franky)

Bear Family has been releasing christmas CD’s that feature a mix of rock 'n' roll, swing and pop for several years in a row now, but this Santa Swings... The Windup focuses solely on pré-war big band swing, music that originally came out on thick fragile bakelite and shellac 78 RPM records that had to be played on windup gramophones, hence the title of the CD which indeed sounds like it's coming out of an old tube radio. Some artists we know from rock 'n' roll or at least from related genres, and Louis Prima's What Will Santa Say (When He Finds Everybody Swingin') proves that Prima already knew how to swing in 1936, twenty years before the advent of rock 'n' roll. The same goes for good old Louis Armstrong with his golden trumpet and white handkerchief, but his I Hope Gabriel Likes My Music and Snow Ball are not christmas songs, just like And The Angels Sing by Helen Humes accompanied by Count Basie's orchestra is about winter but not about christmas. That song can be heard in two versions, the other being by George "Bon Bon" Tunnell accompanied by Jan Savitt & his Top Hatters. The CD also contains a second version of I Hope Gabriel Likes My Music by one Stew Pletcher. Actually there are quite a lot of non-christmas songs to be heard here, further examples being Ella Fitzgerald's There's Frost On The Moon and Betty Bradley's Winter Weather. Sometimes it's hard to figure out the link, as in the case of Teddy Wilson's instrumental Sugar Plum: sugar plums are a type of candy that in America is associated with christmas, think of the Dance Of The Sugar Plum Fairy from Tchaikovsky's 1892 classical ballet The Nutcracker, here retitled Bounce Of The Sugar Plum Fairy by John Kirby. Perhaps it's because of the religious imagery in many of those songs, another example being Monette Moore's Peace Sister Peace from 1949, four years after the end of the Second World War. Duke Ellington's original version of the instrumental Ring Dem Bells contained jingle bells but Paul Whiteman's cover here leaves those out. Blow Blow Thou Winter Winds by songstress Marion Mann accompanied by the band of Bing "White Christmas" Crosby's younger brother Bob Crosby, aonther song in itself not about christmas but about winter, is based on the lyrics of a song composed by William Shakespeare from his play As You Like It presumably written in 1599. The ballad Robins And Roses, originally from Tommy Dorsey and heard here in the 1936 version by Stuff Smith & his Onyx Club Boys, was covered by Pat Boone in 1958. The real christmas hits are not left out with two versions of Jingle Bells, one by Glenn Miller's orchestra with singer Tex Beneke and a Mexican interlude stemming from a live radio recording dated December 24, 1941, and Ella Logan's version which alternates fast and slow parts. There's also two Santa Claus Is Comin' To Town's by The Four King Sisters and by Alvino Rey's orchestra. Some of these artists you know at least by name, others are not who they seem: Joe Turner with the instrumental Freeze And Melt (another non-christmas song) is not Big Joe Turner but a pseudonym of... Duke Ellington! The CD ends with two versions of the new year's eve classic par excellence, Auld Lang Syne, by Don Redman's big band in 1939 and as a melancholic instrumental rhythm 'n' blues shuffle by guitarists Joel Cowan and Thornel Swartz in 1958. Final verdict: lots of jazz, dixieland and ragtime, performed smoothly and elegantly yet extremely swinging, resulting in a CD that sounds like an art deco black-and-white film. The 20 page track-by-track booklet is packed with colourful nostalgic illustrations. 14 of the 27 tracks also appeared on red vinyl on the eponymous LP (BAF18074). Info www.bear-family.com (Frantic Franky)


SEASONS GREETINGS
Atomicat, ACCD144
English version: see below

Atomicat Records zendt u de beste wensen met deze CD met 28 tracks 1950-1963 die opent met Dig That Crazy Santa Claus dat we kennen van Oscar McLollie maar zeker even goed is in de big band jive versie van zangeres Lola Dee met het orkest van Ralph Marterie. De pure rock 'n' roll is in de minderheid op de CD die wel veel aanverwante genres aanboort alsmede veel pop in de betekenis van populaire variété muziek zoals de kerstversie van Mister Sandman getiteld Mister Santa van The Lollipops (eerder gedaan door Dorothy Collins), Over The River (And Through The Woods) van The King Sisters, en beide kantjes van Ray Pettis' single Christmas Here Christmas There / Does It Have To Be Christmas. Teen pop met violen is er van The Bookends (Christmas Kisses) en de verplichte doo-wop ballade is The Robin van The Holidays, geen kerstliedje, maar het roodborstje staat wel als geen andere vogel symbool voor winter en kerst. Merry Twist Mas van Jay Matty is geen twist maar teen pop zonder violen. Christmas Night In Harlem van Louis Armstrong is rustige jazzy swing, en er is een portie country met It Won't Seem Like Christmas van Jim Eanes en beide kantjes van een kerstsingle van country komieken Homer & Jethro, de freewheelende I'm Movin' On parodie Santy's Movin' On en het ook van Spike Jones bekende Nuttin' For Christmas in een bluegrass bewerking. Nog zo'n komiek was Irving Taylor die in 1959 de LP The Garbage Collector In Beverly Hills And Other Work Songs For The Odd Job Holder uitbracht. Taylor was ongetwijfeld de grappigste thuis als, euh, de vuilnisbak buiten stond, en het nummer Department Store Santa Claus declameert ie op de muziek van Jingle Bells. Geen kerst zonder gewijde kerkgezangen, dus is er plaats voor gospel met het bluesy geïnspireerd The Last Month Of The Year van The Staple Singers en de uptempo vocale acappella hoogstandjes van The Famous Blue Jay Singers in Born In Bethlehem. Cowboy Santa Claus van Bill Lacey with Lil Armstrong & her Ebony-Aires en Christmas Gift van The Voices Of Walter Shumann zijn zalige vocal harmony. Kerstklassiekers worden opgeleverd door Ella Fitzgerald (Let It Snow Let It Snow Let It Snow van haar LP Ella Wishes You a Swinging Christmas uit 1960) en Paul Anka met een big band swing versie van Jingle Bells. Ook de ommezijde van die single uit 1960 staat op de CD, het ongetwijfeld op de Japanse markt mikkende Christmas In Japan oftewel tieneridool goes crooner. Een andere klassieker is Sleigh Ride, hier in een instrumentale popversie door The Guitars, Inc. Rockender instrumentaal werk zijn beide kantjes van de single White Christmas en het tot Rockin' Bells herdoopte Jingle Bells met sax en orgel door Bill Robbin die meer Bill Black's Combo klinkt dan Bill Black zelf. Sommige songs werden kersttraditionals zonder enig verband met 25 december en zo eentje is The Bells Of St. Mary's. Het liedje uit 1919 over kerkklokken werd pas gelinkt aan de kerstdagen nadat het in 1945 in een film met dezelfde titel werd gebruikt in een scene die zich afspeelt met kerstmis. Sindsdien werd het onder meer opgenomen door Chet Atkins (1953), Clyde McPhatter & the Drifters (1954), Lee Andrews & the Hearts (1954), Neil Hefti (1957), Sam Cooke (1958), Connie Francis (1959), Reno & Smiley (1960), Mother Maybelle Carter (1961), Jerry Byrd (1962), Bob B. Soxx & the Blue Jeans (op de Phil Spector LP A Christmas Gift For You, 1963) en The Tokens (1965). Ook de doo-wop ballade versie van Lynn Taylor hier mag er best wezen. God Rest Ye Merry Gentlemen heeft wél de connectie met de geboorte van de Here, en Jackie Wilson's versie hier is erg pompeus. The Mills Brothers zijn ongetwijfeld een van de beste vocal harmony groepen die de wereld ooit voortbracht (ga op zoek naar de docu The Mills Brothers Story uit 1986), maar hun Joy To The World hier klinkt net iets te glad. Het scabreuze orgelwerkje Come On Santa Let's Have A Ball van Kay Martin & her Body Guards van hun kerst LP I Know What He Wants For Christmas... But I Don't Know How To Wrap It uit 1962 zal daarentegen nooit een kerstklassieker worden maar blijft afhankelijk van uw smaak grappig dan wel dom. De CD sluit uit af met de zwarte doo-wopper Happy New Year To You van The Qualities. Boppin' Around wenst u evenveel! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Atomicat Records sends you its best wishes with this 28 track 1950-1963 CD that kicks off and ass with Dig That Crazy Santa Claus which we know from Oscar McLollie but is certainly just as good in the big band jive version by Lola Dee with Ralph Marterie's orchestra. Pure rock 'n' roll is however in the minority on this CD which taps into many related genres and also contains a lot of pop music in the sense of popular variety music like the christmas version of Mister Sandman entitled Mister Santa by The Lollipops (previously done by Dorothy Collins), The King Sisters' Over The River (And Through The Woods), and both sides of Ray Pettis' 45 Christmas Here Christmas There / Does It Have To Be Christmas. There's teen pop with strings from The Bookends (Christmas Kisses) and the obligatory doo-wop ballad is The Robin by The Holidays, not a christmas song, but like no other bird the robin has come to symbolise both winter and christmas. Jay Matty's Merry Twist Mas is not a twist but teen pop without strings. Louis Armstrong's Christmas Night In Harlem is calm jazzy swing, and there's a country music intermezzo with Jim Eanes' It Won't Seem Like Christmas and both sides of a christmas 45 by country comedians Homer & Jethro, the freewheeling I'm Movin' On parody Santy's Movin' On and a bluegrass arrangement of Nuttin' For Christmas which you might know from Spike Jones. Another comedian was Irving Taylor who in 1959 released an LP titled The Garbage Collector In Beverly Hills And Other Work Songs For The Odd Job Holder. Taylor was undoubtedly the funniest guy on the block and the song Department Store Santa Claus is set to the music of Jingle Bells. No Christmas without holy church hymns, so make way for gospel with The Staple Singers' bluesy inspired The Last Month Of The Year and The Famous Blue Jay Singers' uptempo vocal accapella fireworks in Born In Bethlehem. Cowboy Santa Claus by Bill Lacey with Lil Armstrong & her Ebony-Aires and Christmas Gift by The Voices Of Walter Shumann are joyous vocal harmony. The christmas classics are delivered by Ella Fitzgerald (Let It Snow Let It Snow Let It Snow from her 1960 LP Ella Wishes You a Swinging Christmas) and Paul Anka with a big band swing version of Jingle Bells. The flip of that 1960 single is on the CD too, Christmas In Japan, a teen idol goes crooner tune obviously aimed at the Japanese market. Another holiday classic is Sleigh Ride, here in an instrumental pop version by The Guitars, Inc. Real rockin' instrumentals are both sides of the Bill Robbin 45 White Christmas / Jingle Bells renamed Rockin' Bells with sax and organ sounding more Bill Black's Combo than Bill Black himself. Some songs developed into a christmas tradition without any connection to christmas and one of those is The Bells Of St. Mary's. The 1919 song about church bells was only linked to the most wonderful time of the year after it was included in the 1945 film of the same title during a scene set at christmas time, and since then it has been recorded by Chet Atkins (1953), Clyde McPhatter & the Drifters (1954), Lee Andrews & the Hearts (1954), Neil Hefti (1957), Sam Cooke (1958), Connie Francis (1959), Reno & Smiley (1960), Mother Maybelle Carter (1961), Jerry Byrd (1962), Bob B. Soxx & the Blue Jeans (on the Phil Spector LP A Christmas Gift For You, 1963), The Tokens (1965) and many more artists. Lynn Taylor's doo-wop ballad version here is rather good. God Rest Ye Merry Gentlemen does have the connection with the birth of baby Jesus and Jackie Wilson's version here is very pompous. The Mills Brothers are without a shadow of a doubt one of the best vocal harmony groups the world has ever witnessed (try to find the 1986 documentary The Mills Brothers Story), but their Joy To The World here sounds just a little bit too smooth. Kay Martin & her Body Guards' double entendre organ workout Come On Santa Let's Have A Ball on the other hand from their 1962 christmas LP I Know What He Wants For Christmas.... But I Don't Know How To Wrap It will never become a christmas classic but remains funny or dumb depending on your taste. The CD finishes with The Qualities' black doo-wopper Happy New Year To You. Boppin' Around wishes you the same! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Streaming Recensie

CHRISTMAS AT GRACELAND (2023)
NBC - The Elvis Family, YouTube

Ach, we hadden 41 minuten op overschot en dit op 29 november jongstleden op de Amerikaanse zender NBC uitgezonden muziekprogramma staat toch gratis en voor niks op verschillende YouTube kanalen die je kan bekijken op je televisie (je moet er wel de reclame onderbrekingen bijnemen), dus hebben we maar gekeken naar deze special, de allereerste keer ooit dat er vanuit Graceland live muziek werd uitgezonden. De idee was dat hedendaagse artiesten de liedjes van Elvis zouden zingen, alleen ken ik John Legend (de twaalfvoudige Grammy award winnaar, niet de rockabilly Rasputin Johnny Legend), Alanis Morissette, Laney Wilson, Kane Brown, Kacey Musgraves, Lana Del Rey, Post Malone en The War And Treaty hoegenaamd niet.
De special opent op de tonen van de Junkie XL remix van A Little Less Conversation, en uiteraard wordt daarbij geen cliché geschuwd, van de pink cadillac tot Laney Wilson's southern drawl. Kane Brown zingt in de stallen van Graceland waar ook kerstbomen staan een pop uitvoering van Blue Christmas dankzij de wonderen der techniek in een duetversie met op de gevel van de stallen geprojecteerde beelden van Elvis in de '68 Comeback Special, Laney Wilson draagt een soort jumpsuit als ze haar moderne bluesrock interpretatie van Santa Claus Is Back in Town zingt, en het zegt meer over de kwaliteit van die song dan over Laney Wilson zelf dat ze die song niet kapot krijgt. Lana Del Rey zingt een redelijk Unchained Melody met enkel pianobegeleiding en backing vocals. The War And Treaty zingen een soulversie van If I Can Dream, Kacey Musgraves zingt Can't Help Falling In Love, en de in het gezicht getatoeëerde Post Malone die ook een piepkleine tattoo van Elvis' gezicht op de ringvinger van zijn linkerhand heeft waar we géén close up van te zien krijgen (op zijn andere vingers staan onder meer George Harrison, John Lennon, Stevie Ray Vaughan en Kurt Cobain, en op zijn linker bovenarm heeft ie een Johnny Cash) zingt zichzelf begeleidend op elektrische gitaar op zijn eentje Devil In Disguise in pop stijl bij het openluchtzwembad van Graceland. Na het liedje springt hij met gitaar en al (het blijft onduidelijk, maar ze lijkt me ingeplugd) in het zwembad. Die laatste vier zijn geen kerstliedjes, maar soit. Wenkbrauwfronsend is daarentegen de keuze voor Last Christmas van Wham (Alanis Morissette bij het Lisa Marie vliegtuig) en voor Happy X-Mas (War Is Over) van John Lennon (John Legend gezeten aan Elvis' zwarte piano, naar wij aannemen de Story & Clark baby grand piano die hij kocht in 1973). Daarnaast waren er ook videoboodschappen van Dolly Parton die zich herinnert hoe ze Elvis op TV zag in de Ed Sullivan Show, van Cher die zich herinnert dat ze op haar elfde Elvis live zag in het Pan Pacific Auditorium in Los Angeles (dat moet dan op 28 of 29 oktober 1957 geweest zijn, de shows waar Elvis zijn gouden pak droeg) maar het meer heeft over haar reactie op Elvis dan over het concert zelf, en van Jon Bon Jovi die een TCB hangertje laat zien dat hij kocht uit de nalatenschap van Colonel Parker.
Elvis' kleindochter en executive producer (wat zeg ik? Eén van de elf executive producers!) Riley Keough, nochtans zelf ook zangeres, zingt niét maar wandelt 15 seconden door Graceland, en op internetfora wordt inmiddels druk gespeculeerd over de halsketting met een Maltezer kruis die ze droeg die verdacht veel lijkt op een halsketting van Elvis. Chanel heeft echter ook sieraden gemaakt met Maltezer kruisen, en als je het beeld stilzet en inzoemt zie je dat aan Riley's halssnoer een bedeltje van Chanel hangt. Van Elvis is niet bekend of hij Chanel droeg - de meeste van zijn sieraden werden speciaal voor hem gemaakt. Riley Keough komt over als erg open en oprecht enthousiast, en is daarmee een frisse verschijning als nieuwe Elvis ambassadeur na het overlijden van haar moeder, Elvis' dochter Lisa Marie. De hele special wordt aan elkaar gelast met korte flarden van Elvis' I'll Be Home for Christmas, Here Comes Santa Claus en de orchestrale versie van Love Me Tender, misschien hooguit 15 seconden interview audio van Elvis die het heeft over hoe belangrijk zijn gezin voor hem is en ons een zalige kerst wenst, 35 seconden Elvis die Santa Claus Is Back In Town zingt tijdens de '68 Comeback Special geprojecteerd op de gevel van Graceland, en in totaal een minuut of drie home video’s van Elvis: 25 seconden video van Elvis op Graceland met kerst, deels in de sneeuw en deels in zwart-wit, 45 seconden niet-kerst home video’s van Elvis die dolt op Graceland, 30 seconden beelden van Elvis privé, en een klein minuutje footage, deels outtakes, van de '68 Comeback Special op de tonen van Trouble en If I Can Dream. Heb ik dat beeldmateriaal al eerder gezien? Voor een stuk zeker wel, maar ik heb hier ondertussen zoveel Elvis DVD’s steken dat ik het eerlijk gezegd gewoon niet meer weet.
Graceland after dark in kerstverpakking ziet er uit als een flipperkast en is zo artificieel als kerst maar kan zijn, en Riley Keough die in de keuken van Graceland gezellig keuvelt, koffie drinkt en taart eet met en in de armen van Lana Del Rey valt als waren ze de allerbeste hartsvriendinnen lijkt een toneelstukje. Raar is dat er in de aankondigingen minstens vier versprekingen zaten. Konden die elf executive producers dat niet even opnieuw laten filmen? Nee, met deze Christmas At Graceland die bijzonder weinig met Elvis zelf te maken had (en het feit dat Priscilla er niet in voor kwam zal ook wel iets te betekenen hebben, maar wat? ) wordt Elvis niet de vierde van de drie koningen. U doet er beter aan gewoon nog een keertje een van Elvis' twee kerst LP’s op te leggen alvorens de kerstperiode officieel af te sluiten op 8 januari, Elvis' verjaardag. (Frantic Franky)

CD Recensies

29 november 2023

DNA/ DANNY VERA
PMD Records / Excelsior Recordings, EXCEL96757
English version: see below

Hoe begin je aan een recensie van het nieuwe album van Danny Vera? Door eerst nog eens wat van zijn vorige werk te beluisteren, geen lichte taak, want de Zeeuwse singer-songwriter heeft inmiddels al meer dan twintig singles en een tiental albums uitgebracht. Vera wordt op Wikipedia omschreven als americana en dat klopt, maar zijn muziek is tegelijk veel meer dan dat. Het is inmiddels twintig jaar geleden dat zijn debuut For The Light In Your Eyes verscheen bij Universal, maar omdat platenfirma’s geen liefdadigheidsinstellingen zijn werd dat contract een jaar later weer ontbonden wegens tegenvallende verkoopresultaten. Het succes groeide langzaam dankzij geduldig aan de weg timmeren, veel hard werken en exposure op televisie, met als eerste hit in 2009 Headin' For The City. De definitieve doorbraak naar het grote publiek toe kwam er in 2019 met Roller Coaster, zijn vijfde hit die in 2020 de nummer 1 van de NPO Radio 2 Top 2000 werd en intussen 100 miljoen keer werd gestreamd op Spotify. Wat Vera daarbij vooral siert is dat hij altijd trouw aan zichzelf is gebleven zonder zich noch muzikaal noch esthetisch te verloochenen (in 2014 werd hij door mannentijdschrift Esquire uitgeroepen tot best geklede man van Nederland). DNA laat opnieuw horen door welke muziek Danny Vera zich laat inspireren en hoe goed hij zich al die rootsstijlen eigen kan maken op een album met zestien eigen nummers waarvoor hij de schouwburg in Middelburg afhuurde en zijn producer daarheen liet komen met mobiele studio vol vintage apparatuur. Het resultaat is een album waarop hij het bredere geluid en de weldadige arrangementen achterwege laat en dat meer rock 'n' roll bevat dan The New Now uit 2020. De CD opent gelijkt met de ronduit gewèldige pretentieloze rocker Beggin' For Trouble die aftrapt met de gitaarrif van Eddie Cochran's Somethin' Else en binnen de kortste keren alle registers opentrekt: een female achtergrondkoortje, drie saxofoonsolo’s, een rollenden piano mee in de mix, een paar stops en een refrein dat uitnodigt tot meezingen. De knappe titeltrack DNA koppelt rockabilly en rock 'n' roll met een sax solo aan Chinese klanken, If Only boogiet in country stijl, Livin' Proof, Mo Money en het gospel getinte When The Light Shines zijn Memphisbilly. Ook When You're Crying en Sugah Rush zijn moderne rockers - of voor de puristen misschien rock want ik hoor er ook Golden Earring in. You Stand Beside Me knipoogt naar Elvis, het medium tempo Switchblade heeft net als het swampy Firefly een dramatisch sfeertje, en Danny Vera zou Danny Vera niet zijn als er ook niet enkele gevoelige nummers op DNA stonden zoals de moderne country ballades Like It Always Was en Shadow Light, uitgepuurde songs met veel akoestische gitaar en veel melodie. Ik hoor echo’s van Chris Isaak en John Denver, Domino Rum-Cola Cohiba doet me denken aan Willie Nelson, en Pullin' Me Back en de semi-akoestische afsluiter Away hebben een Mavericks in intieme mini-bezetting vibe.
U hebt Danny Vera nooit wat gevonden? Misschien toch nog eens keertje proberen met dit album, zou ik zeggen. Als je de CD bestelt op Vera's eigen webshop wordt ie niet alleen door Danny Vera persoonlijk ingepakt maar ook gehandtekend. De (EXCEL96756) LP versie op "purple haze" vinyl op zijn webshop www.pmdstore.nl is reeds uitverkocht, maar er is ook een zwarte, een "indie only" witte, een crystal clear én een colafles groene versie, die laatste exclusief bij Bennie's Fifties in Scheveningen via www.fiftiesstore.com. Info: www.dannyvera.com (Frantic Franky)

How to start reviewing Danny Vera's new album? By first listening to some of his previous work, no light task in itself as the singer-songwriter from Holland already released more than 20 singles and a dozen albums. Wikipedia describes Vera's music as americana which is true, but it's much more than that. He released his debut For The Light In Your Eyes twenty years ago, but since record labels are not charities his contract was dissolved a year later due to disappointing sales. Success came slowly as the result of patience, lots of hard work plus exposure on television, in 2009 resulting in his first hit, Headin' For The City. The final acceptance from the general public came in 2019 with Roller Coaster, his fifth hit which in the meantime has been streamed 100 million times on Spotify. To Vera's credit its must be stressed that he always stayed true to himself, giving in neither musically nor aesthetically (in 2014 he was named best dressed man in the Netherlands by Dutch men's magazine Esquire). DNA showcases again which music inspired Danny Vera and how well he can make all those roots styles his own on an album with 16 selfwritten songs recorded in a theatre in Middelburg with a mobile studio of vintage equipment. The result is an album on which he abandons the broader sound and big arrangements in favor of more rock 'n' roll than on 2020's The New Now. The CD kickstarts with the downright wickedly unpretentious rocker Beggin' For Trouble which kicks off with the guitar riff of Eddie Cochran's Somethin' Else and in no time pulls out all the stops: a female backing choir, three saxophone solos, a rolling piano down in the mix, a couple of stops and a chorus that invites you to sing along. The excellent title track DNA links rockabilly and rock 'n' roll with a sax solo to Chinese sounds, If Only boogies country style, Livin' Proof, Mo Money and the gospel tinged When The Light Shines are memphisbilly. When You're Crying and Sugah Rush are modern rockers as well - purists might say they're rock because I hear Golden Earring in 'em too. You Stand Beside Me winks at Elvis, the medium paced Switchblade has a dramatic feel as does the swampy Firefly, and Danny Vera wouldn't be Danny Vera if there weren't a couple of sensitive songs on DNA like the modern country ballads Like It Always Was and Shadow Light, stripped down songs with lots of acoustic guitar and plenty of melody. I can hear echoes of Chris Isaak and John Denver, Domino Rum-Cola Cohiba reminds me of Willie Nelson, and Pullin' Me Back and the semi-acoustic closing track Away have a Mavericks in intimate small combo vibe.
You never heard of Danny Vera? Then I suggest you give this album a try. If you order the CD on Vera's own webshop he will not only sign it but also pack it himself. The (EXCEL96756) LP version on "purple haze" vinyl on his webshop www.pmdstore.nl is already sold out, but there is also a black version out there, an "indie only" white version, a crystal clear version and a coca cola bottle green version, the latter exclusively at Bennie's Fifties in Scheveningen via www.fiftiesstore.com. Info: www.dannyvera.com (Frantic Franky)


NEON SOUNDS/ THE DELTA BOMBERS
Zabazoo, DB-005
English version: see below

The Delta Bombers zijn meer een bron van energie, een natuurfenomeen en een oerkracht dan een fantastische band. Pas op, ik vind ze zelf ook fantastisch hoor, daar niet van, maar als je hun verschillende albums analyseert, in wezen een mix van rock 'n' roll, Screaming Jay Hawkins, Bo Diddley, vroege Rolling Stones en field hollers, dan merk je dat zanger Chris Moinichen regelmatig door zijn stem zit of de hoge noten niet haalt. De elf eigen songs op hun recentste album met in de productiestoel Mark Neill (On The Go van Big Sandy & his Fly-Rite Boys, Let The Good Times Roll van JD McPherson, All Grown Up van Hillbilly Moon Explosion, Slippin' In van The Paladins, Supersonic Guitars in 3-D vanLos Straightjackets, én hij won een Grammy award voor het Black Keys album Brothers opgenomen in de Muscle Shoals Sound studio. Neill was ook betrokken bij het ontwerp van de Toe Rag Studios in Londen en van Black Shack Recordings in Calw) zullen menige wenkbrauw hebben doen fronsen, al is de klank ge-wèl-dig. Met openingstrack Hey You Know You Wanna met die merkwaardige videoclip in fluo trainingspakken doen de normaliter uniform in het zwarte geklede Delta Bombers aan glamrock maar 't is wel een meebruller, zo bleek reeds live. Neon Sounds bevat uiteraard enkele doordreunende rockers als het surfy Hit The Floor, maar Chris Moinichen, gitarist Andrew Himmler, bassist Gregorio Garcia en nieuwste drummer PJ Franco (het lijkt of ze op al hun platen een andere drummer hebben) hebben nooit zo pop geklonken als in de ballade Wish I Knew en vooral in Dogs Of Pavlov, en zelfs daar komen ze mee weg. Die Dogs Of Pavlov begint met 30 seconden hedendaagse funky popmuziek, of hoe The Delta Bombers zich amuseerden met Auto-Tune, een programma voor pitch correctie en stemeffecten. Ook het western styled The Ballad Of Big Al is vrij pop, maar dan in een americana stijl. Good Disguise bevat elementen van Creedence Clearwater Revival, Matter Of Time is swampy, het beheerste Die A Little is muzikaal een perfecte copie van Johnny Cash's boom chicka boom ritme, Angel is een zeemanswalsje en in Seventh Son zit sixties garagerock. Voeg bij dat alles nog een literfles soul (Move Me) en in de mix keyboards, orgel en steel gitaar en dan weet je dat The Delta Bombers op Neon Sounds breder gaan dan ooit tevoren, of zoals een andere recensent het plastisch uitdrukte: "de wolf huilt niet meer. Hij is weggelopen en heeft de neon sound ontdekt". Wat er ook van zij: dit album werkt aanstekelijk en de uitgebreide Bombardeers fanbase is gevolgd, zo hebben we inmiddels mogen vaststellen. Zabazoo is hun eigen label. Neon Sounds is ook uit op LP op zwart én op blauw splattervinyl. Info: www.thedeltabombers.com (Frantic Franky)

The Delta Bombers are more like a source of energy, a natural phenomenon and a primal force rather than a fantastic band. Mind you, just like about everybody else in this world I think they're fantastic too, but if you analyse their various albums, basicly a mix of rock 'n' roll, Screaming Jay Hawkins, Bo Diddley, early Rolling Stones and field hollers, you notice that singer Chris Moinichen regularly loses his voice or fails to hit the high notes. The eleven selfpenned songs on their latest album with Mark Neill in the production chair (Big Sandy & his Fly-Rite Boys' On The Go, JD McPherson's Let The Good Times Roll, The Paladins' Slippin' In, Hillbilly Moon Explosion's All Grown Up, Los Straightjackets' Supersonic Guitars in 3-D, plus he won a Grammy award for the Black Keys album Brothers recorded at the Muscle Shoals Sound studio. Neill was also involved in the design of Toe Rag Studios in London and Black Shack Recordings in Calw) will however raise many an eyebrow, though the sound is incredible. Opening track Hey You Know You Wanna with its odd video clip shows the normally uniformly black clad Delta Bombers dancing around in fluo tracksuits playing glam rock but it's definitely a singalong, as was already evident live on stage. Of course Neon Sounds contains a couple of stomping rockers like the surfy Hit The Floor, but Chris Moinichen, guitarist Andrew Himmler, bassist Gregorio Garcia and newest drummer PJ Franco (seems like they have a different drummer on all their albums) never sounded as pop as they do in the ballad Wish I Knew and especially in Dogs Of Pavlov, and they even manage to get away with it.Dogs Of Pavlov starts with 30 seconds of contemporary funky pop music which translates as The Delta Bombers having fun with Auto-Tune, a programme for pitch correction and voice effects. The western-styled The Ballad Of Big Al is quite poppy as well, but in an americana style. Good Disguise contains elements of Creedence Clearwater Revival, Matter Of Time is swampy, the restrained Die A Little is musically a perfect copy of Johnny Cash's boom chicka boom rhythm, Angel is a sailor's waltz and Seventh Son showcases sixties garage rock. Serve all of this with a litre bottle of soul (Move Me) and add keyboards, organ and steel guitar into the mix and you know that Neon Sounds broadens The Delta Bombers' horizons wider than ever before. As another reviewer described it lyrically: "the wolf doesn't howl anymore. He has run away and discovered the neon sound". One thing's for sure: this album is infectious and the extensive Bombardeers fanbase has followed, as we witnessed since Neon Sounds was released. Zabazoo is the band's own label. Neon Sounds is also out on LP on black vinyl as well as on blue splatter vinyl. Info: www.thedeltabombers.com (Frantic Franky)


SHAKY/ HORST WITH NO NAME
Part Records, PART-CD 6103.006
English version: see below

One man band Horst With No Name die bij de burgerlijke stand van de stad Hamburg bekend staat als Horst Schneider maakt intussen al vijftien jaar Duitsland onveilig. Na een release stilte van zes jaar is dit zijn vijfde album op Part Records sinds zijn PART-CD (6103.001) debuut Boogie Machine uit 2012. Wie een of meerdere van die CD’s heeft beluisterd weet dat Horsti die zowel solo als met een drummer optreedt verschillende watertjes doorzwemt maar zich vooral een eigen stijl eigen gemaakt heeft die een mengelmoes is van overstuurde trashy bluesrock, bluesbop, rechtdoor rock 'n' roll, neo surf, rock, powerbilly, rhythm 'n' blues met mondharmonica, The Cramps, soul, frat rock en fuzz, maar ook van countryrock en zelfs pop. Zijn nochtans erg goed gezongen werk is in hoofdzaak huis-, tuin- en keukenvlijt en zijn sound is in essentie steeds dezelfde gebleven, net zoals zijn vaak bizarre humor. Als de titel en de voor- en achterkant van zijn nieuwe album Shaky u doen denken aan Shakin' Stevens' LP Shaky uit 1981 (ook uitgebracht als Green Door) dan hebt u gelijk, want in de titeltrack bezingt Horsti de Welshe rock 'n' roll bard via zinsneden als "you gave us Marie Marie and This Old House, You Drive Me Crazy and Shirley, he walks through the Green Door always in blue jeans, there's a rockin' good way Oh Julie, I called Shaky's mama on the phone, she told me he's not at home, she said he will be come back soon, he's away to the honeymoon" en meer van dat soort rijmelarij. Op zijn vorige album PART-CD (6103.004) Black Souls In Blue Jeans stond één nummer begeleid door de Duitse band Velvetone, nu wordt hij op één song begeleid door (een deel van) de Duitse rockabilly band Eddy & the Backfires en op een ander nummer ondersteund door Eddy & the Backfires contrabassist Christian Reichmann. Niet dat het veel verschil uitmaakt... Evil Nightmare gebruikt de riff van Elvis' His Latest Flame, Outta My Way jat de gitaar van Dark Night van The Blasters, Two Headed Woman strollt op een Cramps gitaar en ook de rechtdoor drumbeat van Coconut is schatplichtig aan The Cramps. Pogo Im Treibsand is een gitaarinstrumental in de stijl van The Fuzillis en Los Torontos, de tweede gitaarinstrumental Bonanza Sexparty is western galop. Het trage With No Name is dreigend, het op Ace Of Spades gebaseerde Spam is het hardere power rock 'n' roll werk, en voorts kan er gerockt worden op Hamburg Is Mine, Lonesome Trucker en 70 % Rock ’n’ Roll, drie typische melodieuze rock 'n' roll rocksongs waarop Duitse bands en vooral Duitse bands op Part Records het patent hebben. De CD eindigt met de Duitstalige hoempapa meezinger Ohne Geld. Alle gekheid op zijn stokje zou dit best wel eens Horst With No Name's toegankelijkste album zou kunnen zijn. Ook uit op vinyl als PART-LP (6103.007). Info www.horstwithnoname.com en www.rockabilly.de (Frantic Franky)

One man band Horst With No Name, known to the civic body of the city of Hamburg as Horst Schneider, has been making Germany unsafe for fifteen years now. After a release silence of six years this is his fifth album on Part Records since his 2012 debut PART CD (6103.001) Boogie Machine. If you ever listened to one or more of these you know that Horsti who performs both solo and with a drummer has a lot of tricks up his sleeve and created his own musical style which is a mix of distorted trashy blues rock, blues bop, straight forward rock 'n' roll, neo surf, rock, powerbilly, rhythm 'n' blues with mouth harp, Cramps, soul, frat rock and fuzz, as well as country rock and even pop. His work, though very well sung, is essentially homegrown handicraft and his sound has always remained basicly the same, as has his often bizarre comedy. If the title and the picture on the front and back of his new album Shaky remind you of Shakin' Stevens' 1981 LP Shaky (also released as Green Door), you're right, for in the title track Horsti pays tribute to the Welsh rock 'n' roll bard with lyrics like "you gave us Marie Marie and This Old House, You Drive Me Crazy and Shirley, he walks through the Green Door always in blue jeans, there's a rockin' good way Oh Julie, I called Shaky's mum on the phone, she told me he's not at home, she said he will be coming back soon, he's away to the honeymoon". Horsti's previous album PART-CD (6103.004) Black Souls In Blue Jeans featured one song accompanied by German band Velvetone, now he is accompanied on one song by (part of) German rockabilly band Eddy & the Backfires and on one other song by Eddy & the Backfires' double bass player Christian Reichmann. Not that it makes a lot of difference... Evil Nightmare uses the riff from Elvis' His Latest Flame, Outta My Way steals the guitar from The Blasters' Dark Night, Two Headed Woman strolls to the tune of a Cramps guitar and Coconut's straight ahead drumbeat is also indebted to The Cramps. Pogo Im Treibsand is a guitar instrumental in the style of The Fuzillis and Los Torontos, the second guitar instrumental Bonanza Sexparty gallops western style. The slower With No Name is menacing and the Ace Of Spades based Spam is louder power rock 'n' roll, while you can rock to Hamburg Is Mine, Lonesome Trucker and 70 % Rock 'n' Roll, three melodic rock 'n' roll rock songs in the typical style that German bands and especially German bands on Part Records seem to have patented. The CD ends with the German oompah sing-along Ohne Geld. All kidding aside this could very well be Horst With No Name's most accessible album. It's also out on vinyl as PART-LP (6103.007). Info www.horstwithnoname.com en www.rockabilly.de (Frantic Franky)

Vinyl Recensie

KEEP ON ROCKIN'/ DALE ROCKA & THE VOLCANOES
Bullseye, BE156

Ook al zo'n kwart eeuw bezig, deze Sicilianen die de inspiratie voor hun naam vonden in de Etna, de hoogste actieve vulkaan in Europa, die zich bevindt in Sicilië. Dale Rocka & the Volcanoes grossieren niet alleen in fifties sounds, ze houden klaarblijkelijk ook van all things fifties want ze brachten al minstens twee 10 inches en vijf vinyl singles en EP’s uit. Tenzij we onderweg een release gemist hebben is dit hun eerste vinyl LP op 12 inch formaat met daarop hun eerste nieuwe opnames sinds 2016. Keep On Rockin' bevat elf eigen nummers van zanger Massimo Rocca en één van de hand van gitarist Vince Mannino (zie en luister vooral ook Vince & the Sun Boppers) en die situeren zich vooral in de authentieke rockabilly met slapback tape echo en kamerbrede reverb in songs als Don't Be Long, Rip It Up Rip It Down, Goodbye That's All dat gitaargewijs doet denken aan de groove van Rock Rock van Johnny Powers, Debby Lou met een Cash-abilly gitaarsolo en het dreigende Raw Bad Whiskey. Het kwartet bewijst evenwel alle rock 'n' roll genres onder de knie te hebben met uitstapjes naar strollende shuffles in Sun tegentijd (No Letter From You), vlotte jivebare gitaarrockers (titeltrack Keep On Rockin'), de medium tempo bluesbopper My Mamma Don't Like Her en zelfs medium tempo bluegrass banjobilly in Black Stone. Motorcycle Woman (in de stijl van hun Volcano van hun vorige album Let's Jump Into The Midnight Ball) is een instrumentale gitaarjiver van het soort waarmee Eddie Angel verschillende zomers geleden dansvloerhits scoorde maar dan in light versie, misschien door het gebruik van contrabas in plaats van elektrische basgitaar. Het opvallendste buitenbeentje is Rusty Moon, een country boogie duet met de ons onbekende zangeres Debby Lou, echte naam: Debora Patrimia, het enige dat wij van haar weten is dat ze meedeed aan The Voice Of Italy met een nummer van Lady Gaga. Het tempo van dat nummer is rustig, de sfeer relaxed, maar de gitaar rockt! In sommige nummers is de zang wat minder en valt door de soms merkwaardige plaatsing van de klemtonen Rocka's accent op. De algemene sound van het album is af en toe ietwat dun en in het algemeen minder rauw dan op Jump Into The Midnight Ball. Daarnaast zijn veel eindes een beetje à l'improviste en cliché, maar dat wordt allemaal goedgemaakt door de drive en energie die hier vanaf spat. Info: www.facebook.com/DALEROCKAandtheVOLCANOES en www.eltororecords.com (Frantic Franky)

These Sicilians who named themselves after Mount Etna, the highest active volcano in Europe, located in Sicily, kept on rockin' for a quarter of a century and they're not about to stop now. Dale Rocka & the Volcanoes not only deal in fifties sounds, they evidently love all things fifties as they already released at least two 10 inches and five vinyl 45s and EPs. Unless we missed a release along the way this is their first vinyl 12 inch LP containing their first new recordings since 2016. Keep On Rockin' features eleven songs penned by singer Massimo Rocca and one by guitarist Vince Mannino (see also and more importantly listen to Vince & the Sun Boppers). Tracks like Don't Be Long, Rip It Up Rip It Down, Goodbye That's All of which the guitar reminds me of the groove of Johnny Powers' Rock Rock, Debby Lou with its Cash-abilly guitar solo and the menacing Raw Bad Whiskey are for the most part authentic rockabilly with slapback tape echo and wall-to-wall reverb. The quartet however proves to have mastered all rock 'n' roll genres with forays into strolling Sun Records shuffles (No Letter From You), solid jive-able guitar rockers (title track Keep On Rockin'), the medium tempo blues bopper My Mamma Don't Like Her and even medium tempo bluegrass banjobilly in Black Stone. Motorbike Woman in the same style as Volcano from their previous album Jump Into The Midnight Ball is an instrumental guitar jiver of the type with which Eddie Angel scored dancefloor hits several summers ago but in a light version, perhaps due to the use of the double bass instead of the electric bass guitar. The odd track out is Rusty Moon, a country boogie duet with female singer Debby Lou, real name Debora Patrimia, of whom we only know that she participated in The Voice Of Italy with a Lady Gaga song. The tune is medium tempo, the atmosphere relaxed, but the guitar rocks! In some songs the vocals are a bit less focussed and you can hear Rocka's accent due to the sometimes misplaced emphasis. The overall sound of the album is occasionally somewhat thin and in general less raw than on Jump Into The Midnight Ball. Several endings seem a bit improvised and standard, but all of this is made up for by the drive and energy on display. Info: www.facebook.com/DALEROCKAandtheVOLCANOES en www.eltororecords.com (Frantic Franky)

CD Recensies

23 november 2023

120 YEARS HOLLYWOOD COMMUNITY AND A 100 YEARS HOLLYWOOD SIGN
Bear Family, BCD17691
English version: see below

Dit is nu eens echt een kolfje naar mijn hand: een dubbel CD rond het thema Hollywood, opgehangen aan het feit dat Hollywood op 14 november 1903 een onafhankelijke gemeente werd. Sinds 1910 maakt Hollywood deel uit van Los Angeles, en honderd jaar geleden werd in 1923 het Hollywood sign opgericht in de Santa Monica bergen die uitkijken over de stad. De CD is een kolfje naar mijn hand omdat naast muziek mijn grote passie immers films zijn, en net zoals mijn muzieksmaak in de loop der jaren verbreedde kijk ik tegenwoordig zo ongeveer alle films gemaakt tussen pakweg 1930 en 1980, en na het kijken van een film mag ik al eens graag de soundtrack beluisteren. Om kort te gaan: ik ben al op vakantie geweest in Hollywood om daar de toerist uit te hangen in de voetsporen van de acteurs en actrices van weleer. Nu kan je met het gegeven muziek/film/Hollywood natuurlijk alle kanten uit en dat doet deze dubbelaar dan ook, te beginnen met songs over Hollywood zoals de alleraardigste teen rock van Connie Francis (zelf ook in een aantal films te zien) met het nummer Hollywood en van The Teardrops wier You're My Hollywood Star klinkt als een kruising tussen Diana en Little Darling. Er is ook echte rock 'n' roll met Johnny Be-Goode Is In Hollywood van Eddy Bell & the Bel-Aires met Eddy Clearwater op gitaar, I'm Going To Hollywood van Gene Ray en de leuke orgelrocker Hollywood Twist van The Thunder Rocks uit 1962, terwijl Carl Perkins in datzelfde jaar in Hollywood City al de freewheelende country rock van de jaren '60 aankondigde. Ray Campi woonde en werkte als leraar in Hollywood en het mag dan ook niet verbazen dat we in zijn omvangrijke output een Rollin' Rock nummer over Tinseltown aantreffen, Hollywood Cats uit 1983 van zijn gelijknamige LP dat voor één keer geen rockabilly maar rock 'n' roll met saxofoon is.
Van liedjes over Hollywood naar liedjes uit Hollywood films is slechts een kleine stap. Het oudste nummer op de CD is actrice Dolores Del Rio met een liedje uit de romantische avonturenfilm Ramona (1928), volgens het booklet nochtans een stomme film. Dat zit zo: in die begindagen van de geluidsfilm werd volop geëxperimenteerd, en Ramona was de eerste United Artists film met gesynchroniseerde muziek en geluidseffecten, hoewel er niet in werd gesproken. Daarnaast was het de eerste film waarvoor speciaal een thema song werd gecomponeerd, en dat was dus dit nummer, voor ons interessant omdat dit hetzelfde Ramona is dat in 1960 in Nederland een wereldhit werd in de opname van The Blue Diamonds. Dolores Del Rio van haar kant speelde dertig jaar later in 1960 in de Elvis film Flaming Star! Een zanger die in heel veel films opdook was Bing Crosby die vier Oscars won voor zijn filmliedjes en de Oscar voor Best Song daarnaast nog eens negen keer niét won. Hier is hij te horen met Temptation uit Going Hollywood (1933), de originele versie van het nummer dat werd gecoverd door onder meer The Platters, Screaming Jay Hawkins, The Everly Brothers , Cliff Richard, The Shadows, Boots Randolph, Chet Atkins, Showaddywaddy, Sue Moreno, Darrel Higham & Imelda May, The Cherry Poppin' Daddies en The Hillbilly Moon Explosion. Judy Garland's Over The Rainbow uit The Wizard Of Oz (1939) werd dan weer gecoverd door Gene Vincent. Diametraal tegenover die onschuld staat de verleidelijke Rita Hayworth met Put The Blame On Mame uit Gilda (1946), al werd het liedje ingezongen door ene Anita Ellis en door Rita Hayworth enkel gelipt. Maar wie was eigenlijk het verleidelijkst: Rita Hayworth met Put The Blame On Mame of Marilyn Monroe met Diamonds Are A Girl's Best Friend uit Gentlemen Prefer Blondes (1953)? Een andere overeenkomst tussen beide liedjes is dat ook Diamonds Are A Girl's Best Friend werd gedubd, althans deels, omdat Monroe de hoge noten niet haalde.
In die dagen konden acteurs àlles: acteren, zingen, dansen, hun eigen stuntwerk, tot tapdansen toe, en zo maakte zingende cowboy Gene Autry die als enige ter wereld vijf sterren heeft op de Hollywood Walk Of Fame in alle vijf de categorieën Recording, Motion Pictures, Radio, Television en Live Theatre / Live Performance een honderdtal films en nam hij 640 liedjes op. Daaruit koos Bear Family de hoempapa polka Deep In The Heart Of Texas uit Stardust On The Sage (1942). Tweede wereldoorlog favorieten The Andrews Sisters waren te zien in zeventien films en daaruit komt het patriotistische Corns For My Country uit Hollywood Canteen (1944). Patriotistischer dan John Wayne kwamen ze niet, en zijn I Have Faith is een parlando tegen de achtergrond van dramatische filmmuziek. Ooit Bette Davis horen zingen? Ze deed het in 1962 voor Whatever Happened To Baby Jane en het resultaat werd zelfs op single uitgebracht, een bijzonder vrolijk nummer voor zo'n duistere thriller. Omdat er ook gelachen mag worden staan daarnaast Stan Laurel & Oliver Hardy op de CD met Honolulu Baby uit hun geniale Sons Of The Desert (1933), al hoor ik alleen heel even De Dikke en daarna Ty Parvis en het orkest van Marvin Hatley.
Naast de acteurs en actrices die konden zingen (Dorothy Lamour in 1943 op de Hawaiiaanse tour met Lovely Hula Hands, en er is nog Hawaiiana met Jane Russell's Keep Your Eyes On The Hands uit The Revolt Of Mamie Stover (1956) en met Danny Kaye's Hula Lou waarin Hawaiiaanse muziek een swingend verband aangaat met dixieland jazz) had je ook acteurs die platen maakten omdat ze graag zongen en vooral dàchten dat ze konden zingen. Zo iemand is Clint Eastwood die je in menige van zijn films een luchtig melodietje ziet vertolken. Iemand anders moet ooit hebben gedacht dat dat ten zeerste verkoopbaar was, wat leidde tot Eastwood's korte platencarrière geïllustreerd door de single Rowdy uit 1962 oftewel teen rock gekoppeld aan western folklore. Nog zo iemand ie graag zijn keel openzetteen niet alleen om te drinkebroeren was de grote Robert Mitchum die zelfs twee LP’s en een handvol singles uitbracht. Het bewijs ligt op tafel met de twangy Ballad Of Thunder Road uit de actiefilm Thunder Road (1958), nummer gecoverd door The Planet Rockers. Eveneens ooit gelançeerd als zanger, zij het met veel minder succes, was Anthony Perkins die zich een volleerd crooner toont in Friendly Persuasion (Thee I Love) uit Friendly Persuasion (1956). Wie had dat ooit gedacht van Norman Bates uit Psycho? Ook Michael Landon die in 1958 een klein rolletje had in de nozemfilm High School Confidential, de film die opent met Jerry Lee Lewis die het gelijknamige nummer zingt op een open vrachtwagen, en vooral bekend is vanwege zijn televisie succes in de immens populaire western reeks uit Bonanza, bracht drie singles uit. Aan de niet onaardige rockaballad Be Patient With Me te oordelen werd hij vooral richting Pat Boone en andere tienercrooners geduwd. Jayne Mansfield kon amper zingen maar had andere, euh, kwaliteiten die volstonden om haar te laten optreden in Las Vegas en daarvan in 1962 zelfs een live LP uit te brengen. Richard Chamberlain, afhankelijk van uw leeftijd naar keuze Dr. Kildare dan wel Shogun, vormde evenmin een bedreiging voor Elvis te oordelen naar zijn cover van All I Have To Do Is Dream van The Everly Brothers waar hij in 1963 easy listening crooning oftewel muziek om te cocoonen van maakte. Andere gouden sterren van het witte doek die de sterren van de hemel zongen waren Errol Flynn met de variété pop Lily Of Laguna uit Lilacs In The Spring alias Let's make Up (1954), macho Kirk Douglas met de accordeon sea chantie A Whale Of A Tale uit Walt Disney's prachtige avonturenfilm 20.000 Leagues Under The Sea (1954), de Italiaanse sexbom Gina Lollobrigida met de in het Italiaans gezongen French cancan A Frangesa dat ironisch genoeg "op zijn Frans" wil zeggen uit La Donna Piu Bella Del Mondo (1955), en Sophia Loren half in het Italiaans en half in het Engels met Tu Vuo Fa L'Americano uit It Started In Naples (1960). In de ultieme rock 'n' roll film The Girl Can't Help It (1956) bracht de zwoel fluisterende croonerzangeres Julie London met Cry Me A River het hoofd van Tom Ewell op hol. Rock My Baby Rock uit Rock-A-Bye Baby (1958) van bekkentrekker Jerry Lewis met zijn rubberen benen is welbekend bij de liefhebbers van knettergekke rock 'n' roll, maar wie had ooit gedacht dat zelfs een gerespecteerd danser als Fred Astaire ooit aan rock 'n' roll zou hebben gedaan? Zijn The Ritz Roll And Rock uit de musical Silk Stockings (1957) is nochtans een medium tempo big band interpratatie van rock 'n' roll.
Naast dit alles bevat de CD ook echte instrumentale filmmuziek zoals Miklos Rosza's thema van de vroege Marilyn Monroe film noir The Asphalt Jungle (1950), het magnifieke thema uit Exodus (1960) van Ernest Gold, de eerste filmcomponist die een ster op de Hollywood Walk Of Fame kreeg (Pat Boone's gezongen versie staat niet op de CD), het liefdesthema uit de peplum Spartacus (1960 en daar is Kirk Douglas weer), Maurice Jarre's thema uit Lawrence Of Arabia (1962) inclusief twee lijnen dialoog, Francis Lai's Un Homme Et Une Femme (1966), Hugo Montenegro's cover van Ennio Morricone's magistrale The Good The Bad And The Ugly (Montenegro bereikte er in 1968, hetzelfde jaar waarin hij de titelsong van de Elvis western Charro orchestreerde, de tweede plaats van de Billboard Hot 100 mee maar Morricone's origineel blijft onovertroffen), en Tennessee uit Pearl Harbour (2001) in de traditie van de tijdloze klassieke soundtracks. Uit de documentaire The James Dean Story (1956) komt het Hollywood thema, soft jazz van trompettist Chet Baker en saxofonist-fluitist Bud Shank. Ik heb die docu nooit gezien en heb geen idee of dat thema ook echt in die docu zat of enkel diende als opvulling op de soundtrack LP. Uitzonderlijk is het nergens, al stoort het evenmin. Het door Tommy Sands gezongen Let Me Be Loved thema uit The James Dean Story staat overigens niét op deze CD. Henry Mancini passeert drie keer langs de kassa van de bioscoop met Baby Elephant Walk uit Hatari (1961), met het minder bekende door een onbekend gebleven zangeres gezongen The Sweetheart Tree uit de komedie The Great Race (1965), en met de cha cha cha versie van Moon River uit de sprankelende Audrey Hepburn film Breakfast At Tiffany's (1960). Ik vind Moon River een fantastisch mooi nummer, maar die cha cha cha versie is wat mij betreft niet de beste uitvoering. The Sweetheart Tree lijkt trouwens een beetje op Moon River. Een andere variété mambo cha cha cha is Perhaps Perhaps Perhaps van Doris Day. Mancini's bekendste nummer, het thema van The Pink Panther, staat op de CD in de in 1963 door de studiogroep The Hollywood Studio Orchestra opgenomen easy tune versie die pas in 1996 voor het eerst verscheen op een Ultra Lounge CD.
Moderne rock 'n' roll met basgitaar is Tutti Frutti gezongen door acteur Val Kilmer in de komedie Top Secret (1984), al is Jerry Lee Lewis' heropname uit 1989 van zijn eigen Great Balls Of Fire voor de gelijknamige biopic uiteraard beter. Er staan nog een paar moderne covers op de CD, met name Good Golly Miss Molly in Little Richard's versie uit 1991 inclusief filmdialoog uit de film King Ralph (1991) die ingetwijfeld een van de beste moderne opnames van Little Richard is, en het aloude sensuele Why Don't You Do Right in een jazzy neo crooner uitvoering door Jessica Rabbit uit Who Framed Roger Rabbit (1988). Jessica Rabbit was uiteraard een tekenfilmfiguurtje, haar zangstem werd gedubd door actrice Amy Irving. De CD sluit af met Los Lobos' instrumentale surf meets mariachi rock Walk Don't Rango dat enkel in de titel refereert naar Walk Don't Run van The Ventures. Het nummer komt uit de tekenfilm Rango (2011). Er zijn tot slot nog twee geluidsfragmenten uit films te horen, en dat zijn de Tarzankreet van Johnny Weissmuller uit zijn eerste Tarzan film Tarzan The Ape Man (1932) en de what are you rebelling against speech uit The Wild One (1953) met Marlon Brando.
De feiten: de dubbel CD bevat 48 songs, 11 instrumentale thema’s en twee geluidsfragmenten 1928-2011 waarvan iets minder dan de helft rock 'n' roll, teen rock of aanverwanten in de ruimste zin zijn, wat niet noodzakelijk betekent dat u ze ook goed gaat vinden. De rest ressorteert onder musical en dergelijke met als dieptepunt de popdisco cover van Don Williams' Some Broken Hearts Never Mend door Telly Savalas alias Kojak, in 1980 een Top 5 hit in Nederland. Misschien is dit alles niet aan u besteed omdat u niet verder kijkt dan Netflix en de laatste nieuwe Jean-Claude Van Damme, maar ik vind het fascinerend. Het booklet van 40 pagina’s bevat veel mooie maar heel klein afgedrukte kleurenillustraties van onder meer filmaffiches en summiere informatie over alle akteurs, componisten en films, maar naar mijn bescheiden mening te weinig info over de nummers zelf. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Now this is right up my alley: a Hollywood themed double CD inspired by the fact that on November 14, 1903 Hollywood was recognized as an independent community. In 1910 Hollywood was incorporated in Los Angeles, and a hundred years ago the famous Hollywood sign was erected in the Santa Monica mountains overlooking the city. The CD is right up my alley because apart from music my biggest passion is films, and just like my musical taste has widened over the years I nowadays watch just about every film made between, say, 1930 and 1980, and after watching a film I enjoy listening to its soundtrack. In short, I've already been on a pilgrimage to Hollywood to hang around in the footsteps of the actors and actresses of the golden age of Hollywood. Admittedly the theme of music/film/Hollywood can be used in a multitude of ways and this double album does exactly that, starting with songs about Hollywood like the cute teen rock of Connie Francis' (who also appeared in a number of films) song Hollywood and by The Teardrops whose You're My Hollywood Star sounds like a cross between Diana and Little Darling. There's also real rock 'n' roll with Eddy Bell & the Bel-Aires' Johnny Be-Goode Is In Hollywood with Eddy Clearwater on guitar, Gene Ray's I'm Going To Hollywood and The Thunder Rocks' fun 1962 organ rocker Hollywood Twist, while that same year Carl Perkins was already heralding the freewheeling country rock of the 1960s in Hollywood City. Ray Campi lived and worked as a school teacher in Hollywood, so it should come as no surprise that in his extensive output we find a Rollin' Rock song about Tinseltown, 1983's Hollywood Cats from his LP of the same titel, a song that for once was not rockabilly but rock 'n' roll with saxophone.
From songs about Hollywood to songs featured in Hollywood films is only a small step. The oldest track on the CD is actress Dolores Del Rio with a song from the romantic adventure film Ramona (1928), according to the booklet a silent film. That's because in the early days of sound films there was a lot of experimenting, and Ramona was the first United Artists film with synchronised music and sound effects, even though the movie did not contain any spoken dialogue. It's also the first film for which a theme song was specifically composed, this song, the very same Ramona that was later recorded by Jim Reeves. Thirty years later in 1960 Dolores Del Rio played alongside Elvis in Flaming Star! A singer who appeared in a lot of films was Bing Crosby who won four Oscars for his film songs and additionally did not win the Oscar for Best Song on nine other occasions. Here we hear his Temptation from Going Hollywood (1933), the original version of the song that was covered by The Platters, Screaming Jay Hawkins, The Everly Brothers , Cliff Richard, The Shadows, Boots Randolph, Chet Atkins, Showaddywaddy, Sue Moreno, Darrel Higham & Imelda May, The Cherry Poppin' Daddies and The Hillbilly Moon Explosion among others. Judy Garland's Over The Rainbow from The Wizard Of Oz (1939) on the other hand was covered by Gene Vincent. Diametrically opposed to that innocence is seductive Rita Hayworth's Put The Blame On Mame from Gilda (1946), although in reality it was sung by one Anita Ellis and only lipsynched by Rita Hayworth. But who was the most seductive: Rita Hayworth with Put The Blame On Mame or Marilyn Monroe with Diamonds Are A Girl's Best Friend from Gentlemen Prefer Blondes (1953)? Another similarity between the two songs is that Diamonds Are A Girl's Best Friend was also dubbed, at least partly, because Monroe could not reach the high notes.
In those days actors could do just about anything: acting, singing, dancing, their own stunt work and even tap dancing, and that's the way singing cowboy Gene Autry, the only one in the world to have five stars on the Hollywood Walk Of Fame in all the five categories Recording, Motion Pictures, Radio, Television and Live Theatre / Live Performance, made some one hundred films and recorded 640 songs. Out of these Bear Family chose the oompah polka Deep In The Heart Of Texas from Stardust On The Sage (1942). World War II sweethearts The Andrews Sisters featured in seventeen films and the patriotic Corns For My Country comes from Hollywood Canteen (1944). They didn't come any more patriotic than John Wayne, and his I Have Faith is a parlando against the backdrop of dramatic film music. Did you ever hear Bette Davis sing? You can if you watch Whatever Happened To Baby Jane (1962). The resulting song was even released on a 45 that sounds particularly cheerful song for such a dark thriller. Make' em laugh has always been one of Hollywood's mottos, hence the inclusion of Stan Laurel & Oliver Hardy with Honolulu Baby from the classic comedy Sons Of The Desert (1933), even though I only very briefly hear Ollie, followed by Ty Parvis and Marvin Hatley's Orchestra.
While a lot of actors and actresses could sing rather well (Dorothy Lamour Hawaiian style in 1943 with Lovely Hula Hands, and there's more Hawaiiana with Jane Russell's Keep Your Eyes On The Hands from The Revolt Of Mamie Stover (1956) and with Danny Kaye's Hula Lou teaming Hawaiian music with dixieland jazz), other actors made records simply because they loved to sing and therefor thought they actually could sing. Clint Eastwood for instance can be seen humming a light-hearted tune in many a film. At one point somebody else must have considered this a highly marketable commodity, which led to Eastwood's brief recording career exemplified by the 1962 45 Rowdy, teen rock coupled with western folklore. Another actor who enjoyed opening his mouth and not only to drink was the great Robert Mitchum who even released two LP’s and a handful of singles. The proof is the twangy Ballad Of Thunder Road from the action flick Thunder Road (1958), a song covered by The Planet Rockers. Anthony Perkins also dabbled in singing, albeit with much less success, though he proves himself to be an accomplished crooner in Friendly Persuasion (Thee I Love) From Friendly Persuasion (1956). Never thought that Norman Bates from Psycho could sing... Even Michael Landon who had a small role in the 1958 JD film High School Confidential, the film famous for its opening scene depicting Jerry Lee Lewis singing the title track on an open truck, and is best known for his television success in the immensely popular western series Bonanza, released three 45s. Judging by the reasonable rock-a-ballad Be Patient With Me, he was pushed towards Pat Boone teenage crooner territory. Jayne Mansfield could barely sing but had other, err, qualities that sufficed to have her perform in Las Vegas and even release a live LP from her show in 1962. Richard Chamberlain, depending upon your age either Dr. Kildare or Shogun , was no threat to Elvis in 1963 judging from his cover of The Everly Brothers' All I Have To Do Is Dream turned into easy listening crooning or music to cocoon. Other golden stars of the silver screen who shot for the stars were Errol Flynn with the variety pop of Lily Of Laguna from Lilacs In The Spring aka Let's Make Up (1954), macho Kirk Douglas with the accordion sea chantie A Whale Of A Tale from Walt Disney's wonderful adventure film 20.000 Leagues Under The Sea (1954), Italian sex bomb Gina Lollobrigida with the French cancan A Frangesa sung in Italian which ironically means "the French way" from La Donna Piu Bella Del Mondo (1955), and Sophia Loren half in Italian and half in English in Tu Vuo Fa L'Americano from It Started In Naples (1960). In the ultimate rock 'n' roll film The Girl Can't Help It (1956) sultry songstress Julie London drove Tom Ewell crazy with Cry Me A River. Rock My Baby Rock from Rock-A-Bye Baby (1958) by neurotic rubber legged comedian Jerry Lewis is famous among lovers of nutty rock 'n' roll, but who would have thought that even a respected dancer like Fred Astaire once tried his hand at rock 'n' roll? As it turns out his The Ritz Roll And Rock from the musical Silk Stockings (1957) is a medium tempo big band interpretation of rock 'n' roll.
Apart from all this the CD also contains real instrumental film music such as Miklos Rosza's theme from the early Marilyn Monroe film noir The Asphalt Jungle (1950), the magnificent theme from Exodus (1960) by Ernest Gold, the first film composer to be awarded a star on the Hollywood Walk Of Fame (Pat Boone's vocal version of Exodus is not on the CD), the love theme from the peplum Spartacus (1960, there's Kirk Douglas again), Maurice Jarre's theme from Lawrence Of Arabia (1962) including two lines of dialogue, Francis Lai's Un Homme Et Une Femme (1966), Hugo Montenegro's cover of Ennio Morricone's majestic The Good The Bad And The Ugly (Montenegro reached number 2 on the Billboard Hot 100 with it in 1968, the year he orchestrated the title track of the Elvis western Charro, but Morricone's original remains unsurpassed), and Tennessee from Pearl Harbour (2001) in the tradition of the timeless classic soundtracks. From the documentary The James Dean Story (1956) comes the Hollywood theme, soft jazz by trumpeter Chet Baker and saxophonist-flutist Bud Shank. I never saw that documentary and have no idea if that theme was really in the documentary or was filler on the soundtrack LP. It's nothing exceptional, that's for sure, though it doesn't bother me either. The Let Me Be Loved theme from The James Dean Story sung by Tommy Sands, is not on this CD. Henry Mancini passes the cinema box office three times with Baby Elephant Walk from Hatari (1961), with the lesser-known The Sweetheart Tree from the comedy The Great Race (1965) sung by an unknown female singer, and with the cha cha cha version of Moon River from the sparkling Audrey Hepburn film Breakfast At Tiffany's (1960). I happen to think Moon River is an incredibly beautiful song, but this cha cha version is not exactly the best rendition ever as far as I'm concerned. The Sweetheart Tree sounds a bit like Moon River by the way. Another variety mambo cha cha cha is Doris Day's Perhaps Perhaps Perhaps. Mancini's best known tune, the theme from The Pink Panther, appears on the CD in an easy tune version recorded in 1963 by a group of studio musicians called The Hollywood Studio Orchestra that remained on the shelves until it appeared on an Ultra Lounge CD in 1996.
I end my review with the modern rock 'n' roll with bass guitar of Tutti Frutti as sung by actor Val Kilmer in the comedy Top Secret (1984), though Jerry Lee Lewis' 1989 re-recording of his own Great Balls Of Fire for the biopic of the same title is obviously better. There are a couple more modern covers on the CD, notably Good Golly Miss Molly in Little Richard's 1991 version including film dialogue from the film King Ralph (1991) which is undoubtedly one of Little Richard's best modern recordings, and the sensual all time favorite Why Don't You Do Right in a jazzy neo crooner rendition by Jessica Rabbit from Who Framed Roger Rabbit (1988). Jessica Rabbit was of course a cartoon character, her singing voice dubbed by actress Amy Irving. The CD finishes with Los Lobos' instrumental surf meets mariachi rock Walk Don't Rango which only in its titel refers to The Ventures' Walk Don't Run. It's from the computer animated cartoon film Rango (2011). There's also two sound clips from films, Johnny Weissmuller's Tarzan call from his first Tarzan film Tarzan The Ape Man (1932) and the what are you rebelling against speech from Marlon Brando's The Wild One (1953).
The facts: this double CD contains 48 songs, 11 instrumental themes and two audio fragments 1928-2011 of which just almost half can be considered rock 'n' roll, teen rock or related in its broadest sense, which does not necessarily mean you will like them. The rest is variety and pop music, the low point being the pop disco cover of Don Williams' Some Broken Hearts Never Mend by Telly Savalas, an international hit for Kojak in 1980. Perhaps you're not into any of this because your taste in movies is limited to etflix and the latest Jean-Claude Van Damme flick, but I find all of it fascinating. The 40 page booklet contains many colourful but small illustrations of film posters and related paraphernalia plus a brief information on all the actors, composers and films, but in my humble opinion not enough about the songs themselves. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


IT'S A HILLBILLY BOOZE PARTY VOLUME ONE - PINK ELEPHANTS
Atomicat, ACCD139
English version: see below

Een nieuwe week, een nieuwe reeks samengesteld door Mark Armstrong! De titel van de reeks slaat de nagel op de kop: het thema is hillbilly songs over booze, en de eerste twee zijn al uit. De dorstigen laven is een van de zeven bijbelse werken van barmhartigheid, maar trop is teveel en van een dorstlessertje naar een drinkgelag is in de countrymuziek slechts een kleine stap. Die songs waren immers bestemd voor de jukeboxen in de cafés, en niets zo leuk om de feeststemming te voeden dan een lied en een glas: muziek en drinken gaan hand in hand sinds de middeleeuwen. Daar komt nog bij dat veel muzikanten aan de drank raakten uit verveling: je moest al sterk in je schoenen staan om te weerstaan aan de lokroep van de fles tijdens het eindeloze reizen en het eeuwige wachten in een omgeving waar drank alomtegenwoordig was, maar dat is weer een heel ander verhaal. Zoals gezegd zijn de eerste twee CD’s al uit en de eerste daarvan begint met de hoempapa meezinger It Ain't Far To The Bar van Johnny Tyler & the Riders Of The Rio Grande inclusief boogie woogie pianosolo waarop het leuk squaredansen is, gevolgd door Buddy Stay Off That Wine van Eddie Marshall & his Trail Dusters, een nog méér uptempo verhaal van het Smoke Smoke Smoke That Cigarette type. Er staan een paar bekende artiesten op de CD zoals Joe Maphis & Rose Lee Maphis met het Maddox Brothers & Rose-achtige Honky Tonk Down Town en Lattie Moore met Driving Nails In My Coffin dat hij opnam in 1960, veertien jaar na de bekende versie van Ernest Tubb (het origineel is van componist Jerry Irby). Andere nummers die iedereen kent zijn If You've Got The Money I've Got The Time hier in de swingende honky tonk versie van Ernie Lee & his Southerners en vooral Bloodshot Eyes, maar dat laatste eerder als jumpende rhythm 'n' blues jive door Wynonie Harris in 1951. Hier kan u het origineel horen van componist Hank Penny (zijn originele opname uit 1949, niet de Decca heropname uit 1955) dat door de klarinet zelfs elementen van dixieland jazz bevat. Nummers als Too Many Taverns van King Sterling & his Blue Grass Melody Boys en Honky Tonk Man (niet de Johnny Horton song) van Louie Innis & his String Dusters behoren tot de meer gestroomlijnde maar nog steeds uptempo country, de bluegrass liefhebbers komen aan hun trekken met Honky Tonk Blues van The Lonesome Pine Fiddlers, en Guy Willis & his Oklahoma Wranglers halen de accordeon boven voor Shine Shave Shower. Bob & Wanda Wolfe doen denken aan de reeds vermelde Maddox Brothers & Rose maar hun Home Made Wine is minder chaotisch anarchistisch. Combinaties van uptempo hoempapa, foxtrot en square dans zijn Eddie Noack's Firewater Luke en Shut Up And Drink Your Beer van Bob Wills' broer Luke Wills dat klinkt als het soort song dat de pianist speelt als in een western een gevecht uitbreekt in de saloon. Een andere broer van Bob Wills, Billy Jack Wills, zingt de tear in your beer ballade Four Beers And Forty Tears. Het moralistisch vingertje wordt omhoog gestoken in Cecil Bowman's country popcorn noir Curse Of Wine en in de honky tonk piano versie van Drink Up And Go Home door Mitchell Torok, terwijl de rockabilly kant van het verhaal wordt belicht in Moonshine van Montie Jones & the Revin Robbin's en Wally Willette's wilde Pink Elephants. Een mooi voorbeeld van de tussenvorm tussen hillbilly en eruit ontsproten rockabilly is Hangover Boogie uit 1958/1959 van The Georgia Crackers onder leiding van Bob Newman die dat nummer al eerder had opgenomen onder eigen naam in 1952. Het verschil tussen de twee versies zit 'm in het geprononceerde ritme en de rockende solo op... steel gitaar! Jammer dat samensteller Mark Armstrong die oudere versie niet op de CD zette, want ze zijn zeker evenwaardig. Een voorbeeld van de kruisbestuiving tussen bluegrass en rockabilly is dan weer Honky Tonk Queen van Larry Thornton. De rockende kant van de edele sport der tooghangen wordt opgevoerd door de Bartender Blues van Jay Haggard. Onie Wheeler bracht in 1959 één single uit op Sun Records, Jump Right Out Of This Jukebox, maar had toen al minstens vijf singles op andere labels op zijn conto waarvan Closing Time uit 1953 op Okeh Records rustige country boogie is.
Deze CD met 28 tracks 1947-1960 is eten en drinken voor de liefhebbers van boppin' hillbilly die niet nee zeggen tegen een glas, want zeventig jaar na datum blijft deze booze-a-hillbilly feestmuziek. Atomicat's zwarte tegenhanger Koko Mojo brengt tegelijkertijd een gelijkaardige reeks uit getiteld Rhythm & Blues Hell Raisers. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Another week, another brand new series curated by Mark Armstrong! The title of the series tells you exactly what you need to know: theme time for hillbilly songs about booze, with the first two CD’s already available. Give drink to the thirsty is one of the seven biblical works of mercy, but trop is too much, and in country music it's only a small step from quenching your thirst to a drinking spree. All those songs were meant for the jukeboxes in bars, and there's nothing better to get a party going than to raise your glass and sing a song, for music and drinking have gone hand in hand since the Middle Ages. On top of that many musicians started drinking out of boredom: one has to be strong to resist the lure of the bottle during the endless travelling and the eternal waiting in an environment where alcohol was readily available, but that's another story altogether. Like I said the first two CD’s are already out and the first of these gets the party underway with Johnny Tyler & the Riders Of The Rio Grande's oompah sing-along It Ain't Far To The Bar featuring a boogie woogie piano solo and fit for square dancing, followed by Eddie Marshall & his Trail Dusters' Buddy Stay Off That Wine, an even more uptempo tale of the Smoke Smoke Smoke Smoke That Cigarette type. There's a couple well known artists on the CD like Joe Maphis & Rose Lee Maphis with the Maddox Brothers & Rose styled Honky Tonk Down Town and Lattie Moore with Driving Nails In My Coffin which he recorded in 1960, fourteen years after Ernest Tubb's famous version (the original was done by its composer Jerry Irby). Other songs everyone knows are If You've Got The Money I've Got The Time here in a swinging honky tonk version by Ernie Lee & his Southerners and especially Bloodshot Eyes, but the latter rather as jumpin' rhythm 'n' blues jive by Wynonie Harris in 1951. Here you can hear the original by its composer Hank Penny (the 1949 recording, not his 1955 Decca re-recording), which due to the presence of a clarinet even contain elements from dixieland jazz. Songs like King Sterling & his Blue Grass Melody Boys' Too Many Taverns and Louie Innis & his String Dusters' Honky Tonk Man (not the Johnny Horton song) are more streamlined but still uptempo country music, bluegrass aficionados get their money's worth with The Lonesome Pine Fiddlers' Honky Tonk Blues, and Guy Willis & his Oklahoma Wranglers bring out the accordion for Shine Shave Shower. Bob & Wanda Wolfe are reminiscent of the already mentioned Maddox Brothers & Rose but their Home Made Wine is less chaotically anarchic. Combinations of uptempo oompah, foxtrot and square dance are Eddie Noack's Firewater Luke and Shut Up And Drink Your Beer by Bob Wills' brother Luke Wills which is the kind of song the pianist plays when a fight breaks out in the saloon in a western movie. Another one of Bob Wills' brothers, Billy Jack Wills, sings the tear in your beer ballad Four Beers And Forty Tears. A moralistic stance is taken in Cecil Bowman's country popcorn noir Curse Of Wine and in Mitchell Torok's honky tonk piano version of Drink Up And Go Home, while rockabilly is highlighted in Montie Jones' Moonshine and Wally Willette's wild Pink Elephants. A good example of the intermediate form between hillbilly and the rockabilly that sprung from it is Hangover Boogie from 1958/1959 by The Georgia Crackers led by Bob Newman who had previously recorded the same song under his own name in 1952. The difference between the two versions lies in the pronounced rhythm and the rockin' solo on... steel guitar! Compiler Mark Armstrong could have added that older version here as both are most certainly equally valid. An example of the cross-pollination between bluegrass and rockabilly is Larry Thornton's Honky Tonk Queen. Jay Haggard's Bartender Blues leans more towards rock 'n' roll. Onie Wheeler released one single on Sun Records in 1959, Jump Right Out Of This Jukebox, but by then had at least five singles on other labels to his credit of which Closing Time from 1953 on Okeh Records is calm country boogie.
This CD with 28 tracks 1947-1960 serves boppin' hillbilly collectors who don't say no to a drink because seventy years on this booze-a-hillbilly remains party music. Atomicat's black counterpart Koko Mojo is simultaneously releasing a similar series entitled Rhythm & Blues Hell Raisers. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


MORE COUNTRY STARS GO ROCKABILLY
Riverside, RRCD 2223
English version: see below

Na het schitterende album Country Stars Go Rockabilly (CDRR 2212) dat we enkele maanden geleden gereviewd hebben kon een tweede dubbel CD met bijna gelijknamige titel niet uitblijven. Wederom heeft het Zweedse label Riverside Records de archieven doorgespit en ware pareltjes boven water getoverd. Verantwoordelijk voor de liner notes is andermaal Anders Axelsson die de nieuwe generatie inleidt in de geschiedenis van de rockabilly en de achtergrondinformatie van de hier verzamelde country boppers heeft bijeengesprokkeld. Fris opent het album met een piepjonge Dolly Parton die net 13 jaartjes telt wanneer ze in 1959 zingt over kalverliefde in Puppy Love. De diva van de countrymuziek uit de jaren '70 wordt gevolgd door Rusty & Doug Kershaw, wie kent hen niet, die in 1958 de puike rockabilly Hey Mae hebben neergelegd die in 1963 werd gecoverd door de Belgische "Kiliwatch" Cousins. Charlie Rich, de bekende vertegenwoordiger van Sun Records, is hier vertegenwoordigd met Rebound uit 1959, een jaar voordat hij zijn millionseller Lonely Weekends zou scoren. De barnyard is on fire met mijn all time favorite You Oughta See Grandma Rock, true rockabilly in zijn puurste vorm in 1956 opgenomen door de toen 41-jarige Skeets McDonald met Eddie Cochran op leadgitaar. McDonald zou dezelfde dag ook Heartbreakin’ Mama opnemen met Eddie Cochran op gitaar en beide nummers staan op menige complete Cochran box set. Niet alleen Skeets McDonald was te horen in de Grand Ole Opry, ook Lefty Frizzell die hier You’re Humbuggin’ Me ten beste geeft, good stompin’ rockabilly! Tommy Collins, ooit het jeugdvriendje van Wanda Jackson, doet het wat rustiger aan in een mix van rockabilly en highschool rock, Black Cat uit 1960 opgenomen in de tijd dat de Bobbies en de Frankies de slagtanden van de rockabilly jeugdverslinders vervingen door parelwitte melktandjes om als lieveling van elke schoonmoeder bij gillende teenage dochters kans te maken hun platen te verkopen. Doug Sahm's (beter bekend van het Sir Douglas Quintet in de jaren '60) Crazy Daisy uit 1959, duidelijk beïnvloed door Bobby "Do You Wanna Dance" Freeman, is eerder zwarte rock 'n' roll dan rockabilly maar stompt net zo goed. I’ve Got Leavin’ On My Mind van Billy Walker laat de roots van de rockabilly horen: country met een typische Johnny Cash beat. Een foot tapper! Rock It Down To My House, dat is nog eens een aankondiging, door Justin Tubb, zoonlief van country icoon Ernest Tubb, door de ether geschald. Sonny James was ondanks zijn grote hit Young Love uit 1957 niet bepaald vies van de destijds verfoeide rockabilly en liet een jaar later met You Got That Touch horen wat toffe rockabilly is. De volgende artiest klinkt als een zanger maar is in werkelijkheid toch echt een zangeres wier krachtige stem een beetje de blanke versie van Big Mama Thornton is, alleen wat aantrekkelijker. Non Stop werd in 1957 als een echte bluesshout(st)er ten gehore gegeven maar is toch een goeie rockabillykraker. Als je weet dat Martha Carson reeds gospel zong is duidelijk waar haar vocale roots liggen. Sweet Thing uit 1956 van country coryfee Buck Owens laat mijn rockabillyhart bonken, en hoe! Nothing Can Stop My Love van Jimmy Dean, wederom een country ster, is het soort song waarop teenagers goed rock 'n' roll konden dansen. Wereldster Marty Robbins vertrouwde reeds in 1955 Mean Mama Blues aan de plaat toe, eigenlijk niet meer dan een tamme kloon met Elvis touch in de zang van That’s Alright Mama in de versie van Elvis. Slim Whitman doet het wat zoeter aan met Candy Kisses, velen wellicht beter bekend in de coverversies van diverse teenage rockers en ooit eveneens opgenomen door Bill Haley voordat hij de rock 'n' roll beroemd maakte. Whitman's versie bevat goed catchy gitaarwerk. Vampira van Bobby Bare had de titelsong van een horror of science fiction film kunnen zijn geweest, horror rock 'n' roll uit de periode dat John Zacherle's horror rock furore maakte dankzij nummers als Dinner With Drac, in Nederland in 1963 gepopulariseerd door ZZ & De Maskers onder de titel Dracula. Hula Rock van Hank Snow is een vreemd buitenbeentje met een te hoog Kilima Hawaiians gehalte, bij uitstek Nederland's grootste exportkraker in de jaren '50. Is die Hula Rock rock 'n' roll? Nou ja, een aardig deuntje, meer niet. Claude King’s Run Baby Run uit 1957, een pure tweelingbroer van Elvis’ Milkcow Blues Boogie uit 1954, is geheel andere koek! Ernest Tubb nam in 1955 Thirty Days op dat we origineel kennen van de songwritende rockin’ troubadour Chuck Berry, op zijn LP After School Session uit 1957 nog betiteld als rockabilly (?!) troubadour. Country
veteraan Cowboy Copas sluit de eerste CD af met Circle Rock, qua stijl duidelijk een knipoog naar David "Witch Doctor" Seville. Rock goes outer space!
De tweede CD start met het in de teddyboy en rockabilly wereld veelvuldig gecoverde Tennessee Rock 'n' Roll van Bobby Helms, wat een heerlijke stomper van de man die zichzelf vereeuwigde met zoetere songs als Fräulein en My Special Angel, maar vooral met de kerstsong Jingle Bell Rock. Billy Craddock, de Amerikaan die scoorde als top ster in kangoeroeland aan de andere kant van de wereld, slingert Ah Poor Little Baby uit de jukebox, een vokaal Elvis cloontje dat vreemd genoeg alleen de Aussies down under bekoorde. In 1960 weerklonk Al Terry's tammere midtempo rocker Watch Dog in diverse huiskamers, al is de man veel bekender van Good Deal Lucille dat anderen eerder kennen in de uitvoering van Jack Scott. De oude Belgen zullen oude glorie ervaren bij country kraker Hank Thompson's uptempo rocker Rockin’ In The Congo dat zowaar een hit zou worden, zij het helaas niet bij onze zuiderburen. Shake Baby Shake van Wayne Raney zou door de Australische rocker Johnny O’Keefe aldaar tot een absolute tophit gerockt worden en is in O'Keefe's versie beduidend ruiger in zang en muziek als dit origineel van Wayne Raney. Ferlin Husky weergalde in de jaren '80 reeds door mijn tienerkamer met het opzwepende rockabilly nummer Wang Dang Doo uit 1958. George Hamilton IV, ondanks de aanduiding geen koning maar wel een prins in het country idioom, nam in 1956 het zelfgeschreven If You Don’t Know op en noemt in zijn lyrics zelfs de net de hitlijsten bestormende Elvis. Don Gibson was verantwoordelijk voor de rockabilly klassieker Sweet Sweet Girl en nog zo eentje is I Got A Hole In My Pocket van Little Jimmy Dickens, true rockabilly met coole guitarlicks. Een andere klinkende naam groet u: Rusty Draper met Tiger Lilly, een tamme rocker over een papieren tijger zonder tanden, zo lijkt het wel want de song moet het hebben van de ruwe zang. Rose Maddox legde in 1960 Hans Williams' ouwe oorworm Move It On Over vast die nog veel bekender is in de versie van Bill Haley & the Comets, zij het slower dan de oppeppende versie van Rose Maddox. Carl Smith's country boogie Go Boy Go uit 1954 is opgenomen aan de vooravond van Elvis' rockabilly geweld dat jaar bij Sun Records. Vier jaar later werd weer een single vereerd met een goed nummer, ditmaal Teen Age Wedding van Mel Tillis, wellicht beter bekend als schrijver van songs voor Webb Pierce en Brenda Lee. The Louvin Brothers behoeven geen introductie en lieten in 1956 Cash On The Barrel Head door de platenmaatschappij in het zwarte vinyl groeven. Het nummer Ernie is een puike rockabilly uit 1956 die ik reeds grijs draaide in mijn tienerjaren. Merle Kilgore was ervoor verantwoordelijk, de schrijver van millionsellers als Claude King’s Wolverton Mountain en Johnny Cash’s Ring Of Fire. De teenage bopper I’m Ready To Go Steady uit 1959 laat de 19-jarige Chip Taylor horen in stereo. Eddy Arnold, een echte country veteraan, rockte er in 1954 lustig op los in Hep Cat Baby, een erg braaf nummer en zeker geen concurrentie voor de opkomende Elvis, doch eerder bedoeld voor teenagers van over de vijftig. En deze hier: alleen de titel al, Old Mother Nature And Old Father Time. Hoe verzin je het! Rockabilly? Als je heel veel fantasie hebt ergens in de verte. Maar dan wel heel ver weg. Hoe dan ook, luisterend naar zijn zang had de man er plezier in. Ik heb het over Ned Miller wiens millionseller From A Jack To A King, in Nederland in 1963 nog op plaat ingezongen door Ben Steneker, me beduidend meer bekoort, maar die song missen we hier. In Hawkshaw Hawkins' bopper Waiting For My Baby uit 1954 dat net zo goed van de vroege Bill Haley & the Comets had kunnen zijn geweest horen we duidelijk de country roots van de rockabilly. Afsluiter Carry On van Jimmy Newman zorgt ervoor dat ik de eject knop van de CD speler niet hoef te bedienen want de song swingt de pan en de CD speler uit. Conclusie: dit is andermaal een uiterst geslaagde compilatie die niet mag ontbreken in een echte rockabilly collectie. Info: www.riverside-records.se (Henri Smeets)

After the brilliant album Country Stars Go Rockabilly CDRR 2212 which we reviewed some months ago, a second double CD with almost the same title could not fail to emerge. Once again Swedish label Riverside Records dug through the archives and conjured up some true gems. The liner notes were again taken care of by Anders Axelsson who introduces the new generation to the history of rockabilly music and gathered the background information of the country boppers compiled here. The album is off to a fresh start with a very young Dolly Parton who was only thirteen when she sang about Puppy Love in 1959. The diva of 1970s country music is followed by the familiar Rusty & Doug Kershaw who laid down the mighty fine rockabilly Hey Mae in 1958. Famous Sun Records ambassador Charlie Rich is represented with Rebound from 1959, a year before he would score his millionseller Lonely Weekends. The barnyard is on fire with my all time favourite You Oughta See Grandma Rock, true rockabilly in its purest form recorded in 1956 by the then 41 year old Skeets McDonald with Eddie Cochran on lead guitar. On the same day they recorded Heartbreakin' Mama together and both songs are featured on several complete Cochran box sets. Not only Skeets McDonald could be heard on the Grand Ole Opry but also Lefty Frizzell who sings You're Humbuggin' Me here, good stompin' rockabilly! Tommy Collins who once dated Wanda Jackson takes things a little bit easier in a mix of rockabilly and highschool rock, Black Cat, recorded in 1960 in the days when the Bobbies and Frankies replaced the tusks of rockabilly with pearly white milk teeth hoping to sell their wares by becoming the darling of every mother-in-law's screaming teenage daughter. Doug Sahm's (better known from the Sir Douglas Quintet in the 1960s) 1959 Crazy Daisy, clearly influenced by Bobby "Do You Wanna Dance" Freeman, is black rock 'n' roll rather than rockabilly but stomps just as good. Billy Walker's I've Got Leavin' On My Mind shows the roots of rockabilly: country music with a typical Johnny Cash beat. It's a foot tapper! Rock It Down To My House, quite an announcement, blasted through the airwaves courtesy of Justin Tubb, the son of country icon Ernest Tubb. Despite his big hit Young Love Sonny James was not averse to the then despised rockabilly and showed what cool rockabilly was all about with You Got That Touch. The next artist sounds like a male singer but was in reality a woman whose powerful voice sounds not unlike a white version of Big Mama Thornton, only a bit more attractive. Non Stop was performed in true blues shouter style but is still decent rockabilly. If you know that Martha Carson was already singing gospel it's clear where her vocal roots lay. Future country star Buck Owens' Sweet Thing from 1956 makes my rockabilly heart pound, and how! Nothing Can Stop My Love by Jimmy Dean, another country star, is the kind of song teenagers could properly jive to. World famous Marty Robbins laid down Mean Mama Blues as early as 1955 but it's basicly nothing more than a lame copy of Elvis' version of That's Alright Mama with a touch of Elvis in the voice. Slim Whitman walks on the sweet side with Candy Kisses, perhaps better known to many through the cover versions of various teen rockers and at point also recorded by Bill Haley before he tried his hand at rock 'n' roll. Whitman's version is enlivened by catchy guitar work. Bobby Bare's Vampira could have been the title song of a horror or science fiction film as it's horror rock 'n' roll from the time when John Zacherle's horror rock became all the rage thanks to his songs like Dinner With Drac. Hank Snow's Hula Rock is the odd one out here with too much Hawaiian influence. Is this rock 'n' roll? Let's say it's nothing more than a nice tune. Claude King's 1957 Run Baby Run, a copycat of Elvis' 1954 Milkcow Blues Boogie, is something completely different! Ernest Tubb recorded Thirty Days in 1955, a song we all know from the songwriting rockin' troubadour Chuck Berry who was described as a rockabilly (?!) troubadour on his 1957 LP After School Session. Country veteran Cowboy Copas rounds out the first CD with Circle Rock, a nod to David "Witch Doctor" Seville in terms of its style. Rock goes outer space!
The second CD kicks off with Bobby Helms's Tennessee Rock 'n' Roll, frequently covered in the teddyboy and rockabilly world, a delightful stomper from the man who immortalised himself with sweet songs like Fräulein, My Special Angel and especially with the christmas song Jingle Bell Rock. Billy Craddock, an American who became a star in kangaroo land on the other side of the world, blasts Ah Poor Little Baby out of the jukebox, a vocal Elvis clone that oddly enough only managed to charmed the Aussies down under. In 1960 Al Terry's tamer midtempo rocker Watch Dog was heard in many a living room, though the man is much better known for Good Deal Lucille that others are more likely to know in Jack Scott's version. Country cracker Hank Thompson's uptempo rocker Rockin' In The Congo which references what was then a Belgian colony, even became a hit, but not in Belgium. Wayne Raney's Shake Baby Shake was a top hit for Johnny O'Keefe in Australia and O'Keefe's version is significantly rougher vocally and musically than Raney's original here. Ferlin Husky's exciting rockabilly song Wang Dang Doo was already echoing through my teenage bedroom in the 1980s. George Hamilton IV, despite the numbering not a king but for sure a country prince, mentions Elvis in his self-written If You Don't Know. Don Gibson was responsible for the rockabilly classic Sweet Sweet Girl and Little Jimmy Dickens' I Got A Hole In My Pocket is true rockabilly with cool guitar licks as well. Another famous name says hello: Rusty Draper with Tiger Lilly, a lame rocker about a paper tiger without any teeth, or so it seems because the song has to rely on the rough vocals. In 1960 Rose Maddox recorded Hans Williams' earworm Move It On Over, a song perhaps better known in Bill Haley & the Comets' version which is albeit slower than Rose Maddox's uplifting version. Carl Smith's 1954 country boogie Go Boy Go was recorded on the eve of Elvis' rockabilly violence that year with Sun Records. Four years later another good song graced a 45, this time Teen Age Wedding by Mel Tillis, perhaps better known for the songs he wrote for Webb Pierce and Brenda Lee. The Louvin Brothers need no introduction, immortalising Cash On The Barrel Head into black vinyl grooves in 1956. Ernie is another great rockabilly tune that I was already playing in my teens. Merle Kilgore was the artist responsible, the writer of millionsellers like Claude King's Wolverton Mountain and Johnny Cash's Ring Of Fire. The 1959 teenage bopper I'm Ready To Go Steady features 19 year old Chip Taylor in stereo. Country veteran Eddy Arnold rocked it up in 1954 in Hep Cat Baby, a clean cut song most certainly no competition for the up-and-coming Elvis but rather destined for teenagers over the age of fifty. And what about the next song, I mean, just the title alone, Old Mother Nature And Old Father Time. How do they come up with this? Rockabilly? If you have a lot of imagination perhaps somewhere distant. But very distant. Anyway, listening to it it's obvious the singer had fun singing it. I'm talking about Ned Miller whose millionseller From A Jack To A King pleases me significantly more, but that song is absent here. In Hawkshaw Hawkins' 1954 bopper Waiting For My Baby, which could just as well have been an early Bill Haley & the Comets recording, we clearly hear rockabilly's country roots. The final track, Jimmy Newman's Carry On, ensures that I don't have to use the eject button on the CD player because the song swings and rocks right out of the CD player. Verdict: just like the first volume this is an excellent compilation fit for any real rockabilly collection. Info: www.riverside-records.se (Henri Smeets)


ROCKIN’ ROLLIN’ USA CANADA VISIT 07: WOMAN FEVER
Pan-American, PAR007
English version: see below

We hebben de eerste zes deeltjes in deze reeks gerecenseerd, dus kan deze er ook nog wel bij. Het principe is inmiddels bekend: Canadese singles van Canadese artiesten, naarmate de reeks vordert steeds meer aangevuld met singles van Amerikaanse artiesten uitgebracht en verdeeld in buurland Canada. Niks mis mee, zeker niet als er een paar van mijn persoonlijke favorieten tussen staan zoals de twee Parts van ex-gospelzanger Bunker Hill's ultieme party stomper Hide And Go Seek, Slim Harpo's fanatieke bluesbopper Don't Start Crying Now, en de betere saxstroll met het diepzinnige There Was A Fungus Among Us van Hugh Barrett & the Victors, een gek nummer gek genoeg oorspronkelijk opgenomen door de hoogst respectabele Terry Noland. Daarnaast: een greep uit de doos met strollers (I Ain't Goin' For That van Eugene Church), zwarte rockers (Tony Spade met de vroege Berry Gordy compositie What's Gwyne On), rock 'n' roll die meer sixties dan fifties klinkt zoals Maryann van Rockin' Robin Roberts & the Wailers en My Love My Love van The Cosmos with Andy Wilson waarvan ommezijde Worry Worry op de stroll tour gaat, alsmede vergeten pareltjes als Billy Brown's flitsende Next. Soms zijn de dingen niet wat ze lijken: The Robins die hier een ronduit schitterende uptempo White Cliffs Of Dover doo-woppen in Marcels stijl zijn niét The Robins die The Coasters werden! The Willows zijn daarentegen wel dé Willows van Church Bells May Ring met de B-kant van dat 45 toeren plaatje, het veel tragere Baby Tell Me, een medium tempo stukje strollende sleaze. Jill Corey draagt een popvariété cover van Janis Martin's Love Me To Pieces bij, en Buster Brown's Don't Dog Your Woman is in de stijl van zijn hit Fannie Mae maar wat bluesier, zij het uptempo.
Dat zijn allemaal Amerikaanders, dus wie komt er uit Canada? The Count Victors met hun early sixties rock 'n' strollende versie van Bo Diddley's Road Runner, The Prowlers met de degelijke en ondanks de female backing koortjes wat dreigende rocker Get A Move On, The Rock-A-Tunes met het al even dreigende doch wat primitievere existentialistische Woman Fever, en Barry & the Deans' 100 % rockende Rock With My Baby. Wist u dat Hal Willis, hier aanwezig met zijn bekende rockabilly song My Pink Cadillac, een Québécois was? Willis was eigenlijk een countryzanger wiens rockabilly werk slechts de uitzondering op de muzikale regel was, want That's The Way It Goes dat ook op de CD staat is meer representatief voor zijn gebruikelijke countrypop stijl. Ook country of beter gezegd hillbilly was Evan Kemp die met zijn Trail Riders de elektrische country boogie instrumental Midnight Ryder aanlevert, het soort krakende werk waarmee Cees Klop vroeger zijn Collector CD’s volpropte. Rocka-hillbilly is - ondanks de sax solo en de female backing vocals - dan weer de enige juiste omschrijving voor het vlotte Baby Sitter Rock van Jimmy James & the Candy Kanes, en I Let The Train Whistle Say My Goodbye van Rudy Rivers (echte naam: Rudy Lariviere) is smooth uptempo country in de stijl van Hank Snow, Canada's beroemdste country zoon. Ted Daigle's Ballad Of A Teenage Queen is wat melodieuzer dan Johnny Cash.
Ik heb niet de moeite gedaan de exacte verhouding USA-Canada af te punten (ik schat ongeveer half om half), want of het nu Canadezen of Amerikanen zijn, feit is dat dit een uitstekende reeks van 28 merendeels minder bekende songs 1956-1963 is, vaak beïnvloed door country, met occasionele zijsprongetjes naar zwarte rock 'n' roll zoals Bobby Parker's indringende early sixties soul jumper Watch Your Step. Info: Info: www.vintagerockinroots.com
(Frantic Franky)

We already reviewed the first six volumes in this series so we might as well add this one. You know the drill by now: Canadian 45s by Canadian artists, as the series progressed increasingly supplemented by 45s from American artists released and distributed in neighbouring Canada. Nothing wrong with that, especially when there's a couple of my favourite songs to be found here like both Parts of former gospel singer Bunker Hill's ultimate party stomper Hide And Go Seek, Slim Harpo's fanatical blues bopper Don't Start Crying Now, and the ultimate philosophical sax stroll There Was A Fungus Among Us by Hugh Barrett & the Victors, an odd song oddly enough originally recorded by the highly respectable Terry Noland. Furthermore Volume 7 offers a selection of strollers (Eugene Church's I Ain't Goin' For That), black rockers (Tony Spade with the early Berry Gordy composition What's Gwyne On), rock 'n' roll which sounds more sixties than fifties like Rockin' Robin Roberts & the Wailers' Maryann and My Love My Love by The Cosmos with Andy Wilson of which the flip Worry Worry is another stroll, plus forgotten gems like Billy Brown's flashy Next. Sometimes things are not what they seem: The Robins who doo-wop an utterly fantastic uptempo White Cliffs Of Dover in the style of The Marcels are not The Robins who became The Coasters! The Willows on the other hand are THE Willows from Church Bells May Ring fame with the B-side of that 45, the much slower Baby Tell Me, a medium tempo piece of strolling sleaze. Jill Corey contributes a pop cover of Janis Martin's Love Me To Pieces, and Buster Brown's Don't Dog Your Woman is in the style of his hit Fannie Mae but a bit bluesier, albeit uptempo.
These are all Americans, so who's from Canada? The Count Victors with their early sixties rock 'n' roll cover of Bo Diddley's Road Runner, The Prowlers with the solid and somewhat menacing rocker Get A Move On, The Rock-A-Tunes with the equally menacing yet more primitive existentialist Woman Fever, and Barry & the Deans' 100% rockin' Rock With My Baby. Did you know that Hal Willis, present and accounted for with his famous rockabilly song My Pink Cadillac, was a Québécois? Willis was actually a country singer whose rockabilly work was just the exception to the musical rule, and That's The Way It Goes which is also on the CD is more representative of his usual country-pop style. Country as well or rather hillbilly was Evan Kemp whose Trail Riders deliver the electrified country boogie instrumental Midnight Ryder, the kind of chestnut Cees Klop used to fill his Collector CD’s. Despite the sax solo and the female backing vocals rocka-hillbilly is the only correct description for Jimmy James & the Candy Kanes' smooth Baby Sitter Rock, and Rudy Rivers' (real name: Rudy Lariviere) I Let The Train Whistle Say My Goodbye is streamlined uptempo country in the style of Hank Snow, Canada's most famous country son. Ted Daigle's Ballad Of A Teenage Queen is a bit more melodic than Johnny Cash.
I didn't bother to calculate the exact USA-Canada ratio (I estimate it's more or less half to half), because whether Canadian or American, this is an excellent set of 28 mostly lesser known songs 1956-1963, often influenced by country, with the occasional sidestep towards black rock 'n' roll like for instance Bobby Parker's mighty early sixties soul jumper Watch Your Step. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Vinyl Recensies

8 november 2023

TURN OUT THE LIGHTS/ THE SAME OLD SHOES
Bullseye, BE 157
English version: see below

Derde album van dit in 2010 opgestarte Italiaanse rockabilly kwartet met een nieuwe contrabassist in vergelijking met voorganger Let's Go Mess Around (ETCD 6099) uit 2018, Mattia Montesi die ook in de Italiaanse hillbilly band The RattleStrings bast. Voor de rest luidde het devies "never change a winning horse" want dit werd net als de twee vorige albums opgenomen in de analoge L'Amor Mio Non Muore opnamestudio in hun thuisstad Forli. Eén verschil: dit nieuwe album bevat veel minder eigen nummers dan de twee vorige, meer bepaald slechts één eigen nummer want de overige negen tracks zijn allemaal covers van onder meer I Got A Hole In My Pocket (zo ongeveer het enige rockabilly nummer van Little Jimmy Dickens), het lichtjes fantastische sixties truckin' Black Smoke And Blue Tears (Clyde Arnold), Narvel Felts' cha cha billy Kiss-A-Me Baby, de indianen bopper Bopping Wig Wam Willie (Ray Scott) en Stella Got A Fella (The Fireflies). Die oorspronkelijk vaak ietwat primitieve nummers krijgen allemaal een luistervriendelijke make over en de Dave & Deke Combo duozang zit nog steeds in bijvoorbeeld Leave That Junk Alone (een trage Sun demo van Johnny Cash solo op zijn akoestische gitaar, The Same Old Shoes maken er een volbloed rocker van), de countrybilly Good Gosh Gal (Phil Beasley & Charley Brown with the Rhythm Country Boys) en de springerige rockabilly Hold Me Tight net iets minder snel als Tennessee Jim McDonald. Daarnaast bevat dit album elementen uit zowel twangy country boogie als sixties rock 'n' roll, er zit veel vibrato op de gitaar, alles is strak, bevat een energieke drive en is zo goed gerodeerd dat zelfs hun versie van Ray Campi's How Low Can You Feel de moeite van het beluisteren waard is, so what's not to like? Je zou hoogstens kunnen zeggen dat tien songs misschien een beetje weinig is, maar ze zijn van de eerste tot de laatste allemaal goed tot uitstekend en dat is veel waard. Turn Out The Lights is momenteel enkel uit als LP op Bullseye, de vinyl afdeling van het Spaanse rock 'n' roll label El Toro. Eerder verschenen de oorwurm bopper Gonna Go Bop met een op Johnny Powers geënte gitaar intro (het enige eigen nummer) en Stella Got A Fella op vinyl single (ET-15.179). Info: www.eltororecords.com and www.facebook.com/TheSameOldShoes (Frantic Franky)

Third album from this Italian rockabilly quartet founded in 2010 with a new double bass player in comparison with their previous outing, 2018's Let's Go Mess Around (ETCD 6099), Mattia Montesi who also plays in Italian hillbilly band The RattleStrings. Apart from this the motto seems to have been "never change a winning horse" because like the two other albums this was recorded at the analogue L'Amor Mio Non Muore recording studio in their hometown of Forli. One difference: the new album contains far fewer of their own songs, more specifically only one, the remaining nine tracks all being covers of among others I Got A Hole In My Pocket (about the only rockabilly song Little Jimmy Dickens ever recorded), the slightly fantastic sixties truckin' Black Smoke And Blue Tears (Clyde Arnold), Narvel Felts' cha cha billy Kiss-A-Me Baby, the injun bopper Bopping Wig Wam Willie (Ray Scott) and Stella Got A Fella (The Fireflies). These originally often somewhat primitive songs are all given a listener-friendly makeover, with the Dave & Deke Combo duo vocals still present in for instance Leave That Junk Alone (a slow Sun demo of Johnny Cash all alone on his acoustic guitar, The Same Old Shoes turn it into a full-blooded rocker), the countrybilly Good Gosh Gal (Phil Beasley & Charley Brown with the Rhythm Country Boys) and the bouncy rockabilly Hold Me Tight just a little bit slower than Tennessee Jim McDonald. The album also contains elements of both twangy country boogie and sixties rock 'n' roll, there's a lot of vibrato on the guitar, everything is very tight, contains an energetic drive and is so well executed that even their version of Ray Campi's How Low Can You Feel is worthwile, so what's not to like? At the most one could say that ten songs might not be enough, but they're all good to excellent which is worth a lot. Turn Out The Lights is currently only available as an LP on Bullseye, the vinyl division of Spanish rock 'n' roll label El Toro. A couple of months ago the earworm bopper Gonna Go Bop with its Johnny Powers-inspired guitar intro (the only selfpenned song) and Stella Got A Fella were released on vinyl single (ET-15,179). Info: www.eltororecords.com and www.facebook.com/TheSameOldShoes (Frantic Franky)

CD Recensies

HEY DJ/ RUSTI STEEL & THE STAR TONES
Western Star Recording Company, WSRC 176
English version: see below

Tjonge, zanger-gitarist-steelgitarist-pianist Paul Crosby alias Rusti Steel is ook al lang bezig, zeg: ik kocht mijn eerste Rusti Steel & the Tin Tax LP, More Dollars Than Cents, in 1989! Deze Hey DJ, zijn eerste album sinds Don't Take The Rhythm From The Blues (WSRC112) uit 2017, is intussen het vijfde Rusti Steel & the Star Tones album op Western Star (er zat ook een vinyl EP tussen) en er is ook een Embassy album op Foot Tapping. Verrassingen moet u dus niet meer verwachten: dit is kwaliteit met piano en uiteraard veel steelgitaar, maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het allemaal een beetje lichtgewicht en vrijblijvend is, ook al omdat de sound naar mijn smaak wat soft is, iets softer dan die Don't Take The Rhythm From The Blues, terwijl ik persoonlijk liever een wat meer heavy rock 'n' roll geluid hoor. Dat mag evenwel nooit meespelen in een recensie, want een recensie moet gaan over de kwaliteit of het ontbreken daarvan, niet over persoonlijke smaak. Kwaliteit heeft Steel zeker in huis, anders blijf je geen drie decennia bezig. Dit album is evenmin alleen maar hillbilly zoals je redelijkerwijs zou kunnen vermoeden, want stilistische variatie is troef bij een rootsmuziek veteraan als Rusti Steel. Opener You Move Me is wat uptempo bluesy, het duistere A Dog Named Rhythm met How Low Can You Feel-gewijs stampen met de voetjes en Let’s Rock (C’Mon & Roll) met steel zijn rauw gezongen bluesbop maar opnieuw in light versie zonder open te barsten als een overrijpe etterbuil. Titeltrack Hey DJ gaat richting vroege Bill Haley beat maar dan met steel, met Wise In Their Own Eyes staat er klassieke rockabilly op het menu, en Dance Baby Dance is een stroll tempo. Rusti Steel laat zien van alle markten thuis te zijn met de rechtdoor piano rocker I'm A Rocker, I Like It Like That is vroege fifties country boogie in het spoor van Hank Williams gelardeerd met Ray Campi riedeltjes, To Say The Least bevat jazzy gitaarlicks, en het door contrabassist Stewart Dale gezongen Sweet Ruby is met zijn Beatles-esque mondharmonica wat poppy maar niettemin - of misschien juist daardoor - een van de apartste nummers. Nog zo'n buitenbeentje en daarmee opnieuw een van de betere songs is I Lost My Cool met een belangrijke rol weggelegd voor de akoestische gitaar die de melodie leidt. Ach, laten we mild zijn: de zon schijnt, het leven is goed, mijn madame is mooi en het hoeft niet altijd van dat zware gebonk te zijn. Op zich is hier zeker niks mis mee voor wie Rusti Steel's soms vreemd vibrerende stem naar waarde weet te schatten. Met Hey DJ bewijst hij eens te meer dat ie alle rockende roots stijlen onder de knie heeft, en het album groeit naarmate je het vaker beluistert en is dus zeker niet alleen bestemd voor de fans. Ook uit op LP (WSRC LP1203l) maar die heeft één track minder want I Like It Like That staat er niet op. Info: www.facebook.com/rusti.steel and www.western-star.co.uk (Frantic Franky)

Wow, singer-guitarist-steel guitarist-pumpin' piano player Paul Crosby aka Rusti Steel has sure been around for a long time: I bought my first Rusti Steel & the Tin Tax LP, More Dollars Than Cents, in 1989! Hey DJ, his first album since 2017's Don't Take The Rhythm From The Blues (WSRC112), is the fifth Rusti Steel & the Star Tones album on Western Star (in between Alan Wilson also released a Rusti Steel vinyl EP) and there is also an Embassy album on Foot Tapping. Don't expect any surprises: this is a quality release with piano and of course a lot of steel guitar, but I can't get rid of the impression that it's a little bit lightweight and non-committal, because for my taste the sound is a bit softer than Don't Take The Rhythm From The Blues for example, while I personally prefer a more heavy rock 'n' roll sound. Of course that should never factor into a review, as a review is supposed to be about the quality or the lack thereof, and not about personal taste. Rusti Steel most certainly displays a lot of quality, otherwise you don't last for three decades. Nor is this album only hillbilly as one might expect, for as a veteran perfomer Rusti Steel masters all stylistic variety inherent in rockin' roots music. Opening track You Move Me is a bit uptempo bluesy, the dark A Dog Named Rhythm with the feet stomping to a How Low Can You Feel beat and Let's Rock (C'Mon & Roll) with steel are raucously sung blues bop but again in a light version without bursting open like an overripe zit. Title track Hey DJ is early Bill Haley beat but with steel, with Wise In Their Own Eyes there's classic rockabilly on the menu, and Dance Baby Dance has a stroll tempo. Rusti Steel shows he's a jack of all trades with the straight ahead piano rocker I'm A Rocker, I Like It Like That is early fifties country boogie in the footsteps of Hank Williams enlivened with Ray Campi riffs, To Say The Least features jazzy guitar licks, and Sweet Ruby sung by double bass player Stewart Dale is a bit poppy with its Beatles-esque harmonica but nonetheless - or maybe precisely because of that - one of the most distinctive songs here. Another offbeat and therefore one of the best songs as well is I Lost My Cool with an important role for the acoustic guitar playing the melody. Let's be mild: the sun is shining, life is good, my gal looks stunning and it doesn't always have to be that loud rockabilly stomp. There is absolutely nothing wrong here if you appreciate Rusti Steel's sometimes strangely vibrating voice. Once again he proves he's a master of all rockin' roots styles, and the album grows on you the more you listen to it, so it's most certainly not only for the fans. Also out on vinyl (WSRC LP1203l) but with one track less as I Like It Like That is not on the LP version. Info: www.facebook.com/rusti.steel and www.western-star.co.uk (Frantic Franky)


TROPICAL BREAKDOWN/ PIERRE OMER’S SWING REVUE
Voodoo Rhythm, VRCD133
English version: see below

Tweede album van Pierre Omer's Swing Revue en daarmee de opvolger van hun vorig jaar heruitgebrachte debuut (VRCD96) Swing Cremona uit 2016. Wie? Pierre Omer’s Swing Revue, een van de vele solo projecten van Pierre Omer, gitarist-accordeonist van The Dead Brothers (CH) die in Pierre Omer's Swing Revue swing jazz combineert met lounge, exotica en southern gothic. Zoals alles wat op het Zwitserse garage label Voodoo Rhythm verschijnt is er een hoek af, maar naar Voodoo Rhythm normen is dit kwartet (zang, gitaar, drums, trompet, piano) verbazingwekkend niet-trashy. Er zit nog steeds veel oosterse sfeer, Oost-Europese melodieën en een streep St. James Infirmary in (Give Me The Groove), maar nog meer dan Swing Cremona klinkt Tropical Breakdown radiovriendelijk en echoot het album pop en alternatieve muziek in nummers als de titeltrack en It Doesn't Sound (The Way It Should). Opener Atomic Swing mengt die gypsy gitaarswing met de melodieën van Frans chanson (moest de mondharmonica een accordeon geweest zijn), in het in het Duits gezongen Lanen zit Weimar cabaret, L'Amour A La Plage is een cover van een nummer uit 1986 van het Franse synthpop duo Niagara, en Just One Kiss (cover van een nummer van The Cure) doet me denken aan de popsongs van Madness. Zeg niet dat we u niet gewaarschuwd hebben! Ook uit op LP + gratis download, bestelnummer VR12133, verdeling in de Benelux via www.sonic.nl.
Op maandag 20 november spelen ze in hartje Brussel in Café Chaff, bij ons weten hun enige optreden in de Benelux. Gratis Boppin' Around tip als u daar naartoe gaat: maak er een hele dag van want die kroeg is op het Vossenplein waar elke dag tot 14 uur een vlooienmarkt plaats vindt. Info: www.voodoorhythm.com and www.pierreomer.com (Frantic Franky)

Second album from Pierre Omer's Swing Revue and the follow-up to their 2016 debut (VRCD96) Swing Cremona, re-released last year. Who? Pierre Omer's Swing Revue, one of the many solo projects of Pierre Omer, guitarist-accordionist of The Dead Brothers (CH) who in Pierre Omer's Swing Revue combines swing jazz with lounge, exotica and southern gothic. Like everything that appears on Swiss garage label Voodoo Rhythm it's off-beat and out of the mainstream, but by Voodoo Rhythm standards this quartet (vocals, guitar, drums, trumpet, piano) is surprisingly non-trashy. There's still plenty of eastern moods, East-European melodies and a dash of St. James Infirmary to be found in there (Give Me The Groove), but Tropical Breakdown sounds even more radio-friendly than Swing Cremona, echoing pop and alternative music in songs like the title track and It Doesn't Sound (The Way It Should). Opener Atomic Swing mixes their gypsy guitar swing with the melody lines of French chanson (should the harmonica have been an accordion), there's Weimar cabaret in the German language song Lanen, L'Amour A La Plage is a cover of a 1986 song by French synthpop duo Niagara, and Just One Kiss (cover of a song by The Cure) reminds me of Madness' pop songs. Don't say we didn't warn you! Also out on LP + free download as VR12133, UK distribution via Shellshock, USA distribution via Cobraside. Info: www.voodoorhythm.com and www.pierreomer.com (Frantic Franky)

1 november 2023

DYNAMITE: THE BRITS ARE ROCKING Vol. 10/ CLIFF RICHARD
Bear Family, BCD17729
English version: see below

Nummer 10 in Bear Family's The Brits Are Rocking reeks (volume 9 is nog niet uit!) is gewijd aan de zanger die door Rik Mayall in 1986 toen hij samen met de cast van de komische TV reeks The Young Ones én met Cliff Richard zelf een nieuwe versie van Living Doll opnam "the total and utter king of rock 'n' roll" werd genoemd, Cliff Richard, de man die in 2023 nog steeds zingt, wat ie wellicht nooit had durven dromen toen hij in 1958 zijn eerste single opnam. En het strafste is dan geeneens dat ie op zijn 83ste nog steeds zingt maar wel dat ie die hele lange tijd succesvol is gebleven. De cijfers in deze zijn overweldigend: Cliff Richard is de enige artiest die in de Top 5 van de Britse album charts stond in - hou u vast - acht verschillende decennia! En nu mag u van Sir Cliff of Richard OBE (in 1995 werd hij als eerste Britse rock artiest tot ridder geslagen) denken wat u wilt of hem een pathetische parodie van zichzelf vinden die nu toch eens dringend moet stoppen, maar feit is dat ie eind jaren '50 begin jaren '60 de populairste en meest succesvolle Britse rock 'n' roll zanger was - ik zeg bewust niet de beste, want dat is een gegeven dat moeilijk neutraal te bewijzen is maar alles met smaak te maken heeft. Feit is ook dat nummers als Dynamite, Nine Times Out Of Ten, We Say Yeah, My Feet Hit The Ground, I Cannot Find A True Love, Choppin' 'n' Changin', High Class Baby en uiteraard Move It, de eerste Britse rock 'n' roll single met een eigen rock 'n' roll geluid dat niet gekopieerd was van de Amerikaanse voorbeelden, absoluut topklasse zijn. En zo heeft ie er veel, wij leggen bijvoorbeeld nog steeds graag zijn dubbel LP The Definitive Rock & Roll Album uit 1989 op, of als we veel tijd hebben of een lange rit voor de boeg zijn 4 CD box The Rock 'n' Roll Years 1958-1963 uit 2010. In tegenstelling tot die doos staan op deze Bear Family geen zeldzame rariteiten, maar wel 34 klassieke Cliff cuts 1958-1961 bijna tachtig minuten rink aan elkaar, met die wat brutale maar vooral jeugdig enthousiaste zang boordevol zelfvertrouwen en begeleid door de enige echte Shadows die toen nog Bruce Welch, Jet Harris en Tony Meehan waren met de messcherpe gitaar van Hank Marvin op kop. En dat zijn, zo is het devies van deze reeks, alle rockers van Cliff Richard, waarmee ze bedoelen dat Livin' Lovin' Doll er wel op staat en Living Doll niet, snappie? Én Never Mind, én Tough Enough en nog meer elektrisch geladen nummers. Dat neemt niet weg dat de CD toch een aantal rustige, bravere nummers bevat als Please Don't Tease, Apron Strings, Gee Whiz It's You, Mad About You, The Snake And The Bookworm en Got A Funny Feeling waarin het rock 'n' roll keurslijf al danig werd ingesnoerd. Knappe nummers hoor, daar niet van, zeker omdat ook hier de onnavolgbare Shadows de dienst uitmaakten, en soms moody zoals No Turning Back en She's Gone, doch net iets minder stevig dan Mean Streak.
Zoals de rigeur in die dagen nam ook Cliff Richard heel wat covers op, maar je mag met rede zeggen dat zijn (of gezien The Shadows, hun) versies van Forty Days, Do You Wanna Dance, What'd I Say, Twenty Flight Rock en de Bo Diddley beat van Mumblin' Mosie (Johnny Otis) op zijn minst okee zijn en vaak veel meer dan okee: Mean Woman Blues met die erdoorheen geweven gitaar wordt een prima de luxe jiver, en Blue Suede Shoes klinkt erg fris. Zes nummers komen van Cliff Richard's live voor een studiopubliek opgenomen debuut LP en dat zijn de covers Whole Lotta Shaking Goin' On, Ready Teddy, Down The Line, Baby I Don't Care, My Babe en het eigen Don't Bug Me Baby. De intros en eindes van die nummers zijn netjes weggewerkt, maar het artificieel gegil blijft storen. Alle tracks werden opgenomen onder het wakend oog van producer Norrie Paramor, iemand die overduidelijk bij de rock 'n' roll pinken was ook al was hij naast producer tevens orkestleider en filmcomponist, en vooral een vakman die excelleerde in alles wat ie deed. Laten we wel wezen: als u altijd twijfelde om een CD van Cliff Richard te kopen omdat u Summer Holiday maar niks vindt, dan is dit het moment om overslag te gaan: de hi fi sound is uitstekend en er steekt een CD booklet van 40 pagina’s bij. En nu zijn we natuurlijk benieuwd wie volume 9 in de reeks gaat worden. Info: www.bear-family.com en www.cliffrichard.org (Frantic Franky)

Number 10 in Bear Family's The Brits Are Rocking series (volume 9 is not out yet) is dedicated to the singer whom Rik Mayall in 1986 described as "the total and utter king of rock 'n' roll" when he recorded a new version of Living Doll with the cast of comedy TV series The Young Ones ànd with Cliff Richard himself, the artist who is still singing in 2023, something he probably never could have imagined when he recorded his first 45 in 1958. The most striking thing is not even that he is still singing at the age of 83, but that he managed to stay successful all this time. The numbers are overwhelming: Cliff Richard is the only artist who made the Top 5 of the British album charts in - hang on - eight different decades! Now you may think whatever you like about Sir Cliff of Richard OBE (in 1995 he was the first British rock artist to be knighted) or consider him a pathetic parody of himself who by now urgently needs to stop, but the fact remains that in the late 1950s and early 1960s he was the most popular and successful British rock 'n' roll singer - I deliberately won't say he was the best, for that's a fact which is hard to prove but has everything to do with personal taste. It's also a fact that songs like Dynamite, Nine Times Out Of Ten, We Say Yeah, My Feet Hit The Ground, I I Cannot Find A True Love, Choppin' 'n' Changin', High Class Baby and of course Move It, the very first British rock 'n' roll 45 with a unique original sound as opposed to being copied from the American examples, are absolutely top notch. And because he has many songs like this we still enjoy playing his 1989 double LP The Definitive Rock & Roll Album for instance, or if we have a lot of time or a long drive ahead his 2010 4 CD box The Rock 'n' Roll Years 1958-1963. Unlike that box this Bear Family CD does not contain any rarities, but it does feature 34 classic Cliff cuts 1958-1961 or almost eighty minutes of his somewhat brash but mostly youthfully enthusiastic voice brimming with confidence to the accompaniment of the one and only Shadows who at that time were Bruce Welch, Jet Harris and Tony Meehan with Hank Marvin's razor sharp guitar up front. This series focusses on uptempo rock 'n' roll which mean that Living Doll is not on here while Livin' Lovin' Doll is, get it? As well as Never Mind and Tough Enough and a lot more truly electrifying songs. Yet the CD also contains several calmer, more relaxed songs such as Please Don't Tease, Apron Strings, Gee Whiz It's You, Mad About You, The Snake And The Bookworm and Got A Funny Feeling in which the rock 'n' roll was already restrained. Nevertheless these are still great tunes, especially since the inimitable Shadows were calling the shots here too, a couple of them moody like No Turning Back and She's Gone, but in general just a bit less mean than Mean Streak. As usual in those days Cliff Richard also recorded a lot of covers, but without a doubt his (or given the presence of The Shadows, their) versions of Forty Days, Do You Wanna Dance, What'd I Say, Twenty Flight Rock and the Bo Diddley beat of Mumblin' Mosie (Johnny Otis) are at the least okay and often way more than okay: Mean Woman Blues with the guitar woven throughout becomes a prima de luxe jiver, and Blue Suede Shoes sounds very fresh. Six songs were picked from Cliff Richard's debut LP recorded live in front of a studio audience and these are the covers Whole Lotta Shaking Goin' On, Ready Teddy, Down The Line, Baby I Don't Care, My Babe and their own own Don't Bug Me Baby. The intros and endings of those songs are neatly hidden, but the artificial audiende screaming continues to bother me. All tracks were recorded under the watchful eye and ear of producer Norrie Paramor, someone who was obviously at the cutting edge of rock 'n' roll even though in addition to being a producer he was also an orchestral conductor and film composer, but above all a craftsman who excelled at everything he did. Let's face it: if you always hesitated to buy a Cliff Richard CD because you don't like Summer Holiday, this is the time to change your mind: the hi fi sound is excellent and the CD comes with a 40 page booklet. And now we're of course curious to find out who will be volume 9 in the series. Info: www.bear-family.com en www.cliffrichard.org (Frantic Franky)


CRAZY CRAZY PARTY/ JESSE STONE
Koko Mojo, KM-CD-174
English version: see below

Na CD’s gewijd aan Jerry Leiber & Mike Stoller, Willie Dixon, Bo Diddley en Lincoln Chase richt Koko Mojo's Songwriter Series de spot op Jesse Stone alias Charles Calhoun die luidens de hoesnota’s meer dan 1.000 writing en arranging credits op zijn naam heeft staan. Feit is dat hij enkele van de allerbeste en allerbekendste rock 'n' roll songs schreef waarvan Shake Rattle And Roll, Flip Flop And Fly en Money Honey slechts het topje van de ijsberg zijn. Deze CD bevat er dertig uit de periode 1947-1962, uitgekozen door DJ Mark Armstrong. Vier daarvan zijn uitgevoerd door Jesse Stone zelf, waarvan twee onder de naam Charles/Charlie Calhoun, en dat zijn het uptempo strollende en vaak gecoverde Smack Dab In The Middle en de vlotte rocker Jamboree met op sympathieke backing vocals The Four Students die later The Cues werden. De twee nummers opgenomen en uitgebracht als Jesse Stone zijn de beschaafde zwarte big band swinger Get It While You Can uit 1947 en de geinige pop rock 'n' roll sax instrumental Tall And Short uit 1958 met Stone op gitaar. Die Tall And Short lijkt muzikaal heel erg op de poprocker Why Can't We Get Along gezongen door Al Jones, de broer van Billie Jean Jones, weduwe van Hank Williams én van Johnny Horton. Een onderkoelde rocker van Al Jones, de enige blanke artiest op de CD, is Mad Mad World hier. Maar laten we beginnen bij het begin en dat is op deze chronologische CD na Get It While You Can uit 1947 The Jumpin' Jack van het orkest van Lucky Millinder uit 1950 met Big John Greer achter de microfoon. Ook hier geldt: de betere big band swing jive, in een soort hucklebuck dansje. Stone kwam eigenlijk uit de jazz, maakte zijn eerste plaat al in 1927, en slaagde er moeiteloos in die jazz en big band muziek te vertalen naar de opkomende jump blues en van daaruit in één vlotte beweging naar de rock 'n' roll. In 1954 was het raak met Shake Rattle And Roll, hier te horen in de originele uitvoering van Big Joe Turner vóór Bill Haley de hit wegkaapte. Turner komt nog twee keer langs met de gelijkaardige nummers Flip Flop And Fly (opnieuw de allereerste versie) en Lipstick Powder And Paint, in 1985 een revival hit voor Shakin' Stevens. De blauwdruk van Shake Rattle And Roll horen we in wel meer nummers terugkomen, bijvoorbeeld in een upgedate versie met een orgeltje in 1960 als Silk Satin And Lace van Ray Scott. Van Money Honey horen we een knappe acapella versie uit 1954 van The Eagle-Aires. Evenmin onbekend: Your Cash Ain't Nothin' But Trash van The Clovers, Ruth Brown's onweerstaanbare jiver As Long As I'm Moving, en als dat nummer onweerstaanbaar is dan is Why van The Cues de ultiéme jiver, met hun Crazy Crazy Party in foto finish als tweede. Minder bekend maar daarom niet minder bemind zijn het uptempo strollende Bip Bam van The Drifters in 1953 onder aanvoering van Clyde McPhatter terwijl een voor de helft andere Drifters bezetting onder leiding van Johnny Moore drie jaar later verantwoordelijk was voor het opgewekte I Gotta Get Myself A Woman. Een derde Drifters bezetting, nu met Bobby Hendricks op lead, brengt het jivende On Bended Knee dat evenwel verscheen onder de groepsnaam The Flyers. En zo staan er hier dertig op van voorts onder meer The Du Droppers (Dead Broke), LaVern Baker (You Better Stop), meidengroep The Cookies die in My Lover klinken als een rock 'n' roll versie van The Andrews Sisters, jump blues zanger Jimmy Witherspoon met All Right Miss Moore (alwèèr zo'n gezellige rocker waarop Jesse Stone het patent leek te hebben), Billy Williams voor wiens song Lucy Lou onze vriend Jesse Stone gewoon het melodietje van Broeder Jacob gebruikte, Walter Spriggs alias de reeds vermelde Ray Scott wiens popcorn noir I Pawned Everything Sixteen Tons echoot, en Buddy Wilkins die in Private Eye nog meer popcorn serveert, dit keer in een oosterse exotica setting. Samen met deze CD die erg leuk is voor wie al eens graag een dansje plaçeert verscheen op Koko Mojo de KM-CD-178 Spotlight On Jesse Stone: The Stomp met dertig tracks die Stone's rol achter de studioschermen als producer, arrangeur, orkestleider en studiomuzikant belicht. Jesse Stone overleed in 1999 op 97-jarige leeftijd. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

After CD’s dedicated to Jerry Leiber & Mike Stoller, Willie Dixon, Bo Diddley and Lincoln Chase, Koko Mojo's Songwriter Series turns the spotlight on Jesse Stone aka Charles Calhoun who according to the liner notes has over 1.000 writing and arranging credits to his name. Stone wrote some of the very best and most famous rock 'n' roll songs of which Shake Rattle And Roll, Flip Flop And Fly and Money Honey are just the tip of the iceberg. This CD contains thirty of his songs from the period 1947-1962 selected by DJ Mark Armstrong. Four of those are performed by Jesse Stone himself on two of which he used the name Charles/Charlie Calhoun, the uptempo strolling and oft-covered Smack Dab In The Middle and the smooth rocker Jamboree featuring on sympathetic backing vocals The Four Students who later became The Cues. The two songs recorded and released as Jesse Stone are the civilised 1947 black big band swinger Get It While You Can and the fun pop 1958 rock 'n' roll sax instrumental Tall And Short with Stone on guitar. Musically Tall And Short is very similar to the pop rocker Why Can't We Get Along sung by Al Jones, the brother of Billie Jean Jones, widow of Hank Williams as well as of Johnny Horton and the only white artist on the CD which also includes a cool Al Jones rocker titled Mad Mad World. But let's start at the beginning and on this chronological CD after Get It While You Can from 1947 the beginning is The Jumpin' Jack by Lucky Millinder's orchestra from 1950 with Big John Greer behind the microphone. This is again the better big band swing jive in a kind of hucklebuck dance. Stone started out in jazz music, made his first recordings way back in 1927 and effortlessly managed to translate jazz and big band music into the emerging jump blues and from there on in one smooth move into rock 'n' roll. In 1954 he hit pay dirt with Shake Rattle And Roll, heard here in Big Joe Turner's original version before Bill Haley scored the hit. We hear Big Joe Turner two more times with the similar sounding Flip Flop And Fly (again the original recording) and Lipstick Powder And Paint which in 1985 became a revival hit for Shakin' Stevens. The Shake Rattle And Roll blueprint can be heard in more songs, for example in an updated version with organ in 1960 as Ray Scott's Silk Satin And Lace. Money Honey is featured in a beautiful acapella version from 1954 by The Eagle-Aires. Other songs you're probably familiar with are The Clovers' Your Cash Ain't Nothin' But Trash, Ruth Brown's irresistible jiver As Long As I'm Moving, and if As Long As I'm Moving is irresistible then The Cues' Why is the ultimate jiver with their Crazy Crazy Party in a photo finish second place. Less known but no less loved are the uptempo strolling Bip Bam by The Drifters in 1953 led by Clyde McPhatter, while a half different Drifters line-up led by Johnny Moore was responsible for the upbeat I Gotta Get Myself A Woman three years later. A third Drifters line-up, this time with Bobby Hendricks on lead, released the jiving On Bended Knee which however appeared as by The Flyers. In all there's thirty of those tunes on here starring among others The Du Droppers (Dead Broke), LaVern Baker (You Better Stop), girl group The Cookies who sound like a rock 'n' roll version of The Andrews Sisters in My Lover, jump blues singer Jimmy Witherspoon with All Right Miss Moore (yet another cosy rocker of the type Jesse Stone seemed to have patented), Billy Williams (Lucy Lou for which Jesse Stone simply borrowed the melody of the French nursery rhyme Frere Jacques), Walter Spriggs aka the aforementioned Ray Scott whose popcorn noir I Pawned Everything echoes Sixteen Tons, and Buddy Wilkins who serves up even more popcorn in Private Eye, this time in an oriental exotica setting. Together with this CD aimed at the jiving crowd Koko Mojo simultaneously released KM-CD-178 Spotlight On Jesse Stone: The Stomp with another thirty tracks highlighting Stone's role behind the studio curtains as producer, arranger, orchestra leader and studio musician. Jesse Stone passed away in 1999 at the age of 97. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


SPOTLIGHT ON JESSE STONE - THE STOMP
Koko Mojo, KM-CD-178

English version: see below

De Koko Mojo KM-CD-174 Crazy Crazy Party van Jesse Stone bevat dertig tracks gecomponeerd door Jesse Stone, deze gerelateerde CD belicht Stone's rol achter de studioschermen als producer, arrangeur, orkestleider en studiomuzikant middels opnieuw 30 tracks uitgekozen door samensteller Mark Armstrong. 14 nummers werden gecomponeerd door Jesse Stone, bij de andere leidde hij in de studio de opnames, en acht tracks zijn Atlantic opnames. The Stomp start met de wekker die afloopt in de Alarm Clock Boogie van Odelle Turner uit 1952 begeleid door het orkest van Jesse Stone en we zijn meteen klaarwakker want dit nummer uit 1952 nodigt onmiddellijk uit tot in het zweet dansen. Nog meer zich uit de naad swingende blazers horen we in de instrumental Runaway in 1954 uitgebracht onder de naam Jesse Stone & his Band, maar nu dienen die toeters als achtergrond voor de elektrische rhythm 'n' blues van een onbekend gebleven gitarist. Mickey Baker? Wie al is uitgerust van de Alarm Clock Boogie mag terug de dansvloer op voor de jiver (I Don't Know) Why The Car Won't Go gezongen door Charlie Calhoun en dat was een pseudoniem van Jesse Stone. De door Calhoun gezongen Otis Blackwell alias John Davenport compositie My Pidgeon's Gone is bekender in de versie van The Five Keys, maar Calhoun's opname is ouder. Het is helemaal op de extra large maat van Big Joe Turner geschreven en had evengoed van de hand van Jesse Stone kunnen zijn want die bedacht verschillende nummers voor Turner, Shake Rattle And Roll op kop. Dat staat niet op deze CD, of toch niet in Turner's originele versie. Als het over jive gaat was er geen tweede van het kaliber Big Joe Turner wiens Hide And Seek uit 1955 begeleid door de band onder leiding van Jesse Stone alweer perfect dansvloervoer is, wat evenzeer geldt voor Well All Right (beide met Stone ook op piano) en in een muzikaal meer op het keurslijf van de teen rock ingesnoerd Teen Age Letter. Nog zo eentje verdund met een achtergrondkoortje is Oo-Whee Good Gosh A-Mighty van Jimmy Breedlove dat net als Roy Hamilton's uptempo Crazy Feelin' en diens medium tempo teen rocker A Great Romance elementen van popcorn en popcorn noir bevat. Over popcorn gesproken: Crawfish, bekend van Elvis uit de film King Creole, krijgt hier een instrumentale exotica sax uitvoering door The Stone Crushers, ook weer onder leiding van Jesse Stone, en zelfs die goeie oude Clovers maken popcorn van de standaard That Old Black Magic. Iets helemaal anders is Ease The Pain, een combinatie van medium tempo teen rock, bongo’s en Hawaiiaanse steel gitaar gezongen door Chuck Willis met het orkest van Jesse Stone in touw. Nog meer nummers geruggesteund door studiobands onder de directie van Jesse Stone zijn LaVern Baker's Bumble Bee, The Metronomes' uptempo doo-wopper I'm Gonna Get Me A Girl Somehow, Candy Reed's popcorn noir Give Me Love en Al Gardner's titeltrack The Stomp, teen rock die een dansje in de stijl van de twist introduceert.
Songs geschreven door Jesse Stone/Charles Calhoun zijn het populaire Razzle Dazzle van Bill Haley & his Comets en Rattle My Bones van Comets afsplitsing The Jodimars, Janis Martin's levenslustige Good Love, de instrumentale big band rock 'n' roll sax swing madison Right Now Right Now van de Alan Freed Big Band, eigenlijk gewoon een sessieband onder leiding van saxofonist Al Sears waar Freed om commerciële redenen zijn naam aan verbond. Shake Rattle And Roll staat op de CD in de would-be rauwe versie van Carl Perkins (Columbia Records probeerde in 1958 de venijnige Sun kantjes eraf te vijlen maar Perkins bleek net iets te primitief). Ook in het geval van Flip Flop And Fly was het vet al van de pan toen Bill Haley & the Comets het in 1960 opnamen voor Warner Bros en er zelfs een orgeltje bijsleepten. Mikten ze op de twist markt? Dale Hawkins overlaadde in 1961 Money Honey met violen en het resultaat is kilometers verwijderd van de swamp sound van Susie Q. Het vaak gecoverde Don't Let Go, ook geschreven door Jesse Stone en origineel opgenomen door Roy Hamilton (notoire coveraars waren Jerry Lee Lewis, Dorsey Burnette, Gene Simmons en Clyde McPhatter), horen we in een sympathieke rock 'n' roll versie door Frank Deaton & the Mad-Lads die minder mad klonken dan hun naam doet hopen. Een minder bekende Jesse Stone song op de CD is Frankie Brunson's popcorn sleper Ward 13 waarin trage rock 'n' roll de dans aandurft met detective jazz, al gaat het nummer over iemand in een psychiatrische instelling. Een van de beste en leukste nummers is afsluiter Mama Ubangi Bangi van The Four Sounds in Stranded In The Jungle stijl. Goeie CD, maar hou er rekening mee dat ie van 1952 tot 1962 evolueert van jive naar teen rock en popcorn. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Whereas Koko Mojo's Jesse Stone KM-CD-174 Crazy Crazy Party contains thirty Jesse Stone compositions, this related CD highlights Stone's role behind the studio scenes as producer, arranger, orchestra leader and studio musician with another 30 tracks picked out by compiler Mark Armstrong. 14 tracks were composed by Jesse Stone, on the others he was in charge of the recordings, eight tracks being Atlantic recordings. The Stomp starts with an alarm clock ringing in Odelle Turner's Alarm Clock Boogie accompanied by Jesse Stone's orchestra and this 1952 song instantly awakes us, inviting us to whip up a sweaty frenzy on the dancefloor. There's more charging horns in the 1954 instrumental Runaway released under the name Jesse Stone & his Band, but here the brass serve as the backdrop for the electric rhythm 'n' blues of an unknown guitarist. Mickey Baker? When recovered from the Alarm Clock Boogie it's safe to return to the dancefloor for the jiver (I Don't Know) Why The Car Won't Go sung by Charlie Calhoun, a pseudonym of Jesse Stone. The Otis Blackwell aka John Davenport composition My Pidgeon's Gone sung by Calhoun is better known in The Five Keys' version, but Calhoun's recording is older. The song sounds like it was tailor written to fit Big Joe Turner's XL beat and could just as well have been written by Jesse Stone who came up with several songs for Big Joe Turner, most importantly Shake Rattle And Roll. That's not on this CD, at least not in Turner's original version. When it came to jive nobody could match Big Joe Turner whose 1955 Hide And Seek accompanied by a Jesse Stone led band is again perfect for the dancefloor, which is also true of Well All Right (both songs feature Jesse Stone sitting in on piano) and in a musically more teen rock oriented sound of Teen Age Letter. Another tune diluted with a background chorus is Jimmy Breedlove's Oo-Whee Good Gosh A-Mighty which like Roy Hamilton's uptempo Crazy Feelin' and his medium tempo teen rocker A Great Romance contains elements of popcorn and popcorn noir. Speaking of popcorn: Crawfish, the song Elvis sang in the film King Creole, gets an instrumental exotica sax treatment from The Stone Crushers, again led by Jesse Stone, while the good old Clovers turn the old standard That Old Black Magic into popcorn. Something completely different is Ease The Pain, a combination of medium tempo teen rock, bongos and Hawaiian steel guitar sung by Chuck Willis with Jesse Stone's orchestra in tow. Other songs backed by studio bands under Jesse Stone's direction include LaVern Baker's Bumble Bee, The Metronomes' uptempo doo-wopper I'm Gonna Get Me A Girl Somehow, Candy Reed's popcorn noir Give Me Love and Al Gardner's title track The Stomp, teen rock introducing a twist style dance.
Songs written by Jesse Stone/Charles Calhoun are Bill Haley & his Comets' popular Razzle Dazzle, Rattle My Bones by Comets spin-off The Jodimars, Janis Martin's sprightly Good Love, the instrumental big band rock 'n' roll sax swing madison Right Now Right Now by the Alan Freed Big Band, basicly a session band led by saxophonist Al Sears to which Freed attached his name for commercial reasons. Shake Rattle And Roll is on the CD in Carl Perkins' would-be raucous version - Columbia Records tried to file off the vicious Sun edges in 1958 but Perkins proved just a little too primitive. Similarly the edge had already been taken off Flip Flop And Fly by the time Bill Haley & the Comets laid it down for Warner Bros in 1960, even adding an organ. Were they aiming at the twist market? Dale Hawkins employed violins to Money Honey in 1961 and the result is miles and miles away from the swamp sound of Susie Q. The oft-covered Don't Let Go, also written by Jesse Stone and originally recorded by Roy Hamilton (the best known covers were recorded by Jerry Lee Lewis, Dorsey Burnette, Gene Simmons and Clyde McPhatter) gets a sympathetic rock 'n' roll workout by Frank Deaton & the Mad-Lads who sound less mad than their name suggests. A lesser known Jesse Stone song is Frankie Brunson's medium tempo popcorn Ward 13 in which slow rock 'n' roll dares to dance with detective jazz, though the song is about a patient of a mental institution. One of the best and most enjoyable songs is the last track, The Four Sounds' Mama Ubangi Bangi in Stranded In The Jungle style. Good CD, but keep in mind that from 1952 to 1962 its content evolves from jive to teen rock and popcorn. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


THE TRAVELIN' BLUES BOY/ GARY WILLIAMS
Bear Family, BCD17698
English version: see below

Wie? Nooit van gehoord, en da's vreemd als je zo'n mooie, typische hillbilly foto op de hoes hebt staan. Bij beluistering stel ik vast dat ik drie nummers al eerder heb gehoord, met name titeltrack Travelin' Blues Boy die in 1981 al op de LP MGM Rockabilly Collection Volume 2 stond. Walla Walla State Prison stond recent op Bear Family's Destination Jail en op een van de Twisted Tales Of The Vinyl Wasteland albums, net als Manhunt. Maar wie is nu die Gary Williams die in het CD booklet op de foto prijkt met Hank Snow en Rose Lee Maphis? Het mooie aan Bear Family is dat dik CD booklet dat er steevast bijsteekt waarmee je in een notendop alles over de artiest te weten komt. Het booklet van 38 pagina’s van deze CD is geschreven door Deke Dickerson die vóór Williams' overlijden nadat hij op 82-jarige leeftijd in 2018 werd aangereden door de auto nog met hem gesproken heeft, en Dickerson beschrijft Williams als een knettergek artiest die door zijn onvoorspelbaarheid misschien wel zijn eigen grootste vijand was. Na lezing van dat booklet concludeer ik dat knettergek misschien overdreven is, maar dat Williams in elk geval sociaal onaangepast of beter gezegd niet in staat was om te gaan met de wereld rondom hem. Dat vertaalt zich evenwel niet in zijn muziek die zeer mooi, melancholisch en erg toegankelijk is. Het feit dat hij nooit een hit scoorde moet dan ook worden toegeschreven aan een combinatie van factoren waarin zijn chaotische persoonlijkheid allicht een rol heeft gespeeld. Soit, dat kan u allemaal nalezen in het booklet en zelf beoordelen. Wij die ons niet wagen aan amateurpsychologie concentreren ons hier op de muzikale inhoud.
Travelin' Blues Boy was in 1957 Williams' eerste single, en dat door een intro op steel gitaar op gang getrokken medium tempo nummer met Merle Travis op fingerpickende gitaar is rustig voortsjokkende borderline rockabilly. B-kant I'm Gonna Return was een standaard country ballade, en hoewel Williams op de Town Hall Party TV show waar hij een tijdje resident artiest was omringd werd door onstuimig rockabilly talent als Eddie Cochran, Gene Vincent en The Collins Kids bleef het bij Travelin' Blues Boy en nam Williams voor de rest van zijn leven enkel country op, een enkele uitzondering als het twangy Walla Walla State Prison daargelaten. En nog geen klein beetje country ook: volgens sommige bronnen schreef hij meer dan 600 songs en bracht hij op minstens 14 verschillende labels een dertigtal LP’s uit! Daaruit selecteerde Bear Family 34 songs 1957-1978, meestal opgenomen met een minimalistische begeleiding van vaak niet meer dan akoestische gitaar en steel. Ondanks die tijdspanne van twintig jaar klinkt Williams eigenlijk altijd hetzelfde, namelijk even vriendelijk, opgewekt, aangenaam en sympathiek, soms als een sprankelende kruising tussen pakweg Marty Robbins, Jim Reeves en Paul Evans ten tijde van Happy Go Lucky me, in tegenstelling tot wat je op basis van zijn getormenteerde persoonlijkheid zou verwachten. Alle songs werden door Williams zelf geschreven en verschenen op obscure country LP’s en een eindeloze rij singles op kleine labels.
Travelin' Blues Boy en I'm Gonna Return staan hier uiteraard op, net als Walla Walla State Prison en een heropname van Travelin' Blues Boy uit 1960 in een nòg meer country getint arrangement. Heart Break Special is een knappe treinsong met Memphisbilly gitaar uit 1963 notabene, County Jail Blues is een throwback naar de dagen van Jimmie Rodgers en Hawaii is logischerwijs Hawaiiaans geïnspireerd met een aloha oe solo op Hawaiiaanse steel. Het overgrote deel van de songs zijn evenwel enerzijds mooi gecomponeerde muzikale country frivoliteiten (Lucky In Love, My Reflection, My Restless Rollin' Mind) en gevoelige country ballades (Step Into My Heart, Rule Number One, Twenty Years Ago), en anderzijds meer folky western sagas over outlaws en bandieten (Death Row, Public Enemy Number One, Branded An Outlaw) en melodieuze beschijvingen van de great outdoors (The Great Northwest, Alaska, Fields Of Rolling Green). Wat er niet op staat is zijn Ballad Of James Dean, volgens de Rockstar CD waar dat op staat (Cruisin' The Drive-In With Eddie Cochran & Friends Vol. 1) opgenomen in 1982. Die CD bevat daarnaast een vijftal home recordings die Williams in 1957 maakte met Eddie Cochran, maar daarover rept Deke Dickerson met geen woord.
Gary Williams was een country zanger en géén rockabilly zanger, zoveel is duidelijk, maar in de eerste plaats was hij een getormenteerde ziel, zij het een getormenteerde ziel die mooie muziek naliet. Deze CD, een CD om in de voormiddag mee op gang te komen, is een passend eerbetoon aan zijn talent. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Who? I never heard of Gary Williams, which is kinda odd with such a beautiful typical hillbilly picture on the sleeve. Upon listening I found out that I knew three songs, starting with the title track Travelin' Blues Boy which was already on the 1981 LP MGM Rockabilly Collection Volume 2. Walla Walla State Prison turned up recently on Bear Family's Destination Jail CD and on one of the Twisted Tales Of The Vinyl Wasteland albums, a series on which you also find Williams' Manhunt. So who is Gary Williams, who as evidenced by the enclosed CD booklet managed to get himself on photos with Hank Snow and Rose Lee Maphis? The great thing about Bear Family Records is the thick booklet they always include in their CD’s which tells you everything you need to know about the artist in a nutshell. This CD's 38 page booklet was written by Deke Dickerson who spoke with Williams before he passed away in 2018 at the age of 82 after being hit by a car, and Dickerson describes Williams as "a first class nut and a real weirdo" whose unpredictability made him perhaps his own worst enemy. After reading the booklet I conclude that "nut" may be an exaggeration but the least you can say is that Gary Williams was maladjusted, or rather unable to cope with the world around him. This however did not transpire into his music, which is very beautiful, melancholic and accessible. The fact that he never scored a hit should therefore be attributed to a combination of factors in which his chaotic personality probably played some part. Be that as it may, you can read all about it the booklet and judge for yourself. We who do not dabble in amateur psychology shall concentrate on the musical content.
In 1957 Travelin' Blues Boy was Williams' first single, a relaxed chugging along medium tempo borderline rockabilly number set off by an intro on steel guitar and featuring Merle Travis on fingerpicking guitar. Its flipside I'm Gonna Return was a standard country ballad, and although Williams on the Town Hall Party TV show where he was a resident artist for a while saw himself surrounded by exuberant rockabilly talent like Eddie Cochran, Gene Vincent and The Collins Kids Travelin' Blues Boy would turn out to be his only foray into rock 'n' roll, recording country music for the rest of his life, with the occasional exception like that twangy Walla Walla State Prison. And he recorded a lot of country too: according to some sources Williams wrote more than 600 songs and released some 30 LP’s on at least 14 different labels! Out of these Bear Family selected 34 songs 1957-1978, mostly recorded with a minimalist accompaniment of often no more than acoustic guitar and steel. Despite this twenty year period Williams always sounds the same, and that is equally friendly, cheerful, pleasant and sympathetic, sometimes like a sparkling cross between, say, Marty Robbins, Jim Reeves and Paul Evans at the time of Happy Go Lucky me, contrary to what one would expect based on his tormented personality. All of these songs were written by Williams himself and appeared on obscure country LP’s and an endless string of 45s on small labels. Travelin' Blues Boy and I'm Gonna Return are obviously on the CD, as are Walla Walla State Prison and a 1960 re-recording of Travelin' Blues Boy in an even more country-tinged arrangement. Heart Break Special is a great train song with Memphisbilly guitar from 1963 no less, County Jail Blues is a throwback to the days of Jimmie Rodgers, and Hawaii is logically Hawaiian inspired with an aloha oe solo on Hawaiian steel guitar. The vast majority of the songs are however on the one hand beautifully composed country frivolities (Lucky In Love, My Reflection, My Restless Rollin' Mind) and sensitive country ballads (Step Into My Heart, Rule Number One, Twenty Years Ago), and on the other hand folk inspired western sagas about outlaws and bandits (Death Row, Public Enemy Number One, Branded An Outlaw) and melodic descriptions of the great outdoors (The Great Northwest, Alaska, Fields Of Rolling Green). Not on the CD is Williams' Ballad Of James Dean, according to the Rockstar CD on which it's available (Cruisin' The Drive-In With Eddie Cochran & Friends Vol. 1) recorded in 1982. That CD also contains like five home recordings Williams made in 1957 with Eddie Cochran, but Deke Dickerson does not mention these.
Gary Williams was a country singer and not a rockabilly singer, that much is clear, but first and foremost he was a tormented soul, albeit a tormentedsoul who left behind beautiful music. This CD, a great CD to get you going in the morning, is a fitting tribute to his talent.
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Vinyl Recensie

25 oktober 2023

PILLS & POWDER/ HADACOL TREMBLERS
Goat Town Records, GTR001
English version: see below

Hadacol Tremblers zijn een western swing kwartet uit Antwerpen en Gent onder leiding van zanger-gitarist Steven Hollanders, geen Hollander maar een Belg die ik voor het eerst aan het werk zag eind jaren '90 in de Nederlandse cajun groep The Acadian Ramblers maar ook bijvoorbeeld rockabilly trio The Motel Men voorzat, en anno nu ook in Truck Stop Cutie speelt. De groep brengt in eigen beheer hun debuut uit op LP en via alle streaming diensten. Géén CD! Nu zijn de termen "western swing" en "kwartet" enigszins contradictorisch, want bij western swing denken onze rockabilly hersenen aan grote orkesten als die van Bob Wills die een autobus nodig hadden om de hele band van het ene optreden naar het andere te rijden. De muziek van Hadacol Tremblers graaft evenwel dieper naar de wortels van de western swing zoals die ontstond in het Texas van de jaren ’20 wanneer volkse oldtime fiddle muziek zich vermengde met dixieland, swing en blues, muziek zoals je die terugvindt op stapels western swing platen. Een vergeten hoofdstuk uit de rijke Amerikaanse muziekgeschiedenis? Niet als het aan Hadacol Tremblers ligt!
Met Take Me Back To Tulsa van die Bob Wills opent de plaat met een western swing klassieker, maar in de andere elf songs horen we vooral die roots van de western swing die liggen in de jazz van Cole Porter (You've Got That Thing), rurale ragtime (Know How To Truck And Swing van The Modern Mountaineers die modern waren in 1937), Mexicaanse traditionals (de fiddle instrumental Jesse Polka, afgeleid van het liedje Jesusita En Chihuahua uit de tijd van de Mexicaanse revolutie aan het begin van de 20ste eeuw dat evolueerde tot de JC Polka. Het nummer werd western swing toen Cliff Bruner & the Texas Wanderers het opnamen in hun repertoire), hillbilly boogie (Boogie Barn Dance van Jimmy Bryant in 1949) en simpelweg ouderwetsche country (Country Boy van Little Jimmy Dickens). Voorbeelden van swingjazz zijn het bekende Chinatown (ook opgenomen door bijvoorbeeld The Sureshots), het evenmin onbekende Who Walks In When I Walk Out, en van Laurel & Hardy - jawel, de Dikke en de Dunne - coveren Hadacol Tremblers al fluisterend Shine On Harvest Moon. Daarnaast bevat de schijf twee eigen composities: de swingende titeltrack Pills & Powder en de Mexicaanse vertelballade Cherry Blossom And Magnolia.
Hadacol Tremblers maken van dit alles feestmuziek die uitnodigt tot meezingen, rondhossen en het glas heffen, en in die zin dan weer verwant is aan de cajun. Hollanders heeft bovendien een rauw je m'en foutisme in zijn stem, waardoor de muziek gek genoeg dan weer aansluit bij anarchistische fanfares, met de krassende viool in de hoofdrol. Geen drums: de muziek wordt voortgestuwd door strummende gitaren en de contrabas, met solo’s voor banjo, mandoline, lap steel en akoestische gitaar. Er is samenzang, er doet zelfs een klarinet mee, en ook het edele kunstfluiten wordt in ere hersteld. Ik hoor er ook elementen van bluesgrass in, een muziekgenre dat in tegenstelling tot de western swing nog steeds heel populair is in heel Europa, zij het ondergronds, of wist u dat er in Nederland twéé internationale driedaagse bluesgrass festivals plaatsvinden? Bluegrass en cajun worden overigens als kunst en cultuur beschouwd, maar dat geldt helaas niet voor western swing. Moest dat wel zijn, dan waren Hadacol Tremblers culturele ambassadeurs. Pills & Powder, een release in eigen beheer met artwork van Marcel Bontempi, is een verslavende LP die gegarandeerd een instant collector's item wordt want er zijn er slechts 200 van geperst. De feestelijke release party vindt plaats op zaterdag 21 oktober in Kingsland, Waardamme (B). Info: www.hadacoltremblers.com
(Frantic Franky)

Hadacol Tremblers are a western swing quartet from Antwerp and Ghent (B) led by singer-guitarist Steven Hollanders, not from Holland but a Belgian who I first saw playing in Dutch cajun band The Acadian Ramblers in the late 1990s. He led rockabilly trio The Motel Men, and nowadays also plays in Truck Stop Cutie. The band has just released their self-produced debut on LP and via all streaming services. No CD! Now "western swing" and "quartet" are somewhat contradictory, because when we think of western swing our rockabilly brains think of big orchestras like Bob Wills' Texas Playboys who needed a bus to drive the whole band from one gig to the next. The music of Hadacol Tremblers digs however deeper into the roots of western swing back when the genre was born in Texas in the 1920s Texas old-time fiddle folk music blended with dixieland, swing and blues creating the music you can hear on countless western swing albums. A forgotten chapter of rich American music history? Not if it is up to Hadacol Tremblers!
With Wills' Take Me Back To Tulsa the album kicks off with a western swing classic, but the other eleven songs showcase the roots of western swing that lie in Cole Porter jazz (You've Got That Thing), rural ragtime (Know How To Truck And Swing by The Modern Mountaineers who were modern in 1937), Mexican traditionals (the fiddle instrumental Jesse Polka, derived from the song Jesusita En Chihuahua dating back to the time of the Mexican revolution at the beginning of the 20th century, a song that evolved into the JC Polka and became western swing when Cliff Bruner & the Texas Wanderers included it in their repertoire), hillbilly boogie (Jimmy Bryant's Boogie Barn Dance from 1949) and good old oldfashioned country music (Little Jimmy Dickens' Country Boy). Samples of swing jazz include the well known Chinatown (also recorded by for instance The Sureshots), the equally not unknown Who Walks In When I Walk Out, and Laurel & Hardy's - yes, we're talking Stan and Ollie here - Shine On Harvest Moon in a whispered cover. In addition the album contains two of the band's own compositions: the swinging title track Pills & Powder and the Mexican styled storytelling ballad Cherry Blossom And Magnolia.
Hadacol Tremblers turn all of this into party music that invites you to sing along, jump about and raise your glass, and in that sense it's akin to cajun music. Hollanders also has a raw I don't give a damn attitude in his voice, which oddly enough makes the music reminiscent of anarchist brass bands. The scratching violin leads the dance and there's no drums: the music is propelled by strumming guitars and the double bass, with solo space for banjo, mandolin, lap steel and acoustic guitar. There are harmony vocals, even a clarinet joins in, and they also reinstate the noble art of whistling. I also hear elements of bluesgrass, a musical genre that unlike western swing is still very popular all over, albeit underground, or did you know that every year the UK hosts at least two three-day international bluesgrass festivals? And how come bluegrass and cajun are considered art and culture, while western swing is not? If it were, Hadacol Tremblers would be its cultural ambassadors. Pills & Powder, a self-produced release with artwork by Marcel Bontempi, is an addictive LP guaranteed to become an instant collector's item as only 200 were pressed.
Info: www.hadacoltremblers.com
(Frantic Franky)

CD Recensies

ON THE HONKY TONK HIGHWAY WITH/ THE BROTHER BOYS
Bear Family, BCD17685
English version: see below

Na Jeannie C. Riley en Augie Meyers' Texas Re-Cord Co is de derde release in Bear Family's nieuwe reeks On The Honky Tonk Highway gewijd aan The Brother Boys uit Johnson City, Tennessee, opgericht in 1986 en anno 2023 nog steeds actief met de twee originele zangers, Eugene Wolf en zanger-gitarist Ed Snodderly. Eerlijk is eerlijk: ik had nog nooit van hen gehoord, en dat verbaast me want dit is on-waar-schijn-lijk goed. Er een noemer op plakken is niet makkelijk want in hun muziek zit veel in. Ik hoor opgewekte samenzang in de stijl van moderne bands als Dave & Deke Combo, The Bellfuries en de minder bekende Carpetbaggers aan wie The Brother Boys me heel veel doen denken, ik hoor swingende solos op akoestische gitaar, akoestische bluesy klanken (Blue From Now On, de Sheb Wooley cover Blue Guitar), old-timey country (The Diamond Stream, I'll Rise When The Rooster Crows), en veel fris gespeelde traditionele country van het soort dat de nieuwe neo-tradionalisten tegenwoordig lijken te hebben heruitgevonden, met soms een klaaglijke groove die het midden houdt tussen Why Not Me van The Judds en Man Of Constant Sorrow uit O Brother Where Art Thou. De CD bevat zowel eigen songs als covers van Faron Young (een meer country Alone With You), Hank Locklin (een sneller The First Time) en Carl Smith (Loose Talk), en met nummers als Band Box of de Del McCoury cover (You've Got The Look Of A) Perfect Diamond zou je de band in het bluegrass hoekje kunnen zetten. Maar The Brother Boys zijn veel meer dan dat, getuige de echo’s van de close harmony samenzang van The Statler Brothers (Pearlie Mae) en zelfs The Everly Brothers, maar dan The Everly Brothers van de jaren 70 en '80 (In The Shadow Of Clinch Mountain, de Patsy Cline cover Strange, of het nummer The Ramshackle Shack, ook helemaal op Everly leest maar gezongen met een compleet ander timbre). Het is daarbij veelzeggend dat de band in hun hoogdagen niet superpopulair was bij veel bluegrass fanaten die vonden dat The Brother Boys geen échte bluegrass waren. Ze draaien evenmin hun hand om voor hillbilly boogie (de instrumentale stomper Memphis Shakedown) of een dronken zeemanswals als de Tom Waits cover Tango Till They're Sore, en incorporeren evengoed singer -songwriter pop als het eigen Two Men en I Can't Tell You Anymore (What I Need). Hank Williams (Crazy Heart), The Wilburn Brothers (Town That Never Sleeps), Wayne Raney (Gonna Row My Boat), Charlie Louvin (I'm No Longer In Your Heart), Ray Price (My Shoes Keep Walking Back To You, origineel van Bob Wills en ook gedaan door Johnny Cash), Loretta Lynn (The Darkest Day, Everybody Wants To Go To Heaven, het jazzy Heartaches Meet Mr. Blues), het zit er allemaal in en ze maken het zich allemaal eigen, tot en met keurige her-interpretaties van rockabilly songs als Blue Days Black Nights (Buddy Holly) en Crazy Arms (Jerry Lee Lewis). Omdat je er nu eenmaal een etiket moet opplakken noemden ze het destijds zelf new hillbilly music, maar rootsmuziek gebaseerd op country of zelfs americana met een Appalachian accent is een correctere omschrijving door de invloeden van gospel (Jordan Am A Hard Road To Travel, The Great Atomic Power) en folk die ook weer in hun werk zitten. Uiteraard gebruiken ze bij dit alles een traditioneel instrumentarium van contrabas, mandoline, steel gitaar, dobro en fiddle met een prominente akoestische gitaar vooraan in de mix, verrassend genoeg nauwelijks banjo, maar ook met elektrische gitaar en zelfs een rollende piano, al kijk je vreemd op als een nummer als Band Box volledig wordt gespeeld met een cello als bas instrument.
De dubbel-CD bevat een selectie van maar liefst 51 nummers uit hun titelloze debuut uit 1988 (ook bekend als Mulehead naar de foto van de ezel op de LP hoes, in 1990 heruitgebracht met bonustracks), uit de opvolgers Plow (1992) en Presley's Grocery (1995, de naam is een echt bestaande kruidenierszaak in Bristol, Virginia), en uit het comeback album More Mule (2021), aangevuld met twee songs van de Various Artists CD On Top Of Old Smoky: New Old-Time Smoky Mountain Music uit 2016, één solo nummer van Ed Snodderly waarop Eugene Wolf meezingt afkomstig van de minstens zes solo albums die Snodderly uitbracht vanaf 1977, en acht onuitgebrachte live opnames. Wat er niét opstaat is de originele versie van het nummer Pearlie Mae, in 1992 een gastbijdrage van The Brother Boys op het album Slide Rule van dobrogitarist Jerry Douglas. Van dat nummer staat wel een live versie op de CD.
Voor mij was dit een openbaring, dus voor de geïnteresseerden onder jullie mogelijk ook. De muziek klinkt prachtig door het kristalhelder geremastered geluid, en er steekt een booklet van 34 pagina’s met de geschiedenis van de band, een gedetailleerde discografie en een interview met Ed Snodderly en Eugene Wolf. Trivia: Snodderly speelde in het jaar 2000 de dorpsidioot in de film O Brother Where Art Thou. Info: www.brotherboys.com en www.bear-family.com
(Frantic Franky)

After Jeannie C. Riley and Augie Meyers' Texas Re-Cord Co, the third release in Bear Family's new On The Honky Tonk Highway series spotlights The Brother Boys from Johnson City, Tennessee, founded in 1986 and still at it in 2023 with the two original singers, Eugene Wolf and singer-guitarist Ed Snodderly.To tell you the truth, I had never heard of them before, which surprises me because this is incredibly good. It's difficult to pinpoint exactly what it is because their music contains a lot of different elements. I hear upbeat harmony vocals in the style of modern bands like Dave & Deke Combo, The Bellfuries and the lesser known Carpetbaggers of whom The Brother Boys remind me a lot, I hear swinging solos on the acoustic guitar, acoustic bluesy sounds (Blue From Now On, the Sheb Wooley cover Blue Guitar), old-timey country (The Diamond Stream, I'll Rise When The Rooster Crows), as well as lots of refreshingly played traditional country music of the kind that the new neo-traditionalists seem to have re-invented of lately, interspersed with occasional plaintive grooves in the style of The Judds' Why Not Me and Man Of Constant Sorrow from O Brother Where Art Thou. The CD includes selfpenned numbers as well as covers from Faron Young (a more country Alone With You), Hank Locklin (a faster The First Time) and Carl Smith (Loose Talk), and with songs like Band Box or the Del McCoury cover (You've Got The Look Of A) Perfect Diamond one could say The Brother Boys are deeply rooted in the bluegrass tradition. But they're much more than that, as witnessed by the echoes of the close harmony harmony vocals of The Statler Brothers (Pearlie Mae) and even The Everly Brothers, but The Everly Brothers of the seventies and eighties (In The Shadow Of Clinch Mountain, the Patsy Cline cover Strange, or The Ramshackle Shack which is definitely based upon Everly harmonies albeit sung with a completely different timbre). In this regard it's significant that in their heyday the band was not overly popular with many bluegrass fans who felt that The Brother Boys were not true bluegrass. Nor do they turn down hillbilly boogie (the instrumental stomper Memphis Shakedown) or a drunken sailor waltz like the Tom Waits cover Tango Till They're Sore, and they equally incorporate singer-songwriter pop like the band's own Two Men and I Can't Tell You Anymore (What I Need). Hank Williams (Crazy Heart), The Wilburn Brothers (Town That Never Sleeps), Wayne Raney (Gonna Row My Boat), Charlie Louvin (I'm No Longer In Your Heart), Ray Price (My Shoes Keep Walking Back To You, originally sung by Bob Wills and also done by Johnny Cash), Loretta Lynn (The Darkest Day, Everybody Wants To Go To Heaven, the jazzy Heartaches Meet Mr. Blues), it's all there and they make it all their own, up to and including neat re-interpretations of rockabilly songs like Blue Days Black Nights (Buddy Holly) and Crazy Arms (Jerry Lee Lewis). At that time the band itself called it new hillbilly music, but a more accurate description due to the influences of gospel (Jordan Am A Hard Road To Travel, The Great Atomic Power) and folk would be roots music based on country or even americana with an Appalachian accent. They obviously use traditional instruments like the double bass, mandolin, steel guitar, dobro and fiddle with a prominent acoustic guitar in the front of the mix, but surprisingly there's hardly any banjo, instead we hear electric guitar and even a rollin' piano, even though it sounds strange when a song like Band Box is played entirely with a cello as the bass instrument.
The double CD contains a selection of no less than 51 songs from their self-titled 1988 debut (also known as Mulehead after the picture of the donkey on the LP sleeve, re-released in 1990 with bonus tracks), from the follow-ups Plow (1992) and Presley's Grocery (1995, the name referring to a real grocery shop in Bristol, Virginia), and from their comeback album More Mule (2021), supplemented by two songs from the Various Artists CD On Top Of Old Smoky: New Old-Time Smoky Mountain Music from 2016, one Ed Snodderly "solo" song on which Eugene Wolf sings too from the at least six solo albums Snodderly released since 1977, and eight unreleased live recordings. Not on here is their original 1992 recording of the song Pearlie Mae, a guest contribution by The Brother Boys on slide guitarist Jerry Douglas's album Slide Rule. Instead the CD features a live version of Pearlie Mae.
For me this is a revelation, and I'm sure it will be for those of you interested in these roots styles. The music sounds beautiful due to the crystal clear remastered sound, and a 34 page booklet with the band's history, a detailed discography and an interview with Ed Snodderly and Eugene Wolf is included. Trivia: Snodderly played the village idiot in the 2000 film O Brother Where Art Thou. Info: www.brotherboys.com and
www.bear-family.com (Frantic Franky)

11 oktober 2023

ROCKS/ MAC CURTIS
Bear Family, BCD17719

English version: see below

Op 16 september was het exact tien jaar geleden dat Mac Curtis op 74-jarige leeftijd om het leven kwam bij een auto ongeval. Naar wij gehoord hebben van mensen die hem persoonlijk kenden waren de voorrangsregels aan hem totaal niet besteed en werden die hem dan ook fataal, maar daar gaat het nu niet om. Nu gaat het om deze CD die wij graag aan ons rijtje Mac Curtis CD’s toevoegen. Curtis was immers één van onze rockabilly helden wegens veelvuldig gezien in de gouden revival jaren, al moeten we daar eerlijkheidshalve aan toevoegen dat we steevast de indruk hadden dat zijn optredens in Europa routine waren: Curtis keek tijdens die optredens meer op zijn klok dan naar zijn gitaar. Wat niet wegnam dat die optredens goed waren, en dat kan niet anders met een pédigré als de zijne. In de jaren' 70 werd Mac Curtis opgevist door Ronny Weiser's invloedrijke label Rollin' Rock waar hij samen met Ray Campi, Johnny Carroll en Jackie Lee Cochran de rockabilly revival scene injecteerde met een niet te onderschatten boost. Dat werkte langs twee kanten: Curtis bracht drie LP’s uit op Rollin' Rock die zijn carrière een nieuwe impuls gaven en waar hij de rest van zijn leven de vruchten van plukte.
De prijsbeesten op deze CD zijn de bouncy King rockabilly nummers uit 1956-1957: Grandaddy's Rockin', If I Had Me A Woman, That Ain't Nothing But Right, Half Hearted Love, Missy Ann, Little Miss Linda en het existentiële The Low Road. Minder bekend uit die periode zijn Goosebumps, het haarscherpe What You Want en het slepende Just So You Call Me, maar voor een CD met de titel Rocks staan er ook rockaballads met bom ba bom backing vocals tussen als You Are My Very Special Baby. Say So is de alternatieve take die pas in 1991 uitkwam op de bij ons weten eerste Mac Curtis CD, Blue Jean Heart op Charly R & B. Het nummer No nam hij op in 1959 voor Le Cam Records maar zag pas het levenslicht in 1979 op de various artists LP Major Bill's Texas Rock 'n' Roll met opnames van producer Major Bill Smith. U hebt al een CD met het beste van Mac Curtis, zegt u? Groot gelijk, want dat bewijst dat u een liefhebber van de pure rockabilly bent. Waarom dan nog deze Bear Family kopen? Misschien omdat u niet al zijn Rollin' Rock werk hebt, ook al is dat intussen heruitgebracht op minstens vier CD’s. Deze Rocks bevat 13 Rollin' Rock songs uit 1974-1978 tegenover 15 fifties nummers. Ik noem ter illustratie enkel het springerige Hard Hearted Girl, het gedreven How Long Will It Take en het inmiddels klassiek geworden Good Rockin' Tomorrow. Die opnames uit de jaren '50 en '70 staan lukraak door elkaar en het zegt veel dat je nauwelijks kan horen wat wanneer werd opgenomen. Mac Curtis klonk immers altijd hetzelfde, namelijk als Mac Curtis en minimalistisch qua begeleiding. Hoogstens zou je kunnen stellen dat de Rollin' Rock opnames intenser klinken.
De CD bevat ook drie nummers opgenomen door Mac Curtis in 1998 samen met The Rimshots, Hey Hey Little Lady, Show Me The Money en de uptempo bluesy stroll Little Mama Have Mercy die verschenen op de CD Rockabilly Ready op Jappin' And Rockin', label waar we al 15 jaar niets meer van gehoord hebben. Als bonus eindigt de CD met de Mac Curtis tribute Flat Top Cat, een solo single uit 2014 van Rimshots frontman John Lewis met zijn Rock 'n' Roll Trio op het Duitse label Migraine Bop, een nummer dat uiteraard 100% Rimshots klinkt. Samenvatting: verplichte aanschaf als u nog niets van Mac Curtis hebt, en als u al wel een en ander van hem bezit is het vergelijken geblazen. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

On September 16 it was exactly ten years ago that Mac Curtis was killed in a car crash at the age of 74. People who knew him personally told us he didn't care much about priority to the right, which in the end caused his death, but that is not the point here. The point is this here CD which we're more than happy to add to our Mac Curtis collection. After all Mac Curtis was one of our rockabilly heroes due to his frequent appearances in the golden revival years, although in all honesty we must add that we always had the impression that his gigs in Europe were routine: Curtis looked more at his clock than at his guitar in those gigs. Which does not take anything away from the fact that those gigs were brilliant. How could they not be with a pédigré like his? In the seventies Mac Curtis was rediscovered by Ronny Weiser's influential Rollin' Rock label on which he alongside Ray Campi, Johnny Carroll and Jackie Lee Cochran injected the rockabilly revival scene with a boost that can not be overestimated. It worked both ways: Curtis released three LP’s on Rollin' Rock that shifted his career back into gear and reaped the benefits for the rest of his lifetime. The big guns on this CD are his bouncy King rockabilly songs from 1956-1957: Grandaddy's Rockin', If I Had Me A Woman, That Ain't Nothing But Right, Half Hearted Love, Missy Ann, Little Miss Linda and the existential The Low Road. Less known from this era are Goosebumps, the razor sharp What You Want and the smouldering Just So You Call Me, though for a CD titled Rocks there's also a few rockaballads with bomb ba bomb backing vocals like You Are My Very Special Baby. Say So is the alternate take that didn't see the light of day until 1991 on what was as far as we're aware of Mac Curtis' first ever CD release, Blue Jean Heart on Charly R&B. The song No was recorded in 1959 for Le Cam Records but remained in the vaults until it appeared in 1979 on the various artists LP Major Bill's Texas Rock 'n' Roll with recordings produced by Major Bill Smith. Ah, but you already have a best of Mac Curtis, you say? Well you should, right, because it proves you love real rockabilly. So why buy this Bear Family CD? Perhaps because you don't have all his Rollin' Rock recordings, even though they have also been reissued on at least four different CD’s. Rocks contains 13 Rollin' Rock songs from 1974-1978 versus 15 fifties songs, and I will only mention the sprightly Hard Hearted Girl, the driving How Long Will It Take and the now classic Good Rockin' Tomorrow. The fifties recordings are randomly mixed with the seventies recordings and it says a lot that you can hardly hear what was recorded when, for Mac Curtis always sounded the same, which was like Mac Curtis and minimalist in terms of accompaniment. At the most one could argue that the Rollin' Rock recordings sound more intense.
The CD also contains three songs recorded by Mac Curtis in 1998 with The Rimshots, Hey Hey Little Lady, Show Me The Money and the uptempo bluesy stroll Little Mama Have Mercy which appeared on his CD Rockabilly Ready on Jappin' And Rockin', label we haven't heard from for 15 years. As a bonus, the CD ends with the Mac Curtis tribute Flat Top Cat, a 2014 solo 45 by Rimshots frontman John Lewis with his Rock 'n' Roll Trio on the German label Migraine Bop, a song that obviously sounds 100 % Rimshots. Summary: obligatory purchase if you don't own anything by Mac Curtis, and if you do already have some of his stuff it's time to start comparing tracklists. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


YOU KNOCK ME OUT/ HUELYN DUVALL
Atomicat, ACCD143
English version: see below

Huelyn Duvall zag ik voor het eerst in 1985 op een Rockhouse meeting in Nederland, en toen zag hij er met zijn good looks uit als de Clint Eastwood van de rock 'n' roll. Grijsgedraaid heb ik ze, de twee LP’s met zijn fifties opnames verschenen begin jaren '80 op White Label, de platen die Duvall opnieuw onder de aandacht brachten, of wat betreft Europa: voor het eerst onder de aandacht brachten. Sindsdien heb ik Duvall nog een paar keer live on stage gezien, onder meer in 2005 op de Rockabilly Rave en in 2008 op D-Day in de Cruise Inn in Amsterdam waar hij werd begeleid door Wildfire Willie & the Ramblers. In de tussenliggende jaren is zijn fifties werk in het lang en breed uitgebracht op verschillende CD’s, dus waarom nog een Huelyn Duvall CD? Nou, misschien omdat de helft van deze CD moderne en zelfs deels onuitgebrachte opnames zijn. De Texaan bracht van 1957 tot 1960 exactamundo zeven singles uit en die staan voor- en achterkant netjes op deze CD, de opnames die hem een kwart eeuw na datum terecht de titel van rock 'n' roll ster opleverden. Een pionier was hij daarbij zeer zeker niet, maar dat had dan weer als voordeel dat toen hij begon op te nemen rock 'n' roll al helemaal gepolijst was, en Duvall's opnames passen perfect in de tijdsgeest van de tweede helft van de jaren '50. Frisse, sprankelende uptempo songs zijn dat, bijvoorbeeld het medium tempo Comin' Or Goin', het uptempo met een boogie piano opgevrolijkte Teen Queen, Pucker Paint, het uptempo You Knock Me Out, het rockende Humdinger en Three Months To Kill en It's No Wonder, het springerige Juliet, het strollende Friday Night On A Dollar Bill en de rock-a-ballad Tear Stained Letters. Ook de onvermijdelijke ballade als Little Boy Blue, het plechtige Across The Aisle en zelfs het poppy Beautiful Dreamer mogen er meer dan zijn. Het zijn kleine tableautjes, tafereeltjes uit het tienerleven en daarmee teen rock op zijn allerbest. Kwaliteitsspul ook, door het gebruik op sommige nummers van studiomuzikanten als Grady Martin (gitaar), Dave Burgess van The Champs (gitaar), Buddy Harman (drums), Floyd Cramer (piano) en zelfs The Jordanaires als achtergrondkoortje.
Als door de wol geverfde rockabilly hebt u dit alles misschien reeds, maar hebt u ook Duvall's moderne opnames? Deze CD bevat er 15, te beginnen met acht nummers van zijn Ramblin' & Boppin' CD opgenomen in 2003 met Wildfire Willie & the Ramblers die onze held meermaals begeleidden in Europa en daarmee uitstekend geplaatst waren om nieuwe opnames te maken met de herontdekte Duvall. Bovendien was Zweden's meest authentieke rockabilly band genoeg bij de pinken om net als op zijn fifties opnames ook piano te gebruiken (Boppin' Steve) en waar nodig voor achtergrondkoortje te spelen. Wat evenzeer hielp was het feit dat sommige van die nummers, bijvoorbeeld My Girl (Wears Long Hair) en So Help Me Gal songs waren waar Duvall in de jaren '50 al mee speelde - denk ik toch, want ondanks of juist door al die releases is zijn exacte discografie mij eigenlijk helemaal niet duidelijk. In elk geval moeten rockers als Blue Eyed Sally, Tell Me Why Baby, They Ain't Close To You (Brown Eyes) en het Sun Records klinkende Daddy's Little Baby niet onderdoen voor die fifties opnames. Van het bekende It All Depends alias Who Will Buy The Wine maakte hij medium tempo rechtdoor, en My Destiny is meer country getinte billy maar nog steeds uptempo. Het voornaamste verschil tussen de opnames met Wildfire Willie en de fifties opnames is Duvall's stem: de trilling en vibratie was er nog steeds, maar zijn stem was intussen gezakt, wat Duvall er niet van weerhield zoveel moderne opnames te maken dat je er een hele box mee zou kunnen vullen. Dat zal wellicht nooit gebeuren omwille van al de verschillende rechten, maar wat je op die opnames duidelijk hoort is hoe zijn stem in de loop der jaren in elkaar zakte en de aarzelende, haast verlegen trilling die zijn fifties songs zo aandoenlijk maakt langzamerhand een krakend beven werd, net zoals zijn filmster gezicht steeds meer verschrompelde. De dingen des levens uiteraard, een mens blijft nu eenmaal geen 25, hoe graag hij ook zou willen. Dat stopte Duvall niet, en zo nam hij met de Duitse western swing jazzy jive band Long John & his Ballroom Kings ook twee songs op waarvan Pucker Paint op de CD staat, een heropname uit 2017 van zijn eigen song uit 1957 in een swingend arrangement met blazers, piano, steel gitaar, backing vocals en Long John's tweede stem als duet. Maar zelfs als u al de moderne opnames van Huelyn Duvall zou hebben, dan nog bevat deze CD een extraatje, namelijk zes nummers opgenomen in 2004 in de Lightning Recorders studio in Berlijn met de vaste kern van The Round Up Boys/Cherry Casino & the Gamblers/Ike & the Capers. Die zes tracks zijn onuitgebracht, alleen stond er van High Class Baby een andere versie op de een jaar geleden verschenen Atomicat (ACCD069) CD Bop-A-Rama Volume 3. Ook hier geldt dat Stina Lee (zo hard rockend dat het evengoed Wildfire Willie had kunnen zijn en later door Duvall heropgenomen met Mike Bell & the Belltones), What In The World (heropgenomen met Wildfire Willie & the Ramblers), het helemaal in de lijn van zijn fifties nummers liggende Baby Make A Move (ook heropgenomen met Mike Bell & the Belltones) en Dizzy wilde rockers zijn. Extra bonus: een live TV opname uit 1957, helaas zoals meestal met die jaren '50 live opnames niet van een van zijn eigen songs maar een cover van een hit van de dag, in casu Elvis' (Let Me Be Your) Teddy Bear, die getuigenis aflegt hoe sterk Duvall een overtuigende Elvis kon neerzetten. Het zou best wel eens kunnen dat ik deze CD even grijs ga draaien als mijn oude platen van Huelyn Duvall. Duvall overleed in 2019 op 79-jarige leeftijd. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

The first time I saw Huelyn Duvall was in 1985 at a Rockhouse meeting in the Netherlands, and back then his good looks made him look like rockabilly's Clint Eastwood. I wore the grooves out of the two LP’s with his fifties recordings released on White Label in the early 1980s, the records that brought Duvall back into the spotlights, or as far as Europe was concerned: for the first time into the spotlights. Since then I have seen Duvall live on stage a couple more times, in 2005 at the Rockabilly Rave and in 2008 at the D-Day festival in Amsterdam's Cruise Inn club where he was accompanied by Wildfire Willie & the Ramblers. In the intervening years his fifties work has been released at large on various CD’s, so why another Huelyn Duvall CD? Perhaps because half of this CD are modern and even partly unreleased recordings. From 1957 to 1960 the Texan released exactamundo seven 45s and those fourteen tracks are grouped chronologically on this CD, the recordings that justify Duvall earning the title of rock 'n' roll star a quarter of a century after the facts. He was by no means a pioneer, but the advantage of this was that when he started recording rock 'n' roll was already established, and Duvall's recordings fit perfectly into the spirit of the second half of the 1950s. Fresh sounding sparkling songs they are, for instance the medium paced Comin' Or Goin', the uptempo Teen Queen with a great boogie piano throughout, Pucker Paint, the uptempo You Knock Me Out, the rockin' Humdinger and Three Months To Kill and It's No Wonder, the bouncy Juliet, the strollin' Friday Night On A Dollar Bill and the rock-a-ballad Tear Stained Letters. Even the inevitable ballad like Little Boy Blue, the solemn Across The Aisle and the poppy Beautiful Dreamer are more than worthy of being included here. They are like little paintings, slices of teenage life and therefor teen rock at its very best. Quality stuff too, thanks to the use on some tracks of studio aces like Grady Martin (guitar), Dave Burgess from The Champs (guitar), Buddy Harman (drums), Floyd Cramer (piano) and even The Jordanaires as backing vocalists.
Being a good rockabilly you might already have all of this, but do you also have Duvall's modern recordings? This CD contains fifteen of 'em, starting with eight tracks from his Ramblin' & Boppin' CD recorded in 2003 with Wildfire Willie & the Ramblers who accompanied our hero several times in Europe and were thus ideally placed to make new recordings with the rediscovered Duvall. Moreover Sweden's most authentic rockabilly band was smart enough to use piano (Boppin' Steve) just like on his fifties recordings and include backing vocals where necessary. Some of the songs they recorded together, for example My Girl (Wears Long Hair) and So Help Me Gal, were songs Duvall was already playing in the 1950s - at least I think so, because despite or precisely because of all those releases out there his exact discography is unclear to me. In any case, rockers like Blue Eyed Sally, Tell Me Why Baby, They Ain't Close To You (Brown Eyes) and the Sun Records soundalike Daddy's Little Baby are absolutely not inferior to his fifties recordings. Duvall turned the familiar It All Depends aka Who Will Buy The Wine into a medium tempo straight ahead rocker, while My Destiny is more country styled billy but still uptempo. The main difference between the recordings with Wildfire Willie and the fifties recordings is Duvall's voice: the hesitant vibrato was still there, but his voice had lowered in the meantime, which didn't stop Duvall from making so many modern recordings that you could issue a box set of them. That will probably never happen because of all the different legal angles, but what you hear clearly on those recordings is how his voice broke over the years and the shy vibration that makes his fifties songs so endearing slowly became a creaking tremor, just like his movie star face shrivelled up. That's life, you can't stay 25 forever, no matter how one would like to. Soldiering on, Duvall also recorded two songs with German western swing jazzy jive outfit Long John & his Ballroom Kings of which Pucker Paint is included on the CD, a 2017 re-recording of his own 1957 song in a swinging arrangement with sax, piano, steel guitar, backing vocals and Long John duetting in second voice. But even if you already have all of Huelyn Duvall's modern recordings, this CD contains an unexpected six tracks recorded in 2004 at the Lightning Recorders studio in Berlin with the regular core of The Round Up Boys/Cherry Casino & the Gamblers/Ike & the Capers. These six tracks are unreleased, though a different take of High Class Baby turned up last year on the Atomicat (ACCD069) CD Bop-A-Rama Volume 3. Here as well Stina Lee (rockin' so hard that it might as well have been Wildfire Willie & the Ramblers and later re-recorded by Duvall with Mike Bell & the Belltones), What In The World (re-recorded with Wildfire Willie & the Ramblers), Baby Make A Move (also re-recorded with Mike Bell & the Belltones) which fits in perfectly with his fifties output and Dizzy are wild rockers. Extra bonus: a live TV recording from 1957, but unfortunately as almost always with those 1950s live recordings it's not one of his own songs but a cover of somebody else's hit, Elvis' (Let Me Be Your) Teddy Bear, which is proof of how perfect Duvall could lay down a convincing Elvis. I might very well ending up wearing the grooves out of this CD too. Huelyn Duvall passed away in 2019 at the age of 79. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


ROCKS/ ROY MILTON
Bear Family, BCD17712
English version: see below

Big Joe Turner, Roy Brown, Louis Jordan en Wynonie Harris die midden jaren '40 net als Roy Milton opnam voor Lionel Hampton's Hamp-Tone label, dat zijn zowat de grote vier rhythm 'n' blues shouters die gelden als de zwarte voorvaders van de rock 'n' roll. Wie hoort nog thuis in dat rijtje? Tiny Bradshaw? Lucky Millinder? Je denkt niet onmiddellijk aan bandleider, zanger en drummer Roy Milton, hoewel die in de golden age van de jump blues met 19 Top 10 rhythm 'n' blues hits een topattractie was die absoluut zijn plaats opeist tussen die pioniers. Met CD’s op Ace, Specialty, Trapeze en Jasmine is Milton's muziek zeker niet zeldzaam, dus wat voegt deze Bear Family daaraan toe? Simpel: 31 uptempo rock 'n' roll en rock 'n' roll-achtige opnames 1945-1962 opgenomen voor Juke Box (Specialty nog vóór dat Specialty heette en dus ook lang vóór ze daar Lloyd Price en Little Richard hadden), DooTone, Milton's eigen Miltone label, King, Cenco en Thunderbird Records, bijvoorbeeld You Got Me Reeling And Rocking uit 1955 dat met zijn legertje blazers en toeters en zijn rollende piano muzikaal niet onderdoet voor het beste van Big Joe Turner. Wakin' Up Baby uit 1949 toont waar Milton de mosterd haalde: saxofoons en trompetten die zich in het zweet blazen op wat in essentie een inventief uptempo piano boogie woogie arrangement is. En wat is de gitaar instrumental Junior Jumps uit 1949 anders dan een rock 'n' roll boogie uitgevoerd op gitaar?
Tot waar dat in de tweede helft van de jaren '50 allemaal toe leidde hoor je op deze CD: gospel meets de Fats Domino sound (Fools Are Getting Scarcer), swingende big band jive, een rock 'n' roll versie van Glenn Miller, madisons als het instrumentale Succotash, perfecte jivers als I Want To Go Home, Little Richard stijl rockers als Bam-A-Lam (zang: Milton's echtgenote Mickey Champion die het vak leerde als invalster voor Little Esther in het orkest van Johnny Otis) dat niet verscheen op Specialty waar Milton toen al weg was maar op Dootone - Specialty had immers al een Little Richard, namelijk Little Richard zelf. Als je die nummers hoort realiseer je je hoe dicht en sterk zijn oudere werk als het in duet met pianiste Camille Howard gezongen That's The One For Me opgenomen in 1950 reeds bij zijn rock 'n' roll aanleunde, misschien wel omdat Milton drummer zijnde als geen ander wist hoe belangrijk de beat was. De muziek wordt strak maar swingend bij elkaar gespeeld door Milton's al in 1933 opgerichte combo The Solid Senders, van de eerste tot de laatste big band veteranen. Milton die luidens het informatieve CD booklet van 40 pagina’s geschreven door Bill Dahl in 1952-1953 door Nederland en België toerde was dat zelf ook: hij begon zijn carrière eind jaren '20! Op de opnames op deze CD doen ook studio klassebakken als gitaristen Roy Montrell en Roy Gaines mee die de lijm vormen tussen jazz, blues en rock 'n' roll, opnames die bewijzen dat Milton mee de brug tussen rhythm 'n' blues en rock 'n' roll bouwde. De hele CD ademt de uitbundige sfeer uit van Louis Prima van wie Milton Oh Babe covert, ook gedaan door Wynonie Harris. Milton schreef zelf de boogie swing jive Hop Skip And Jump uit 1948 die hij in 1961 nog eens heropnam. Beide versies staan op de CD, en het is hetzelfde nummer dat The Collins Kids in 1957 opnamen als rockabilly onder de titel Hoy Hoy, niet te verwarren met een ander nummer dat The Collins Kids zelf schreven en dat toevalligerwijs óók Hop Skip And Jump heet! Andere nummers die u kent zijn Milton's New Orleans cover van Rocking Pneumonia And The Boogie Woogie Flu, alsmede My Blue Heaven, hier in een intieme nachtclub setting inclusief cornet uit 1947 en wellicht alleen op de CD gezet wegens de Fats Domino connectie want echt rocken doet het niet, maar da's dan ook de enige keer op de 31 tracks. Red Light kent u dan weer misschien van de covers door Merrill Moore en saxofonist Boots Randolph (Milton's eigen heropname uit 1960 voor Warwick staat niét op de CD), en When I Grow Too Old To Dream, oorspronkelijk een musicalnummer uit de jaren '30, van de versies van Everly Brothers en Carl Mann begin jaren '60. Allemaal achter elkaar geeft dat bijna 80 minuten opzwepende rock 'n' roll en pré-rock 'n' roll door een artiest die een van de scheppers van de rock 'n' roll was maar er uiteindelijk door werd ingehaald en aan de kant geschoven. In retrospect is zijn muziek verplichte kost voor de liefhebbers van Big Town Playboys, Mike Sanchez en zelfs Jools Holland! Milton overleed in 1983 op 76-jarige leeftijd. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)

Big Joe Turner, Roy Brown, Louis Jordan and Wynonie Harris who like Roy Milton recorded for Lionel Hampton's Hamp-Tone label in the mid-forties are pretty much the four big rhythm 'n' blues shouters who are widely regarded as rock 'n' roll's black founding fathers. So who else should be part of that list? Tiny Bradshaw? Lucky Millinder? One wouldn't immediately think of bandleader, singer and drummer Roy Milton, but he sure was a top attraction in the golden age of jump blues, with 19 Top 10 rhythm 'n' blues hits to his name rightfully laying claim to his place among those pioneers. With CD’s on Ace, Specialty, Trapeze and Jasmine Milton's music is certainly not hard to find, so what does this Bear Family add? Simple: 31 uptempo rock 'n' roll and rock 'n' roll-styled recordings 1945-1962 recorded for Juke Box (Specialty Records before it was called Specialty and therefore long before they introduced Lloyd Price and Little Richard to the world), DooTone, Milton's own Miltone label, King, Cenco and Thunderbird Records, songs like 1955's You Got Me Reeling And Rocking which thanks to its army of saxophones and its rolling piano is musically not inferior to the best of Big Joe Turner. Wakin' Up Baby from 1949 shows where Milton found his inspiration: saxophones and trumpets blowing till the roof collapses on what is basicly an inventive uptempo piano boogie woogie arrangement. And what is the 1949 guitar instrumental Junior Jumps if not a rock 'n' roll boogie played on the guitar?
In the second half of the fifties all of these sounds led to what you hear on this CD: gospel meets the Fats Domino sound (Fools Are Getting Scarcer), swinging big band jive, a rock 'n' roll version of Glenn Miller, madisons like the instrumental Succotash, perfect jivers like I Want To Go Home, Little Richard style rockers like Bam-A-Lam (vocals: Milton's wife Mickey Champion who learned the trade depping for Little Esther in Johnny Otis' orchestra) which did not appear on Specialty since Milton was already gone from Specialty by then but on Dootone - as it turned out Specialty already had a Little Richard who happened to be Little Richard himself. But when you hear those songs you realise how close and strong his older work, for example That's The One For Me recorded in 1950 as a duet with pianist Camille Howard, already was to rock 'n' roll, possibly because Milton being a drummer knew better than anyone how important the beat was. The music is played tightly but very swinging by Milton's combo The Solid Senders, founded as early as 1933 and consisting of big band veterans. Milton was a big band veteran himself: according to Bill Dahl's informative 40 page CD booklet he started his career in the late 1920s!
The recordings on this CD also included session heavyweights like guitarists Roy Montrell and Roy Gaines and form the glue holding jazz, blues and rock 'n' roll together, demonstrating that Milton helped build the bridge between rhythm 'n' blues and rock 'n' roll. The whole CD exudes the exuberant atmosphere of Louis Prima from whom Milton covers Oh Babe, a song also done by Wynonie Harris. Milton himself wrote the 1948 boogie swing jive Hop Skip And Jump which he re-recorded in 1961. Both versions are on the CD and it's the same song that The Collins Kids recorded in 1957 as rockabilly under the title Hoy Hoy, not to be confused with another song written by The Collins Kids themselves which coincidentally is also called Hop Skip And Jump! Other songs you know are Milton's New Orleans cover of Rocking Pneumonia And The Boogie Woogie Flu and My Blue Heaven, here in an intimate nightclub setting including cornet from 1947 and probably only included on the CD because of the Fats Domino connection since it doesn't really rock, but that's the only exception on the 31 tracks. Red Light you might recognise from the covers by Merrill Moore and saxophonist Boots Randolph (Milton's own 1960 re-recording for Warwick is not on the CD), and When I Grow Too Old To Dream, originally a musical number from the 1930s, was recorded in the early sixties by both The Everly Brothers and Carl Mann. Listen to all of these in a row and you get almost 80 minutes of rousing rock 'n' roll and pré-rock 'n' roll by an artist who was one of the creators of rock 'n' roll but was eventually sidelined by it. In retrospect it turns out his music is mandatory for fans of The Big Town Playboys, Mike Sanchez and even Jools Holland! Milton died in 1983 at the age of 76. Info: www.bear-family.com
(Frantic Franky)


SPOTLIGHT ON LEROY KIRKLAND
Koko Mojo, KM-CD-179
English version: see below

Koko Mojo bracht begin dit jaar in hun Songwriter serie de KM-CD-176 Thrill-La-Dill uit met 28 tracks (mede-)gecomponeerd door Leroy Kirkland die meer dan 700 songs schreef en/of arrangeerde waarvan de bekendste Mumbles Blues, geen blues maar vrolijke nonsensikale rock 'n' roll van Bobby Lewis, Big John Greer's Come Back Maybelline antwoord op Chuck Berry's Maybelline, Who's That Knocking van The Genies en When You Dance van The Turbans zijn. Kirkland, die het vak leerde in de jaren '40 in de jazz en in de swing bands van Tommy en Jimmy Dorsey en vanaf de eerste helft van de jaren '50 naam maakte onder eigen vleugels, deed echter meer dan enkel songs schrijven: hij was ook producer, arrangeur, dirigent, gitarist en sessiemuzikant, en het zijn die facetten die aan bod komen op deze 28 track CD (slechts één song, de blanke rocker Bump van Jaycee Hill, werd mede-gecomponeerd door Kirkland, bij de andere 27 was hij de opnameleider), CD samengesteld door Mark Armstrong die daarmee in het vaarwater komt van de gelijkaardige Jasmine (JASMCD3211) CD I'll Be Rockin' die verscheen begin 2022. Het goeie nieuws is dat er geen dubbels opstaan met die CD, en het nog betere nieuws is dat deze CD erg goed aanbevelenswaard is voor wie houdt van zwarte rock 'n' roll en rhythm 'n' blues jive (er staan slechts drie blanke artiesten op de CD) uit de tijdspanne 1954-1958 die de CD behelst. Armstrong koos resoluut voor uptempo opnames, te beginnen met Chuck Willis' originele uitvoering van I Feel So Bad uit 1954, in 1961 klakkeloos gecoverd door koning Elvis. My Baby's Gone van The Barons is een fantastische doo-wop jiver, en de dansers mogen op de dansvloer blijven voor Promise Mr. Thomas van Varetta Dillard. It Should Have Been Me is een al even geweldige stop-starter zoals bijvoorbeeld Richard Berry ze zong in de stijl van Leiber & Stoller, in 1954 op plaat gezet door de piepjonge George Benson (11 jaar was ie!) die zou uitgroeien tot een wereldster in de jazz. Benson nam er twee verschillende versies van op, dit is de tweede. Het nummer was een cover, want de originele uitvoering van It Should Have Been Me is een jaartje ouder en staat op naam van Ray Charles. Nog een paar bekende namen zijn Nappy Brown met het voor hem onverwacht stevige Pleasing You en Wilbert Harrison met Mickey Baker op snerpende gitaar in het relax strollende Don't Drop It, origineel gestroomlijnde novelty country bop van Terry Fell. Baker speelt mee op wel meer tracks hier, net als saxofonist Sam "The Man" Taylor en drummer Panama Francis. Larry Hart kent u misschien als rockabilly op Goldband Records, maar de Larry Hart die hier prima rockt in het snelle A Looka A Looka was een zwarte zanger. Het bekendste nummer is My Boy Lollypop, niet in de hitversie van Millie Small uit 1964 maar in de originele opname uit 1956 door de 14-jarige Barbie Gaye. Of misschien is Rock 'n' Roll Ruby de bekendste song, hier niet van Warren Smith maar in een hitsige blanke versie op RCA Victor door ene Dave Burton. Toch gek dat er van dat nummer pijlsnel covers op de markt kwamen door verder nog Johnny Carroll en Buddy Merrill, of misschien niet, want in Memphis en omstreken was Smith's Rock 'n' Roll Ruby op Sun Records wel degelijk een lokale hit. De CD bevat veel vergeten rockende doo-wop zoals My Little Honeybun van The Dreams, Night Time Is The Right Time van The Carnations, het mambo Chop Chop Ching A Ling van The Roamers, The Magic Kiss van The Keystoners, Mary van The Schoolboys, Shake Me Up Baby van Little Terry en You'll Pay van Little David & his Harps, de groep van David Baugham, ooit nog een paar blauwe maandagen de vervanger van Clyde McPhatter bij The Drifters (hij zong lead op Honey Bee en schreef mee aan No Sweet Lovin'). In het verlengde van die doo-wop horen we de meidengroep The Fi-Dells met No Other love (Like Yours), ook weer van de snelle. Rock 'n 'roll screamers met larger than life opnames zijn Screaming Jay Hawkins met het bekende Frenzy, Lloyd Fatman met Good Gracious en Miss Mushmouth, en de al even geschifte Hurricane Harry die in Last Meal een copieus diner opsomt dat zijn laatste maal moet worden voor hij terechtgesteld wordt. Benieuwd of ze de dinosauruseieren al gevonden hebben. Kirkland staat zelf ook één keer op de CD onder de naam Leroy Kirkland's Rock-Chas als uitvoerder van een instrumentale big band cover van Jimmy McCracklin's hit The Walk die er meer dan zomaar mag wezen. Om al even vrolijk van te worden is Big Bee Kornegay's op de riff van Tequila van The Champs gebaseerde uptempo exotica cha cha cha The Fiesta Rock 'n' Roll. Als u die Jasmine CD best te pruimen vond is deze nieuwe Koko Mojo de perfecte aanvulling, en vice versa. En als je toch moet kiezen is Koko Mojo wellicht de beste optie wegens méér pure rock 'n' roll tracks. Kirkland overleed in 1988 op z'n 82ste of op zijn 84ste, want zijn geboortejaar is niet helemaal duidelijk. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Earlier this year Koko Mojo released the KM-CD-176 Thrill-La-Dill in their Songwriter series with 28 tracks (co-)composed by Leroy Kirkland who wrote and/or arranged more than 700 songs of which the best known are Mumbles Blues, not blues but upbeat nonsense rock 'n' roll by Bobby Lewis, Big John Greer's Come Back Maybelline answer to Chuck Berry's Maybelline, The Genies' Who's That Knockin' and The Turbans' When You Dance. Kirkland learned the trade in the 1940s in jazz music and in the swing bands of Tommy and Jimmy Dorsey, made a name for himself on his own starting in the early 1950s, and did a lot more than just write songs, for he was also a producer, arranger, conductor, guitarist and session musician, and those bases are covered on this 28 track CD (only one song here, Jaycee Hill's white rocker Bump, was co-written by Kirkland, on the other 27 he supervised the recording sessions), CD compiled by Mark Armstrong following in the footsteps of the similarly themed Jasmine (JASMCD3211) CD I'll Be Rockin' which appeared in early 2022. The good news is that this here Good Gracious contains no doubles with the Jasmine CD, and the even better news is that this CD comes highly recommended if you dig black rock 'n' roll and rhythm 'n' blues jive (there are only three white artists on the CD) from the 1954-1958 time span the CD covers. Armstrong resolutely went for uptempo recordings, starting with Chuck Willis' original 1954 rendition of I Feel So Bad, cloned by king Elvis in 1961. The Barons' My Baby's Gone is a fantastic doo-wop jiver, and the dancers stay on the dance floor for Varetta Dillard's Promise Mr. Thomas. It Should Have Been Me is an equally great stop-starter like Richard Berry sang 'em Leiber & Stoller style, recorded in 1954 by a very young George Benson who was only eleven and would go on to become a world famous jazz artist. Benson actually recorded two different versions of It Should Have Been Me of which the version presented here is the second. It's a cover, as the original version of It Should Have Been Me was recorded one year earlier by Ray Charles. A couple more familiar names are Nappy Brown with the for him unexpectedly solid Pleasing You, and Wilbert Harrison with Mickey Baker on piercing guitar in the relaxed strolling Don't Drop It, originally streamlined novelty country bop by Terry Fell. Baker is a session musician on several tracks here, just like saxophonist Sam "The Man" Taylor and drummer Panama Francis. You may know Larry Hart as a rockabilly singer on Goldband Records, but the Larry Hart who's in fine rockin' form here in the fast paced A Looka A Looka was a black singer. The best known song is My Boy Lollypop, not in Millie Small's 1964 hit version but in the original 1956 recording by 14-year-old Barbie Gaye. Or one could argue that the best known song is Rock 'n' Roll Ruby, here not sung by Warren Smith but in a horny white cover on RCA Victor by one Dave Burton. It's kinda unusual that other Rock 'n' Roll Ruby's were rushed onto the market also by Johnny Carroll and Buddy Merrill, but then again maybe not, because in Memphis and surrounding areas Smith's Rock 'n' Roll Ruby on Sun Records was indeed a local hit. The CD contains many rockin' doo-wop tracks by forgotten acts like The Dreams (My Little Honeybun), The Carnations (Night Time Is The Right Time), The Roamers (the mambo Chop Chop Ching A Ling), The Keystoners (The Magic Kiss), The Schoolboys (Mary), Little Terry (Shake Me Up Baby) and Little David & his Harps (You'll Pay), a group with David Baugham, one-time replacement for Clyde McPhatter in The Drifters who sang lead on Honey Bee and co-wrote No Sweet Lovin'. In the footsteps of all that doo-wop follows girl group The Fi-Dells with No Other love (Like Yours), another fast one. Rock 'n' roll screamers with larger than life recordings are Screaming Jay Hawkins (the familiar Frenzy), Lloyd Fatman (Good Gracious and Miss Mushmouth) and the equally crazy Hurricane Harry who in Last Meal requests a copious dinner as the last meal before he's executed. Wonder if they already found the dinosaur eggs. Kirkland himself also appears one time on the CD fronting Leroy Kirkland's Rock-Chas with a quite exciting instrumental big band cover of Jimmy McCracklin's hit The Walk. It's a track that makes us feel happy, just like Big Bee Kornegay's uptempo exotica cha cha cha The Fiesta Rock 'n' Roll which borrows the riff of The Champs' Tequila. If you liked the Jasmine CD then this new Koko Mojo is the perfect complement, and vice versa. And if you have to choose only one of 'em Koko Mojo is probably your best option because it contains more pure rock 'n' roll tracks. Kirkland died in 1988 at the age of 82 or 84, as it's not entirely clear which year he was born. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

CD Recensies

4 oktober 2023

HALLOWSCREAM 3: PLANETARY RUN
Atomicat, ACCD137
English version: see below

De derde Hallowscream is geen Halloween CD maar een space CD. Beide thema’s liggen natuurlijk in elkaars verlengde want de Universal monsters uit de jaren '30 werden in de jaren '50 gewoon gemoderniseerd als kleine groene marsmannetjes. Tegen de achtergrond van de atoomdreiging van de koude oorlog en in de nasleep van de getuigenis van ene Kenneth Arnold die beweerde op 24 juni 1947 negen ongeïdentificeerde objecten in de vorm van schotels in formatie te hebben zien vliegen was science fiction ontiegelijk populair in films, boeken en tijdschriften. Die rage weerspiegelde zich ook in de muziek, Flying Saucers Rock 'n' Roll, weet u wel. Dat nummer staat niét op de CD, wel een ander, later nummer van Billy Lee Riley (wiens begeleidingsband The Little Green Men heette! ), Rockin' On The Moon uit 1958 op Brunswick met een sax die piept als de purple people eater himself. Een andere grote naam is Gary US Bonds wiens Trip To The Moon in zijn gekende enthousiaste stijl is. De invasie begint met de Flying Saucer Boogie van Eddie Cletro & his Round Up Boys uit 1952 dat wij al goed vinden sinds de het in 1988 de allereerste track op de allereerste Boppin' Hillbilly LP was. Country gone rock 'n' roll is Bill Carlisle's medium tempo bopper Tiny Space Man met Les Paul-achtige gitaartovenarij, country zangers gone boogie zijn Joe Tate & the Hi Five met het stratosferische Satellite Rock inclusief accordeon, en een countryzangers gone puur country want ook die zagen ze vliegen is Georgia Jim met Flyin' Saucer Baby. De hoofdmoot is echter wel degelijk rock 'n' roll van alle types: white rock (The Rebelaires featuring Sammy Smith met Satellite Rock, Oh Moon van The Ferrell Brothers, TNT van Riki & the Rikatones), rock 'n 'roll bop (Planetary Run van Joe Montgomery), female rock 'n' roll (The Little Martian van Jan Amber, Friction Heat van Bonnie Lou, het swingende en van satellietbieps voorziene Satellite Love van Lil Randolph), goeie rock 'n' roll met jammer genoeg female backing vocals die de impact verminderen (Shake It Over Sputnik van Billy Hogan & the Twilighters), zoetgevooisde doo-wop (Man From The Moon van The Chaperones, Rocket To The Moon van Lenny Welch), zware instro’s (The Busters met de sax/gitaar striptease blazer Astronaut's), rockende jump blues (Rockin' Satellite van E. "Tiny" Watkins), en met Satellite van Ron Halls with Donna Reid & the Pic-Tones uit 1961 horen we zelfs een twist.
The Daughter Of The Moon klinkt als een uptempo Britse rockaballad zoals artiesten als Billy Fury en Marty Wilde die opnamen, maar is... Belgisch, met name een vocale single van The Jokers die dankzij tracks als Taboo vooral bekend staan als instrumentale gitaargroep. The Daughter Of The Moon is bovendien geen cover maar een eigen compositie van Jokers gitarist Jos Clauwers. Gitaargewijs kkinkt het gedreven nummer uit 1963 als The Spotnicks. Het enige "echt gebeurde" nummer, zij het verpakt in een Hot Rod Race structuur, is Our Space Man Did Come Back van Jeff Hughes dat handelt over John Glenn, de derde Amerikaan in de ruimte en de eerste Amerikaan die een volledige baan rond de aarde maakte, en dat was in 1962. Waar de titel juist op slaat is me onduidelijk omdat de twee Russen die hem in 1961 voorgingen, Yuri Gagarin en Gherman Titov, wel degelijk heelhuids terugkeerden naar de aarde. Samengevat: 28 voor het merendeel minder bekende intergalactische rockers (de bekendste zijn het rockabilly Sputnik (Satellite Girl) van Jerry Engler & the Four Ekkos, Rocket van Joe Bennett & the Sparkletones en Buck Trail's geniale jiver Knocked Out Joint On Mars) op de aarde neergestort van 1951 tot 1963. De CD bevat daarnaast twee onuitgebrachte nummers van Rayburn Anthony zaliger die in 2006 begeleid door The Round Up Boys (D) twee albums opnam voor het overkoepelende Rhythm Bomb. De rechtdoor rocker Rocketship To Mars is mij geheel onbekend, de medium tempo rockabilly Mr. Moon is een undubbed take 4 van de gelijknamige song die verscheen op zijn CD Big Bad City. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

The theme of the third Hallowscream CD is not Halloween but space and science fiction! Both themes are of course complementary as the Universal monsters of the 1930s in the 1950s gave way to and were simply modernised as martians from outer space. Against the cold war backdrop of the atomic threat and in the wake of the publicity generated by the testimony of one Kenneth Arnold who claimed to have seen nine unidentified objects in the form of saucers flying in formation on June 24, 1947, science fiction was incredibly popular in films, books and magazines. That craze was also reflected in music, Flying Saucers Rock 'n' Roll, you know. That song is not on the CD, but another, later song by Billy Lee Riley (whose backing band was called The Little Green Men! ) is, 1958's Rockin' On The Moon on Brunswick Records with a sax squeaking like the purple people eater himself. Another big name is Gary US Bonds whose Trip To The Moon is in his familiar enthusiastic style. The invasion begins with Eddie Cletro & his Round Up Boys' 1952 Flying Saucer Boogie which we dig ever since it was the very first track on the very first Boppin' Hillbilly LP back in 1988. Country gone rock 'n' roll is Bill Carlisle's medium tempo bopper Tiny Space Man with Les Paul-style guitar wizardry, country singers gone boogie are Joe Tate & the Hi Five with the stratospheric Satellite Rock including accordion, and a country singer gone 100 % country since country singers also saw strange things in the skies is Georgia Jim and his Flyin' Saucer Baby. However, the main bulk is definitely rock 'n' roll in various styles: white rock (The Rebelaires featuring Sammy Smith with Satellite Rock, Oh Moon by The Ferrell Brothers, TNT by Riki & the Rikatones), rock 'n' roll bop (Joe Montgomery's Planetary Run), female rock 'n' roll (Jan Amber's The Little Martian, Bonnie Lou's Friction Heat, Lil Randolph's swinging Satellite Love inclsuing satellite beep beeps), decent rock 'n' roll with unfortunately female backing vocals reducing the impact (Billy Hogan & the Twilighters' Shake It Over Sputnik), sugary doo-wop voices (The Chaperones' Man From The Moon, Lenny Welch's Rocket To The Moon), tough instros (The Busters' sax/guitar striptease torcher Astronaut's), rockin' jump blues (E. "Tiny" Watkins' Rockin' Satellite), and with Ron Halls with Donna Reid & the Pic-Tones' 1961 Satellite there's even some twistin' going on. The Daughter Of The Moon sounds like an uptempo British rock-a-ballad as sung by artists like Billy Fury and Marty Wilde but turns out to be... Belgian! It's a vocal 45 by The Jokers who thanks to tracks like Taboo are best known as an instrumental guitar group. Moreover it's not even a cover but a composition by Jokers guitarist Jos Clauwers. Guitar-wise the driven 1963 tune sounds like The Spotnicks. The only true story here, albeit wrapped in a Hot Rod Race structure, is Jeff Hughes' Our Space Man Did Come Back about John Glenn, the third American in space and the first American to orbit the earth, in 1962. What exactly the title refers to is unclear to me because the two Russians who preceded him in 1961, Yuri Gagarin and Gherman Titov, both returned to earth in one piece. Summary: 28 mostly lesser known intergalactic rockers (the best known being Jerry Engler & the Four Ekkos' rockabilly Sputnik (Satellite Girl), Joe Bennett & the Sparkletones' Rocket and Buck Trail's genius jiver Knocked Out Joint On Mars) crashed on planet earth from 1951 to 1963. The CD also contains two unreleased tracks by the late Rayburn Anthony who in 2006 recorded two albums with German band The Round Up Boys for the encompassing Rhythm Bomb labe. The straight ahead rocker Rocketship To Mars is new to me, the medium tempo rockabilly Mr. Moon is an undubbed take 4 of the song of the same name that appeared on his CD Big Bad City. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


HORROR SHOW, A KOKO MOJO HALLOWEEN
Koko Mojo, KM CD 160
English version: see below

Sinds begin september zie ik in de supermarkt Halloween snoepjes liggen, dus hoogste tijd om de jaarlijkse oogst aan Halloween CD’s binnen te halen. Deze horror show beslaat 28 tracks uit de toverhoed van Little Victor Mac en begint met Theme From Igor, en dat is gewoon een instrumentale cover door het Ernie Freeman Combo van de stroll klassieker Dinner With Drac van TV horror host John Zacherley waarvan Part 1 ook op de CD staat. In 1963 leenden ZZ & De Maskers er de gitaarrif van voor hun Nederlandstalige nummer Dracula! Freeman was eigenlijk een pianist-orgelist maar Theme From Igor drijft op sax en gitaar, met tussendoor een paar piano riedels. Als ik Freeman's versie vergelijk met Zacherley dan klinkt Freeman wat krachtiger, maar de vertelsels en moppen van de in 2016 op 98-jarige leeftijd overleden Cool Ghoul John Zacherley die tot zijn dood horror conventies is blijven presenteren blijven onovertroffen. Igor is de naam van de gebochelde assistent van de krankzinnige professor in elke zwart-wit griezelfilm en het mag dan ook niet verwonderen dat er verschillende plaatjes bestaan met zijn naam in de titel, dus mag Igor nog even verder strollen in Igor's Lament van Tony & the Monstrosities op Crypt Records. Een andere instrumental is de uptempo mondharmonica blues Terror van The Bees. Bij die horror nummers zitten heel vaak strolls, muzikaal zitten de songs vaak in de begin jaren '60 hoek, en vaak worden beide gecombineerd zoals in The Bug van Leonard Johnson, Witchcraft In The Air van heks van dienst Betty LaVette die anno 2023 op haar 77ste nog steeds actief is als soulzangere, en in Bob Wagner's van orgel voorziene Annie Don't Work No More, de merkwaardigste bijdrage in de door Hank Ballard in 1954 gestarte Work With Me Annie saga. Bij Wagner werkt Annie niet meer omdat ze... dood is! Ik heb geen flauw idee waarom, maar veel van die horror songs situeren zich in de doo-wop. Misschien komt dat gewoon omdat er miljoenen doo-wop songs zijn en het statistisch logisch is dat daar x procent horror tussen zit, wie weet? Uptempo voorbeelden op deze CD zijn Voodoo Man van The Del Vikings, Horror Pictures van The Calvanes, Shiverin' And Shakin' van Edwin & Alvin, The Hex van The Moroccos, Dr. Jekyll And Mr. Hyde van The Emersons en Vampire van Bobby Garrett met een jaren '60 mondharmonica. Naast doo-wop ruimt de CD een belangrijke plaats in voor de blues met John Lee Hooker's Graveyard Blues, een heel ander nummer getiteld Graveyard Blues door Luke Jones, Here Lies My Love van Mr. Undertaker (de heer Doodgraver!), Graveyard Disposition van Gatemouth Moore (bluesier kan een artiestennaam niet klinken), Lightnin' Hopkins door het overdreven gesnik compleet over the top Cemetery Blues, en het pré-war vaudeville Dean Man's Blues van Georgia White, allemaal songs die zich afspelen op een kerkhof maar op zich niets met Halloween van doen hebben. Ook één en al hartverscheurend gesnik tegen de achtergrond van klokkengelui is het niet onbekende The Bells van Billy Ward & the Dominoes. De tegenwoordig zo populaire popcorn noir wordt, euh, vertegenwoordigd door twee nummers die op zich evenmin iets met Halloween te maken hebben, en dat zijn The Hammer (Keeps A Knockin') van Faye Adams dat popcorn vermengt met exotica en I Know What Happened To Baby Jane van Bent Forcep & the Patients , dat naar ik veronderstel verwijst naar de film Whatever Happened To Baby Jane, een thriller uit 1962 met Bette Davis and Joan Crawford waarvan Johnny & the Hurricanes ooit nog het thema coverden. A Bucket Of Blood was in 1957 een horrorvluggertje van regisseur Roger Corman dat zich afspeelt in de beatnik subcultuur, maar het nummer Bucket O Blood van Big Boy Groves uit 1962 heeft daar niets mee te maken, hoewel het early sixties nummer met groovy orgel ook in beatnik stijl is. Daarstraks kwamen Igor en Dr. Jekyll And Mr. Hyde ons al de stuipen op het lijf jagen, twee andere grote griezels zijn enerzijds seriemoordenaar Jack The Ripper die twee keer door de steegjes sluipt met The Tip Tops en The Elites, beiden doo-wop doch heel anders uitgewerkt, en anderzijds The Mummy, opgewekt uit de graftombe door Bob McFadden. De stem van Dor, de mummie, werd ingesproken door Rod McKuen die het nummer ook schreef. New Orleans staat bekend om zijn voodoo, heksen en merkwaardige gotische kerkhoven (de stad is niet voor niets de locatie van Anne Rice's verfilmde roman Interview With The Vampire uit 1976), en Louis Armstrong's Spooks dat eerder thuishoort bij de crooners dan bij de dixieland jazz, laat staat bij de New Orleans rock 'n' roll, is erg sfeervol. Zo, en nu een van mijn Hammer films uitkiezen. Info: www.vintagerockinroots.com... als u durft! (Frantic Franky)

The shops are overflowing with Halloween crap since the beginning of September, so it's high time to bring in the annual crop of Halloween CD’s. This horror show pulls 28 tracksout of Little Victor Mac's magician's hat, starting off with Theme From Igor which is an instrumental cover by the Ernie Freeman Combo of the stroll classic Dinner With Drac by TV horror host John Zacherley whose Part 1 of this song is also on the CD. Freeman was actually a piano and organ player but Theme From Igor floats on sax and guitar with a few piano riffs in between. Comparing Freeman's version with Zacherley Freeman sounds a bit more powerful, but then again the jokes and tales told by Cool Ghoul John Zacherley who died in 2016 at the age of 98 and continued to present horror conventions until his death, remain unsurpassed. Igor is the name of the insane professor's hunchbacked assistant in every black and white horror film so it shouldn't surprise you that there's several records out there with the name Igor in the title, and he strolls on in Tony & the Monstrosities' Igor's Lament on the Crypt label. Another instrumental is The Bees' uptempo harmonica blues Terror. Those horror songs were quite often strolls, musically the songs are often in early sixties style, and regularly these two characteristics are combined , for example in Leonard Johnson's The Bug, Witchcraft In The Air by witch on duty Betty LaVette who in 2023 at the ge of 77 is still singing soul music, and in Bob Wagner's organ infused Annie Don't Work No More, the strangest contribution to the Work With Me Annie saga started by Hank Ballard in 1954. According to Wagner Annie doesn't work anymore because she's... dead! I can't offer any clue as to why so many of these horror songs belong to doo-wop, unless it's simply because there are millions of doo-wop songs so it makes statistical sense that x per cent horror among them are doo-wop, who knows? Uptempo examples here are The Del Vikings' Voodoo Man, The Calvanes' Horror Pictures, Edwin & Alvin's Shiverin' And Shakin', The Moroccos' The Hex , The Emersons' Dr. Jekyll And Mr. Hyde and Bobby Garrett's Vampire with a sixties harmonica. Apart from doo-wop the CD devotes quite a bit of time to blues tunes with John Lee Hooker's Graveyard Blues, an entirely different song titled Graveyard Blues by Luke Jones, Here Lies My Love by - what's in a name - Mr. Undertaker, Graveyard Disposition by Gatemouth Moore (you can't have a more blues sounding name), Lightnin' Hopkins' due the exaggerated sobbing completely over the top Cemetery Blues, and Georgia White's pré-war vaudeville Dean Man's Blues, all of these set in a graveyard but in themselves not having anything to do with Halloween. There's more heartbreaking sobbing this time against the backdrop of church bells in Billy Ward & the Dominoes' not unfamiliar The Bells. Popcorn noir's current popularity is reflected by the inclusion of two other songs that have basicly nothing to do with Halloween either, Faye Adams' The Hammer (Keeps A Knockin') which mixes popcorn with exotica and Bent Forcep & the Patients' I Know What Happened To Baby Jane which I presume to refer to the film Whatever Happened To Baby Jane, a 1962 thriller starring Bette Davis and Joan Crawford of which the theme was covered by Johnny & the Hurricanes. A Bucket Of Blood was a 1957 horror flick by director Roger Corman set in the beatnik subculture, but Big Boy Groves' 1962 song Bucket O Blood has nothing to do with that movie, even though this early sixties track with groovy organ is also executed beatnik style. Igor and Dr Jekyll And Mr Hyde already gave us the creeps, two other monsters on hand are serial killer Jack The Ripper prowling the alleys twice with The Tip Tops and with The Elites, both times doo-wop yet worked out very differently, and The Mummy, raised from the tomb by Bob McFadden. The voice of Dor, the mummy, was done by Rod McKuen who also wrote the song. New Orleans is known for its voodoo, witches and gothic graveyards (there's a reason it's the location of Anne Rice's 1976 novel Interview With The Vampire on which the 1994 film of the same title was based), and Louis Armstrong's Spooks which owes more to crooners then to dixieland jazz, let alone New Orleans rock 'n' roll, is very atmospheric. And now I'm gonna pick one of my Hammer films for tonight's viewing. Info: www.vintagerockinroots.com... if you dare! (Frantic Franky)


DESTINATION DESERT
Bear Family, BCD17731
English version: see below

Nu is de situatie wel even anders, maar ooit waren Marokko en Turkije gewoon exotische locaties, een beeldvorming gevoed door Ali Baba en de zeven rovers en 1001 Nachten waarin de slechterik in Hollywood films gewoon een dikke man in een maatpak met een fez op z'n hoofd was. Hollywood ging al op de oosterse tour sinds The Sheik met Rudolph Valentino uit 1921 uit de tijd van de stomme film, bleef films maken over Sinbad de zeeman en mocht graag locaties als Casablanca en Algiers opvoeren. Dat vertaalde zich ook in de populaire muziek en bij uitbreiding in de rock 'n' roll en aanverwanten middels oosterse fluiten en slangenbezwerende saxofoons. Om Jerry Reed te parafraseren in opener Rockin' In Bagdad: "harems boppin’ to the boogie beat en kamelen die hoppen in de straat", oftewel pita rock 'n' roll en shoarma boogie woogie! Die Rockin' In Bagdad is clean cut big label rock 'n' roll, net als Sinbad van Bobby Freeman dat de intro van diens Do You Wanna Dance opentrekt naar het Midden-Oosten, kruispunt van drie continenten: Europa, Azië en Afrika. Zelfs de buikdansende Bill Haley & his Comets ontsnapten er niet aan met hun Oriental Rock! Er is doo-wop met de rocker The King Tut Rock van The Socialites en met Ali Baba van The Sandpipers uit 1966, al klinkt dat vijf jaar ouder, en er zijn voornamelijk saxofoon instrumentals als Leroy Holmes' In A Persian Market (de rock 'n' roll swing versie uit 1958, niet zijn originele big band versie uit 1951) en de slurpende sax stroll Ali Baba van The Champs, alsmede variété rock 'n' roll als de sax jiver Pasha van The Ramrocks (de B-kant van hun smakelijk getitelde single Lasagna - geen idee wie de toeter bespeelde), Shish Ka Bob Rock van Eddie "The Sheik" Kochak die zijn muziek zelf omschreef als amer-abic, en het bekende Habibi Twist van The Latins die uit Italië kwamen. Nog bekender is Ahab The Arab, maar dan voornamelijk via de originele versie van Ray Stevens. Zangeres Jo Ann Campbell's cover hier vind ik eigenlijk beter! En nóg bekender is het nummer The Sheik Of Araby, oorspronkelijk een Tin Pan Alley compositie uit 1921, hier te horen in een vocal harmony meets doo-wop versie door The Colts. Arabian Love call werd bij ons gecoverd door The Seatsniffers (B) maar is in Art Neville's originele versie wel exotisch doch veel minder ska. De wondere wereld der muziekbusiness: saxofonist Preston Love speelt niét mee op de Johnny Otis compositie Ali Baba's Boogie van "Preston Love & his Orchestra", want op die instrumental nam Jackie Kelso de saxofoon honneurs waar! Ik lees het ook maar in het CD booklet, hoor. Rockende jungle exotica mag hier uiteraard niet ontbreken, en we noemen Sheba van Johnny & the Hurricanes dat merkwaardig genoeg wel orgel, gitaar en heel veel drums heeft maar niet Johnny Paris' saxofoon, Come With Me To The Casbah van Ganimian & his Orientals, Camel Walk Part 1 van The Saxons, Hari's Harem van The Slaves, Zooba van Don Ralke, en Oasis Part 1 van The Majestics met bongos die klinken als oerwoudstammen in extase voor King Kong, oorspronkelijk verschenen op Chanson Records, een klein label uit Pulaski, Tennessee gerund door de lokale begrafenisondernemer. Dat CD booklet, 28 pagina’s track by track info en deels full colour illustraties, is echt wel goud waard.
Destination Desert bevat 32 tracks 1954-1966 en daar zit ook gestroomlijnde uptempo country tussen als Aladdin's Lamp van Ferlin Husky dat een beetje een oosterse versie van Kawliga is, naast songs die je evengoed als popcorn noir kan betitelen, bijvoorbeeld Princess Of Persia van Billy Grammer een half continent verwijderd van zijn country swinger Gotta Travel On, Dinah Washington's uptempo One Arabian Night, Big Maybelle's al even uptempo That's A Pretty Good Love met Mickey Baker op gitaar en Buddy Lucas op sax, en de bossa nova Ali Ben Ghazi van Jack Hammer, de Amerikaanse songschrijver die vanuit België op Ronnex Records de Europese twistkoning werd. U vindt dat toch maar vreemd allemaal? Wat dan te denken van Misirlou, dé pitafluit melodie bij uitstek. Misirlou staat hier niet op, wel het vergelijkbare Ali Baba van Dave & the Customs, één van de vele surf instros met oriëntaalse invloed. Nog surf vibes: Sands Of Arabia van The Teentones en het bekende Istanbul (Not Constantinople) in de instrumentale versie van The Renegades. Van Caravan, Duke Ellington's standaard uit 1936, staan er maar liefst drie versies op de CD: primitief rock 'n' rollend door The Polk Brothers, flitsender door The Fendermen van Mule Skinner Blues fame, en sfeervol traag door percussionist Bobby Christian. Wie de dreigende twangy gitaar speelde is blijkbaar niet bewaard gebleven. En allemaal achter elkaar vormt dat de dans der zeven sluiers toen Bagdad nog gewoon de locatie was van films met Bob Hope en Bing Crosby en het niet king Elvis maar sjeik Elvis was in Harum Scarum. Van die film staat géén nummer op deze verbazingwekkend rockende CD, wel een vijf seconden durend dialoogfragment uit de filmtrailer. Zo, en nu een lekkere kebab met extra looksaus! Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Nowadays things are a little different, but once upon a time Morocco and Turkey were simply exotic locations, an image fuelled by Ali Baba and the Forty Thieves and 1001 Nights in which the bad guy in Hollywood films was just a fat man in a custom made suit with a fez on his head. Hollywood has been going oriental ever since 1921's The Sheik with Rudolph Valentino way back in the silent film era, kept making films about Sinbad the sailor and always had a penchant for locations like Casablanca and Algiers. This influence was also widely used in popular music and by extension in rock 'n' roll and related genres through oriental flutes and snake charming saxophones. To quote Jerry Reed in opening track Rockin' In Bagdad: "his harem is a-boppin' to a boogie beat, they even got the camels hoppin' down the street", or kebab rock 'n' roll and falafel boogie woogie! Rockin' In Bagdad is clean cut big label rock 'n' roll, just like Bobby Freeman's Sinbad that takes the intro of his Do You Wanna Dance into the middle east, crossroads of three continents: Europe, Asia and Africa. Even belly dancing Bill Haley & his Comets did not escape with their Oriental Rock! There's doo-wop with The Socialites' rocker The King Tut Rock and with The Sandpipers' Ali Baba from 1966 even though it sounds five years older, and there are mostly saxophone instrumentals like Leroy Holmes' In A Persian Market (the 1958 rock 'n' roll swing version, not his original 1951 big band version) and The Champs' slurring sax stroll Ali Baba, as well as variety rock 'n' roll like The Ramrocks' sax jiver Pasha (the B-side of their tastefully titled single Lasagna - no idea who played the excellent sax), Shish Ka Bob Rock by Eddie "The Sheik" Kochak who described his music as amer-abic, and the well known Habibi Twist by The Latins who came from Italy. Even better known is Ahab The Arab, though mainly through Ray Stevens' original version. I actually prefer Jo Ann Campbell's cover here! Still better known is The Sheik Of Araby, originally a 1921 Tin Pan Alley composition heard here in a vocal harmony meets doo-wop version by The Colts. Arabian Love call was later covered by The Seatsniffers (B) but Art Neville's original version is exotic yet much less ska. The wonderful world of the music business: saxophone player Preston Love does not play on the Johnny Otis composition Ali Baba's Boogie by "Preston Love & his Orchestra", as Jackie Kelso did the saxophone honours on that instrumental! Mind you, I only found this out by reading it in the included CD booklet. Obviously the CD has a lot of rockin' jungle exotica on offer like Johnny & the Hurricanes' Sheba which features organ, guitar and lots of drums but oddly enough not Johnny Paris' saxophone, Ganimian & his Orientals' Come With Me To The Casbah, The Saxons' Camel Walk Part 1, The Slaves' Hari's Harem, Don Ralke's Zooba and The Majestics' Oasis Part 1 with bongos that sound like a jungle tribe ecstatically summoning up King Kong, originally released on Chanson Records, a small Pulaski, Tennessee based label run by the local undertaker. Yep, that 28 page CD booklet with track-by-track info and even some full colour illustrations is really worth its weight in gold.
Among the 32 tracks 1954-1966 we also discover sleek uptempo country like Ferlin Husky's Aladdin's Lamp which is like an eastern version of Kawliga, alongside songs one could consider popcorn noir, for instance Billy Grammer's Princess Of Persia half a continent away from his country swinger Gotta Travel On, Dinah Washington's uptempo One Arabian Night, Big Maybelle's equally uptempo That's A Pretty Good Love with Mickey Baker on guitar and Buddy Lucas on sax, and the bossa nova Ali Ben Ghazi by Jack Hammer, the American songwriter who became the European twist king. You think all of this is kinda strange? What then to think of Misirlou, the kebab flute tune par excellence. Misirlou is not on here, but Dave & the Customs' similar Ali Baba, one of the many surf instros with oriental influence, is, together with other surf vibes like The Teentones' Sands Of Arabia and the well known Istanbul (Not Constantinople) in an instrumental version by The Renegades. There are no less than three versions of Duke Ellington's 1936 standard on the CD, done as primitive rock 'n' roll by The Polk Brothers, flashier by The Fendermen of Mule Skinner Blues fame, and atmospherically slow by percussionist Bobby Christian. Who played the menacing twangy guitar on his version is apparently unknown. Playing the whole CD in a row sounds like the dance of the seven veils when Bagdad was the location of films with Bob Hope and Bing Crosby and Elvis was not the king but a sheikh in Harum Scarum. There's no song from that movie on this amazingly rockin' CD, but there is a five second dialogue clip from its trailer. Time for a nice kebab with extra garlic sauce! Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


ROCKIN’ ROLLIN’ USA CANADA VISIT 06: ROUGH AND BOLD
Pan-American, PAR006
English version: see below

We zijn weer op muzikale rondreis in Canada, en wie komen we daar allemaal tegen? The Hi-Lites die met Friday Night Go Go een goeie jiver bijeen bliezen en Gary Cooper & the Triads met de stevige rocker Come On Pretty Baby, naast door hun eerdere verschijningen in deze reeks intussen oude bekenden als Dick Damron met de Canadese rockabilly That's What I Call Living, Jack Bailey met de rocka-hillbilly The Bad Apple, en The Rock-A-Tunes wier Honey Baby Sugar zich in de hoek van Money Honey en The Way I Walk situeert. The Crew Cuts' versie van My Blue Heaven is meer big band variété swing dan rock 'n' roll - 't is dan ook een standaard uit de jaren '20 die door de grote Fats Domino ook maar gecoverd werd. I Love My Baby van Little Billy Mason die zo piepjong klinkt dat ie een mannelijk equivalent van Brenda Lee lijkt, bevat een verrassend jazzy gitaarsolo, al ben ik niet zeker of dat de bedoeling was. Het bizarste nummer van Canadese origine is Ski Bum van Les Mégatones dat een surfgitaar koppelt aan gejodel en Don't You Just Know It ha ha ha ha's. Verzamelaars van ruimtevaartmuziek dienen te noteren dat diezelfde Mégatones in 1969 een Franstalige popsingle genaamd Monsieur Armstrong uitbrachten waarin ze Neil Armstrong, de eerste mens op de maan, vragen om de maan mee te brengen om aan hun lief te geven.
We zijn trouwens niet de enige toeristen hier, want we lopen ook een hele stoet Amerikaanse artiesten tegen het lijf wier plaatjes werden uitgebracht in Canada, zoals Buddy Holly (Tell Me How), Johnny Cash (de cash-a-billy There You Go), Carl Perkins die nog steeds zijn kam kwijt is (Lend Me Your Comb), Roy Orbison (Go Go Go alias Down The Line), Billy Crash Craddock samen met zijn Boom Boom Baby (brave billy), Marty Robbins en zijn Ruby Ann (uptempo countrypop), Terry Noland (de brave billy Puppy Love), meisjestrio The Bobbettes (het zwarte Have Mercy Baby), Lloyd Arnold & his Rockin' Drifters (de white rocker Hangout), Andy Dio & the Hi-Ways en hun Bonnie Jean (white rock, Dio's perfecte stroll Rough And Bold staat ook op de CD), Jimmy Murphy (de semi-akoestische hillbilly boogie fox chase Sixteen Tons Rock 'n' Roll, maar in Canada zullen ze ook wel koolmijnen hebben gehad), alsmede Ted Self (de countrybilly Walk Her Down The Isle). Louie Louie door Rockin' Robin Roberts & the Wailers is niet het origineel (dat is van Richard Berry) maar wel de uitvoering die de inspiratie werd voor de bekendste versie en dat is natuurlijk die van The Kingsmen. Lonnie Mack covert Jimmy Reed's Baby What's Wrong in zijn gekende Memphis bluesrock gitaarstijl, en Dennis Turner covert Clyde McPhatter's Lover Please - dat denk je tenminste, want Turner was McPhatter vóór, al waren The Rhythm Steppers op hun beurt Dennis Turner vóór. En dáárvoor was er nog Billy Swan, want die heeft het geschreven, al heeft ie het zelf pas opgenomen in 1974. Daarstraks viel reeds de naam Fats Domino, en de Fat Man passeert nog een keertje in de ranke figuur van Bonnie Lou, een zangeres die ik niet meteen als rock 'n' roll zou bestempelen maar die telkens zo fris en opgewekt klinkt dat ze uw aandacht waard is. Hier brengt ze een ravissante uitvoering van Domino's Bo Weevil. Cajun country crackers Rusty & Doug zijn uiteraard Rusty & Doug Kershaw die zelden zo popstroll klonken als in 1956 in I Never Had The Blues. Doug Kershaw is nu 87 jaar en trad in april nog op op Viva Las Vegas!
Onze vakantie is niet enkel een rondreis maar ook een tijdreis want alle 28 door Mark Armstrong bij elkaar gesprokkelde tracks verschenen oorspronkelijk tussen 1956 en 1963. De CD sluit af met een specialleke: Bobby Vee's The Night Has A Thousand Eyes in het Frans door diezelfde Billy Mason van daarstraks zeven jaar nà I Love My Baby, waarschijnlijk de reden dat die "little" werd weggelaten van zijn naam. Voor zover ik weet volgt er nog één volume Canada en dan steekt deze reeks de grens over bij de Niagara watervallen. Hou je paspoort klaar en vergeet de gids niet! Info: Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Once again we're on a music holiday in Canada, and who do we run into this time? The Hi-Lites with a decent jiver titled Friday Night Go Go, and Gary Cooper & the Triads with the solid rocker Come On Pretty Baby, plus several acts who thanks to their previous appearances in this series by now have become old acquaintances like Dick Damron with the Canadian rockabilly That's What I Call Living, Jack Bailey with his rocka-hillbilly The Bad Apple, and The Rock-A-Tunes whose Honey Baby Sugar is from the same mold as Money Honey and The Way I Walk. The Crew Cuts' version of My Blue Heaven is big band variety swing instead of rock 'n' roll, which shouldn't come as a surprise since it's actually a standard from the 1920s which was simply covered by the great Fats Domino in his unique style. I Love My Baby by Little Billy Mason who sounds so young that he appears to be the male equivalent of Brenda Lee, features a surprisingly jazzy guitar solo, though I'm not sure that was intentional. The most bizarre song of Canadian origin is Ski Bum by Les Mégatones who pair a surf guitar with yodelling and Don't You Just Know It ha ha ha ha's. Collectors of space songs please note that these same Mégatones in 1969 released a pop 45 sung in French titled Monsieur Armstrong in which they ask Neil Armstrong, the first man on the moon, to bring them the moon so they can give it to their girlfriend.
We're not the only tourists here, by the way, as we also run into a whole parade of American artists whose records were released in Canada, such as Buddy Holly (Tell Me How), Johnny Cash (the cash-a-billy There You Go), Carl Perkins who still has not found his comb (Lend Me Your Comb), Roy Orbison (Go Go Go aka Down The Line), Billy Crash Craddock and his Boom Boom Baby (cute-a-billy), Marty Robbins and his Ruby Ann (uptempo country pop), Terry Noland (the cute-a-billy Puppy Love), girl trio The Bobbettes (the black Have Mercy Baby), Lloyd Arnold & his Rockin' Drifters (the white rocker Hangout), Andy Dio & the Hi-Ways and their Bonnie Jean (white rock, Dio's perfect stroll Rough And Bold is also on the CD), Jimmy Murphy (the semi-acoustic hillbilly boogie fox chase Sixteen Tons Rock 'n' Roll, I'm sure they had coal mines in Canada too), as well as Ted Self (the countrybilly Walk Her Down The Isle). Rockin' Robin Roberts & the Wailers' Louie Louie is not the original version (that one was recorded by Richard Berry) but turned out to be the inspiration for the best known version which is of course the one by The Kingsmen. Lonnie Mack covers Jimmy Reed's Baby What's Wrong in his familiar Memphis bluesrock guitar style, and Dennis Turner covers Clyde McPhatter's Lover Please - at least that's what you think, because Turner did it before McPhatter, although The Rhythm Steppers did it before Dennis Turner. And before Turner there was Billy Swan who wrote it but didn't record it himself until 1974. We already mentioned Fats Domino, and the Fat Man drops by again in the slender figure of Bonnie Lou, a singer who I wouldn't describe as rock 'n' roll but who always sounds so fresh and cheerful that she is worthy of your attention at any time. Here she does a ravishing rendition of Domino's Bo Weevil. Cajun country crackers Rusty & Doug are of course Rusty & Doug Kershaw who seldom sounded as pop stroll as they did in 1956 in I Never Had The Blues. Doug Kershaw is now 87 and performed at Viva Las Vegas last April!
We're not only travelling through Canada but also through time as all 28 tracks collected here by Mark Armstrong originally appeared between 1956 and 1963. The CD closes with a unique track: Bobby Vee's The Night Has A Thousand Eyes sung in French by the same Billy Mason as before seven years after his I Love My Baby, which is probably why they left the "little" out of his name. As far as I know there will be one more volume dedicated to Canada before this series will cross the border at Niagara Falls. Keep your passport ready and don't forget to tip the guide!
Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

20 september 2023

THAT’LL FLAT GIT IT Vol. 44: ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM THE VAULTS OF KING, FEDERAL, AUDIO LAB & DELUXE RECORDS
Bear Family, BCD17672
English version: see below

Twee maanden na That'll Flat Git It Vol. 42 BCD17669 volgt een tweede CD met materiaal uit de archieven van het platenlabel dat na de tweede wereldoorlog het langst het meeste succes had in zowel de rhythm 'n' blues als de country markt, King Records en King onderafdelingen Federal, Audio Lab en DeLuxe Records. Dat betekent dat King geen eigen herkenbare sound had als bijvoorbeeld Sun Records, maar daarom was de muziek op King niet minder goed.
De CD trekt meteen alle registers open met de stomende rocker Move van Boyd Bennett & his Rockets - een rocker inderdaad, door geen door blazers aangevuurde jiver zoals hun Seventeen of My Boy Flat Top, maar een wilde gitaarrocker met piano, in 1980 gecoverd door Shakin' Stevens op zijn LP Marie Marie, in het kielzog van het hitsucces van de single This Ole House heruitgebracht als This Ole House. Big Moe & the Panics klinken in Sharpest Guy In Town dan weer als de kruising tussen Bennett's reguliere sound en deze Move, niet onlogisch aangezien Big Moe (echte naam: James Marvin Mauzey) de zanger was op Seventeen en My Boy Flat Top. Bij Bennett's Move stond evenwel Cecil McNabb Jr. die het nummer schreef achter de microfoon, en hem komen we verderop nog tegen op de CD.
Boyd Bennett is een van de bekende namen hier, net als Mac Curtis met de rockabilly classics That Ain't Nothing But Right en Grandaddy's Rockin' en het wat rustigere You Ain't Treatin' Me Right. De niet te imiteren Charlie Feathers is present met de erg rockende King versie van Bottle To The Baby (zoals veel van zijn nummers heeft Feathers dit in zijn carrière verschillende keren opgenomen) en met Everybody's Lovin' My Baby, en de gezellige piano boogie Seven Nights To Rock van Moon Mullican begeleid door Boy Bennett & his Rockets heeft swingende blazers en zelfs een smeuïge saxofoonsolo in het getouw. Die gaat er vlot in, net als de gestroomlijnde stop-start rockers met backing vocals als Gotta Make Her Mine van Ronny Wade (echte naam: Billy Tubb, een neef van Ernest Tubb), Shake Shake van de Canadese groep Fred Coupland & the Blue Tones, Oh Baby Dance With Me van ex-Pee Wee King contrabassist en zanger Gene Stewart, en het geinige Guitar Pickin' Fool van de zwarte Teddy Humphries. King bracht ook hillbillies gone rock 'n' roll uit zoals Peg Pants, de enige single ooit van Bill Beach met zelfs een solo op steel, en Delbert Barker's Jug Band Jump, véél hillbilly-er dan zijn rockende No Good Robin Hood dat op de eerste Bear Family King CD stond, en in het verlengde daarvan Bobby Grove's spookachtige medium tempo westernballade Whistle Of the Gravy Train, niet de enige trainsong want we horen ook het uptempo Goodnight Cincinnati Good Morning Tennessee van Rusty York, dezelfde van Sugaree, die ooit nog in Nederland heeft opgetreden op een Rockhouse meeting. Alleen al die titel Goodnight Cincinnati Good Morning Tennessee uitspreken klinkt al melodieus! Ook te beluisteren hier: York's rockabilly cover van Orangie Ray Hubbard's primitieve Sweet Love die niet werd uitgebracht door King en die hij voor Chess Records als opvolger van Sugaree herwerkte tot Sweet Talk. Helaas bracht Chess het evenmin uit.
Het feest houdt niet op en er volgen swingende rock 'n' roll jivers (Oh Yeah van Fred Coupland & the Blue Tones), late fifties rechtdoor gitaarjivers (What Is Your Technique van Ronnie Speeks & his Elrods), wilde zwarte schreeuwlelijkerds (Rockyn' Up van Ronnie Molleen), uptempo strollers (Donna Lou van Ray Starr), jivestrollers (I Want A Lover van Wes Voight, de jongere broer van acteur Jon Voight, later zou Wes Voight onder het pseudoniem Chip Taylor de wereldhit Wild Thing schrijven) en zelfs een semi-akoestische chaotische uptempo bluesbopper met folky inslag, Rockin' Blues van ene Booker Lee Jr. Zeb Turner's Jersey Rock uit 1953 notabene klinkt als zwarte vaudeville rock 'n' roll, maar Turner was wel degelijk een blanke country zanger. Op de CD staan ook handvol Elvis soundalikes of zo u wil wannabees als Bing Day's Pony Tail Partner in Dixieland Rock mood (Day dook midden jaren '60 als bassist en gitarist op in de begeleidingsband van Johnny Rivers en bedacht naar verluidt de gitaarrif van Secret Agent Man, zo lezen we in het CD booklet van 32 pagina’s van de hand van Bill Dahl), en Cecil McNabb Jr (Nothing Like This) en Bobby Cash die inspiratie zochten in de Elvis van begin jaren '60. Cash's Run Fool Run uit 1964 inclusief Jordanaires-achtig koortje heeft een groovy orgelsolo maar helaas ook minstens één glitch, een seconde waar de muziek verglijdt. Nog een geluidstechnische opmerking: sommige tracks lijden onder een wat distorted sound als je ze luid opzet, terwijl ik mijn muziek liever vlijmscherp heb. Onafgezien daarvan: eens te meer een uitstekende compilatie in deze voorbeeldige reeks. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Two months after That'll Flat Git It Vol. 42 BCD17669 this is a second CD with material from the vaults of King Records and King subdivisions Federal, Audio Lab and DeLuxe Records, the record label that for the longest time after World War II had the most success in both the rhythm 'n' blues and country markets. That means King did not have its own recognisable sound like, say, Sun Records, but that doesn't make the music on King any less good.
The CD immediately pulls out all the stops with the steamy rocker Move by Boyd Bennett & his Rockets - a rocker indeed, and not a sax driven jiver like their Seventeen or My Boy Flat Top, but a wild guitar rocker with piano, covered in 1980 by Shakin' Stevens on his LP Marie Marie, re-released as This Ole House in the wake of the hit success of that 45. Big Moe & the Panics in turn sound like a cross between Bennett's regular sound and this Move, not illogical since Big Moe (real name: James Marvin Mauzey) was the singer on Seventeen and My Boy Flat Top. On Bennett's Move however it's the song's composer Cecil McNabb Jr. who was behind the microphone, and we'll meet him again further down the CD.
Boyd Bennett is one of the familiar names here, as is Mac Curtis with his rockabilly classics That Ain't Nothing But Right and Grandaddy's Rockin' as well as the calmer You Ain't Treatin' Me Right. The always impressive Charlie Feathers is present with the tough rockin' King version of Bottle To The Baby (like many of his songs, Feathers recorded this one several times over the course of his career) and with Everybody's Lovin' My Baby, and Moon Mullican's cosy piano boogie Seven Nights To Rock accompanied by Boy Bennett & his Rockets has a swinging horn section and even an raucous saxophone solo that drives it along. It's a corker, as are the streamlined stop-start rockers with backing vocals like Gotta Make Her Mine by Ronny Wade (real name: Billy Tubb, a nephew of Ernest Tubb), Shake Shake by Canadian group Fred Coupland & the Blue Tones, ex-Pee Wee King double bassist and vocalist Gene Stewart's Oh Baby Dance With Me, and the amusing Guitar Pickin' Fool by black artist Teddy Humphries. King also released hillbillies gone rock 'n' roll such as Peg Pants, Bill Beach's only 45 ever with even a steel guitar solo, Delbert Barker's Jug Band Jump, much more hillbilly than his rockin' No Good Robin Hood that graced the first Bear Family King CD, and by extension Bobby Grove's haunting medium tempo western ballad Whistle Of the Gravy Train, not the only train song as we also hear the uptempo Goodnight Cincinnati Good Morning Tennessee from Rusty York, the guy who sang Sugaree. Just pronouncing that title Goodnight Cincinnati Good Morning Tennessee sounds melodic! Also on offer: York's rockabilly cover of Orangie Ray Hubbard's primitive Sweet Love which King chose to leave unreleased and which York reworked under the title Sweet Talk for Chess Records as his follow-up to Sugaree. Unfortunately, Chess did not release it either.
The party continous with swinging rock 'n' roll jivers (Fred Coupland & the Blue Tones' Oh Yeah), late fifties straight forward guitar jivers (Ronnie Speeks & his Elrods' (What Is Your Technique), wild black screamers (Ronnie Molleen's Rockyn' Up), uptempo strollers (Ray Starr's Donna Lou), jive strollers (I Want A Lover by Wes Voight, younger brother of actor Jon Voight. Wes Voight would go on to write the world hit Wild Thing under the pseudonym Chip Taylor) and even a semi-acoustic chaotic uptempo blues bopper with folky overtones, Rockin' Blues by one Booker Lee Jr. Zeb Turner's 1953 Jersey Rock sounds like black vaudeville rock 'n' roll, but Turner was a white country singer. The CD also features handful of Elvis soundalikes or if you like wannabees like Bing Day's Pony Tail Partner in Dixieland Rock mood (Day turned up as a bass and guitar player in Johnny Rivers' backing band in the mid-sixties and reportedly came up with the guitar riff of Secret Agent Man, or so we read in the 32 page CD booklet authored by Bill Dahl), and Cecil McNabb Jr (Nothing Like This) and Bobby Cash who both sought inspiration in early sixties Elvis. Cash's Run Fool Run from 1964 includes Jordanaires-styled backing vocals and a groovy organ solo but unfortunately also at least one glitch, a second where the music slips. Another note on sound quality: some tracks suffer from a somewhat distorted sound when you play them loud, whereas I prefer my music razor sharp. Apart from that this is once again an excellent compilation in this exemplary series. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


MORE BOSS BLACK ROCKERS VOL. 10: LONELY LONELY TRAIN
Koko Mojo, KMCD 170

English version: see below

Dit is - voorlopig althans - de laatste More Boss Black Rockers, maar geen nood en niet getreurd, de onverdroten geesten bij Koko Mojo en Rhythm Bomb zijn vast en zeker alweer op iets nieuws aan het broeden. Tot het zover is kunnen we ons in elk geval nog één keer laven aan een verzameling van 28 jivers (Hickory Dickory Dock van Big Boy Myles, Polly Molly van The Five Masks, Betty And Bobby van Ernie Tucker & his Operators, Touch And Go van Wynona Carr, Turn It Off van Dean & Jean), doo-woppende jivers (Baby I Don't Care van The Guytones), doo-woppers (The Dukes met het Cadets-achtige Come On And Rock), strollers (het early sixties Gotta Have A New Dress van Curtis Knight, Roosevelt Grier in de jungle met het funky New Orleans Struttin' And Twistin') en nummers waarop je naar eigen keuze kan strollen of jiven (Please Please Be Mine van El Pauling & Royal Abbit), allemaal afkomstig - hoeft het nog gezegd - uit het zwarte hinterland en hier gecoördineerd door Little Victor Mac, de kwistig met positieve vibes rondstrooiende Mojo Man. The Larks klinken in Forget It als The Treniers, King Curtis toetert een eind weg in de aan Green Onions schatplichtige instrumental Beach Party, Little Richard's begeleidingsband The Upsetters gaat onder leiding van saxman Grady Gaines de Frolic Diner tour op in Jaywalking, Little Richard zelf doet zijn duit in het zakje met de vroege rhythm 'n' blues swinger Ain't Nothing Happening uit 1952, Edwin & Alvin proberen in Shiverin' And Shakin' The Coasters te zijn, en Brook Benton gaat in I Wanna Do Everything For You op de Don't Be Cruel toer. Sommige nummers vonden inspiratie in exalterende gospel, bijvoorbeeld Please Don't Go (Back To Baltimore) van Johnny Acey, géén tikfout want dit is niet Johnny Ace. Andere vonden nergens inspiratie in en zijn niets anders dan primitief, bijvoorbeeld The Premiers in Hey Miss Fancy. Misschien staan er iets te veel rustig voortkabbelende nummers op de CD, maar wie de andere volumes in deze reeks kocht mag deze afsluiter uiteraard niet missen. Wie nu pas inpikt kan zijn schade nog steeds inhalen. Als je echter de bijhorende tiendelige LP reeks (een samenvatting van elke CD op vinyl + gratis de full CD erbij) nog te pakken wil krijgen zal je ondertussen al flink je best moeten doen. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

This is - at least for now - the last More Boss Black Rockers entry, but don't worry and don't despair, I'm sure that the undeterred busy minds at Koko Mojo and Rhythm Bomb are already brooding on something new. Until then we can at least one more time indulge in a selection of 28 jivers (Big Boy Myles' Hickory Dickory Dock, The Five Masks' Polly Molly, Ernie Tucker & his Operators' Betty And Bobby, Wynona Carr's Touch And Go, Dean & Jean's Turn It Off), doo-wopping jivers (The Guytones' Baby I Don't Care), doo-woppers (The Dukes with the Cadets-like Come On And Rock), strollers (Curtis Knight's early sixties Gotta Have A New Dress, Roosevelt Grier in the jungle with the New Orleans funky Struttin' And Twistin') and songs on which you can either stroll or jive as you please (El Pauling & Royal Abbit's Please Please Be Mine), all hailing - needless to say - from the black hinterland and coordinated here by Little Victor Mac, sprinkling positive vibes around in his Mojo Man disguise. The Larks sound like The Treniers in Forget It, King Curtis honks away in the Green Onions styled instrumental Beach Party, Little Richard's backing band The Upsetters led by saxman Grady Gaines goes Frolic Diner in Jaywalking, Little Richard himself delivers the early rhythm 'n' blues swinger Ain't Nothing Happening from 1952, Edwin & Alvin think they are The Coasters in Shiverin' And Shakin', and Brook Benton goes Don't Be Cruel in I Wanna Do Everything For You. Some songs found inspiration in exalted gospel, for instance Please Don't Go (Back To Baltimore) by Johnny Acey, no typo because it's not Johnny Ace. Others found no inspiration at all and simply sound primitive, for example The Premiers in Hey Miss Fancy. Perhaps the CD contains too many tracks that just keep chugging along, but if you bought the other volumes in this series you don't wanna miss this final chapter. If you're new to the Boss Black Rockers you can still pick up the other volumes. But if you want to buy the accompanying ten volume LP series (a summary of each CD on vinyl + the full CD as a free bonus), you better start to hurry up. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Vinyl Recensies

14 september 2023

HE'S A WOLF/ TORNADO BEAT
Wild Records, TB 01
English version: see below

Dit is 'em dus, de eerste Nederlandse single op het twintig jaar geleden trendsettende Amerikaanse label Wild Records, en die eer viel Tornado Beat te beurt, opgericht in Amsterdam in 2019 door Kim Steer van Pinxteren (zang), Laurent Portier (gitaar, Lil' Sal & the Wildtones), Eddy Poppes (contrabas, Reno Brothers, Red Shots), Jan Kramer (drums, Haystack Hi-Tones) en Mikkel van der Meulen (sax, Amsterdam BeatClub) die speelt op deze single maar inmiddels vervangen is door Wim van den Manacker van ska/reggae band The Beatbusters. In 2021 stonden ze al met twee tracks op de verzamel-CD The WILDest Young Breed Volume 3, en daarna volgde deze vinyl single, niet opgenomen bij Reb Kennedy in Hollywood maar gewoon in Haarlem. In tegenstelling tot veel andere uitbestede Wild releases grijpt Tornado Beat evenwel terug naar de klassieke Wild basissound: aards en met ritmische percussie van maracas oftewel sambaballen. He's A Wolf doet zijn voordeel met een dreigende gitaar, een diep blowende scheursax, een frontvrouw die haar hele ziel in haar zang en in handen van de luisteraar legt, en één dubbele solo bestaande uit eerst gitaar en dan nog een paar maten sax. Die zware sax sound doet wat denken aan The Playboys (GB) destijds, en aan indianen op het oorlogspad, want dat soort kampvuur dans is He's A Wolf. Het nummer hakt er stevig in, je kan er boppend een paar laarzen op verslijten, er zitten een paar venijnige weerhaken in de melodie en het ritme, de wolf huilt naar de maan, en voor je't weet is het nummer voorbij.
B-kant Don't Take It Too Far is een stroll die logischerwijs muzikaal in hetzelfde stevige straatje zit met eerst een gitaarsolo inclusief een stukje chicken picking en daarna een tweede solo waarin de toetersax center stage neemt. Beide nummers zijn eigen composities, en ik vermag te hopen dat Tornado Beat dra ook de gelegenheid krijgt een volledige CD uit te brengen op Wild. Tot het zover is moeten we ons behelpen met deze single, het soort single dat voor je't weet ook uitverkocht is, dus niet twijfelen. Je steunt er bovendien de Nederlandse rock 'n' roll scene mee. Inmiddels is er ook een tweede Nederlandse single uit op Wild Records, met name van "veteraan" Junior Marvel meer dan 25 jaar na zijn debuut op Mac Records. Info: www.facebook.com/tornadobeatwildrecords and www.wildrecordseurope.com (Frantic Franky)

This is the first 45 by a Dutch band on Wild Records, the American label that was trendsetting two decades ago, and that honour befell Tornado Beat, founded in Amsterdam in 2019 by Kim Steer van Pinxteren (vocals), Laurent Portier (guitar, Lil' Sal & the Wildtones), Eddy Poppes (double bass, Reno Brothers, Red Shots), Jan Kramer (drums, Haystack Hi-Tones) and Mikkel van der Meulen (sax, Amsterdam BeatClub) who plays on this single but has since been replaced by Wim van den Manacker from Dutch ska/reggae band The Beatbusters. Back in 2021 Tornado Beat had two tracks on The WILDest Young Breed Volume 3 compilation CD, followed by this vinyl 45, not recorded at Reb Kennedy's in Hollywood but simply in the city of Haarlem, Holland. Unlike many other outsourced Wild releases however, Tornado Beat harks back to the classic basic Wild sound: down to earth and featuring rhythmic percussion using maracas. He's A Wolf takes advantage from a menacing guitar, a deep blowing ripping sax, a frontwoman who puts her whole soul into her vocals and into the hands of the listener, and one double solo consisting of first guitar and then a couple bars of sax. The heavy sax sound is somewhat reminiscent of The Playboys (GB) in the nineties, and of injuns on the warpath, because He's A Wolf is that kind of campfire dance. The song chops along briskly, you could wear out a pair of boots boppin' to it, there are some vicious hooks in the melody and rhythm, the wolf howls at the moon, and before you't know it the song is over.
B-side Don't Take It Too Far is a stroll which is logically in the same solid musical vein with first a guitar solo including a bit of chicken picking and then a second solo with the sax taking centre stage. Both songs are selfpenned and I dare to hope that Tornado Beat soon will get the opportunity to release a full CD on Wild. Until then we'll have to make do with this 45, the kind of 45 that sells out before you know it as well, so don't hesitate. Besides you're supporting the Dutch rock 'n' roll scene when you buy this. In the meantime a second Dutch single has been released on Wild Records by "veteran" rockabilly Junior Marvel more than 25 years after his debut on Mac Records. Info: www.facebook.com/tornadobeatwildrecords and www.wildrecordseurope.com (Frantic Franky)


VINTAGE TROUBLE/ TRUCK STOP CUTIE
Truck Stop Cutie, géén cat.nr.
English version: see below

Als de debuutsingle van Truck Stop Cutie u bekend in de oren klinkt, dan klopt dat: Truck Stop Cutie frontman, contrabassist Wim Geysels die het nummer schreef, zong het al bij zijn vorige band Belle Starr & the Boot Jacks, toen in duet met zangeres Belle Starr. Uit die Boot Jacks komt ook pedal steel Bouke Cools, de rest van Truck Stop Cutie bestaat uit "oudstrijders" van de Belgische rockabilly scene Wan De Brabander (akoestische gitaar, Moonshine Reunion), Steven Hollanders (leadgitaar, Hadacol Tremblers, Motel Men) en Koen Verbeek (drums en backing vocals, Crystal & Runnin' Wild, Los Fabulous Frankies). Mensen die het klappen van de zweep kennen, maar Truck Stop Cutie is meer dan rockabilly, want ze spelen ze ook country en countryrock, een beetje all round roots dus, overhellend naar de country side of things. Vintage Trouble is daar een mooi voorbeeld van. In tegenstelling tot wat dat woordje "trouble" doet vermoeden is Vintage Trouble immers een melancholisch medium tempo nummer, een meer country versie van de country geïnspireerde rockabilly nummers die bijvoorbeeld hun landgenoten Moonshine Reunion brengen. Het verschil wordt gemaakt door het catchy refrein en de nadrukkelijk alomtegenwoordige pedal steel die het hele nummer doorweeft en het eerste deel van de solo voor zijn rekening neemt - het tweede deel is voor de gitaar. Er zit wat Eagles en wat Byrds en wat truckin' country in maar dan zonder twang, en het nummer is gebouwd op een klassieke structuur van strofe, refrein, strofe, refrein, solo, refrein, strofe, refrein en gedaan. De sfeer die het nummer oproept? Americana gemaakt in België.
De met een drumriedeltje opende B-kant Trip To Paradise is een medium tempo country rock-a-ballad geschreven en gezongen door drummer Koen Verbeek, en alleen al door diens imago (Verbeek is stand-up comedian) klinkt het nummer tongue-in-cheek alsof het allemaal maar om te lachen is. Geen idee of het serieus bedoeld is of niet, maar het klinkt in ieder geval geinig, of op zijn minst als een melancholische, romantische liefdesverklaring. Dat blijkt te kloppen zoals een vader zijn kind: Verbeek zong het op zijn huwelijk voor zijn kersverse bruid! De gitaren zijn opgebouwd in laagjes, de pedal steel dartelt doorheen het hele nummer en er zit een subtiele tweede stem in. Opnieuw piepen The Byrds en The Eagles om het hoekje, maar dit had met een ander arrangement evengoed een country nummer op een CD van Runnin' Wild, band waarbij Verbeek ook drumt, kunnen zijn, of zelfs een hardere song van Verbeek's cowpunk band zaliger Hètten Dès. Truck Stop Cutie bracht deze single uit in eigen beheer, dus doe ze de groeten via www.facebook.com/TruckStopCutie (Frantic Franky)

If Truck Stop Cutie's debut 45 sounds familiar, you're right: Truck Stop Cutie frontman, double bass player Wim Geysels who wrote the song, already sang it with his previous band Belle Starr & the Boot Jacks as a duet with singer Belle Starr. Truck Stop Cutie pedal steel Bouke Cools was also in Belle Starr & the Boot Jacks, while the rest of Truck Stop Cutie consists of Belgian rockabilly scene veterans Wan De Brabander (acoustic guitar, Moonshine Reunion), Steven Hollanders (lead guitar, Hadacol Tremblers, Motel Men) and Koen Verbeek (drums and backing vocals, Crystal & Runnin' Wild, Los Fabulous Frankies). Obviously they know their shit, but Truck Stop Cutie is more than rockabilly, for they also play country and country rock, making TSC an all round roots band leaning towards the country side of things. Vintage Trouble is a fine example of this. Contrary to what the word "trouble" in the title may suggest, Vintage Trouble is a melancholic medium tempo song, a more countryfied version of the country inspired rockabilly tunes as performed by for instance their compatriots Moonshine Reunion. Yet the catchy chorus makes all the difference, as well as the ubiquitous pedal steel that pervades the whole song and leads the first part of the solo - the second part is for the guitar. There's some Eagles and some Byrds and some truckin' country without twang in there, while the song is built on a classic structure of stanza, chorus, stanza, chorus, solo, chorus, stanza, chorus and done. The mood the song evokes? Americana made in Belgium.
Opening with a drum roll, B-side Trip To Paradise is a medium tempo country rock-a-ballad written and sung by drummer Koen Verbeek, and simply due to his image (Verbeek is a stand-up comedian) the song sounds tongue-in-cheek as if it's all just for laughs. No idea whether it is meant seriously or not, but it does sound amusing, or at least like a melancholic, romantic declaration of love. Which turns out to be true: Verbeek sang it at his wedding for his brand new bride! The guitars build up in layers, the pedal steel darts throughout the song and there is a subtle second voice. Again The Byrds and The Eagles squeak around the corner, but with a different arrangement this could just as easily have been a country song on a CD by Runnin' Wild, band in which Verbeek also plays drums, or even a harder song by Verbeek's long gone cowpunk band Hètten Dès.
Truck Stop Cutie released this 45 on their own, so give them our regards via www.facebook.com/TruckStopCutie (Frantic Franky)


BAD BONE DANCE/ THE BAD BONE STOMPERS
Moondog Music, MOONS 2301
English version: see below

Moondog Music is een Fins label waarop sinds 2022 CD’s en vinyl verscheen van Finse bands als Mystery Train, Ria & the Hi-Binders, The Rockhouse Strutters en The Primer Kings, met als uitzondering Ric Arlandi. Die laatste komt uit Spanje, net als deze Bad Bone Stompers uit Tenerife, door gitarist Claudio De Franceschi alias Klaus Wildcat en zanger/mondharmonicaspeler Emanuele Magri alias Hellvis Lonewolf, twee Italianen die naar Spanje trokken, in 2020 begonnen als two man band. Daar kwam eerst een drummer bij, en met de toevoeging van contrabas (Héctor Quintero van The Ragtones en The Velvet Candles) zijn The Bad Bone Stompers nu een kwartet dat tussen de bedrijven door nog steeds optreedt als duo. Hun muziek wordt omschreven als greasy rhythm 'n' blues en dirty blues-a-billy en daar kan ik me wel iets bij voorstellen op basis van deze vinyl single. Hun Bad Bone Dance is immers een bluesbopper van het gemeenste soort: uptempo, repetitief, een zware John Lee Hooker gitaar, daarbovenop mondharmonica, zang vanuit onderbuik en maag, en een jaren '60 garagesfeertje. George Thorogood als bluesbopper, quoi, en dus uitstekende mojo om u te wapenen tegen de voodoo van uw mede-muziekliefhebbers.
B-kant Wild Wild Love, net als Bad Bone Dance een eigen nummer, is daarentegen een medium tempo shuffle, drie minuten vieze zweterige retro swing in tegendraad niet geschikt voor gevoelige zielen. Beide songs worden gekenmerkt door het spontane van een jamsessie, dus The Bad Bone Stompers live zien zou wel eens een rock 'n' roll revelatie kunnen zijn. Of ze ooit hier zullen geraken is natuurlijk nog maar de vraag, maar tot in Finland zijn ze al geraakt, dus wie weet? Info: www.facebook.com/bad-bone-stompers en het helaas grotendeels alleen in het Fins www.moondogmusic.fi (Frantic Franky)

Moondog Music is a Finnish label established in 2022 with CD’s and vinyl from Finnish bands like Mystery Train, Ria & the Hi-Binders, The Rockhouse Strutters and The Primer Kings, with the exception of Ric Arlandi from Spain, who paved the way for The Bad Bone Stompers from Tenerife who started out in 2020 as a two-man-band consisting of singer/guitarist Claudio De Franceschi aka Klaus Wildcat and singer/harp player Emanuele Magri aka Hellvis Lonewolf, both Italians who went to Spain. First they added a drummer and then double bass player Héctor Quintero of Ragtones and Velvet Candles fame, making The Bad Bone Stompers a quartet that in between gigs still performs as a duo. They describe their music as greasy rhythm 'n' blues and dirty blues-a-billy and I can see what they mean when listening to this vinyl single, as their Bad Bone Dance is a blues bopper of the meanest kind: uptempo, repetitive, a heavy John Lee Hooker guitar, harmonica on top, vocals coming from the underbelly and the stomach, and a si(ck)xties garage vibe. Think George Thorogood playing blues bop, excellent mojo to arm yourself against the voodoo of your fellow music lovers.
By contrast, flip-side Wild Wild Love, written by the band just like Bad Bone Dance, is a medium tempo shuffle, three minutes of dirty sweaty retro swing in counterpoint not suitable for sensitive souls. Both songs are characterised by the spontaneity of a jam session, so experiencing The Bad Bone Stompers live on stage could be a rock 'n' roll revelation. Whether they will ever make it over here remains to be seen of course, but they already made it as far as Finland, so who knows? Info: www.facebook.com/bad-bone-stompers and www.moondogmusic.fi, the latter unfortunately for the most part only in Finnish. (Frantic Franky)


CORONA BOP/ THE NITE HOWLERS
Sleazy Records, SR228
English version: see below

Derde single sinds 2018 van de Franse groep van Oliver Laporte die in het verleden 100 % authentieke rock 'n' roll maakte met Roy Thompson & the Mellow Kings, Roy Thompson & his Royal Acadians en The Wild Goners. In de klassieke Nite Howlers opstelling van akoestische gitaar, leadgitaar, contrabas en drums kan hij zijn rockabilly ei kwijt en dat leverde tot nu toe twee knappe singles op - drie, want deze mag er ook zijn. She's Gone, hun vorige single, was een eerbetoon aan Laporte's grote idool Charlie Feathers, maar Corona Bop tapt uit een ander vaatje, want de structuur, de zang, de vlijmscherpe gitaar en de algemene groove doen meer denken aan het beste van Carl Perkins. Zo horen wij ze graag: een intro op gitaar, na drie seconden valt de band in, even blijven hangen in die intro, na nog geen tien seconden valt de zang in, na veertig seconden hebben we al twee strofes achter de kiezen en begint de solo, en na twee minuten en twaalf seconden heft de toonarm van de platendraaier zich al weer omhoog, het soort song die uit de boxen blast als een atoombom en in de good old days een rush op de dansvloer inzette.
Corona Bop is een eigen nummer, B-kant Lucky Little Old Me is een stop-start cover van Benny Joy. Bij hem was het een nauwelijks afgewerkte demo (hij staat op de Norton Records release We're Gonna Move: The Benny Joy Story 1957-1961 Vol. 3), The Nite Howlers maken er een jiver van die net iets te snel is om op te strollen maar allicht de dansers zal aanspreken. Ook dit nummer dat baadt in de urgente sfeer die zoveel Benny Joy songs kenmerkt wordt geleid door de messcherpe gitaar van Jules Chabard. En wanneer komt er nu eindelijk eens een album?
Info: www.facebook.com/the-nite-howlers en www.sleazyrecords.com (Frantic Franky)

Third 45 since 2018 from this French band led by Oliver Laporte who in the past delivered the goods with Roy Thompson & the Mellow Kings, Roy Thompson & his Royal Acadians and The Wild Goners. In the classic Nite Howlers line-up of acoustic guitar, lead guitar, double bass and drums he can let go his inner rockabilly demons which so far yielded two great 45s - make that three, because this one ain't half bad either. She's Gone, their previous outing, was a tribute to Laporte's idol Charlie Feathers, but Corona Bop takes the music in another direction, for structure, vocals, the guitar that cuts like a knife and the general groove are reminiscent of the best of Carl Perkins. This is how we like to hear 'em: an intro on guitar, after three seconds the band joins in, let's linger a little while in that intro, after less than ten seconds the vocals join in, after forty seconds and two stanzas it's high time for the first solo, and after two minutes and twelve seconds the tone arm of the turntable lifts itself up. This is the kind of song that blasts out of the boxes like an atom bomb and in the good old days would've started a rush on the dance floor.
Corona Bop was penned by Oliver Laporte, flipside Lucky Little Old Me is a stop-start cover of a Benny Joy song, or rather a hardly finished Benny Joy demo (it's on the Norton Records release We're Gonna Move: The Benny Joy Story 1957-1961 Vol. 3). The Nite Howlers turn it into a jiver that's just a little too fast to stroll to but will no doubt please the dancing crowd. It oozes the urgent atmosphere that characterises so many Benny Joy songs and is just like Corona Bop led by Jules Chabard's razor sharp guitar. So, when will there finally be a full album?
Info: www.facebook.com/the-nite-howlers en www.sleazyrecords.com (Frantic Franky)

Download Recensie

30 augustus 2023

FIRST WAVE/ THE DWELLERS
Spaghetti Records, géén cat.nr.

English version: see below

Of wij interesse hadden de debuut EP van de Amerikaanse surfgroep The Dwellers uit Royal Oak, Michigan te recenseren? Natuurlijk: nieuwe bands, laat ze maar komen, want wij waarderen surfmuziek ten zeerste. Teken des tijds: die EP blijkt enkel te koop als digitale download. Nadat er bij wijze van intro 20 seconden een golf breekt op het strand breken twee gitaren uit in een duel. Dat gaat er uptempo, snedig, pittig maar toch melodieus aan toe en wordt na net geen minuut ingevuld door gecontroleerde Davie Allan fuzz die steeds harder wordt, en zo wisselen melodie en fuzz elkaar bijna vier minuten lang af in opener Tide Breaker. Just Another Surf Song heeft een gelijkaardige melodie, is zonder elkaar bestrijdende gitaren maar bevat wel de opvallende aanwezigheid van surfende ooh-wee-ooh backing vocals. Gnarly Marley begint als een ballade maar bevat ook weer hardere, dramatische accenten, en ik vermoed dat dat woordje "Marley" in de titel verwijst naar de lichte ska toets in het nummer. Het medium tempo Saltwater Cowboy Act I keert terug naar de melodielijnen van Tide Breaker en Just Another Surf Song, dit keer badend in een western sfeertje door de aanwezigheid van licht tromgeroffel en elementen uit flamenco. Afsluiter Night Cap is een dromerig Shadows-achtig nachtmutsje verpakt in violen uit een doosje.
Dit is niet zomaar gas er op en ram hem er in surf maar gitaar instrumentals gebaseerd op het surf idioom subtiel beïnvloed door modernere muziekgenres, zonder dat het prekerig overkomt of de surf naar de tweede plaats teruggedrongen wordt. Misschien komt er ooit een crowdfunding om deze vijf tracks uit te brengen op vinyl, aldus de band. Ooit betekent misschien nooit, en dat zou jammer zijn want dit moet absoluut niet onderdoen voor de hordes surfbands die wél fysieke geluidsdragers uitbrengen. Intussen is de enige manier om dit te bemachtigen - helaas, maar zo gaat dat tegenwoordig - download. Spaghetti Records is een onafhankelijk label uit Detroit, en dan is dat downloaden toch weer handig. Info: www.spaghettirecords.org (Frantic Franky)

Whether we'd interested in reviewing the debut EP of American surf group The Dwellers from Royal Oak, Michigan? Of course we would: new bands, keep 'em coming, for we have a soft spot for surf music. Sign of the times: it turns out this EP is only available as a digital download. In a twenty second intro a wave breaks on the beach, after which two guitars break out into an uptempo, snappy, punchy yet melodic duel, after just under one minute exploding in controlled Davie Allan fuzz that gets louder and louder, and melody and fuzz alternate for almost four minutes in opening track Tide Breaker. Just Another Surf Song has a similar melody, does not rely on clashing guitars but features the striking presence of surfin' ooh-wee-ooh backing vocals. Gnarly Marley starts out like a ballad but again contains harder, dramatic touches, and I suspect that the word "Marley" in the title refers to the light ska touch characterizing this tune. The medium paced Saltwater Cowboy Act I returns to the melodic lines of Tide Breaker and Just Another Surf Song, this time bathed in a western ambience thanks to the presence of light drum rolls and elements of flamenco. Closing track Night Cap is a dreamy Shadows-like, err, nightcap wrapped in keyboard violins.
This is not your average step on it and tear down the walls surf but guitar instrumentals based on the surf idiom subtly influenced by more modern musical genres, without coming across as preachy or pushing back the surf idiom into second place. According to the band maybe someday there will be a crowdfunding to release this on vinyl. Someday may mean perhaps never, and that would be a shame because this is decidely not inferior to the hordes of surf bands that do bring out physical sound carriers. In the meantime the only way to get hold of this - unfortunately, but that's how it is these days - is downloading. Spaghetti Records is an independent label from Detroit, so in the end the downloading comes in handy after all. Info: www.spaghettirecords.org (Frantic Franky)

Vinyl Recensies

LET'S PLAY AROUND/ CHERRY CASINO & THE GAMBLERS
Rhythm Bomb, RBR 5963

English version: see below

Het Duitse label Rhythm Bomb viert zijn twingste verjaardag en brengt daarom enkele CD bestsellers voor het eerst uit op vinyl. Let's Play Around bevat 10 van de 15 tracks van de gelijknamige CD (RBR5622), het in 2005 opgenomen debuutalbum van de in 2002 in Berlijn opgerichte Cherry Casino & the Gamblers (in juni nog te zien op D-Day in Amsterdam, en in augustus op Bog & Roll in Veendam), het rhythm 'n' blues alter ego van Round Up Boys Axel Praefcke (zang, leadgitaar), Ike Stoye (tenorsax), Michael Kirscht (ritmegitaar) en op dit album Lucky Lehman (contrabas) en Torsten Peukert (drums). Rhythm 'n' blues is uiteraard veel gezegd, verwacht u zeker niet aan blues, maar de fifties stijl- en opname experten die samen de Lightning Recorders studio in Berlijn runnen doken als Cherry Casino & the Gamblers in de zwarte saxofoon rock 'n' roll. Er volgden nog minstens twee albums, maar Let's Play Around was de blauwdruk boordevol swingende jivers als Gonna Tear Your Playhouse Down, You're Too High For Me, All Night Long, Baby Please Come Back en Did You Hear That Door Slam, gemixt met stompers als Girl Next Door en Rockin' And Rollin'. Hoe door en door ze het idioom kennen blijkt uit het feit dat alle songs behalve opener Huh Babe van Luke McDaniel (in feite Sun rockabilly, zo zie je maar weer hoe dicht het allemaal bij elkaar aanleunt, want die plat blowende sax en de venijnige gitaar klinkt in een combinatie met distorted vocals en de rammelende Sun sound gelijk een pak zwarter) eigen nummers zijn gevloeid uit de pen van Axel Praefcke. Knap! Een rockende rhythm 'n' blues gitaar, non stop getoeter en zang met een hete aardappel in de mond, meer hebben Cherry Casino en co niet nodig om als een soort mini Ray Collins' Hot-Club een feestje te bouwen met de geesten van Big Joe Turner en Roy Brown. Staan hier niet op: Five Minutes More, de rockaballad Headlight Blues, hun vocale cover van de klassieke instrumental Night Train, het vrolijk strummende Plans Without Me en de trage blues Lump In My Throat. Aanschaffen voor ie uitverkocht is! Info: www.cherry-casino.de and www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

German label Rhythm Bomb celebrates its twentieth anniversary by releasing a couple of CD bestsellers on vinyl for the first time. Let's Play Around, originally released on CD (RBR5622) in 2005, features 10 out of the 15 tracks from the debut album of Berlin based Cherry Casino & the Gamblers, rockin' the rhythm 'n' blues since 2005 with Round Up Boys Axel Praefcke (vocals, lead guitar), Ike Stoye (tenor sax), Michael Kirscht (rhythm guitar) and on this album Lucky Lehman (double bass) and Torsten Peukert (drums). Rhythm 'n' blues is not exactly the music they play, don't expect real blues, but the fifties style and recording experts who run the Lightning Recorders studio in Berlin use the Cherry Casino & the Gamblers moniker to delve into black sax rock 'n' roll. At least two more albums followed, but Let's Play Around was the blueprint filled with swinging jivers like Gonna Tear Your Playhouse Down, You're Too High For Me, All Night Long, Baby Please Come Back and Did You Hear That Door Slam, mixed with stompers like Girl Next Door and Rockin' And Rollin'. How well they know the idiom is evidenced by the fact that all songs except Luke McDaniel's opener Huh Babe (basically Sun rockabilly, just goes to show how close all these genres really are, as that flat blowing sax and vicious guitar combined with distorted vocals and the rattling Sun sound immediately makes everything sound a lot blacker) were penned by the prolific Axel Praefcke. Quite a feat! A rockin' rhythm 'n' blues guitar, non-stop honking and vocals with a hot potato in their mouth, that's all Cherry Casino and co need to throw a party with the ghosts of Big Joe Turner and Roy Brown as if they were a mini version of Ray Collins' Hot-Club. Not on the 10 inch: Five Minutes More, the rockaballad Headlight Blues, their vocal cover of the classic instrumental Night Train, the upbeat strumming Plans Without Me and the slow blues Lump In My Throat. Grab it before it's gone! Info: www.cherry-casino.de and www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

23 augustus 2023

ROCKIN' & BOPPIN' WITH DJ RUDY
Stag-O-Lee, STAG-O-196
English version: see below

Stag-O-Lee is een Duits re-issue label dat massa’s compilaties op de markt brengt op zowel vinyl als CD en zich toelegt op obscuriteiten en rock 'n' roll subgenres, vaak met een sleazy tintje. Enkele van hun reeksen die u misschien al tegenkwam of bezit zijn Buzzsaw Joint Cuts, Beat From Badsville, Songs From Satan's Jukebox, Gunsmoke en Slow Grind Fever. Een van hun reeksen is de DJ Series waarin reeds zes albums verschenen samengesteld door DJ’s uit de rock 'n' roll scene uit Engeland (Keb Darge, Gaz Mayall) en Duitsland, en nummer 7 is de eerste release door een DJ uit de Benelux, Rudy Reynaerts, de enige Belgische rock 'n' roll DJ die, euh, meedraait op internationaal niveau: DJ Rudy stond al achter de platenspelers op de Rockabilly Rave (GB), High Rockabilly (E), Let's Get Wild (D) en de Berlin Shake om er maar een paar te noemen. DJ stuff hoort thuis op vinyl dus werd dit inderdaad vinyl, en Stag-O-Lee nam geen halve maatregelen: dit werd gelijk een dubbel LP met maar liefst 32 tracks, net zoals op de dansvloer netjes gegroepeerd in blokjes. De dans wordt geopend met uptempo late fifties rockers zoals het geweldige Stop van Red (Hot) Russell, qua feeling een soort Midnight Crying Time maar dan sneller, Tootles (Lenny Capello & the Dots) en het wat sixties country getinte Dance Baby Dance (Jay Hadley), nummers ten zeerste geschikt om op te jiven maar dus géén zwarte jivers met blazers. Nee, de paar zwarte nummers met blazers die hier op staan gaan meer richting early sixties soul zonder echt soul te zijn, bijvoorbeeld I Ain't Giving Up Nothing (Bernhard Byers) en het niet onbekende Mama Get Your Hammer (Bobby Peterson). Geen record hop zonder rockabilly boppers, met dank aan Parker Cunningham (Dry Run), Bob & the Rockabillies (Your Kind Of Love), Farris Wilder (het schitterende It's All Your Fault) en Harold Shutters & his Rocats (het primitieve Bunny Honey), stevige strollers (Donnie Brooks' Girl Machine, Freddy Cannon's razend enthousiaste Patty Baby), bluesboppers als Frankie Lee Simms' primitieve Married Woman en Cousin Leroy's voller klinkende I'm Lonesome oftewel Chuck Berry in bluesbop, en in het verlengde daarvan rechtdoor bluesrock als Jimmy Reed's Two Ways To Skin (A Cat).
De hoofdbrok op deze twee vinylschijven zijn echter tracks die het midden houden tussen rock 'n' roll, Britse beat en pure sixties, bijvoorbeeld Don't Wanna Go On Shaking van The Migil 5 uit 1964 op stroll snelheid, alsmede I'll Go Crazy van The Phantoms, So Fine van Larry Trider en het freewheelende Don't Tear My Playhouse Down van Gene Kennedy. Twee bekende namen met ten onrechte vergeten sixties nummers zijn Tommy Roe met de jiver Dance With Henry en Bruce Channel wiens Tipped Out ondanks de mondharmonica heel rockabilly klinkt. Een van de beste voorbeelden van die sixties toestanden hier is Wake Up Little Susie dat iedereen kent van The Every Brothers, maar de versie van Joe Melson is sneller en alleen daardoor al rockender, maar de song doet ook zijn voordeel met het alternatieve handclappende arrangement en is zonder twijfel een van de hoogtepunten op dit album. Nog twee prachtnummers in die stijl zijn My Girl van The Chancellors en Twenty One van Tommy Danton & the Echoes. Ray Smith gaat op de Johnny Burnette toer in Johnny The Hummer, en het mysterieus-exotische Gonna Have Myself A Ball van Lance Roberts is door Elvis geïnspireerde early sixties. Nog meer mysterieuze early sixties exotica is Dance With Me van Dale Wright. Noblesse oblige: Rockin' & Boppin' With DJ Rudy bevat ook (minstens, misschien staan er wel meer op die ik niet ken) twee Belgische tracks, Relax van The Cousins (die van Kili Watch), sixties vocals op een twangy gitaarinstrumental op stroll tempo (op de originele single uit 1962 werd het omschreven als "madison-twist"), en het pure sixties nummer opnieuw op stroll snelheid Just For Me uit 1964 van de Sint-Niklase beatgroep The Jumpers.
Samenvattend kunnen we dus zeggen dat deze dubbelaar veel sixties rock 'n' roll en songs met sixties invloeden bevat, maar een DJ moet nu eenmaal de evoluerende smaak volgen. In deze hardere tijden vertaalt zich dat in hardere en snellere nummers op de dansvloer: wat wij vroeger als neo beschouwden is tegenwoordig gewoon rockabilly en waar vroeger op gejived werd zijn anno nu strollers. DJ’s moeten echter niet alleen de smaak van het publiek volgen maar die ook leiden door het ontdekken van "nieuwe" oude songs en het herontdekken van ten onrechte vergeten songs. In beide is DJ Rudy met deze plaat voor het volle pond geslaagd - de nummers die ik ken zijn te tellen op de vingers van één hand. Voor wie die jaren '60 rock 'n' roll wel weet te waarderen (en aan de volle dansvloeren tegenwoordig te zien zijn dat velen onder jullie) is deze dubbelaar meer dan geknipt, en voor wie geen platendraaier meer heeft bevat de CD versie STAGOCD 196 exact evenveel en dezelfde tracks. Gelimiteerd op 500 LP’s en no repress.
Info: www.stagoleeshop.com and www.facebook.com/rudy.reynaerts (Frantic Franky)

Stag-O-Lee is a German re-issue label releasing loads of compilations on both vinyl and CD, specialising in obscurities and rock 'n' roll subgenres, often concentrating on the sleazy side of things with series like Buzzsaw Joint Cuts, Beat From Badsville, Songs From Satan's Jukebox, Gunsmoke and Slow Grind Fever. Another one of their series is the DJ Series which so far contains six albums compiled by DJ's from the rock 'n' roll scene from England (Keb Darge, Gaz Mayall) and Germany, and number 7 is the first release by a DJ from the Benelux, Rudy Reynaerts, the only Belgian rock 'n' roll DJ who competes on an international level: DJ Rudy was already behind the decks at the Rockabilly Rave (GB), High Rockabilly (E), Let's Get Wild (D) and the Berlin Shake to name but a few. DJ stuff belongs on vinyl so this indeed became vinyl, and Stag-O-Lee took no half measures: it's a double LP with no less than 32 tracks, neatly grouped in genres just like how you hear them blasting on the dance floor. The ball opens with uptempo late fifties rockers such as Red (Hot) Russell's great Stop, in terms of feeling a kind of Midnight Crying Time but faster, Tootles (Lenny Capello & the Dots) and the sixties country tinged Dance Baby Dance (Jay Hadley), songs highly suitable to jive to, but not black jivers with sax. No, the few black songs with sax on here veer more towards early sixties soul without actually being soul, for example I Ain't Giving Up Nothing (Bernhard Byers) and the not unfamiliar Mama Get Your Hammer (Bobby Peterson). No record hop is complete without rockabilly boppers, here courtesy of Parker Cunningham (Dry Run), Bob & the Rockabillies (Your Kind Of Love), Farris Wilder (the brilliant It's All Your Fault) and Harold Shutters & his Rocats (the primitive Bunny Honey), solid strollers (Donnie Brooks' Girl Machine, Freddy Cannon's contagiously enthusiastic Patty Baby), blues boppers like Frankie Lee Simms' primitive Married Woman and Cousin Leroy's fuller sounding I'm Lonesome (the Chuck Berry sound played blues bop style), and by extension straight ahead bluesrock like Jimmy Reed's Two Ways To Skin (A Cat).
The main chunk on these two vinyl platters are however tracks that straddle the line between rock 'n' roll, British beat and pure sixties, for instance 1964's Don't Wanna Go On Shaking by The Migil 5 at stroll speed, or The Phantoms' I'll Go Crazy, Larry Trider's So Fine and Gene Kennedy's freewheeling Don't Tear My Playhouse Down. Two familiar names with unjustly forgotten sixties songs are Tommy Roe with the jiver Dance With Henry and Bruce Channel whose Tipped Out sounds very rockabilly despite the harmonica. One of the best examples of those sixties sounds here is Wake Up Little Susie which everyone knows from The Every Brothers, but Joe Melson's version is faster and simply because of that already more rockin', but it also takes advantage of the alternative handclapping arrangement and is undoubtedly one of the highlights on this album. Two more great tracks here in that style are The Chancellors' My Girl and Tommy Danton & the Echoes' Twenty One. Ray Smith goes Johnny Burnette in Johnny The Hummer, and Lance Roberts' mysterious-exotic Gonna Have Myself A Ball is Elvis-inspired early sixties. There's more mysterious early sixties exotica with Dale Wright's Dance With Me. Noblesse oblige: Rockin' & Boppin' With DJ Rudy features (at least, maybe there's more that I don't know) two Belgian tracks, Relax by The Cousins' (who scored a hit with Kili Watch and were internationally known as The Continental Cousins), sixties vocals on a twangy guitar instrumental at stroll tempo (on the original 1962 single it was described as "madison-twist"), and another pure sixties song again at stroll speed, 1964's Just For Me by Flemish beat group The Jumpers.
To sum things up, this double album contains a lot of sixties rock 'n' roll and sixties influenced songs, but a DJ has to follow evolving tastes. In these harder times this translates into harder and faster songs on the dance floor: what we used to consider neo is now simply rockabilly and what used to be jived have become strollers in the 21st century. DJ's should however not only follow the public's taste but also guide it by discovering "new" old songs and and rescuing forgotten songs. In both, DJ Rudy has succeeded to the full extent with this album - the songs I know can be counted on the fingers of one hand. For those who do appreciate sixties rock 'n' roll (and judging by the packed dance floors these days, that's many of you), this double album is a must, and for those who no longer have a record player, the CD version STAGOCD 196 contains exactly the same 32 tracks. Limited to 500 LP’s and no repress.
Info: www.stagoleeshop.com and www.facebook.com/rudy.reynaerts (Frantic Franky)

CD Recensies

SUMMERTIME SCORCHERS VOL 4
Atomicat, ACCD122
English version: see below

Vlug, voor de zomer helemáál voorbij is: deel 4 in de reeks die niet zozeer songs over de zomer in de aanbieding heeft (pakweg één op de drie songs gaat over de zomer en de vakantie) maar wel de ideale soundtrack vormt voor uw zomerfeestje/pool party/barbecue. Uitschieters kiezen tussen de 30 tracks 1956-1962 hangt uiteraard af van je eigen smaak en voorkeur maar ik vestig graag uw aandacht op Joe Jones' zwarte saxofoon origineel van surfstomper California Sun, de zalige jiver 45 RPM van The Mark IV en de Bill Haley goes Hawaii swingjive van de Hawaiian Rock 'n' Roll van Morgan Clarke & the Hulawai'ns, niet afkomstig uit Hawaii maar van Nieuw-Zeeland. Zoals op de meeste door de Britse maar in Duitsland woonachtige DJ Mark Armstrong samengestelde compilaties bevat de CD alle mogelijke rock 'n' roll subgenres als rockabilly (I'm Loving You Baby van Bobby Hardin), zwarte en blanke doo-wop (Tony Dee & the Pageants met Make You My Queen, Hurry To Your Date van The Utopians, The Jewels met Rickety Rock, The Argyles met Vacation Days Are Over), swingend zwart werk (The Five Keys met From The Bottom Of My Heart, Otis Williams & the Charms met Red Hot Love, Bee Bee Queen met Wanna Be Loved), strollers (The Flirt van Ted Forbes & the Kisses), female rockers (Ific van Lucy Rivera, Jan Moore's Head Over Heels In Love dat baadt in een Charlie Rich Lonely Weekends sfeertje), rechtdoor jivers (You Excite Me van Johnny O'Keefe), als twist vermomde rechtdoor gitaarrockers (Twistin' On The Beach van Jimmy Simms Thunderbirds) en zelfs pizzicato early sixties pop uit het Drifters vaatje (Dance With Me van Carla Thomas), naast veel vergeten maar eersteklas rockers als School's Out van Bill James & the Hex-O-Tones en Long Pony Tail van Chuck Tharp & the Fireballs met dezelfde gitaar intro als Move It van Cliff Richard.
Het instrumentale front wordt verdedigd door de jivebare gitaar/sax/piano surf instro Bonzai van The Baymen met gitarist John Anderson die ook opnam met Eddie & the Showmen en door de verschroeiende gitaar instro Sand Storm van The Sportesmen. Het exotische Footprints In The Sand van The Marcels blijft knap, en in het coverkader komen we The Four Winds tegen met een geslaagde Short Shorts. At The Hop wordt pop in de uitvoering van de op 20 januari 2023 op 87-jarige leeftijd overleden Nick Todd (de jongere broer van Pat Boone maar helaas minder getalenteerd), en nog minder gelukkig is David Hill's cover van Living Doll dat in Hill's handen maar een flauw poppemieke wordt. U dacht dat Cliff Richard afgeborsteld was? Luister naar David Hill en think again... Veel beter is de sympathieke uptempo jive versie uit 1962 van Carl Perkins' Your True Love door Hank Price III met een geweldige drive, ondanks de overdaad aan achtergrondkoordjes en een teen rock vioolpartij als solo. Little By Little van zangeres Micki Marlo is bekender van Nappy Brown (en recenter gedaan door Si Cranstoun) maar doet denken aan Duitse variété. Ricky Nelson's Good Rockin' Tonight klinkt als Elvis en is een van Nelson's meest authentieke rockabilly opnames.
Laat het maar k*tweer zijn, deze CD brengt het zonnetje in huis. Volgend jaar vindt de zomer plaats in het weekend van 5 tot 7 juli. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Hurry, before the summer is completely gone, let's listen to part 4 in the series that does not really feature songs about summer (roughly one in every three songs here is about summer and holidays) but turns out to be a mighty fine soundtrack for your vacation/pool party/barbecue. Picking highlights among the 30 tracks 1956-1962 obviously depends upon your own taste and preferences but I'd like to draw your attention to Joe Jones' black saxophone original of surf stomper California Sun, The Mark IV's joyful jiver 45 RPM and the Bill Haley goes Hawaii swing jive of Morgan Clarke & the Hulawai'ns' Hawaiian Rock 'n' Roll who weren't from Hawaii but from New Zealand. As on most compilations from British DJ but German-based Mark Armstrong, the CD includes every possible rock 'n' roll subgenre imaginable like rockabilly (Bobby Hardin's I'm Loving You Baby), black and white doo-wop (Tony Dee & the Pageants' Make You My Queen, The Utopians' Hurry To Your Date, The Jewels with Rickety Rock, The Argyles with Vacation Days Are Over), swinging black stuff (The Five Keys with From The Bottom Of My Heart, Otis Williams & the Charms' Red Hot Love, Bee Bee Queen with Wanna Be Loved), strollers (The Flirt by Ted Forbes & the Kisses), female rockers (Lucy Rivera's Ific, Jan Moore's Head Over Heels In Love with its Charlie Rich Lonely Weekends vibe), straight forward jivers (Johnny O'Keefe's You Excite Me), straight ahead guitar rockers disguised as twist (Twistin' On The Beach by Jimmy Simms Thunderbirds) and even pizzicato early sixties pop in the Drifters mold (Carla Thomas' Dance With Me), alongside several forgotten but first rate rockers like Bill James & the Hex-O-Tones's School's Out and Chuck Tharp & the Fireballs' Long Pony Tail which sports the same guitar intro as Cliff Richard's Move It.
The instrumental front is defended by the jiveable guitar/sax/piano surf instro Bonzai by The Baymen featuring guitarist John Anderson who also recorded with Eddie & the Showmen, and by The Sportesmen' scorching guitar instro Sand Storm. The Marcels' exotic Footprints In The Sand remains fascinating, and in the cover department we meet The Four Winds with a decent Short Shorts. At The Hop becomes pop courtesy of Nick Todd (Pat Boone's younger but less talented brother who died on 20 January 2023 at the age of 87), and even less fortunate is David Hill's cover of Living Doll which in Hill's hands becomes a bland pop tune. You thought Cliff Richard was clean cut? Listen to David Hill and think again.... A lot better is Hank Price III's thoroughly enjoyable 1962 uptempo jive version of Carl Perkins' Your True Love with a great drive, despite an overload of backing vocals and a string arrangement for a solo. Female singer Micki Marlo's Little By Little is more famous from Nappy Brown (and was in recent times done by Si Cranstoun) but sounds like German variety music. Ricky Nelson's Good Rockin' Tonight on the other hand sounds like Elvis and is one of Nelson's most authentic rockabilly recordings.
F*ck off with this bloody weather, for this CD brings the sunshine into your house. Next year's summer takes place on the weekend of July 5-7. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

16 augustus 2023

FOLLOW THE LEADER/ LILLIAN BRIGGS
Tipitina, TLP 33003
English version: see below

In het rijtje rock 'n' roll zangeressen viel Lillian Briggs op omdat ze trombone speelde, niet bepaald het rockendste instrument ooit, maar het geeft wel aan welk soort rock 'n' roll ze maakte, namelijk big band rock 'n' roll waarop het goed jiven is. Dan denk ik aan nummers op deze 10 track 10 inch als I Want You To Be My Baby (u kent het misschien nog van De Gigantjes uit 1987) in de originele versie uit 1955, niet haar heropname uit 1961 die misschien meer rock 'n' roll klinkt maar ook meer backing vocals bevat, Follow The Leader en het stop-startende Can't Stop waarop een groot orkest 'm van jetje geeft onder leiding van Briggs' stem die klinkt alsof ze een flink brutaaltje was. Maar Briggs was veel meer dan alleen maar jive: in haar erg gevarieerde discografie steekt ook medium tempo en trage crooners (onder meer een cover van Eddie My Love van The Teen Queens), charleston ragtime variété (Give Me A Band And My Baby dat zelfs een one for the money two for the show three to get ready bevat), zwoeligheden (I've Got Your Heart) en pure popmuziek (The Teens In Jeans From New Orleans, Boogie Blues).
Deze release focust evenwel niet op enkel haar jivers, want The Only Way To Live, Hooray For The Rock en haar kerstrocker Rock 'n' Roll-y Poly Santa Claus staan er niet op, en evenmin swingende popnummers als She Sells Seashells, Diddy Boppers en haar versie van Rag Mop, noch haar teen rock songs Be Mine en I'm Burning For You. Toch is dit een representatief overzicht geworden met naast de hierboven vermelde jivers ook de teen pop big band swinger Blues In The Night (helemaal geen blues) met traag striptease einde waarin Briggs klinkt als een rock 'n' roll versie van Doris Day, de teen rockers met violen I Care For You en I'm Burning For You, en de perfecte stroll Come Here met Jailhouse Rock intro. De tongbreker I is opnieuw een prachtig huwelijk tussen rock 'n' roll en jive, en het bekende Hey Bab Ba Re Bop bevat niet alleen een swingende solo op trombone maar ook groovy orgel dat opnieuw opduikt in If There's A Man In The House. Er zijn een paar CD’s van deze een beetje in de vergeethoek geraakte zangeres out there, maar het is denk ik van de jaren '80 geleden is dat Lillian Briggs nog eens op vinyl verscheen. Lillian Briggs overleed in 1998 op 65-jarige leeftijd aan longkanker. Tipitina is een nieuw sublabel van het Duitse label Rhythm Bomb Records. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Lillian Briggs stood out among the female rock 'n 'roll singers because she played the trombone, not exactly the rockinest instrument around, but it does indicate the type of rock 'n' roll she recorded, which was big band rock 'n' roll ideal for jiving. I'm thinking about songs on this 10 track 10 inch like I the often covered I Want You To Be My Baby in her 1955 version, not the 1961 re-recording that may sound more rock 'n' roll but also contains more backing vocals, Follow The Leader and the stop-starting Can't Stop on which a big orchestra lets loose guided by Briggs' voice that sounds like she was quite the sassy gal. But Briggs was much more than only jive: her very varied discography also includes medium tempo and slow crooners (including a cover of The Teen Queens' Eddie My Love), charleston ragtime variety (Give Me A Band And My Baby which even included a one for the money two for the show three to get ready), sultry songs (I've Got Your Heart) and pure pop music (The Teens In Jeans From New Orleans, Boogie Blues). This release however does not exclusively focus on her jivers, for it does not include The Only Way To Live, Hooray For The Rock and her christmas rocker Rock 'n' Roll-y Poly Santa Claus, nor swinging pop songs like She Sells Seashells, Diddy Boppers and her version of Rag Mop, nor her teen rock tunes Be Mine and I'm Burning For You. Yet it turns out to be a representative overview featuring besides the aforementioned jivers the teen pop big band swinger Blues In The Night (not blues at all) with slow striptease ending in which Briggs sounds like a rock 'n' roll version of Doris Day, the violin laced teen rockers I Care For You and I'm Burning For You, and the perfect stroll Come Here with Jailhouse Rock intro. The tongue twister I is another wonderful marriage of rock 'n' roll and jive, and the well known Hey Bab Ba Re Bop not only features a swinging solo on trombone but also a groovy organ that reappears in If There's A Man In The House. There are a couple of CD’s of this somewhat forgotten singer out there, but I think there's been no Lillian Briggs on vinyl since the eighties. Lillian Briggs passed away from lung cancer in 1998 at the age of 65. Tipitina is a new sublabel of German label Rhythm Bomb Records. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Vinyl Recensies

THE VELVET LOUNGE, FEVER/ PEGGY LEE
Bear Family, BCD17720
English version: see below

Ik beken: hoe ouder ik word, hoe meer ik crooners waardeer. Ik hou ontzettend veel van rockabilly en aanverwanten, maar 's avonds mag ik me graag koesteren in de warmte van muziek die klinkt als een knisperend haardvuur met de mooie stemmen en rijke arrangementen van 's werelds beste zangers en zangeressen. Daartoe behoort zeker Peggy Lee. Mijn bezit van een paar CD’s van haar wordt overigens gerechtvaardigd door het feit dat haar grootste hit in 1958 het vingerknippende Fever was waarmee ook Elvis twee jaar later scoorde, maar Peggy Lee was dus eerst of beter gezegd eerder, want de originele Fever is van Little Willie John uit 1956. Ik wist niet dat Bear Family een reeks getiteld The Velvet Lounge had waarin reeds CD’s verschenen van Louis Prima, Rosemary Clooney, Bonnie Guitar, Ann-Margaret en Eartha Kitt, artiesten die je zou kunnen beschouwen als borderline rock 'n' roll. Die CD’s verschenen allemaal in 2011, uitgezonderd Ann-Margaret die al in 1998 op de markt kwam, en blijkbaar pikt Bear Family de draad nu opnieuw op.
Peggy Lee klinkt als een nachtclubzangeres die flirt met de luisteraar en haar stem is wat de Amerikanen sassy noemen: een beetje brutaal en vol zelfvertrouwen, of sultry, smeulend zwoel, en ze klinkt alsof het allemaal totaal geen moeite kost, het resultaat van het feit dat ze toe ze Fever opnam al twee decennia bezig was: de platinablonde zangeres begon eind jaren ‘30, leerde het vak als zangeres in het orkest van klarinettist Benny Goodman, maakte haar eerste platen in 1941 en scoorde in de jaren '40 een hele rits hits. De CD bevat 30 tracks 1947-1962 geschreven op maat van zeer verschillende muziekstijlen zoals ouderwetse swingboogie met veel blazers en piano (de Louis Prima cover Yeah Yeah Yeah uit 1951), dromerige pop (I’m Lookin’ Out The Window dat in 1961 werd gecoverd door Cliff Richard, Till There Was You dat in 1963 werd gecoverd door The Beatles), teen ballads (Uninvited Dream), de als blues verpakte stop-start striptease shaker I’m A Woman, burlesque verpakt in New Orleans dixieland (My Man), opgewekte meezingers gebaseerd op gospel (Light Of Love), mambo (Heart), cha cha cha (The Surrey With The Fringe On Top), popcorn in de lijn van Fever (Sweetheart, You Deserve) en zelfs rock ‘n’ roll: op Baby Baby Wait For Me uit 1957 past ze haar croonerkunsten en haar relaxte manier van zingen toe op een beschaafde stop-start jiver met swingende saxofoonsolo van Plas Johnson, een legertje backing vocals en verhogingen in de melodie. Nog zo eentje is de B-kant daarvan, het door Etta James gecoverde (Baby Baby) Every Night. Dit is een sterke keuze uit haar uitgebreide discografie die vooral bewijst wat een geweldige stiliste Peggy Lee was die probleemloos al die stijlen naar haar hand kon zetten.
De toegankelijkheid van de CD wordt verhoogd door de aanwezigheid van een aantal bekende songs zoals een jazzy Kansas City, Them There Eyes dat vocaal erg doet denken aan Billie Holiday (eens te meer een bewijs van Peggy Lee's veelzijdigheid), Dean Martin's Everybody Loves Somebody (Peggy Lee was eerst), de jazzy croonerswing van Alright Okay You Win, het rustig jazzy verleidelijke Goody Goody ook gezongen door Frankie Lymon, een gezongen uitvoering van Johnny Guitar vooral bekend als gitaarinstrumentaal (oorspronkelijk het instrumentale thema uit de gelijknamige Nicholas Ray western uit 1954 met Joan Crawford - Peggy Lee schreef de lyrics en zingt het nummer aan het eind van de film), een striptease uitvoering van Why Don't You Do Right uit 1950 (een zogenaamde telescriptie, een live video opname gemaakt voor uitzending op televisie en de visuele tegenhanger van de radio transcriptie), een gesofisticeerd Hallelujah I Love Her So (Ray Charles via Eddie Cochran), een Sinatra arrangement van The Glory Of Love ook gezongen door The Five Keys, en zelfs een galopperend Ghostriders In The Sky. Dit alles is niet verwonderlijk misschien, want uiteindelijk zochten veel rock ‘n’ roll artiesten inspiratie in het Great American Songbook. Fever zelf ontbreekt uiteraard niet en blijft knap: luister naar die glijdende contrabas. Bijzonder straf ook dat het nummer enkel bestaat uit contrabas, percussie op de drums en dat knippen met die vingers. Elvis nam voor zijn uitvoering haar arrangement gewoon over. De CD eindigt met drie live tracks uit 1961 van de LP Basin Street East Proudly Presents Miss Peggy Lee, zijnde Yes Indeed (ook opgenomen door Bill Haley), Ray Charles’ I Got A Woman en een live Fever in een hogere versnelling. De sound is kristalhelder kamerbreed (luister naar de ruisende violen van Lover), het artwork en de grafische elementen die de CD illustreren passen helemaal bij de hippe easy listening meets swinging Las Vegas stijl, en de muziek zelf is perfect voor tijdens de wijn bij uw volgende dinner date, tenzij die stapel staat van Benny Joy natuurlijk. Peggy Lee overleed in 2002 op 81-jarige leeftijd en sindsdien maken ze zulke talenten niet meer.
Oordeel: voor wie open staat voor crooners en aanverwanten is dit de perfecte instap-CD om binnen te treden in de wereld van Peggy Lee. Het door Bill Dahl geschreven booklet van 38 pagina’s vertelt je meteen alles wat je moet weten over haar.
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

I confess: the older I get, the more I appreciate crooners. I love rockabilly and the like immensely, but in the evening I enjoy basking in the warmth of music that sounds like a crackling fireplace with the beautiful voices and rich arrangements of the world's best singers. These most certainly include Peggy Lee. I own a couple of Peggy Lee CD’s, justified by the fact that her biggest hit was the fingersnapping Fever in 1958 with which Elvis also scored two years later, but Peggy Lee was first or to be precise she did it earlier, as the original Fever was recorded by Little Willie John in 1956. I didn't know that Bear Family had a series titled The Velvet Lounge which already included CD’s by Louis Prima, Rosemary Clooney, Bonnie Guitar, Ann-Margaret and Eartha Kitt, artists you might consider borderline rock 'n' roll. Those CD’s all appeared in 2011, with the exception of Ann-Margaret which was released back in 1998, and apparently Bear Family is now picking up the series again.
Peggy Lee sounds like a nightclub singer who flirts with the listener, and her voice is what is called sassy: cool and confident, and sultry, smolderingly seductive, and she sings effortlessly, the result of the fact that by the time she recorded Fever she had already been honing her craft for two decades: the platinum blonde singer started in the late 1930s, learnt her chops as vocalist in clarinet player Benny Goodman's orchestra, made her first recordings in 1941 and scored a string of hits throughout the 1940s. This CD contains 30 tracks 1947-1962 written to suit very different musical styles such as old fashioned swing boogie with lots of horns and piano (the 1951 Louis Prima cover Yeah Yeah Yeah), dreamy pop (I'm Lookin' Out The Window as covered by Cliff Richard in 1961, Till There Was You as covered by The Beatles in 1963), teen ballads (Uninvited Dream), the blues based stop-start striptease shaker I'm A Woman, burlesque wrapped in New Orleans dixieland (My Man), upbeat singalongs based on gospel (Light Of Love), mambo (Heart), cha cha cha (The Surrey With The Fringe On Top), popcorn along the lines of Fever (Sweetheart, You Deserve) and even rock 'n' roll: on 1957's Baby Baby Wait For Me she applies her crooner skills and her laid back ways to a civilised stop-start jiver with swinging saxophone solo courtesy of Plas Johnson, a lot of backing vocals, and key changes in the melody. Another song in the same mould is its B-side, (Baby Baby) Every Night which was covered by Etta James. It's a strong selection from her extensive discography that proves what a great stylist Peggy Lee was as she blends all those styles making them her own. The CD's accessibility is enhanced by the presence of a number of familiar songs such as a jazzy Kansas City, Them There Eyes which is vocally very reminiscent of Billie Holiday (another testament to Peggy Lee's versatility), Dean Martin's Everybody Loves Somebody (Peggy Lee was first), the jazzy crooner swing of Alright Okay You Win, the calm jazzy seductive Goody Goody also sung by Frankie Lymon, a vocal version of Johnny Guitar best known as a guitar instrumental (originally the instrumental theme from the 1954 Nicholas Ray western of the same name with Joan Crawford - Peggy Lee wrote the lyrics and sings the song at the end of the film), a striptease rendition of Why Don't You Do Right from 1950 (a so-called telescription, a live video recording made for broadcast on television and the visual counterpart of the radio transcription), a sophisticated Hallelujah I Love Her So (Ray Charles via Eddie Cochran), a Sinatra arrangement of The Glory Of Love also sung by The Five Keys, and even a galloping Ghostriders In The Sky. All of this should come as no surprise as many rock 'n' roll artists sought inspiration from the Great American Songbook. Fever itself is obviously not absent and remains a marvel: listen to that sliding double bass, and do note that the song only features double bass, percussion on the drums and those fingersnaps. Elvis simply copied her arrangement for his version. The CD ends with three live tracks from the 1961 LP Basin Street East Proudly Presents Miss Peggy Lee: Yes Indeed (also recorded by Bill Haley), Ray Charles' I Got A Woman and a faster live Fever. The sound is crystal clear and wall-to-wall (listen to the darting strings of Lover), the artwork and graphics totally fit the hip easy listening meets swinging Las Vegas style, and the music itself is perfect for over wine at your next dinner date, unless she's crazy about Benny Joy of course. Peggy Lee died in 2002 at the age of 81, and there haven't been talents like her since.
Verdict: if you're interested in crooners and the like, this is the perfect passport into the wonderful world of Peggy Lee. The enclosed 38 page booklet written by Bill Dahl tells you everything you need to know about her in a nutshell. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

9 augustus 2023

GOT SOMETHING ON MY MIND/ LUCKY STEVE & THE BLACKFOREST RAMBLERS
Part Records, PART LP 378016
English version: see below

Debuut solo album op 10 inch vinyl (500 stuks) van Lucky Steve, niet de frontman van de Amerikaanse swing band Steve Lucky & the Rhumba Kings maar Stephan Brodbeck, gitarist van de Duitse bands The Booze Bombs en Dusty Dave & the Heart Attacks. Dat solo moet u met een korrel zout nemen want Brodbeck wordt op deze schijf begeleid door contrabassist Hans-Peter Benzing van Devils & Soehne (een andere band van Brodbeck samen met Booze Bombs zangeres Anneliese Pardo) en door one man band Dollar Bill (hier heet ie op z'n Duits "Dollarschein"!) op drums. Dollar Bill stond ook in voor de productie en schreef samen met Brodbeck alle eigen nummers en dat zijn er zes van de acht. Bij dit soort projecten krijg je altijd hulp van de maten, in casu mondharmonicaspeler Dynamite White van Dusty Dave & the Heart Attacks, pianist Sascha Kommer (ook eerder te gast bij Dusty Dave & the Heart Attacks en bij The Booze Bombs), Ferdinand Kraemer van Black Patti op mandoline, Devils & Soehne accordeonist Gottlob Seibold en de mij onbekende Wendelin Langle op gitaar en dobro. Met al die namen weet u meteen in welke hoek we zitten, namelijk in de Black Shack Recordings studio van mixer en masterer Rawand Baziany (ook weer bassist van Dusty Dave & the Heart Attacks) in Calw bij het Zwarte Woud in Duitsland, vandaar ook de groepsnaam. Eén pot nat!
Het Johnny Cash ritme van opener Sweet Caroline (een eigen compo, niet die van Neil Diamond) doet denken aan de carefree countryrock van Smokestack Lightnin' wegens even lui maar wordt wat smeriger gezongen, en doet zijn voordeel met mondharmonica en mandoline. Een andere referentie: Under The Influences van Mike Ness. De plaat sluit af met hetzelfde nummer gezongen in het Duits als Süse Caroline. Ik hoor liever de Engelstalige versie, want het aanstekelijke maar mijn inziens net iets te repetitief nummer van vier minuten krijgt in het Duits een te hoog heimat gehalte. Tja, Duitsers zingen graag mee... Nee, dan liever de rechtdoor rock 'n' roll jivers met piano I Love To Watch You Go en Pretty Fraulein. Sugar Mama is een hard strollende bluesrocker met mondharmonica, Sweet Dark Angel is een country-esque ballade met mandoline die door Brodbeck's stemgeluid een tongue in cheek bijklank krijgt. De eerste cover is Tom T. Hall's door Dave Dudley en Calexico gecoverde Tulsa Telephone Book. Bij Hall en Dudley was het in 1971 voortkabbelende country, bij Calexico in 1998 spooky mexicana, Lucky Steve maakt er een accordeonrocker van. Dat doet ie ook met Lonnie Irving's Starday banjo bopper I Got Blues On My Mind uit 1960. En samen geeft dat rechtdoor rock 'n' roll gemixt met elementen uit country, cajun en blues, voorbeeldig uitgevoerd en opgenomen. Mensen met een korte aandachtspanne dienen geadviseerd dat alle nummers drie minuten of langer zijn! Info: www.rockabillyshop.de (Frantic Franky)

Debut solo album on 10 inch vinyl (500 copies) from Lucky Steve, not the front man of US swing band Steve Lucky & the Rhumba Kings but Stephan Brodbeck, axe man of German bands The Booze Bombs and Dusty Dave & the Heart Attacks. Take that "solo" with a pinch of salt as Brodbeck is accompanied by double bass player Hans-Peter Benzing from Devils & Soehne (another one of Brodbeck's bands with Booze Bombs singer Anneliese Pardo) and by one man band Dollar Bill (here called "Dollarschein" in German!) on drums. Dollar Bill was also in charge of the production and together with Brodbeck wrote all the original songs, which are six out of eight. On projects like this you always get help from your mates, and here they are harmonica player Dynamite White from Dusty Dave & the Heart Attacks, pianist Sascha Kommer who in the past guested with Dusty Dave & the Heart Attacks and with The Booze Bombs, Ferdinand Kraemer from Black Patti on mandolin, Devils & Soehne accordionist Gottlob Seibold and the to me unknown Wendelin Langle on guitar and dobro. With all those names you know rightaway where we're heading, towards the Black Shack Recordings studio of mixer and masterer Rawand Baziany (also bass player of Dusty Dave & the Heart Attacks) in Calw near the Black Forest in Germany, hence the group name. All from the same mould!
The Johnny Cash rhythm of opening track Sweet Caroline (one of their own tunes, not the Neil Diamond song) is reminiscent of Smokestack Lightnin's carefree country rock, is equally lazy but sung a bit nastier, and benefits from mouth harp and mandolin. Another reference: Mike Ness' Under The Influences. The album closes with the same song sung in German as Süse Caroline. I prefer the English version, because the catchy but in my opinion just a wee bit too repetitive four minute song becomes something of a heimat hymn when sung in German. Guess Germans like to sing along, while I prefer the straight forward rock 'n' roll jivers with piano I Love To Watch You Go and Pretty Fraulein. Sugar Mama is a hard strolling blues rocker with mouth harp, Sweet Dark Angel is a country-esque ballad with mandolin that due to the tone of Brodbeck's vocals takes on a tongue-in-cheek connotation. The first cover is Tom T. Hall's Tulsa Telephone Book previously sung by Dave Dudley and Calexico. With Hall and Dudley in 1971 it was relaxed country, Calexico did it in 1998 as spooky mexicana, and Lucky Steve turns it into an accordion rocker. He does the same with Lonnie Irving's 1960 Starday banjo bopper I Got Blues On My Mind. Put all the pieces together and you get straight forward rock 'n' roll combining elements of country, cajun and blues, exemplarily performed and recorded. People with a short attention span should be advised that all songs are three minutes or longer! Info: www.rockabillyshop.de (Frantic Franky)


MAMA'S BACK/ RUBY ANN
Rhythm Bomb, RBR 5962
English version: see below

Het Duitse label Rhythm Bomb viert zijn twingste verjaardag en brengt daarom enkele CD bestsellers voor het eerst uit op vinyl. Mama's Back bevat 10 van de 14 tracks van Ruby Ann's gelijknamige CD (RBR5715) in 2010/2011 opgenomen in de Lightning Recorders studio in Berlijn door Axel Praefcke met de vaste Round Up Boys Ike Stoye, Michael Kirscht en Carsten Harbeck. Ondanks de twee elektrische gitaren en de geslaagde arrangementen is het totaalgeluid wat soft (maar kristalhelder!) in de zin van teen rock (Mad Mama, vergelijk Ruby Ann met de bijna Wanda Jackson powerversie van Jane Bowman uit 1961) en popcorn (Your Mama's Here van Colleen Frazier, Gonna Have Myself A Ball van Lance Roberts, het spooky I've Heard That Line Before van Johnny Strickland), maar ik neem aan dat dat een bewuste keuze is geweest. Het moet nu eenmaal niet altijd en overal Wild Records klinken om goed te zijn, nietwaar? Nu digt iedereen die popcorn toestanden, maar de Portugese zangeres moet bijna vijftien jaar geleden een van de eerste artiesten zijn geweest die het ook zelf opnam. Onafgezien daarvan is het goed strollen op Call His Name (Christine Kittrell in 1965 doch met de soul content herleid tot een minimum) en goed jiven op tracks als het door een wondermooi Jordanaires-achtig achtergrondkoortje opgetild Baby I Don't Care, niet de Elvis song maar zowel door Carl Mann als door schrijver Eddie Bush opgenomen voor Sun. En No I Won't Cry, de enige niet-cover hier want een nummer van de hand van Axel Praefcke, klinkt als jivende Elvis op RCA! Eind '50 begin' 60, dat is het tijdsframe waarop Ruby Ann en de studio boys zich baseerden voor de sound van deze CD, bijvoorbeeld voor de early sixties country van I'll Never Get Rich van Darrell Stadtler & the Paddlewheels en de country twist Do Right Mama, een female versie van Do Right Daddy van Carl Gillion. Nu ik er zo over nadenk richten bijna al Ruby Ann's albums zich trouwens met open venster richting jaren '60.
Ruby Ann, een gesofisticeerde stadsversie van onze Miss Mary Ann, zingt heel relax, in bijna perfecte controle van haar stem, doet het klinken alsof het niks geen moeite kost, en is een genot om naar te luisteren. Daarmee sluit ze aan bij de grote rock 'n' roll zangeressen van begin jaren '60 als Connie Francis van wie ze Many Tears Ago covert in Patsy Cline stijl. Staan niet op de 10 inch: de rockende jiver Knocked Out No Love, de sax toeteraar Love Me One More Time, het doodley doodley duet Do You Love Me en de duistere country ballad Who's Been Fooling Me. De CD houden voor in de auto, met andere woorden. Snel wezen met deze 10 inch te kopen als u hem ziet liggen is de boodschap, want bij Rhythm Bomb zijn alle 500 exemplaren reeds de deur uit, want betekent dat uw vaste platenboer hem al niet meer kan bestellen!
Info: www.vintagerockinroots.com en www.facebook.com/officialrubyann (Frantic Franky)

German label Rhythm Bomb Records celebrates its twentieth anniversary by releasing a couple of its CD bestsellers for the first time on vinyl. Mama's Back contains ten out of the fourteen tracks from Ruby Ann's Mama's Back CD (RBR5715) recorded in 2010/2011 in Berlin's Lightning Recorders studio with Axel Praefcke and his usual Round Up Boys Ike Stoye, Michael Kirscht en Carsten Harbeck. Despite the two electric guitars and the smart arrangements the sound is a bit soft (but crystal clear!) in the sense of teen rock (compare Ruby Ann's Mad Mama with Jane Bowman's almost Wanda Jackson power version from 1961) and popcorn (Colleen Frazier's Your Mama's Here, Lance Roberts' Gonna Have Myself A Ball, Johnny Strickland's haunting I've Heard That Line Before), but I suppose that was a deliberate choice as it doesn't always and everywhere have to soundlike Wild Records to be good, does it? Nowadays everybody digs that popcorn stuff, but the Portuguese singer must have been one of the first artists to explore it and record it herself almost 15 years ago. Call His Name (Christine Kittrell in 1965 but with the soul content reduced to a minimum) is perfect for strolling and tracks like Baby I Don't Care (not the Elvis song but recorded by both Carl Mann and writer Eddie Bush for Sun Records), lifted by a wonderful Jordanaires styled background chorus, are perfect for jiving, while No I Won't Cry, the only non-cover here as it was composed by Axel Praefcke, sounds like Elvis jiving on RCA! Late fifties and early sixties, that's the time frame Ruby Ann and the studio boys relied on for the sound of this CD, for instance for the early sixties country of Darrell Stadtler & the Paddlewheels' I'll Never Get Rich and for the country twist Do Right Mama, a female version of Carl Gillion's Do Right Daddy. Come to think of it, almost all of Ruby Ann's albums are an open window looking out towards the sixties.
Ruby Ann, a sophisticated urban version of Holland's Miss Mary Ann, sings very relaxed and in near perfect control of her voice, making it sound effortless, and she's a joy to listen to. In doing so she joins the great female rock 'n' roll singers of the early sixties like Connie Francis whose Many Tears Ago she covers in Patsy Cline style. Not featured on the 10 inch: the rockin' jiver Knocked Out No Love, the sax honker Love Me One More Time, the doodley doodley duet Do You Love Me and the dark country ballad Who's Been Fooling Me. In other words: keep the CD for playing in your car. Make sure to snap this 10 inch up quickly when you see it, because Rhythm Bomb already sold out its 500 copies, which means that your regular record stockist can no longer order it!
Info: www.vintagerockinroots.com en www.facebook.com/officialrubyann (Frantic Franky)

CD Recensies

15 juli 2023

WACKY-A-RAMA VOLUME 1
Atomicat, ACCD127
English version: see below

Ha, dit is iets voor mij: 28 songs 1952-1963 met gekke titels en nonsens refreintjes! Als er één rock 'n' roll genre is waarin dat soort novelty uitgebreid aan bod kwam dan is het de blanke zowel als zwarte doo-wop, hier vertegenwoordigd met Billy Gallant (Scribbling On The Wall), The Metronomes (The Chickie-Goo), Sheriff & the Ravels (Shombalor), The Boulevards (Chop Chop Hole In The Wall), Marvin Phillips (Mamo Mamo, Marvin Phillips was de helft van Marvin & Johnny) en C. Percy Mercy Of Scotland Yard van The Marathons, een groep voortgekomen uit The Jayhawks die de originele Stranded In The Jungle opnamen. De CD bevat echter veel meer dan alleen doo-wop, want zoals gebruikelijk op de Atomicat releases maakte samensteller Mark Armstrong een selectie uit álle rock 'n' roll genres. Komen aan bod: strolls (Big Steel Bucket van Robin Dale), swing jive (Du-Bi-A-Do van Jimmie Miller & the Falcons), New Orleans rhythm 'n' blues boogie (Plant You Dig You Later van Bee Arnold) en rockabilly boppers zoals Bo-Bo Ska Diddle Daddle (Wayne Walker), Pug Nose And Pony Tail (Wally Hughes) en vooral het gestoorde in echo badende Zzztt Zzztt Zzztt, blijkbaar countryzanger Wink Lewis' enige bijdrage aan de rock 'n' roll canon - maar wat voor één! De zwarte boogie woogie rock 'n' roll wordt vertegenwoordigd door Choker Campbell (Walking On My Thin Sole Shoes), en "Mr. Goggle Eyes" August (Oh Ho Doodle Lu) in 1956 begeleid door de band van Johnny Otis. Alle kanten van de muzikale regenboog komen aan bod met enerzijds de hillbilly honky tonk boogie van Earl Songer (Whoopie Baby) en de accordeon van Roy Hogsed (Let Your Pendulum Swing) en in het verlengde daarvan politiek incorrecte indianenverhalen als Ugh Ugh Ugh van EC Beatty alias Ski-King en anderzijds girl group sounds met Tossin' A Ice Cube van The Hollywood Chicks met Barry White - inderdaad, dé Barry White - op handclaps in zijn allereerste studio ervaring. Er is zwarte early sixties met Rex Garvin (Emulsified) en met de fuzz gitaar-orgel-bongos instrumentale stroll Buzzzzzz van Jimmy Gordon, mede-gecomponeerd door Dave Burgess van The Champs. Een helemáál geflipte instrumental is First Rhapsody For Knives, Forks And Spoons Part I (First Movement: Allegro Con Beat) door The Central High School Cafetaria Band, ingeblikt met twangy gitaar, kazoo en zo te horen veel potten, pannen, huisraad en bestek. Het bekendste nummer is Beetle Bug Bop van The Collins Kids, het verrassendste nummer is Hey Stella (Who Zat Down Your Cellar), een uptempo rockend nummer van de vocal group The Crew Cuts, in de eerste plaats bekend van hun trage Sh-Boom. De meeste nummers zijn gewoon een beetje komisch, echte novelty daarentegen is The Thing van Bill Buchanan, de helft van Buchanan & Goodman van de grappige "break-in" knip- en plakplaatjes. The Thing is het op een folky marsritme gezet verhaaltje van - tja, wat The Thing eigenlijk is wordt uiteindelijk nooit gezegd. De originele versie van The Thing is overigens van Phil Harris uit 1950. Buitenbeentjes, zelfs in dit allesbehalve serieus gezelschap, zijn Screaming Jay Hawkins' compleet over de top big band variété opname Orange Coloured Sky, de instrumentale striptease sax-gitaar-pauken grinder (Get Off My Tail You) Sneaky Snail van The Gimicks en de (namaak?) Maghrebijns klinkende uptempo madison twister Menin Aéide Théa van Big Brown & the Gamblers, blijkbaar een Belgische band - Big Brown zou jazztrombonist Roger Sauvenier geweest zijn.
Alle gekheid op mijn stokje, maar zo leert een mens nog eens wat, en je houdt er een CD aan over die niet alleen een glimlach op je gelaat tovert maar ook muzikaal scoort.
Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

And now for something completely different: 28 songs 1952-1963 with crazy titles and nonsense lyrics! If there's one rock 'n' roll genre in which that kind of novelty was extensively used it's both white and black doo-wop, present here courtesy of Billy Gallant (Scribbling On The Wall), The Metronomes (The Chickie-Goo), Sheriff & the Ravels (Shombalor), The Boulevards (Chop Chop Hole In The Wall), Marvin Phillips (Mamo Mamo, Marvin Phillips was half of Marvin & Johnny) and C. Percy Mercy Of Scotland Yard by The Marathons, a group that came out of The Jayhawks who recorded the original Stranded In The Jungle. But this CD contains much more than only doo-wop, because, as on most Atomicat releases, compiler Mark Armstrong selected tracks from àll walks of rock 'n' roll. Get ready for strolls (Robin Dale's Big Steel Bucket), swing jive (Jimmie Miller & the Falcons' Du-Bi-A-Do), New Orleans rhythm 'n' blues boogie (Bee Arnold's Plant You Dig You Later) and rockabilly boppers like Bo-Bo Ska Diddle Daddle (Wayne Walker), Pug Nose And Pony Tail (Wally Hughes) and especially the deranged echo laden Zzztt Zzztt Zzztt, apparently country singer Wink Lewis' only contribution to the rock 'n' roll canon - but what a contribution! Black boogie woogie rock 'n' roll is represented by Choker Campbell (Walking On My Thin Sole Shoes), and "Mr Goggle Eyes" August (Oh Ho Doodle Lu) in 1956 accompanied by the band of Johnny Otis. All sides of the musical scope are covered with on the one hand the hillbilly honky tonk boogie of Earl Songer (Whoopie Baby), Roy Hogsed (the accordion infused Let Your Pendulum Swing) and digging even deeper politically incorrect injun tales like EC Beatty aka Ski-King's Ugh Ugh Ugh and on the other hand girl group sounds with Tossin' A Ice Cube by The Hollywood Chicks with Barry White - yes, thé Barry White - on handclaps in his very first professional studio job. There's black early sixties with Rex Garvin (Emulsified) and Jimmy Gordon's fuzz guitar-organ-bongos instrumental stroll Buzzzzzz, co-composed by The Champs' Dave Burgess. Completely flipped is the instrumental First Rhapsody For Knives, Forks And Spoons Part I (First Movement: Allegro Con Beat) by The Central High School Cafeteria Band, using twangy guitar, kazoo and, by the sound of it, a lot of pots, pans, housewares and cutlery. The best known song is The Collins Kids' Beetle Bug Bop, the most surprising track is Hey Stella (Who Zat Down Your Cellar), an uptempo rockin' number by vocal group The Crew Cuts, primarily known for their slow Sh-Boom. Most of the songs are simply on the comical side, but a real novelty is The Thing by Bill Buchanan, half of Buchanan & Goodman, you might know their funny "break-in" cut-and-paste records. The Thing, set to a folky marching rhythm, is the extraordinary tale of - well, in the end they never specify what The Thing actually is. On a sidenote: the original version of The Thing was recorded in 1950 by Phil Harris. Odd ones out, even in this anything but serious company, are Screaming Jay Hawkins' completely over-the-top big band variety recording Orange Coloured Sky, the instrumental striptease sax-guitar-timpani grinder (Get Off My Tail You) Sneaky Snail by The Gimicks and the (fake?) Maghrebine-sounding uptempo madison twister Menin Aéide Théa by Big Brown & the Gamblers, according to researchers a Belgian band: Big Brown is said to be jazz trombonist Roger Sauvenier.
All joking aside I learned a couple of new things with this CD that not only puts a smile on your face but stands up musically on its own. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


MORE BOSS BLACK ROCKERS VOL. 9: HEY DOLL BABY
Koko Mojo, KMCD 169
English version: see below

Meer, meer, meer, dat is het motto van More Boss Black Rockers, de tiendelige reeks gecoördineerd door Little Victor Mac als opvolger van zijn eigen Boss Black Rockers en die net als Boss Black Rockers ook werd samengevat op vinyl LP. Volume 9 opent gelijk met een vreemd nummer, Love Blood Hound van KC Mojo Watson. Goeie jiver, daar niet van, maar voorzien van een keffende hond. We dansen op I Wanna See My Lovin' Baby van Pork Chops (een pseudoniem van zanger Big Bob Kornegay, niet de naam van een groep) en op de eeuwig jonge zalige jiver Why van The Cues, strollen op Can't This Be Mine van Freddie Hall, springen rond als een gek op You Must Be Foolin' van Willie Egan, maken een uitstapje naar popcorn land met Misery van The Dynamics, verdwalen tussen de apen in Don & Dewey's Jungle Hop, en passeren langs New Orleans met de meeslepende ritmes van de pas overleden Huey "Piano" Smith (Little Chickie Wah Wah), Billy Tate (Right From Wrong) en zelfs van Esquerita die in Laid Off vrij bluesy én op piano vrij vals klinkt. Voor de liefhebbers van desperate rock 'n' roll is er Raise Some San van Jay Nelson & his Jumpers, Hey Doll Baby van The Clovers is de jivende original van het nummer dat u vooral kent van The Everly Brothers, Odessa Harris maakt een one on one cover van A Rockin' Good Way, en een andere cover is Bony Moroney op het onweerstaanbare ritme van de twist door een fluitende Doug Fowlkes & the Airedales. I Need A Girl was in 1957 een poging om Big Joe Turner in het keurslijf van een gestroomlijnd tieneridool te wringen, er is uiteraard plaats voor een dropje doo-wop met The Ensenators en I Had A Little Too Much, en Playin' Hide Go Seek is mesties rockabilly van halfbloed Eddie Daniels. Was Sonny Anderson zwart of blank? Ik heb geen flauw idee: hij klinkt een heel klein beetje zwart, maar zijn Yes I'm Gonna Love You op Imperial klinkt als big label rockabilly, wat niet verrast als je ziet dat dit een compositie van Johnny & Dorsey Burnette is. Uit Jackie Wilson's bodemloze toverdoos komt Come Back To Me, Fats Domino klinkt tamelijk poppy in Little Mary, en Lover's Satellite van The Duals (die van Stick Shift) is een strollende gitaarinstrumental met SF geluidseffecten. De gemeenschappelijke factor van die 28 nummers uit 1956-1963? Misschien wel de dansbaarheid.
Gelijk nog even van de gelegenheid gebruik maken om te herhalen dat deze tien CD’s ook alle tien in een gecondenseerde versie op LP verschijnen, waarbij je de CD er telkens gratis bij cadeau krijgt. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

More, more, more, that's basicly what More Boss Black Rockers is about, a ten part CD series coordinated by Little Victor Mac as a follow-up to his own Boss Black Rockers series, and which like Boss Black Rockers is also summarised on a series of ten vinyl LP’s. Volume 9 opens right away with a bizarre tune, KC Mojo Watson's Love Blood Hound. Decent enough jiver, absolutely, but it features a barking dog. We dance to Pork Chops' (a pseudonym of singer Big Bob Kornegay, not the name of a group) I Wanna See My Lovin' Baby and to The Cues' eternally young joie de vivre jiver Why, stroll to Freddie Hall's Can't This Be Mine, jump around like crazy on Willie Egan's You Must Be Foolin', take a trip to popcorn land with The Dynamics' Misery, get lost among the monkeys in Don & Dewey's Jungle Hop, and pass by New Orleans with the compelling rhythms of the recently deceased Huey "Piano" Smith (Little Chickie Wah Wah), Billy Tate (Right From Wrong) and even Esquerita who sounds rather bluesy ánd out of tune on his piano in Laid Off. Jay Nelson & his Jumpers' Raise Some San caters for the fans of desperate rock 'n' roll, The Clovers' Hey Doll Baby is the jiving original of the song most of you will be familar with from The Everly Brothers, Odessa Harris makes a one on one cover of A Rockin' Good Way, and another cover is Bony Moroney to the irresistible rhythm of the twist courtesy of a whistling Doug Fowlkes & the Airedales. I Need A Girl was a 1957 attempt to squeeze Big Joe Turner into the role of a smooth teen idol, as always there's room for a bit of doo-wop with The Ensenators' I Had A Little Too Much, and Playin' Hide go Seek is mestis rockabilly by half-breed Eddie Daniels. Was Sonny Anderson black or white? I haven't the faintest idea: he certainly sounds a bit black, but his Yes I'm Gonna Love You on Imperial sounds like big label rockabilly, which is no surprise given that the song was written by Johnny & Dorsey Burnette. From Jackie Wilson's bottomless box of magic tricks comes Come Back To Me, Fats Domino sounds rather poppy in Little Mary, and Lover's Satellite by The Duals of Stick Shift fame is a strollin' guitar instrumental with SF sound effects. So what's the common denominator of those 28 tracks from 1956-1963? Perhaps their danceability.
Let me take this opportunity to remind you that all ten of these CD’s are also available on LP in a condensed version, and each LP comes with the correspondent full CD free of charge.Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

12 juli 2023

SIN ON SATURDAY, PRAY ON SUNDAY VOLUME 3: SHAKE THAT THING
Koko Mojo, KMCD137
English version: see below

Meer rhythm 'n' blues afgewisseld met gospel of hoe die genres dichter bij elkaar liggen dan je op het eerste gehoor zou vermoeden, en het drinkgelag op zaterdagavond na een week hard werken neemt een aanvang met de stevige bluesrocker met mondharmonica Don't Cut Out On Me van Tender Slim. Ook met mondharmonica maar meer sixties gerichte uptempo blues is I Had A Little Dog van Big Jack Reynolds die naast een hondje zelfs een orgeltje in de rangen had. Pure blues als Too Late van Little Walter wordt afgewisseld met meer rock 'n' roll gerichte opnames als het twistende Shake That Thing van Charles Epps, maar er is ook zwarte jive swing met Boo Breeding in New Orleans sferen in Country Woman, net als Charles Sheffield met het New Orleans rockende I Would Be A Sinner op Excello Records. Big City Girl van Memphis Slim is dan weer een piano boogie die herinnert aan zijn bekendere We're Gonna Rock. Nog meer grote namen zijn John Lee Hooker voor één keer niet met zijn gepatenteerde boogie maar met de stroll Hug And Squeeze, mondharmonica mens Snooky Pryor met de gemene uptempo blues Someone To Love Me, de immer duivels klinkende Howlin' Wolf (Poor Boy), Little Richard (She Knows How To Rock, een van zijn meest chaotische nummers) en Mahalia Jackson wilder dan je haar ooit hoorde in Said He Would. Didn't It Rain is het bekendst van Sister Rosetta Tharpe maar eigenlijk een traditional. Tharpe's versie verscheen in 1947 en die van de stekeblinde Reverend Charles White hier dateert van een jaar later. Begeleid door een gitarist klinkt hij als een one man band die op de deksels van metalen vuilnisbakken staat te kloppen. Iemand anders die steevast klonk als een one man band is Jerry McCain en ook zijn mondharmonica rocker Run Uncle John Run is muzikale chaos met de punch van een mokerhamer. Ronnie Dawson zou het meer dan 30 jaar later opnemen als Come Back Uncle John. Arthur "Big Boy" Crudup's Dirt Road Blues lijkt veel op zijn bekendere oer-That's All Right maar is - voor zover ik het kan nagaan - een jaar ouder.
Op zondag gingen ze dan met een kater naar de kerk waar het feest gewoon verder ging tot meerdere eer en glorie van de Heer met ten hemel stijgende jubelende gospelgezangen als Didn't It Rain (Charles White), To The End (The Sensational Nightingales), Blood Done Signed My Name (The Radio Four), Lord You Know (The Fairfield Four), God Almighty's Gonna Cut You Down (The Jubilaires) en de uptempo doo-wop soul van The Mello-Tones (When The Pearly Gates Unfold), of hoe mooie vocal harmony ballen krijgt door een ijzersterke rauwe leadzang, luister naar This May Be The Last Time van The Colemanaires, een mooi voorbeeld van de versmelting van gospel en rhythm 'n' blues. Als alle gospel zoals deze was, ik zou nogal eens naar de kerk gaan, zie. De verhouding gospel/R 'n' B bedraagt acht op 28 tracks die allemaal dateren uit de tijdspanne 1946-1963, muziek zo zwart als de nacht gecureerd door samensteller Mark Armstrong.
Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

More rhythm 'n' blues mixed with gospel or how those two genres are closer than you might suspect on first hearing, and the saturday night drinking after a hard week's work kicks off with Tender Slim's solid blues rocker with harmonica Don't Cut Out On Me. With mouth harp as well but more sixties oriented uptempo blues is I Had A Little Dog by Big Jack Reynolds who not only has a dog but also an organ. 100 % blues such as Little Walter's Too Late is interspersed with more rock 'n' roll styled recordings like Charles Epps' twister Shake That Thing , but there's also room for black jive swing with Boo Breeding in New Orleans mood in Country Woman, as is Charles Sheffield with the New Orleans rockin' I Would Be A Sinner on Excello Records. Memphis Slim's Big City Girl is piano boogie reminiscent of his more familiar We're Gonna Rock. Other big names include John Lee Hooker for once not with his patented boogie but with the stroll Hug And Squeeze, harmonica man Snooky Pryor with the mean uptempo blues Someone To Love Me, the always demonic sounding Howlin' Wolf (Poor Boy), Little Richard with She Knows How To Rock (one of his most chaotic songs) and Mahalia Jackson wilder than ever in Said He Would. Didn't It Rain is best known by Sister Rosetta Tharpe but actually a traditional. Tharpe's recording was released in 1947 and the version of the blind Reverend Charles White here dates from one year later. Accompanied by a guitarist he sounds like a one man band banging on the lids of metal trashcans. Someone else who invariably sounded like a one man band is Jerry McCain, his harmonica rocker Run Uncle John Run also being musical mayhem with the punch of a sledgehammer. Ronnie Dawson would record it more than 30 years later under the title Come Back Uncle John. Arthur "Big Boy" Crudup's Dirt Road Blues sounds a lot like his more famous primeval That's All Right but is - as far as I can tell - one year older.
Come sunday they would nurse their hangover by attending church where the party continued for the glory and grace of the Lord with gospel songs like Didn't It Rain (Charles White), To The End (The Sensational Nightingales), Blood Done Signed My Name (The Radio Four), Lord You Know (The Fairfield Four), God Almighty's Gonna Cut You Down (The Jubilaires) and the uptempo doo-wop soul of The Mello-Tones' When The Pearly Gates Unfold, or how beautiful vocal harmony becomes ballsy by adding rock solid raw lead vocals, listen to The Colemanaires' This May Be The Last Time, a great example of the fusion of gospel and rhythm 'n' blues. Now if only all gospel were to be like this, I'd go to church every sunday. The ratio of gospel/R 'n' B is eight in 28 tracks all dating from the 1946-1963 time period, music as black as the night curated by compiler Mark Armstrong. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


ROCKIN’ ROLLIN’ USA CANADA VISIT 05: JUKE BOX
Pan-American, PAR005
English version: see below

Dat de Canadese muziek flink beïnvloed werd door buurland Amerika is logisch omdat het helemaal in de Amerikaanse culturele invloedssfeer ligt. Wie niet ver van de grens woonde kon trouwens gewoon naar Amerikaanse radiostations luisteren, en dat zullen véél tieners gedaan hebben in de jaren '50. Economisch gezien lag het voor de hand Amerikaanse rock 'n' roll ook in Canada uit te brengen en er was uiteraard veel lokale rock 'n' roll, net zoals er daarvóór al veel Canadese country was. Deze reeks brengt dat alles in kaart met zowel Canadese rock 'n roll, Amerikaanse rock 'n' roll uitgebracht op Canadese labels (vaak één kluwen van over de grens aan elkaar gelieerde platenlabels en distributiemaatschappijen), als door country beïnvloede opnames. Dat is een ingewikkelde uitleg ter introductie van 28 rockers en aanverwante muziekjes uit de tijdspanne 1956-1962 gecompileerd door samensteller Mark Armstrong volgens zijn inmiddels vertrouwde strategie van voor het grote publiek veel niet zo bekende nummers aangevuld met een handvol klassiekers. Wie van waar kwam staat opgelijst in de summiere liner notes, wij concentreren ons op de muziek bestaande uit Canadese strollers (Mean Lover van Mel Shaw), teenbilly (Go To Sleep Little Suzie van Cliffy & Jerry), teen rock (Come Along With Me van Jerry Palmer) en zelfs hillbilly bop (Want Me A Woman van Rudy Hayden & the Country Boys, Hillbilly Rock van Joe Kozak & the Frontiersmen), naast uiteraard veel prima de luxe rock 'n' roll als Mary Lou van Ted Daigle & the Tremolos, Oh Yeah en Rocket To The Moon van Tommy Danton & the Echos, She's A Square van Ray St. Germain & the Satins, Ooh Sha La van The Rhythm Jesters en Shake Shake van Fred Coupland & the Blue Tones. Dat zijn voor de leek allemaal onbekende namen, maar een Canadese groep die we allemaal kennen waren The Diamonds die scoorden met hun Gladiolas cover Little Darling en met The Stroll. Hun High Sign hier is een uptempo sax stroll, en ook Slow Walk van The Midnighters is een uptempo stroll, meer bepaald een instrumentale gitaarstroll. Door de merkwaardige akkoordenwissels een hele knappe instrumental op gitaar is Snake Bite van Hank Smith & the Maddisons.
Amerikaanse inkoop singles op deze CD zijn onder meer de big band swing van Campus Rampus van Alan Freed's Big Band (Freed plakte er uiteraard enkel zijn naam op want hij was noch muzikant noch dirigent maar wel een eersteklas verkoper), de rockabilly van Johnnie Strickland's She's Mine, de female rock 'n' roll van Jeani alias Jeanne Mack die niet mag uitgaan voor ze de Dirty Dishes heeft afgewassen, Nappy Brown's jiver Am I, Boyd Bennett's Elvis soundalike Click Clack, de vlot jivende blanke doo-wopper Pickin' On The Wrong Chicken van The Five Stars, de doo-wop rocker No Time van The Titans, Joe South's toffe Juke Box, de teen rocker Bobby Layne van Phil Gary & the Catalinas, de girl group sounds van The Velveteens en hun Baby Baby, en Johnny & the Hurricanes' dreigende gitaar/sax instro Traffic Jam met elementen van spy surf. Motorcycle van Tico & the Triumphs is de bekende brrrrrrrm pa pa pa sax rocker die een vroege single (1961) is van Paul Simon vóór hij succes zou oogsten als de helft van Simon & Garfunkel. Iets minder bekend: Bob Crewe's Penny Nickel Dime Quarter is een jiver uit 1956 van de man die later songschrijver (Big Girls Don't Cry, Walk Like A Man, Sherry, Tallahassee Lassie), platenbaas en producer zou worden. Verdict: door het hoge aantal singles van Amerikaanse herkomst (exact de helft) schiet deze CD ten dele zijn doel voorbij, maar dat neemt niet weg dat dit een erg goeie verzamelCD is. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

It makes sense that Canadian music was heavily influenced by its neighbour since the country was entirely in the American cultural sphere of influence. If you lived close enough to the border you could even simply listen to American radio stations, and no doubt many teenagers did in the 1950s. Marketingwise it was a no brainer to release American rock 'n' roll in Canada as well, and of course there was a lot of local rock 'n' roll, just as there had been a lot of Canadian country before that. This CD series offers Canadian rock 'n roll, American rock 'n' roll released on Canadian labels (often a web of record labels and distribution companies affiliated across the border), as well as country-influenced recordings. That's a complicated explanation to introduce you to the 28 rockers and related tunes from 1956-1962 collected by Mark Armstrong following his usual strategy of many tracks not familiar to the general public supplemented by a handful of classics. Who came from where is listed in the brief liner notes, we at Boppin' Around HQ concentrate on the music consisting of Canadian strollers (Mel Shaw's Mean Lover), teenbilly (Cliffy & Jerry's Go To Sleep Little Suzie), teen rock (Jerry Palmer's Come Along With Me) and even hillbilly bop (Rudy Hayden & the Country Boys' Want Me A Woman, Joe Kozak & the Frontiersmen's Hillbilly Rock), besides of course plenty of prima deluxe rock 'n' roll like Ted Daigle & the Tremolos' Mary Lou, Tommy Danton & the Echos' Oh Yeah and Rocket To The Moon, Ray St. Germain & the Satins' She's A Square, The Rhythm Jesters' Ooh Sha La and Fred Coupland & the Blue Tones' Shake Shake. To the uninitiated these are all great unknowns, but a Canadian group we all know were The Diamonds who scored with their Gladiolas cover Little Darling and with The Stroll. Their High Sign here is an uptempo sax stroll. The Midnighters' Slow Walk is also an uptempo stroll, more specifically an instrumental guitar stroll. Hank Smith & the Maddisons' Snake Bite is a rather clever guitar instrumental because of its curious chord changes.
American bought-in 45s on this CD include the big band swing of Campus Rampus by Alan Freed's Big Band (Freed obviously only added his name since he was neither a musician nor a conductor, but he sure was a hell of a salesman), the rockabilly of Johnnie Strickland's She's Mine, the female rock 'n' roll of Jeani aka Jeanne Mack who not allowed to go out until she's washed that pile of Dirty Dishes, Nappy Brown's jiver Am I, Boyd Bennett's Elvis soundalike Click Clack, The Five Stars' smoothly jiving white doo-wopper Pickin' On The Wrong Chicken, The Titans' doo-wop rocker No Time, Joe South's great Juke Box, Phil Gary & the Catalinas' teen rocker Bobby Layne, the girl group sounds of The Velveteens' Baby Baby, plus Johnny & the Hurricanes' menacing guitar/sax instro Traffic Jam with elements of spy surf. Tico & the Triumphs' Motorcycle is the famous brrrrrrrrrm pa pa pa pa sax rocker and an early single (1961) by Paul Simon before he gained stardom as half of Simon & Garfunkel. Less known is Bob Crewe's Penny Nickel Dime Quarter, a 1956 jiver by the man who would go on to become a songwriter (Big Girls Don't Cry, Walk Like A Man, Sherry, Tallahassee Lassie), record executive and producer. Verdict: due to the high number of tracks recorded in the USA (exactly half of 'em), this CD goes partly beyond the scope of Canadian rock 'n' roll, but that does not take anything away from the fact that it's a darn good compilation. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


MORE BOSS BLACK ROCKERS VOL. 8: ROCK & ROLL BABY
Koko Mojo, KMCD 168
English version: see below

28 tracks 1954-1963 van zwarte artiesten die hun beste dansbeentjes voorzetten en jiven (She's A Flirt van The Jewels, Ravon Darnell met Chicken Little, Miss Petunia van Day, Dawn & Dusk), rocken (Rock 'n' Roll Baby van de sympathiek genaamde Mercy Baby, Good Good van Percy Giles & the Rondells), doo-woppen (Who's In The Shack van The Barons, What's The Matter For You van The Cellos), boogie-ën (de big bander Juke Box Boggie Boogie Chick van Snookum Russell), strollen (Linda Baby van Sammy Fitzhugh & his Moroccan's) en twisten (Twistin' All Night Long van Randy Thomas & the Twisters) dat het een lieve lust heeft. Enkele namen als Marvin & Johnny (Smack Smack), Roy Brown (de jiver Shake Em Up Baby), Jimmy Witherspoon (het op gospel geënte It Ain't No Secret) en Jackie Brenston (het uptempo blues geïnspireerde Trouble Up The Road, gecoverd door The Planet Rockers) zullen zeker een belletje doen rinkelen en heel wat nummers werden al eerder gecompileerd, maar om dit alles reeds compleet in huis te hebben moet je al een dikke platencollectie bezitten. Elton Anderson doet met Sick And Tired een niet onaardige gooi naar het wereldkampioenschap Chris Kenner coveren, zowel Louis Jordan (Rock 'n' Roll Call) als Jap Curry's Blazers (Hey Now) klinken als The Treniers, en Lone Ranger Gonna Git Married is een leuke hi ho silver novelty rocker van Jimmy Johnson. Saxofoons toeteren de longen uit het zwetende lijf (het instrumentale The Rooster van Chuck Higgins omdat het niet altijd kippen hoeven te zijn), gitaren worden geslepen, piano’s rammelen er op los, de drummers lijken het vak te hebben geleerd in het abattoir, en je krijgt geen seconde rust. Goed spul zonder early sixties stuff, alleen maar steengoeie rock 'n' roll uit de tijd van de Flintstones.
Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

28 tracks 1954-1963 from black artists who put their best dancing feet forward to jive (The Jewels' She's A Flirt, Ravon Darnell's Chicken Little, Miss Petunia by Day, Dawn & Dusk), rock (Rock 'n' Roll Baby by the sympathetically named Mercy Baby, Percy Giles & the Rondells' Good Good) doo-wop (The Barons' Who's In The Shack, The Cellos' What's The Matter For You), boogie (Snookum Russell's big band swinger Juke Box Boggie Boogie Chick), stroll (Sammy Fitzhugh & his Moroccan's' Linda Baby) and twist (Randy Thomas & the Twisters' Twistin' All Night Long) to their and our hearts' delight. A couple of names like Marvin & Johnny (Smack Smack), Roy Brown (the jiver Shake Em Up Baby), Jimmy Witherspoon (the gospel based It Ain't No Secret) and Jackie Brenston (the uptempo blues based Trouble Up The Road, covered by The Planet Rockers) will certainly ring a bell and quite a few of these songs have been compiled before, but unless you're a hardcore collector I don't think most of you will already own all of the tunes. Elton Anderson goes for a medal in the covering Chris Kenner world championships with Sick And Tired, both Louis Jordan (Rock 'n' Roll Call) and Jap Curry's Blazers (Hey Now) sound like The Treniers, and Jimmy Johnson's Lone Ranger Gonna Git Married is a fun hi ho silver novelty rocker. Saxophones blow and honk their lungs out of their sweaty bodies (the Chuck Higgins instrumental The Rooster since it doesn't always have to be chickens), guitars are being sharpened, pianos rattle away, the drummers seem to have learnt their trade in a slaugterhouse, and you won't get a second of rest. Good material with no early sixties stuff, just high quality rock 'n' roll from the Flintstones era.
Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


NINE POUND HAMMER: RHYTHM & WESTERN VOLUME 10
Koko Mojo, KM-CD-147
English version: see below

De laatste Rhythm & Western, tenzij ze beslissen er nog een vervolg aan te breien, biedt nóg meer zwart werk aan dat geacht wordt te zijn geïnspireerd door blanke country muziek, dus tegen de stroom in van de gebruikelijke theorie dat rock 'n' roll ontstond toen country muziek elementen uit de rhythm 'n' blues overnam. Om die invloed te horen moet je over enige fantasie beschikken, maar of je er nu al dan niet in meegaat, feit is dat je
- 1) in ieder geval een leuke collectie leuke muziek overhoudt, op deze CD 28 songs 1950-1963 met twee uitstapjes back in time naar 1937 en zelfs 1931 (de akoestische countryblues Still I'm Travelling On van The Mississippi Sheiks),
- en 2) dat je bluesman Lowell Fulson nooit zo on-blues hebt gehoord als in het swingende Can She. En geef toe: waar anders hoor je Sanford Clark's The Fool in de zwarte cover van Edna McGriff? Ze nam het op voor budgetlabel Bell Records, maar haar versie is allesbehalve goedkoop of minderwaardig. Sowieso blijft het mooi om te horen wat zwarte artiesten als Lloyd Price, Bull Moose Jackson, Esther Phillips en Damita Jo aanvingen met country songs als respectievelijk Tennessee Waltz, If You Ain't Lovin' You Ain't Livin' (Faron Young), After Loving You (Eddy Arnold, Jim Reeves, Elvis) en Room Full Of Roses (Jim Reeves, Dean Martin). Trivia: Move On Out van Gloria Gunter is een antwoord op Yakety Yak van The Coasters waarvan Gloria's broer Cornell Gunter deel uitmaakte!
Beatnik Showdown is een supersnelle squaredans getoeterd door King Curtis met chicken pickin' gitaar, een heel plezant melodietje, alleen is de titel volgens mij Beatnik Hoedown in plaats van Beatnik Showdown. De "beatnik" in de titel slaat op de "hey man, like swing your partner" introductie, en het uptempo nummer klinkt als een instrumentale versie van The Coasters, de groep waarvoor Curtis menige sax solo inblies. U kan ook squaredansen op de jodelmedley van She'll Be Coming Round The Mountain, Smoke Smoke Smoke That Cigarette en Cigarettes Whiskey And Wild Wild Women door Baby Ruth & the Cecil Gant Trio, desgewenst de hokey pokey dansen op de Hokey Pokey van The Emersons, jiven op Hal Page's cover van Roosevelt Sykes' Sugar Babe, Think It Over Baby van Pearl Galloway en Dinner Date van Little Willie John in duet met zijn zus Mable John die later opnam voor Motown en Stax. U hebt nog adem over? Dan kan u boogie woogie-ën op Piano Red's versie van het door Floyd Tillman gecomponeerde It Makes No Difference Now (Jimmie Davis, Eddy Arnold), strollen op What Am I van Big Bob Kornegay en I Gotta Have You van Clyde McPhatter & Ruth Brown, charlestonnen op Beulah Swan's Don't Steal My Heart, en early sixties-sen op het door gospel beïnvloede Tell Me To My Face van Eunice & Eddie.
Veel van de stokoude liedjes die tot het grote Amerikaanse songboek behoren werden gezongen door zowel blanke als zwarte artiesten. Een schoolvoorbeeld hier is You Made Me Love You, voor het eerst opgenomen in 1913 door de blanke William J. Halley, dat zelfs werd gezongen door een blanke verkleed als zwarte, namelijk Al Jonson. Hier horen we de versie van Screamin' Jay Hawkins in diens gebruikelijke compleet over de top stijl. Staat u mij toe even uit te weiden over één van die twee stokoude songs: My Bucket's Got A Hole It uit 1937 van Washboard Sam is semi-akoestische vaudeville ragtime countryblues met piano en Louis Armstrong trompet, en in tegenstelling tot wat iedereen denkt werd het niet geschreven door Hank Williams want het is een traditional. De Williams die vaak als componist staat vermeld tussen de haakjes is niet Hank maar Clarence Williams, een zwarte pianist en muziekuitgever die het nummer nooit zelf opnam maar wel onder zijn naam deponeerde in 1933, ook al is het ouder. Wat niet wegnam dat Washboard Sam er in 1937 zijn eigen echte naam Robert Brown op kleefde als componist, hahaha. Wèl van de grote Hank Williams is uiteraard Cold Cold Heart, hier soulvolle medium tempo early sixties door Johnny "Guitar" Watson. Niet zó oud want uit 1951 maar wel gezellig ouderwets is de big band swinger The Hip Cowboy van eeuwige hepcat Slim Gaillard inclusief Jimmie Rodgers jodel. Een vergelijkbaar verhaal als My Bucket's Got A Hole In It hangt vast aan de traditional Nine Pound Hammer waar Merle Travis in 1947 zijn naam onder zette, daarbij niet gehinderd door het feit dat het nummer twintig jaar daarvóór reeds was opgenomen voor Brunswick Records door de old time string band van Al Hopkins & his Buckle Busters die op het Vocalion label The Hill Billies bleken te noemen. Het werd ook opgenomen door Tennessee Ernie Ford, Dick Curless, Hank Thompson en Johnny Cash, en hier maakt de fluwelen stem van Lou Rawls er een vingerknippend swingende versie van met piano en orgel. Nog zo'n gouden stem was die van rhythm 'n' blues en gospelzanger Joe Henderson, en zijn Snap Your Fingers horen we op deze CD uitgevoerd door Barbara Lewis, een zangeres al evenzeer bekend om haar ongeëvenaard mooie keelgeluid. Later werd het ook gezongen door Brenda Lee en Dean Martin. Barbara Lewis is nu 80 jaar, dus haal d'er naar de Rhythm Riot! Nog meer easy listening: Brook Benton die Smiley Burnette's It's My Lazy Day covert. Samenvatting van deze CD: goeie afsluiter van een goeie reeks! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

The final Rhythm & Western, unless they decide to add a sequel to the series, offers more black recordings supposedly inspired by white country music, challenging the generally accepted theory that rock 'n' roll was invented when country music started to adopt elements from rhythm 'n' blues. In order to hear this influence you have to use your imagination sometimes, but whether you agree or not, the fact remains that this is a mighty fine collection of mighty fine music, on this particular CD 28 songs 1950-1963 with two going back in time all the way to 1937 and even 1931 (The Mississippi Sheiks' acoustic country blues Still I'm Travelling On). You never heard bluesman Lowell Fulson as un-blues as in the swinging Can She, and face it: where else will you hear Sanford Clark's The Fool in Edna McGriff's black cover? She recorded it for budget label Bell Records, but her version is anything but cheap or inferior. It's fun to hear how black artists like Lloyd Price, Bull Moose Jackson, Esther Phillips and Damita Jo interpreted country songs like respectively Tennessee Waltz, If You Ain't Lovin' You Ain't Livin' (Faron Young), After Loving You (Eddy Arnold, Jim Reeves, Elvis) and Room Full Of Roses (Jim Reeves, Dean Martin). Trivia department: Gloria Gunter's Move On Out is an answer to Yakety Yak by The Coasters of which Gloria's brother Cornell Gunter was a member!
Beatnik Showdown is a super fast square dance honked by King Curtis with chicken pickin' guitar, a great little tune, but I think the title is Beatnik Hoedown instead of Beatnik Showdown. The "beatnik" refers to the "hey man, like swing your partner" introduction, and the uptempo track sounds like an instrumental version of The Coasters, the group for whom Curtis provided many a sax solo. You can also square dance to Baby Ruth & the Cecil Gant Trio's yodelling medley of She'll Be Coming Round The Mountain, Smoke Smoke Smoke That Cigarette and Cigarettes Whiskey And Wild Wild Women, do the hokey pokey to The Emersons' Hokey Pokey, jive to Hal Page's cover of Roosevelt Sykes' Sugar Babe, Pearl Galloway's Think It Over Baby and Dinner Date by Little Willie John duetting with his sister Mable John who later recorded for Motown and Stax. Got any breath left? Then boogie woogie to Piano Red's version of the Floyd Tillman written It Makes No Difference Now (Jimmie Davis, Eddy Arnold), dance the stroll to Big Bob Kornegay's What Am I and Clyde McPhatter & Ruth Brown's I Gotta Have You, charleston to Beulah Swan's Don't Steal My Heart, and get your dosis of early sixties kicks from Eunice & Eddie's gospel-influenced Tell Me To My Face.
Many of the old songs that are part of the great American songbook were sung by both white and black artists. A perfect example is You Made Me Love You, first recorded in 1913 by white artist William J. Halley, which was even sung by a white man in blackface, Al Jonson. Here we get to hear Screamin' Jay Hawkins' version in his usual totally over the top style. Allow me to elaborate on one of those two pré-1940 songs: My Bucket's Got A Hole It as recorded in 1937 by Washboard Sam is semi-acoustic vaudeville ragtime country blues with piano and Louis Armstrong trumpet. Contrary to popular belief however My Bucket's Got A Hole In It was not written by Hank Williams. It's a traditional, the Williams often listed as composer in between brackets not being Hank but Clarence Williams, a black pianist and music publisher who never recorded the song himself but copyrighted it in 1933, even though it's older. Which did not bother Washboard Sam who put his own real name Robert Brown on it as composer in 1937, hahaha. A song which wàs written by the great Hank Williams is of course Cold Cold Heart, heard here in soulful medium tempo early sixties style courtesy of Johnny "Guitar" Watson. Not that old as it's from 1951 but charmingly old fashioned is the big band swinger The Hip Cowboy by eternal hepcat Slim Gaillard who includes some Jimmie Rodgers yodelling. A story not dissimilar to My Bucket's Got A Hole In It can be told about the traditional Nine Pound Hammer to which Merle Travis put his name in 1947, undeterred by the fact that twenty years before the song had already been recorded for Brunswick Records by the oldtime string band of Al Hopkins & his Buckle Busters who on Vocalion were called The Hill Billies. It was also recorded by Tennessee Ernie Ford, Dick Curless, Hank Thompson and Johnny Cash, and here Lou Rawls' velvety voice turns it into a fingersnapping swinging ditty with piano and organ. Another singer with golden pipes was rhythm 'n' blues and gospel master Joe Henderson whose Snap Your Fingers is performed on this CD by Barbara Lewis, known for her unparalleled beautiful voice as well. Afterwards it was also done by both Brenda Lee and Dean Martin. Barbara Lewis is now 80 years old, so get 'er over to the Rhythm Riot! More easy listening: Brook Benton covering Smiley Burnette's It's My Lazy Day. Summary of this CD: great ending to a great series! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)



Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina