Je
recente release (muziek, boek of wat dan ook) gerecenseerd op onze website?
Stuur deze dan naar de hoofdredactie! |
CD Recensies
27
december 2023
HEAVEN
IN HELL/ THE HICKSVILLE BOMBERS The Hickville Bombers speelden in 2023 op Rockin' Resort in Asten en op de Turnhouts Rootsnight (B), en daar speelden ze heel wat nummers uit hun nieuwste CD. Zanger-gitarist Dave Brown richtte het trio uit Lincoln op in 1992 wat op z'n minst wijst op vastberadenheid, de huidige bezetting bestaat sinds elf jaar uit Landon Filer (contrabas) en sinds een jaar of acht uit Paul Saunders (drums) die beide speelden in Jack Rabbit Slim. Als band brachten The Hicksville Bombers in die dertig jaar een tiental albums uit, meer bepaald twaalf albums, drie vinyl singles en één 10 inch, zo lees ik. Wie er daar enkele van beluistert weet dat de band evolueerde van een traditionele rockabilly band tot een moderne, hedendaags klinkende sound die vele rock 'n' rollstijlen combineert, en dat is op de 12 tracks (tien eigen songs + twee covers) van het in de Embassy Studios opgenomen Heaven In Hell niet anders. Zo spelen ze graag bluesboppers, en daarmee opent de CD: Devil’s Fight is een zware bluesbopper met slidegitaar, gastmondharmonica, een Britse jaren '60 rhythm 'n' blues sound en een gesproken ZZ Top La Grange intro. Ook Can’t Get Drunk On You situeert zich in de hoek waar de bluesboppers vallen en heeft opnieuw een rock edge, vooral door de gitaar sound en de schreeuwende manier van zingen. Don’t Let Me Face The Rain en Bottomless Pit zijn moderne rockabilly, Take A Bite is meer traditioneel én heel catchy, het rustige Heaven In Hell doet denken aan een trager Long Black Shiny Car. Met The Man You Want Me To Be staat er op de CD zelfs een heuse ballade, een mooie rustige jazzy shuffle, gek genoeg een heropname van een oorspronkelijk uptempo nummer van hun vorige CD, Danger Road uit 2018. Fake Whiskey begint rustig maar bouwt in laagjes op tot een dramatische climax, Grease Monkey is een zware instro zoals ze wereldwijd populair waren op rockabilly dansvloeren in de jaren '80: een donderende backbeat en drumroffels als een spervuur uit een machinegeweer. Een tweede instrumental, Concrete Jungle SE28 van de hand van drummer Paul Saunders, is een moderne drums a go go take op Sandy Nelson maar dan met een gitaar die meer Link Wray dan Richard Podolor alias Richie Allen klinkt. De titel slaat op de Londense voorstad Thamesmead waarvan de postcode begint met SE28, een stad die vaak een betonjungle wordt genoemd. Bottomless Pit heeft dan weer een Britse late fifties Cliff & the Shadows / Billy Fury rock 'n' roll vibe maar dan met contrabas die het geheel een neo tintje geeft. The Hicksville Bombers zijn een van die bands die graag niet-rock 'n' roll songs een rockabilly jasje aanmeten (eerder deden ze onder meer het Peaky Blinders thema Red Right Hand in Brand New Cadillac stijl en Whole Lotta Rosie van AC/DC), en de CD sluit af met hun hard rockende rockabilly thunder interpretatie van de eind jaren '60 biker hymne Born To Be Wild. Nu ben ik er zeker van dat ik dat al in rockabilly heb gehoord, maar ik kan me verdomd niet meer herinneren door wie. Er is ook een rockabilly Born To Be Wild van de Duitse (denk ik) groep Spot The Looney uit 1994 én een Born To Be Wild van Mystery Train (F, 1995, de groep van Hervé Loison vóór hij Jake Calypso werd), een psychobilly versie van Gorilla (HU, 2000) en zelfs Link Wray heeft het opgenomen (in 2000), maar die versies bedoel ik niet. Of waren het dan toch The Hicksville Bombers zelf, want die namen het al eerder op op hun CD Deal With The Devil uit 2008 in een wat meer rockabilly versie terwijl de nieuwe versie in mijn oren iets meer Vietnam klinkt. De tweede cover op Heaven In Hell is een getrouwe versie van Warren Smith's door Roy Orbison geschreven melodieuze Sun Records tegentijd rockaballad So Long I'm Gone, origineel opgenomen door Ray Scott. Samenvatting: Voor welk wat wils, en bovendien nog goed gedaan ook. Met dank aan Dave Brown voor de CD! Info: www.foottappingrecords.co.uk (Frantic Franky)
During their most recent gigs The Hickville Bombers played quite a few songs from this here, their latest CD. Singer-guitarist Dave Brown founded the Lincoln based trio in 1992 (now that's determination for ya), the current line up consists since eleven years of Landon Filer (double bass) and since about eight years of Paul Saunders (drums) who both used to play in Jack Rabbit Slim. As a band The Hicksville Bombers released a dozen albums in those thirty years, more specifically twelve albums, three vinyl 45s and one 10 inch, I read. If you listen to a couple of those you know that the band evolved from traditional rockabilly to a modern contemporary sound encompassing many different rock 'n' roll styles, and the twelve tracks (ten selfwritten tunes + two covers) of Heaven In Hell, recorded at Embassy Studios, are no exception. They love to play blues boppers for instance, and that's how the CD starts: Devil's Fight is a heavy blues bopper with slide guitar, guest harmonica, a British sixties rhythm 'n' blues sound and a spoken ZZ Top La Grange intro. Can't Get Drunk On You is also right at home where the blues boppers rule and again has a rock edge, mainly because of the guitar sound and the screaming way of singing. Don't Let Me Face The Rain and Bottomless Pit are modern rockabilly, Take A Bite is more traditional ánd very catchy, while the calmer Heaven In Hell is reminiscent of a slowed down Long Black Shiny Car. The CD even features a real ballad, The Man You Want Me To Be, a nice quiet jazzy shuffle, oddly enough a re-recording of an originally uptempo song from their previous CD, 2018's Danger Road. Fake Whiskey starts quietly but builds in layers to a dramatic climax, Grease Monkey is a heavy instro of the type that used to be popular on rockabilly dance floors worldwide in the 1980s, with a thundering backbeat and drum rolls like machine gun fire. A second instrumental, Concrete Jungle SE28 written by drummer Paul Saunders, is a modern drums a go go take on Sandy Nelson but with a guitar that sounds more Link Wray than Richard Podolor aka Richie Allen. The title refers to the London suburb of Thamesmead the postal code of which starts with SE28, a city often described as a concrete jungle. Bottomless Pit has a British late fifties Cliff & the Shadows / Billy Fury rock 'n' roll vibe but the double bass adds a neo touch. The Hicksville Bombers are one of those bands that enjoy playing non-rock 'n' roll songs with a rockabilly twist (in the past they did the Peaky Blinders theme Red Right Hand in Brand New Cadillac style and AC/DC's Whole Lotta Rosie, among others), and the CD finishes with their hard rockin' rockabilly thunder interpretation of sixties biker anthem Born To Be Wild. Now I'm pretty sure I've heard that done rockabilly style before, but I can't for the life of it remember by whom. There is also a 1994 rockabilly Born To Be Wild by German (I think) group Spot The Looney as well as Born To Be Wild's by Mystery Train (F, 1995, Hervé Loison's group before he became Jake Calypso), a psychobilly version by Gorilla (HU, 2000) and even Link Wray recorded it in the year 2000, but those are not the versions I'm referring to. Or is my mind playing tricks on me and was it The Hicksville Bombers themselves, for they already recorded it on their 2008 CD Deal With The Devil in a slightly more rockabilly version while the new version sounds a bit more Vietnam to my ears. The second cover on Heaven In Hell is a faithful rendition of Warren Smith's Roy Orbison written melodic Sun Records rockaballad So Long I'm Gone, originally recorded by Ray Scott. In summary there's something for everyone here, and it's all good. Thank you Dave Brown for the CD! Info: www.foottappingrecords.co.uk (Frantic Franky) |
SEVEN
VEILS/ STEVE HOOKER
Steve Hooker is niet oldschool maar gewoon oud. Dat bedoel ik helemaal niet negatief, integendeel: het strekt de Britse zanger-gitarist wiens muzikale carrière begon in 1977 tot eer dat hij op zijn oude dag de oude bluesman is geworden die hij volgens mij altijd stiekem heeft willen zijn, ook al begon hij in de punk. Hooker bleek evenwel al snel te rock 'n' roll voor punk en speelt sindsdien zijn hoogsteigen explosieve mix van rock 'n' roll, garagerock en vooral vroege Rolling Stones. Een oude aap moet je geen nieuwe trucjes aanleren en Steve Hooker hoef je niks meer wijs te maken, dus zal het hem waarschijnlijk aan zijn reet roesten om nog iets anders te doen behalve zijn eigen zin, en dat is naast het bouwen van miniatuur treinbanen (check zijn Facebook pagina!) die gitaarrock, bluesrock, rauwe soul en vroege Rolling Stones spelen, wat hij beter doet dan eender wie ook, want anno 2024 speelt hij beter Keith Richards riffs dan Keith Richards zelf. Als je foto’s van Hooker uit de jaren '70 bekijkt ziet hij er trouwens uit als een kruising tussen Keith Richards en Ronnie Wood, en ook nu nog draagt Hooker nog steeds net als Keith Richards een doodskop ring. Seven Veils is zijn ontelbaarste CD, negen nummers op een dikke twintig minuten, opgenomen met dezelfde trio bezetting van de CD’s The Old Testament Of Love (2019) en Crowmatic (2017), Vic op Fender basgitaar en Brian op drums, eveneens te horen op de in 2022 verschenen vinyl single Sadie Brown/ Tightrope die hier ook opstaat. Even recapituleren: Sadie Brown is bluesrock meets bluesbop meets psychedelische garagerock meets Rolling Stones, Tightrope is een instrumentale variatie op The Walk van Jimmy McCracklin. Van Sadie Brown staat er voorts een remix op de CD met toegevoegde dialoogfragmenten over de intro. Every Woman en de uptempo instrumentale slide blues Treasure Island hangen aan elkaar van de Rolling Stones riffs (die ooh ooh's in Every Woman!) en ook Filibusters Blues is uptempo instrumentale slide blues. Promised Land van Chuck Berry is rechtdoor rock 'n' roll met loeiende gitaren en toch ook weer die weerklank van The Rolling Stones zoals ze begin jaren '60 Chuck Berry coverden. Naast Promised Land staat er nog één cover op Seven Veils, Otis Redding's rauwe medium tempo soul nummer Snatch A Little Piece dat bij Hooker klinkt als... opnieuw de Stones! Verpak dit alles in jankende gitaren en veel distortie en echo op de met Jack Daniel's Tennessee Fire gesmeerde stem, en u hebt een idee wat u mag verwachten. Een filibuster zou je kunnen vertalen als een dwarsligger, en dat is inderdaad wat Steve Hooker muzikaal nog steeds is. Ja, we horen veel Rolling Stones hier, maar dit is f*ckin' beter dan het nieuwe album van de Stones zelf. Ideaal om niet alleen de maandag maar ook het nieuwe jaar krachtdadig op gang te trekken. Nederlandse verdeling via www.sonicrendezvous.com. Info: www.facebook.com/steve.hooker.92 and www.stevehooker.co.uk (Frantic Franky)
Steve Hooker is not oldschool, he's just old. I don't mean that in a negative way at all, quite on the contrary: it is to the credit of the British singer-guitarist whose musical career started in 1977 that he has turned into the elderly bluesman I think he always secretly wanted to be, even though he started out playing punk. Hooker however soon proved too rock 'n' roll for punk and has since been playing his highly individual explosive mix of rock 'n' roll, garage rock and especially early Rolling Stones. You can't teach an old dog new tricks and Steve Hooker surely ain't no fool, so he probably doesn't give a rat's ass about anything else besides doing his own thing his own way, which besides building miniature railroads (check his Facebook page!) is playing guitar rock, blues rock, raw soul and early Rolling Stones, and he does it better than anyone else: in the year of our Lord 2024 he plays Keith Richards riffs better than Keith Richards himself. By the way, if you look at photos of Hooker from the 1970s he looks like a cross between Keith Richards and Ronnie Wood, and even today Hooker wears a skull ring just like Keith Richards. Seven Veils is his umpteenth CD, nine songs in a little over twenty minutes, recorded with the same trio line-up from the CD’s The Old Testament Of Love (2019) and Crowmatic (2017), Vic on Fender bass guitar and Brian on drums, both of whom played on the 2022 vinyl 45 Sadie Brown/ Tightrope, and both tracks are included here as well. To recap: Sadie Brown is blues rock meets blues bop meets psychedelic garage rock meets Rolling Stones, Tightrope is an instrumental variation on Jimmy McCracklin's The Walk. There is also a remix of Sadie Brown on the CD with dialogue fragments added over the intro. Every Woman and the uptempo instrumental slide blues Treasure Island are built upon Rolling Stones riffs (those ooh ooh's in Every Woman!) and Filibusters Blues is another uptempo instrumental slide blues. Chuck Berry's Promised Land is straight ahead rock 'n' roll with bellowing guitars and again that resonance of The Rolling Stones covering Chuck Berry in the early sixties. Besides Promised Land Seven Veils contains one other cover, Otis Redding's raucous medium tempo soul song Snatch A Little Piece, and Hooker again makes it sound like... the Stones! Wrap all of this in screaming guitars, lots of distortion and echo on a voice lubricated with Jack Daniel's Tennessee Fire, and you have an idea what to expect. A filibuster is kind of a pirate, and that's indeed what Steve Hooker continues to be musically. Yes, we do hear a lot of Rolling Stones here, but this is f*ckin' better than the new album from The Rolling Stones themselves. Perfect for not only jumpstarting your monday but also the new year with a lot of energy! Dutch distribution through www.sonicrendezvous.com. Info: www.facebook.com/steve.hooker.92 and www.stevehooker.co.uk (Frantic Franky) |
MY
KIND OF COUNTRY/ JESSE DANIEL
It's country time! Eerlijk toegegeven, ik had nog nooit van deze Amerikaan gehoord toen ik Jesse Daniel in juli 2023 op Sjock (B) zag. Zowat alle Kempenszonen schenen hem daarentegen te kennen want de tent stond afgeladen vol voor de man die naar voor wordt geschoven als de nieuwe grote blanke hoop van de countrymuziek. Nu wordt er elke week wel iemand naar voor geschoven als de nieuwe grote blanke hoop van de country muziek, maar het dient gezegd dat Daniel en zijn band een uitstekende beurt maakten op hun Europese debuut, want dat was zijn passage op Sjock als je zijn setje op de privé-BBQ van een bijdehandte Kempenzoon een dag eerder niet meetelt. Uitstekend? Jesse Daniel blies wat mij betreft Dale Watson die ná hem geprogrammeerd stond vlotjes van het podium. Daniel was enthousiast, sympathiek, bescheiden, aangenaam verrast én geloofwaardig. Deze live CD geeft een goed idee hoe het er aan toe ging daar op Sjock: degelijk gitaarwerk, wat twang, mooi samenspel met de steelgitaar, goed uitgewerkte songs, een fraaie afwisseling van rustige en intensere passages, een bescheiden rol voor zijn lief annex manager Jodi Lyford op backing vocals, de invloed van tex mex, en verhaaltjes uit het leven van alle dag over alledaagse mensen zoals ook Dale Watson die maakt, ongetwijfeld gerodeerd dankzij waarschijnlijk een eindeloze reeks optredens sinds 2018 want toen verscheen zijn titelloze debuut en had hij nog niet die foute seventies snor. Wat hij toen al wel had was een strafblad en rehab wegens verslaafd aan zo ongeveer alles wat god en gebod verbiedt, want Daniel blijkt het schoolvoorbeeld te zijn van een artiest die via en dankzij de muziek uit een diep dal kroop. Nog een overeenkomst tussen deze CD en Sjock is het dolwordende publiek, want de live registratie op 8 april 2022 in de Catalyst, naar ik lees de grootste concertzaal van Santa Cruz in California, was een thuismatch: Daniel groeide op in Ben Lomond op 20 kilometer van Santa Cruz. Sterker: jaren geleden werkte hij als podiumhulpje en bij de security van die zaal, en het was in de buurt van de Catalyst dat hij als tiener en twen rondhing en vocht tegen zijn verslavingen. In de bar van de Catalyst deed hij zijn allereerste optreden, nu verkoopt hij er als headliner de grote zaal uit. Als dat geen waarlijk country sprookje is! Dit album bevat 12 songs en die zijn vooral uptempo, af en toe medium tempo, en er staat één traag nummer op. Tien songs komen van zijn albums Beyond These Walls (2021) en Rollin' On (2020), en ééntje, Soft Spot (For the Hard Stuff) dat verwijst naar zijn verslavingen in het verleden, van zijn debuut. Het enige nummer dat hij niet eerder uitbracht is tevens de enige cover, Buck Owens' Streets Of Bakersfield aangepast naar Streets Of Watsonville, een stadje op 45 kilometer van Ben Lomond. Tijdens de eerste beluistering van het album begin je mee te knikken, na twee keer beluisteren kan je de nummers al meezingen, en daarmee voert Jesse Daniel het peleton neo-traditionalisten aan dat de traditie voortzet van country kleppers als Merle Haggard en Buck Owens, en ja, zelfs van Dwight Yoakam en Alan Jackson. Ja, dit is pure country, maar country van de bovenste beste plank, en ja, Daniel is op zijn Amerikaans laaiend enthousiast (om het andere nummer is het van "how y'all doing out there") en ja, het klinkt allemaal hetzelfde, maar het is perfect gedaan. En nu op zoek naar zijn andere CD’s! Ook uit op vinyl, net als de CD verschenen op Die True, Daniel's eigen label, dus rep u spoorslags naar www.jessedanielmusic.com (Frantic Franky)
It's country time! To be honest, I had never heard of Jesse Daniel (USA) when I saw him at the Sjock (B) festival in July 2023. The locals however all seemed to know him, for the tent was packed to the brim for the artist who is lauded as country music's new great white hope. Now every week somebody else is being lauded as country music's new great white hope, but it must be said that Daniel and his band did an excellent job at his European debut, cos that's what his Sjock concert was, unless you count his private gig at one of the locals' BBQ one day before. Excellent? As far as I'm concerned Jesse Daniel effortlessly blew away Dale Watson who was programmed after him. Daniel was enthusiastic, sympathetic, modest, pleasantly surprised ànd credible. This live CD gives a good idea of what his show at Sjock was like: solid workouts on the guitar, some twang, fine interplay with the steel guitar, well crafted songs, a good balance between relaxed and more intense elements, a modest role for his sweetheart / manager Jodi Lyford on backing vocals, the influence of tex mex, and tales from everyday life about everyday people like Dale Watson sings 'em too, no doubt so fine tuned thanks to what must be an endless series of gigs since 2018 - the year he released his self-titled debut and did not yet have that seventies moustache. What he did have back then was a criminal record and rehab, as he was addicted to just about everything that God and the law forbid, and Daniel seems to be the textbook example of an artist who crawled out of a deep dark hole through and thanks to music. Another similarity between this CD and Sjock is the audience going wild, because this live recording taped on April 8, 2022 at the Catalyst, from what I read the biggest concert hall in Santa Cruz, California, was a home game: Daniel grew up in Ben Lomond located 20 kilometres away from Santa Cruz. As a matter of fact years ago he worked at the Catalyst as a stage assistant and with the venue's security crew, and it was near the Catalyst that he hung out and fought his addictions as a teenager and twen. He played his very first gig at the bar of the Catalyst, and now he sells out its main stage as a headliner. Now if that ain't a true country fairy tale! This album contains twelve songs, most of 'em uptempo, occasionally medium tempo, with only one slow song on the tracklist. Ten songs are from his albums Beyond These Walls (2021) and Rollin' On (2020), and one, Soft Spot (For the Hard Stuff) which refers to his past addictions, comes from his debut. The only song he did not record before is also the only cover song here, Buck Owens' Streets Of Bakersfield changed into Streets Of Watsonville, a town 45 kilometres away from Ben Lomond. The first time you listen to this album you start to nod along, after two spins you can already sing along, and this way Jesse Daniel leads the parade of neo-traditionalists who carry on the tradition of country heroes like Merle Haggard and Buck Owens, and even Dwight Yoakam and Alan Jackson. Yes, this is 100 % percent country music, but it's the very best country music there is at the moment, and yes, Daniel sounds very American (every other song he goes like "how y'all doing out there") and yes, it all sounds the same, but it sounds perfect. I'm on the lookout for his other CD’s! My Kind Of Country is also out on vinyl and just like the CD it's released on Die True, Jesse Daniel's own label, so giddy up go to www.jessedanielmusic.com (Frantic Franky) |
EXPLORERS
OF THE BEAT/ THE BLUE CATS The
Blue Cats waren altijd - en zijn nog steeds - een van mijn favoriete
neo-rockabilly bands. Hun uitstekende titelloze debuut LP uit 1980
op het Nederlandse Rockhouse label was nog traditionele rock 'n' roll
in een Tommy Steele meets Gene Vincent stijl, maar pas nadat zanger-contrabassist
Dave Phillips eruit stapte om The Hot Rod Gang op te richten manifesteerde
de groep zich met nieuwe zanger Clint Bradley en de LP’s Fight
Back (1981) en The Tunnel (1992) als een van de toonaangevendste bands
aan de top van de neo beweging. Bradley leidt anno 2023 nog steeds
The Blue Cats, in tussentijd met Steve Whitehouse van Frenzy op contrabas,
en de Britse band kan nog altijd rekenen op een trouwe schare fans
die doorheen de jaren elke noot die The Blue Cats en hun afgeleiden
als Beltane Fire, The G-Men en Bradley's solo werk stipt kochten.
Dit recentste Blue Cats album reikt diep in de archieven met tien
nooit eerder uitgebrachte demo’s uit 1981-1983. Lang geleden,
toen de CD nog moest worden uitgevonden, verschenen op Nervous al
twee LP’s met Blue Cats demo’s en vroege opnames getiteld
Early Days Vol 1 en 2, en daarna op Count Orlok nog de CD 1978 The
Re-Discovered Masters 1984, maar geen enkel nummer daarvan staat op
deze Explorers Of The Beat. Opener Slap That Bass werd origineel opgenomen
door Little Tony & the Tennessee Rebels, de groep van Clint Bradley
en Mitch Caws (Blue Cats contrabassist ten tijde van Fight Back) vóór
The Blue Cats, heeft zoals bijna alle nummers hier een verbluffende
geluidskwaliteit maar ook een veel intrinsiekere gitaarpartij dan
de bekende versie, en klinkt ten zeerste opwindend, ook al door de
yells. Hun doorbraaksingle Wild Night heeft een bluesier gitaar, nog
méér echo, en is al even opwindend. De cover You Gotta
Be Loose van Wailin' Bill Dell & the Bachelors met Clive Osborne
op sax is een mooi voorbeeld van wat The Blue Cats deden met traditionele
jaren '50 rock 'n' roll: wilde songs zoeken en die spelen met een
dubbele dosis energie. Deze versie klinkt een pak beter dan de enige
andere versie die ik ervan ken, in 1983 verschenen op single onder
de naam "Blue Tennessee Rebels featuring Early Blue Cats + Tony
& the Tennessee Rebels" als B-kantje van de Dixie single
van Mac Taple (NL) op het Duitse label Rundell. Ook We're Gonna Teach
You To Rock van Freddie Bell & the Bellboys, eveneens met Clive
Osborne op sax, krijgt een levendige injectie in de stijl die niet
had misstaan op hun debuut LP of op Fight Back, net zoals het modernere
Crazy Things ook rechtstreeks op Fight Back had gekund. Het Wild Night-achtige
Living Fast stond daar trouwens op onder de titel Live Fast Die Young.
Long Blond Hair van Johnny Powers krijgt een power behandeling, of
wat had je anders verwacht met een song perfect op maat van The Blue
Cats gesneden? Southbound Blues, geen blues maar een nummer dat rockabilly
afwisselt met slide gitaar, stond op hun debuut, toen uiteraard gezongen
door Dave Phillips, maar de versie van Clint Bradley met de zang meer
op de voorgrond mag er zeer zeker ook wezen. Twee nummers laten The
Blue Cats horen zoals ze later zouden evolueren en bewijzen dat de
band al veel vroeger experimenteerde met die hypermoderne rock benadering,
en dat zijn het heavy metal-achtige The Poacher (een Beltane Fire
single uit 1985) en het Piet Piraat lied Captain Blood. De versie
van Captain Blood (een Beltane Fire single uit 1985 in 2012 hernomen
als alternatieve rock op het Blue Cats album Best Dawn Yet) hier is
moderne poprock die de Stray Cats-achtige uptempo stroll melodie benadrukt,
terwijl het bij Beltane Fire pure rock was.
The Blue Cats
have always been and still are one of my favourite neo-rockabilly
bands. Though their excellent 1980 self-titled debut LP on the Rockhouse
label (NL) was traditional rock 'n' roll in a Tommy Steele meets Gene
Vincent style, it wasn't until singer-double bass player Dave Phillips
left the band to form The Hot Rod Gang that the Blue Cats led by new
singer Clint Bradley manifested themselves as one of the leading bands
at the top of the neo movement with the LP’s Fight Back (1981)
and The Tunnel (1992). In 2023 Bradley still fronts The Blue Cats,
now with Steve Whitehouse of Frenzy on double bass, and the British
band can still count on their loyal fan base that over the years punctually
bought every note put on wax by The Blue Cats and their derivatives
Beltane Fire, The G-Men and Clint Bradley as a solo artist. This latest
Blue Cats album delves deep into the vaults with ten never-before-released
demos from 1981-1983. A long time ago when the CD had yet to be invented
Nervous already released two LP’s worth of Blue Cats demos and
early recordings in 1978 titled Early Days Vol 1 and 2, followed by
their 1978 Re-Discovered Masters 1984 CD on Count Orlock in 1987,
but none of those tracks are on this here Explorers Of The Beat. Opening
track Slap That Bass was originally recorded by Little Tony &
the Tennessee Rebels, the group of Clint Bradley and Mitch Caws (Blue
Cats double bass player at the time of Fight Back) before The Blue
Cats and benefits like almost all the songs here from a stunning sound
quality, contains much more intrinsic guitar playing and sounds very
exciting, in part because of the yells. Their breakthrough single
Wild Night has a bluesier guitar edge, even more echo, and is equally
exciting. The Wailin' Bill Dell & the Bachelors cover You Gotta
Be Loose with Clive Osborne on sax is a fine example of what The Blue
Cats did with traditional fifties rock 'n' roll: find wild songs and
play them with double the energy. This version sounds a lot better
than the only other version I know, released in 1983 by "The
Blue Tennessee Rebels featuring Early Blue Cats + Tony & the Tennessee
Rebels" as the flip of the Mac Taple (NL) 45 Dixie on the German
label Rundell. Freddie Bell & the Bellboys' We're Gonna Teach
You To Rock with again Clive Osborne on sax is also given a lively
injection in a style that wouldn't have been out of place on their
debut LP or on Fight Back, just like the more modern sounding Crazy
Things would have suited Fight Back. The Wild Night-like Living Fast
was indeed on that album titled Live Fast Die Young. Johnny Powers'
Long Blond Hair gets the, err, power treatment, but what else would
you expect with a song perfectly tailored to The Blue Cats? Southbound
Blues, not blues but a song alternating rockabilly with slide guitar,
was on their debut LP sung by Dave Phillips, but Clint Bradley's version
with the vocals more to the front sounds great too. Two songs show
how The Blue Cats would evolve in a later stage and prove that they
already experimented with that modern rock approach much earlier,
the heavy metal-like The Poacher (a 1985 Beltane Fire 45) and the
pirate song Captain Blood. The version of Captain Blood (a 1985 Beltane
Fire 45 reprised in 2012 as alternative rock on the Blue Cats album
Best Dawn Yet) here is modern pop rock that emphasises the Stray Cats
style uptempo stroll melody, whereas Beltane Fire did it as rock.
|
20
december 2023
A
TRIBUTE TO JERRY LEE LEWIS/ LINDA GAIL LEWIS
Linda
Gail Lewis is de Last Woman Standing, zij het dat ze uiteraard zit,
meer bepaald aan de piano. 76 is ze intussen en ze moet zowat de laatste
Sun Records artiest zijn die nog regelmatig optreedt, al bracht het
kleine zusje van Jerry Lee Lewis om correct te zijn slechts één
kwart single uit op het mythische label uit Memphis, namelijk een
duet met haar twaalf jaar oudere broer, de standaard country ballade
Seasons Of My Heart, in 1963 weggestoken op de B-kant van Sun 384,
Teenage Letter. Linda Gail had in 1960 al eens een duet met haar zus
Frankie Jean Lewis opgenomen bij Sun, Love Made A Fool Of Me, twee
maanden eerder door JLL opgenomen, maar net als het andere nummer
dat ze die dag opnamen, Good Golly Miss Molly, bleef hun Love Made
A Fool Of Me tot op heden onuitgebracht, dus de band is wellicht definitief
verloren. In 1963 nam ze nog twee nummers op bij Sun die onuitgebracht
bleven tot ze in 1998 uitkwamen op een Franse bootleg single als Sun
385, Nothin' Shakin' (But The Leaves On The Trees) met op de B-kant
een cover van Charlie Rich's Sittin' And Thinkin', maar haar carrière
kwam pas schoorvoetend op gang vanaf midden jaren '60, onder meer
via nog een paar duetten met broer Jerry Lee.
Linda Gail Lewis
is the Last Woman Standing, albeit sitting, more precisely at the
piano. She's 76 now and just about the last Sun Records artist still
performing regularly, even though Jerry Lee Lewis' little sister released
only one quarter of a 45 on the mythical Memphis based label, a duet
with her 12 year older brother, the standard country ballad Seasons
Of My Heart, tucked away on the B-side of Jerry Lee's Sun 384, Teenage
Letter, in 1963. In 1960 Linda Gail had already recorded a duet with
her sister Frankie Jean Lewis for Sun, Love Made A Fool Of Me, recorded
by JLL two months earlier, but like the other song they recorded that
day, Good Golly Miss Molly, their Love Made A Fool Of Me remains unreleased
to this day, so the tape may have been lost for ever. In 1963 she
recorded another two songs at Sun that remained unissued until they
appeared on a 1998 French bootleg 45 as Sun 385, Nothin' Shakin' (But
The Leaves On The Trees) with a cover of Charlie Rich's Sittin' And
Thinkin' on the flip, but her career didn't really take off until
the mid-sixties, in part thanks to a couple more duets with brother
Jerry Lee. |
THE
BIGGER THE POMPADOUR.../ WAYNE COCHRAN
De
in 2017 op 78-jarige leeftijd aan kanker overleden Wayne Cochran (geen
familie van Eddie of Jackie Lee Cochran) zal de muziekgeschiedenis
ingaan als de zanger met de grootste kuif aller tijden, een geblondeerde
dot die hij van 1965 tot 1970 zorgvuldig föhnde. Cochran is vooral
bekend als blue soul zanger uit de jaren '60, met zijn dans moves
en zijn extravagante podium outfits qua show zo'n beetje een mix van
James Brown, Otis Redding, Elvis (met wie hij alle drie op de foto
staat), Roy Head en Tom Jones. Bij ons vertaalde zich dat niet in
hits: enkel de tienertragedie Last Kiss drong tot bij ons door. Dat
nummer staat op deze dubbel-CD met Cochran's complete opnames 1959-1966
in maar liefst vijf versies met andere tempo’s en arrangementen
en deels een andere tekst: de originele Gala versie uit 1961, de Aire
heropname uit 1962, de King versie, de Galico versie en de in 1968
verschenen Last Kiss II versie op Boblo. Die laatste drie versies
werden allemaal ingeblikt tijdens dezelfde opname sessie in 1964.
De Boblo versie zou rond 1973 nog eens bewerkt zijn tot een zesde
versie, maar die staat hier niet op. Geen enkele versie was destijds
een hit. Cochran nam wel meerdere van zijn songs diverse keren op:
we horen twee versies van Cindy Marie, twee versies van de beat ballade
Edge Of The Sea, en drie versies van zijn op Billy Butler's gitaarriff
in Bill Doggett's instrumental Honky Tonk gebaseerde debuutsingle
The Coo, een stroll waar The Cramps wel weg mee hadden geweten. Als
je al die versies van al die nummers met elkaar vergelijkt hoor je
Cochran's muziek evolueren van rock 'n' roll en de betere teen rock
- al is dat woord niet groots genoeg om knappe songs vol jeugdige
urgentie als My Little Girl, Funny Feeling en No Return te beschrijven
- tot beat, groovy orgel en soul als de "5" Royales cover
Think gebaseerd op James Brown's hitcover uit 1960, het door Ray "Paul
van Paul & Paula" Hildebrand geschreven To Make Me A Man,
Somebody Please en No Rest For The Wicked. Dat houdt in dat je als
pure rock 'n' roll liefhebber mogelijk tot de helft van de 42 tracks
niet je dat zal vinden, maar zo gaat dat nu eenmaal met complete recordings,
't is alles of niks. Wayne Cochran
(no relation to Eddie or Jackie Lee Cochran) who died of cancer in
2017 at the age of 78, will go down in music history as the singer
with the biggest pompadour of all time, a peroxide quiff that he meticulously
blow-dried from 1965 to 1970. Cochran is best known as the 1960s blue
eyed soul singer whose dance moves and outlandish outfits rival James
Brown, Otis Redding, Elvis (he's pictured with all three of 'em),
Roy Head and Tom Jones. Across the ocean this did not translate into
hits: only the teen tragedy Last Kiss reached our shores. That song
is present on this double CD with Cochran's complete 1959-1966 recordings
in no less than five versions with different tempos and arrangements
and partly different lyrics: the original 1961 Gala version, the 1962
Aire re-recording, the King version, the Galico version and the 1968
Last Kiss II version on Boblo. The latter three were all laid down
at the same 1964 recording session. Apparently the Boblo version was
rechanneled into a sixth version in stereo around 1973 but that one
is not included here. None of them were a hit at the time. Cochran
did record several versions of some of his other songs as well: this
album contains two different Cindy Marie's, two versions of the beat
ballad Edge Of The Sea and three versions of his debut 45 The Coo,
a stroll based on Billy Butler's guitar riff in Bill Doggett's instrumental
Honky Tonk that would have suited The Cramps to a tee. When you compare
all these versions of all these songs you hear Cochran's music evolve
from rock 'n' roll and darn good teen rock - although that word is
not grand enough to describe excellent songs full of youthful urgency
like My Little Girl, Funny Feeling and No Return - into beat, groovy
organ and soul like the "5" Royales cover Think based on
James Brown's 1960 hit cover version, the Ray "Paul from Paul
& Paula" Hildebrand penned To Make Me A Man, Somebody Please
and No Rest For The Wicked. This means that for hardcore rock 'n'
roll aficionados up to half of the 42 tracks may not be your cup of
tea, but that's how it goes with complete recordings, it's all or
nothing at all. |
BYRD'S
THE WORD/ JERRY BYRD
Richard Weize Archives bracht in 2017 de CD Byrd's Expedition uit met 30 steel gitaar instrumentals gepulkt uit de pakweg 15 LP’s die Jerry Byrd uitbracht tussen 1953 en 1967. Het archief van de ex-Bear Family opperbeer maakt intussen deel uit van de Rhythm Bomb groep, en Rhythm Bomb onderafdeling Atomicat brengt nu deze Byrd's The Word uit waarop 10 van die 30 instrumentals staan, aangevuld met 22 gezongen nummers van andere artiesten waarop Byrd steel gitaar speelde (of bas, want dat kon hij ook). Jerry Byrd was namelijk zo goed dat hij in de gouden dagen van de jaren '50 en '60 country een veelgevraagd studiomuzikant was. De dromerige solo in Hank Williams' Rootie Tootie? Jerry Byrd, en dat nummer staat dan ook terecht op Byrd's The Word. Byrd's specialiteit was de Hawaiiaanse steelgitaar en dat hoor je in de tien instrumentals 1949-1954, Byrd's sprankelende interpretaties van nummers als zijn eigen This 'n' That, het stokoude Kohala March en het al even antieke Limehouse Blues. De instrumentale meesterwerkjes laveren behendig tussen western swing (de ultieme klassieker Steel Guitar Rag die hier meer Hawaiiaans dan western klinkt, Bob Wills' Texas Playboy Rag, Clyde "Boots" Harris' Georgia Steel Guitar) en hawaiiana en klinken allemaal als een kruising tussen polka, marsmuziek en Spongebob, met voor de goede orde ook een paar gitaar boogies als het medium tempo Byrd's Boogie uit 1949. De songs met Byrd als begeleider zijn uiteraard allemaal country, gaande van swingende boogie (Red Foley's Rockin' Chair Money uit 1947) en melodieus medium tempo (Steelin' The Blues van Rex Allen tien jaar vóór zijn country jiver Knock Knock Rattle) over trage shuffles en walsjes (If You Tell Me One More Lie en You Ain't Seen Nothin' Yet van Curtis Gordon, Teardrops From My Eyes van Red Kirk, Surrounded By Water And Bars van Jimmy Work) én rouwdouwers als Ann Jones met de Bill Carlisle cover Too Old To Cut The Mustard, tot bluegrass (Grandpa Jones met That Memphis Train en het Old Rattler vervolg Old Rattler's Son). Al die muziekjes culmineerden in de gestroomlijnde late fifties early sixties country zoals Marty Robbins' The Bend In The River (gecoverd door The Blue Cats op The Tunnel als River Bend, maar Clint Bradley is dan ook een hele grote country fan) en drie in-studio opnames gemaakt door Hawkshaw Hawkins in 1957 voor gesyndiceerde TV uitzending door het Amerikaanse leger, Darkness On The Face Of The Earth, Silver Threads And Golden Needles en Bad News Travels Fast (In Our Town). Op de reguliere studioversies daarvan uit 1961 en 1962 speelde Byrd niet mee, op de TV opnames in 1957 wel. En die standaard doch kwaliteitscountry werd uiteindelijk de countrypolitan sound van de jaren '60 waarvan we hier ook enkele uptempo voorbeelden horen zoals Ruby Ann (de country versie, niet de popversie met sax) en Sometimes I’m Tempted van Marty Robbins en Billy Walker's cover van Bob Luman's Let's Think About Living. Er staat ook een nummer op van Mark Dinning, Bye Now Baby uit 1959, dat het midden houdt tussen countrypolitan, Hawaiiana en teen pop. Allemaal met Jerry Byrd op steel, behalve twee nummers waarop ie basgitaar speelt, Hawkshaw Hawkins' I've Got It Again en Porter Wagoner's uptempo gospel I'm Gonna Sing. Samensteller Mark Armstrong selecteerde voor deze release veel artiesten die vrij bekend zijn in het country en hillbilly genre, waarmee de CD een ware who's who is van de country wortels van de rock 'n' roll en de pré-rockabilly, alsmede van de country scheuten en uitlopers daarvan. Jerry Byrd overleed in 2005 op 85-jarige leeftijd in Honolulu, Hawaii waar hij al 30 jaar woonde en nog steeds elke week optrad. Zijn assen werden uitgestrooid in de Stille Oceaan. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
In 2017 Richard Weize Archives released the CD Byrd's Expedition with 30 steel guitar instrumentals selected from the roughly 15 LP’s Jerry Byrd recorded between 1953 and 1967. The archive of the former Bear Family papa bear is now part of the Rhythm Bomb group, and Rhythm Bomb sublabel Atomicat now launches this Byrd's The Word which features 10 of those 30 instrumentals, supplemented by 22 vocal numbers by other artists on which Byrd played steel guitar (or bass, because he could play that too). In fact Jerry Byrd was so good that he was a highly sought after studio musician in the golden days of fifties and sixties country. That dreamlike solo in Hank Williams' Rootie Tootie? Jerry Byrd, on one of the songs rightly featured on Byrd's The Word. Byrd's speciality was the Hawaiian steel guitar which you can hear that in these ten 1949-1954 instrumentals, Byrd's sparkling interpretations of tunes like his own This 'n' That, the ancient Kohala March and the equally antique Limehouse Blues. These instrumental masterpieces smartly navigate between western swing (the ultimate classic Steel Guitar Rag that sounds more Hawaiian than western here, Bob Wills' Texas Playboy Rag, Clyde "Boots" Harris' Georgia Steel Guitar) and hawaiiana, and they all sound like a cross between polka, marching music and Spongebob, with for good measure a couple of guitar boogies thrown in like the 1949 medium tempo Byrd's Boogie. All the songs with Byrd as accompanist are obviously country, ranging from swinging boogie (Red Foley's Rockin' Chair Money from 1947) and melodic medium tempo (Steelin' The Blues by Rex Allen ten years before his country jiver Knock Knock Rattle) to slow shuffles and waltzes (Curtis Gordon's If You Tell Me One More Lie and You Ain't Seen Nothin' Yet, Red Kirk's Teardrops From My Eyes, Jimmy Work's Surrounded By Water And Bars) as well as rough 'n' tough ones like Ann Jones with the Bill Carlisle cover Too Old To Cut The Mustard, and even including bluegrass (Grandpa Jones with That Memphis Train and the Old Rattler sequel Old Rattler's Son). All this music culminated in streamlined late fifties early sixties country like Marty Robbins' The Bend In The River (covered by The Blue Cats on The Tunnel as River Bend, but then again Clint Bradley has always been a huge country fan) and three in-studio recordings made by Hawkshaw Hawkins in 1957 for syndicated TV broadcast by the US Army, Darkness On The Face Of The Earth, Silver Threads And Golden Needles and Bad News Travels Fast (In Our Town). Byrd did not play on the regular 1961 and 1962 studio versions of these songs, but he's present on the 1957 TV recordings. And this standard yet high quality country eventually became the countrypolitan sound of the 1960s of which we also hear some uptempo examples here such as Marty Robbins' Ruby Ann (the country version, not the pop version with sax) and Sometimes I'm Tempted, as well as Billy Walker's cover of Bob Luman's Let's Think About Living. There's also a song by Mark Dinning, 1959's Bye Now Baby, which is kinda like a cross somewhere between countrypolitan, hawaiiana and teen pop. All of these feature Jerry Byrd's steel, except for two songs on which he plays bass, Hawkshaw Hawkins' I've Got It Again and Porter Wagoner's uptempo gospel I'm Gonna Sing. Compiler Mark Armstrong selected many well known names in the country and hillbilly field, making the CD a real who's who of rock 'n' roll and pré-rockabilly's country roots as well as of its country offshoots. Jerry Byrd died in 2005 at the age of 85 in Honolulu, Hawaii where he'd been living for 30 years, performing locally until his demise. His ashes were scattered in the Pacific Ocean. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
Vinyl Recensies
FLIP
OUR WIGS/ MILT TRENIER
De
op 19 januari 1930 geboren Milt Trenier was de jongste van The Treniers.
In 1951 kwam hij samen met zijn oudere broer Buddy Trenier bij de
groep van Cliff en Claude Trenier die op die manier van The Trenier
Twins veranderde in The Treniers, de groep die al rock 'n' roll zong
vóór die term werd uitgevonden - toen de rock 'n' roll
nog in het kraambed lag kwamen The Treniers in maatpak en met een
dikke sigaar tussen de lippen al swingend op de baby borrel. Voortbouwend
op het pionierswerk van Louis Jordan waren The Treniers de brug tussen
de jump boogie van Roy Brown en Wynonie Harris en de zwarte rock 'n'
roll. Milt zong mee op nummers als Go Go Go, zong lead op hun versie
van Good Rockin' Tonight, en was met The Treniers te zien in de films
Don't Knock The Rock en The Girl Can't Help It. Tussen het Treniers
werk door bracht Milt tussen 1953 en 1959 vijf solo singles uit, en
dit is bij mijn weten de eerste keer dat die voor- en achterkant op
één LP verschijnen die focust op zijn solo werk, aangevuld
met zes origineel onuitgebrachte nummers waarvan twee van The Treniers
met Milt op lead. Die zes nummers werden voor het eerst uitgebracht
door Bear Family eind jaren ‘80 op de Treniers CD’s Hey
Sister Lucy en Cool It Baby. Milt Trenier,
born on 19 January 1930 was the youngest of The Treniers. In 1951
he and his older brother Buddy Trenier joined Cliff and Claude Trenier's
group, thus changing The Trenier Twins into The Treniers, the group
that sang rock 'n' roll before rock ‘n’ roll was invented
– in fact when rock 'n' roll was born The Treniers came to the
baby shower swinging in their tailored suits chewing on a big fat
cigar. Building on the pioneering work of Louis Jordan, The Treniers
were the bridge between Roy Brown and Wynonie Harris’ jump boogie
and black rock 'n' roll. Milt sang on songs like Go Go Go, sang lead
on their version of Good Rockin' Tonight, and was featured with the
other Treniers in the films Don't Knock The Rock and The Girl Can't
Help It. In between his Treniers work Milt released five solo singles
between 1953 and 1959, and to my knowledge this is the first time
all ten sides are re-issued on one LP focussing on his solo work,
supplemented by six originally unreleased songs, two of which by The
Treniers with Milt on lead. Those six songs were first released by
Bear Family in the late 1980s on the Treniers CD’s Hey Sister
Lucy and Cool It Baby. |
7
december 2023
NAUGHTY SANTA/ LOU CIFER &
THE HELLIONS Als je als band al bezig bent sinds
1995 en minsten acht albums en zeven vinyl singles en EPs uitbracht
hoef je niets meer te bewijzen. Dat is het mooie aan Lou Cifer &
the Hellions, nog steeds een van de top bands in de Duitse teddy boy
scene, misschien wel omdat ze zichzelf niet te serieus nemen. Je weet
wat ze bieden, je weet wat je gaat krijgen, en je weet dat dat goed
zal zijn. Wat ze nog niet hadden was een kerstsingle, dus dat werd
deze zomer (!) in orde gebracht. Na meer dan een kwart eeuw moet je
geen stilistische veranderingen meer verwachten en beide nummers zijn
dan ook in de vertrouwde Lou Cifer & the Hellions stijl: gitaar,
drums en naar goede ted traditie basgitaar aangevuurd door de rauwe,
doorrookte en van whiskey doortrokken stem van Lou Cifer - zo klinkt
ie in elk geval, ik ken de man niet persoonlijk en weet niet wat zijn
privé pleziertjes zijn. Feit is dat Lou Cifer's stem plat Brits
klinkt, wat uiteraard past bij British rock 'n' roll. Lou Cifer &
the Hellions brengen enkel en alleen zelf gecomponeerde nummers uit
en dat geldt uiteraard opnieuw voor deze single. De A-kant oftewel
side ho is een meezinger (en omdat Duitsers graag meezingen staat
de tekst van de twee songs op een inlegvel) waarop u met oudjaar de
polonaise kan inzetten en meebrullen met de dubbelzinnige tekst van
het "de kerstman komt met zijn zware zak" type. Er zijn
jingle belletjes en op het op het einde doen zelfs de Wiener Sängerknapen
mee, of waren de elfjes dronken?
When a band has been rockin' since 1995 and released
at least eight albums and seven vinyl singles and EPs they don't have
to prove anything anymore. That's the great thing about Lou Cifer
& the Hellions, still one of the top drawing bands of the German
teddy boy scene, perhaps because they don't take themselves too seriously.
You know what they stand for, what you hear is what you'll get, and
you know it will be good. What they didn't have yet was a christmas
45, so they checked that box this summer (!). After more than a quarter
of a century they're not likely to change their style and both songs
are in the familiar Lou Cifer & the Hellions tradition, which
comes down to guitar, drums and according to the teddy boy rules bass
guitar, spurred on by Lou Cifer's raw, smoky and whiskey-soaked voice
- at least that's how he sounds, I don't know the man personally and
don't know his personal vices. Fact is that his raw voice sounds like
a British dialect, which obviously suits British rock 'n' roll. Like
everything else they ever recorded this 45 contains only selfpenned
songs, two of them, with the top side or side ho, being a sing-along
(and since Germans like to sing along the lyrics of both songs are
included on an insert) on which you can start the polonaise at your
new year's eve party while shouting along with the double entendre
lyrics about santa who's coming with his sack so big and full - you
get the drift. There's jingle bells and at the end even the Wiener
Sängerknaben join in, or were the elves drunk? |
CD Recensies
DOO
WOP CHRISTMAS PARTY
De
term doo-wop dient op deze CD in zijn allerbreedste betekenis van
"samenzang" geïnterpreteerd, want hier staat meer niet
doo-wop dan wél doo-wop op, zoals daar zijn The Rhythm Aces
met C-H-R-I-S-T-M-A-S, eerder een suikerzoete vocal harmony ballade,
al is de grens tussen vocal harmony en trage doo-wop uiteraard heel
dun. Bells Of St. Mary's krijgt een hele plechtige uitvoering door
The Drifters waarvan de gewijde aard nog wordt versterkt door het
gebruik van kerkorgel, en er zijn dromerige pop ballades met My First
Christmas With You van The Eligibles en Early Christmas van The Classic
Four alsmede medium tempo vocal harmony pop met Here Comes Santa Claus
van The Mills Brothers. Merry Christmas One And All van The Rhythm
Kings houdt het midden tussen breekbare vocal harmony en gospel, en
de trage vocal harmony houdt niet op met Yuletide Love van The Chanaclairs.
A Very Special Birthday van The Cashmeres is een ballade op het tweespalt
van doo-wop, pop en soul, terwijl de pianoballade Christmas Day van
The Pepper Pots de croonertoer op gaat. Met een groepsnaam als Debbie
& the Teen Dreams kan het enkel teen pop zijn, maar voor een meidengroep
valt hun Santa Teach Me To Dance best mee, en de rockende gitaarintro
en de toffe sax solo leveren bonuspunten op. Ook de ballade Merry
Merry Christmas Baby van Dodie Stevens, een bewerking van Happy Happy
Birthday Baby van The Tune Weavers, behoort tot het meidengroep paradigma.
Een andere groepsnaam waarbij je automatisch denkt aan teen rock is
Tony & the Daydreams wier Christmas Lullaby inderdaad dromerig
is. Santa Twist van Tommy Regan is geen twist maar teen rock met Teenager
In Love waa-oohs, en ook Hank Ballard & the Midnighters laten
de twist achterwege voor de gloedvolle trage soulblues Christmas Time
For Everybody But Me. Een echte twist en nog een goeie ook is daarentegen
Jingle Bell Twist USA van Johnny Mendell with Gil & his Premiers
met een orgeltje. Geen kerst CD zonder kerstklassiekers, dus staan
hier versies op van Silver Bells (popmuziek van The Four Aces die
terugkomen met van hetzelfde laken een kerstmanpak in There's A Christmas
Tree In Heaven) en I Saw Mammy Kissing Santa Claus in de vertrouwde
falsetto stijl van The Four Seasons die nog een keer langs de kribbe
passeren met Jungle Bells. Dat is geen tikfout want ze hangen de aap
uit in deze medium tempo pop song met exotische jungle geluiden gebaseerd
op de melodie van Jingle Bells. Winter Wonderland is nog zo'n onverwoestbare
kerstboomklassieker, op deze CD te horen in de beschaafde vocal harmony
violenversie van The Ames Brothers.
The term doo-wop
has to be interpreted in its broadest sense of "harmony singing"
here, for this CD offers more non-doo-wop than doo-wop, like for instance
The Rhythm Aces' C-H-R-I-S-T-M-A-S, a rather sugary sweet vocal harmony
ballad, although the line between vocal harmony and slow doo-wop has
obviously always been very thin. Bells Of St. Mary's gets a very solemn
workout by The Drifters of which the sacred nature is enhanced even
more through the use of a church organ, and there are dreamy pop ballads
with The Eligibles' My First Christmas With You and The Classic Four's
Early Christmas, and medium tempo vocal harmony pop with The Mills
Brothers' Here Comes Santa Claus. The Rhythm Kings' Merry Christmas
One And All is somewhere in between fragile vocal harmony and gospel,
and the slow vocal harmony doesn't stop with The Chanaclairs' Yuletide
Love. The Cashmeres' A Very Special Birthday stands on the crossroads
of doo-wop, pop and soul, while the The Pepper Pots' piano ballad
Christmas Day explores crooner territory. A group name like Debbie
& the Teen Dreams can only mean teen pop, but their Santa Teach
Me To Dance ain't bad for a girl group, with the rockin' guitar intro
and the cool sax solo earning bonus points. Dodie Stevens' ballad
Merry Merry Christmas Baby which is The Tune Weavers' Happy Happy
Birthday Baby with seasonal lyrics, also belongs to the girl group
paradigm. Another group name one automatically associates with teen
rock is Tony & the Daydreams whose Christmas Lullaby is indeed
dreamy. Tommy Regan's Santa Twist is not a twist but teen rock with
Teenager In Love waa-oohs, and Hank Ballard & the Midnighters
also abandon the twist for the slow soul blues torcher Christmas Time
For Everybody But Me. A real twister on the other hand and a good
one at that too is Johnny Mendell with Gil & his Premiers' Jingle
Bell Twist USA with keyboards. A christmas CD is not complete without
the classics, so there are covers of Silver Bells (pop music courtesy
of The Four Aces who visit the manger a second time in the same style
with There's A Christmas Tree In Heaven) and I Saw Mammy Kissing Santa
Claus in the familiar falsetto sound of The Four Seasons who return
with Jungle Bells. That's not a typo because it's monkey see monkey
do in this medium tempo pop song with exotic jungle sounds based on
the melody of Jingle Bells. Winter Wonderland is another indestructible
christmas tree classic, heard on this CD in The Ames Brothers' civilised
vocal harmony version with strings. |
SANTA
SWINGS.... THE WINDUP
Bear Family brengt al enkele jaren op rij kerst CD’s uit met een mix van rock 'n' roll, swing en pop, maar deze Santa Swings... The Windup focust enkel en alleen op vooroorlogse big band swing, muziek op dikke breekbare bakelieten 78 toeren platen die je moest afspelen op opwindbare grammofoons - vandaar de titel van de CD die dan ook klinkt alsof het uit een oude buizenradio komt. Sommige artiesten kennen we uit de rock 'n' roll of in elk geval van aanverwante genres, en Louis Prima bewijst met What Will Santa Say (When He Finds Everybody Swingin') dat ie reeds in 1936, twintig jaar vóór de rock 'n' roll, kon swingen als de be(e)sten. Dat geldt evenzeer voor die goeie ouwe Louis Armstrong met zijn gouden trompet en zijn witte zakdoek, maar zijn I Hope Gabriel Likes My Music en Snow Ball hier zijn géén kerstliedjes, net zoals And The Angels Sing van Helen Humes begeleid door het orkest van Count Basie over de winter maar niet over kerst handelt. Dat nummer staat in twee versies op de CD, de andere is van George "Bon Bon" Tunnell begeleid door Jan Savitt & his Top Hatters. Ook van I Hope Gabriel Likes My Music bevat de CD een tweede uitvoering, van ene Stew Pletcher. Eigenlijk staan er vrij veel niet-kerstliedjes op, bijvoorbeeld ook There's Frost On The Moon van Ella Fitzgerald en Winter Weather van Betty Bradley. Soms is de link moeilijk te leggen, bijvoorbeeld de instrumental Sugar Plum van Teddy Wilson: sugar plums zijn snoepjes die in Amerika sinds jaar en dag met kerst worden geassocieerd, denk aan de Dance Of The Sugar Plum Fairy uit het klassieke ballet De Notenkraker van Tchaikovsky uit 1892, hier door John Kirby ver-bebopt tot Bounce Of The Sugar Plum Fairy. Misschien komt het door de religieuze beeldspraak in veel van die songs, want nog zo'n eentje is Peace Sister Peace van Monette Moore in 1949, vier jaar na het einde van de tweede wereldoorlog. Het instrumentale Ring Dem Bells bevat jingle belletjes in de oorspronkelijke versie van Duke Ellington, maar in de cover van Paul Whiteman hier zijn die weggelaten. Blow Blow Thou Winter Winds van zangeres Marion Mann begeleid door de band van Bing "White Christmas" Crosby's jongere broer Bob Crosby, opnieuw een nummer dat op zich niet handelt over kerstmis maar over de winter, is gebaseerd op de tekst van een lied van William Shakespeare uit het toneelstuk As You Like It vermoedelijk geschreven in 1599. De ballade Robins And Roses, origineel van Tommy Dorsey en hier te horen in de versie van Stuff Smith & his Onyx Club Boys uit 1936, werd in 1958 gecoverd door Pat Boone. De ware kerstkrakers ontbreken niet: Jingle Bells met een Mexicaans intermezzo door het orkest van Glenn Miller en zanger Tex Beneke in een live radio opname van 24 december 1941 en in een tweede snel/traag afwisselende versie door Ella Logan, en Santa Claus Is Comin' To Town door The Four King Sisters en het orkest van Alvino Rey. De CD bevat ook één Nederlands-Belgische opname: de kerstklassieker Let It Snow Let It Snow Let It Snow door The Ramblers met de Belgische zanger Marcel Thielemans in 1947. Sommige van deze artiesten kennen van minstens van naam, andere zijn niet wie ze lijken: de Joe Turner hier met het instrumentale Freeze And Melt (ook al geen kerstliedje) is niet Big Joe Turner maar een pseudoniem van... Duke Ellington! De CD eindigt met twee versies van de oudjaars klassieker bij uitstek, Auld Lang Syne, door de big band van Don Redman in 1939 en als een weemoedige instrumentale rhythm 'n' blues shuffle door gitaristen Joel Cowan en Thornel Swartz in 1958. Eindoordeel: veel jazz, dixieland en ragtime, smooth en elegant doch uitermate swingend uitgevoerd door door de wol geverfde muzikanten levert een CD op die klinkt als een art deco zwart-wit film. Het booklet van 20 pagina’s met track per track staat boordevol kleurrijke nostalgische illustraties. 14 van de 27 tracks verschenen ook op rood vinyl op de gelijknamige LP LP (BAF18074). Info www.bear-family.com (Frantic Franky)
Bear Family has been releasing christmas CD’s that feature a mix of rock 'n' roll, swing and pop for several years in a row now, but this Santa Swings... The Windup focuses solely on pré-war big band swing, music that originally came out on thick fragile bakelite and shellac 78 RPM records that had to be played on windup gramophones, hence the title of the CD which indeed sounds like it's coming out of an old tube radio. Some artists we know from rock 'n' roll or at least from related genres, and Louis Prima's What Will Santa Say (When He Finds Everybody Swingin') proves that Prima already knew how to swing in 1936, twenty years before the advent of rock 'n' roll. The same goes for good old Louis Armstrong with his golden trumpet and white handkerchief, but his I Hope Gabriel Likes My Music and Snow Ball are not christmas songs, just like And The Angels Sing by Helen Humes accompanied by Count Basie's orchestra is about winter but not about christmas. That song can be heard in two versions, the other being by George "Bon Bon" Tunnell accompanied by Jan Savitt & his Top Hatters. The CD also contains a second version of I Hope Gabriel Likes My Music by one Stew Pletcher. Actually there are quite a lot of non-christmas songs to be heard here, further examples being Ella Fitzgerald's There's Frost On The Moon and Betty Bradley's Winter Weather. Sometimes it's hard to figure out the link, as in the case of Teddy Wilson's instrumental Sugar Plum: sugar plums are a type of candy that in America is associated with christmas, think of the Dance Of The Sugar Plum Fairy from Tchaikovsky's 1892 classical ballet The Nutcracker, here retitled Bounce Of The Sugar Plum Fairy by John Kirby. Perhaps it's because of the religious imagery in many of those songs, another example being Monette Moore's Peace Sister Peace from 1949, four years after the end of the Second World War. Duke Ellington's original version of the instrumental Ring Dem Bells contained jingle bells but Paul Whiteman's cover here leaves those out. Blow Blow Thou Winter Winds by songstress Marion Mann accompanied by the band of Bing "White Christmas" Crosby's younger brother Bob Crosby, aonther song in itself not about christmas but about winter, is based on the lyrics of a song composed by William Shakespeare from his play As You Like It presumably written in 1599. The ballad Robins And Roses, originally from Tommy Dorsey and heard here in the 1936 version by Stuff Smith & his Onyx Club Boys, was covered by Pat Boone in 1958. The real christmas hits are not left out with two versions of Jingle Bells, one by Glenn Miller's orchestra with singer Tex Beneke and a Mexican interlude stemming from a live radio recording dated December 24, 1941, and Ella Logan's version which alternates fast and slow parts. There's also two Santa Claus Is Comin' To Town's by The Four King Sisters and by Alvino Rey's orchestra. Some of these artists you know at least by name, others are not who they seem: Joe Turner with the instrumental Freeze And Melt (another non-christmas song) is not Big Joe Turner but a pseudonym of... Duke Ellington! The CD ends with two versions of the new year's eve classic par excellence, Auld Lang Syne, by Don Redman's big band in 1939 and as a melancholic instrumental rhythm 'n' blues shuffle by guitarists Joel Cowan and Thornel Swartz in 1958. Final verdict: lots of jazz, dixieland and ragtime, performed smoothly and elegantly yet extremely swinging, resulting in a CD that sounds like an art deco black-and-white film. The 20 page track-by-track booklet is packed with colourful nostalgic illustrations. 14 of the 27 tracks also appeared on red vinyl on the eponymous LP (BAF18074). Info www.bear-family.com (Frantic Franky) |
SEASONS
GREETINGS
Atomicat Records zendt u de beste wensen met deze CD met 28 tracks 1950-1963 die opent met Dig That Crazy Santa Claus dat we kennen van Oscar McLollie maar zeker even goed is in de big band jive versie van zangeres Lola Dee met het orkest van Ralph Marterie. De pure rock 'n' roll is in de minderheid op de CD die wel veel aanverwante genres aanboort alsmede veel pop in de betekenis van populaire variété muziek zoals de kerstversie van Mister Sandman getiteld Mister Santa van The Lollipops (eerder gedaan door Dorothy Collins), Over The River (And Through The Woods) van The King Sisters, en beide kantjes van Ray Pettis' single Christmas Here Christmas There / Does It Have To Be Christmas. Teen pop met violen is er van The Bookends (Christmas Kisses) en de verplichte doo-wop ballade is The Robin van The Holidays, geen kerstliedje, maar het roodborstje staat wel als geen andere vogel symbool voor winter en kerst. Merry Twist Mas van Jay Matty is geen twist maar teen pop zonder violen. Christmas Night In Harlem van Louis Armstrong is rustige jazzy swing, en er is een portie country met It Won't Seem Like Christmas van Jim Eanes en beide kantjes van een kerstsingle van country komieken Homer & Jethro, de freewheelende I'm Movin' On parodie Santy's Movin' On en het ook van Spike Jones bekende Nuttin' For Christmas in een bluegrass bewerking. Nog zo'n komiek was Irving Taylor die in 1959 de LP The Garbage Collector In Beverly Hills And Other Work Songs For The Odd Job Holder uitbracht. Taylor was ongetwijfeld de grappigste thuis als, euh, de vuilnisbak buiten stond, en het nummer Department Store Santa Claus declameert ie op de muziek van Jingle Bells. Geen kerst zonder gewijde kerkgezangen, dus is er plaats voor gospel met het bluesy geïnspireerd The Last Month Of The Year van The Staple Singers en de uptempo vocale acappella hoogstandjes van The Famous Blue Jay Singers in Born In Bethlehem. Cowboy Santa Claus van Bill Lacey with Lil Armstrong & her Ebony-Aires en Christmas Gift van The Voices Of Walter Shumann zijn zalige vocal harmony. Kerstklassiekers worden opgeleverd door Ella Fitzgerald (Let It Snow Let It Snow Let It Snow van haar LP Ella Wishes You a Swinging Christmas uit 1960) en Paul Anka met een big band swing versie van Jingle Bells. Ook de ommezijde van die single uit 1960 staat op de CD, het ongetwijfeld op de Japanse markt mikkende Christmas In Japan oftewel tieneridool goes crooner. Een andere klassieker is Sleigh Ride, hier in een instrumentale popversie door The Guitars, Inc. Rockender instrumentaal werk zijn beide kantjes van de single White Christmas en het tot Rockin' Bells herdoopte Jingle Bells met sax en orgel door Bill Robbin die meer Bill Black's Combo klinkt dan Bill Black zelf. Sommige songs werden kersttraditionals zonder enig verband met 25 december en zo eentje is The Bells Of St. Mary's. Het liedje uit 1919 over kerkklokken werd pas gelinkt aan de kerstdagen nadat het in 1945 in een film met dezelfde titel werd gebruikt in een scene die zich afspeelt met kerstmis. Sindsdien werd het onder meer opgenomen door Chet Atkins (1953), Clyde McPhatter & the Drifters (1954), Lee Andrews & the Hearts (1954), Neil Hefti (1957), Sam Cooke (1958), Connie Francis (1959), Reno & Smiley (1960), Mother Maybelle Carter (1961), Jerry Byrd (1962), Bob B. Soxx & the Blue Jeans (op de Phil Spector LP A Christmas Gift For You, 1963) en The Tokens (1965). Ook de doo-wop ballade versie van Lynn Taylor hier mag er best wezen. God Rest Ye Merry Gentlemen heeft wél de connectie met de geboorte van de Here, en Jackie Wilson's versie hier is erg pompeus. The Mills Brothers zijn ongetwijfeld een van de beste vocal harmony groepen die de wereld ooit voortbracht (ga op zoek naar de docu The Mills Brothers Story uit 1986), maar hun Joy To The World hier klinkt net iets te glad. Het scabreuze orgelwerkje Come On Santa Let's Have A Ball van Kay Martin & her Body Guards van hun kerst LP I Know What He Wants For Christmas... But I Don't Know How To Wrap It uit 1962 zal daarentegen nooit een kerstklassieker worden maar blijft afhankelijk van uw smaak grappig dan wel dom. De CD sluit uit af met de zwarte doo-wopper Happy New Year To You van The Qualities. Boppin' Around wenst u evenveel! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
Atomicat Records sends you its best wishes with this 28 track 1950-1963 CD that kicks off and ass with Dig That Crazy Santa Claus which we know from Oscar McLollie but is certainly just as good in the big band jive version by Lola Dee with Ralph Marterie's orchestra. Pure rock 'n' roll is however in the minority on this CD which taps into many related genres and also contains a lot of pop music in the sense of popular variety music like the christmas version of Mister Sandman entitled Mister Santa by The Lollipops (previously done by Dorothy Collins), The King Sisters' Over The River (And Through The Woods), and both sides of Ray Pettis' 45 Christmas Here Christmas There / Does It Have To Be Christmas. There's teen pop with strings from The Bookends (Christmas Kisses) and the obligatory doo-wop ballad is The Robin by The Holidays, not a christmas song, but like no other bird the robin has come to symbolise both winter and christmas. Jay Matty's Merry Twist Mas is not a twist but teen pop without strings. Louis Armstrong's Christmas Night In Harlem is calm jazzy swing, and there's a country music intermezzo with Jim Eanes' It Won't Seem Like Christmas and both sides of a christmas 45 by country comedians Homer & Jethro, the freewheeling I'm Movin' On parody Santy's Movin' On and a bluegrass arrangement of Nuttin' For Christmas which you might know from Spike Jones. Another comedian was Irving Taylor who in 1959 released an LP titled The Garbage Collector In Beverly Hills And Other Work Songs For The Odd Job Holder. Taylor was undoubtedly the funniest guy on the block and the song Department Store Santa Claus is set to the music of Jingle Bells. No Christmas without holy church hymns, so make way for gospel with The Staple Singers' bluesy inspired The Last Month Of The Year and The Famous Blue Jay Singers' uptempo vocal accapella fireworks in Born In Bethlehem. Cowboy Santa Claus by Bill Lacey with Lil Armstrong & her Ebony-Aires and Christmas Gift by The Voices Of Walter Shumann are joyous vocal harmony. The christmas classics are delivered by Ella Fitzgerald (Let It Snow Let It Snow Let It Snow from her 1960 LP Ella Wishes You a Swinging Christmas) and Paul Anka with a big band swing version of Jingle Bells. The flip of that 1960 single is on the CD too, Christmas In Japan, a teen idol goes crooner tune obviously aimed at the Japanese market. Another holiday classic is Sleigh Ride, here in an instrumental pop version by The Guitars, Inc. Real rockin' instrumentals are both sides of the Bill Robbin 45 White Christmas / Jingle Bells renamed Rockin' Bells with sax and organ sounding more Bill Black's Combo than Bill Black himself. Some songs developed into a christmas tradition without any connection to christmas and one of those is The Bells Of St. Mary's. The 1919 song about church bells was only linked to the most wonderful time of the year after it was included in the 1945 film of the same title during a scene set at christmas time, and since then it has been recorded by Chet Atkins (1953), Clyde McPhatter & the Drifters (1954), Lee Andrews & the Hearts (1954), Neil Hefti (1957), Sam Cooke (1958), Connie Francis (1959), Reno & Smiley (1960), Mother Maybelle Carter (1961), Jerry Byrd (1962), Bob B. Soxx & the Blue Jeans (on the Phil Spector LP A Christmas Gift For You, 1963), The Tokens (1965) and many more artists. Lynn Taylor's doo-wop ballad version here is rather good. God Rest Ye Merry Gentlemen does have the connection with the birth of baby Jesus and Jackie Wilson's version here is very pompous. The Mills Brothers are without a shadow of a doubt one of the best vocal harmony groups the world has ever witnessed (try to find the 1986 documentary The Mills Brothers Story), but their Joy To The World here sounds just a little bit too smooth. Kay Martin & her Body Guards' double entendre organ workout Come On Santa Let's Have A Ball on the other hand from their 1962 christmas LP I Know What He Wants For Christmas.... But I Don't Know How To Wrap It will never become a christmas classic but remains funny or dumb depending on your taste. The CD finishes with The Qualities' black doo-wopper Happy New Year To You. Boppin' Around wishes you the same! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
Streaming Recensie
CHRISTMAS
AT GRACELAND (2023)
Ach, we hadden 41 minuten op overschot en dit op 29 november jongstleden
op de Amerikaanse zender NBC uitgezonden muziekprogramma staat toch
gratis en voor niks op verschillende YouTube kanalen die je kan bekijken
op je televisie (je moet er wel de reclame onderbrekingen bijnemen),
dus hebben we maar gekeken naar deze special, de allereerste keer
ooit dat er vanuit Graceland live muziek werd uitgezonden. De idee
was dat hedendaagse artiesten de liedjes van Elvis zouden zingen,
alleen ken ik John Legend (de twaalfvoudige Grammy award winnaar,
niet de rockabilly Rasputin Johnny Legend), Alanis Morissette, Laney
Wilson, Kane Brown, Kacey Musgraves, Lana Del Rey, Post Malone en
The War And Treaty hoegenaamd niet.
|
CD Recensies
29 november 2023
DNA/
DANNY VERA
Hoe
begin je aan een recensie van het nieuwe album van Danny Vera? Door
eerst nog eens wat van zijn vorige werk te beluisteren, geen lichte
taak, want de Zeeuwse singer-songwriter heeft inmiddels al meer dan
twintig singles en een tiental albums uitgebracht. Vera wordt op Wikipedia
omschreven als americana en dat klopt, maar zijn muziek is tegelijk
veel meer dan dat. Het is inmiddels twintig jaar geleden dat zijn
debuut For The Light In Your Eyes verscheen bij Universal, maar omdat
platenfirma’s geen liefdadigheidsinstellingen zijn werd dat
contract een jaar later weer ontbonden wegens tegenvallende verkoopresultaten.
Het succes groeide langzaam dankzij geduldig aan de weg timmeren,
veel hard werken en exposure op televisie, met als eerste hit in 2009
Headin' For The City. De definitieve doorbraak naar het grote publiek
toe kwam er in 2019 met Roller Coaster, zijn vijfde hit die in 2020
de nummer 1 van de NPO Radio 2 Top 2000 werd en intussen 100 miljoen
keer werd gestreamd op Spotify. Wat Vera daarbij vooral siert is dat
hij altijd trouw aan zichzelf is gebleven zonder zich noch muzikaal
noch esthetisch te verloochenen (in 2014 werd hij door mannentijdschrift
Esquire uitgeroepen tot best geklede man van Nederland). DNA laat
opnieuw horen door welke muziek Danny Vera zich laat inspireren en
hoe goed hij zich al die rootsstijlen eigen kan maken op een album
met zestien eigen nummers waarvoor hij de schouwburg in Middelburg
afhuurde en zijn producer daarheen liet komen met mobiele studio vol
vintage apparatuur. Het resultaat is een album waarop hij het bredere
geluid en de weldadige arrangementen achterwege laat en dat meer rock
'n' roll bevat dan The New Now uit 2020. De CD opent gelijkt met de
ronduit gewèldige pretentieloze rocker Beggin' For Trouble
die aftrapt met de gitaarrif van Eddie Cochran's Somethin' Else en
binnen de kortste keren alle registers opentrekt: een female achtergrondkoortje,
drie saxofoonsolo’s, een rollenden piano mee in de mix, een
paar stops en een refrein dat uitnodigt tot meezingen. De knappe titeltrack
DNA koppelt rockabilly en rock 'n' roll met een sax solo aan Chinese
klanken, If Only boogiet in country stijl, Livin' Proof, Mo Money
en het gospel getinte When The Light Shines zijn Memphisbilly. Ook
When You're Crying en Sugah Rush zijn moderne rockers - of voor de
puristen misschien rock want ik hoor er ook Golden Earring in. You
Stand Beside Me knipoogt naar Elvis, het medium tempo Switchblade
heeft net als het swampy Firefly een dramatisch sfeertje, en Danny
Vera zou Danny Vera niet zijn als er ook niet enkele gevoelige nummers
op DNA stonden zoals de moderne country ballades Like It Always Was
en Shadow Light, uitgepuurde songs met veel akoestische gitaar en
veel melodie. Ik hoor echo’s van Chris Isaak en John Denver,
Domino Rum-Cola Cohiba doet me denken aan Willie Nelson, en Pullin'
Me Back en de semi-akoestische afsluiter Away hebben een Mavericks
in intieme mini-bezetting vibe.
How to start reviewing Danny Vera's new album? By
first listening to some of his previous work, no light task in itself
as the singer-songwriter from Holland already released more than 20
singles and a dozen albums. Wikipedia describes Vera's music as americana
which is true, but it's much more than that. He released his debut
For The Light In Your Eyes twenty years ago, but since record labels
are not charities his contract was dissolved a year later due to disappointing
sales. Success came slowly as the result of patience, lots of hard
work plus exposure on television, in 2009 resulting in his first hit,
Headin' For The City. The final acceptance from the general public
came in 2019 with Roller Coaster, his fifth hit which in the meantime
has been streamed 100 million times on Spotify. To Vera's credit its
must be stressed that he always stayed true to himself, giving in
neither musically nor aesthetically (in 2014 he was named best dressed
man in the Netherlands by Dutch men's magazine Esquire). DNA showcases
again which music inspired Danny Vera and how well he can make all
those roots styles his own on an album with 16 selfwritten songs recorded
in a theatre in Middelburg with a mobile studio of vintage equipment.
The result is an album on which he abandons the broader sound and
big arrangements in favor of more rock 'n' roll than on 2020's The
New Now. The CD kickstarts with the downright wickedly unpretentious
rocker Beggin' For Trouble which kicks off with the guitar riff of
Eddie Cochran's Somethin' Else and in no time pulls out all the stops:
a female backing choir, three saxophone solos, a rolling piano down
in the mix, a couple of stops and a chorus that invites you to sing
along. The excellent title track DNA links rockabilly and rock 'n'
roll with a sax solo to Chinese sounds, If Only boogies country style,
Livin' Proof, Mo Money and the gospel tinged When The Light Shines
are memphisbilly. When You're Crying and Sugah Rush are modern rockers
as well - purists might say they're rock because I hear Golden Earring
in 'em too. You Stand Beside Me winks at Elvis, the medium paced Switchblade
has a dramatic feel as does the swampy Firefly, and Danny Vera wouldn't
be Danny Vera if there weren't a couple of sensitive songs on DNA
like the modern country ballads Like It Always Was and Shadow Light,
stripped down songs with lots of acoustic guitar and plenty of melody.
I can hear echoes of Chris Isaak and John Denver, Domino Rum-Cola
Cohiba reminds me of Willie Nelson, and Pullin' Me Back and the semi-acoustic
closing track Away have a Mavericks in intimate small combo vibe.
|
NEON
SOUNDS/ THE DELTA BOMBERS The Delta Bombers zijn meer een bron van energie, een natuurfenomeen en een oerkracht dan een fantastische band. Pas op, ik vind ze zelf ook fantastisch hoor, daar niet van, maar als je hun verschillende albums analyseert, in wezen een mix van rock 'n' roll, Screaming Jay Hawkins, Bo Diddley, vroege Rolling Stones en field hollers, dan merk je dat zanger Chris Moinichen regelmatig door zijn stem zit of de hoge noten niet haalt. De elf eigen songs op hun recentste album met in de productiestoel Mark Neill (On The Go van Big Sandy & his Fly-Rite Boys, Let The Good Times Roll van JD McPherson, All Grown Up van Hillbilly Moon Explosion, Slippin' In van The Paladins, Supersonic Guitars in 3-D vanLos Straightjackets, én hij won een Grammy award voor het Black Keys album Brothers opgenomen in de Muscle Shoals Sound studio. Neill was ook betrokken bij het ontwerp van de Toe Rag Studios in Londen en van Black Shack Recordings in Calw) zullen menige wenkbrauw hebben doen fronsen, al is de klank ge-wèl-dig. Met openingstrack Hey You Know You Wanna met die merkwaardige videoclip in fluo trainingspakken doen de normaliter uniform in het zwarte geklede Delta Bombers aan glamrock maar 't is wel een meebruller, zo bleek reeds live. Neon Sounds bevat uiteraard enkele doordreunende rockers als het surfy Hit The Floor, maar Chris Moinichen, gitarist Andrew Himmler, bassist Gregorio Garcia en nieuwste drummer PJ Franco (het lijkt of ze op al hun platen een andere drummer hebben) hebben nooit zo pop geklonken als in de ballade Wish I Knew en vooral in Dogs Of Pavlov, en zelfs daar komen ze mee weg. Die Dogs Of Pavlov begint met 30 seconden hedendaagse funky popmuziek, of hoe The Delta Bombers zich amuseerden met Auto-Tune, een programma voor pitch correctie en stemeffecten. Ook het western styled The Ballad Of Big Al is vrij pop, maar dan in een americana stijl. Good Disguise bevat elementen van Creedence Clearwater Revival, Matter Of Time is swampy, het beheerste Die A Little is muzikaal een perfecte copie van Johnny Cash's boom chicka boom ritme, Angel is een zeemanswalsje en in Seventh Son zit sixties garagerock. Voeg bij dat alles nog een literfles soul (Move Me) en in de mix keyboards, orgel en steel gitaar en dan weet je dat The Delta Bombers op Neon Sounds breder gaan dan ooit tevoren, of zoals een andere recensent het plastisch uitdrukte: "de wolf huilt niet meer. Hij is weggelopen en heeft de neon sound ontdekt". Wat er ook van zij: dit album werkt aanstekelijk en de uitgebreide Bombardeers fanbase is gevolgd, zo hebben we inmiddels mogen vaststellen. Zabazoo is hun eigen label. Neon Sounds is ook uit op LP op zwart én op blauw splattervinyl. Info: www.thedeltabombers.com (Frantic Franky) The Delta Bombers are more like a source of energy, a natural phenomenon and a primal force rather than a fantastic band. Mind you, just like about everybody else in this world I think they're fantastic too, but if you analyse their various albums, basicly a mix of rock 'n' roll, Screaming Jay Hawkins, Bo Diddley, early Rolling Stones and field hollers, you notice that singer Chris Moinichen regularly loses his voice or fails to hit the high notes. The eleven selfpenned songs on their latest album with Mark Neill in the production chair (Big Sandy & his Fly-Rite Boys' On The Go, JD McPherson's Let The Good Times Roll, The Paladins' Slippin' In, Hillbilly Moon Explosion's All Grown Up, Los Straightjackets' Supersonic Guitars in 3-D, plus he won a Grammy award for the Black Keys album Brothers recorded at the Muscle Shoals Sound studio. Neill was also involved in the design of Toe Rag Studios in London and Black Shack Recordings in Calw) will however raise many an eyebrow, though the sound is incredible. Opening track Hey You Know You Wanna with its odd video clip shows the normally uniformly black clad Delta Bombers dancing around in fluo tracksuits playing glam rock but it's definitely a singalong, as was already evident live on stage. Of course Neon Sounds contains a couple of stomping rockers like the surfy Hit The Floor, but Chris Moinichen, guitarist Andrew Himmler, bassist Gregorio Garcia and newest drummer PJ Franco (seems like they have a different drummer on all their albums) never sounded as pop as they do in the ballad Wish I Knew and especially in Dogs Of Pavlov, and they even manage to get away with it.Dogs Of Pavlov starts with 30 seconds of contemporary funky pop music which translates as The Delta Bombers having fun with Auto-Tune, a programme for pitch correction and voice effects. The western-styled The Ballad Of Big Al is quite poppy as well, but in an americana style. Good Disguise contains elements of Creedence Clearwater Revival, Matter Of Time is swampy, the restrained Die A Little is musically a perfect copy of Johnny Cash's boom chicka boom rhythm, Angel is a sailor's waltz and Seventh Son showcases sixties garage rock. Serve all of this with a litre bottle of soul (Move Me) and add keyboards, organ and steel guitar into the mix and you know that Neon Sounds broadens The Delta Bombers' horizons wider than ever before. As another reviewer described it lyrically: "the wolf doesn't howl anymore. He has run away and discovered the neon sound". One thing's for sure: this album is infectious and the extensive Bombardeers fanbase has followed, as we witnessed since Neon Sounds was released. Zabazoo is the band's own label. Neon Sounds is also out on LP on black vinyl as well as on blue splatter vinyl. Info: www.thedeltabombers.com (Frantic Franky) |
SHAKY/
HORST WITH NO NAME
One man band Horst With No Name die bij de burgerlijke stand van de stad Hamburg bekend staat als Horst Schneider maakt intussen al vijftien jaar Duitsland onveilig. Na een release stilte van zes jaar is dit zijn vijfde album op Part Records sinds zijn PART-CD (6103.001) debuut Boogie Machine uit 2012. Wie een of meerdere van die CD’s heeft beluisterd weet dat Horsti die zowel solo als met een drummer optreedt verschillende watertjes doorzwemt maar zich vooral een eigen stijl eigen gemaakt heeft die een mengelmoes is van overstuurde trashy bluesrock, bluesbop, rechtdoor rock 'n' roll, neo surf, rock, powerbilly, rhythm 'n' blues met mondharmonica, The Cramps, soul, frat rock en fuzz, maar ook van countryrock en zelfs pop. Zijn nochtans erg goed gezongen werk is in hoofdzaak huis-, tuin- en keukenvlijt en zijn sound is in essentie steeds dezelfde gebleven, net zoals zijn vaak bizarre humor. Als de titel en de voor- en achterkant van zijn nieuwe album Shaky u doen denken aan Shakin' Stevens' LP Shaky uit 1981 (ook uitgebracht als Green Door) dan hebt u gelijk, want in de titeltrack bezingt Horsti de Welshe rock 'n' roll bard via zinsneden als "you gave us Marie Marie and This Old House, You Drive Me Crazy and Shirley, he walks through the Green Door always in blue jeans, there's a rockin' good way Oh Julie, I called Shaky's mama on the phone, she told me he's not at home, she said he will be come back soon, he's away to the honeymoon" en meer van dat soort rijmelarij. Op zijn vorige album PART-CD (6103.004) Black Souls In Blue Jeans stond één nummer begeleid door de Duitse band Velvetone, nu wordt hij op één song begeleid door (een deel van) de Duitse rockabilly band Eddy & the Backfires en op een ander nummer ondersteund door Eddy & the Backfires contrabassist Christian Reichmann. Niet dat het veel verschil uitmaakt... Evil Nightmare gebruikt de riff van Elvis' His Latest Flame, Outta My Way jat de gitaar van Dark Night van The Blasters, Two Headed Woman strollt op een Cramps gitaar en ook de rechtdoor drumbeat van Coconut is schatplichtig aan The Cramps. Pogo Im Treibsand is een gitaarinstrumental in de stijl van The Fuzillis en Los Torontos, de tweede gitaarinstrumental Bonanza Sexparty is western galop. Het trage With No Name is dreigend, het op Ace Of Spades gebaseerde Spam is het hardere power rock 'n' roll werk, en voorts kan er gerockt worden op Hamburg Is Mine, Lonesome Trucker en 70 % Rock ’n’ Roll, drie typische melodieuze rock 'n' roll rocksongs waarop Duitse bands en vooral Duitse bands op Part Records het patent hebben. De CD eindigt met de Duitstalige hoempapa meezinger Ohne Geld. Alle gekheid op zijn stokje zou dit best wel eens Horst With No Name's toegankelijkste album zou kunnen zijn. Ook uit op vinyl als PART-LP (6103.007). Info www.horstwithnoname.com en www.rockabilly.de (Frantic Franky) One man band Horst With No Name, known to the civic body of the city of Hamburg as Horst Schneider, has been making Germany unsafe for fifteen years now. After a release silence of six years this is his fifth album on Part Records since his 2012 debut PART CD (6103.001) Boogie Machine. If you ever listened to one or more of these you know that Horsti who performs both solo and with a drummer has a lot of tricks up his sleeve and created his own musical style which is a mix of distorted trashy blues rock, blues bop, straight forward rock 'n' roll, neo surf, rock, powerbilly, rhythm 'n' blues with mouth harp, Cramps, soul, frat rock and fuzz, as well as country rock and even pop. His work, though very well sung, is essentially homegrown handicraft and his sound has always remained basicly the same, as has his often bizarre comedy. If the title and the picture on the front and back of his new album Shaky remind you of Shakin' Stevens' 1981 LP Shaky (also released as Green Door), you're right, for in the title track Horsti pays tribute to the Welsh rock 'n' roll bard with lyrics like "you gave us Marie Marie and This Old House, You Drive Me Crazy and Shirley, he walks through the Green Door always in blue jeans, there's a rockin' good way Oh Julie, I called Shaky's mum on the phone, she told me he's not at home, she said he will be coming back soon, he's away to the honeymoon". Horsti's previous album PART-CD (6103.004) Black Souls In Blue Jeans featured one song accompanied by German band Velvetone, now he is accompanied on one song by (part of) German rockabilly band Eddy & the Backfires and on one other song by Eddy & the Backfires' double bass player Christian Reichmann. Not that it makes a lot of difference... Evil Nightmare uses the riff from Elvis' His Latest Flame, Outta My Way steals the guitar from The Blasters' Dark Night, Two Headed Woman strolls to the tune of a Cramps guitar and Coconut's straight ahead drumbeat is also indebted to The Cramps. Pogo Im Treibsand is a guitar instrumental in the style of The Fuzillis and Los Torontos, the second guitar instrumental Bonanza Sexparty gallops western style. The slower With No Name is menacing and the Ace Of Spades based Spam is louder power rock 'n' roll, while you can rock to Hamburg Is Mine, Lonesome Trucker and 70 % Rock 'n' Roll, three melodic rock 'n' roll rock songs in the typical style that German bands and especially German bands on Part Records seem to have patented. The CD ends with the German oompah sing-along Ohne Geld. All kidding aside this could very well be Horst With No Name's most accessible album. It's also out on vinyl as PART-LP (6103.007). Info www.horstwithnoname.com en www.rockabilly.de (Frantic Franky) |
Vinyl Recensie
KEEP
ON ROCKIN'/ DALE ROCKA & THE VOLCANOES
Ook al zo'n kwart eeuw bezig, deze Sicilianen die de inspiratie voor hun naam vonden in de Etna, de hoogste actieve vulkaan in Europa, die zich bevindt in Sicilië. Dale Rocka & the Volcanoes grossieren niet alleen in fifties sounds, ze houden klaarblijkelijk ook van all things fifties want ze brachten al minstens twee 10 inches en vijf vinyl singles en EP’s uit. Tenzij we onderweg een release gemist hebben is dit hun eerste vinyl LP op 12 inch formaat met daarop hun eerste nieuwe opnames sinds 2016. Keep On Rockin' bevat elf eigen nummers van zanger Massimo Rocca en één van de hand van gitarist Vince Mannino (zie en luister vooral ook Vince & the Sun Boppers) en die situeren zich vooral in de authentieke rockabilly met slapback tape echo en kamerbrede reverb in songs als Don't Be Long, Rip It Up Rip It Down, Goodbye That's All dat gitaargewijs doet denken aan de groove van Rock Rock van Johnny Powers, Debby Lou met een Cash-abilly gitaarsolo en het dreigende Raw Bad Whiskey. Het kwartet bewijst evenwel alle rock 'n' roll genres onder de knie te hebben met uitstapjes naar strollende shuffles in Sun tegentijd (No Letter From You), vlotte jivebare gitaarrockers (titeltrack Keep On Rockin'), de medium tempo bluesbopper My Mamma Don't Like Her en zelfs medium tempo bluegrass banjobilly in Black Stone. Motorcycle Woman (in de stijl van hun Volcano van hun vorige album Let's Jump Into The Midnight Ball) is een instrumentale gitaarjiver van het soort waarmee Eddie Angel verschillende zomers geleden dansvloerhits scoorde maar dan in light versie, misschien door het gebruik van contrabas in plaats van elektrische basgitaar. Het opvallendste buitenbeentje is Rusty Moon, een country boogie duet met de ons onbekende zangeres Debby Lou, echte naam: Debora Patrimia, het enige dat wij van haar weten is dat ze meedeed aan The Voice Of Italy met een nummer van Lady Gaga. Het tempo van dat nummer is rustig, de sfeer relaxed, maar de gitaar rockt! In sommige nummers is de zang wat minder en valt door de soms merkwaardige plaatsing van de klemtonen Rocka's accent op. De algemene sound van het album is af en toe ietwat dun en in het algemeen minder rauw dan op Jump Into The Midnight Ball. Daarnaast zijn veel eindes een beetje à l'improviste en cliché, maar dat wordt allemaal goedgemaakt door de drive en energie die hier vanaf spat. Info: www.facebook.com/DALEROCKAandtheVOLCANOES en www.eltororecords.com (Frantic Franky)
These Sicilians who named themselves after Mount Etna, the highest active volcano in Europe, located in Sicily, kept on rockin' for a quarter of a century and they're not about to stop now. Dale Rocka & the Volcanoes not only deal in fifties sounds, they evidently love all things fifties as they already released at least two 10 inches and five vinyl 45s and EPs. Unless we missed a release along the way this is their first vinyl 12 inch LP containing their first new recordings since 2016. Keep On Rockin' features eleven songs penned by singer Massimo Rocca and one by guitarist Vince Mannino (see also and more importantly listen to Vince & the Sun Boppers). Tracks like Don't Be Long, Rip It Up Rip It Down, Goodbye That's All of which the guitar reminds me of the groove of Johnny Powers' Rock Rock, Debby Lou with its Cash-abilly guitar solo and the menacing Raw Bad Whiskey are for the most part authentic rockabilly with slapback tape echo and wall-to-wall reverb. The quartet however proves to have mastered all rock 'n' roll genres with forays into strolling Sun Records shuffles (No Letter From You), solid jive-able guitar rockers (title track Keep On Rockin'), the medium tempo blues bopper My Mamma Don't Like Her and even medium tempo bluegrass banjobilly in Black Stone. Motorbike Woman in the same style as Volcano from their previous album Jump Into The Midnight Ball is an instrumental guitar jiver of the type with which Eddie Angel scored dancefloor hits several summers ago but in a light version, perhaps due to the use of the double bass instead of the electric bass guitar. The odd track out is Rusty Moon, a country boogie duet with female singer Debby Lou, real name Debora Patrimia, of whom we only know that she participated in The Voice Of Italy with a Lady Gaga song. The tune is medium tempo, the atmosphere relaxed, but the guitar rocks! In some songs the vocals are a bit less focussed and you can hear Rocka's accent due to the sometimes misplaced emphasis. The overall sound of the album is occasionally somewhat thin and in general less raw than on Jump Into The Midnight Ball. Several endings seem a bit improvised and standard, but all of this is made up for by the drive and energy on display. Info: www.facebook.com/DALEROCKAandtheVOLCANOES en www.eltororecords.com (Frantic Franky) |
CD Recensies
23 november 2023
120
YEARS HOLLYWOOD COMMUNITY AND A 100 YEARS HOLLYWOOD SIGN
Dit
is nu eens echt een kolfje naar mijn hand: een dubbel CD rond het
thema Hollywood, opgehangen aan het feit dat Hollywood op 14 november
1903 een onafhankelijke gemeente werd. Sinds 1910 maakt Hollywood
deel uit van Los Angeles, en honderd jaar geleden werd in 1923 het
Hollywood sign opgericht in de Santa Monica bergen die uitkijken over
de stad. De CD is een kolfje naar mijn hand omdat naast muziek mijn
grote passie immers films zijn, en net zoals mijn muzieksmaak in de
loop der jaren verbreedde kijk ik tegenwoordig zo ongeveer alle films
gemaakt tussen pakweg 1930 en 1980, en na het kijken van een film
mag ik al eens graag de soundtrack beluisteren. Om kort te gaan: ik
ben al op vakantie geweest in Hollywood om daar de toerist uit te
hangen in de voetsporen van de acteurs en actrices van weleer. Nu
kan je met het gegeven muziek/film/Hollywood natuurlijk alle kanten
uit en dat doet deze dubbelaar dan ook, te beginnen met songs over
Hollywood zoals de alleraardigste teen rock van Connie Francis (zelf
ook in een aantal films te zien) met het nummer Hollywood en van The
Teardrops wier You're My Hollywood Star klinkt als een kruising tussen
Diana en Little Darling. Er is ook echte rock 'n' roll met Johnny
Be-Goode Is In Hollywood van Eddy Bell & the Bel-Aires met Eddy
Clearwater op gitaar, I'm Going To Hollywood van Gene Ray en de leuke
orgelrocker Hollywood Twist van The Thunder Rocks uit 1962, terwijl
Carl Perkins in datzelfde jaar in Hollywood City al de freewheelende
country rock van de jaren '60 aankondigde. Ray Campi woonde en werkte
als leraar in Hollywood en het mag dan ook niet verbazen dat we in
zijn omvangrijke output een Rollin' Rock nummer over Tinseltown aantreffen,
Hollywood Cats uit 1983 van zijn gelijknamige LP dat voor één
keer geen rockabilly maar rock 'n' roll met saxofoon is. Now this is right up my
alley: a Hollywood themed double CD inspired by the fact that on November
14, 1903 Hollywood was recognized as an independent community. In
1910 Hollywood was incorporated in Los Angeles, and a hundred years
ago the famous Hollywood sign was erected in the Santa Monica mountains
overlooking the city. The CD is right up my alley because apart from
music my biggest passion is films, and just like my musical taste
has widened over the years I nowadays watch just about every film
made between, say, 1930 and 1980, and after watching a film I enjoy
listening to its soundtrack. In short, I've already been on a pilgrimage
to Hollywood to hang around in the footsteps of the actors and actresses
of the golden age of Hollywood. Admittedly the theme of music/film/Hollywood
can be used in a multitude of ways and this double album does exactly
that, starting with songs about Hollywood like the cute teen rock
of Connie Francis' (who also appeared in a number of films) song Hollywood
and by The Teardrops whose You're My Hollywood Star sounds like a
cross between Diana and Little Darling. There's also real rock 'n'
roll with Eddy Bell & the Bel-Aires' Johnny Be-Goode Is In Hollywood
with Eddy Clearwater on guitar, Gene Ray's I'm Going To Hollywood
and The Thunder Rocks' fun 1962 organ rocker Hollywood Twist, while
that same year Carl Perkins was already heralding the freewheeling
country rock of the 1960s in Hollywood City. Ray Campi lived and worked
as a school teacher in Hollywood, so it should come as no surprise
that in his extensive output we find a Rollin' Rock song about Tinseltown,
1983's Hollywood Cats from his LP of the same titel, a song that for
once was not rockabilly but rock 'n' roll with saxophone. |
IT'S
A HILLBILLY BOOZE PARTY VOLUME ONE - PINK ELEPHANTS
Een nieuwe
week, een nieuwe reeks samengesteld door Mark Armstrong! De titel
van de reeks slaat de nagel op de kop: het thema is hillbilly songs
over booze, en de eerste twee zijn al uit. De dorstigen laven is een
van de zeven bijbelse werken van barmhartigheid, maar trop is teveel
en van een dorstlessertje naar een drinkgelag is in de countrymuziek
slechts een kleine stap. Die songs waren immers bestemd voor de jukeboxen
in de cafés, en niets zo leuk om de feeststemming te voeden
dan een lied en een glas: muziek en drinken gaan hand in hand sinds
de middeleeuwen. Daar komt nog bij dat veel muzikanten aan de drank
raakten uit verveling: je moest al sterk in je schoenen staan om te
weerstaan aan de lokroep van de fles tijdens het eindeloze reizen
en het eeuwige wachten in een omgeving waar drank alomtegenwoordig
was, maar dat is weer een heel ander verhaal. Zoals gezegd zijn de
eerste twee CD’s al uit en de eerste daarvan begint met de hoempapa
meezinger It Ain't Far To The Bar van Johnny Tyler & the Riders
Of The Rio Grande inclusief boogie woogie pianosolo waarop het leuk
squaredansen is, gevolgd door Buddy Stay Off That Wine van Eddie Marshall
& his Trail Dusters, een nog méér uptempo verhaal
van het Smoke Smoke Smoke That Cigarette type. Er staan een paar bekende
artiesten op de CD zoals Joe Maphis & Rose Lee Maphis met het
Maddox Brothers & Rose-achtige Honky Tonk Down Town en Lattie
Moore met Driving Nails In My Coffin dat hij opnam in 1960, veertien
jaar na de bekende versie van Ernest Tubb (het origineel is van componist
Jerry Irby). Andere nummers die iedereen kent zijn If You've Got The
Money I've Got The Time hier in de swingende honky tonk versie van
Ernie Lee & his Southerners en vooral Bloodshot Eyes, maar dat
laatste eerder als jumpende rhythm 'n' blues jive door Wynonie Harris
in 1951. Hier kan u het origineel horen van componist Hank Penny (zijn
originele opname uit 1949, niet de Decca heropname uit 1955) dat door
de klarinet zelfs elementen van dixieland jazz bevat. Nummers als
Too Many Taverns van King Sterling & his Blue Grass Melody Boys
en Honky Tonk Man (niet de Johnny Horton song) van Louie Innis &
his String Dusters behoren tot de meer gestroomlijnde maar nog steeds
uptempo country, de bluegrass liefhebbers komen aan hun trekken met
Honky Tonk Blues van The Lonesome Pine Fiddlers, en Guy Willis &
his Oklahoma Wranglers halen de accordeon boven voor Shine Shave Shower.
Bob & Wanda Wolfe doen denken aan de reeds vermelde Maddox Brothers
& Rose maar hun Home Made Wine is minder chaotisch anarchistisch.
Combinaties van uptempo hoempapa, foxtrot en square dans zijn Eddie
Noack's Firewater Luke en Shut Up And Drink Your Beer van Bob Wills'
broer Luke Wills dat klinkt als het soort song dat de pianist speelt
als in een western een gevecht uitbreekt in de saloon. Een andere
broer van Bob Wills, Billy Jack Wills, zingt de tear in your beer
ballade Four Beers And Forty Tears. Het moralistisch vingertje wordt
omhoog gestoken in Cecil Bowman's country popcorn noir Curse Of Wine
en in de honky tonk piano versie van Drink Up And Go Home door Mitchell
Torok, terwijl de rockabilly kant van het verhaal wordt belicht in
Moonshine van Montie Jones & the Revin Robbin's en Wally Willette's
wilde Pink Elephants. Een mooi voorbeeld van de tussenvorm tussen
hillbilly en eruit ontsproten rockabilly is Hangover Boogie uit 1958/1959
van The Georgia Crackers onder leiding van Bob Newman die dat nummer
al eerder had opgenomen onder eigen naam in 1952. Het verschil tussen
de twee versies zit 'm in het geprononceerde ritme en de rockende
solo op... steel gitaar! Jammer dat samensteller Mark Armstrong die
oudere versie niet op de CD zette, want ze zijn zeker evenwaardig.
Een voorbeeld van de kruisbestuiving tussen bluegrass en rockabilly
is dan weer Honky Tonk Queen van Larry Thornton. De rockende kant
van de edele sport der tooghangen wordt opgevoerd door de Bartender
Blues van Jay Haggard. Onie Wheeler bracht in 1959 één
single uit op Sun Records, Jump Right Out Of This Jukebox, maar had
toen al minstens vijf singles op andere labels op zijn conto waarvan
Closing Time uit 1953 op Okeh Records rustige country boogie is.
Another
week, another brand new series curated by Mark Armstrong! The title
of the series tells you exactly what you need to know: theme time
for hillbilly songs about booze, with the first two CD’s already
available. Give drink to the thirsty is one of the seven biblical
works of mercy, but trop is too much, and in country music it's only
a small step from quenching your thirst to a drinking spree. All those
songs were meant for the jukeboxes in bars, and there's nothing better
to get a party going than to raise your glass and sing a song, for
music and drinking have gone hand in hand since the Middle Ages. On
top of that many musicians started drinking out of boredom: one has
to be strong to resist the lure of the bottle during the endless travelling
and the eternal waiting in an environment where alcohol was readily
available, but that's another story altogether. Like I said the first
two CD’s are already out and the first of these gets the party
underway with Johnny Tyler & the Riders Of The Rio Grande's oompah
sing-along It Ain't Far To The Bar featuring a boogie woogie piano
solo and fit for square dancing, followed by Eddie Marshall &
his Trail Dusters' Buddy Stay Off That Wine, an even more uptempo
tale of the Smoke Smoke Smoke Smoke That Cigarette type. There's a
couple well known artists on the CD like Joe Maphis & Rose Lee
Maphis with the Maddox Brothers & Rose styled Honky Tonk Down
Town and Lattie Moore with Driving Nails In My Coffin which he recorded
in 1960, fourteen years after Ernest Tubb's famous version (the original
was done by its composer Jerry Irby). Other songs everyone knows are
If You've Got The Money I've Got The Time here in a swinging honky
tonk version by Ernie Lee & his Southerners and especially Bloodshot
Eyes, but the latter rather as jumpin' rhythm 'n' blues jive by Wynonie
Harris in 1951. Here you can hear the original by its composer Hank
Penny (the 1949 recording, not his 1955 Decca re-recording), which
due to the presence of a clarinet even contain elements from dixieland
jazz. Songs like King Sterling & his Blue Grass Melody Boys' Too
Many Taverns and Louie Innis & his String Dusters' Honky Tonk
Man (not the Johnny Horton song) are more streamlined but still uptempo
country music, bluegrass aficionados get their money's worth with
The Lonesome Pine Fiddlers' Honky Tonk Blues, and Guy Willis &
his Oklahoma Wranglers bring out the accordion for Shine Shave Shower.
Bob & Wanda Wolfe are reminiscent of the already mentioned Maddox
Brothers & Rose but their Home Made Wine is less chaotically anarchic.
Combinations of uptempo oompah, foxtrot and square dance are Eddie
Noack's Firewater Luke and Shut Up And Drink Your Beer by Bob Wills'
brother Luke Wills which is the kind of song the pianist plays when
a fight breaks out in the saloon in a western movie. Another one of
Bob Wills' brothers, Billy Jack Wills, sings the tear in your beer
ballad Four Beers And Forty Tears. A moralistic stance is taken in
Cecil Bowman's country popcorn noir Curse Of Wine and in Mitchell
Torok's honky tonk piano version of Drink Up And Go Home, while rockabilly
is highlighted in Montie Jones' Moonshine and Wally Willette's wild
Pink Elephants. A good example of the intermediate form between hillbilly
and the rockabilly that sprung from it is Hangover Boogie from 1958/1959
by The Georgia Crackers led by Bob Newman who had previously recorded
the same song under his own name in 1952. The difference between the
two versions lies in the pronounced rhythm and the rockin' solo on...
steel guitar! Compiler Mark Armstrong could have added that older
version here as both are most certainly equally valid. An example
of the cross-pollination between bluegrass and rockabilly is Larry
Thornton's Honky Tonk Queen. Jay Haggard's Bartender Blues leans more
towards rock 'n' roll. Onie Wheeler released one single on Sun Records
in 1959, Jump Right Out Of This Jukebox, but by then had at least
five singles on other labels to his credit of which Closing Time from
1953 on Okeh Records is calm country boogie. |
MORE
COUNTRY STARS GO ROCKABILLY Riverside, RRCD 2223 English version: see below Na het schitterende album Country
Stars Go Rockabilly (CDRR 2212) dat we enkele maanden geleden gereviewd
hebben kon een tweede dubbel CD met bijna gelijknamige titel niet
uitblijven. Wederom heeft het Zweedse label Riverside Records de archieven
doorgespit en ware pareltjes boven water getoverd. Verantwoordelijk
voor de liner notes is andermaal Anders Axelsson die de nieuwe generatie
inleidt in de geschiedenis van de rockabilly en de achtergrondinformatie
van de hier verzamelde country boppers heeft bijeengesprokkeld. Fris
opent het album met een piepjonge Dolly Parton die net 13 jaartjes
telt wanneer ze in 1959 zingt over kalverliefde in Puppy Love. De
diva van de countrymuziek uit de jaren '70 wordt gevolgd door Rusty
& Doug Kershaw, wie kent hen niet, die in 1958 de puike rockabilly
Hey Mae hebben neergelegd die in 1963 werd gecoverd door de Belgische
"Kiliwatch" Cousins. Charlie Rich, de bekende vertegenwoordiger
van Sun Records, is hier vertegenwoordigd met Rebound uit 1959, een
jaar voordat hij zijn millionseller Lonely Weekends zou scoren. De
barnyard is on fire met mijn all time favorite You Oughta See Grandma
Rock, true rockabilly in zijn puurste vorm in 1956 opgenomen door
de toen 41-jarige Skeets McDonald met Eddie Cochran op leadgitaar.
McDonald zou dezelfde dag ook Heartbreakin’ Mama opnemen met
Eddie Cochran op gitaar en beide nummers staan op menige complete
Cochran box set. Niet alleen Skeets McDonald was te horen in de Grand
Ole Opry, ook Lefty Frizzell die hier You’re Humbuggin’
Me ten beste geeft, good stompin’ rockabilly! Tommy Collins,
ooit het jeugdvriendje van Wanda Jackson, doet het wat rustiger aan
in een mix van rockabilly en highschool rock, Black Cat uit 1960 opgenomen
in de tijd dat de Bobbies en de Frankies de slagtanden van de rockabilly
jeugdverslinders vervingen door parelwitte melktandjes om als lieveling
van elke schoonmoeder bij gillende teenage dochters kans te maken
hun platen te verkopen. Doug Sahm's (beter bekend van het Sir Douglas
Quintet in de jaren '60) Crazy Daisy uit 1959, duidelijk beïnvloed
door Bobby "Do You Wanna Dance" Freeman, is eerder zwarte
rock 'n' roll dan rockabilly maar stompt net zo goed. I’ve Got
Leavin’ On My Mind van Billy Walker laat de roots van de rockabilly
horen: country met een typische Johnny Cash beat. Een foot tapper!
Rock It Down To My House, dat is nog eens een aankondiging, door Justin
Tubb, zoonlief van country icoon Ernest Tubb, door de ether geschald.
Sonny James was ondanks zijn grote hit Young Love uit 1957 niet bepaald
vies van de destijds verfoeide rockabilly en liet een jaar later met
You Got That Touch horen wat toffe rockabilly is. De volgende artiest
klinkt als een zanger maar is in werkelijkheid toch echt een zangeres
wier krachtige stem een beetje de blanke versie van Big Mama Thornton
is, alleen wat aantrekkelijker. Non Stop werd in 1957 als een echte
bluesshout(st)er ten gehore gegeven maar is toch een goeie rockabillykraker.
Als je weet dat Martha Carson reeds gospel zong is duidelijk waar
haar vocale roots liggen. Sweet Thing uit 1956 van country coryfee
Buck Owens laat mijn rockabillyhart bonken, en hoe! Nothing Can Stop
My Love van Jimmy Dean, wederom een country ster, is het soort song
waarop teenagers goed rock 'n' roll konden dansen. Wereldster Marty
Robbins vertrouwde reeds in 1955 Mean Mama Blues aan de plaat toe,
eigenlijk niet meer dan een tamme kloon met Elvis touch in de zang
van That’s Alright Mama in de versie van Elvis. Slim Whitman
doet het wat zoeter aan met Candy Kisses, velen wellicht beter bekend
in de coverversies van diverse teenage rockers en ooit eveneens opgenomen
door Bill Haley voordat hij de rock 'n' roll beroemd maakte. Whitman's
versie bevat goed catchy gitaarwerk. Vampira van Bobby Bare had de
titelsong van een horror of science fiction film kunnen zijn geweest,
horror rock 'n' roll uit de periode dat John Zacherle's horror rock
furore maakte dankzij nummers als Dinner With Drac, in Nederland in
1963 gepopulariseerd door ZZ & De Maskers onder de titel Dracula.
Hula Rock van Hank Snow is een vreemd buitenbeentje met een te hoog
Kilima Hawaiians gehalte, bij uitstek Nederland's grootste exportkraker
in de jaren '50. Is die Hula Rock rock 'n' roll? Nou ja, een aardig
deuntje, meer niet. Claude King’s Run Baby Run uit 1957, een
pure tweelingbroer van Elvis’ Milkcow Blues Boogie uit 1954,
is geheel andere koek! Ernest Tubb nam in 1955 Thirty Days op dat
we origineel kennen van de songwritende rockin’ troubadour Chuck
Berry, op zijn LP After School Session uit 1957 nog betiteld als rockabilly
(?!) troubadour. Country
After the brilliant album Country
Stars Go Rockabilly CDRR 2212 which we reviewed some months ago, a
second double CD with almost the same title could not fail to emerge.
Once again Swedish label Riverside Records dug through the archives
and conjured up some true gems. The liner notes were again taken care
of by Anders Axelsson who introduces the new generation to the history
of rockabilly music and gathered the background information of the
country boppers compiled here. The album is off to a fresh start with
a very young Dolly Parton who was only thirteen when she sang about
Puppy Love in 1959. The diva of 1970s country music is followed by
the familiar Rusty & Doug Kershaw who laid down the mighty fine
rockabilly Hey Mae in 1958. Famous Sun Records ambassador Charlie
Rich is represented with Rebound from 1959, a year before he would
score his millionseller Lonely Weekends. The barnyard is on fire with
my all time favourite You Oughta See Grandma Rock, true rockabilly
in its purest form recorded in 1956 by the then 41 year old Skeets
McDonald with Eddie Cochran on lead guitar. On the same day they recorded
Heartbreakin' Mama together and both songs are featured on several
complete Cochran box sets. Not only Skeets McDonald could be heard
on the Grand Ole Opry but also Lefty Frizzell who sings You're Humbuggin'
Me here, good stompin' rockabilly! Tommy Collins who once dated Wanda
Jackson takes things a little bit easier in a mix of rockabilly and
highschool rock, Black Cat, recorded in 1960 in the days when the
Bobbies and Frankies replaced the tusks of rockabilly with pearly
white milk teeth hoping to sell their wares by becoming the darling
of every mother-in-law's screaming teenage daughter. Doug Sahm's (better
known from the Sir Douglas Quintet in the 1960s) 1959 Crazy Daisy,
clearly influenced by Bobby "Do You Wanna Dance" Freeman,
is black rock 'n' roll rather than rockabilly but stomps just as good.
Billy Walker's I've Got Leavin' On My Mind shows the roots of rockabilly:
country music with a typical Johnny Cash beat. It's a foot tapper!
Rock It Down To My House, quite an announcement, blasted through the
airwaves courtesy of Justin Tubb, the son of country icon Ernest Tubb.
Despite his big hit Young Love Sonny James was not averse to the then
despised rockabilly and showed what cool rockabilly was all about
with You Got That Touch. The next artist sounds like a male singer
but was in reality a woman whose powerful voice sounds not unlike
a white version of Big Mama Thornton, only a bit more attractive.
Non Stop was performed in true blues shouter style but is still decent
rockabilly. If you know that Martha Carson was already singing gospel
it's clear where her vocal roots lay. Future country star Buck Owens'
Sweet Thing from 1956 makes my rockabilly heart pound, and how! Nothing
Can Stop My Love by Jimmy Dean, another country star, is the kind
of song teenagers could properly jive to. World famous Marty Robbins
laid down Mean Mama Blues as early as 1955 but it's basicly nothing
more than a lame copy of Elvis' version of That's Alright Mama with
a touch of Elvis in the voice. Slim Whitman walks on the sweet side
with Candy Kisses, perhaps better known to many through the cover
versions of various teen rockers and at point also recorded by Bill
Haley before he tried his hand at rock 'n' roll. Whitman's version
is enlivened by catchy guitar work. Bobby Bare's Vampira could have
been the title song of a horror or science fiction film as it's horror
rock 'n' roll from the time when John Zacherle's horror rock became
all the rage thanks to his songs like Dinner With Drac. Hank Snow's
Hula Rock is the odd one out here with too much Hawaiian influence.
Is this rock 'n' roll? Let's say it's nothing more than a nice tune.
Claude King's 1957 Run Baby Run, a copycat of Elvis' 1954 Milkcow
Blues Boogie, is something completely different! Ernest Tubb recorded
Thirty Days in 1955, a song we all know from the songwriting rockin'
troubadour Chuck Berry who was described as a rockabilly (?!) troubadour
on his 1957 LP After School Session. Country veteran Cowboy Copas
rounds out the first CD with Circle Rock, a nod to David "Witch
Doctor" Seville in terms of its style. Rock goes outer space! |
ROCKIN’
ROLLIN’ USA CANADA VISIT 07: WOMAN FEVER
We
hebben de eerste zes deeltjes in deze reeks gerecenseerd, dus kan
deze er ook nog wel bij. Het principe is inmiddels bekend: Canadese
singles van Canadese artiesten, naarmate de reeks vordert steeds meer
aangevuld met singles van Amerikaanse artiesten uitgebracht en verdeeld
in buurland Canada. Niks mis mee, zeker niet als er een paar van mijn
persoonlijke favorieten tussen staan zoals de twee Parts van ex-gospelzanger
Bunker Hill's ultieme party stomper Hide And Go Seek, Slim Harpo's
fanatieke bluesbopper Don't Start Crying Now, en de betere saxstroll
met het diepzinnige There Was A Fungus Among Us van Hugh Barrett &
the Victors, een gek nummer gek genoeg oorspronkelijk opgenomen door
de hoogst respectabele Terry Noland. Daarnaast: een greep uit de doos
met strollers (I Ain't Goin' For That van Eugene Church), zwarte rockers
(Tony Spade met de vroege Berry Gordy compositie What's Gwyne On),
rock 'n' roll die meer sixties dan fifties klinkt zoals Maryann van
Rockin' Robin Roberts & the Wailers en My Love My Love van The
Cosmos with Andy Wilson waarvan ommezijde Worry Worry op de stroll
tour gaat, alsmede vergeten pareltjes als Billy Brown's flitsende
Next. Soms zijn de dingen niet wat ze lijken: The Robins die hier
een ronduit schitterende uptempo White Cliffs Of Dover doo-woppen
in Marcels stijl zijn niét The Robins die The Coasters werden!
The Willows zijn daarentegen wel dé Willows van Church Bells
May Ring met de B-kant van dat 45 toeren plaatje, het veel tragere
Baby Tell Me, een medium tempo stukje strollende sleaze. Jill Corey
draagt een popvariété cover van Janis Martin's Love
Me To Pieces bij, en Buster Brown's Don't Dog Your Woman is in de
stijl van zijn hit Fannie Mae maar wat bluesier, zij het uptempo.
We already reviewed the
first six volumes in this series so we might as well add this one.
You know the drill by now: Canadian 45s by Canadian artists, as the
series progressed increasingly supplemented by 45s from American artists
released and distributed in neighbouring Canada. Nothing wrong with
that, especially when there's a couple of my favourite songs to be
found here like both Parts of former gospel singer Bunker Hill's ultimate
party stomper Hide And Go Seek, Slim Harpo's fanatical blues bopper
Don't Start Crying Now, and the ultimate philosophical sax stroll
There Was A Fungus Among Us by Hugh Barrett & the Victors, an
odd song oddly enough originally recorded by the highly respectable
Terry Noland. Furthermore Volume 7 offers a selection of strollers
(Eugene Church's I Ain't Goin' For That), black rockers (Tony Spade
with the early Berry Gordy composition What's Gwyne On), rock 'n'
roll which sounds more sixties than fifties like Rockin' Robin Roberts
& the Wailers' Maryann and My Love My Love by The Cosmos with
Andy Wilson of which the flip Worry Worry is another stroll, plus
forgotten gems like Billy Brown's flashy Next. Sometimes things are
not what they seem: The Robins who doo-wop an utterly fantastic uptempo
White Cliffs Of Dover in the style of The Marcels are not The Robins
who became The Coasters! The Willows on the other hand are THE Willows
from Church Bells May Ring fame with the B-side of that 45, the much
slower Baby Tell Me, a medium tempo piece of strolling sleaze. Jill
Corey contributes a pop cover of Janis Martin's Love Me To Pieces,
and Buster Brown's Don't Dog Your Woman is in the style of his hit
Fannie Mae but a bit bluesier, albeit uptempo. |
Vinyl Recensies
8 november 2023
TURN
OUT THE LIGHTS/ THE SAME OLD SHOES Derde album van dit in 2010 opgestarte Italiaanse rockabilly kwartet met een nieuwe contrabassist in vergelijking met voorganger Let's Go Mess Around (ETCD 6099) uit 2018, Mattia Montesi die ook in de Italiaanse hillbilly band The RattleStrings bast. Voor de rest luidde het devies "never change a winning horse" want dit werd net als de twee vorige albums opgenomen in de analoge L'Amor Mio Non Muore opnamestudio in hun thuisstad Forli. Eén verschil: dit nieuwe album bevat veel minder eigen nummers dan de twee vorige, meer bepaald slechts één eigen nummer want de overige negen tracks zijn allemaal covers van onder meer I Got A Hole In My Pocket (zo ongeveer het enige rockabilly nummer van Little Jimmy Dickens), het lichtjes fantastische sixties truckin' Black Smoke And Blue Tears (Clyde Arnold), Narvel Felts' cha cha billy Kiss-A-Me Baby, de indianen bopper Bopping Wig Wam Willie (Ray Scott) en Stella Got A Fella (The Fireflies). Die oorspronkelijk vaak ietwat primitieve nummers krijgen allemaal een luistervriendelijke make over en de Dave & Deke Combo duozang zit nog steeds in bijvoorbeeld Leave That Junk Alone (een trage Sun demo van Johnny Cash solo op zijn akoestische gitaar, The Same Old Shoes maken er een volbloed rocker van), de countrybilly Good Gosh Gal (Phil Beasley & Charley Brown with the Rhythm Country Boys) en de springerige rockabilly Hold Me Tight net iets minder snel als Tennessee Jim McDonald. Daarnaast bevat dit album elementen uit zowel twangy country boogie als sixties rock 'n' roll, er zit veel vibrato op de gitaar, alles is strak, bevat een energieke drive en is zo goed gerodeerd dat zelfs hun versie van Ray Campi's How Low Can You Feel de moeite van het beluisteren waard is, so what's not to like? Je zou hoogstens kunnen zeggen dat tien songs misschien een beetje weinig is, maar ze zijn van de eerste tot de laatste allemaal goed tot uitstekend en dat is veel waard. Turn Out The Lights is momenteel enkel uit als LP op Bullseye, de vinyl afdeling van het Spaanse rock 'n' roll label El Toro. Eerder verschenen de oorwurm bopper Gonna Go Bop met een op Johnny Powers geënte gitaar intro (het enige eigen nummer) en Stella Got A Fella op vinyl single (ET-15.179). Info: www.eltororecords.com and www.facebook.com/TheSameOldShoes (Frantic Franky)
Third album from this Italian rockabilly quartet founded in 2010 with a new double bass player in comparison with their previous outing, 2018's Let's Go Mess Around (ETCD 6099), Mattia Montesi who also plays in Italian hillbilly band The RattleStrings. Apart from this the motto seems to have been "never change a winning horse" because like the two other albums this was recorded at the analogue L'Amor Mio Non Muore recording studio in their hometown of Forli. One difference: the new album contains far fewer of their own songs, more specifically only one, the remaining nine tracks all being covers of among others I Got A Hole In My Pocket (about the only rockabilly song Little Jimmy Dickens ever recorded), the slightly fantastic sixties truckin' Black Smoke And Blue Tears (Clyde Arnold), Narvel Felts' cha cha billy Kiss-A-Me Baby, the injun bopper Bopping Wig Wam Willie (Ray Scott) and Stella Got A Fella (The Fireflies). These originally often somewhat primitive songs are all given a listener-friendly makeover, with the Dave & Deke Combo duo vocals still present in for instance Leave That Junk Alone (a slow Sun demo of Johnny Cash all alone on his acoustic guitar, The Same Old Shoes turn it into a full-blooded rocker), the countrybilly Good Gosh Gal (Phil Beasley & Charley Brown with the Rhythm Country Boys) and the bouncy rockabilly Hold Me Tight just a little bit slower than Tennessee Jim McDonald. The album also contains elements of both twangy country boogie and sixties rock 'n' roll, there's a lot of vibrato on the guitar, everything is very tight, contains an energetic drive and is so well executed that even their version of Ray Campi's How Low Can You Feel is worthwile, so what's not to like? At the most one could say that ten songs might not be enough, but they're all good to excellent which is worth a lot. Turn Out The Lights is currently only available as an LP on Bullseye, the vinyl division of Spanish rock 'n' roll label El Toro. A couple of months ago the earworm bopper Gonna Go Bop with its Johnny Powers-inspired guitar intro (the only selfpenned song) and Stella Got A Fella were released on vinyl single (ET-15,179). Info: www.eltororecords.com and www.facebook.com/TheSameOldShoes (Frantic Franky) |
CD Recensies
HEY
DJ/ RUSTI STEEL & THE STAR TONES
Tjonge, zanger-gitarist-steelgitarist-pianist Paul Crosby alias Rusti Steel is ook al lang bezig, zeg: ik kocht mijn eerste Rusti Steel & the Tin Tax LP, More Dollars Than Cents, in 1989! Deze Hey DJ, zijn eerste album sinds Don't Take The Rhythm From The Blues (WSRC112) uit 2017, is intussen het vijfde Rusti Steel & the Star Tones album op Western Star (er zat ook een vinyl EP tussen) en er is ook een Embassy album op Foot Tapping. Verrassingen moet u dus niet meer verwachten: dit is kwaliteit met piano en uiteraard veel steelgitaar, maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het allemaal een beetje lichtgewicht en vrijblijvend is, ook al omdat de sound naar mijn smaak wat soft is, iets softer dan die Don't Take The Rhythm From The Blues, terwijl ik persoonlijk liever een wat meer heavy rock 'n' roll geluid hoor. Dat mag evenwel nooit meespelen in een recensie, want een recensie moet gaan over de kwaliteit of het ontbreken daarvan, niet over persoonlijke smaak. Kwaliteit heeft Steel zeker in huis, anders blijf je geen drie decennia bezig. Dit album is evenmin alleen maar hillbilly zoals je redelijkerwijs zou kunnen vermoeden, want stilistische variatie is troef bij een rootsmuziek veteraan als Rusti Steel. Opener You Move Me is wat uptempo bluesy, het duistere A Dog Named Rhythm met How Low Can You Feel-gewijs stampen met de voetjes en Let’s Rock (C’Mon & Roll) met steel zijn rauw gezongen bluesbop maar opnieuw in light versie zonder open te barsten als een overrijpe etterbuil. Titeltrack Hey DJ gaat richting vroege Bill Haley beat maar dan met steel, met Wise In Their Own Eyes staat er klassieke rockabilly op het menu, en Dance Baby Dance is een stroll tempo. Rusti Steel laat zien van alle markten thuis te zijn met de rechtdoor piano rocker I'm A Rocker, I Like It Like That is vroege fifties country boogie in het spoor van Hank Williams gelardeerd met Ray Campi riedeltjes, To Say The Least bevat jazzy gitaarlicks, en het door contrabassist Stewart Dale gezongen Sweet Ruby is met zijn Beatles-esque mondharmonica wat poppy maar niettemin - of misschien juist daardoor - een van de apartste nummers. Nog zo'n buitenbeentje en daarmee opnieuw een van de betere songs is I Lost My Cool met een belangrijke rol weggelegd voor de akoestische gitaar die de melodie leidt. Ach, laten we mild zijn: de zon schijnt, het leven is goed, mijn madame is mooi en het hoeft niet altijd van dat zware gebonk te zijn. Op zich is hier zeker niks mis mee voor wie Rusti Steel's soms vreemd vibrerende stem naar waarde weet te schatten. Met Hey DJ bewijst hij eens te meer dat ie alle rockende roots stijlen onder de knie heeft, en het album groeit naarmate je het vaker beluistert en is dus zeker niet alleen bestemd voor de fans. Ook uit op LP (WSRC LP1203l) maar die heeft één track minder want I Like It Like That staat er niet op. Info: www.facebook.com/rusti.steel and www.western-star.co.uk (Frantic Franky)
Wow, singer-guitarist-steel guitarist-pumpin' piano player Paul Crosby aka Rusti Steel has sure been around for a long time: I bought my first Rusti Steel & the Tin Tax LP, More Dollars Than Cents, in 1989! Hey DJ, his first album since 2017's Don't Take The Rhythm From The Blues (WSRC112), is the fifth Rusti Steel & the Star Tones album on Western Star (in between Alan Wilson also released a Rusti Steel vinyl EP) and there is also an Embassy album on Foot Tapping. Don't expect any surprises: this is a quality release with piano and of course a lot of steel guitar, but I can't get rid of the impression that it's a little bit lightweight and non-committal, because for my taste the sound is a bit softer than Don't Take The Rhythm From The Blues for example, while I personally prefer a more heavy rock 'n' roll sound. Of course that should never factor into a review, as a review is supposed to be about the quality or the lack thereof, and not about personal taste. Rusti Steel most certainly displays a lot of quality, otherwise you don't last for three decades. Nor is this album only hillbilly as one might expect, for as a veteran perfomer Rusti Steel masters all stylistic variety inherent in rockin' roots music. Opening track You Move Me is a bit uptempo bluesy, the dark A Dog Named Rhythm with the feet stomping to a How Low Can You Feel beat and Let's Rock (C'Mon & Roll) with steel are raucously sung blues bop but again in a light version without bursting open like an overripe zit. Title track Hey DJ is early Bill Haley beat but with steel, with Wise In Their Own Eyes there's classic rockabilly on the menu, and Dance Baby Dance has a stroll tempo. Rusti Steel shows he's a jack of all trades with the straight ahead piano rocker I'm A Rocker, I Like It Like That is early fifties country boogie in the footsteps of Hank Williams enlivened with Ray Campi riffs, To Say The Least features jazzy guitar licks, and Sweet Ruby sung by double bass player Stewart Dale is a bit poppy with its Beatles-esque harmonica but nonetheless - or maybe precisely because of that - one of the most distinctive songs here. Another offbeat and therefore one of the best songs as well is I Lost My Cool with an important role for the acoustic guitar playing the melody. Let's be mild: the sun is shining, life is good, my gal looks stunning and it doesn't always have to be that loud rockabilly stomp. There is absolutely nothing wrong here if you appreciate Rusti Steel's sometimes strangely vibrating voice. Once again he proves he's a master of all rockin' roots styles, and the album grows on you the more you listen to it, so it's most certainly not only for the fans. Also out on vinyl (WSRC LP1203l) but with one track less as I Like It Like That is not on the LP version. Info: www.facebook.com/rusti.steel and www.western-star.co.uk (Frantic Franky) |
TROPICAL
BREAKDOWN/ PIERRE OMER’S SWING REVUE
Tweede
album van Pierre Omer's Swing Revue en daarmee de opvolger van hun
vorig jaar heruitgebrachte debuut (VRCD96) Swing Cremona uit 2016.
Wie? Pierre Omer’s Swing Revue, een van de vele solo projecten
van Pierre Omer, gitarist-accordeonist van The Dead Brothers (CH)
die in Pierre Omer's Swing Revue swing jazz combineert met lounge,
exotica en southern gothic. Zoals alles wat op het Zwitserse garage
label Voodoo Rhythm verschijnt is er een hoek af, maar naar Voodoo
Rhythm normen is dit kwartet (zang, gitaar, drums, trompet, piano)
verbazingwekkend niet-trashy. Er zit nog steeds veel oosterse sfeer,
Oost-Europese melodieën en een streep St. James Infirmary in
(Give Me The Groove), maar nog meer dan Swing Cremona klinkt Tropical
Breakdown radiovriendelijk en echoot het album pop en alternatieve
muziek in nummers als de titeltrack en It Doesn't Sound (The Way It
Should). Opener Atomic Swing mengt die gypsy gitaarswing met de melodieën
van Frans chanson (moest de mondharmonica een accordeon geweest zijn),
in het in het Duits gezongen Lanen zit Weimar cabaret, L'Amour A La
Plage is een cover van een nummer uit 1986 van het Franse synthpop
duo Niagara, en Just One Kiss (cover van een nummer van The Cure)
doet me denken aan de popsongs van Madness. Zeg niet dat we u niet
gewaarschuwd hebben! Ook uit op LP + gratis download, bestelnummer
VR12133, verdeling in de Benelux via www.sonic.nl.
Second album from Pierre Omer's Swing Revue and the follow-up to their 2016 debut (VRCD96) Swing Cremona, re-released last year. Who? Pierre Omer's Swing Revue, one of the many solo projects of Pierre Omer, guitarist-accordionist of The Dead Brothers (CH) who in Pierre Omer's Swing Revue combines swing jazz with lounge, exotica and southern gothic. Like everything that appears on Swiss garage label Voodoo Rhythm it's off-beat and out of the mainstream, but by Voodoo Rhythm standards this quartet (vocals, guitar, drums, trumpet, piano) is surprisingly non-trashy. There's still plenty of eastern moods, East-European melodies and a dash of St. James Infirmary to be found in there (Give Me The Groove), but Tropical Breakdown sounds even more radio-friendly than Swing Cremona, echoing pop and alternative music in songs like the title track and It Doesn't Sound (The Way It Should). Opener Atomic Swing mixes their gypsy guitar swing with the melody lines of French chanson (should the harmonica have been an accordion), there's Weimar cabaret in the German language song Lanen, L'Amour A La Plage is a cover of a 1986 song by French synthpop duo Niagara, and Just One Kiss (cover of a song by The Cure) reminds me of Madness' pop songs. Don't say we didn't warn you! Also out on LP + free download as VR12133, UK distribution via Shellshock, USA distribution via Cobraside. Info: www.voodoorhythm.com and www.pierreomer.com (Frantic Franky) |
1 november 2023
DYNAMITE:
THE BRITS ARE ROCKING Vol. 10/ CLIFF RICHARD
Nummer
10 in Bear Family's The Brits Are Rocking reeks (volume 9 is nog niet
uit!) is gewijd aan de zanger die door Rik Mayall in 1986 toen hij
samen met de cast van de komische TV reeks The Young Ones én
met Cliff Richard zelf een nieuwe versie van Living Doll opnam "the
total and utter king of rock 'n' roll" werd genoemd, Cliff Richard,
de man die in 2023 nog steeds zingt, wat ie wellicht nooit had durven
dromen toen hij in 1958 zijn eerste single opnam. En het strafste
is dan geeneens dat ie op zijn 83ste nog steeds zingt maar wel dat
ie die hele lange tijd succesvol is gebleven. De cijfers in deze zijn
overweldigend: Cliff Richard is de enige artiest die in de Top 5 van
de Britse album charts stond in - hou u vast - acht verschillende
decennia! En nu mag u van Sir Cliff of Richard OBE (in 1995 werd hij
als eerste Britse rock artiest tot ridder geslagen) denken wat u wilt
of hem een pathetische parodie van zichzelf vinden die nu toch eens
dringend moet stoppen, maar feit is dat ie eind jaren '50 begin jaren
'60 de populairste en meest succesvolle Britse rock 'n' roll zanger
was - ik zeg bewust niet de beste, want dat is een gegeven dat moeilijk
neutraal te bewijzen is maar alles met smaak te maken heeft. Feit
is ook dat nummers als Dynamite, Nine Times Out Of Ten, We Say Yeah,
My Feet Hit The Ground, I Cannot Find A True Love, Choppin' 'n' Changin',
High Class Baby en uiteraard Move It, de eerste Britse rock 'n' roll
single met een eigen rock 'n' roll geluid dat niet gekopieerd was
van de Amerikaanse voorbeelden, absoluut topklasse zijn. En zo heeft
ie er veel, wij leggen bijvoorbeeld nog steeds graag zijn dubbel LP
The Definitive Rock & Roll Album uit 1989 op, of als we veel tijd
hebben of een lange rit voor de boeg zijn 4 CD box The Rock 'n' Roll
Years 1958-1963 uit 2010. In tegenstelling tot die doos staan op deze
Bear Family geen zeldzame rariteiten, maar wel 34 klassieke Cliff
cuts 1958-1961 bijna tachtig minuten rink aan elkaar, met die wat
brutale maar vooral jeugdig enthousiaste zang boordevol zelfvertrouwen
en begeleid door de enige echte Shadows die toen nog Bruce Welch,
Jet Harris en Tony Meehan waren met de messcherpe gitaar van Hank
Marvin op kop. En dat zijn, zo is het devies van deze reeks, alle
rockers van Cliff Richard, waarmee ze bedoelen dat Livin' Lovin' Doll
er wel op staat en Living Doll niet, snappie? Én Never Mind,
én Tough Enough en nog meer elektrisch geladen nummers. Dat
neemt niet weg dat de CD toch een aantal rustige, bravere nummers
bevat als Please Don't Tease, Apron Strings, Gee Whiz It's You, Mad
About You, The Snake And The Bookworm en Got A Funny Feeling waarin
het rock 'n' roll keurslijf al danig werd ingesnoerd. Knappe nummers
hoor, daar niet van, zeker omdat ook hier de onnavolgbare Shadows
de dienst uitmaakten, en soms moody zoals No Turning Back en She's
Gone, doch net iets minder stevig dan Mean Streak.
Number 10 in Bear Family's The Brits Are Rocking series (volume 9 is not out yet) is dedicated to the singer whom Rik Mayall in 1986 described as "the total and utter king of rock 'n' roll" when he recorded a new version of Living Doll with the cast of comedy TV series The Young Ones ànd with Cliff Richard himself, the artist who is still singing in 2023, something he probably never could have imagined when he recorded his first 45 in 1958. The most striking thing is not even that he is still singing at the age of 83, but that he managed to stay successful all this time. The numbers are overwhelming: Cliff Richard is the only artist who made the Top 5 of the British album charts in - hang on - eight different decades! Now you may think whatever you like about Sir Cliff of Richard OBE (in 1995 he was the first British rock artist to be knighted) or consider him a pathetic parody of himself who by now urgently needs to stop, but the fact remains that in the late 1950s and early 1960s he was the most popular and successful British rock 'n' roll singer - I deliberately won't say he was the best, for that's a fact which is hard to prove but has everything to do with personal taste. It's also a fact that songs like Dynamite, Nine Times Out Of Ten, We Say Yeah, My Feet Hit The Ground, I I Cannot Find A True Love, Choppin' 'n' Changin', High Class Baby and of course Move It, the very first British rock 'n' roll 45 with a unique original sound as opposed to being copied from the American examples, are absolutely top notch. And because he has many songs like this we still enjoy playing his 1989 double LP The Definitive Rock & Roll Album for instance, or if we have a lot of time or a long drive ahead his 2010 4 CD box The Rock 'n' Roll Years 1958-1963. Unlike that box this Bear Family CD does not contain any rarities, but it does feature 34 classic Cliff cuts 1958-1961 or almost eighty minutes of his somewhat brash but mostly youthfully enthusiastic voice brimming with confidence to the accompaniment of the one and only Shadows who at that time were Bruce Welch, Jet Harris and Tony Meehan with Hank Marvin's razor sharp guitar up front. This series focusses on uptempo rock 'n' roll which mean that Living Doll is not on here while Livin' Lovin' Doll is, get it? As well as Never Mind and Tough Enough and a lot more truly electrifying songs. Yet the CD also contains several calmer, more relaxed songs such as Please Don't Tease, Apron Strings, Gee Whiz It's You, Mad About You, The Snake And The Bookworm and Got A Funny Feeling in which the rock 'n' roll was already restrained. Nevertheless these are still great tunes, especially since the inimitable Shadows were calling the shots here too, a couple of them moody like No Turning Back and She's Gone, but in general just a bit less mean than Mean Streak. As usual in those days Cliff Richard also recorded a lot of covers, but without a doubt his (or given the presence of The Shadows, their) versions of Forty Days, Do You Wanna Dance, What'd I Say, Twenty Flight Rock and the Bo Diddley beat of Mumblin' Mosie (Johnny Otis) are at the least okay and often way more than okay: Mean Woman Blues with the guitar woven throughout becomes a prima de luxe jiver, and Blue Suede Shoes sounds very fresh. Six songs were picked from Cliff Richard's debut LP recorded live in front of a studio audience and these are the covers Whole Lotta Shaking Goin' On, Ready Teddy, Down The Line, Baby I Don't Care, My Babe and their own own Don't Bug Me Baby. The intros and endings of those songs are neatly hidden, but the artificial audiende screaming continues to bother me. All tracks were recorded under the watchful eye and ear of producer Norrie Paramor, someone who was obviously at the cutting edge of rock 'n' roll even though in addition to being a producer he was also an orchestral conductor and film composer, but above all a craftsman who excelled at everything he did. Let's face it: if you always hesitated to buy a Cliff Richard CD because you don't like Summer Holiday, this is the time to change your mind: the hi fi sound is excellent and the CD comes with a 40 page booklet. And now we're of course curious to find out who will be volume 9 in the series. Info: www.bear-family.com en www.cliffrichard.org (Frantic Franky) |
CRAZY
CRAZY PARTY/ JESSE STONE
Na CD’s gewijd aan Jerry Leiber & Mike Stoller, Willie Dixon, Bo Diddley en Lincoln Chase richt Koko Mojo's Songwriter Series de spot op Jesse Stone alias Charles Calhoun die luidens de hoesnota’s meer dan 1.000 writing en arranging credits op zijn naam heeft staan. Feit is dat hij enkele van de allerbeste en allerbekendste rock 'n' roll songs schreef waarvan Shake Rattle And Roll, Flip Flop And Fly en Money Honey slechts het topje van de ijsberg zijn. Deze CD bevat er dertig uit de periode 1947-1962, uitgekozen door DJ Mark Armstrong. Vier daarvan zijn uitgevoerd door Jesse Stone zelf, waarvan twee onder de naam Charles/Charlie Calhoun, en dat zijn het uptempo strollende en vaak gecoverde Smack Dab In The Middle en de vlotte rocker Jamboree met op sympathieke backing vocals The Four Students die later The Cues werden. De twee nummers opgenomen en uitgebracht als Jesse Stone zijn de beschaafde zwarte big band swinger Get It While You Can uit 1947 en de geinige pop rock 'n' roll sax instrumental Tall And Short uit 1958 met Stone op gitaar. Die Tall And Short lijkt muzikaal heel erg op de poprocker Why Can't We Get Along gezongen door Al Jones, de broer van Billie Jean Jones, weduwe van Hank Williams én van Johnny Horton. Een onderkoelde rocker van Al Jones, de enige blanke artiest op de CD, is Mad Mad World hier. Maar laten we beginnen bij het begin en dat is op deze chronologische CD na Get It While You Can uit 1947 The Jumpin' Jack van het orkest van Lucky Millinder uit 1950 met Big John Greer achter de microfoon. Ook hier geldt: de betere big band swing jive, in een soort hucklebuck dansje. Stone kwam eigenlijk uit de jazz, maakte zijn eerste plaat al in 1927, en slaagde er moeiteloos in die jazz en big band muziek te vertalen naar de opkomende jump blues en van daaruit in één vlotte beweging naar de rock 'n' roll. In 1954 was het raak met Shake Rattle And Roll, hier te horen in de originele uitvoering van Big Joe Turner vóór Bill Haley de hit wegkaapte. Turner komt nog twee keer langs met de gelijkaardige nummers Flip Flop And Fly (opnieuw de allereerste versie) en Lipstick Powder And Paint, in 1985 een revival hit voor Shakin' Stevens. De blauwdruk van Shake Rattle And Roll horen we in wel meer nummers terugkomen, bijvoorbeeld in een upgedate versie met een orgeltje in 1960 als Silk Satin And Lace van Ray Scott. Van Money Honey horen we een knappe acapella versie uit 1954 van The Eagle-Aires. Evenmin onbekend: Your Cash Ain't Nothin' But Trash van The Clovers, Ruth Brown's onweerstaanbare jiver As Long As I'm Moving, en als dat nummer onweerstaanbaar is dan is Why van The Cues de ultiéme jiver, met hun Crazy Crazy Party in foto finish als tweede. Minder bekend maar daarom niet minder bemind zijn het uptempo strollende Bip Bam van The Drifters in 1953 onder aanvoering van Clyde McPhatter terwijl een voor de helft andere Drifters bezetting onder leiding van Johnny Moore drie jaar later verantwoordelijk was voor het opgewekte I Gotta Get Myself A Woman. Een derde Drifters bezetting, nu met Bobby Hendricks op lead, brengt het jivende On Bended Knee dat evenwel verscheen onder de groepsnaam The Flyers. En zo staan er hier dertig op van voorts onder meer The Du Droppers (Dead Broke), LaVern Baker (You Better Stop), meidengroep The Cookies die in My Lover klinken als een rock 'n' roll versie van The Andrews Sisters, jump blues zanger Jimmy Witherspoon met All Right Miss Moore (alwèèr zo'n gezellige rocker waarop Jesse Stone het patent leek te hebben), Billy Williams voor wiens song Lucy Lou onze vriend Jesse Stone gewoon het melodietje van Broeder Jacob gebruikte, Walter Spriggs alias de reeds vermelde Ray Scott wiens popcorn noir I Pawned Everything Sixteen Tons echoot, en Buddy Wilkins die in Private Eye nog meer popcorn serveert, dit keer in een oosterse exotica setting. Samen met deze CD die erg leuk is voor wie al eens graag een dansje plaçeert verscheen op Koko Mojo de KM-CD-178 Spotlight On Jesse Stone: The Stomp met dertig tracks die Stone's rol achter de studioschermen als producer, arrangeur, orkestleider en studiomuzikant belicht. Jesse Stone overleed in 1999 op 97-jarige leeftijd. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
After CD’s dedicated to Jerry Leiber & Mike Stoller, Willie Dixon, Bo Diddley and Lincoln Chase, Koko Mojo's Songwriter Series turns the spotlight on Jesse Stone aka Charles Calhoun who according to the liner notes has over 1.000 writing and arranging credits to his name. Stone wrote some of the very best and most famous rock 'n' roll songs of which Shake Rattle And Roll, Flip Flop And Fly and Money Honey are just the tip of the iceberg. This CD contains thirty of his songs from the period 1947-1962 selected by DJ Mark Armstrong. Four of those are performed by Jesse Stone himself on two of which he used the name Charles/Charlie Calhoun, the uptempo strolling and oft-covered Smack Dab In The Middle and the smooth rocker Jamboree featuring on sympathetic backing vocals The Four Students who later became The Cues. The two songs recorded and released as Jesse Stone are the civilised 1947 black big band swinger Get It While You Can and the fun pop 1958 rock 'n' roll sax instrumental Tall And Short with Stone on guitar. Musically Tall And Short is very similar to the pop rocker Why Can't We Get Along sung by Al Jones, the brother of Billie Jean Jones, widow of Hank Williams as well as of Johnny Horton and the only white artist on the CD which also includes a cool Al Jones rocker titled Mad Mad World. But let's start at the beginning and on this chronological CD after Get It While You Can from 1947 the beginning is The Jumpin' Jack by Lucky Millinder's orchestra from 1950 with Big John Greer behind the microphone. This is again the better big band swing jive in a kind of hucklebuck dance. Stone started out in jazz music, made his first recordings way back in 1927 and effortlessly managed to translate jazz and big band music into the emerging jump blues and from there on in one smooth move into rock 'n' roll. In 1954 he hit pay dirt with Shake Rattle And Roll, heard here in Big Joe Turner's original version before Bill Haley scored the hit. We hear Big Joe Turner two more times with the similar sounding Flip Flop And Fly (again the original recording) and Lipstick Powder And Paint which in 1985 became a revival hit for Shakin' Stevens. The Shake Rattle And Roll blueprint can be heard in more songs, for example in an updated version with organ in 1960 as Ray Scott's Silk Satin And Lace. Money Honey is featured in a beautiful acapella version from 1954 by The Eagle-Aires. Other songs you're probably familiar with are The Clovers' Your Cash Ain't Nothin' But Trash, Ruth Brown's irresistible jiver As Long As I'm Moving, and if As Long As I'm Moving is irresistible then The Cues' Why is the ultimate jiver with their Crazy Crazy Party in a photo finish second place. Less known but no less loved are the uptempo strolling Bip Bam by The Drifters in 1953 led by Clyde McPhatter, while a half different Drifters line-up led by Johnny Moore was responsible for the upbeat I Gotta Get Myself A Woman three years later. A third Drifters line-up, this time with Bobby Hendricks on lead, released the jiving On Bended Knee which however appeared as by The Flyers. In all there's thirty of those tunes on here starring among others The Du Droppers (Dead Broke), LaVern Baker (You Better Stop), girl group The Cookies who sound like a rock 'n' roll version of The Andrews Sisters in My Lover, jump blues singer Jimmy Witherspoon with All Right Miss Moore (yet another cosy rocker of the type Jesse Stone seemed to have patented), Billy Williams (Lucy Lou for which Jesse Stone simply borrowed the melody of the French nursery rhyme Frere Jacques), Walter Spriggs aka the aforementioned Ray Scott whose popcorn noir I Pawned Everything echoes Sixteen Tons, and Buddy Wilkins who serves up even more popcorn in Private Eye, this time in an oriental exotica setting. Together with this CD aimed at the jiving crowd Koko Mojo simultaneously released KM-CD-178 Spotlight On Jesse Stone: The Stomp with another thirty tracks highlighting Stone's role behind the studio curtains as producer, arranger, orchestra leader and studio musician. Jesse Stone passed away in 1999 at the age of 97. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
SPOTLIGHT
ON JESSE STONE - THE STOMP
De Koko Mojo KM-CD-174 Crazy Crazy Party van Jesse Stone bevat dertig
tracks gecomponeerd door Jesse Stone, deze gerelateerde CD belicht
Stone's rol achter de studioschermen als producer, arrangeur, orkestleider
en studiomuzikant middels opnieuw 30 tracks uitgekozen door samensteller
Mark Armstrong. 14 nummers werden gecomponeerd door Jesse Stone, bij
de andere leidde hij in de studio de opnames, en acht tracks zijn
Atlantic opnames. The Stomp start met de wekker die afloopt in de
Alarm Clock Boogie van Odelle Turner uit 1952 begeleid door het orkest
van Jesse Stone en we zijn meteen klaarwakker want dit nummer uit
1952 nodigt onmiddellijk uit tot in het zweet dansen. Nog meer zich
uit de naad swingende blazers horen we in de instrumental Runaway
in 1954 uitgebracht onder de naam Jesse Stone & his Band, maar
nu dienen die toeters als achtergrond voor de elektrische rhythm 'n'
blues van een onbekend gebleven gitarist. Mickey Baker? Wie al is
uitgerust van de Alarm Clock Boogie mag terug de dansvloer op voor
de jiver (I Don't Know) Why The Car Won't Go gezongen door Charlie
Calhoun en dat was een pseudoniem van Jesse Stone. De door Calhoun
gezongen Otis Blackwell alias John Davenport compositie My Pidgeon's
Gone is bekender in de versie van The Five Keys, maar Calhoun's opname
is ouder. Het is helemaal op de extra large maat van Big Joe Turner
geschreven en had evengoed van de hand van Jesse Stone kunnen zijn
want die bedacht verschillende nummers voor Turner, Shake Rattle And
Roll op kop. Dat staat niet op deze CD, of toch niet in Turner's originele
versie. Als het over jive gaat was er geen tweede van het kaliber
Big Joe Turner wiens Hide And Seek uit 1955 begeleid door de band
onder leiding van Jesse Stone alweer perfect dansvloervoer is, wat
evenzeer geldt voor Well All Right (beide met Stone ook op piano)
en in een muzikaal meer op het keurslijf van de teen rock ingesnoerd
Teen Age Letter. Nog zo eentje verdund met een achtergrondkoortje
is Oo-Whee Good Gosh A-Mighty van Jimmy Breedlove dat net als Roy
Hamilton's uptempo Crazy Feelin' en diens medium tempo teen rocker
A Great Romance elementen van popcorn en popcorn noir bevat. Over
popcorn gesproken: Crawfish, bekend van Elvis uit de film King Creole,
krijgt hier een instrumentale exotica sax uitvoering door The Stone
Crushers, ook weer onder leiding van Jesse Stone, en zelfs die goeie
oude Clovers maken popcorn van de standaard That Old Black Magic.
Iets helemaal anders is Ease The Pain, een combinatie van medium tempo
teen rock, bongo’s en Hawaiiaanse steel gitaar gezongen door
Chuck Willis met het orkest van Jesse Stone in touw. Nog meer nummers
geruggesteund door studiobands onder de directie van Jesse Stone zijn
LaVern Baker's Bumble Bee, The Metronomes' uptempo doo-wopper I'm
Gonna Get Me A Girl Somehow, Candy Reed's popcorn noir Give Me Love
en Al Gardner's titeltrack The Stomp, teen rock die een dansje in
de stijl van de twist introduceert. Whereas Koko Mojo's
Jesse Stone KM-CD-174 Crazy Crazy Party contains thirty Jesse Stone
compositions, this related CD highlights Stone's role behind the studio
scenes as producer, arranger, orchestra leader and studio musician
with another 30 tracks picked out by compiler Mark Armstrong. 14 tracks
were composed by Jesse Stone, on the others he was in charge of the
recordings, eight tracks being Atlantic recordings. The Stomp starts
with an alarm clock ringing in Odelle Turner's Alarm Clock Boogie
accompanied by Jesse Stone's orchestra and this 1952 song instantly
awakes us, inviting us to whip up a sweaty frenzy on the dancefloor.
There's more charging horns in the 1954 instrumental Runaway released
under the name Jesse Stone & his Band, but here the brass serve
as the backdrop for the electric rhythm 'n' blues of an unknown guitarist.
Mickey Baker? When recovered from the Alarm Clock Boogie it's safe
to return to the dancefloor for the jiver (I Don't Know) Why The Car
Won't Go sung by Charlie Calhoun, a pseudonym of Jesse Stone. The
Otis Blackwell aka John Davenport composition My Pidgeon's Gone sung
by Calhoun is better known in The Five Keys' version, but Calhoun's
recording is older. The song sounds like it was tailor written to
fit Big Joe Turner's XL beat and could just as well have been written
by Jesse Stone who came up with several songs for Big Joe Turner,
most importantly Shake Rattle And Roll. That's not on this CD, at
least not in Turner's original version. When it came to jive nobody
could match Big Joe Turner whose 1955 Hide And Seek accompanied by
a Jesse Stone led band is again perfect for the dancefloor, which
is also true of Well All Right (both songs feature Jesse Stone sitting
in on piano) and in a musically more teen rock oriented sound of Teen
Age Letter. Another tune diluted with a background chorus is Jimmy
Breedlove's Oo-Whee Good Gosh A-Mighty which like Roy Hamilton's uptempo
Crazy Feelin' and his medium tempo teen rocker A Great Romance contains
elements of popcorn and popcorn noir. Speaking of popcorn: Crawfish,
the song Elvis sang in the film King Creole, gets an instrumental
exotica sax treatment from The Stone Crushers, again led by Jesse
Stone, while the good old Clovers turn the old standard That Old Black
Magic into popcorn. Something completely different is Ease The Pain,
a combination of medium tempo teen rock, bongos and Hawaiian steel
guitar sung by Chuck Willis with Jesse Stone's orchestra in tow. Other
songs backed by studio bands under Jesse Stone's direction include
LaVern Baker's Bumble Bee, The Metronomes' uptempo doo-wopper I'm
Gonna Get Me A Girl Somehow, Candy Reed's popcorn noir Give Me Love
and Al Gardner's title track The Stomp, teen rock introducing a twist
style dance. |
THE
TRAVELIN' BLUES BOY/ GARY WILLIAMS
Wie?
Nooit van gehoord, en da's vreemd als je zo'n mooie, typische hillbilly
foto op de hoes hebt staan. Bij beluistering stel ik vast dat ik drie
nummers al eerder heb gehoord, met name titeltrack Travelin' Blues
Boy die in 1981 al op de LP MGM Rockabilly Collection Volume 2 stond.
Walla Walla State Prison stond recent op Bear Family's Destination
Jail en op een van de Twisted Tales Of The Vinyl Wasteland albums,
net als Manhunt. Maar wie is nu die Gary Williams die in het CD booklet
op de foto prijkt met Hank Snow en Rose Lee Maphis? Het mooie aan
Bear Family is dat dik CD booklet dat er steevast bijsteekt waarmee
je in een notendop alles over de artiest te weten komt. Het booklet
van 38 pagina’s van deze CD is geschreven door Deke Dickerson
die vóór Williams' overlijden nadat hij op 82-jarige
leeftijd in 2018 werd aangereden door de auto nog met hem gesproken
heeft, en Dickerson beschrijft Williams als een knettergek artiest
die door zijn onvoorspelbaarheid misschien wel zijn eigen grootste
vijand was. Na lezing van dat booklet concludeer ik dat knettergek
misschien overdreven is, maar dat Williams in elk geval sociaal onaangepast
of beter gezegd niet in staat was om te gaan met de wereld rondom
hem. Dat vertaalt zich evenwel niet in zijn muziek die zeer mooi,
melancholisch en erg toegankelijk is. Het feit dat hij nooit een hit
scoorde moet dan ook worden toegeschreven aan een combinatie van factoren
waarin zijn chaotische persoonlijkheid allicht een rol heeft gespeeld.
Soit, dat kan u allemaal nalezen in het booklet en zelf beoordelen.
Wij die ons niet wagen aan amateurpsychologie concentreren ons hier
op de muzikale inhoud.
Who? I never heard
of Gary Williams, which is kinda odd with such a beautiful typical
hillbilly picture on the sleeve. Upon listening I found out that I
knew three songs, starting with the title track Travelin' Blues Boy
which was already on the 1981 LP MGM Rockabilly Collection Volume
2. Walla Walla State Prison turned up recently on Bear Family's Destination
Jail CD and on one of the Twisted Tales Of The Vinyl Wasteland albums,
a series on which you also find Williams' Manhunt. So who is Gary
Williams, who as evidenced by the enclosed CD booklet managed to get
himself on photos with Hank Snow and Rose Lee Maphis? The great thing
about Bear Family Records is the thick booklet they always include
in their CD’s which tells you everything you need to know about
the artist in a nutshell. This CD's 38 page booklet was written by
Deke Dickerson who spoke with Williams before he passed away in 2018
at the age of 82 after being hit by a car, and Dickerson describes
Williams as "a first class nut and a real weirdo" whose
unpredictability made him perhaps his own worst enemy. After reading
the booklet I conclude that "nut" may be an exaggeration
but the least you can say is that Gary Williams was maladjusted, or
rather unable to cope with the world around him. This however did
not transpire into his music, which is very beautiful, melancholic
and accessible. The fact that he never scored a hit should therefore
be attributed to a combination of factors in which his chaotic personality
probably played some part. Be that as it may, you can read all about
it the booklet and judge for yourself. We who do not dabble in amateur
psychology shall concentrate on the musical content. |
Vinyl Recensie
25 oktober 2023
PILLS
& POWDER/ HADACOL TREMBLERS
Hadacol
Tremblers zijn een western swing kwartet uit Antwerpen en Gent onder
leiding van zanger-gitarist Steven Hollanders, geen Hollander maar
een Belg die ik voor het eerst aan het werk zag eind jaren '90 in
de Nederlandse cajun groep The Acadian Ramblers maar ook bijvoorbeeld
rockabilly trio The Motel Men voorzat, en anno nu ook in Truck Stop
Cutie speelt. De groep brengt in eigen beheer hun debuut uit op LP
en via alle streaming diensten. Géén CD! Nu zijn de
termen "western swing" en "kwartet" enigszins
contradictorisch, want bij western swing denken onze rockabilly hersenen
aan grote orkesten als die van Bob Wills die een autobus nodig hadden
om de hele band van het ene optreden naar het andere te rijden. De
muziek van Hadacol Tremblers graaft evenwel dieper naar de wortels
van de western swing zoals die ontstond in het Texas van de jaren
’20 wanneer volkse oldtime fiddle muziek zich vermengde met
dixieland, swing en blues, muziek zoals je die terugvindt op stapels
western swing platen. Een vergeten hoofdstuk uit de rijke Amerikaanse
muziekgeschiedenis? Niet als het aan Hadacol Tremblers ligt!
Hadacol Tremblers are
a western swing quartet from Antwerp and Ghent (B) led by singer-guitarist
Steven Hollanders, not from Holland but a Belgian who I first saw
playing in Dutch cajun band The Acadian Ramblers in the late 1990s.
He led rockabilly trio The Motel Men, and nowadays also plays in Truck
Stop Cutie. The band has just released their self-produced debut on
LP and via all streaming services. No CD! Now "western swing"
and "quartet" are somewhat contradictory, because when we
think of western swing our rockabilly brains think of big orchestras
like Bob Wills' Texas Playboys who needed a bus to drive the whole
band from one gig to the next. The music of Hadacol Tremblers digs
however deeper into the roots of western swing back when the genre
was born in Texas in the 1920s Texas old-time fiddle folk music blended
with dixieland, swing and blues creating the music you can hear on
countless western swing albums. A forgotten chapter of rich American
music history? Not if it is up to Hadacol Tremblers! |
CD Recensies
ON
THE HONKY TONK HIGHWAY WITH/ THE BROTHER BOYS
Na
Jeannie C. Riley en Augie Meyers' Texas Re-Cord Co is de derde release
in Bear Family's nieuwe reeks On The Honky Tonk Highway gewijd aan
The Brother Boys uit Johnson City, Tennessee, opgericht in 1986 en
anno 2023 nog steeds actief met de twee originele zangers, Eugene
Wolf en zanger-gitarist Ed Snodderly. Eerlijk is eerlijk: ik had nog
nooit van hen gehoord, en dat verbaast me want dit is on-waar-schijn-lijk
goed. Er een noemer op plakken is niet makkelijk want in hun muziek
zit veel in. Ik hoor opgewekte samenzang in de stijl van moderne bands
als Dave & Deke Combo, The Bellfuries en de minder bekende Carpetbaggers
aan wie The Brother Boys me heel veel doen denken, ik hoor swingende
solos op akoestische gitaar, akoestische bluesy klanken (Blue From
Now On, de Sheb Wooley cover Blue Guitar), old-timey country (The
Diamond Stream, I'll Rise When The Rooster Crows), en veel fris gespeelde
traditionele country van het soort dat de nieuwe neo-tradionalisten
tegenwoordig lijken te hebben heruitgevonden, met soms een klaaglijke
groove die het midden houdt tussen Why Not Me van The Judds en Man
Of Constant Sorrow uit O Brother Where Art Thou. De CD bevat zowel
eigen songs als covers van Faron Young (een meer country Alone With
You), Hank Locklin (een sneller The First Time) en Carl Smith (Loose
Talk), en met nummers als Band Box of de Del McCoury cover (You've
Got The Look Of A) Perfect Diamond zou je de band in het bluegrass
hoekje kunnen zetten. Maar The Brother Boys zijn veel meer dan dat,
getuige de echo’s van de close harmony samenzang van The Statler
Brothers (Pearlie Mae) en zelfs The Everly Brothers, maar dan The
Everly Brothers van de jaren 70 en '80 (In The Shadow Of Clinch Mountain,
de Patsy Cline cover Strange, of het nummer The Ramshackle Shack,
ook helemaal op Everly leest maar gezongen met een compleet ander
timbre). Het is daarbij veelzeggend dat de band in hun hoogdagen niet
superpopulair was bij veel bluegrass fanaten die vonden dat The Brother
Boys geen échte bluegrass waren. Ze draaien evenmin hun hand
om voor hillbilly boogie (de instrumentale stomper Memphis Shakedown)
of een dronken zeemanswals als de Tom Waits cover Tango Till They're
Sore, en incorporeren evengoed singer -songwriter pop als het eigen
Two Men en I Can't Tell You Anymore (What I Need). Hank Williams (Crazy
Heart), The Wilburn Brothers (Town That Never Sleeps), Wayne Raney
(Gonna Row My Boat), Charlie Louvin (I'm No Longer In Your Heart),
Ray Price (My Shoes Keep Walking Back To You, origineel van Bob Wills
en ook gedaan door Johnny Cash), Loretta Lynn (The Darkest Day, Everybody
Wants To Go To Heaven, het jazzy Heartaches Meet Mr. Blues), het zit
er allemaal in en ze maken het zich allemaal eigen, tot en met keurige
her-interpretaties van rockabilly songs als Blue Days Black Nights
(Buddy Holly) en Crazy Arms (Jerry Lee Lewis). Omdat je er nu eenmaal
een etiket moet opplakken noemden ze het destijds zelf new hillbilly
music, maar rootsmuziek gebaseerd op country of zelfs americana met
een Appalachian accent is een correctere omschrijving door de invloeden
van gospel (Jordan Am A Hard Road To Travel, The Great Atomic Power)
en folk die ook weer in hun werk zitten. Uiteraard gebruiken ze bij
dit alles een traditioneel instrumentarium van contrabas, mandoline,
steel gitaar, dobro en fiddle met een prominente akoestische gitaar
vooraan in de mix, verrassend genoeg nauwelijks banjo, maar ook met
elektrische gitaar en zelfs een rollende piano, al kijk je vreemd
op als een nummer als Band Box volledig wordt gespeeld met een cello
als bas instrument.
After Jeannie C. Riley
and Augie Meyers' Texas Re-Cord Co, the third release in Bear Family's
new On The Honky Tonk Highway series spotlights The Brother Boys from
Johnson City, Tennessee, founded in 1986 and still at it in 2023 with
the two original singers, Eugene Wolf and singer-guitarist Ed Snodderly.To
tell you the truth, I had never heard of them before, which surprises
me because this is incredibly good. It's difficult to pinpoint exactly
what it is because their music contains a lot of different elements.
I hear upbeat harmony vocals in the style of modern bands like Dave
& Deke Combo, The Bellfuries and the lesser known Carpetbaggers
of whom The Brother Boys remind me a lot, I hear swinging solos on
the acoustic guitar, acoustic bluesy sounds (Blue From Now On, the
Sheb Wooley cover Blue Guitar), old-timey country (The Diamond Stream,
I'll Rise When The Rooster Crows), as well as lots of refreshingly
played traditional country music of the kind that the new neo-traditionalists
seem to have re-invented of lately, interspersed with occasional plaintive
grooves in the style of The Judds' Why Not Me and Man Of Constant
Sorrow from O Brother Where Art Thou. The CD includes selfpenned numbers
as well as covers from Faron Young (a more country Alone With You),
Hank Locklin (a faster The First Time) and Carl Smith (Loose Talk),
and with songs like Band Box or the Del McCoury cover (You've Got
The Look Of A) Perfect Diamond one could say The Brother Boys are
deeply rooted in the bluegrass tradition. But they're much more than
that, as witnessed by the echoes of the close harmony harmony vocals
of The Statler Brothers (Pearlie Mae) and even The Everly Brothers,
but The Everly Brothers of the seventies and eighties (In The Shadow
Of Clinch Mountain, the Patsy Cline cover Strange, or The Ramshackle
Shack which is definitely based upon Everly harmonies albeit sung
with a completely different timbre). In this regard it's significant
that in their heyday the band was not overly popular with many bluegrass
fans who felt that The Brother Boys were not true bluegrass. Nor do
they turn down hillbilly boogie (the instrumental stomper Memphis
Shakedown) or a drunken sailor waltz like the Tom Waits cover Tango
Till They're Sore, and they equally incorporate singer-songwriter
pop like the band's own Two Men and I Can't Tell You Anymore (What
I Need). Hank Williams (Crazy Heart), The Wilburn Brothers (Town That
Never Sleeps), Wayne Raney (Gonna Row My Boat), Charlie Louvin (I'm
No Longer In Your Heart), Ray Price (My Shoes Keep Walking Back To
You, originally sung by Bob Wills and also done by Johnny Cash), Loretta
Lynn (The Darkest Day, Everybody Wants To Go To Heaven, the jazzy
Heartaches Meet Mr. Blues), it's all there and they make it all their
own, up to and including neat re-interpretations of rockabilly songs
like Blue Days Black Nights (Buddy Holly) and Crazy Arms (Jerry Lee
Lewis). At that time the band itself called it new hillbilly music,
but a more accurate description due to the influences of gospel (Jordan
Am A Hard Road To Travel, The Great Atomic Power) and folk would be
roots music based on country or even americana with an Appalachian
accent. They obviously use traditional instruments like the double
bass, mandolin, steel guitar, dobro and fiddle with a prominent acoustic
guitar in the front of the mix, but surprisingly there's hardly any
banjo, instead we hear electric guitar and even a rollin' piano, even
though it sounds strange when a song like Band Box is played entirely
with a cello as the bass instrument. |
11 oktober 2023
ROCKS/
MAC CURTIS
Op
16 september was het exact tien jaar geleden dat Mac Curtis op 74-jarige
leeftijd om het leven kwam bij een auto ongeval. Naar wij gehoord
hebben van mensen die hem persoonlijk kenden waren de voorrangsregels
aan hem totaal niet besteed en werden die hem dan ook fataal, maar
daar gaat het nu niet om. Nu gaat het om deze CD die wij graag aan
ons rijtje Mac Curtis CD’s toevoegen. Curtis was immers één
van onze rockabilly helden wegens veelvuldig gezien in de gouden revival
jaren, al moeten we daar eerlijkheidshalve aan toevoegen dat we steevast
de indruk hadden dat zijn optredens in Europa routine waren: Curtis
keek tijdens die optredens meer op zijn klok dan naar zijn gitaar.
Wat niet wegnam dat die optredens goed waren, en dat kan niet anders
met een pédigré als de zijne. In de jaren' 70 werd Mac
Curtis opgevist door Ronny Weiser's invloedrijke label Rollin' Rock
waar hij samen met Ray Campi, Johnny Carroll en Jackie Lee Cochran
de rockabilly revival scene injecteerde met een niet te onderschatten
boost. Dat werkte langs twee kanten: Curtis bracht drie LP’s
uit op Rollin' Rock die zijn carrière een nieuwe impuls gaven
en waar hij de rest van zijn leven de vruchten van plukte.
On September 16
it was exactly ten years ago that Mac Curtis was killed in a car crash
at the age of 74. People who knew him personally told us he didn't
care much about priority to the right, which in the end caused his
death, but that is not the point here. The point is this here CD which
we're more than happy to add to our Mac Curtis collection. After all
Mac Curtis was one of our rockabilly heroes due to his frequent appearances
in the golden revival years, although in all honesty we must add that
we always had the impression that his gigs in Europe were routine:
Curtis looked more at his clock than at his guitar in those gigs.
Which does not take anything away from the fact that those gigs were
brilliant. How could they not be with a pédigré like
his? In the seventies Mac Curtis was rediscovered by Ronny Weiser's
influential Rollin' Rock label on which he alongside Ray Campi, Johnny
Carroll and Jackie Lee Cochran injected the rockabilly revival scene
with a boost that can not be overestimated. It worked both ways: Curtis
released three LP’s on Rollin' Rock that shifted his career
back into gear and reaped the benefits for the rest of his lifetime.
The big guns on this CD are his bouncy King rockabilly songs from
1956-1957: Grandaddy's Rockin', If I Had Me A Woman, That Ain't Nothing
But Right, Half Hearted Love, Missy Ann, Little Miss Linda and the
existential The Low Road. Less known from this era are Goosebumps,
the razor sharp What You Want and the smouldering Just So You Call
Me, though for a CD titled Rocks there's also a few rockaballads with
bomb ba bomb backing vocals like You Are My Very Special Baby. Say
So is the alternate take that didn't see the light of day until 1991
on what was as far as we're aware of Mac Curtis' first ever CD release,
Blue Jean Heart on Charly R&B. The song No was recorded in 1959
for Le Cam Records but remained in the vaults until it appeared in
1979 on the various artists LP Major Bill's Texas Rock 'n' Roll with
recordings produced by Major Bill Smith. Ah, but you already have
a best of Mac Curtis, you say? Well you should, right, because it
proves you love real rockabilly. So why buy this Bear Family CD? Perhaps
because you don't have all his Rollin' Rock recordings, even though
they have also been reissued on at least four different CD’s.
Rocks contains 13 Rollin' Rock songs from 1974-1978 versus 15 fifties
songs, and I will only mention the sprightly Hard Hearted Girl, the
driving How Long Will It Take and the now classic Good Rockin' Tomorrow.
The fifties recordings are randomly mixed with the seventies recordings
and it says a lot that you can hardly hear what was recorded when,
for Mac Curtis always sounded the same, which was like Mac Curtis
and minimalist in terms of accompaniment. At the most one could argue
that the Rollin' Rock recordings sound more intense. |
YOU
KNOCK ME OUT/ HUELYN DUVALL
Huelyn
Duvall zag ik voor het eerst in 1985 op een Rockhouse meeting in Nederland,
en toen zag hij er met zijn good looks uit als de Clint Eastwood van
de rock 'n' roll. Grijsgedraaid heb ik ze, de twee LP’s met
zijn fifties opnames verschenen begin jaren '80 op White Label, de
platen die Duvall opnieuw onder de aandacht brachten, of wat betreft
Europa: voor het eerst onder de aandacht brachten. Sindsdien heb ik
Duvall nog een paar keer live on stage gezien, onder meer in 2005
op de Rockabilly Rave en in 2008 op D-Day in de Cruise Inn in Amsterdam
waar hij werd begeleid door Wildfire Willie & the Ramblers. In
de tussenliggende jaren is zijn fifties werk in het lang en breed
uitgebracht op verschillende CD’s, dus waarom nog een Huelyn
Duvall CD? Nou, misschien omdat de helft van deze CD moderne en zelfs
deels onuitgebrachte opnames zijn. De Texaan bracht van 1957 tot 1960
exactamundo zeven singles uit en die staan voor- en achterkant netjes
op deze CD, de opnames die hem een kwart eeuw na datum terecht de
titel van rock 'n' roll ster opleverden. Een pionier was hij daarbij
zeer zeker niet, maar dat had dan weer als voordeel dat toen hij begon
op te nemen rock 'n' roll al helemaal gepolijst was, en Duvall's opnames
passen perfect in de tijdsgeest van de tweede helft van de jaren '50.
Frisse, sprankelende uptempo songs zijn dat, bijvoorbeeld het medium
tempo Comin' Or Goin', het uptempo met een boogie piano opgevrolijkte
Teen Queen, Pucker Paint, het uptempo You Knock Me Out, het rockende
Humdinger en Three Months To Kill en It's No Wonder, het springerige
Juliet, het strollende Friday Night On A Dollar Bill en de rock-a-ballad
Tear Stained Letters. Ook de onvermijdelijke ballade als Little Boy
Blue, het plechtige Across The Aisle en zelfs het poppy Beautiful
Dreamer mogen er meer dan zijn. Het zijn kleine tableautjes, tafereeltjes
uit het tienerleven en daarmee teen rock op zijn allerbest. Kwaliteitsspul
ook, door het gebruik op sommige nummers van studiomuzikanten als
Grady Martin (gitaar), Dave Burgess van The Champs (gitaar), Buddy
Harman (drums), Floyd Cramer (piano) en zelfs The Jordanaires als
achtergrondkoortje.
The first time
I saw Huelyn Duvall was in 1985 at a Rockhouse meeting in the Netherlands,
and back then his good looks made him look like rockabilly's Clint
Eastwood. I wore the grooves out of the two LP’s with his fifties
recordings released on White Label in the early 1980s, the records
that brought Duvall back into the spotlights, or as far as Europe
was concerned: for the first time into the spotlights. Since then
I have seen Duvall live on stage a couple more times, in 2005 at the
Rockabilly Rave and in 2008 at the D-Day festival in Amsterdam's Cruise
Inn club where he was accompanied by Wildfire Willie & the Ramblers.
In the intervening years his fifties work has been released at large
on various CD’s, so why another Huelyn Duvall CD? Perhaps because
half of this CD are modern and even partly unreleased recordings.
From 1957 to 1960 the Texan released exactamundo seven 45s and those
fourteen tracks are grouped chronologically on this CD, the recordings
that justify Duvall earning the title of rock 'n' roll star a quarter
of a century after the facts. He was by no means a pioneer, but the
advantage of this was that when he started recording rock 'n' roll
was already established, and Duvall's recordings fit perfectly into
the spirit of the second half of the 1950s. Fresh sounding sparkling
songs they are, for instance the medium paced Comin' Or Goin', the
uptempo Teen Queen with a great boogie piano throughout, Pucker Paint,
the uptempo You Knock Me Out, the rockin' Humdinger and Three Months
To Kill and It's No Wonder, the bouncy Juliet, the strollin' Friday
Night On A Dollar Bill and the rock-a-ballad Tear Stained Letters.
Even the inevitable ballad like Little Boy Blue, the solemn Across
The Aisle and the poppy Beautiful Dreamer are more than worthy of
being included here. They are like little paintings, slices of teenage
life and therefor teen rock at its very best. Quality stuff too, thanks
to the use on some tracks of studio aces like Grady Martin (guitar),
Dave Burgess from The Champs (guitar), Buddy Harman (drums), Floyd
Cramer (piano) and even The Jordanaires as backing vocalists. |
ROCKS/
ROY MILTON
Big
Joe Turner, Roy Brown, Louis Jordan en Wynonie Harris die midden jaren
'40 net als Roy Milton opnam voor Lionel Hampton's Hamp-Tone label,
dat zijn zowat de grote vier rhythm 'n' blues shouters die gelden
als de zwarte voorvaders van de rock 'n' roll. Wie hoort nog thuis
in dat rijtje? Tiny Bradshaw? Lucky Millinder? Je denkt niet onmiddellijk
aan bandleider, zanger en drummer Roy Milton, hoewel die in de golden
age van de jump blues met 19 Top 10 rhythm 'n' blues hits een topattractie
was die absoluut zijn plaats opeist tussen die pioniers. Met CD’s
op Ace, Specialty, Trapeze en Jasmine is Milton's muziek zeker niet
zeldzaam, dus wat voegt deze Bear Family daaraan toe? Simpel: 31 uptempo
rock 'n' roll en rock 'n' roll-achtige opnames 1945-1962 opgenomen
voor Juke Box (Specialty nog vóór dat Specialty heette
en dus ook lang vóór ze daar Lloyd Price en Little Richard
hadden), DooTone, Milton's eigen Miltone label, King, Cenco en Thunderbird
Records, bijvoorbeeld You Got Me Reeling And Rocking uit 1955 dat
met zijn legertje blazers en toeters en zijn rollende piano muzikaal
niet onderdoet voor het beste van Big Joe Turner. Wakin' Up Baby uit
1949 toont waar Milton de mosterd haalde: saxofoons en trompetten
die zich in het zweet blazen op wat in essentie een inventief uptempo
piano boogie woogie arrangement is. En wat is de gitaar instrumental
Junior Jumps uit 1949 anders dan een rock 'n' roll boogie uitgevoerd
op gitaar?
Big Joe Turner,
Roy Brown, Louis Jordan and Wynonie Harris who like Roy Milton recorded
for Lionel Hampton's Hamp-Tone label in the mid-forties are pretty
much the four big rhythm 'n' blues shouters who are widely regarded
as rock 'n' roll's black founding fathers. So who else should be part
of that list? Tiny Bradshaw? Lucky Millinder? One wouldn't immediately
think of bandleader, singer and drummer Roy Milton, but he sure was
a top attraction in the golden age of jump blues, with 19 Top 10 rhythm
'n' blues hits to his name rightfully laying claim to his place among
those pioneers. With CD’s on Ace, Specialty, Trapeze and Jasmine
Milton's music is certainly not hard to find, so what does this Bear
Family add? Simple: 31 uptempo rock 'n' roll and rock 'n' roll-styled
recordings 1945-1962 recorded for Juke Box (Specialty Records before
it was called Specialty and therefore long before they introduced
Lloyd Price and Little Richard to the world), DooTone, Milton's own
Miltone label, King, Cenco and Thunderbird Records, songs like 1955's
You Got Me Reeling And Rocking which thanks to its army of saxophones
and its rolling piano is musically not inferior to the best of Big
Joe Turner. Wakin' Up Baby from 1949 shows where Milton found his
inspiration: saxophones and trumpets blowing till the roof collapses
on what is basicly an inventive uptempo piano boogie woogie arrangement.
And what is the 1949 guitar instrumental Junior Jumps if not a rock
'n' roll boogie played on the guitar? |
SPOTLIGHT
ON LEROY KIRKLAND Koko Mojo bracht begin dit jaar in hun Songwriter serie de KM-CD-176 Thrill-La-Dill uit met 28 tracks (mede-)gecomponeerd door Leroy Kirkland die meer dan 700 songs schreef en/of arrangeerde waarvan de bekendste Mumbles Blues, geen blues maar vrolijke nonsensikale rock 'n' roll van Bobby Lewis, Big John Greer's Come Back Maybelline antwoord op Chuck Berry's Maybelline, Who's That Knocking van The Genies en When You Dance van The Turbans zijn. Kirkland, die het vak leerde in de jaren '40 in de jazz en in de swing bands van Tommy en Jimmy Dorsey en vanaf de eerste helft van de jaren '50 naam maakte onder eigen vleugels, deed echter meer dan enkel songs schrijven: hij was ook producer, arrangeur, dirigent, gitarist en sessiemuzikant, en het zijn die facetten die aan bod komen op deze 28 track CD (slechts één song, de blanke rocker Bump van Jaycee Hill, werd mede-gecomponeerd door Kirkland, bij de andere 27 was hij de opnameleider), CD samengesteld door Mark Armstrong die daarmee in het vaarwater komt van de gelijkaardige Jasmine (JASMCD3211) CD I'll Be Rockin' die verscheen begin 2022. Het goeie nieuws is dat er geen dubbels opstaan met die CD, en het nog betere nieuws is dat deze CD erg goed aanbevelenswaard is voor wie houdt van zwarte rock 'n' roll en rhythm 'n' blues jive (er staan slechts drie blanke artiesten op de CD) uit de tijdspanne 1954-1958 die de CD behelst. Armstrong koos resoluut voor uptempo opnames, te beginnen met Chuck Willis' originele uitvoering van I Feel So Bad uit 1954, in 1961 klakkeloos gecoverd door koning Elvis. My Baby's Gone van The Barons is een fantastische doo-wop jiver, en de dansers mogen op de dansvloer blijven voor Promise Mr. Thomas van Varetta Dillard. It Should Have Been Me is een al even geweldige stop-starter zoals bijvoorbeeld Richard Berry ze zong in de stijl van Leiber & Stoller, in 1954 op plaat gezet door de piepjonge George Benson (11 jaar was ie!) die zou uitgroeien tot een wereldster in de jazz. Benson nam er twee verschillende versies van op, dit is de tweede. Het nummer was een cover, want de originele uitvoering van It Should Have Been Me is een jaartje ouder en staat op naam van Ray Charles. Nog een paar bekende namen zijn Nappy Brown met het voor hem onverwacht stevige Pleasing You en Wilbert Harrison met Mickey Baker op snerpende gitaar in het relax strollende Don't Drop It, origineel gestroomlijnde novelty country bop van Terry Fell. Baker speelt mee op wel meer tracks hier, net als saxofonist Sam "The Man" Taylor en drummer Panama Francis. Larry Hart kent u misschien als rockabilly op Goldband Records, maar de Larry Hart die hier prima rockt in het snelle A Looka A Looka was een zwarte zanger. Het bekendste nummer is My Boy Lollypop, niet in de hitversie van Millie Small uit 1964 maar in de originele opname uit 1956 door de 14-jarige Barbie Gaye. Of misschien is Rock 'n' Roll Ruby de bekendste song, hier niet van Warren Smith maar in een hitsige blanke versie op RCA Victor door ene Dave Burton. Toch gek dat er van dat nummer pijlsnel covers op de markt kwamen door verder nog Johnny Carroll en Buddy Merrill, of misschien niet, want in Memphis en omstreken was Smith's Rock 'n' Roll Ruby op Sun Records wel degelijk een lokale hit. De CD bevat veel vergeten rockende doo-wop zoals My Little Honeybun van The Dreams, Night Time Is The Right Time van The Carnations, het mambo Chop Chop Ching A Ling van The Roamers, The Magic Kiss van The Keystoners, Mary van The Schoolboys, Shake Me Up Baby van Little Terry en You'll Pay van Little David & his Harps, de groep van David Baugham, ooit nog een paar blauwe maandagen de vervanger van Clyde McPhatter bij The Drifters (hij zong lead op Honey Bee en schreef mee aan No Sweet Lovin'). In het verlengde van die doo-wop horen we de meidengroep The Fi-Dells met No Other love (Like Yours), ook weer van de snelle. Rock 'n 'roll screamers met larger than life opnames zijn Screaming Jay Hawkins met het bekende Frenzy, Lloyd Fatman met Good Gracious en Miss Mushmouth, en de al even geschifte Hurricane Harry die in Last Meal een copieus diner opsomt dat zijn laatste maal moet worden voor hij terechtgesteld wordt. Benieuwd of ze de dinosauruseieren al gevonden hebben. Kirkland staat zelf ook één keer op de CD onder de naam Leroy Kirkland's Rock-Chas als uitvoerder van een instrumentale big band cover van Jimmy McCracklin's hit The Walk die er meer dan zomaar mag wezen. Om al even vrolijk van te worden is Big Bee Kornegay's op de riff van Tequila van The Champs gebaseerde uptempo exotica cha cha cha The Fiesta Rock 'n' Roll. Als u die Jasmine CD best te pruimen vond is deze nieuwe Koko Mojo de perfecte aanvulling, en vice versa. En als je toch moet kiezen is Koko Mojo wellicht de beste optie wegens méér pure rock 'n' roll tracks. Kirkland overleed in 1988 op z'n 82ste of op zijn 84ste, want zijn geboortejaar is niet helemaal duidelijk. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
Earlier this year Koko Mojo released the KM-CD-176 Thrill-La-Dill in their Songwriter series with 28 tracks (co-)composed by Leroy Kirkland who wrote and/or arranged more than 700 songs of which the best known are Mumbles Blues, not blues but upbeat nonsense rock 'n' roll by Bobby Lewis, Big John Greer's Come Back Maybelline answer to Chuck Berry's Maybelline, The Genies' Who's That Knockin' and The Turbans' When You Dance. Kirkland learned the trade in the 1940s in jazz music and in the swing bands of Tommy and Jimmy Dorsey, made a name for himself on his own starting in the early 1950s, and did a lot more than just write songs, for he was also a producer, arranger, conductor, guitarist and session musician, and those bases are covered on this 28 track CD (only one song here, Jaycee Hill's white rocker Bump, was co-written by Kirkland, on the other 27 he supervised the recording sessions), CD compiled by Mark Armstrong following in the footsteps of the similarly themed Jasmine (JASMCD3211) CD I'll Be Rockin' which appeared in early 2022. The good news is that this here Good Gracious contains no doubles with the Jasmine CD, and the even better news is that this CD comes highly recommended if you dig black rock 'n' roll and rhythm 'n' blues jive (there are only three white artists on the CD) from the 1954-1958 time span the CD covers. Armstrong resolutely went for uptempo recordings, starting with Chuck Willis' original 1954 rendition of I Feel So Bad, cloned by king Elvis in 1961. The Barons' My Baby's Gone is a fantastic doo-wop jiver, and the dancers stay on the dance floor for Varetta Dillard's Promise Mr. Thomas. It Should Have Been Me is an equally great stop-starter like Richard Berry sang 'em Leiber & Stoller style, recorded in 1954 by a very young George Benson who was only eleven and would go on to become a world famous jazz artist. Benson actually recorded two different versions of It Should Have Been Me of which the version presented here is the second. It's a cover, as the original version of It Should Have Been Me was recorded one year earlier by Ray Charles. A couple more familiar names are Nappy Brown with the for him unexpectedly solid Pleasing You, and Wilbert Harrison with Mickey Baker on piercing guitar in the relaxed strolling Don't Drop It, originally streamlined novelty country bop by Terry Fell. Baker is a session musician on several tracks here, just like saxophonist Sam "The Man" Taylor and drummer Panama Francis. You may know Larry Hart as a rockabilly singer on Goldband Records, but the Larry Hart who's in fine rockin' form here in the fast paced A Looka A Looka was a black singer. The best known song is My Boy Lollypop, not in Millie Small's 1964 hit version but in the original 1956 recording by 14-year-old Barbie Gaye. Or one could argue that the best known song is Rock 'n' Roll Ruby, here not sung by Warren Smith but in a horny white cover on RCA Victor by one Dave Burton. It's kinda unusual that other Rock 'n' Roll Ruby's were rushed onto the market also by Johnny Carroll and Buddy Merrill, but then again maybe not, because in Memphis and surrounding areas Smith's Rock 'n' Roll Ruby on Sun Records was indeed a local hit. The CD contains many rockin' doo-wop tracks by forgotten acts like The Dreams (My Little Honeybun), The Carnations (Night Time Is The Right Time), The Roamers (the mambo Chop Chop Ching A Ling), The Keystoners (The Magic Kiss), The Schoolboys (Mary), Little Terry (Shake Me Up Baby) and Little David & his Harps (You'll Pay), a group with David Baugham, one-time replacement for Clyde McPhatter in The Drifters who sang lead on Honey Bee and co-wrote No Sweet Lovin'. In the footsteps of all that doo-wop follows girl group The Fi-Dells with No Other love (Like Yours), another fast one. Rock 'n' roll screamers with larger than life recordings are Screaming Jay Hawkins (the familiar Frenzy), Lloyd Fatman (Good Gracious and Miss Mushmouth) and the equally crazy Hurricane Harry who in Last Meal requests a copious dinner as the last meal before he's executed. Wonder if they already found the dinosaur eggs. Kirkland himself also appears one time on the CD fronting Leroy Kirkland's Rock-Chas with a quite exciting instrumental big band cover of Jimmy McCracklin's hit The Walk. It's a track that makes us feel happy, just like Big Bee Kornegay's uptempo exotica cha cha cha The Fiesta Rock 'n' Roll which borrows the riff of The Champs' Tequila. If you liked the Jasmine CD then this new Koko Mojo is the perfect complement, and vice versa. And if you have to choose only one of 'em Koko Mojo is probably your best option because it contains more pure rock 'n' roll tracks. Kirkland died in 1988 at the age of 82 or 84, as it's not entirely clear which year he was born. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
CD Recensies
4 oktober 2023
HALLOWSCREAM
3: PLANETARY RUN De
derde Hallowscream is geen Halloween CD maar een space CD. Beide thema’s
liggen natuurlijk in elkaars verlengde want de Universal monsters
uit de jaren '30 werden in de jaren '50 gewoon gemoderniseerd als
kleine groene marsmannetjes. Tegen de achtergrond van de atoomdreiging
van de koude oorlog en in de nasleep van de getuigenis van ene Kenneth
Arnold die beweerde op 24 juni 1947 negen ongeïdentificeerde
objecten in de vorm van schotels in formatie te hebben zien vliegen
was science fiction ontiegelijk populair in films, boeken en tijdschriften.
Die rage weerspiegelde zich ook in de muziek, Flying Saucers Rock
'n' Roll, weet u wel. Dat nummer staat niét op de CD, wel een
ander, later nummer van Billy Lee Riley (wiens begeleidingsband The
Little Green Men heette! ), Rockin' On The Moon uit 1958 op Brunswick
met een sax die piept als de purple people eater himself. Een andere
grote naam is Gary US Bonds wiens Trip To The Moon in zijn gekende
enthousiaste stijl is. De invasie begint met de Flying Saucer Boogie
van Eddie Cletro & his Round Up Boys uit 1952 dat wij al goed
vinden sinds de het in 1988 de allereerste track op de allereerste
Boppin' Hillbilly LP was. Country gone rock 'n' roll is Bill Carlisle's
medium tempo bopper Tiny Space Man met Les Paul-achtige gitaartovenarij,
country zangers gone boogie zijn Joe Tate & the Hi Five met het
stratosferische Satellite Rock inclusief accordeon, en een countryzangers
gone puur country want ook die zagen ze vliegen is Georgia Jim met
Flyin' Saucer Baby. De hoofdmoot is echter wel degelijk rock 'n' roll
van alle types: white rock (The Rebelaires featuring Sammy Smith met
Satellite Rock, Oh Moon van The Ferrell Brothers, TNT van Riki &
the Rikatones), rock 'n 'roll bop (Planetary Run van Joe Montgomery),
female rock 'n' roll (The Little Martian van Jan Amber, Friction Heat
van Bonnie Lou, het swingende en van satellietbieps voorziene Satellite
Love van Lil Randolph), goeie rock 'n' roll met jammer genoeg female
backing vocals die de impact verminderen (Shake It Over Sputnik van
Billy Hogan & the Twilighters), zoetgevooisde doo-wop (Man From
The Moon van The Chaperones, Rocket To The Moon van Lenny Welch),
zware instro’s (The Busters met de sax/gitaar striptease blazer
Astronaut's), rockende jump blues (Rockin' Satellite van E. "Tiny"
Watkins), en met Satellite van Ron Halls with Donna Reid & the
Pic-Tones uit 1961 horen we zelfs een twist.
The theme of the third Hallowscream CD is not Halloween but space and science fiction! Both themes are of course complementary as the Universal monsters of the 1930s in the 1950s gave way to and were simply modernised as martians from outer space. Against the cold war backdrop of the atomic threat and in the wake of the publicity generated by the testimony of one Kenneth Arnold who claimed to have seen nine unidentified objects in the form of saucers flying in formation on June 24, 1947, science fiction was incredibly popular in films, books and magazines. That craze was also reflected in music, Flying Saucers Rock 'n' Roll, you know. That song is not on the CD, but another, later song by Billy Lee Riley (whose backing band was called The Little Green Men! ) is, 1958's Rockin' On The Moon on Brunswick Records with a sax squeaking like the purple people eater himself. Another big name is Gary US Bonds whose Trip To The Moon is in his familiar enthusiastic style. The invasion begins with Eddie Cletro & his Round Up Boys' 1952 Flying Saucer Boogie which we dig ever since it was the very first track on the very first Boppin' Hillbilly LP back in 1988. Country gone rock 'n' roll is Bill Carlisle's medium tempo bopper Tiny Space Man with Les Paul-style guitar wizardry, country singers gone boogie are Joe Tate & the Hi Five with the stratospheric Satellite Rock including accordion, and a country singer gone 100 % country since country singers also saw strange things in the skies is Georgia Jim and his Flyin' Saucer Baby. However, the main bulk is definitely rock 'n' roll in various styles: white rock (The Rebelaires featuring Sammy Smith with Satellite Rock, Oh Moon by The Ferrell Brothers, TNT by Riki & the Rikatones), rock 'n' roll bop (Joe Montgomery's Planetary Run), female rock 'n' roll (Jan Amber's The Little Martian, Bonnie Lou's Friction Heat, Lil Randolph's swinging Satellite Love inclsuing satellite beep beeps), decent rock 'n' roll with unfortunately female backing vocals reducing the impact (Billy Hogan & the Twilighters' Shake It Over Sputnik), sugary doo-wop voices (The Chaperones' Man From The Moon, Lenny Welch's Rocket To The Moon), tough instros (The Busters' sax/guitar striptease torcher Astronaut's), rockin' jump blues (E. "Tiny" Watkins' Rockin' Satellite), and with Ron Halls with Donna Reid & the Pic-Tones' 1961 Satellite there's even some twistin' going on. The Daughter Of The Moon sounds like an uptempo British rock-a-ballad as sung by artists like Billy Fury and Marty Wilde but turns out to be... Belgian! It's a vocal 45 by The Jokers who thanks to tracks like Taboo are best known as an instrumental guitar group. Moreover it's not even a cover but a composition by Jokers guitarist Jos Clauwers. Guitar-wise the driven 1963 tune sounds like The Spotnicks. The only true story here, albeit wrapped in a Hot Rod Race structure, is Jeff Hughes' Our Space Man Did Come Back about John Glenn, the third American in space and the first American to orbit the earth, in 1962. What exactly the title refers to is unclear to me because the two Russians who preceded him in 1961, Yuri Gagarin and Gherman Titov, both returned to earth in one piece. Summary: 28 mostly lesser known intergalactic rockers (the best known being Jerry Engler & the Four Ekkos' rockabilly Sputnik (Satellite Girl), Joe Bennett & the Sparkletones' Rocket and Buck Trail's genius jiver Knocked Out Joint On Mars) crashed on planet earth from 1951 to 1963. The CD also contains two unreleased tracks by the late Rayburn Anthony who in 2006 recorded two albums with German band The Round Up Boys for the encompassing Rhythm Bomb labe. The straight ahead rocker Rocketship To Mars is new to me, the medium tempo rockabilly Mr. Moon is an undubbed take 4 of the song of the same name that appeared on his CD Big Bad City. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
HORROR
SHOW, A KOKO MOJO HALLOWEEN Sinds begin september zie ik in de supermarkt Halloween snoepjes liggen, dus hoogste tijd om de jaarlijkse oogst aan Halloween CD’s binnen te halen. Deze horror show beslaat 28 tracks uit de toverhoed van Little Victor Mac en begint met Theme From Igor, en dat is gewoon een instrumentale cover door het Ernie Freeman Combo van de stroll klassieker Dinner With Drac van TV horror host John Zacherley waarvan Part 1 ook op de CD staat. In 1963 leenden ZZ & De Maskers er de gitaarrif van voor hun Nederlandstalige nummer Dracula! Freeman was eigenlijk een pianist-orgelist maar Theme From Igor drijft op sax en gitaar, met tussendoor een paar piano riedels. Als ik Freeman's versie vergelijk met Zacherley dan klinkt Freeman wat krachtiger, maar de vertelsels en moppen van de in 2016 op 98-jarige leeftijd overleden Cool Ghoul John Zacherley die tot zijn dood horror conventies is blijven presenteren blijven onovertroffen. Igor is de naam van de gebochelde assistent van de krankzinnige professor in elke zwart-wit griezelfilm en het mag dan ook niet verwonderen dat er verschillende plaatjes bestaan met zijn naam in de titel, dus mag Igor nog even verder strollen in Igor's Lament van Tony & the Monstrosities op Crypt Records. Een andere instrumental is de uptempo mondharmonica blues Terror van The Bees. Bij die horror nummers zitten heel vaak strolls, muzikaal zitten de songs vaak in de begin jaren '60 hoek, en vaak worden beide gecombineerd zoals in The Bug van Leonard Johnson, Witchcraft In The Air van heks van dienst Betty LaVette die anno 2023 op haar 77ste nog steeds actief is als soulzangere, en in Bob Wagner's van orgel voorziene Annie Don't Work No More, de merkwaardigste bijdrage in de door Hank Ballard in 1954 gestarte Work With Me Annie saga. Bij Wagner werkt Annie niet meer omdat ze... dood is! Ik heb geen flauw idee waarom, maar veel van die horror songs situeren zich in de doo-wop. Misschien komt dat gewoon omdat er miljoenen doo-wop songs zijn en het statistisch logisch is dat daar x procent horror tussen zit, wie weet? Uptempo voorbeelden op deze CD zijn Voodoo Man van The Del Vikings, Horror Pictures van The Calvanes, Shiverin' And Shakin' van Edwin & Alvin, The Hex van The Moroccos, Dr. Jekyll And Mr. Hyde van The Emersons en Vampire van Bobby Garrett met een jaren '60 mondharmonica. Naast doo-wop ruimt de CD een belangrijke plaats in voor de blues met John Lee Hooker's Graveyard Blues, een heel ander nummer getiteld Graveyard Blues door Luke Jones, Here Lies My Love van Mr. Undertaker (de heer Doodgraver!), Graveyard Disposition van Gatemouth Moore (bluesier kan een artiestennaam niet klinken), Lightnin' Hopkins door het overdreven gesnik compleet over the top Cemetery Blues, en het pré-war vaudeville Dean Man's Blues van Georgia White, allemaal songs die zich afspelen op een kerkhof maar op zich niets met Halloween van doen hebben. Ook één en al hartverscheurend gesnik tegen de achtergrond van klokkengelui is het niet onbekende The Bells van Billy Ward & the Dominoes. De tegenwoordig zo populaire popcorn noir wordt, euh, vertegenwoordigd door twee nummers die op zich evenmin iets met Halloween te maken hebben, en dat zijn The Hammer (Keeps A Knockin') van Faye Adams dat popcorn vermengt met exotica en I Know What Happened To Baby Jane van Bent Forcep & the Patients , dat naar ik veronderstel verwijst naar de film Whatever Happened To Baby Jane, een thriller uit 1962 met Bette Davis and Joan Crawford waarvan Johnny & the Hurricanes ooit nog het thema coverden. A Bucket Of Blood was in 1957 een horrorvluggertje van regisseur Roger Corman dat zich afspeelt in de beatnik subcultuur, maar het nummer Bucket O Blood van Big Boy Groves uit 1962 heeft daar niets mee te maken, hoewel het early sixties nummer met groovy orgel ook in beatnik stijl is. Daarstraks kwamen Igor en Dr. Jekyll And Mr. Hyde ons al de stuipen op het lijf jagen, twee andere grote griezels zijn enerzijds seriemoordenaar Jack The Ripper die twee keer door de steegjes sluipt met The Tip Tops en The Elites, beiden doo-wop doch heel anders uitgewerkt, en anderzijds The Mummy, opgewekt uit de graftombe door Bob McFadden. De stem van Dor, de mummie, werd ingesproken door Rod McKuen die het nummer ook schreef. New Orleans staat bekend om zijn voodoo, heksen en merkwaardige gotische kerkhoven (de stad is niet voor niets de locatie van Anne Rice's verfilmde roman Interview With The Vampire uit 1976), en Louis Armstrong's Spooks dat eerder thuishoort bij de crooners dan bij de dixieland jazz, laat staat bij de New Orleans rock 'n' roll, is erg sfeervol. Zo, en nu een van mijn Hammer films uitkiezen. Info: www.vintagerockinroots.com... als u durft! (Frantic Franky)
The shops are overflowing with Halloween crap since the beginning of September, so it's high time to bring in the annual crop of Halloween CD’s. This horror show pulls 28 tracksout of Little Victor Mac's magician's hat, starting off with Theme From Igor which is an instrumental cover by the Ernie Freeman Combo of the stroll classic Dinner With Drac by TV horror host John Zacherley whose Part 1 of this song is also on the CD. Freeman was actually a piano and organ player but Theme From Igor floats on sax and guitar with a few piano riffs in between. Comparing Freeman's version with Zacherley Freeman sounds a bit more powerful, but then again the jokes and tales told by Cool Ghoul John Zacherley who died in 2016 at the age of 98 and continued to present horror conventions until his death, remain unsurpassed. Igor is the name of the insane professor's hunchbacked assistant in every black and white horror film so it shouldn't surprise you that there's several records out there with the name Igor in the title, and he strolls on in Tony & the Monstrosities' Igor's Lament on the Crypt label. Another instrumental is The Bees' uptempo harmonica blues Terror. Those horror songs were quite often strolls, musically the songs are often in early sixties style, and regularly these two characteristics are combined , for example in Leonard Johnson's The Bug, Witchcraft In The Air by witch on duty Betty LaVette who in 2023 at the ge of 77 is still singing soul music, and in Bob Wagner's organ infused Annie Don't Work No More, the strangest contribution to the Work With Me Annie saga started by Hank Ballard in 1954. According to Wagner Annie doesn't work anymore because she's... dead! I can't offer any clue as to why so many of these horror songs belong to doo-wop, unless it's simply because there are millions of doo-wop songs so it makes statistical sense that x per cent horror among them are doo-wop, who knows? Uptempo examples here are The Del Vikings' Voodoo Man, The Calvanes' Horror Pictures, Edwin & Alvin's Shiverin' And Shakin', The Moroccos' The Hex , The Emersons' Dr. Jekyll And Mr. Hyde and Bobby Garrett's Vampire with a sixties harmonica. Apart from doo-wop the CD devotes quite a bit of time to blues tunes with John Lee Hooker's Graveyard Blues, an entirely different song titled Graveyard Blues by Luke Jones, Here Lies My Love by - what's in a name - Mr. Undertaker, Graveyard Disposition by Gatemouth Moore (you can't have a more blues sounding name), Lightnin' Hopkins' due the exaggerated sobbing completely over the top Cemetery Blues, and Georgia White's pré-war vaudeville Dean Man's Blues, all of these set in a graveyard but in themselves not having anything to do with Halloween. There's more heartbreaking sobbing this time against the backdrop of church bells in Billy Ward & the Dominoes' not unfamiliar The Bells. Popcorn noir's current popularity is reflected by the inclusion of two other songs that have basicly nothing to do with Halloween either, Faye Adams' The Hammer (Keeps A Knockin') which mixes popcorn with exotica and Bent Forcep & the Patients' I Know What Happened To Baby Jane which I presume to refer to the film Whatever Happened To Baby Jane, a 1962 thriller starring Bette Davis and Joan Crawford of which the theme was covered by Johnny & the Hurricanes. A Bucket Of Blood was a 1957 horror flick by director Roger Corman set in the beatnik subculture, but Big Boy Groves' 1962 song Bucket O Blood has nothing to do with that movie, even though this early sixties track with groovy organ is also executed beatnik style. Igor and Dr Jekyll And Mr Hyde already gave us the creeps, two other monsters on hand are serial killer Jack The Ripper prowling the alleys twice with The Tip Tops and with The Elites, both times doo-wop yet worked out very differently, and The Mummy, raised from the tomb by Bob McFadden. The voice of Dor, the mummy, was done by Rod McKuen who also wrote the song. New Orleans is known for its voodoo, witches and gothic graveyards (there's a reason it's the location of Anne Rice's 1976 novel Interview With The Vampire on which the 1994 film of the same title was based), and Louis Armstrong's Spooks which owes more to crooners then to dixieland jazz, let alone New Orleans rock 'n' roll, is very atmospheric. And now I'm gonna pick one of my Hammer films for tonight's viewing. Info: www.vintagerockinroots.com... if you dare! (Frantic Franky) |
DESTINATION
DESERT
Nu
is de situatie wel even anders, maar ooit waren Marokko en Turkije
gewoon exotische locaties, een beeldvorming gevoed door Ali Baba en
de zeven rovers en 1001 Nachten waarin de slechterik in Hollywood
films gewoon een dikke man in een maatpak met een fez op z'n hoofd
was. Hollywood ging al op de oosterse tour sinds The Sheik met Rudolph
Valentino uit 1921 uit de tijd van de stomme film, bleef films maken
over Sinbad de zeeman en mocht graag locaties als Casablanca en Algiers
opvoeren. Dat vertaalde zich ook in de populaire muziek en bij uitbreiding
in de rock 'n' roll en aanverwanten middels oosterse fluiten en slangenbezwerende
saxofoons. Om Jerry Reed te parafraseren in opener Rockin' In Bagdad:
"harems boppin’ to the boogie beat en kamelen die hoppen
in de straat", oftewel pita rock 'n' roll en shoarma boogie woogie!
Die Rockin' In Bagdad is clean cut big label rock 'n' roll, net als
Sinbad van Bobby Freeman dat de intro van diens Do You Wanna Dance
opentrekt naar het Midden-Oosten, kruispunt van drie continenten:
Europa, Azië en Afrika. Zelfs de buikdansende Bill Haley &
his Comets ontsnapten er niet aan met hun Oriental Rock! Er is doo-wop
met de rocker The King Tut Rock van The Socialites en met Ali Baba
van The Sandpipers uit 1966, al klinkt dat vijf jaar ouder, en er
zijn voornamelijk saxofoon instrumentals als Leroy Holmes' In A Persian
Market (de rock 'n' roll swing versie uit 1958, niet zijn originele
big band versie uit 1951) en de slurpende sax stroll Ali Baba van
The Champs, alsmede variété rock 'n' roll als de sax
jiver Pasha van The Ramrocks (de B-kant van hun smakelijk getitelde
single Lasagna - geen idee wie de toeter bespeelde), Shish Ka Bob
Rock van Eddie "The Sheik" Kochak die zijn muziek zelf omschreef
als amer-abic, en het bekende Habibi Twist van The Latins die uit
Italië kwamen. Nog bekender is Ahab The Arab, maar dan voornamelijk
via de originele versie van Ray Stevens. Zangeres Jo Ann Campbell's
cover hier vind ik eigenlijk beter! En nóg bekender is het
nummer The Sheik Of Araby, oorspronkelijk een Tin Pan Alley compositie
uit 1921, hier te horen in een vocal harmony meets doo-wop versie
door The Colts. Arabian Love call werd bij ons gecoverd door The Seatsniffers
(B) maar is in Art Neville's originele versie wel exotisch doch veel
minder ska. De wondere wereld der muziekbusiness: saxofonist Preston
Love speelt niét mee op de Johnny Otis compositie Ali Baba's
Boogie van "Preston Love & his Orchestra", want op die
instrumental nam Jackie Kelso de saxofoon honneurs waar! Ik lees het
ook maar in het CD booklet, hoor. Rockende jungle exotica mag hier
uiteraard niet ontbreken, en we noemen Sheba van Johnny & the
Hurricanes dat merkwaardig genoeg wel orgel, gitaar en heel veel drums
heeft maar niet Johnny Paris' saxofoon, Come With Me To The Casbah
van Ganimian & his Orientals, Camel Walk Part 1 van The Saxons,
Hari's Harem van The Slaves, Zooba van Don Ralke, en Oasis Part 1
van The Majestics met bongos die klinken als oerwoudstammen in extase
voor King Kong, oorspronkelijk verschenen op Chanson Records, een
klein label uit Pulaski, Tennessee gerund door de lokale begrafenisondernemer.
Dat CD booklet, 28 pagina’s track by track info en deels full
colour illustraties, is echt wel goud waard.
Nowadays things
are a little different, but once upon a time Morocco and Turkey were
simply exotic locations, an image fuelled by Ali Baba and the Forty
Thieves and 1001 Nights in which the bad guy in Hollywood films was
just a fat man in a custom made suit with a fez on his head. Hollywood
has been going oriental ever since 1921's The Sheik with Rudolph Valentino
way back in the silent film era, kept making films about Sinbad the
sailor and always had a penchant for locations like Casablanca and
Algiers. This influence was also widely used in popular music and
by extension in rock 'n' roll and related genres through oriental
flutes and snake charming saxophones. To quote Jerry Reed in opening
track Rockin' In Bagdad: "his harem is a-boppin' to a boogie
beat, they even got the camels hoppin' down the street", or kebab
rock 'n' roll and falafel boogie woogie! Rockin' In Bagdad is clean
cut big label rock 'n' roll, just like Bobby Freeman's Sinbad that
takes the intro of his Do You Wanna Dance into the middle east, crossroads
of three continents: Europe, Asia and Africa. Even belly dancing Bill
Haley & his Comets did not escape with their Oriental Rock! There's
doo-wop with The Socialites' rocker The King Tut Rock and with The
Sandpipers' Ali Baba from 1966 even though it sounds five years older,
and there are mostly saxophone instrumentals like Leroy Holmes' In
A Persian Market (the 1958 rock 'n' roll swing version, not his original
1951 big band version) and The Champs' slurring sax stroll Ali Baba,
as well as variety rock 'n' roll like The Ramrocks' sax jiver Pasha
(the B-side of their tastefully titled single Lasagna - no idea who
played the excellent sax), Shish Ka Bob Rock by Eddie "The Sheik"
Kochak who described his music as amer-abic, and the well known Habibi
Twist by The Latins who came from Italy. Even better known is Ahab
The Arab, though mainly through Ray Stevens' original version. I actually
prefer Jo Ann Campbell's cover here! Still better known is The Sheik
Of Araby, originally a 1921 Tin Pan Alley composition heard here in
a vocal harmony meets doo-wop version by The Colts. Arabian Love call
was later covered by The Seatsniffers (B) but Art Neville's original
version is exotic yet much less ska. The wonderful world of the music
business: saxophone player Preston Love does not play on the Johnny
Otis composition Ali Baba's Boogie by "Preston Love & his
Orchestra", as Jackie Kelso did the saxophone honours on that
instrumental! Mind you, I only found this out by reading it in the
included CD booklet. Obviously the CD has a lot of rockin' jungle
exotica on offer like Johnny & the Hurricanes' Sheba which features
organ, guitar and lots of drums but oddly enough not Johnny Paris'
saxophone, Ganimian & his Orientals' Come With Me To The Casbah,
The Saxons' Camel Walk Part 1, The Slaves' Hari's Harem, Don Ralke's
Zooba and The Majestics' Oasis Part 1 with bongos that sound like
a jungle tribe ecstatically summoning up King Kong, originally released
on Chanson Records, a small Pulaski, Tennessee based label run by
the local undertaker. Yep, that 28 page CD booklet with track-by-track
info and even some full colour illustrations is really worth its weight
in gold. |
ROCKIN’
ROLLIN’ USA CANADA VISIT 06: ROUGH AND BOLD We
zijn weer op muzikale rondreis in Canada, en wie komen we daar allemaal
tegen? The Hi-Lites die met Friday Night Go Go een goeie jiver bijeen
bliezen en Gary Cooper & the Triads met de stevige rocker Come
On Pretty Baby, naast door hun eerdere verschijningen in deze reeks
intussen oude bekenden als Dick Damron met de Canadese rockabilly
That's What I Call Living, Jack Bailey met de rocka-hillbilly The
Bad Apple, en The Rock-A-Tunes wier Honey Baby Sugar zich in de hoek
van Money Honey en The Way I Walk situeert. The Crew Cuts' versie
van My Blue Heaven is meer big band variété swing dan
rock 'n' roll - 't is dan ook een standaard uit de jaren '20 die door
de grote Fats Domino ook maar gecoverd werd. I Love My Baby van Little
Billy Mason die zo piepjong klinkt dat ie een mannelijk equivalent
van Brenda Lee lijkt, bevat een verrassend jazzy gitaarsolo, al ben
ik niet zeker of dat de bedoeling was. Het bizarste nummer van Canadese
origine is Ski Bum van Les Mégatones dat een surfgitaar koppelt
aan gejodel en Don't You Just Know It ha ha ha ha's. Verzamelaars
van ruimtevaartmuziek dienen te noteren dat diezelfde Mégatones
in 1969 een Franstalige popsingle genaamd Monsieur Armstrong uitbrachten
waarin ze Neil Armstrong, de eerste mens op de maan, vragen om de
maan mee te brengen om aan hun lief te geven.
Once again we're
on a music holiday in Canada, and who do we run into this time? The
Hi-Lites with a decent jiver titled Friday Night Go Go, and Gary Cooper
& the Triads with the solid rocker Come On Pretty Baby, plus several
acts who thanks to their previous appearances in this series by now
have become old acquaintances like Dick Damron with the Canadian rockabilly
That's What I Call Living, Jack Bailey with his rocka-hillbilly The
Bad Apple, and The Rock-A-Tunes whose Honey Baby Sugar is from the
same mold as Money Honey and The Way I Walk. The Crew Cuts' version
of My Blue Heaven is big band variety swing instead of rock 'n' roll,
which shouldn't come as a surprise since it's actually a standard
from the 1920s which was simply covered by the great Fats Domino in
his unique style. I Love My Baby by Little Billy Mason who sounds
so young that he appears to be the male equivalent of Brenda Lee,
features a surprisingly jazzy guitar solo, though I'm not sure that
was intentional. The most bizarre song of Canadian origin is Ski Bum
by Les Mégatones who pair a surf guitar with yodelling and
Don't You Just Know It ha ha ha ha's. Collectors of space songs please
note that these same Mégatones in 1969 released a pop 45 sung
in French titled Monsieur Armstrong in which they ask Neil Armstrong,
the first man on the moon, to bring them the moon so they can give
it to their girlfriend. |
20 september 2023
THAT’LL
FLAT GIT IT Vol. 44: ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM
THE VAULTS OF KING, FEDERAL, AUDIO LAB & DELUXE RECORDS
Twee
maanden na That'll Flat Git It Vol. 42 BCD17669 volgt een tweede CD
met materiaal uit de archieven van het platenlabel dat na de tweede
wereldoorlog het langst het meeste succes had in zowel de rhythm 'n'
blues als de country markt, King Records en King onderafdelingen Federal,
Audio Lab en DeLuxe Records. Dat betekent dat King geen eigen herkenbare
sound had als bijvoorbeeld Sun Records, maar daarom was de muziek
op King niet minder goed.
Two months after That'll
Flat Git It Vol. 42 BCD17669 this is a second CD with material from
the vaults of King Records and King subdivisions Federal, Audio Lab
and DeLuxe Records, the record label that for the longest time after
World War II had the most success in both the rhythm 'n' blues and
country markets. That means King did not have its own recognisable
sound like, say, Sun Records, but that doesn't make the music on King
any less good. |
MORE
BOSS BLACK ROCKERS VOL. 10: LONELY LONELY TRAIN
Dit is - voorlopig althans - de laatste More Boss Black Rockers, maar geen nood en niet getreurd, de onverdroten geesten bij Koko Mojo en Rhythm Bomb zijn vast en zeker alweer op iets nieuws aan het broeden. Tot het zover is kunnen we ons in elk geval nog één keer laven aan een verzameling van 28 jivers (Hickory Dickory Dock van Big Boy Myles, Polly Molly van The Five Masks, Betty And Bobby van Ernie Tucker & his Operators, Touch And Go van Wynona Carr, Turn It Off van Dean & Jean), doo-woppende jivers (Baby I Don't Care van The Guytones), doo-woppers (The Dukes met het Cadets-achtige Come On And Rock), strollers (het early sixties Gotta Have A New Dress van Curtis Knight, Roosevelt Grier in de jungle met het funky New Orleans Struttin' And Twistin') en nummers waarop je naar eigen keuze kan strollen of jiven (Please Please Be Mine van El Pauling & Royal Abbit), allemaal afkomstig - hoeft het nog gezegd - uit het zwarte hinterland en hier gecoördineerd door Little Victor Mac, de kwistig met positieve vibes rondstrooiende Mojo Man. The Larks klinken in Forget It als The Treniers, King Curtis toetert een eind weg in de aan Green Onions schatplichtige instrumental Beach Party, Little Richard's begeleidingsband The Upsetters gaat onder leiding van saxman Grady Gaines de Frolic Diner tour op in Jaywalking, Little Richard zelf doet zijn duit in het zakje met de vroege rhythm 'n' blues swinger Ain't Nothing Happening uit 1952, Edwin & Alvin proberen in Shiverin' And Shakin' The Coasters te zijn, en Brook Benton gaat in I Wanna Do Everything For You op de Don't Be Cruel toer. Sommige nummers vonden inspiratie in exalterende gospel, bijvoorbeeld Please Don't Go (Back To Baltimore) van Johnny Acey, géén tikfout want dit is niet Johnny Ace. Andere vonden nergens inspiratie in en zijn niets anders dan primitief, bijvoorbeeld The Premiers in Hey Miss Fancy. Misschien staan er iets te veel rustig voortkabbelende nummers op de CD, maar wie de andere volumes in deze reeks kocht mag deze afsluiter uiteraard niet missen. Wie nu pas inpikt kan zijn schade nog steeds inhalen. Als je echter de bijhorende tiendelige LP reeks (een samenvatting van elke CD op vinyl + gratis de full CD erbij) nog te pakken wil krijgen zal je ondertussen al flink je best moeten doen. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)
This is - at least for now - the last More Boss Black Rockers entry, but don't worry and don't despair, I'm sure that the undeterred busy minds at Koko Mojo and Rhythm Bomb are already brooding on something new. Until then we can at least one more time indulge in a selection of 28 jivers (Big Boy Myles' Hickory Dickory Dock, The Five Masks' Polly Molly, Ernie Tucker & his Operators' Betty And Bobby, Wynona Carr's Touch And Go, Dean & Jean's Turn It Off), doo-wopping jivers (The Guytones' Baby I Don't Care), doo-woppers (The Dukes with the Cadets-like Come On And Rock), strollers (Curtis Knight's early sixties Gotta Have A New Dress, Roosevelt Grier in the jungle with the New Orleans funky Struttin' And Twistin') and songs on which you can either stroll or jive as you please (El Pauling & Royal Abbit's Please Please Be Mine), all hailing - needless to say - from the black hinterland and coordinated here by Little Victor Mac, sprinkling positive vibes around in his Mojo Man disguise. The Larks sound like The Treniers in Forget It, King Curtis honks away in the Green Onions styled instrumental Beach Party, Little Richard's backing band The Upsetters led by saxman Grady Gaines goes Frolic Diner in Jaywalking, Little Richard himself delivers the early rhythm 'n' blues swinger Ain't Nothing Happening from 1952, Edwin & Alvin think they are The Coasters in Shiverin' And Shakin', and Brook Benton goes Don't Be Cruel in I Wanna Do Everything For You. Some songs found inspiration in exalted gospel, for instance Please Don't Go (Back To Baltimore) by Johnny Acey, no typo because it's not Johnny Ace. Others found no inspiration at all and simply sound primitive, for example The Premiers in Hey Miss Fancy. Perhaps the CD contains too many tracks that just keep chugging along, but if you bought the other volumes in this series you don't wanna miss this final chapter. If you're new to the Boss Black Rockers you can still pick up the other volumes. But if you want to buy the accompanying ten volume LP series (a summary of each CD on vinyl + the full CD as a free bonus), you better start to hurry up. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
Vinyl Recensies
14 september 2023
HE'S
A WOLF/ TORNADO BEAT Dit is
'em dus, de eerste Nederlandse single op het twintig jaar geleden
trendsettende Amerikaanse label Wild Records, en die eer viel Tornado
Beat te beurt, opgericht in Amsterdam in 2019 door Kim Steer van Pinxteren
(zang), Laurent Portier (gitaar, Lil' Sal & the Wildtones), Eddy
Poppes (contrabas, Reno Brothers, Red Shots), Jan Kramer (drums, Haystack
Hi-Tones) en Mikkel van der Meulen (sax, Amsterdam BeatClub) die speelt
op deze single maar inmiddels vervangen is door Wim van den Manacker
van ska/reggae band The Beatbusters. In 2021 stonden ze al met twee
tracks op de verzamel-CD The WILDest Young Breed Volume 3, en daarna
volgde deze vinyl single, niet opgenomen bij Reb Kennedy in Hollywood
maar gewoon in Haarlem. In tegenstelling tot veel andere uitbestede
Wild releases grijpt Tornado Beat evenwel terug naar de klassieke
Wild basissound: aards en met ritmische percussie van maracas oftewel
sambaballen. He's A Wolf doet zijn voordeel met een dreigende gitaar,
een diep blowende scheursax, een frontvrouw die haar hele ziel in
haar zang en in handen van de luisteraar legt, en één
dubbele solo bestaande uit eerst gitaar en dan nog een paar maten
sax. Die zware sax sound doet wat denken aan The Playboys (GB) destijds,
en aan indianen op het oorlogspad, want dat soort kampvuur dans is
He's A Wolf. Het nummer hakt er stevig in, je kan er boppend een paar
laarzen op verslijten, er zitten een paar venijnige weerhaken in de
melodie en het ritme, de wolf huilt naar de maan, en voor je't weet
is het nummer voorbij.
This is the first 45 by
a Dutch band on Wild Records, the American label that was trendsetting
two decades ago, and that honour befell Tornado Beat, founded in Amsterdam
in 2019 by Kim Steer van Pinxteren (vocals), Laurent Portier (guitar,
Lil' Sal & the Wildtones), Eddy Poppes (double bass, Reno Brothers,
Red Shots), Jan Kramer (drums, Haystack Hi-Tones) and Mikkel van der
Meulen (sax, Amsterdam BeatClub) who plays on this single but has
since been replaced by Wim van den Manacker from Dutch ska/reggae
band The Beatbusters. Back in 2021 Tornado Beat had two tracks on
The WILDest Young Breed Volume 3 compilation CD, followed by this
vinyl 45, not recorded at Reb Kennedy's in Hollywood but simply in
the city of Haarlem, Holland. Unlike many other outsourced Wild releases
however, Tornado Beat harks back to the classic basic Wild sound:
down to earth and featuring rhythmic percussion using maracas. He's
A Wolf takes advantage from a menacing guitar, a deep blowing ripping
sax, a frontwoman who puts her whole soul into her vocals and into
the hands of the listener, and one double solo consisting of first
guitar and then a couple bars of sax. The heavy sax sound is somewhat
reminiscent of The Playboys (GB) in the nineties, and of injuns on
the warpath, because He's A Wolf is that kind of campfire dance. The
song chops along briskly, you could wear out a pair of boots boppin'
to it, there are some vicious hooks in the melody and rhythm, the
wolf howls at the moon, and before you't know it the song is over. |
VINTAGE
TROUBLE/ TRUCK STOP CUTIE Als
de debuutsingle van Truck Stop Cutie u bekend in de oren klinkt, dan
klopt dat: Truck Stop Cutie frontman, contrabassist Wim Geysels die
het nummer schreef, zong het al bij zijn vorige band Belle Starr &
the Boot Jacks, toen in duet met zangeres Belle Starr. Uit die Boot
Jacks komt ook pedal steel Bouke Cools, de rest van Truck Stop Cutie
bestaat uit "oudstrijders" van de Belgische rockabilly scene
Wan De Brabander (akoestische gitaar, Moonshine Reunion), Steven Hollanders
(leadgitaar, Hadacol Tremblers, Motel Men) en Koen Verbeek (drums
en backing vocals, Crystal & Runnin' Wild, Los Fabulous Frankies).
Mensen die het klappen van de zweep kennen, maar Truck Stop Cutie
is meer dan rockabilly, want ze spelen ze ook country en countryrock,
een beetje all round roots dus, overhellend naar de country side of
things. Vintage Trouble is daar een mooi voorbeeld van. In tegenstelling
tot wat dat woordje "trouble" doet vermoeden is Vintage
Trouble immers een melancholisch medium tempo nummer, een meer country
versie van de country geïnspireerde rockabilly nummers die bijvoorbeeld
hun landgenoten Moonshine Reunion brengen. Het verschil wordt gemaakt
door het catchy refrein en de nadrukkelijk alomtegenwoordige pedal
steel die het hele nummer doorweeft en het eerste deel van de solo
voor zijn rekening neemt - het tweede deel is voor de gitaar. Er zit
wat Eagles en wat Byrds en wat truckin' country in maar dan zonder
twang, en het nummer is gebouwd op een klassieke structuur van strofe,
refrein, strofe, refrein, solo, refrein, strofe, refrein en gedaan.
De sfeer die het nummer oproept? Americana gemaakt in België.
If Truck Stop Cutie's debut
45 sounds familiar, you're right: Truck Stop Cutie frontman, double
bass player Wim Geysels who wrote the song, already sang it with his
previous band Belle Starr & the Boot Jacks as a duet with singer
Belle Starr. Truck Stop Cutie pedal steel Bouke Cools was also in
Belle Starr & the Boot Jacks, while the rest of Truck Stop Cutie
consists of Belgian rockabilly scene veterans Wan De Brabander (acoustic
guitar, Moonshine Reunion), Steven Hollanders (lead guitar, Hadacol
Tremblers, Motel Men) and Koen Verbeek (drums and backing vocals,
Crystal & Runnin' Wild, Los Fabulous Frankies). Obviously they
know their shit, but Truck Stop Cutie is more than rockabilly, for
they also play country and country rock, making TSC an all round roots
band leaning towards the country side of things. Vintage Trouble is
a fine example of this. Contrary to what the word "trouble"
in the title may suggest, Vintage Trouble is a melancholic medium
tempo song, a more countryfied version of the country inspired rockabilly
tunes as performed by for instance their compatriots Moonshine Reunion.
Yet the catchy chorus makes all the difference, as well as the ubiquitous
pedal steel that pervades the whole song and leads the first part
of the solo - the second part is for the guitar. There's some Eagles
and some Byrds and some truckin' country without twang in there, while
the song is built on a classic structure of stanza, chorus, stanza,
chorus, solo, chorus, stanza, chorus and done. The mood the song evokes?
Americana made in Belgium. |
BAD
BONE DANCE/ THE BAD BONE STOMPERS Moondog
Music is een Fins label waarop sinds 2022 CD’s en vinyl verscheen
van Finse bands als Mystery Train, Ria & the Hi-Binders, The Rockhouse
Strutters en The Primer Kings, met als uitzondering Ric Arlandi. Die
laatste komt uit Spanje, net als deze Bad Bone Stompers uit Tenerife,
door gitarist Claudio De Franceschi alias Klaus Wildcat en zanger/mondharmonicaspeler
Emanuele Magri alias Hellvis Lonewolf, twee Italianen die naar Spanje
trokken, in 2020 begonnen als two man band. Daar kwam eerst een drummer
bij, en met de toevoeging van contrabas (Héctor Quintero van
The Ragtones en The Velvet Candles) zijn The Bad Bone Stompers nu
een kwartet dat tussen de bedrijven door nog steeds optreedt als duo.
Hun muziek wordt omschreven als greasy rhythm 'n' blues en dirty blues-a-billy
en daar kan ik me wel iets bij voorstellen op basis van deze vinyl
single. Hun Bad Bone Dance is immers een bluesbopper van het gemeenste
soort: uptempo, repetitief, een zware John Lee Hooker gitaar, daarbovenop
mondharmonica, zang vanuit onderbuik en maag, en een jaren '60 garagesfeertje.
George Thorogood als bluesbopper, quoi, en dus uitstekende mojo om
u te wapenen tegen de voodoo van uw mede-muziekliefhebbers.
Moondog Music is a Finnish
label established in 2022 with CD’s and vinyl from Finnish bands
like Mystery Train, Ria & the Hi-Binders, The Rockhouse Strutters
and The Primer Kings, with the exception of Ric Arlandi from Spain,
who paved the way for The Bad Bone Stompers from Tenerife who started
out in 2020 as a two-man-band consisting of singer/guitarist Claudio
De Franceschi aka Klaus Wildcat and singer/harp player Emanuele Magri
aka Hellvis Lonewolf, both Italians who went to Spain. First they
added a drummer and then double bass player Héctor Quintero
of Ragtones and Velvet Candles fame, making The Bad Bone Stompers
a quartet that in between gigs still performs as a duo. They describe
their music as greasy rhythm 'n' blues and dirty blues-a-billy and
I can see what they mean when listening to this vinyl single, as their
Bad Bone Dance is a blues bopper of the meanest kind: uptempo, repetitive,
a heavy John Lee Hooker guitar, harmonica on top, vocals coming from
the underbelly and the stomach, and a si(ck)xties garage vibe. Think
George Thorogood playing blues bop, excellent mojo to arm yourself
against the voodoo of your fellow music lovers. |
CORONA
BOP/ THE NITE HOWLERS Derde single
sinds 2018 van de Franse groep van Oliver Laporte die in het verleden
100 % authentieke rock 'n' roll maakte met Roy Thompson & the
Mellow Kings, Roy Thompson & his Royal Acadians en The Wild Goners.
In de klassieke Nite Howlers opstelling van akoestische gitaar, leadgitaar,
contrabas en drums kan hij zijn rockabilly ei kwijt en dat leverde
tot nu toe twee knappe singles op - drie, want deze mag er ook zijn.
She's Gone, hun vorige single, was een eerbetoon aan Laporte's grote
idool Charlie Feathers, maar Corona Bop tapt uit een ander vaatje,
want de structuur, de zang, de vlijmscherpe gitaar en de algemene
groove doen meer denken aan het beste van Carl Perkins. Zo horen wij
ze graag: een intro op gitaar, na drie seconden valt de band in, even
blijven hangen in die intro, na nog geen tien seconden valt de zang
in, na veertig seconden hebben we al twee strofes achter de kiezen
en begint de solo, en na twee minuten en twaalf seconden heft de toonarm
van de platendraaier zich al weer omhoog, het soort song die uit de
boxen blast als een atoombom en in de good old days een rush op de
dansvloer inzette.
Third 45 since 2018 from
this French band led by Oliver Laporte who in the past delivered the
goods with Roy Thompson & the Mellow Kings, Roy Thompson &
his Royal Acadians and The Wild Goners. In the classic Nite Howlers
line-up of acoustic guitar, lead guitar, double bass and drums he
can let go his inner rockabilly demons which so far yielded two great
45s - make that three, because this one ain't half bad either. She's
Gone, their previous outing, was a tribute to Laporte's idol Charlie
Feathers, but Corona Bop takes the music in another direction, for
structure, vocals, the guitar that cuts like a knife and the general
groove are reminiscent of the best of Carl Perkins. This is how we
like to hear 'em: an intro on guitar, after three seconds the band
joins in, let's linger a little while in that intro, after less than
ten seconds the vocals join in, after forty seconds and two stanzas
it's high time for the first solo, and after two minutes and twelve
seconds the tone arm of the turntable lifts itself up. This is the
kind of song that blasts out of the boxes like an atom bomb and in
the good old days would've started a rush on the dance floor. |
Download Recensie
30 augustus 2023
FIRST
WAVE/ THE DWELLERS
Of wij
interesse hadden de debuut EP van de Amerikaanse surfgroep The Dwellers
uit Royal Oak, Michigan te recenseren? Natuurlijk: nieuwe bands, laat
ze maar komen, want wij waarderen surfmuziek ten zeerste. Teken des
tijds: die EP blijkt enkel te koop als digitale download. Nadat er
bij wijze van intro 20 seconden een golf breekt op het strand breken
twee gitaren uit in een duel. Dat gaat er uptempo, snedig, pittig
maar toch melodieus aan toe en wordt na net geen minuut ingevuld door
gecontroleerde Davie Allan fuzz die steeds harder wordt, en zo wisselen
melodie en fuzz elkaar bijna vier minuten lang af in opener Tide Breaker.
Just Another Surf Song heeft een gelijkaardige melodie, is zonder
elkaar bestrijdende gitaren maar bevat wel de opvallende aanwezigheid
van surfende ooh-wee-ooh backing vocals. Gnarly Marley begint als
een ballade maar bevat ook weer hardere, dramatische accenten, en
ik vermoed dat dat woordje "Marley" in de titel verwijst
naar de lichte ska toets in het nummer. Het medium tempo Saltwater
Cowboy Act I keert terug naar de melodielijnen van Tide Breaker en
Just Another Surf Song, dit keer badend in een western sfeertje door
de aanwezigheid van licht tromgeroffel en elementen uit flamenco.
Afsluiter Night Cap is een dromerig Shadows-achtig nachtmutsje verpakt
in violen uit een doosje.
Whether we'd interested
in reviewing the debut EP of American surf group The Dwellers from
Royal Oak, Michigan? Of course we would: new bands, keep 'em coming,
for we have a soft spot for surf music. Sign of the times: it turns
out this EP is only available as a digital download. In a twenty second
intro a wave breaks on the beach, after which two guitars break out
into an uptempo, snappy, punchy yet melodic duel, after just under
one minute exploding in controlled Davie Allan fuzz that gets louder
and louder, and melody and fuzz alternate for almost four minutes
in opening track Tide Breaker. Just Another Surf Song has a similar
melody, does not rely on clashing guitars but features the striking
presence of surfin' ooh-wee-ooh backing vocals. Gnarly Marley starts
out like a ballad but again contains harder, dramatic touches, and
I suspect that the word "Marley" in the title refers to
the light ska touch characterizing this tune. The medium paced Saltwater
Cowboy Act I returns to the melodic lines of Tide Breaker and Just
Another Surf Song, this time bathed in a western ambience thanks to
the presence of light drum rolls and elements of flamenco. Closing
track Night Cap is a dreamy Shadows-like, err, nightcap wrapped in
keyboard violins. |
Vinyl Recensies
LET'S
PLAY AROUND/ CHERRY CASINO & THE GAMBLERS Het Duitse
label Rhythm Bomb viert zijn twingste verjaardag en brengt daarom
enkele CD bestsellers voor het eerst uit op vinyl. Let's Play Around
bevat 10 van de 15 tracks van de gelijknamige CD (RBR5622), het in
2005 opgenomen debuutalbum van de in 2002 in Berlijn opgerichte Cherry
Casino & the Gamblers (in juni nog te zien op D-Day in Amsterdam,
en in augustus op Bog & Roll in Veendam), het rhythm 'n' blues
alter ego van Round Up Boys Axel Praefcke (zang, leadgitaar), Ike
Stoye (tenorsax), Michael Kirscht (ritmegitaar) en op dit album Lucky
Lehman (contrabas) en Torsten Peukert (drums). Rhythm 'n' blues is
uiteraard veel gezegd, verwacht u zeker niet aan blues, maar de fifties
stijl- en opname experten die samen de Lightning Recorders studio
in Berlijn runnen doken als Cherry Casino & the Gamblers in de
zwarte saxofoon rock 'n' roll. Er volgden nog minstens twee albums,
maar Let's Play Around was de blauwdruk boordevol swingende jivers
als Gonna Tear Your Playhouse Down, You're Too High For Me, All Night
Long, Baby Please Come Back en Did You Hear That Door Slam, gemixt
met stompers als Girl Next Door en Rockin' And Rollin'. Hoe door en
door ze het idioom kennen blijkt uit het feit dat alle songs behalve
opener Huh Babe van Luke McDaniel (in feite Sun rockabilly, zo zie
je maar weer hoe dicht het allemaal bij elkaar aanleunt, want die
plat blowende sax en de venijnige gitaar klinkt in een combinatie
met distorted vocals en de rammelende Sun sound gelijk een pak zwarter)
eigen nummers zijn gevloeid uit de pen van Axel Praefcke. Knap! Een
rockende rhythm 'n' blues gitaar, non stop getoeter en zang met een
hete aardappel in de mond, meer hebben Cherry Casino en co niet nodig
om als een soort mini Ray Collins' Hot-Club een feestje te bouwen
met de geesten van Big Joe Turner en Roy Brown. Staan hier niet op:
Five Minutes More, de rockaballad Headlight Blues, hun vocale cover
van de klassieke instrumental Night Train, het vrolijk strummende
Plans Without Me en de trage blues Lump In My Throat. Aanschaffen
voor ie uitverkocht is! Info: www.cherry-casino.de
and www.vintagerockinroots.com
(Frantic Franky) German label Rhythm Bomb celebrates its twentieth anniversary by releasing a couple of CD bestsellers on vinyl for the first time. Let's Play Around, originally released on CD (RBR5622) in 2005, features 10 out of the 15 tracks from the debut album of Berlin based Cherry Casino & the Gamblers, rockin' the rhythm 'n' blues since 2005 with Round Up Boys Axel Praefcke (vocals, lead guitar), Ike Stoye (tenor sax), Michael Kirscht (rhythm guitar) and on this album Lucky Lehman (double bass) and Torsten Peukert (drums). Rhythm 'n' blues is not exactly the music they play, don't expect real blues, but the fifties style and recording experts who run the Lightning Recorders studio in Berlin use the Cherry Casino & the Gamblers moniker to delve into black sax rock 'n' roll. At least two more albums followed, but Let's Play Around was the blueprint filled with swinging jivers like Gonna Tear Your Playhouse Down, You're Too High For Me, All Night Long, Baby Please Come Back and Did You Hear That Door Slam, mixed with stompers like Girl Next Door and Rockin' And Rollin'. How well they know the idiom is evidenced by the fact that all songs except Luke McDaniel's opener Huh Babe (basically Sun rockabilly, just goes to show how close all these genres really are, as that flat blowing sax and vicious guitar combined with distorted vocals and the rattling Sun sound immediately makes everything sound a lot blacker) were penned by the prolific Axel Praefcke. Quite a feat! A rockin' rhythm 'n' blues guitar, non-stop honking and vocals with a hot potato in their mouth, that's all Cherry Casino and co need to throw a party with the ghosts of Big Joe Turner and Roy Brown as if they were a mini version of Ray Collins' Hot-Club. Not on the 10 inch: Five Minutes More, the rockaballad Headlight Blues, their vocal cover of the classic instrumental Night Train, the upbeat strumming Plans Without Me and the slow blues Lump In My Throat. Grab it before it's gone! Info: www.cherry-casino.de and www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
23 augustus 2023
ROCKIN'
& BOPPIN' WITH DJ RUDY
Stag-O-Lee
is een Duits re-issue label dat massa’s compilaties op de markt
brengt op zowel vinyl als CD en zich toelegt op obscuriteiten en rock
'n' roll subgenres, vaak met een sleazy tintje. Enkele van hun reeksen
die u misschien al tegenkwam of bezit zijn Buzzsaw Joint Cuts, Beat
From Badsville, Songs From Satan's Jukebox, Gunsmoke en Slow Grind
Fever. Een van hun reeksen is de DJ Series waarin reeds zes albums
verschenen samengesteld door DJ’s uit de rock 'n' roll scene
uit Engeland (Keb Darge, Gaz Mayall) en Duitsland, en nummer 7 is
de eerste release door een DJ uit de Benelux, Rudy Reynaerts, de enige
Belgische rock 'n' roll DJ die, euh, meedraait op internationaal
niveau: DJ Rudy stond al achter de platenspelers op de Rockabilly
Rave (GB), High Rockabilly (E), Let's Get Wild (D) en de Berlin Shake
om er maar een paar te noemen. DJ stuff hoort thuis op vinyl dus werd
dit inderdaad vinyl, en Stag-O-Lee nam geen halve maatregelen: dit
werd gelijk een dubbel LP met maar liefst 32 tracks, net zoals op
de dansvloer netjes gegroepeerd in blokjes. De dans wordt geopend
met uptempo late fifties rockers zoals het geweldige Stop van Red
(Hot) Russell, qua feeling een soort Midnight Crying Time maar dan
sneller, Tootles (Lenny Capello & the Dots) en het wat sixties
country getinte Dance Baby Dance (Jay Hadley), nummers ten zeerste
geschikt om op te jiven maar dus géén zwarte jivers
met blazers. Nee, de paar zwarte nummers met blazers die hier op staan
gaan meer richting early sixties soul zonder echt soul te zijn, bijvoorbeeld
I Ain't Giving Up Nothing (Bernhard Byers) en het niet onbekende Mama
Get Your Hammer (Bobby Peterson). Geen record hop zonder rockabilly
boppers, met dank aan Parker Cunningham (Dry Run), Bob & the Rockabillies
(Your Kind Of Love), Farris Wilder (het schitterende It's All Your
Fault) en Harold Shutters & his Rocats (het primitieve Bunny Honey),
stevige strollers (Donnie Brooks' Girl Machine, Freddy Cannon's razend
enthousiaste Patty Baby), bluesboppers als Frankie Lee Simms' primitieve
Married Woman en Cousin Leroy's voller klinkende I'm Lonesome oftewel
Chuck Berry in bluesbop, en in het verlengde daarvan rechtdoor bluesrock
als Jimmy Reed's Two Ways To Skin (A Cat).
Stag-O-Lee
is a German re-issue label releasing loads of compilations on both vinyl
and CD, specialising in obscurities and rock 'n' roll subgenres, often
concentrating on the sleazy side of things with series like Buzzsaw
Joint Cuts, Beat From Badsville, Songs From Satan's Jukebox, Gunsmoke
and Slow Grind Fever. Another one of their series is the DJ Series which
so far contains six albums compiled by DJ's from the rock 'n' roll scene
from England (Keb Darge, Gaz Mayall) and Germany, and number 7 is the
first release by a DJ from the Benelux, Rudy Reynaerts, the only Belgian
rock 'n' roll DJ who competes on an international level: DJ Rudy was
already behind the decks at the Rockabilly Rave (GB), High Rockabilly
(E), Let's Get Wild (D) and the Berlin Shake to name but a few. DJ stuff
belongs on vinyl so this indeed became vinyl, and Stag-O-Lee took no
half measures: it's a double LP with no less than 32 tracks, neatly
grouped in genres just like how you hear them blasting on the dance
floor. The ball opens with uptempo late fifties rockers such as Red
(Hot) Russell's great Stop, in terms of feeling a kind of Midnight Crying
Time but faster, Tootles (Lenny Capello & the Dots) and the sixties
country tinged Dance Baby Dance (Jay Hadley), songs highly suitable
to jive to, but not black jivers with sax. No, the few black songs with
sax on here veer more towards early sixties soul without actually being
soul, for example I Ain't Giving Up Nothing (Bernhard Byers) and the
not unfamiliar Mama Get Your Hammer (Bobby Peterson). No record hop
is complete without rockabilly boppers, here courtesy of Parker Cunningham
(Dry Run), Bob & the Rockabillies (Your Kind Of Love), Farris Wilder
(the brilliant It's All Your Fault) and Harold Shutters & his Rocats
(the primitive Bunny Honey), solid strollers (Donnie Brooks' Girl Machine,
Freddy Cannon's contagiously enthusiastic Patty Baby), blues boppers
like Frankie Lee Simms' primitive Married Woman and Cousin Leroy's fuller
sounding I'm Lonesome (the Chuck Berry sound played blues bop style),
and by extension straight ahead bluesrock like Jimmy Reed's Two Ways
To Skin (A Cat). The main chunk on these two vinyl platters are however tracks that straddle the line between rock 'n' roll, British beat and pure sixties, for instance 1964's Don't Wanna Go On Shaking by The Migil 5 at stroll speed, or The Phantoms' I'll Go Crazy, Larry Trider's So Fine and Gene Kennedy's freewheeling Don't Tear My Playhouse Down. Two familiar names with unjustly forgotten sixties songs are Tommy Roe with the jiver Dance With Henry and Bruce Channel whose Tipped Out sounds very rockabilly despite the harmonica. One of the best examples of those sixties sounds here is Wake Up Little Susie which everyone knows from The Every Brothers, but Joe Melson's version is faster and simply because of that already more rockin', but it also takes advantage of the alternative handclapping arrangement and is undoubtedly one of the highlights on this album. Two more great tracks here in that style are The Chancellors' My Girl and Tommy Danton & the Echoes' Twenty One. Ray Smith goes Johnny Burnette in Johnny The Hummer, and Lance Roberts' mysterious-exotic Gonna Have Myself A Ball is Elvis-inspired early sixties. There's more mysterious early sixties exotica with Dale Wright's Dance With Me. Noblesse oblige: Rockin' & Boppin' With DJ Rudy features (at least, maybe there's more that I don't know) two Belgian tracks, Relax by The Cousins' (who scored a hit with Kili Watch and were internationally known as The Continental Cousins), sixties vocals on a twangy guitar instrumental at stroll tempo (on the original 1962 single it was described as "madison-twist"), and another pure sixties song again at stroll speed, 1964's Just For Me by Flemish beat group The Jumpers. To sum things up, this double album contains a lot of sixties rock 'n' roll and sixties influenced songs, but a DJ has to follow evolving tastes. In these harder times this translates into harder and faster songs on the dance floor: what we used to consider neo is now simply rockabilly and what used to be jived have become strollers in the 21st century. DJ's should however not only follow the public's taste but also guide it by discovering "new" old songs and and rescuing forgotten songs. In both, DJ Rudy has succeeded to the full extent with this album - the songs I know can be counted on the fingers of one hand. For those who do appreciate sixties rock 'n' roll (and judging by the packed dance floors these days, that's many of you), this double album is a must, and for those who no longer have a record player, the CD version STAGOCD 196 contains exactly the same 32 tracks. Limited to 500 LP’s and no repress. Info: www.stagoleeshop.com and www.facebook.com/rudy.reynaerts (Frantic Franky) |
CD Recensies
SUMMERTIME
SCORCHERS VOL 4
Vlug, voor
de zomer helemáál voorbij is: deel 4 in de reeks die
niet zozeer songs over de zomer in de aanbieding heeft (pakweg één
op de drie songs gaat over de zomer en de vakantie) maar wel de ideale
soundtrack vormt voor uw zomerfeestje/pool party/barbecue. Uitschieters
kiezen tussen de 30 tracks 1956-1962 hangt uiteraard af van je eigen
smaak en voorkeur maar ik vestig graag uw aandacht op Joe Jones' zwarte
saxofoon origineel van surfstomper California Sun, de zalige jiver
45 RPM van The Mark IV en de Bill Haley goes Hawaii swingjive van
de Hawaiian Rock 'n' Roll van Morgan Clarke & the Hulawai'ns,
niet afkomstig uit Hawaii maar van Nieuw-Zeeland. Zoals op de meeste
door de Britse maar in Duitsland woonachtige DJ Mark Armstrong samengestelde
compilaties bevat de CD alle mogelijke rock 'n' roll subgenres als
rockabilly (I'm Loving You Baby van Bobby Hardin), zwarte en blanke
doo-wop (Tony Dee & the Pageants met Make You My Queen, Hurry
To Your Date van The Utopians, The Jewels met Rickety Rock, The Argyles
met Vacation Days Are Over), swingend zwart werk (The Five Keys met
From The Bottom Of My Heart, Otis Williams & the Charms met Red
Hot Love, Bee Bee Queen met Wanna Be Loved), strollers (The Flirt
van Ted Forbes & the Kisses), female rockers (Ific van Lucy Rivera,
Jan Moore's Head Over Heels In Love dat baadt in een Charlie Rich
Lonely Weekends sfeertje), rechtdoor jivers (You Excite Me van Johnny
O'Keefe), als twist vermomde rechtdoor gitaarrockers (Twistin' On
The Beach van Jimmy Simms Thunderbirds) en zelfs pizzicato early sixties
pop uit het Drifters vaatje (Dance With Me van Carla Thomas), naast
veel vergeten maar eersteklas rockers als School's Out van Bill James
& the Hex-O-Tones en Long Pony Tail van Chuck Tharp & the
Fireballs met dezelfde gitaar intro als Move It van Cliff Richard.
Hurry, before the summer
is completely gone, let's listen to part 4 in the series that does
not really feature songs about summer (roughly one in every three
songs here is about summer and holidays) but turns out to be a mighty
fine soundtrack for your vacation/pool party/barbecue. Picking highlights
among the 30 tracks 1956-1962 obviously depends upon your own taste
and preferences but I'd like to draw your attention to Joe Jones'
black saxophone original of surf stomper California Sun, The Mark
IV's joyful jiver 45 RPM and the Bill Haley goes Hawaii swing jive
of Morgan Clarke & the Hulawai'ns' Hawaiian Rock 'n' Roll who
weren't from Hawaii but from New Zealand. As on most compilations
from British DJ but German-based Mark Armstrong, the CD includes every
possible rock 'n' roll subgenre imaginable like rockabilly (Bobby
Hardin's I'm Loving You Baby), black and white doo-wop (Tony Dee &
the Pageants' Make You My Queen, The Utopians' Hurry To Your Date,
The Jewels with Rickety Rock, The Argyles with Vacation Days Are Over),
swinging black stuff (The Five Keys with From The Bottom Of My Heart,
Otis Williams & the Charms' Red Hot Love, Bee Bee Queen with Wanna
Be Loved), strollers (The Flirt by Ted Forbes & the Kisses), female
rockers (Lucy Rivera's Ific, Jan Moore's Head Over Heels In Love with
its Charlie Rich Lonely Weekends vibe), straight forward jivers (Johnny
O'Keefe's You Excite Me), straight ahead guitar rockers disguised
as twist (Twistin' On The Beach by Jimmy Simms Thunderbirds) and even
pizzicato early sixties pop in the Drifters mold (Carla Thomas' Dance
With Me), alongside several forgotten but first rate rockers like
Bill James & the Hex-O-Tones's School's Out and Chuck Tharp &
the Fireballs' Long Pony Tail which sports the same guitar intro as
Cliff Richard's Move It. |
16 augustus 2023
FOLLOW
THE LEADER/ LILLIAN BRIGGS
In het
rijtje rock 'n' roll zangeressen viel Lillian Briggs op omdat ze trombone
speelde, niet bepaald het rockendste instrument ooit, maar het geeft
wel aan welk soort rock 'n' roll ze maakte, namelijk big band rock
'n' roll waarop het goed jiven is. Dan denk ik aan nummers op deze
10 track 10 inch als I Want You To Be My Baby (u kent het misschien
nog van De Gigantjes uit 1987) in de originele versie uit 1955, niet
haar heropname uit 1961 die misschien meer rock 'n' roll klinkt maar
ook meer backing vocals bevat, Follow The Leader en het stop-startende
Can't Stop waarop een groot orkest 'm van jetje geeft onder leiding
van Briggs' stem die klinkt alsof ze een flink brutaaltje was. Maar
Briggs was veel meer dan alleen maar jive: in haar erg gevarieerde
discografie steekt ook medium tempo en trage crooners (onder meer
een cover van Eddie My Love van The Teen Queens), charleston ragtime
variété (Give Me A Band And My Baby dat zelfs een one
for the money two for the show three to get ready bevat), zwoeligheden
(I've Got Your Heart) en pure popmuziek (The Teens In Jeans From New
Orleans, Boogie Blues).
Lillian Briggs stood out among the female rock 'n 'roll singers because she played the trombone, not exactly the rockinest instrument around, but it does indicate the type of rock 'n' roll she recorded, which was big band rock 'n' roll ideal for jiving. I'm thinking about songs on this 10 track 10 inch like I the often covered I Want You To Be My Baby in her 1955 version, not the 1961 re-recording that may sound more rock 'n' roll but also contains more backing vocals, Follow The Leader and the stop-starting Can't Stop on which a big orchestra lets loose guided by Briggs' voice that sounds like she was quite the sassy gal. But Briggs was much more than only jive: her very varied discography also includes medium tempo and slow crooners (including a cover of The Teen Queens' Eddie My Love), charleston ragtime variety (Give Me A Band And My Baby which even included a one for the money two for the show three to get ready), sultry songs (I've Got Your Heart) and pure pop music (The Teens In Jeans From New Orleans, Boogie Blues). This release however does not exclusively focus on her jivers, for it does not include The Only Way To Live, Hooray For The Rock and her christmas rocker Rock 'n' Roll-y Poly Santa Claus, nor swinging pop songs like She Sells Seashells, Diddy Boppers and her version of Rag Mop, nor her teen rock tunes Be Mine and I'm Burning For You. Yet it turns out to be a representative overview featuring besides the aforementioned jivers the teen pop big band swinger Blues In The Night (not blues at all) with slow striptease ending in which Briggs sounds like a rock 'n' roll version of Doris Day, the violin laced teen rockers I Care For You and I'm Burning For You, and the perfect stroll Come Here with Jailhouse Rock intro. The tongue twister I is another wonderful marriage of rock 'n' roll and jive, and the well known Hey Bab Ba Re Bop not only features a swinging solo on trombone but also a groovy organ that reappears in If There's A Man In The House. There are a couple of CD’s of this somewhat forgotten singer out there, but I think there's been no Lillian Briggs on vinyl since the eighties. Lillian Briggs passed away from lung cancer in 1998 at the age of 65. Tipitina is a new sublabel of German label Rhythm Bomb Records. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky) |
Vinyl Recensies
THE
VELVET LOUNGE, FEVER/ PEGGY LEE
Ik beken:
hoe ouder ik word, hoe meer ik crooners waardeer. Ik hou ontzettend
veel van rockabilly en aanverwanten, maar 's avonds mag ik me graag
koesteren in de warmte van muziek die klinkt als een knisperend haardvuur
met de mooie stemmen en rijke arrangementen van 's werelds beste zangers
en zangeressen. Daartoe behoort zeker Peggy Lee. Mijn bezit van een
paar CD’s van haar wordt overigens gerechtvaardigd door het
feit dat haar grootste hit in 1958 het vingerknippende Fever was waarmee
ook Elvis twee jaar later scoorde, maar Peggy Lee was dus eerst of
beter gezegd eerder, want de originele Fever is van Little Willie
John uit 1956. Ik wist niet dat Bear Family een reeks getiteld The
Velvet Lounge had waarin reeds CD’s verschenen van Louis Prima,
Rosemary Clooney, Bonnie Guitar, Ann-Margaret en Eartha Kitt, artiesten
die je zou kunnen beschouwen als borderline rock 'n' roll. Die CD’s
verschenen allemaal in 2011, uitgezonderd Ann-Margaret die al in 1998
op de markt kwam, en blijkbaar pikt Bear Family de draad nu opnieuw
op.
I confess: the older I
get, the more I appreciate crooners. I love rockabilly and the like
immensely, but in the evening I enjoy basking in the warmth of music
that sounds like a crackling fireplace with the beautiful voices and
rich arrangements of the world's best singers. These most certainly
include Peggy Lee. I own a couple of Peggy Lee CD’s, justified
by the fact that her biggest hit was the fingersnapping Fever in 1958
with which Elvis also scored two years later, but Peggy Lee was first
or to be precise she did it earlier, as the original Fever was recorded
by Little Willie John in 1956. I didn't know that Bear Family had
a series titled The Velvet Lounge which already included CD’s
by Louis Prima, Rosemary Clooney, Bonnie Guitar, Ann-Margaret and
Eartha Kitt, artists you might consider borderline rock 'n' roll.
Those CD’s all appeared in 2011, with the exception of Ann-Margaret
which was released back in 1998, and apparently Bear Family is now
picking up the series again. |
9 augustus 2023
GOT
SOMETHING ON MY MIND/ LUCKY STEVE & THE BLACKFOREST RAMBLERS
Debuut
solo album op 10 inch vinyl (500 stuks) van Lucky Steve, niet de frontman
van de Amerikaanse swing band Steve Lucky & the Rhumba Kings maar
Stephan Brodbeck, gitarist van de Duitse bands The Booze Bombs en
Dusty Dave & the Heart Attacks. Dat solo moet u met een korrel
zout nemen want Brodbeck wordt op deze schijf begeleid door contrabassist
Hans-Peter Benzing van Devils & Soehne (een andere band van Brodbeck
samen met Booze Bombs zangeres Anneliese Pardo) en door one man band
Dollar Bill (hier heet ie op z'n Duits "Dollarschein"!)
op drums. Dollar Bill stond ook in voor de productie en schreef samen
met Brodbeck alle eigen nummers en dat zijn er zes van de acht. Bij
dit soort projecten krijg je altijd hulp van de maten, in casu mondharmonicaspeler
Dynamite White van Dusty Dave & the Heart Attacks, pianist Sascha
Kommer (ook eerder te gast bij Dusty Dave & the Heart Attacks
en bij The Booze Bombs), Ferdinand Kraemer van Black Patti op mandoline,
Devils & Soehne accordeonist Gottlob Seibold en de mij onbekende
Wendelin Langle op gitaar en dobro. Met al die namen weet u meteen
in welke hoek we zitten, namelijk in de Black Shack Recordings studio
van mixer en masterer Rawand Baziany (ook weer bassist van Dusty Dave
& the Heart Attacks) in Calw bij het Zwarte Woud in Duitsland,
vandaar ook de groepsnaam. Eén pot nat!
Debut solo album
on 10 inch vinyl (500 copies) from Lucky Steve, not the front man
of US swing band Steve Lucky & the Rhumba Kings but Stephan Brodbeck,
axe man of German bands The Booze Bombs and Dusty Dave & the Heart
Attacks. Take that "solo" with a pinch of salt as Brodbeck
is accompanied by double bass player Hans-Peter Benzing from Devils
& Soehne (another one of Brodbeck's bands with Booze Bombs singer
Anneliese Pardo) and by one man band Dollar Bill (here called "Dollarschein"
in German!) on drums. Dollar Bill was also in charge of the production
and together with Brodbeck wrote all the original songs, which are
six out of eight. On projects like this you always get help from your
mates, and here they are harmonica player Dynamite White from Dusty
Dave & the Heart Attacks, pianist Sascha Kommer who in the past
guested with Dusty Dave & the Heart Attacks and with The Booze
Bombs, Ferdinand Kraemer from Black Patti on mandolin, Devils &
Soehne accordionist Gottlob Seibold and the to me unknown Wendelin
Langle on guitar and dobro. With all those names you know rightaway
where we're heading, towards the Black Shack Recordings studio of
mixer and masterer Rawand Baziany (also bass player of Dusty Dave
& the Heart Attacks) in Calw near the Black Forest in Germany,
hence the group name. All from the same mould! |
MAMA'S
BACK/ RUBY ANN
Het
Duitse label Rhythm Bomb viert zijn twingste verjaardag en brengt
daarom enkele CD bestsellers voor het eerst uit op vinyl. Mama's Back
bevat 10 van de 14 tracks van Ruby Ann's gelijknamige CD (RBR5715)
in 2010/2011 opgenomen in de Lightning Recorders studio in Berlijn
door Axel Praefcke met de vaste Round Up Boys Ike Stoye, Michael Kirscht
en Carsten Harbeck. Ondanks de twee elektrische gitaren en de geslaagde
arrangementen is het totaalgeluid wat soft (maar kristalhelder!) in
de zin van teen rock (Mad Mama, vergelijk Ruby Ann met de bijna Wanda
Jackson powerversie van Jane Bowman uit 1961) en popcorn (Your Mama's
Here van Colleen Frazier, Gonna Have Myself A Ball van Lance Roberts,
het spooky I've Heard That Line Before van Johnny Strickland), maar
ik neem aan dat dat een bewuste keuze is geweest. Het moet nu eenmaal
niet altijd en overal Wild Records klinken om goed te zijn, nietwaar?
Nu digt iedereen die popcorn toestanden, maar de Portugese zangeres
moet bijna vijftien jaar geleden een van de eerste artiesten zijn
geweest die het ook zelf opnam. Onafgezien daarvan is het goed strollen
op Call His Name (Christine Kittrell in 1965 doch met de soul content
herleid tot een minimum) en goed jiven op tracks als het door een
wondermooi Jordanaires-achtig achtergrondkoortje opgetild Baby I Don't
Care, niet de Elvis song maar zowel door Carl Mann als door schrijver
Eddie Bush opgenomen voor Sun. En No I Won't Cry, de enige niet-cover
hier want een nummer van de hand van Axel Praefcke, klinkt als jivende
Elvis op RCA! Eind '50 begin' 60, dat is het tijdsframe waarop Ruby
Ann en de studio boys zich baseerden voor de sound van deze CD, bijvoorbeeld
voor de early sixties country van I'll Never Get Rich van Darrell
Stadtler & the Paddlewheels en de country twist Do Right Mama,
een female versie van Do Right Daddy van Carl Gillion. Nu ik er zo
over nadenk richten bijna al Ruby Ann's albums zich trouwens met open
venster richting jaren '60.
German label Rhythm
Bomb Records celebrates its twentieth anniversary by releasing a couple
of its CD bestsellers for the first time on vinyl. Mama's Back contains
ten out of the fourteen tracks from Ruby Ann's Mama's Back CD (RBR5715)
recorded in 2010/2011 in Berlin's Lightning Recorders studio with
Axel Praefcke and his usual Round Up Boys Ike Stoye, Michael Kirscht
en Carsten Harbeck. Despite the two electric guitars and the smart
arrangements the sound is a bit soft (but crystal clear!) in the sense
of teen rock (compare Ruby Ann's Mad Mama with Jane Bowman's almost
Wanda Jackson power version from 1961) and popcorn (Colleen Frazier's
Your Mama's Here, Lance Roberts' Gonna Have Myself A Ball, Johnny
Strickland's haunting I've Heard That Line Before), but I suppose
that was a deliberate choice as it doesn't always and everywhere have
to soundlike Wild Records to be good, does it? Nowadays everybody
digs that popcorn stuff, but the Portuguese singer must have been
one of the first artists to explore it and record it herself almost
15 years ago. Call His Name (Christine Kittrell in 1965 but with the
soul content reduced to a minimum) is perfect for strolling and tracks
like Baby I Don't Care (not the Elvis song but recorded by both Carl
Mann and writer Eddie Bush for Sun Records), lifted by a wonderful
Jordanaires styled background chorus, are perfect for jiving, while
No I Won't Cry, the only non-cover here as it was composed by Axel
Praefcke, sounds like Elvis jiving on RCA! Late fifties and early
sixties, that's the time frame Ruby Ann and the studio boys relied
on for the sound of this CD, for instance for the early sixties country
of Darrell Stadtler & the Paddlewheels' I'll Never Get Rich and
for the country twist Do Right Mama, a female version of Carl Gillion's
Do Right Daddy. Come to think of it, almost all of Ruby Ann's albums
are an open window looking out towards the sixties. |
CD Recensies
15 juli 2023
WACKY-A-RAMA
VOLUME 1
Ha, dit
is iets voor mij: 28 songs 1952-1963 met gekke titels en nonsens refreintjes!
Als er één rock 'n' roll genre is waarin dat soort novelty
uitgebreid aan bod kwam dan is het de blanke zowel als zwarte doo-wop,
hier vertegenwoordigd met Billy Gallant (Scribbling On The Wall),
The Metronomes (The Chickie-Goo), Sheriff & the Ravels (Shombalor),
The Boulevards (Chop Chop Hole In The Wall), Marvin Phillips (Mamo
Mamo, Marvin Phillips was de helft van Marvin & Johnny) en C.
Percy Mercy Of Scotland Yard van The Marathons, een groep voortgekomen
uit The Jayhawks die de originele Stranded In The Jungle opnamen.
De CD bevat echter veel meer dan alleen doo-wop, want zoals gebruikelijk
op de Atomicat releases maakte samensteller Mark Armstrong een selectie
uit álle rock 'n' roll genres. Komen aan bod: strolls (Big
Steel Bucket van Robin Dale), swing jive (Du-Bi-A-Do van Jimmie Miller
& the Falcons), New Orleans rhythm 'n' blues boogie (Plant You
Dig You Later van Bee Arnold) en rockabilly boppers zoals Bo-Bo Ska
Diddle Daddle (Wayne Walker), Pug Nose And Pony Tail (Wally Hughes)
en vooral het gestoorde in echo badende Zzztt Zzztt Zzztt, blijkbaar
countryzanger Wink Lewis' enige bijdrage aan de rock 'n' roll canon
- maar wat voor één! De zwarte boogie woogie rock 'n'
roll wordt vertegenwoordigd door Choker Campbell (Walking On My Thin
Sole Shoes), en "Mr. Goggle Eyes" August (Oh Ho Doodle Lu)
in 1956 begeleid door de band van Johnny Otis. Alle kanten van de
muzikale regenboog komen aan bod met enerzijds de hillbilly honky
tonk boogie van Earl Songer (Whoopie Baby) en de accordeon van Roy
Hogsed (Let Your Pendulum Swing) en in het verlengde daarvan politiek
incorrecte indianenverhalen als Ugh Ugh Ugh van EC Beatty alias Ski-King
en anderzijds girl group sounds met Tossin' A Ice Cube van The Hollywood
Chicks met Barry White - inderdaad, dé Barry White - op handclaps
in zijn allereerste studio ervaring. Er is zwarte early sixties met
Rex Garvin (Emulsified) en met de fuzz gitaar-orgel-bongos instrumentale
stroll Buzzzzzz van Jimmy Gordon, mede-gecomponeerd door Dave Burgess
van The Champs. Een helemáál geflipte instrumental is
First Rhapsody For Knives, Forks And Spoons Part I (First Movement:
Allegro Con Beat) door The Central High School Cafetaria Band, ingeblikt
met twangy gitaar, kazoo en zo te horen veel potten, pannen, huisraad
en bestek. Het bekendste nummer is Beetle Bug Bop van The Collins
Kids, het verrassendste nummer is Hey Stella (Who Zat Down Your Cellar),
een uptempo rockend nummer van de vocal group The Crew Cuts, in de
eerste plaats bekend van hun trage Sh-Boom. De meeste nummers zijn
gewoon een beetje komisch, echte novelty daarentegen is The Thing
van Bill Buchanan, de helft van Buchanan & Goodman van de grappige
"break-in" knip- en plakplaatjes. The Thing is het op een
folky marsritme gezet verhaaltje van - tja, wat The Thing eigenlijk
is wordt uiteindelijk nooit gezegd. De originele versie van The Thing
is overigens van Phil Harris uit 1950. Buitenbeentjes, zelfs in dit
allesbehalve serieus gezelschap, zijn Screaming Jay Hawkins' compleet
over de top big band variété opname Orange Coloured
Sky, de instrumentale striptease sax-gitaar-pauken grinder (Get Off
My Tail You) Sneaky Snail van The Gimicks en de (namaak?) Maghrebijns
klinkende uptempo madison twister Menin Aéide Théa van
Big Brown & the Gamblers, blijkbaar een Belgische band - Big Brown
zou jazztrombonist Roger Sauvenier geweest zijn.
And now for something
completely different: 28 songs 1952-1963 with crazy titles and nonsense
lyrics! If there's one rock 'n' roll genre in which that kind of novelty
was extensively used it's both white and black doo-wop, present here
courtesy of Billy Gallant (Scribbling On The Wall), The Metronomes
(The Chickie-Goo), Sheriff & the Ravels (Shombalor), The Boulevards
(Chop Chop Hole In The Wall), Marvin Phillips (Mamo Mamo, Marvin Phillips
was half of Marvin & Johnny) and C. Percy Mercy Of Scotland Yard
by The Marathons, a group that came out of The Jayhawks who recorded
the original Stranded In The Jungle. But this CD contains much more
than only doo-wop, because, as on most Atomicat releases, compiler
Mark Armstrong selected tracks from àll walks of rock 'n' roll.
Get ready for strolls (Robin Dale's Big Steel Bucket), swing jive
(Jimmie Miller & the Falcons' Du-Bi-A-Do), New Orleans rhythm
'n' blues boogie (Bee Arnold's Plant You Dig You Later) and rockabilly
boppers like Bo-Bo Ska Diddle Daddle (Wayne Walker), Pug Nose And
Pony Tail (Wally Hughes) and especially the deranged echo laden Zzztt
Zzztt Zzztt, apparently country singer Wink Lewis' only contribution
to the rock 'n' roll canon - but what a contribution! Black boogie
woogie rock 'n' roll is represented by Choker Campbell (Walking On
My Thin Sole Shoes), and "Mr Goggle Eyes" August (Oh Ho
Doodle Lu) in 1956 accompanied by the band of Johnny Otis. All sides
of the musical scope are covered with on the one hand the hillbilly
honky tonk boogie of Earl Songer (Whoopie Baby), Roy Hogsed (the accordion
infused Let Your Pendulum Swing) and digging even deeper politically
incorrect injun tales like EC Beatty aka Ski-King's Ugh Ugh Ugh and
on the other hand girl group sounds with Tossin' A Ice Cube by The
Hollywood Chicks with Barry White - yes, thé Barry White -
on handclaps in his very first professional studio job. There's black
early sixties with Rex Garvin (Emulsified) and Jimmy Gordon's fuzz
guitar-organ-bongos instrumental stroll Buzzzzzz, co-composed by The
Champs' Dave Burgess. Completely flipped is the instrumental First
Rhapsody For Knives, Forks And Spoons Part I (First Movement: Allegro
Con Beat) by The Central High School Cafeteria Band, using twangy
guitar, kazoo and, by the sound of it, a lot of pots, pans, housewares
and cutlery. The best known song is The Collins Kids' Beetle Bug Bop,
the most surprising track is Hey Stella (Who Zat Down Your Cellar),
an uptempo rockin' number by vocal group The Crew Cuts, primarily
known for their slow Sh-Boom. Most of the songs are simply on the
comical side, but a real novelty is The Thing by Bill Buchanan, half
of Buchanan & Goodman, you might know their funny "break-in"
cut-and-paste records. The Thing, set to a folky marching rhythm,
is the extraordinary tale of - well, in the end they never specify
what The Thing actually is. On a sidenote: the original version of
The Thing was recorded in 1950 by Phil Harris. Odd ones out, even
in this anything but serious company, are Screaming Jay Hawkins' completely
over-the-top big band variety recording Orange Coloured Sky, the instrumental
striptease sax-guitar-timpani grinder (Get Off My Tail You) Sneaky
Snail by The Gimicks and the (fake?) Maghrebine-sounding uptempo madison
twister Menin Aéide Théa by Big Brown & the Gamblers,
according to researchers a Belgian band: Big Brown is said to be jazz
trombonist Roger Sauvenier. |
MORE
BOSS BLACK ROCKERS VOL. 9: HEY DOLL BABY
Meer,
meer, meer, dat is het motto van More Boss Black Rockers, de tiendelige
reeks gecoördineerd door Little Victor Mac als opvolger van zijn
eigen Boss Black Rockers en die net als Boss Black Rockers ook werd
samengevat op vinyl LP. Volume 9 opent gelijk met een vreemd nummer,
Love Blood Hound van KC Mojo Watson. Goeie jiver, daar niet van, maar
voorzien van een keffende hond. We dansen op I Wanna See My Lovin'
Baby van Pork Chops (een pseudoniem van zanger Big Bob Kornegay, niet
de naam van een groep) en op de eeuwig jonge zalige jiver Why van
The Cues, strollen op Can't This Be Mine van Freddie Hall, springen
rond als een gek op You Must Be Foolin' van Willie Egan, maken een
uitstapje naar popcorn land met Misery van The Dynamics, verdwalen
tussen de apen in Don & Dewey's Jungle Hop, en passeren langs
New Orleans met de meeslepende ritmes van de pas overleden Huey "Piano"
Smith (Little Chickie Wah Wah), Billy Tate (Right From Wrong) en zelfs
van Esquerita die in Laid Off vrij bluesy én op piano vrij
vals klinkt. Voor de liefhebbers van desperate rock 'n' roll is er
Raise Some San van Jay Nelson & his Jumpers, Hey Doll Baby van
The Clovers is de jivende original van het nummer dat u vooral kent
van The Everly Brothers, Odessa Harris maakt een one on one cover
van A Rockin' Good Way, en een andere cover is Bony Moroney op het
onweerstaanbare ritme van de twist door een fluitende Doug Fowlkes
& the Airedales. I Need A Girl was in 1957 een poging om Big Joe
Turner in het keurslijf van een gestroomlijnd tieneridool te wringen,
er is uiteraard plaats voor een dropje doo-wop met The Ensenators
en I Had A Little Too Much, en Playin' Hide Go Seek is mesties rockabilly
van halfbloed Eddie Daniels. Was Sonny Anderson zwart of blank? Ik
heb geen flauw idee: hij klinkt een heel klein beetje zwart, maar
zijn Yes I'm Gonna Love You op Imperial klinkt als big label rockabilly,
wat niet verrast als je ziet dat dit een compositie van Johnny &
Dorsey Burnette is. Uit Jackie Wilson's bodemloze toverdoos komt Come
Back To Me, Fats Domino klinkt tamelijk poppy in Little Mary, en Lover's
Satellite van The Duals (die van Stick Shift) is een strollende gitaarinstrumental
met SF geluidseffecten. De gemeenschappelijke factor van die 28 nummers
uit 1956-1963? Misschien wel de dansbaarheid.
More, more, more, that's
basicly what More Boss Black Rockers is about, a ten part CD series
coordinated by Little Victor Mac as a follow-up to his own Boss Black
Rockers series, and which like Boss Black Rockers is also summarised
on a series of ten vinyl LP’s. Volume 9 opens right away with
a bizarre tune, KC Mojo Watson's Love Blood Hound. Decent enough jiver,
absolutely, but it features a barking dog. We dance to Pork Chops'
(a pseudonym of singer Big Bob Kornegay, not the name of a group)
I Wanna See My Lovin' Baby and to The Cues' eternally young joie de
vivre jiver Why, stroll to Freddie Hall's Can't This Be Mine, jump
around like crazy on Willie Egan's You Must Be Foolin', take a trip
to popcorn land with The Dynamics' Misery, get lost among the monkeys
in Don & Dewey's Jungle Hop, and pass by New Orleans with the
compelling rhythms of the recently deceased Huey "Piano"
Smith (Little Chickie Wah Wah), Billy Tate (Right From Wrong) and
even Esquerita who sounds rather bluesy ánd out of tune on
his piano in Laid Off. Jay Nelson & his Jumpers' Raise Some San
caters for the fans of desperate rock 'n' roll, The Clovers' Hey Doll
Baby is the jiving original of the song most of you will be familar
with from The Everly Brothers, Odessa Harris makes a one on one cover
of A Rockin' Good Way, and another cover is Bony Moroney to the irresistible
rhythm of the twist courtesy of a whistling Doug Fowlkes & the
Airedales. I Need A Girl was a 1957 attempt to squeeze Big Joe Turner
into the role of a smooth teen idol, as always there's room for a
bit of doo-wop with The Ensenators' I Had A Little Too Much, and Playin'
Hide go Seek is mestis rockabilly by half-breed Eddie Daniels. Was
Sonny Anderson black or white? I haven't the faintest idea: he certainly
sounds a bit black, but his Yes I'm Gonna Love You on Imperial sounds
like big label rockabilly, which is no surprise given that the song
was written by Johnny & Dorsey Burnette. From Jackie Wilson's
bottomless box of magic tricks comes Come Back To Me, Fats Domino
sounds rather poppy in Little Mary, and Lover's Satellite by The Duals
of Stick Shift fame is a strollin' guitar instrumental with SF sound
effects. So what's the common denominator of those 28 tracks from
1956-1963? Perhaps their danceability. |
12 juli 2023
SIN
ON SATURDAY, PRAY ON SUNDAY VOLUME 3: SHAKE THAT THING
Meer rhythm
'n' blues afgewisseld met gospel of hoe die genres dichter bij elkaar
liggen dan je op het eerste gehoor zou vermoeden, en het drinkgelag
op zaterdagavond na een week hard werken neemt een aanvang met de
stevige bluesrocker met mondharmonica Don't Cut Out On Me van Tender
Slim. Ook met mondharmonica maar meer sixties gerichte uptempo blues
is I Had A Little Dog van Big Jack Reynolds die naast een hondje zelfs
een orgeltje in de rangen had. Pure blues als Too Late van Little
Walter wordt afgewisseld met meer rock 'n' roll gerichte opnames als
het twistende Shake That Thing van Charles Epps, maar er is ook zwarte
jive swing met Boo Breeding in New Orleans sferen in Country Woman,
net als Charles Sheffield met het New Orleans rockende I Would Be
A Sinner op Excello Records. Big City Girl van Memphis Slim is dan
weer een piano boogie die herinnert aan zijn bekendere We're Gonna
Rock. Nog meer grote namen zijn John Lee Hooker voor één
keer niet met zijn gepatenteerde boogie maar met de stroll Hug And
Squeeze, mondharmonica mens Snooky Pryor met de gemene uptempo blues
Someone To Love Me, de immer duivels klinkende Howlin' Wolf (Poor
Boy), Little Richard (She Knows How To Rock, een van zijn meest chaotische
nummers) en Mahalia Jackson wilder dan je haar ooit hoorde in Said
He Would. Didn't It Rain is het bekendst van Sister Rosetta Tharpe
maar eigenlijk een traditional. Tharpe's versie verscheen in 1947
en die van de stekeblinde Reverend Charles White hier dateert van
een jaar later. Begeleid door een gitarist klinkt hij als een one
man band die op de deksels van metalen vuilnisbakken staat te kloppen.
Iemand anders die steevast klonk als een one man band is Jerry McCain
en ook zijn mondharmonica rocker Run Uncle John Run is muzikale chaos
met de punch van een mokerhamer. Ronnie Dawson zou het meer dan 30
jaar later opnemen als Come Back Uncle John. Arthur "Big Boy"
Crudup's Dirt Road Blues lijkt veel op zijn bekendere oer-That's All
Right maar is - voor zover ik het kan nagaan - een jaar ouder.
More rhythm 'n' blues mixed
with gospel or how those two genres are closer than you might suspect
on first hearing, and the saturday night drinking after a hard week's
work kicks off with Tender Slim's solid blues rocker with harmonica
Don't Cut Out On Me. With mouth harp as well but more sixties oriented
uptempo blues is I Had A Little Dog by Big Jack Reynolds who not only
has a dog but also an organ. 100 % blues such as Little Walter's Too
Late is interspersed with more rock 'n' roll styled recordings like
Charles Epps' twister Shake That Thing , but there's also room for
black jive swing with Boo Breeding in New Orleans mood in Country
Woman, as is Charles Sheffield with the New Orleans rockin' I Would
Be A Sinner on Excello Records. Memphis Slim's Big City Girl is piano
boogie reminiscent of his more familiar We're Gonna Rock. Other big
names include John Lee Hooker for once not with his patented boogie
but with the stroll Hug And Squeeze, harmonica man Snooky Pryor with
the mean uptempo blues Someone To Love Me, the always demonic sounding
Howlin' Wolf (Poor Boy), Little Richard with She Knows How To Rock
(one of his most chaotic songs) and Mahalia Jackson wilder than ever
in Said He Would. Didn't It Rain is best known by Sister Rosetta Tharpe
but actually a traditional. Tharpe's recording was released in 1947
and the version of the blind Reverend Charles White here dates from
one year later. Accompanied by a guitarist he sounds like a one man
band banging on the lids of metal trashcans. Someone else who invariably
sounded like a one man band is Jerry McCain, his harmonica rocker
Run Uncle John Run also being musical mayhem with the punch of a sledgehammer.
Ronnie Dawson would record it more than 30 years later under the title
Come Back Uncle John. Arthur "Big Boy" Crudup's Dirt Road
Blues sounds a lot like his more famous primeval That's All Right
but is - as far as I can tell - one year older. |
ROCKIN’
ROLLIN’ USA CANADA VISIT 05: JUKE BOX
Dat de
Canadese muziek flink beïnvloed werd door buurland Amerika is
logisch omdat het helemaal in de Amerikaanse culturele invloedssfeer
ligt. Wie niet ver van de grens woonde kon trouwens gewoon naar Amerikaanse
radiostations luisteren, en dat zullen véél tieners
gedaan hebben in de jaren '50. Economisch gezien lag het voor de hand
Amerikaanse rock 'n' roll ook in Canada uit te brengen en er was uiteraard
veel lokale rock 'n' roll, net zoals er daarvóór al
veel Canadese country was. Deze reeks brengt dat alles in kaart met
zowel Canadese rock 'n roll, Amerikaanse rock 'n' roll uitgebracht
op Canadese labels (vaak één kluwen van over de grens
aan elkaar gelieerde platenlabels en distributiemaatschappijen), als
door country beïnvloede opnames. Dat is een ingewikkelde uitleg
ter introductie van 28 rockers en aanverwante muziekjes uit de tijdspanne
1956-1962 gecompileerd door samensteller Mark Armstrong volgens zijn
inmiddels vertrouwde strategie van voor het grote publiek veel niet
zo bekende nummers aangevuld met een handvol klassiekers. Wie van
waar kwam staat opgelijst in de summiere liner notes, wij concentreren
ons op de muziek bestaande uit Canadese strollers (Mean Lover van
Mel Shaw), teenbilly (Go To Sleep Little Suzie van Cliffy & Jerry),
teen rock (Come Along With Me van Jerry Palmer) en zelfs hillbilly
bop (Want Me A Woman van Rudy Hayden & the Country Boys, Hillbilly
Rock van Joe Kozak & the Frontiersmen), naast uiteraard veel prima
de luxe rock 'n' roll als Mary Lou van Ted Daigle & the Tremolos,
Oh Yeah en Rocket To The Moon van Tommy Danton & the Echos, She's
A Square van Ray St. Germain & the Satins, Ooh Sha La van The
Rhythm Jesters en Shake Shake van Fred Coupland & the Blue Tones.
Dat zijn voor de leek allemaal onbekende namen, maar een Canadese
groep die we allemaal kennen waren The Diamonds die scoorden met hun
Gladiolas cover Little Darling en met The Stroll. Hun High Sign hier
is een uptempo sax stroll, en ook Slow Walk van The Midnighters is
een uptempo stroll, meer bepaald een instrumentale gitaarstroll. Door
de merkwaardige akkoordenwissels een hele knappe instrumental op gitaar
is Snake Bite van Hank Smith & the Maddisons.
It makes sense that Canadian
music was heavily influenced by its neighbour since the country was
entirely in the American cultural sphere of influence. If you lived
close enough to the border you could even simply listen to American
radio stations, and no doubt many teenagers did in the 1950s. Marketingwise
it was a no brainer to release American rock 'n' roll in Canada as
well, and of course there was a lot of local rock 'n' roll, just as
there had been a lot of Canadian country before that. This CD series
offers Canadian rock 'n roll, American rock 'n' roll released on Canadian
labels (often a web of record labels and distribution companies affiliated
across the border), as well as country-influenced recordings. That's
a complicated explanation to introduce you to the 28 rockers and related
tunes from 1956-1962 collected by Mark Armstrong following his usual
strategy of many tracks not familiar to the general public supplemented
by a handful of classics. Who came from where is listed in the brief
liner notes, we at Boppin' Around HQ concentrate on the music consisting
of Canadian strollers (Mel Shaw's Mean Lover), teenbilly (Cliffy &
Jerry's Go To Sleep Little Suzie), teen rock (Jerry Palmer's Come
Along With Me) and even hillbilly bop (Rudy Hayden & the Country
Boys' Want Me A Woman, Joe Kozak & the Frontiersmen's Hillbilly
Rock), besides of course plenty of prima deluxe rock 'n' roll like
Ted Daigle & the Tremolos' Mary Lou, Tommy Danton & the Echos'
Oh Yeah and Rocket To The Moon, Ray St. Germain & the Satins'
She's A Square, The Rhythm Jesters' Ooh Sha La and Fred Coupland &
the Blue Tones' Shake Shake. To the uninitiated these are all great
unknowns, but a Canadian group we all know were The Diamonds who scored
with their Gladiolas cover Little Darling and with The Stroll. Their
High Sign here is an uptempo sax stroll. The Midnighters' Slow Walk
is also an uptempo stroll, more specifically an instrumental guitar
stroll. Hank Smith & the Maddisons' Snake Bite is a rather clever
guitar instrumental because of its curious chord changes. |
MORE
BOSS BLACK ROCKERS VOL. 8: ROCK & ROLL BABY
28 tracks
1954-1963 van zwarte artiesten die hun beste dansbeentjes voorzetten
en jiven (She's A Flirt van The Jewels, Ravon Darnell met Chicken
Little, Miss Petunia van Day, Dawn & Dusk), rocken (Rock 'n' Roll
Baby van de sympathiek genaamde Mercy Baby, Good Good van Percy Giles
& the Rondells), doo-woppen (Who's In The Shack van The Barons,
What's The Matter For You van The Cellos), boogie-ën (de big
bander Juke Box Boggie Boogie Chick van Snookum Russell), strollen
(Linda Baby van Sammy Fitzhugh & his Moroccan's) en twisten (Twistin'
All Night Long van Randy Thomas & the Twisters) dat het een lieve
lust heeft. Enkele namen als Marvin & Johnny (Smack Smack), Roy
Brown (de jiver Shake Em Up Baby), Jimmy Witherspoon (het op gospel
geënte It Ain't No Secret) en Jackie Brenston (het uptempo blues
geïnspireerde Trouble Up The Road, gecoverd door The Planet Rockers)
zullen zeker een belletje doen rinkelen en heel wat nummers werden
al eerder gecompileerd, maar om dit alles reeds compleet in huis te
hebben moet je al een dikke platencollectie bezitten. Elton Anderson
doet met Sick And Tired een niet onaardige gooi naar het wereldkampioenschap
Chris Kenner coveren, zowel Louis Jordan (Rock 'n' Roll Call) als
Jap Curry's Blazers (Hey Now) klinken als The Treniers, en Lone Ranger
Gonna Git Married is een leuke hi ho silver novelty rocker van Jimmy
Johnson. Saxofoons toeteren de longen uit het zwetende lijf (het instrumentale
The Rooster van Chuck Higgins omdat het niet altijd kippen hoeven
te zijn), gitaren worden geslepen, piano’s rammelen er op los,
de drummers lijken het vak te hebben geleerd in het abattoir, en je
krijgt geen seconde rust. Goed spul zonder early sixties stuff, alleen
maar steengoeie rock 'n' roll uit de tijd van de Flintstones.
28 tracks 1954-1963 from
black artists who put their best dancing feet forward to jive (The
Jewels' She's A Flirt, Ravon Darnell's Chicken Little, Miss Petunia
by Day, Dawn & Dusk), rock (Rock 'n' Roll Baby by the sympathetically
named Mercy Baby, Percy Giles & the Rondells' Good Good) doo-wop
(The Barons' Who's In The Shack, The Cellos' What's The Matter For
You), boogie (Snookum Russell's big band swinger Juke Box Boggie Boogie
Chick), stroll (Sammy Fitzhugh & his Moroccan's' Linda Baby) and
twist (Randy Thomas & the Twisters' Twistin' All Night Long) to
their and our hearts' delight. A couple of names like Marvin &
Johnny (Smack Smack), Roy Brown (the jiver Shake Em Up Baby), Jimmy
Witherspoon (the gospel based It Ain't No Secret) and Jackie Brenston
(the uptempo blues based Trouble Up The Road, covered by The Planet
Rockers) will certainly ring a bell and quite a few of these songs
have been compiled before, but unless you're a hardcore collector
I don't think most of you will already own all of the tunes. Elton
Anderson goes for a medal in the covering Chris Kenner world championships
with Sick And Tired, both Louis Jordan (Rock 'n' Roll Call) and Jap
Curry's Blazers (Hey Now) sound like The Treniers, and Jimmy Johnson's
Lone Ranger Gonna Git Married is a fun hi ho silver novelty rocker.
Saxophones blow and honk their lungs out of their sweaty bodies (the
Chuck Higgins instrumental The Rooster since it doesn't always have
to be chickens), guitars are being sharpened, pianos rattle away,
the drummers seem to have learnt their trade in a slaugterhouse, and
you won't get a second of rest. Good material with no early sixties
stuff, just high quality rock 'n' roll from the Flintstones era. |
NINE
POUND HAMMER: RHYTHM & WESTERN VOLUME 10
De laatste
Rhythm & Western, tenzij ze beslissen er nog een vervolg aan te
breien, biedt nóg meer zwart werk aan dat geacht wordt te zijn
geïnspireerd door blanke country muziek, dus tegen de stroom
in van de gebruikelijke theorie dat rock 'n' roll ontstond toen country
muziek elementen uit de rhythm 'n' blues overnam. Om die invloed te
horen moet je over enige fantasie beschikken, maar of je er nu al
dan niet in meegaat, feit is dat je
The final Rhythm &
Western, unless they decide to add a sequel to the series, offers
more black recordings supposedly inspired by white country music,
challenging the generally accepted theory that rock 'n' roll was invented
when country music started to adopt elements from rhythm 'n' blues.
In order to hear this influence you have to use your imagination sometimes,
but whether you agree or not, the fact remains that this is a mighty
fine collection of mighty fine music, on this particular CD 28 songs
1950-1963 with two going back in time all the way to 1937 and even
1931 (The Mississippi Sheiks' acoustic country blues Still I'm Travelling
On). You never heard bluesman Lowell Fulson as un-blues as in the
swinging Can She, and face it: where else will you hear Sanford Clark's
The Fool in Edna McGriff's black cover? She recorded it for budget
label Bell Records, but her version is anything but cheap or inferior.
It's fun to hear how black artists like Lloyd Price, Bull Moose Jackson,
Esther Phillips and Damita Jo interpreted country songs like respectively
Tennessee Waltz, If You Ain't Lovin' You Ain't Livin' (Faron Young),
After Loving You (Eddy Arnold, Jim Reeves, Elvis) and Room Full Of
Roses (Jim Reeves, Dean Martin). Trivia department: Gloria Gunter's
Move On Out is an answer to Yakety Yak by The Coasters of which Gloria's
brother Cornell Gunter was a member! |