(reclame)


Je recente release (muziek, boek of wat dan ook) gerecenseerd op onze website? Stuur deze dan naar de hoofdredactie!
Your recent release (music, book or whatever) reviewed on our website? Send it to our editor-in-chief!

 

4 december 2024

Vinyl Recensie

MR. MINE/ CRYSTAL FLAKE
Soundflat, SFR-45-069
English version: see below

Crystal Dawn (B) heeft onder de naam Crystal Flake een halve kerst single uit (A-kant Mr. Mine is géén kerstnummer) op het Duitse label Soundflat Records, een project van Ray Collins' Hot-Club drummer Tommy Greed die Mr. Mine schreef. De muziek kon evenwel niet verschillender zijn van Ray Collins' Hot-Club want 't is een gedreven dromerig popnummer dat evengoed van The Bangles had kunnen zijn. Gekoppeld aan de Connie Francis cover I'm Gonna Be Warm This Winter uit 1962 (ook gecoverd door Kylie Minogue) klinken de twee songs niet alleen als Crystal maar vooral als The Shangri-Las en Phil Spector met overgedubde stemmen, een vrolijk orgeltje, een hele laag instrumenten, percussie en veel jingle belletjes. Crystal zong eerder al rockabilly als Crystal Dawn & Runnin' Wild en garagepunk in de groep Tuesday Violence, en laat op deze single horen dat ze steeds beter wordt als zangeres. Ik heb geen idee wie er op meespeelt (het staat er nergens op), maar beide kantjes zijn een mix van sixties, pop, yé yé (die ene Franse zin op 't eind - Connie Francis nam I'm Gonna Be Warm This Winter trouwens helemaal op in het Frans als L'Amour Est Un Cadeau Du Ciel) en Lio, en qua productie zit Crystal comfortabel tussen Connie en Kylie in. Als er enige rechtvaardigheid bestond dezer kerstdagen zou dit een radiohit worden, maar daar draaien ze geen vinyl meer, zeker? Info: www.soundflat.de en www.facebook.com/crystal.dawn.520 (Frantic Franky)

Crystal Flake (B) is Crystal Dawn's holidays alias on this half yuletide 45 (top-side Mr. Mine is not a christmas song) on the German label Soundflat Records, a project of Ray Collins' Hot-Club drummer Tommy Greed who wrote Mr. Mine. Yet the music couldn't be more different from Ray Collins' Hot-Club, for it's a dreamlike driving pop song that could just as easily be The Bangles. Backed with a cover from Connie Francis' I'm Gonna Be Warm This Winter from 1962 (also covered by Kylie Minogue) both songs sound not only like Crystal but also like The Shangri-Las and Phil Spector with overdubbed voices, a happy organ, layers of instruments, percussion and lots of jingle bells. Crystal who already sang rockabilly as Crystal Dawn & Runnin' Wild and garage punk with her band Tuesday Violence, shows on this vinyl single that she is getting better all the time as a vocalist. I have no idea who's backing her here (it's not mentioned anywhere), but both sides are a mix of sixties, pop, yé yé (that one French sentence at the end - by the way, Connie Francis recorded I'm Gonna Be Warm This Winter entirely in French as L'Amour Est Un Cadeau Du Ciel) and Lio, and production-wise Crystal relaxes comfortably in between Connie and Kylie. If there were any justice this christmas this would be a radio hit, but I guess they don't play vinyl anymore on the wireless, do they? Info: www.soundflat.de en www.facebook.com/crystal.dawn.520 (Frantic Franky)

CD Recensies

GROOVY AND BLUESY CHRISTMAS
Bear Family, BCD17766
English version: see below

Geen kerst zonder kerst CD en geen kerst CD zonder de klassiekers: een swingende instrumentale saxofoonuitvoering van Jingle Bells uit 1955 getiteld Jingle Bell Hop door The Jackson Trio, en White Christmas in de klassieke uitvoering van The Drifters. Een tweede versie van White Christmas op de CD door Big Maybelle is pure crooner. Bull Moose Jackson kennen we van dubbelzinnige zwarte rock 'n' roll swingers als Big Ten Inch Record en Nosey Joe, maar zijn dromerige I'll Be Home For Christmas is zoetgevooisde, plechtige bijna crooner, zo te horen gekopieerd van een single die ietsje off center was. Jackson was saxofonist maar een sax is niet te horen, wel een jazzy orgeltje en een achtergrondkoortje bestaande uit engelen. Even hemels klinken Billy Ward & the Dominoes in Christmas In Heaven met op lead de jonge Jackie Wilson vóór hij Reet Petite solo ging. Ook in Louis Jordan's May Every Day Be Christmas moet Jordan's vaste toeter ruim baan inruimen voor een big band crooner orkest en een groovy orgeltje. Helemáál Hammond is Winter Wonderland van Bill Doggett, eveneens zonder de saxofoon die meedoet op vele van zijn opnames. Ook andere bekende namen doen niet wat je verwacht: Jesse Belvin's I Want You With Me Xmas is meer Nat King Cole dan rock 'n' roll, Christmas Time For Everybody But Me van Hank Ballard & the Midnighters is geen twist maar soulvolle blues of bluesy soul, kiest u zelf maar. B-kant Santa Claus Is Coming is daarentegen gezellige lichtgewicht rock 'n' roll. Twisten kan op Merry Twist-Mas van The Marcels. BB King's Christmas Celebration legt meer de nadruk op de blues maar dan op stroll tempo in een groovy big band pop setting, en er zijn nog meer jazzy blues orgel grooves met You've Been A Bad Little Girl van Lonnie Hewitt.
Van We Wanna See Santa Do The Mambo bestaan zowel zwarte als blanke versies en die van Big John Greer mag er wezen, zwarte rock 'n' roll vermengend met - jawel - mambo. Santa Claus Baby en Santa Claus Boogie van The Voices is medium tempo doo-wop 'n' roll. Wie die Voices waren is niet bekend, en volgens één onderzoeker zou het alleen Bobby Day zijn wiens stem verschillende keren werd overgedubd! In de jaren '50 namen héél veel artiesten kerstsingles op, maar volledige kerst-LP’s waren niet dik gezaaid. De uitzondering die de regel bevestigt was Twas The Night Before Christmas van Huey "Piano" Smith & the Clowns uit 1962. Ik heb die plaat niet, maar ik denk dat ik alle songs ervan heb op kerstcompilaties, en da's maar goed ook want ze zijn allemáál goed, zo ook Rock 'n' Roll Santa Claus hier. Op elk kerstfeest is er wel een vettige nonkel en op deze CD is dat Jimmy Butler met het zwart rockende Trim Your Tree waarin de dubbelzinnigheden zich opstapelen. Hey Santa Claus is swingend saxofoonwerk van de meerstemmige Moonglows, de boogie op Big Joe Turner's Christmas Date Boogie uit 1948 met Pete Johnson op piano is in tegenstelling tot Turner's gebruikelijke rockende aanpak meer van het jazzy big band swing type, en Ray Agee's Merry Christmas My Love is gestroomlijnde zwoele uptempo jazzswing op stroll tempo ondersteund door een meidenkoortje. Bluesy maar niet vervelende gitaarklanken horen we in Freddie King's I Hear Jingle Bells en Hello Santa Claus van pianist Cecil Gant, primitieve semi-akoestische mondharmonica blues wordt aangeleverd door Sonny Boy Williamson in Sonny Boy's Christmas Blues met Elmore James op niet-slide gitaar. Lightnin' Hopkins en Washboard Pete zorgen dan weer voor pure blues in respectievelijk Santa en Christmas Blues.
Deze CD die de Billboard blues charts haalde klinkt voor een groot stuk als een oude kerstfilm, maar wij zijn nu eenmaal verstokte fans van White Christmas, It's A Wonderful Life en Miracle On 34th Street. De 28 tracks 1948-1964 met track per track info van Bill Dahl werden op groen vinyl met de nadruk op de meer indringende nummers samengevat tot de 14 track LP BAF1807. Info www.bear-family.com (Frantic Franky)

No christmas without christmas CD’s and no christmas CD’s without the classics, so on Groovy And Bluesy Christmas we hear a swinging 1955 instrumental saxophone rendition of Jingle Bells titled Jingle Bell Hop by The Jackson Trio and White Christmas in the timeless Drifters version. A second White Christmas by Big Maybelle is a pure crooner. Bull Moose Jackson is famous for risqué black rock 'n' roll swingers like Big Ten Inch Record and Nosey Joe, but his dreamy I'll Be Home For Christmas is a sugary sweet solemn almost crooner, by the sound of it kopied from a 45 that was slightly off center. Jackson was a saxophonist but there's no sax to be heard, only a jazzy organ and a background chorus consisting of angels. Billy Ward & the Dominoes sound equally heavenly in Christmas In Heaven with on lead a young Jackie Wilson before he went Reet Petite solo. Even in Louis Jordan's May Every Day Be Christmas Jordan's inseparable sax has to give way to a big band crooner orchestra and a groovy organ. Entirely Hammond is Winter Wonderland by Bill Doggett, also without the saxophone that appears on many of his recordings. Other familiar names don't do what you expect either: Jesse Belvin's I Want You With Me Xmas is more Nat King Cole than rock 'n' roll, Hank Ballard & the Midnighters' Christmas Time For Everybody But Me is not twist but soulful blues or bluesy soul, whichever you prefer. Flip-side Santa Claus Is Coming on the other hand is cozy lightweight rock 'n' roll. You can twist to The Marcels' Merry Twist-Mas, BB King's Christmas Celebration emphasizes the blues yet at stroll tempo in a groovy big band pop setting, and there are even more jazzy blues organ grooves with Lonnie Hewitt's You've Been A Bad Little Girl.
We Wanna See Santa Do The Mambo is a song that exists in both black and white versions and Big John Greer's here is quite something as it's black rock 'n' roll mixed with - indeed - mambo. Santa Claus Baby and Santa Claus Boogie by The Voices is medium tempo doo-wop 'n' roll. Who those Voices were is unknown, with one researcher suggesting it was in fact only Bobby Day whose voice was overdubbed several times! In the 1950s many artists recorded christmas 45s, but entire christmas albums by sole artists were not plentiful. The exception that proved the rule was Huey “Piano” Smith & the Clowns' Twas The Night Before Christmas from 1962. I don't have that LP, but I think I have all the tracks on christmas compilations. That's a good thing considering they're all good, for example Rock 'n' Roll Santa Claus which is included on this CD. At every christmas party there is a sleazy uncle and on here it's Jimmy Butler with the black rockin' Trim Your Tree in which the double entendres pile up. Hey Santa Claus is swinging saxophone work from the polyphonic Moonglows, the boogie on Big Joe Turner's 1948 Christmas Date Boogie with Pete Johnson on piano is more of the jazzy big band swing type as opposed to Turner's usual rockin' approach, while Ray Agee's Merry Christmas My Love is sleek sultry uptempo jazz swing at a stroll tempo backed by a female chorus. Bluesy but not annoying guitar sounds constitute Freddie King's I Hear Jingle Bells and pianist Cecil Gant's Hello Santa Claus, primitive semi-acoustic harmonica blues is delivered by Sonny Boy Williamson in Sonny Boy's Christmas Blues with Elmore James on non-slide guitar. Lightnin' Hopkins and Washboard Pete provide pure blues in Santa and Christmas Blues, respectively.
A big part of this CD that made the Billboard blues charts sounds like an old christmas movie, but then again we are dedicated fans of White Christmas, It's A Wonderful Life and Miracle On 34th Street. 14 out of the 28 tracks 1948-1964 with track by track info by Bill Dahl were also released on the green vinyl LP BAF1807. Info www.bear-family.com (Frantic Franky)


THAT’LL FLAT GIT IT Vol. 47:
ROCKABILLY & ROCK ‘N’ ROLL FROM THE VAULTS OF STARDAY RECORDS

Bear Family, BCD17671
English version: see below

Zijn er nog labels die niet werden behandeld in Bear Family's That'll Flat Git It reeks? Inderdaad, gek genoeg Starday Records uit Beaumont, Texas, of misschien juist niet, want Starday, in 1953 opgericht als pure country firma die echter al heel vroeg op de rockabilly trein sprong, werd in het verleden door verschillende platenfirma’s al uitgebreid gecompileerd op zowel vinyl als CD. Het label werd in zijn tijd het grootste onafhankelijke label dat enkel en alleen country uitbracht en zou dat ook blijven doen naarmate de countrymuziek van de major labels steeds meer verwaterde tot Starday in in 1968 werd overgekocht, waarna de nieuwe eigenaars dat oude spul eindeloos bleven heruitbrengen. Starday werkte als een magneet op iedereen die (dacht dat hij) kon zingen en de rockabilly die ze er opnamen is echt van het primitieve recht van onder de koe vandaan type, vaak met nog een steel gitaar omdat elke band in die uithoek nu eenmaal een steelgitarist had want die liepen dikker gezaaid dan elektrische leadgitaristen, met een drummer die hard mept op potten en pannen en soms zelfs met een stompende saxofoon (vaak Link Davis) die de beat de beat de beat nog eens benadrukt zoals in zijn Don't Big Shot Me. De bop stopt dan ook niet met tracks als Rocky Bill Ford's Have You Seen Mabel, en sommige Starday opnames werden terecht rockabilly classics zoals Sonny Fisher's Sneaky Pete. Fisher's andere nummer hier, Little Red Wagon, verraadt zijn country roots. Bekende artiesten die passeerden bij Starday waren de jonge George Jones onder het pseudoniem Thumper Jones met het monster How Come It, rockabilly reus Sleepy LaBeef (het melodieuze I'm Through en het minder bekende wegens origineel onuitgebrachte maar intense I Ain't Gonna Take It), Rudy "Tutti" Grayzell (You're Gone en zijn originele versie van Don't Mess With My Ducktail, wellicht bekender van Joe Clay), allemaal boppers eerste klas, zelfs wanneer er een fiddle meedoet zoals in Bill Mack's magnifieke It's Saturday Night. Mack's Kitty Kat is traditionelere rockabilly. Rudy Grayzell heeft de originele Ducktail op zijn naam staan, maar de CD bevat nog een oerversie van een nummer steevast geassocieerd met Joe Clay, namelijk Sixteen Chicks. Het werd gecomponeerd door Link Davis en klinkt bij hem als zwarte jump blues rock 'n' roll met een swingende trompet. Zowel bij Joe Clay als bij Link Davis werd de gitaar gespeeld door Hal Harris! Een andere original is Woman Love, de B-kant van Gene Vincent's Be-Bop-A-Lula. De originele Starday versie van Jimmy Johnson is dreigende semi-akoestiche bijna country blues, trager dan zijn All Dressed Up dat hier niét op staat. Helemáál proto rockabilly is Glenn Barber's Ice Water uit 1954.
Minder bekend maar even opwindend zijn Don't Big Shot Me van Link Davis, That Ain't It van Rock Rogers (schuilnaam voor countryzanger Leon Payne), Al Runyon's verschroeiende Baby Please Come Home, Amos Como & his Tune Toppers wier Hole In The Wall klinkt als een Goldband kopie van Big Joe Turner's jumpende boogie, Slim Watts' door The Big Bopper geschreven Tu-La-Lou en Eddie Skelton's My Heart Gets Lonely dat de piano country boogie woogie kant van de rock 'n' roll benadrukt. Bill Browning's uptempo bluegrass-abilly meezinger Down In The Hollow (heropname uit 1960 van een nummer dat ie twee jaar daarvoor al had opgenomen voor Island Records) is vlotter en gestroomlijnder dan zijn bekendere Wash Machine Boogie. Starday deed ook goeie zaken met hun Custom Series, platen persen op bestelling. Elke amateur kon met kant en klare opnames naar Starday stappen en daar 300 singles laten persen voor 115 dollar, op Starday zelf of onder een labelnaam naar eigen keuze. Logischerwijs varieerde de kwaliteit, maar het leverde wel een aantal schitterende opnames op als Sweet Talking Daddy van Cousin Arnold & his Country Cousins waarin zelfs een banjo passeert, Don't Sweep That Dirt On Me van Buddy Shaw, Hal Payne's piano boogie rocker Honky Tonk Stomp, Lou Walker's enthousiast jivende Rock 'n' Roll (Tennessee Style), Link Wray's broer Lucky Wray met het galopperende melodieuze semi-akoestische Teenage Cutie dat ondanks de aanwezigheid van Link op gitaar hint naar Eddie Cochran (maar niet dezelfde song is als Cochran's Teenage Cutie), en Arnold Parker & the Southernairs' fantastische bopper Find A New Woman. Uiteraard was niet alles even wild: opnames als Lie To Me Baby van Johnny Tyler en Truitt Forse's Doggone Dame dat klinkt als een café versie van Hank Williams midden jaren '50 op het kruispunt van country en rockabilly omschrijf ik eerder als gezapig, terwijl My Blackbirds Are Bluebirds Now van Sleepy Jeffers & the Davis Twins een merkwaardige doch geslaagde combinatie van teen rock, country pop, mineur akkoorden en meerstemmige plechtige zang is. De enige omschrijving die je daarentegen aan de mineur akkoorden van Tommy Castle's Wanderlust kan geven is bizar, of het moest spookachtig zijn.
Deze CD is een absolute aanrader voor wie houdt van stompende rockabilly doorsneden met de occasionele steel gitaar, fiddle, piano en zelfs saxofoon, maar check wel even je andere Starday compilaties of je tussen de 33 nummers 1954-1960 niet teveel dubbels tegenkomt. Alle info over de artiesten kan je lezen in het excellente CD booklet van 36 pagina’s van de hand van Bill Dahl, en Bear Family werkt al een tweede Starday CD. Info www.bear-family.com (Frantic Franky)



Are there still any labels not yet covered in Bear Family's That'll Flat Git It series? Yes indeed, oddly enough Starday Records out of Beaumont, Texas, although perhaps not that odd as Starday, founded in 1953 as a pure country label that jumped on the rockabilly train very early on, has already been extensively compiled on both vinyl and CD by several record companies in the past. Back in their heyday Starday became the largest independent label releasing only country music and it would continue to do so at a time when the majors' country music became increasingly diluted until Starday was bought out in 1968, after which the new owners continued to endlessly reissue their back catalogue. Starday was a magnet for anyone who (thought he) could sing and the rockabilly they recorded really is of the primitive right out from under the cow type, often still featuring steel guitar because every band in thier neck of the woods had a steel guitarist as there were more steel players than electric lead guitarists around, with a drummer pounding hard on pots and pans and sometimes even with a stomping saxophone (often Link Davis) emphasizing the beat the beat the beat as in his Don't Big Shot Me. You're right: the bop doesn't stop with tracks like Rocky Bill Ford's Have You Seen Mabel, and some of these Starday recordings rightfully became rockabilly classics like Sonny Fisher's Sneaky Pete. Fisher's other song here, Little Red Wagon, betrays his country roots. Notable artists who passed at Starday were a young George Jones using the pseudonym Thumper Jones with the monster How Come It, rockabilly giant Sleepy LaBeef (the melodic I'm Through and the lesser known because originally unreleased but intense I Ain't Gonna Take It), Rudy “Tutti” Grayzell (You're Gone and his original version of Don't Mess With My Ducktail, perhaps better known from Joe Clay's cover), all of them first class boppers, even when a fiddle joins in as in Bill Mack's magnificent It's Saturday Night. His Kitty Kat is more traditional rockabilly. Rudy Grayzell has the original Ducktail to his credit, but the CD also contains another primal version of a song invariably associated with Joe Clay, Sixteen Chicks. It was composed by Link Davis and his version sounds like black jump blues rock 'n' roll with a swinging trumpet. On both the Joe Clay and Link Davis versions Hal Harris played guitar! Another original here is Woman Love, the flip-side of Gene Vincent's Be-Bop-A-Lula. The original Starday version by Jimmy Johnson is menacing semi-acoustic almost country blues, slower than his All Dressed Up which is not on here. Glenn Barber's Ice Water from 1954 on the other is 100 % proto rockabilly.
Lesser known but equally exciting are Link Davis' Don't Big Shot Me, Rock Rogers' That Ain't It (pseudonym for country singer Leon Payne), Al Runyon's scorching Baby Please Come Home, Amos Como & his Tune Toppers whose Hole In The Wall sounds like a Goldband copy of Big Joe Turner's jump boogie style, Slim Watts' Tu-La-Lou written by The Big Bopper and Eddie Skelton's My Heart Gets Lonely that emphasizes rock'n' roll's piano country boogie woogie side. Bill Browning's uptempo bluegrass-abilly sing-along Down In The Hollow (a 1960 re-recording of a song he laid down two years before for Island Records) is smoother and more streamlined than his better known Wash Machine Boogie. Starday also ran a lucrative sideline with their Custom Series, pressing records to order. Any amateur could step up to Starday with ready-made recordings and have 300 singles pressed for $115, on Starday itself or under a vanity label name of their own choosing. The musical merits obviously vary, but it did result in some brilliant recordings like Cousin Arnold & his Country Cousins' Sweet Talking Daddy that even includes a banjo, Buddy Shaw's Don't Sweep That Dirt On Me, Hal Payne's piano boogie rocker Honky Tonk Stomp, Lou Walker's enthusiastically jiving Rock 'n' Roll (Tennessee Style), Link Wray's brother Lucky Wray with the galloping melodic semi-acoustic Teenage Cutie that despite Link's presence on guitar hints at Eddie Cochran (it's a different song than Cochran's Teenage Cutie though), and Arnold Parker & the Southernairs' fantastic bopper Find A New Woman. Of course not everything was wild: I'd rather describe tracks like Johnny Tyler's Lie To Me Baby and Truitt Forse's Doggone Dame that sounds like a mid-fifties pub version of Hank Williams at the intersection of country and rockabilly as tedious, while Sleepy Jeffers & the Davis Twins' My Blackbirds Are Bluebirds Now is a curious yet successful combination of teen rock, country pop, minor chords and polyphonic solemn vocals. In contrast the only description that fits the minor chords of Tommy Castle's Wanderlust is bizarre, unless you'd call it haunting.
This CD comes highly recommended if you love stomping rockabilly with the occasional steel guitar, fiddle, piano and even saxophone, but be sure to check your other Starday compilations to avoid too many duplicates among the 33 tracks 1954-1960. All the info regarding the artists can be read in the excellent 36 page CD booklet by Bill Dahl, and Bear Family is already working on a second Starday CD
. Info www.bear-family.com (Frantic Franky)


SADIE'S GENTLEMEN'S CLUB VISIT 06: WEIRD
Atomicat, ACCD 169
English version: see below

Samensteller Mark Armstrong pikt de draad op van een aantal reeksen, en met de ondertitel "weird" verwachtte ik me aan een CD met novelty of andersoortig vreemde muziekjes. Dat klopt slechts ten dele, want lang niet alle 30 tracks 1951-1962 zijn even "weird" als Weird, de zware, trage stroller van Bob Vidone & the Rhythm Rockers die klinken als Link Wray met saxofoon en veel horror screams opgenomen in een repetitiehonk. Misschien maar goed ook, want deze als striptease rock vermomde CD is net als zijn vijf voorgangers een collectie ongerelateerde rock 'n' roll en aanverwanten als swing, blues swing, mysterieuze instrumentals, titty shakers, popcorn, twist, pop, exotica, space age, crooners en vroege soul vooral gekenmerkt door minder voor de hand liggendheid. Dat betekent echter niet dat de muziek niet goed zou zijn, integendeel, want het feest begint gelijk met de prima bongo rock 'n' roll van Roray Reid's Mad Lovin', een soort bongo versie van Great Balls Of Fire. Er staat véél rock 'n' roll op deze CD zoals Barry Lane's piano jiver Gettin' Ready For Love, Al Hendrix's Monkey Bite (de enige rock 'n' roll song over een zuigplek???), Ernest Tucker's medium tempo maar door de baritonsaxofoon gezellige Mirror Mirror, Ask Her To Dance van Jim Fleming & the Casuals, de vrolijke doo-wopper Lovers van The Leaders en de rammelende rockabilly van Bobby Hardin & the Night Riders' I'm Loving You Baby en Sonee West's dreun Sweet Rockin' Baby, het bekendste nummer op de CD, tenzij dat Boys van The Shirelles zou zijn, What'd I Say-achtige meidenpop uit 1960 vooral bekend omdat het drie jaar later werd gecoverd door The Beatles op hun debuutLP. De nadruk van de CD ligt evenwel op onontgonnen rock 'n' roll territoria, zoals Ocie Smith's verhalende popcorn rocker Bad Man Of Missouri. The Larke Sisters dansen in New Orleans de mambo in Gumbo Mambo, en de early sixties zijn onweerstaanbaar in Bobby Peterson's muzikaal door Ray Charles beïnvloede Irresistable You, Billy Mitchell's doo-woppende stroller You Know I Do en Phil Flowers' soultwister I Need You Baby in de stijl van Shout. Dubbelzinnigheden ontbreken niet: Hot Lips Page wist in 1951 in het pré-rock 'n' roll swing jive tijdperk al van wanten in I Wanna Ride Like The Cowboys Do, net als The Toppers en hun piano stroller (I Love To Play Your Piano) Let Me Bang Your Box en de vocal harmony doo-woppende Du-Droppers met het Sixty Minute Man antwoord Can't Do Sixty No More. De prostaat! Daarentegen ondubbelzinning solliciterend naar vrouwelijk schoon zijn The Versatones in de saxstroller Tight Skirt And Sweater. Een ander vervolg is Wynonie Harris' Don't Take My Whiskey Away dat op een rustiger tempo refereert naar zijn eigen Quiet Whiskey. De CD bevat veel van dat soort zwart blazerswerk: ook Cheating Baby van Wilbert Harrison behoort tot dat zalige genre maar dan in Linda Lu modus. Pat Morrissey's uitvoering van het niet onbekende Why Don't You Do Right toont haar als een zwoele vingerknippende krolse croonster met Fever en Diane Maxwell doet iets gelijkaardig aardigs met Ray Stanley's Love Charms waar zelfs wat klinkt als een panfluit komt bij kijken. Op de exotische medium tempo sax meets bongo surf instrumental Hoppin' With Emily kan u buikdansen (persoonlijk laat ik dat liever aan mijn eega over) en achter uitvoerdster "Emily" zaten luidens het label Champs gitaristen Dave Burgess en Dale Norris. Afgaande op de componist van A Little More Wine, My Dear van The Hawks moet dan dan weer Don Cole (Snake Eyed Mama en een van The Rio Rockers van Mexicali Baby) geweest zijn in een opname die Frolic Diner-gewijs Griekse sirtaki koppelt aan Tequila akkoorden en een twangy gitaar, openbarstend in een rockende gitaarsolo. Hal Case & his Darts die aan de cola zitten in The Cola Song klinken als een lounge act met een orgel in de gelederen maar het rockt tegen de sterren op inclusief straffe sax. Voor elk wat wils? Waarschijnlijk niet, maar ik vind het geweldig, hahaha.
De CD sluit af met Eddie Cochran's rockaballad Love Again, het bewijs dat Cochran ook maar een peperkoeken hartje had. Op de CD staat ook één onuitgegeven modern nummer uit de vaults van het overkoepelende Rhythm Bomb, Billie & the Kids uit Kroatië met een weinig verschillende alternatieve versie van You Ain´t Pleasing Me dat ze in 2016 uitbrachten op vinyl single op Rhythm Bomb en twee jaar later op hun Rhythm Bomb album Soulful Woman stond, een eigen nummer in New Orleans King Creole blazers stijl, nummer dat zo uit de jaren '50 had kunnen komen. Het enige wat verraadt dat dit "nieuw" is is de vlekkeloze sound zonder ook maar één kraakje. Tjonge, wat heb ik genoten van deze erg gevarieerde CD. Voor alle zekerheid beter even checken of ik er geen gemist heb. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Atomicat Records' Mark Armstrong picks up the thread of several series and with the subtitle “weird” I was expecting a CD with novelty or other assorted weirdness. That's only partially true, because by no means all 30 tracks 1951-1962 are as weird as Weird, Bob Vidone & the Rhythm Rockers' slow grinding heavy stroller that sounds like Link Wray recorded at a rehearsal with extra saxophone and lots of horror screams. Never mind, as this CD, disguised as striptease rock, is like the five other volumes a collection of unrelated rock 'n' roll tracks and related styles like swing, blues swing, mysterious instrumentals, titty shakers, popcorn, twist, pop, exotica, space age, crooners and early soul, the common factor being that they're not the usual obvious choices. That does not mean the music ain't good, on the contrary, because the party starts rightaway with a fine piece of bongo rock 'n' roll by one Roray Reid titled Mad Lovin', kind of a bongo version of Great Balls Of Fire. There's a lot of rock 'n' roll on this CD like Barry Lane's piano jiver Gettin' Ready For Love, Al Hendrix's Monkey Bite (the only rock 'n' roll song ever recorded about a hickey???? ), Ernest Tucker's medium tempo but thanks to the baritone saxophone rather cozy Mirror Mirror, Jim Fleming & the Casuals' Ask Her To Dance, The Leaders' upbeat doo-wopper Lovers and the rattling rockabilly of Bobby Hardin & the Night Riders' I'm Loving You Baby and Sonee West's thundering Sweet Rockin' Baby, the best known song on here, unless that title goes to The Shirelles' Boys, What'd I Say style girl group pop from 1960 best known for having been covered on The Beatles' debut LP three years later. The CD's emphasis lies however on uncharted rock 'n' roll territory like Ocie Smith's narrative popcorn rocker Bad Man Of Missouri. The Larke Sisters dance the New Orleans mambo in Gumbo Mambo and the early sixties prove irresistible in Bobby Peterson's Irresistible You musically influenced by Ray Charles, Billy Mitchell's doo-woppin' stroller You Know I Do and Phil Flowers' Shout styled soul twister I Need You Baby. There's a couple of double entendre songs: Hot Lips Page already knew what went on in 1951 in the pré-rock 'n' roll swing jive era in I Wanna Ride Like The Cowboys Do, as did The Toppers in their piano stroller (I Love To Play Your Piano) Let Me Bang Your Box and the vocal harmony doo-woppin' Du-Droppers with the Sixty Minute Man answer Can't Do Sixty No More. All because of the prostate! In contrast you don't need double entendres to understand what The Versatones solicit in their sax stroller Tight Skirt And Sweater. Another answer song is Wynonie Harris' Don't Take My Whiskey Away that references his own Quiet Whiskey at a more relaxed pace. The CD contains a lot of these black sax workouts: Wilbert Harrison's Cheating Baby also falls in that blissful category but in Linda Lu mode. Pat Morrissey's version of the not unfamiliar Why Don't You Do Right shows her to be a sultry fingersnapping crooner and Diane Maxwell does something similarly nice with Ray Stanley's Love Charms which even involves what sounds like a pan flute. On the exotic medium tempo sax meets bongo surf instrumental Hoppin' With Emily you can belly dance (personally, I prefer to leave that to my spouse) and behind performer “Emily” hid according to the label info Champs guitarists Dave Burgess and Dale Norris. Judging from the composing credits of The Hawks' A Little More Wine, My Dear this must have been Don Cole (Snake Eyed Mama and one of The Rio Rockers from Mexicali Baby fame) in a recording that pairs Frolic Diner-style Greek sirtaki with Tequila chords and a twangy guitar, bursting open in the rockin' guitar solo. Hal Case & his Darts sipping coke in The Cola Song sound like a lounge act with an organ in their ranks but do some serious rockin' including great work on the sax. Is there something for everybody on this CD? Probably not, but I love it, hahaha.
The CD ends with Eddie Cochran's rockaballad Love Again, proof that even Cochran had a gingerbread heart. There's also one unreleased modern recording from the vaults of parent company Rhythm Bomb on the CD, Croatia's Billie & the Kids with an only slightly differing alternative version of You Ain't Pleasing Me, a track which came out on a Rhythm Bomb vinyl 45 in 2016 and two years later appeared on their Rhythm Bomb album Soulful Woman, one of their own songs based on the New Orleans King Creole sax style and a song that could have come straight out of the 1950s. The only thing that betrays it's “new” is the flawless sound without a single crackle. Man, I really enjoyed this CD and all the variety in rockin' sounds it offers. Better go check again if I haven't missed anything in the series. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

13 november 2024

Vinyl Recensie

PLEASE DON'T TOUCH/ JOHNNY KIDD & THE PIRATES
Bear Family, BAF14021
English version: see below

Johnny Kidd wordt in Engeland nog steeds vereerd als rock 'n' roll god en daar zijn verschillende goede redenen voor. Hij kwam om het leven bij een auto ongeval in 1966 dus vòòr hij echt slecht kon worden, en zijn begeleidingsband The Pirates heeft vanaf eind jaren '70 zijn naam en faam hoog gehouden door zelf in verschillende bezettingen te evolueren tot volbloed rock band, maar de voornaamste reden is natuurlijk zijn muziek. Kidd klonk - hoewel essentieel Brits, in de eerste plaats als zichzelf en niet als een would-be Elvis. Met Shakin' All Over en Please Don't Touch heeft ie bovendien twee klassiekers die behoren tot het beste van de Britse rock 'n' roll van het pré-Beatles tijdperk geschreven en de eeuwigheid ingezongen. Maar Kidd was veel meer dan alleen Please Don't Touch en Shakin' All Over, twee van de twaalf nummers op deze vinyl plaat, de geluidsdrager waarop zijn muziek het best tot zijn recht komt. Daarop staan veel toffe gedreven rock 'n' roll songs als Longin' Lips, So What inclusief rinkel de tinkel piano en de jiver Growl, en broeierige nummers als bijvoorbeeld Restless, altijd overgoten met die typische Britse gitaren die ik voor het gemak Shadows gitaren zal noemen, al was het bij Kidd niet Hank Marvin maar eerst Alan Caddy (op Please Don't Touch) en daarna Joe Moretti (op Shakin' All Over) die de gitaarplak zwaaide. De Shakin' All Over en Please Don't Touch rifjes komen terug in Feelin' (het beste nummer dat Cliff Richard & the Shadows nooit opnamen) en het exotische Please Don't Bring Me Down. I Want That, cover van een nummer van Billy "Crash" Craddock ook gecoverd door Bobby Hendricks, is nog meer exotische rock 'n' roll, de Bo Diddley cover I Can Tell uit 1962 is sixties rock 'n' roll, er is de stroller Linda Lu en in het verlengde daarvan de popcorn noir van het fantastische Hurry On Back To Love waarop Kidd swingt als ware hij een ware crooner.
Bij de 10 inch steekt een full CD waarop de twaalf tracks 1959-1962 worden vervolledigd met acht andere nummers van Johnny Kidd & the Pirates waaronder het ingehouden Weep No More My Baby, een bijna jazzy Let's Talk About Us en de variété rock 'n' roll versie van Big Blond Baby dat door het trage ritme ska wordt en haast parodistisch gezongen is, net zoals de aloude charleston Yes Sir That's My Baby zo overdreven gezongen is dat het een parodie lijkt. Toch zijn deze acht nummers beduidend rustiger met de bijna teen rock 'n' roll van Magic Of Love en You Got What It Takes (cover van een nummer van Bobby Parker dat een hit was in de versie van Marv Johnson, niet de Baby (You've Got What It Takes) van Dinah Washington & Brook Benton), nog meer popcorn stroll met A Shot Of Rhythm 'n' Blues, en zelfs een peperkoeken slow als If You Were The Only Girl waarin Kidd zich helemààl ontpopt tot crooner.
Bear Family bracht nog niet zo lang geleden een 34 track CD van Johnny Kidd uit in hun The Brits Are Rocking reeks, en als we de tracklistings vergelijken stellen we vast dat alle twintig nummers van deze Please Don't Touch daar ook op staan. Het verschil zit' em in de dertien bonustracks van Please Don't Touch waarvan er tien Johnny Kidd in een internationale context plaatsen via covers van vier van zijn nummers door andere artiesten. Er zijn maar liefst vijf Shakin' All Over's van onder andere die andere Britse held Vince Taylor die vooral een held was in Frankrijk en van de even natuurgetrouwe Bobby Stevens die verdienstelijk zijn best doet om qua zang te klinken als Johnny Kidd op zijn budget cover op supermarkt label Embassy. Tommy Bruce klinkt daarentegen als immer als een parodie door zijn kerkhofstem in een versie die voor 1961 verrassend sixties klinkt. Tino Serlet & the Blacks uit België spelen het sneller dan Johnny Kidd & the Pirates en hun gitaren klinken nog ijler, en Les Fantomes (F) deden het op zijn Frans in Le Diable En Personne. Een andere Fransoos was Richard Anthony die het voor één keertje op z'n Engels deed met zijn big label big band variété pop rock 'n' roll versie van You Got What It Takes. Little Tony kwam uit Italië maar was heel kort populair in Engeland en vandaar misschien zijn Engelstalige popcover van You Got What It Takes. Zijn cover van Magic Of Love staat niét op de CD. Ook Little Gert & the Streaplers uit Zweden doen You Got What It Takes in het Engels in een niet onsympathieke versie. God in Frankrijk Johnny Hallyday zingt I Want That in de taal van Molière als het bijna burlesque en zoals alles wat Hallyday deed vocaal expressieve Oui Mon Cher. Hurry On Back To Love blijft popcorn noir bij Otto Brandenburg, ondanks zijn Duitse naam zingend in het Engels. Wat helaas niét op de CD staat is de originele versie van Please Don't Touch, want het wel degelijk door Kidd geschreven nummer werd éérst opgenomen door een groep genaamd The Bachelors in Everly Brothers-achtige duozang! Tot slot staan er op de CD drie nummers van andere groepen waarop diverse Pirates meespeelden, maar helaas wordt nergens gespecifiëerd wie waarop speelde. Dan moeten wij dat voor u doen, onder voorbehoud van eventuele fouten. Brand New Cadillac van Vince Taylor & the Playboys hàd van Johnny Kidd kunnen zijn wegens helemaal dezelfde gitaarstijl waarvoor Joe Moretti verantwoordelijk was, en hij speelde ook gitaar op In The Hall Of The Mountain King, de instrumentale bewerking door Nero & the Gladiators van een klassiek opus uit Edvard Grieg's muziek voor het toneelstuk Peer Gynt uit 1867. Ook Earthy van The Tornados is een instrumental, meer bepaald poppy twang met bliep bliep space effecten. De link met The Pirates? Gitarist Alan Caddy, basgitarist Brian Gregg en drummer Clem Cattini spelen er op mee - dènk ik.
Zoals immer bij Bear Family vinyl zitten bij deze vinyl/CD combo een paar extraatjes, met name een helaas niet superscherpe zwart-wit promofoto van Johnny Kidd in zijn piraten outfit en een twaalf pagina’s tellend booklet van 21 op 21 centimeter met zwart-wit en kleurenfoto’s (helaas ook weer deels onscherp) en een uitgebreide biografie door Johnny Kidd specialist Ashley Wood. Die tekst is integraal overgenomen van de The Brits Are Rocking CD wat blijkt uit songs waarnaar wordt verwezen die helemaal niet op deze Please Don't Touch staan. Het booklet bevat sessie informatie van de Johnny Kidd opnames maar spijtig genoeg geen woord over de bonustracks van de andere artiesten. Maar goed, de muziek zelf spreekt boekdelen. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

The Brits still revere Johnny Kidd as a rock 'n' roll god, and there are several good reasons for that. He was killed in a car crash in 1966 so before he could really start to make bad music, his backing band The Pirates with various line-ups has upheld his name and fame since the late 1970s by evolving into a full-blooded rock band, but the main reason is of course his music. Although quintessentially British, Kidd sounded first and foremost like himself and not like a would-be Elvis, and with Shakin' All Over and Please Don't Touch he wrote and recorded two classics for all eternity that are among the best of British rock 'n' roll of the pré-Beatles era. But Kidd was much more than just Please Don't Touch and Shakin' All Over, two out of the twelve songs on this vinyl album, the sound carrier on which his music is optimally showcased. It features many cool eager rock 'n' roll songs like Longin' Lips, So What including tinkling piano and the jiver Growl, plus brooding songs like for example Restless, always with those instantly recognisable British guitars that I'll conveniently call Shadows guitars, although here it's not Hank Marvin but first Alan Caddy (on Please Don't Touch) and then Joe Moretti (on Shakin' All Over) who strummed the geetars. The Shakin' All Over and Please Don't Touch riffs return in Feelin' (the best song Cliff Richard & the Shadows never recorded) and the exotic Please Don't Bring Me Down. I Want That, cover of a song by Billy “Crash” Craddock also covered by Bobby Hendricks, is more exotic rock 'n' roll, the 1962 Bo Diddley cover I Can Tell is sixties rock 'n' roll, Linda Lu strolls, and elaborating on that there's the fantastic popcorn noir Hurry On Back To Love on which Kidd swings like a real crooner.
The 10 inch comes with a full CD which complements the twelve album tracks 1959-1962 with eight more songs by Johnny Kidd & the Pirates that include the restrained Weep No More My Baby, an almost jazzy Let's Talk About Us and their variety rock 'n' roll version of Big Blond Baby which becomes ska due to the slow rhythm and the almost parodic vocals, just like that good old charleston Yes Sir That's My Baby is sung so exagerated that it seems like a parody. These eight songs are significantly calmer with the inclusion of the almost teen rock 'n' roll of Magic Of Love and You Got What It Takes (cover of a Bobby Parker song that became a hit in Marv Johnson's version, not the same song as Baby (You've Got What It Takes) by Dinah Washington & Brook Benton), more popcorn stroll with A Shot Of Rhythm 'n' Blues, and even a gingerbread slow like If You Were The Only Girl in which Kidd turns out to be quite the crooner.

Not too long ago Bear Family released a 34 track Johnny Kidd CD in their The Brits Are Rocking series, and when comparing the track listings we find that all twenty songs on this Please Don't Touch are on that CD as well. The difference lies in the thirteen bonus tracks on Please Don't Touch, ten of which put Johnny Kidd in an international context via covers of four of his songs by other artists. There are no less than five Shakin' All Over's by the likes of that other British hero Vince Taylor who was especially a hero in France and another decent contender named Bobby Stevens who does a credible job of sounding like Johnny Kidd in his budget cover on supermarket label Embassy. Tommy Bruce on the other hand as always seems like a parody thanks to his graveyard voice in a version that sounds surprisingly sixties for 1961. Belgium's Tino Serlet & the Blacks played it faster than Johnny Kidd & the Pirates and their guitars sounded even sharper, while Les Fantomes (F) did it French style in Le Diable En Personne. Another Frenchman was Richard Anthony who for once sang in English with his big label big band variety pop rock 'n' roll version of You Got What It Takes. Little Tony came from Italy but was very briefly very popular in England, hence perhaps his English-language pop cover of You Got What It Takes. His cover of Magic Of Love is not on the CD. Also Little Gert & the Streaplers from Sweden recorded You Got What It Takes in English in a not unsympathetic version. French rock 'n' roll god Johnny Hallyday's cover of I Want That in the language of Molière comes close to burlesque and like everything Hallyday ever did his vocals in Oui Mon Cher are very expressive. Hurry On Back To Love remains popcorn noir in Otto Brandenburg's version, sung in English despite his German name. Pity that the original version of Please Don't Touch is not on this CD: though written by Kidd it was first recorded by a group called The Bachelors in Everly Brothers harmony vocal style! The CD is rounded out by three tracks from other groups that included members of The Pirates, but unfortunately it's not specified who played what on which track. Well, then we do that for you, subject to errors. Vince Taylor & the Playboys' Brand New Cadillac could have been by Johnny Kidd because it features quite the same guitar sound courtesy of Joe Moretti who also played guitar on In The Hall Of The Mountain King, Nero & the Gladiators' instrumental arrangement of a classical opus from Edvard Grieg's music for the 1867 play Peer Gynt. Earthy by The Tornados is also an instrumental, more specifically poppy twang with bleep bleep space effects. The link to The Pirates? Guitarist Alan Caddy, bass guitarist Brian Gregg and drummer Clem Cattini play on it - I think.
As always with Bear Family this vinyl/CD combo comes with a few extras, notably an unfortunately not super-sharp black-and-white promo photo of Johnny Kidd in full pirate regalia and a twelve page 21-by-21-centimeter booklet with black-and-white and color photos (again unfortunately partly out of focus) and an extensive biography by Johnny Kidd specialist Ashley Wood. That text was taken in its entirety from the The Brits Are Rocking CD as evidenced by references to songs that are not at all on this CD. The booklet contains session information from the Johnny Kidd recordings but not a word about the other artists' bonus tracks. Oh well, the music speaks for itself. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

CD Recensies

RIGHT HAND MAN VOLUME ONE - 1948/1954/ LAFAYETTE THOMAS
Koko Mojo, KM-CD 210

RIGHT HAND MAN VOLUME TWO - 1955/1962/ LAFAYETTE THOMAS
Koko Mojo, KM-CD 211
English version: see below

Bij Koko Mojo (D) is ex-Kokomo Kings (S) gitarist Ronni Boysen de specialist inzake zwarte rock 'n' roll, rhythm 'n' blues en aanverwanten, en na zijn succesvolle tiendelige Black Pearls CD reeks legt hij zich nu toe op de rol van de "sidemen" in de muziek, sessiemuzikanten wier naam niet bekend is bij het grote publiek omdat ze hun hand- en spandiensten ten dienste stelden van andere artiesten. Verschillende platenmaatschappijen brengen op die basis various artists compilaties uit die vaak een onverwachte maar boeiende kijk vanuit een andere hoek op onze muziek opleveren. Boysen laat nu zijn licht schijnen op Lafayette Thomas, naar Boysen's zeggen een gitarist van wie hij heel wat opstak door te proberen zijn "scherpe, intense, onverwachte en aan de songs aangepaste" solo’s te leren naspelen, "een stijl die varieerde van dynamisch en op het scherp van de snee tot agressief en vervormd, moeiteloos overgaand van een down home blues naar een ballade". Thomas' bekendste gitaarpartijen zijn waarschijnlijk op Georgia Slop en The Walk van Jimmy McCracklin: het eerste staat op Volume 2, het tweede staat niet op de twee CD’s met 2 x 28 nummers gekozen "uit de meer dan honderd opnames waarop Thomas speelde in de jaren '50 en '60".
De CD’s zijn chronologisch en Volume 1 opent met Thomas' allereerste opname, de stokoud klinkende piano boogie Jumpin' For Julia uit 1948 van pianist Sherman Louis die onder de groepsnaam Sherman's Trio een dansje doet met de elektrische bluesgitaar van Lafayette Thomas. De instrumental kraakt langs alle kanten maar toont dat Thomas toen reeds iets in zijn veelbelovende mars had. De rest van de nummers hebben gelukkig een minder krakende hi fi kwaliteit (al moet je moet je met dit soort vuile muziek natuurlijk nooit echt digitale kwaliteit verwachten) en vervolgen met de knappe ingetogen zwarte vocal harmony versie van Ghostriders In The Sky door Bob Geddins Cavaliers - probeer u voor te stellen hoe The Ink Spots het zouden zingen maar dan dieper. Ik hoor hier tussen al de stemmen door trouwens enkel een akoestische gitaar. Nobody's Business plaatst diezelfde breekbare maar vocaal solide vocal harmony tegen een rustige piano en bluesy gitaar, en het resultaat is erg mooi, zeker in juxtapositie met de dramatische tekst over moord, zelfmoord, honger lijden, de hele dag drinken, de tanden uit de mond van je vrouw slaan en je schoonmoeder in elkaar meppen! Hun I'm A Stranger Here doet muzikaal iets gelijkaardigs door een vollere bluesgitaar/piano begeleiding achter trage zang in gospeltraditie te zetten, maar hier lijkt de tekst me een allegorie voor de situatie voor de zwarten in de Amerikaanse maatschappij eind jaren '40. Logischerwijs staat op deze CD heel wat blues met snarenfriemelarij van artiesten als bijvoorbeeld Willie B. Huff (I Love You Baby en Operator 209), trage blues nummers die mede door Thomas' gitaarstijl vaak een wat angstaanjagende sfeer hebben. Toch was er in 1950 wel degelijk reeds rock 'n' roll, luister naar Rockin' All Day van Jimmy McCracklin met naast Thomas' rockende rhythm 'n' blues gitaar (eigenlijk hoor je twéé gitaristen, de andere is Robert Kelton die bij Jimmy McCracklin door Thomas zou vervangen worden) op de koop toe een gezellig leuterende saxofoon. McCracklin's She's Gone en zijn instrumentale sax toeteraar Blues Blasters Boogie zijn even dansbaar. James Reed rockt een flink eind weg in You Better Hold Me, een nummer als het instrumentale West Side Jump/ Boogie Boy Boogie van het West Side Trio is daarentegen eerder uptempo rhythm 'n' blues in de op deze CD veel voorkomende piano/gitaar combinatie.
Thomas’ eerste plaat onder eigen naam nam hij op in oktober 1951 onder de naam LJ Thomas & his Louisiana Playboys, en dat was de uptempo rhythm 'n' blues gitaar instrumental Sam's Drag opgevuld door opnieuw een piano maar ook met blazers, gekoppeld aan de trage gezongen blues Baby Take A Chance On Me. Wat op deze 78 toeren schijf opvalt is de invloed van Roy Milton's Junior Jives op Sam's Drag en de invloed van de grote T-Bone Walker tout court, al hoor je evenzeer dat Thomas op dat moment nog niet op hetzelfde niveau stond. Refereert "Sam" naar Sam Phillips? Zou kunnen, want de plaat verscheen begin 1952 op Chess Records maar werd opgenomen door Sam Phillips in Memphis! Hoe Thomas en zijn Louisiana Playboys (Thomas werd geboren in Shreveport, Louisiana) vanuit hun thuisbasis San Francisco in Memphis raakten is mij onbekend. Misschien passeerde Lafayette langs Memphis als gitarist van de tourband van Jimmy McCracklin? Een ander opvallend nummer is Call Me A Hound Dog van Jimmy Wilson uit 1953, een variatie op Big Mama Thornton's Hound Dog lang vòòr Elvis. Er zijn dubbelzinnigheden met Lemon Squeezer van Jimmy Wilson, en van de trage blues Tin Pan Alley staan twee versies op de CD van Jimmy Wilson uit 1953 en van James Reed uit 1954. Kent u trouwens het rockabilly nummer Pink Cadillac van Johnny Todd uit 1956? De B-kant van die single, een instrumental getiteld What's Up, is eigenlijk Instrumental Jump van Jimmy Wilson & his All Stars uit 1953, en een van die All Stars was uiteraard Lafayette Thomas. Op Volume 1 staat ook de tweede van de vijf singles die Thomas zelf zou uitbrengen, in dit geval onder het hippere pseudoniem Jerry Thomas, de opnieuw trage blues Lost Mind met op de ommekant het rhythm 'n' blues rockende Don't Have To Worry (Jumpin' In The Heart Of Town) waarop de saxofonist van dienst de sterren van de hemel blaast.

Volume 2 beslaat de jaren 1955 tot 1962 en zou dus logischerwijs meer moeten rocken. Niet echt, want we horen opnieuw veel blues van onder meer Memphis Slim (Don't You Think You're So Smart), Jimmy Wilson (Poor Poor Lover) en Roy Hawkins (Baby Please Don't), alsmede mondharmonica bluesrock (Rock With Me Baby van Juke Boy Bonner onder voor mij onbekende redenen onder de naam Juke Boy Barner), instrumentale cocktailblues (Tasty Blues van Little Brother Montgomery) en zelfs vroege orgel soul (Now You Know van Al & Nettie wier B-kant San Francisco Twist dan weer merkwaardig genoeg geen twist maar een rockende sax instro is. Er is rhythm 'n' blues met opnieuw Jimmy McCracklin (I Wanna Make Love To You, het instrumentale The Swinging Thing), maar de CD opent met een jiver van formaat, Jumpin' From Six To Six. Er zijn verschillende zowel zwarte als blanke versies van dat nummer in omloop en geen enkele daarvan is slecht, om de eenvoudige reden dat het zo'n fantastisch lied is. Ook de uitvoering van Jimmy Wilson hier is weer razend enthousiast. De yells in de instrumentale saxblazer Irma Special van Roland Mitchell uit 1957 lijken mij schatplichting aan Duane Eddy, en Johnny van Camille & the Creations is zelfs pure meidenpop. De door het koortje gezongen "Johnny's" lijken mij geïnspireerd door Johnny Remember Me van John Leyton. Op Volume 2 staan Thomas' laatste drie singles, nu voor het eerst onder zijn ware naam Lafayette Thomas. The Thing koppelde in 1955 weer zo'n verschroeiende instrumentale rhythm 'n' blues snarenvervormer, nu in duel met sax, aan alweer een begrafenisondernemer blues, Weekly Blues. Van zijn vierde single uit 1957 staat op de CD alleen de A-kant, Cockroach Run, een hypnotiserend verslavende medium tempo gitaar/sax instro die klinkt als dreigende burlesque, want op de B-kant stond een novelty nummer van iemand anders. Zijn laatste single volgde in 1959 de gebruikelijke formule van een trage blues, Please Come Back To Me, afgewisseld met een instrumentale medium tempo rhythm 'n' blues gitaar stroll, Lafayette's A' Comin'.
Voor wie kan leven met een flinke streep blues lijken me deze twee CD’s een goede investering, en al helemaal voor wie geïnteresseerd is in rhythm 'n' blues gitaar, want al die zwarte gitaristen, of het nu Lafayette Thomas of Johnny Guitar Watson of Ike Turner of T-Bone Walker was klinken toch allemaal anders. Lafayette Thomas overleed in 1977 op zijn 48ste aan een hartaanval. Info www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Former Kokomo Kings (S) guitarist Ronni Boysen is Koko Mojo's main man when it comes to black rock 'n' roll, rhythm 'n' blues and the like, and after his successful ten part Black Pearls CD series he is now focusing on putting the spotlights on the role of the “sidemen” in music, session players whose names are not known to the public at large because they offered their services to other artists. Several record companies release various artists compilations around that theme which often provide an unexpected but fascinating look from a different angle at our music. On these two CD’s Boysen profiles Lafayette Thomas, by Boysen's account a guitarist from whom he learned a great deal by studying his “sharp and intense solo’s, many of which contain jaw-dropping ideas, a style that ranged from dynamic and edgy to aggressive and heavily distorted, effortlessly transitioning from a down home blues to a beautiful ballad.” Thomas' best known guitar parts are probably on Jimmy McCracklin's Georgia Slop and The Walk: Georgia Slop is on Volume 2, The Walk is not on the CD’s with 2 x 28 tracks chosen “from the more than one hundred recordings on which Thomas played in the fifties and sixties.”
The CD’s are chronological and Volume 1 opens with Thomas' very first recording, the very old sounding 1948 piano boogie Jumpin' For Julia by pianist Sherman Louis who using the band name Sherman's Trio dances with Lafayette Thomas' electric blues guitar. The instrumental track crackles a lot but Thomas already showed promise even back then. The rest of the CD sounds a lot better in the hi fi department (though this type of dirty music will never sound digitally clean) and continues with an incredible black vocal harmony version of Ghostriders In The Sky by Bob Geddins Cavaliers - try to imagine how The Ink Spots would perform it but sung deeper. In between all the voices I only hear an acoustic guitar here by the way. Nobody's Business puts the same fragile but vocally solid vocal harmony against a quiet piano and bluesy guitar, and the result is rather nice, especially in juxtaposition to the dramatic lyrics about murder, suicide, starving to death, drinking all day, knocking the teeth out of your wife's mouth and beating up your mother-in-law! Their I'm A Stranger Here does something similar musically by putting a fuller blues guitar/piano accompaniment behind slow vocals in gospel tradition, but here the lyrics strike me as an allegory for the situation of the black citizens in American society in the late forties. The CD obviously contains a lot of blues with a lot of string bending sung by artists like for example Willie B. Huff (I Love You Baby and Operator 209), often slow songs with a somewhat eerie atmosphere partly because of Thomas' guitar style. Yet in 1950 there was already rock 'n' roll, listen to Jimmy McCracklin's Rockin' All Day with on top of Thomas' rockin' rhythm 'n' blues guitar (actually you hear two guitarists, the other one is Robert Kelton who would be replaced by Thomas in Jimmy McCracklin's band) a cosily blowing saxophone. McCracklin's She's Gone and his instrumental sax honker Blues Blasters Boogie are equally danceable, James Reed's You Better Hold Me also really rocks, but a song like The West Side Trio's instrumental West Side Jump/ Boogie Boy Boogie on the other hand is uptempo rhythm 'n' blues in the piano/guitar combination we often come across on this CD.
Thomas laid down his own first record in October 1951 under the name LJ Thomas & his Louisiana Playboys, an uptempo rhythm 'n' blues guitar instrumental titled Sam's Drag augmented by again a piano but also featuring saxophone, coupled with the slow vocal blues Baby Take A Chance On Me. Rather remarkable on this 78 RPM is the influence of Roy Milton's Junior Jives on Sam's Drag and the influence of the great T-Bone Walker in general, although it's easy to hear that Thomas was not yet at the same level. Does “Sam” refer to Sam Phillips? It could very well be, because the record, released in early 1952 on Chess Records, was actually recorded by Sam Phillips in Memphis! How Thomas and his Louisiana Playboys (Thomas was born in Shreveport, Louisiana) who operated out of San Francisco made it to Memphis I do not know. Perhaps Lafayette passed through as Jimmy McCracklin's guitar player? Another notable song is Jimmy Wilson's Call Me A Hound Dog, a 1953 variation on Big Mama Thornton's Hound Dog long before Elvis. There's double entendre with Jimmy Wilson's Lemon Squeezer, and there are two versions of the slow blues Tin Pan Alley courtesy of Jimmy Wilson in 1953 and James Reed in 1954. Say, do you know Johnny Todd's 1956 rockabilly song Pink Cadillac? The flip of that 45, an instrumental titled What's Up, is actually Jimmy Wilson & his All Stars' Instrumental Jump from 1953, and one of those All Stars of course happened to be Lafayette Thomas. Volume 1 also features the second of the five 45s Thomas would release hilmself, in this case under the hepper pseudonym Jerry Thomas, once again a slow blues, Lost Mind, backed with the rhythm 'n' blues rockin' Don't Have To Worry (Jumpin' In The Heart Of Town) on which the saxophone player on duty blows the stars out of the sky.

Volume 2 covers the years 1955 to 1962, so logically it should rock more. Well, not entirely, as we once again hear plenty of blues by the likes of Memphis Slim (Don't You Think You're So Smart), Jimmy Wilson (Poor Poor Lover) and Roy Hawkins (Baby Please Don't), as well as harmonica blues rock (Rock With Me Baby by Juke Boy Bonner for reasons unknown to me under the name Juke Boy Barner), instrumental cocktail blues (Little Brother Montgomery's Tasty Blues) and even early organ soul (Now You Know by Al & Nettie whose flip San Francisco Twist is curiously enough not a twist but a rockin' sax instro. There's rhythm 'n' blues with once again Jimmy McCracklin (I Wanna Make Love To You, the instrumental The Swinging Thing), yet the CD opens with an incredible jiver, Jumpin' From Six To Six. There are several black and white versions of that song out there and none of them are bad, for the simple reason that it's such a fantastic song. Jimmy Wilson's rendition here rages too. The yells in Roland Mitchell's 1957 instrumental sax blower Irma Special strike me as very Duane Eddy, and Camille & the Creations' Johnny even is pure girl power. The “Johnny's” as sung by the gals seem to have been inspired by John Leyton's Johnny Remember Me. Volume 2 additionally features Thomas' last three singles, now at last issued under his real name Lafayette Thomas. In 1955 The Thing paired another scorching instrumental rhythm 'n' blues string distortion, this time dueling with a sax, with yet another mortician's blues titled Weekly Blues. From his fourth 45 we only hear the top side, Cockroach Run, a hypnotically addictive medium tempo guitar/sax instro that sounds like menacing burlesque, as the flip was a novelty song by somebody else. In 1959 his last 45 followed the usual formula of a slow blues, Please Come Back To Me, coupled with an instrumental medium tempo rhythm 'n' blues guitar stroll, Lafayette's A' Comin'.
I f you don't mind a healthy dose of daily blues I think these two CD’s are a good investment, especially if you're into rhythm 'n' blues guitar, as all those black guitarists, whether Lafayette Thomas or Johnny Guitar Watson or Ike Turner or T-Bone Walker, all sound different. Lafayette Thomas died in 1977 at the age of 48 from a heart attack. Info www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


ON THE DANCEFLOOR WITH/ JACK HAMMER
Bear Family, BCD17711
English version: see below

Járen geleden kwam ik op de vlooienmarkt in België regelmatig singles tegen van Jack Hammer die ik graag kocht want zijn feel good twistplaatjes waren altijd de moeite en meestal aan de geinige kant. Hammer was zo'n beetje de Europese Chubby Checker, dus groot was mijn verbazing toen ik uitvond dat Hammer co-auteur van Great Balls Of Fire was. Want hoe wordt de schrijver van zo'n rock 'n' roll klassieker de Europese koning van de twist? Om een lang verhaal kort te maken: er is geen enkele reden om na het schrijven van een song van dat kaliber de rest van je leven op je luie reet te gaan zitten niksen, en Hammer was een bezig baasje dat ging naar waar het succes hem wenkte. Om meteen een mythe te ontkrachten: Hammer was niét de schrijver van Great Balls Of Fire. Hij had een ánder nummer getiteld Great Balls Of Fire gecomponeerd en dat voorgelegd aan Paul Case van muziekuitgeverij Hill & Range die wel de titel maar niet het liedje zelf zag zitten en Otis Blackwell opdracht gaf op basis van die titel een nieuw nummer te schrijven waarvoor Hammer in ruil de helft van de auteursrechten zou krijgen. Daar heeft Hammer een goeie zaak aan gedaan! Niet dat hij zelf geen goeie songs kon bedenken, want wèl van zijn hand zijn Fujiyama Mama (origineel opgenomen door Annisteen Allen vòòr Wanda Jackson), Milkshake Mademoiselle (Jerry Lee Lewis), Rock 'n' Roll Call (The Treniers, Louis Jordan), Peek A Boo (The Cadillacs), The Last Meal (Hurricane Harry) en Sapphire (Big Danny Oliver), nummers die hij trouwens geen van alle ooit zelf opnam, ondanks het feit dat ie zelf best wat platen heeft gemaakt. Eerder verschenen al CD’s van Jack Hammer op Jasmine (de 32 track CD The Twistin' King, The Best Of Jack Hammer 1958-1962 uit 2019 met tien nummers die niet op Bear staan, en de Belgische 30 track bootleg Hammer + Beat = Twist uit 1997 met elf nummers die niet op Bear staan), maar zoals meestal is het Bear Family dat label-overstijgend de zaken op een professionele manier in kaart brengt. In het geval van Jack Hammer doen ze dat chronologisch van 1956 tot 1966, dus ook ná 1963, het jaar dat momenteel de grens van het out-of-copyright is, en Bear Family zou Bear Family niet zijn als hier niet een paar speciallekes waaronder zelfs een nooit eerder uitgebracht nummer op stonden.
Hammer nam zijn eerste singles op vanaf 1956 en dat waren wild enthousiaste jivers als Football Rock en Girl Girl Girl, nummers met levendige expressieve zang boordevol in het rond swingende saxofoons, kenmerken die we later ook terug horen in zijn Europese twist singles. Hij was inderdaad een goeie zanger in de zin dat ie de goods kon deliveren, luister hier naar zijn space break-in nummer Earth Cousins, zo'n plaatje bestaande uit vragen met als antwoord stukjes geknipt uit de hits van de dag, met dien verschille dat alle antwoorden in Earth Cousins (onder meer Wear My Ring Around Your Neck van Elvis, Hound Dog, Chantilly Lace, Smoke Gets In Your Eyes én Great Balls Of Fire en Peek-A-Boo) werden ingezongen door Hammer zelf en door Tony Middleton, leadzanger van The Willows op Church Bells May Ring. Het nummer is helaas niet zo grappig als Buchanan & Goodman's klassiekers in het genre, misschien omdat het niet de echte fragmentjes uit de echte hitversies zijn, misschien de reden waarom het nummer tot op heden onuitgebracht bleef, tenzij het te maken had met de rechten op de gesamplede songs.
Wat veel van Hammer's nummers zo goed maakt is dat ze schaamteloos commercieel zijn, en in zijn geval was dat niet negatief. Ze waren niet gemaakt om kunst te creëren maar om op te dansen, en omdat ze daar volledig op gericht zijn staan ze 70 jaar later nog steeds als een huis. Anderzijds houdt dat ook in dat een aantal van de liedjes zelf vrij standaard zijn en niet boven de middelmaat uitspringen, en dat Hammer alle muzikale modegrillen volgde: Little-Bitty Goose Pimples en Mean And Evil Me gaan richting popcorn noir, Juliette en Melancholy Boy zijn teen rock met strijkers, Ali Ben Ghazi is popcorn bossa nova die in 1962 inspeelde op de populaire namaak arabica toen dat nog gewoon werd beschouwd als exotisch, en Workin' Man uit 1965 is zwoele popcorn.
Hoe Hammer in België terecht kwam wordt helaas niet duidelijk in het CD booklet van 34 pagina’s, maar feit is dat hij vanaf 1960 in Frankrijk in muzikale revues speelde en een jaar later opdook in België waar hij eerst opnam voor Ronnex budget sublabel Teeny, en het zijn natuurlijk die energieke twisters uit 1961 en 1962 waar wij het voor doen. Kissin' Twist bijvoorbeeld waarin klapzoenen klinken op de breaks, Boogie Woogie Twist met uiteraard een boogie woogie piano, Crazy Twist met een aldoor gillende vrouwenstem, Twist Talk met een parlando duet met de Vlaamse Doris Day Jo Leemans (ze leeft nog en is nu 96 jaar), Come Twist Around The Clock, Twist Turn And Twirl, het van een Peppermint Twist orgeltje voorziene The Wiggling Fool met zinsnedes als "I ain't no Chubby Checker but they call me the wiggling fool" en "I ain't no Joey Dee but I rock 'em at the Peppermint Lounge", en het fake live The Wiggle, nummers die feitelijk onderling inwisselbaar zijn en zich meestal onderscheiden door een opvallende tekst of een gimmick van het plezante nonkel soort zoals Stop-Slop, een medley van twist, boogie woogie, slop, madison, mashed potato en zelfs de bossa nova, de charleston, de cha cha cha en een wals! Zijn Twist And Shout is trouwens niet het Isley Brothers nummer. Al die nummers werden opgenomen in Brussel, verschenen op het Belgische label Ronnex Records en veroverden vanuit België de rest van Europa, want Hammer's twist singles verschenen ook in Nederland, Frankrijk, Duitsland, Zweden, Denemarken, Italië, Spanje en zelfs in Engeland, Yougoslavië, Argentinië en Israel!
Naast dit alles bevat On The Dancefloor With Jack Hammer ook drie nummers verschenen onder de naam Tommy Hawk(e) waaronder de beschaafde rocker Good Gravy (I'm In Love Again) en een meer dan OK budget cover van Let's Twist Again notabene sneller dan Chubby Checker, alsmede de enige single van een groep genaamd The Jumpin' Jaguars uit 1956 met de door Hammer geschreven piano boogie rockers Knock-Kneed Nellie From Knoxville/ Shut The Door Baby waarop hij ook piano speelt. Wie de andere muzikanten waren is niet bekend, al wordt gesuggereerd dat het gitarist Franny Beecher en steelgitarist Billy Williamson van Bill Haley's Comets zouden zijn geweest met Williamson op zang. Uit twee verschillende Duitse various artists LP’s komen twee live TV opnames uit 1963 van de Duitse televisie: de stop-start rocker Jumpin' At The Eden Saloon begeleid door een band onder leiding van de Duitse rock 'n' roll gitarist Paul Würges dat wat doet denken aan Jerry Lee Lewis, en een uptempo Duitse Be-Bop-A-Lula luisterend naar de naam Die Schöne Lola begeleid door het orkest van Max Greger maar toch rockend. Of de beelden zelf nog bestaan is mij onbekend. Ik vind ze in elk geval niet op YouTube. Tot slot horen we uit Hammer's Brave New World LP uit 1966 twee nummers waarvan Down The Subway mij gewoon als sixties poprock of zo u wil freakbeat in de oren klinkt en Switch Blade Operator vrij jazzy is. Ik vind ze allebei goed! Jack Hammer overleed in 2016 op 90-jarige leeftijd. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Years ago I regularly found Jack Hammer 45s at Belgian flea markets, and I always bought these because his feel good twist songs were always decent and usually on the rather funny side. Hammer was pretty much Europe's answer to Chubby Checker, so imagine my surprise when I found out that he co-wrote Great Balls Of Fire. How does the author of a bona fide rock ‘n’ roll classic become the European king of the twist? To cut a long story short: ain't no reason to sit on your lazy ass for the rest of your life after writing a million seller, and Hammer was a busy bee who went where success beckoned him. Let me start here by dispelling a myth: Hammer did not write Great Balls Of Fire. He had written another song titled Great Balls Of Fire which he submitted to music publisher Hill & Range's Paul Case who liked the title but not the song itself. Case commissioned Otis Blackwell to write a new song based on the title for which Hammer would receive half of the copyright. Must have been the best deal Hammer ever did! Not that he couldn't come up with good songs himself, for he did write Fujiyama Mama (originally recorded by Annisteen Allen before Wanda Jackson turned it into a worldwide smash), Milkshake Mademoiselle (Jerry Lee Lewis), Rock ‘n’ Roll Call (The Treniers, Louis Jordan), Peek A Boo (The Cadillacs), The Last Meal (Hurricane Harry) and Sapphire (Big Danny Oliver), none of which he ever recorded himself, despite the fact that he made quite a few records himself. Hammer's recordings have been compiled before by Jasmine (the 32 track CD The Twistin' King, The Best Of Jack Hammer 1958-1962 from 2019 with ten songs not on Bear, and the Belgian 30 track bootleg Hammer + Beat = Twist from 1997 with eleven songs not on Bear), but as usual Bear Family delivers the goods from different labels in a professional and intelligent manner chronologically from 1956 to 1966. That means also songs from later than 1963, the current out-of-copyright limit, and Bear Family wouldn't be Bear Family if they had not included a few unexpected rarities and even a song that was never before released.
Hammer made his first recordings in 1956, wildly enthusiastic jivers like Football Rock and Girl Girl Girl, tunes with lively expressive vocals accompanied by swinging saxophones, the same characteristics that we hear in his European twist singles. He was indeed quite a good singer in the sense that he could sing 'em with panache, just listen to his break-in space novelty Earth Cousins, one of those records consisting of questions answered by excerpts from the hits of the day, except that all the answers in Earth Cousins (including Elvis' Wear My Ring Around Your Neck, Hound Dog, Chantilly Lace, Smoke Gets In Your Eyes as well as Great Balls Of Fire and Peek-A-Boo) were sung by Hammer himself and by Tony Middleton, lead singer of The Willows on Church Bells May Ring. Unfortunately Earth Cousins is not as funny as Buchanan & Goodman's classics in the genre, perhaps because it does not contain the actual snippets from the real hit versions, which might be the reason why the song remained unreleased until now, unless of course it had something to do with acquiring the rights to the song samples.
What makes a lot of Hammer's songs so good is that they are blatantly commercial, but in his case that's not negative. They weren't made to create art but to dance to, and because they were completely focused on that they still sound good 70 years on. On the other hand it also means that some of these songs are pretty standard and do not particularly stand out, and that Hammer followed all the musical fads: Little-Bitty Goose Pimples and Mean And Evil Me go towards popcorn noir, Juliette and Melancholy Boy are teen rock with strings, Ali Ben Ghazi is 1962 popcorn bossa nova capitalising on the popularity of fake arabica when that was still simply considered exotic, and Workin' Man from 1965 is sultry popcorn.
How Hammer ended up in Belgium is unfortunately not made clear in the 34 page CD booklet, but from 1960 he played in musical revues in France turning up in Belgium a year later where he started recording for Ronnex budget sublabel Teeny, and obviously it's his energetic twist tunes from 1961 and 1962 that we dig the most. Kissin' Twist for instance with its smacking lips on the breaks, Boogie Woogie Twist featuring of course a boogie woogie piano, Crazy Twist with a female voice screaming throughout, Twist Talk with a parlando duet with Jo Leemans (the Flemish counterpart of Doris Day still alive at the age of 96), Come Twist Around The Clock, Twist Turn And Twirl, the Peppermint Twist organ styled The Wiggling Fool with phrases like ‘I ain't no Chubby Checker but they call me the wiggling fool’ and ‘I ain't no Joey Dee but I rock 'em at the Peppermint Lounge”, and the fake live The Wiggle, songs that are basicly interchangeable but distinguishable by their lyrics or a gimmick of some kind like Stop-Slop, a medley of twist, boogie woogie, slop, madison, mashed potato and even bossa nova, charleston, cha cha cha and waltz! His Twist And Shout is not the Isley Brothers song by the way. All these songs were recorded in Brussels, released on the Belgian label Ronnex Records and conquered the rest of Europe as Hammer's twist 45s were also marketed in the Netherlands, France, Germany, Sweden, Denmark, Italy, Spain and even England, Yugoslavia, Argentina and Israel!
In addition to all of this On The Dancefloor With Jack Hammer offers three songs released under the name Tommy Hawk(e) including the civilised rocker Good Gravy (I'm In Love Again) and a more than OK budget cover of Let's Twist Again significantly faster than Chubby Checker, as well as the only 45 by a group called The Jumpin' Jaguars with the piano boogie rockers Knock-Kneed Nellie From Knoxville/ Shut The Door Baby released in 1956 and written by Hammer who's also the piano pounder. The other musicians remain unknown, although it has been suggested they might include guitarist Franny Beecher and steel guitarist Billy Williamson from Bill Haley's Comets with Williamson behind the mike. Two live 1963 German TV recordings were culled from two German various artists LP’s: the stop-start rocker Jumpin' At The Eden Saloon somewhat reminiscent of Jerry Lee Lewis on which Hammer is backed by a band led by German rock 'n' roll guitarist Paul Würges, and an uptempo German Be-Bop-A-Lula titled Die Schöne Lola accompanied by Max Greger's orchestra yet still rockin'. I have no idea whether the video footage still exists as I didn't find it on YouTube. The CD is rounded out with two songs from Hammer's 1966 Brave New World LP of which Down The Subway to my ears sounds like typical sixties pop rock or freakbeat if you will while Switch Blade Operator is quite jazzy. I like them both! Jack Hammer passed away in 2016 at the age of 90.
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

6 november 2024

BRING IT ON/ THE DOMESTIC BUMBLEBEES
Enviken, EnRec199
English version: see below

Daniel Kordelius (zang, gitaar), Tobias Einestad (contrabas) en Johan Svensson (drums) zijn graaggeziene gasten op rock 'n' roll feestjes in de Benelux met hun muziek die een vrolijke vermenging is van bluesy rechtdoor rock 'n' roll, een potje slide blues, piano rock 'n' roll (als Boppin' Steve meedoet), soms met mondharmonica (op hun debuut was dat Knock Out Greg), bluesboppers maar evengoed twangy strollers, white rock en zelfs een vleugje rock tout court, kortom rock 'n' roll met een flinke blues inslag, of als u bluesliefhebber bent blues met een flinke rock 'n' roll inslag. Hoe je het ook het wil noemen, live spettert het en het trio uit Stockholm slaagde er ook in hun felle enthousiasme over te dragen op de minstens vijf verbeten geluidsdragers (waarvan eentje als begeleiders van Harmonica Sam) die ze uitbrachten sinds hun titelloze debuut in 2016, misschien de meest bluesy van hun albums. Het recentste, Cheater, is ondertussen al geleden van 2015 (in 2017 was er nog wel de van dat album getrokken vinyl single Mathilda/ Summer Nights op Sleazy SR 128) en klonk bij momenten erg rock (Crying Over You), poprock (Blue Lover, Mathilda) en zelfs pop (Summer Nights). Bring It On trekt die lijn door met drie covers en zeven eigen songs en opent gelijk met de gas erop in de hypermoderne rocker Will You Please Leave , een gitaarrocker met een paar moderne moves. Het tempo vertraagt tot een stroll in She Turned My Smile Upside Down, een melodieuze meedeiner voorzien van een rhythm 'n' blues gitaarsolo opnieuw doorspekt met moderne akkoorden. Holler In The Backseat is helemààl poprock zoals een Dave Edmunds die lang geleden maakte, Bluesrockers zijn het rechtdoor Bring It On, de rockende Shake Your Moneymaker slide blues You Turn Me On en de trage stop-starter It Should Have Been Me van de jonge Ray Charles. The Deacon Don’t Like It maakt van Wynonie Harris' swinger een medium tempo bluesbopper, en Old Town Blues is hypermoderne trance blues, gecounterd door Come On, zo'n perfecte (You Ain't Nothing But) Fine Fine Fine rocker waarop alleen zij het patent lijken te hebben. De grootste verrassing zit in de staart: Hold On Tight van ELO, ook in de Benelux een Top 10 hit in 1981, en The Domestic Bumblebees maken van dat namaak pop rock 'n' roll nummer een échte, zij het in de bruggetjes moderne rocker. Het Franse stuk hebben ze achterwege gelaten. Ik hoor nergens mondharmonica, maar twee nummers hebben op gastpiano de ons onbekende Torbjörn Eliasson die denk ik uit de jazz en blues komt. Niet dat je dat er aan hoort overigens. The Domestic Bumblebees leveren met Bring It On eens te meer een professioneel album af dat probleemloos het heden aan het verleden koppelt, wat ze van ons mogen doen zolang het live maar rockt en rollt. Wie twijfelt kan het hele album beluisteren op YouTube. Info: www.facebook.com/domesticbumblebees and www.envikenrecords.com (Frantic Franky)

Daniel Kordelius (vocals, guitar), Tobias Einestad (double bass) and Johan Svensson (drums) are frequent guests at rock 'n' roll parties all over Europe with their specific brand of music, joyfully blending bluesy straight ahead rock 'n' roll with slide blues, piano rock 'n' roll (whenever Boppin' Steve joins in), sometimes with harmonica (on their debut that was Knock Out Greg) and blues boppers, adding twangy strollers, white rock and even a touch of rock music to the mix - in short, rock 'n' roll influenced by blues, or if you're a blues fan blues influenced by rock 'n' roll. Whatever you wanna, live on stage it's quite exciting and the Stockholm based trio also managed to lay down their fierce enthusiasm on the at least five sound carriers (on one of which they accompanied Harmonica Sam) that they released since their self-titled debut in 2016, perhaps the bluesiest of their albums. Their most recent one, Cheater, already goes back to 2015 (2017 saw the release of a vinyl 45 from that album on Sleazy SR 128 Mathilda/ Summer Nights) and at times sounded very rock (Crying Over You), pop rock (Blue Lover, Mathilda) and even pop (Summer Nights). Bring It On continues that line with three covers and seven of its own songs and opens right away with the throttle on in the hyper-modern rocker Will You Please Leave , a guitar rocker with a few modern moves. The pace slows to a stroll in She Turned My Smile Upside Down, a melodic sing-along provided with a rhythm 'n' blues guitar solo again laced with modern chords. Holler In The Backseat is very much pop rock like a Dave Edmunds made long ago, Blues rockers are the straight ahead Bring It On, the rocking Shake Your Moneymaker slide blues You Turn Me On and the slow stop-starter It Should Have Been Me by the young Ray Charles. The Deacon Don't Like It turns Wynonie Harris' swinger into a medium tempo blues bopper, and Old Town Blues is hyper-modern trance blues, countered by Come On, one of those perfect (You Ain't Nothing But) Fine Fine rockers that only they seem to have the patent on. The biggest surprise is in the tail: Hold On Tight by ELO, also a Top 10 hit in the Benelux in 1981, and The Domestic Bumblebees turn that fake pop rock 'n' roll song into a real, albeit in the bridges modern rocker. They left out the French piece. I don't hear harmonica anywhere, but two songs have on guest piano the unknown to us Torbjörn Eliasson who I think comes from jazz and blues. Not that you can hear that by the way. With Bring It On, The Domestic Bumblebees once again deliver a professional album that effortlessly links the present to the past, which they are welcome to do as long as it rocks and rolls live. Those in doubt can listen to the entire album on YouTube. Info: www.facebook.com/domesticbumblebees and www.envikenrecords.com (Frantic Franky)


OH YEAH/ JAKE CALYPSO TRIO
Around The Shack Records, ATSR EPCD01
English version: see below

Onder de naam Jake Calypso Trio wil Hervé Loison (F) alias Jake Calypso terug naar de roots van de muziek in trio vorm met zijn vaste Red Hot cohorten Ben D. Driver op contrabas, Thierry Sellier op drums, en Loison zelf op gitaar, mondharmonica, zang, gegil, gekreun en gegrom. De vier eigen songs werden opgenomen bij Loison thuis in zijn "shack" in Manin (62), een piepklein dorp midden in het groen in Pas-de-Calais, en de roots blijken de blues roots te zijn middels vier superprimitieve tracks vol vervorming. Loison is geen vreemde wat betreft de blues. Naast alle rockabilly activiteit met Jake Calypso & his Red Hot en Hot Chickens pleegt hij al blues sinds 2012 met zijn Wild Boogie Combo en liet hij zijn liefde voor de blues reeds de vrije loop onder de benamingen The Memphis Blues Cream, Lonely Jake, het ingekorte Jake Calypso tout court, en via een samenwerking met Archie Lee Hooker, een neef van John Lee Hooker.
Oh Yeah is een bluesbopper in de stijl van Dr. Ross: een mondharmonica op een gitaarbeat die twee en een halve minuut in hetzelfde akkoord blijft hangen, daarover een tiktak drum en vraag en antwoord zang die zo uit de gospel komt, uw garantie voor een stampend volle stampende dansvloer. Slammin' Door Blues is medium tempo stop-start rhythm 'n' blues met een gemene rhythm 'n' blues gitaar die klinkt alsof ze slechts één snaar bezigt terwijl in de achtergrond die mondharmonica 'em van jetje geeft, en ook Heart Attack Blues draait roestige rhythm 'n' blues rondjes. De laatste song is opnieuw een bluesbop maar dan eentje op de maat van Big Boss Man, alleen sneller. Aanbevolen door Dr. Ross: great stuff voor wie el primitivo blues aanbidt! Ook uit op vinyl (ATSR EPV001). Info: www.jakecalypso.com (Frantic Franky)

Under the moniker the Jake Calypso Trio Hervé Loison (F) aka Jake Calypso wants to go back to the roots of our music in trio form with his regular Red Hot cohorts Ben D. Driver on double bass, Thierry Sellier on drums, and Loison himself on guitar, harmonica, vocals, screams, moans and growls. The four selfpenned songs were recorded chez Loison at home in his “shack” in Manin (62), a tiny village in the middle of the swamps of Pas-de-Calais, and the roots turn out to be the blues roots with four super-primitive tracks full of distortion. Loison is no stranger to the blues. In addition to all his rockabilly activity with Jake Calypso & his Red Hot and Hot Chickens, he's been committing blues since 2012 with his Wild Boogie Combo and already let his love for the blues run wild under names like The Memphis Blues Cream, Lonely Jake, the abbreviated Jake Calypso tout court, and through a collaboration with Archie Lee Hooker, a cousin of John Lee Hooker.
Oh Yeah bops the blues Dr. Ross style: a harmonica over a guitar beat that hangs in the same chord for two and a half minutes, with tic-a-tac drums and call and response vocals straight out of gospel music, your guarantee for a stompin' good time on the dance floor. Slammin' Door Blues is medium tempo stop-start rhythm 'n' blues with a vicious rhythm 'n' blues guitar that sounds like it only uses one string while that harmonica gives 'em hell in the background, and also Heart Attack Blues rocks around in rusty rhythm 'n' blues circles. The last song is another blues bopper this time to a Big Boss Man beat, only faster. Just what Dr. Ross ordered: great stuff for those who worship el primitivo blues! Also out on vinyl (ATSR EPV001). Info: www.jakecalypso.com (Frantic Franky)


CHAINS/ RAY ALLEN
Rhythm Bomb, RBR CD-6022
English version: see below

Chains is minstens het zesde album op bijna twintig jaar van Ray Allen, ondanks zijn internationale artiestennaam een Duitser want op zijn identiteitskaart staat gewoon Mathias Arnold. Misschien hebt u hem al gezien in Hemsby, de Rave, de Rhythm Riot, de Firebirds weekender (D), High Rockabilly (E) of Tear It Up (HU), of gewoon bij ons in Nederland en België natuurlijk. Al die albums verschenen op Rhythm Bomb (D) en aangezien je een winnend paard niet mag veranderen geldt dat ook voor deze nieuwe Chains, opgenomen bij de vintage Lightning Recorders studio in Berlijn door en met het vaste Round Up Boys team aldaar onder leiding van Ike Stoye, Michael Kirscht, Kevin Weber en Axel Praefcke die ook instond voor de tape transfers, de pre-mastering en zelfs het hoesontwerp, aangevuld met pianist Christoph Wiatre die Allen soms live begeleidt. Ik heb die niet allemaal, maar toch valt me op dat zijn eerdere albums als Hurry Up uit 2013 en Rock Jive And Stroll With Me uit 2015 veel rockender waren. Niet dat Chains niet rockt, maar het rockt in de stijl van begin en midden jaren '60 in plaats van midden jaren '50, en dan bedoel ik niet sixties rock 'n' roll maar Jordanaires-echtige backing vocals en een melodieus Elvis soundtrack sfeertje. Chains leunt meer aan bij melancholieke tracks als Divorce, Goodbye Little Baby Of Mine, Blue Bird en Three Little Words van het album Personally uit 2018, richting die Allen reeds uitging met een nummer als Beyond My Reach van Rock Jive And Stroll With Me. Het album opent met de titeltrack, een Johnny Cash melodie zonder The Man In Black te copycatten in een nummer zoals ook Johnny Trouble (D) die maakt, alleen doet Allen geen moeite om Cash-gewijs diep te gaan zingen. Ook is Roy Orbison een inspiratiebron in The Only Thing That Matters en de ballade You Move Me, muzikaal in elk geval, niet zozeer vocaal. Daarnaast detecteer ik subtielere invloeden van The Everly Brothers en Charlie Rich, van country twang, van de sprankelende piano van Floyd Cramer en van de Nashville sound. Wat ik niet of minder hoor is de samenzang van zijn vorige albums. De CD kabbelt rustig voort met Walking Through The Mountains, Footlights Fear And Fame, You Will Cry A Tear, het mysterieus exotische Get Down With The Blues en het springerige No Hard Feelings, maar toch kan er wel degelijk gerockt worden dankzij nummers als Don't Push Me dat inspiratie zocht in de Sun sound inclusief rammelende piano, I'll Have My Way, Let Me Be The One en de jiver Let's Have A Good Time. Samen maken deze dertien eigen composities van Chains in de eerste plaats een mooi album, en dat is weer eens lang geleden. Ook uit op LP (RBR LP-5969). Info www.vintagerockinroots.com en https://c-a-t-enterprises.de (Frantic Franky)

Chains is at least the sixth album in close to twenty years from Ray Allen, despite his international stage name a German as his identity card simply says Mathias Arnold. Maybe you've already seen him at Hemsby, the Rave, the Rhythm Riot, the Firebirds weekender (D), High Rockabilly (E) or Tear It Up (HU). All those albums appeared on Rhythm Bomb (D) and since you shouldn't change a winning horse the same goed for Chains, recorded at the vintage Lightning Recorders studio in Berlin by and with the regular Round Up Boys team Ike Stoye, Michael Kirscht, Kevin Weber and Axel Praefcke who also took gaood care of the tape transfers, the pre-mastering and even the cover design, augmented by pianist Christoph Wiatre who sometimes accompanies Allen live. I don't not have all of these albums, but it's obvious that his earlier albums like 2013's Hurry Up and 2015's Rock Jive And Stroll With Me were much more rockin'. Not that Chains doesn't rock, but it rocks in the style of the early and mid-sixties rather than the mid-fifties, and I don't mean sixties rock 'n' roll but Jordanaires-styled backing vocals and a melodic Elvis soundtrack vibe. Chains leans more toward melancholy tracks like Divorce, Goodbye Little Baby Of Mine, Blue Bird and Three Little Words from his 2018 album Personally, a direction Allen already explored with a song like Beyond My Reach from Rock Jive And Stroll With Me. Chains kicks off with the title track, a Johnny Cash tune without copycatting The Man In Black similar to what Johnny Trouble (D) does, except that Allen does not imitates Cash's deep booming voice. Roy Orbison is also an inspiration in The Only Thing That Matters and the ballad You Move Me, at least musically, not so much vocally. I also detect more subtle influences from The Everly Brothers and Charlie Rich, from country twang, from Floyd Cramer's sparkling piano and from the Nashville sound. What I don't hear or hear less are the harmony vocals of his previous albums. The CD gently flows along with Walking Through The Mountains, Footlights Fear And Fame, You Will Cry A Tear, the mysteriously exotic Get Down With The Blues and the bouncy No Hard Feelings, but there's some good rockin' going on thanks to songs like Don't Push Me inspired by the Sun sound including a rattling piano, I'll Have My Way, Let Me Be The One and the jiver Let's Have A Good Time. Together these thirteen selfpenned songs make for an album that's in the first place beautiful, which is something we haven't heard in a while. Also available on vinyl LP (RBR LP-5969). Info www.vintagerockinroots.com en https://c-a-t-enterprises.de (Frantic Franky)


THIRD TIME'S A CHARM/ T BECKER TRIO
Records Freight, RFCD 106
English version: see below

We recenseerden reeds de pas verschenen gelijknamige LP (RFLP 002) van dit drumloze Noord-Franse trio, hun derde album op vier jaar en het eerste daarvan dat ook uitkwam op vinyl. Waarom dan ook ons licht laten schijnen over de CD versie? Simpel: omdat op beide releases slechts zes dubbels staan en voor wie zijn diploma van de kleuterklas niet heeft gehaald op de CD dus zeven nummers staan die niet op de LP staan. En die zeven nummers interesseren ons omdat wij de LP zo goed vonden. Duidelijk zo? Onafgezien daarvan is de tracklisting in een andere volgorde en dat levert toch een iets andere luisterervaring op. Met I Don't Wanna, de bopper Bop That Beat, het opgewekte You Can't Keep Hating Me, het Buddy Holly riffjes echoënde uptempo The One I Need, het rockabilly-ënde Like A Ghost en de breekbare introspectieve country ballade All Alone hellen de nummers die behouden bleven over naar de meest uptempo tracks, en als we die nog eens beluisteren en vergelijken met de nummers die werden weggelaten hebben wij geen reden tot klagen om de eenvoudige reden dat we alle twaalf LP tracks goed vonden. Leest u er dus rustig nog eens onze vinyl recensie op na, dan kan ik me hier en nu concentreren op de zeven "nieuwe" songs.
De melodieuze invloed van High Noon die de LP kenmerkte is ook aanwezig in het rustige, melancholische Lily en de strakke stroller Always On My Mind, Willing To Make A Fool Of Myself is gezellig shuffelende rockabilly, het speelse Do The Best I Can is rechtlijniger, en voor wie het wat wilder, zij het nog steeds melodieus mag is er de slapper She's My Girl. Al die nummers passen perfect in het rock 'n' roll straatje dat het T Becker Trio voor zichzelf heeft gebaand, met als uitschieters het wondermooie, wat western-achtig mysterieus klinkende Don't Leave Me Now, wat mij betreft een van de top songs hier. Iets wat ik zelden hoorde bij T Becker Trio is het uiterst bescheiden achtergrondkoortje op My Baby You Promised Me. Wat T Becker Trio op Third Time's A Charm doet is teruggaan naar de essentie van wat drumloze rockabilly moet zijn: één akoestische gitaar, één contrabas, één elektrische gitaar, melodieën en veel talent. Dat hebben ze met hopen, en deze CD is dan ook een aanrader voor wie geen platendraaier meer heeft, alsmede voor wie zijn LP’s niet kan draaien in de auto. Voor iedereen met andere woorden. Info: www.rocking-all-life-long.com and www.facebook.com/tbeckertrioband (Frantic Franky)

We already reviewed this drumless trio from the north of France's brand new LP RFLP 002 with the same title, their third album in four years and the first one released on vinyl, so why also shed our light on the CD version? Simple: because only six tracks are featured on both releases, which for those of you who never graduated kindergarten seven CD tracks are not on the LP. And we wanna hear those seven because we like the LP so much. Is that clear? Besides that the track listing is in a different order which makes for a slightly different listening experience. I Don't Wanna, the boppin' Bop That Beat, the upbeat You Can't Keep Hating Me, the uptempo The One I Need that echoes Buddy Holly riffs, the rockabilly-ing Like A Ghost and the fragile introspective country ballad All Alone, the songs that made it unto the CD, show they opted for mostly uptempo tracks, and when listening to them again comparing them with the songs that were omitted we got no complaints for the simple reason that we dug all twelve LP tracks. So please feel free to check our vinyl review so I can concentrate here and now on the seven “new” songs.
The melodic influence of High Noon that characterized the LP is also heard in the calm, melancholy Lily and the tight stroller Always On My Mind. Willing To Make A Fool Of Myself is cozy shufflebilly, the playful Do The Best I Can is more straightforward, and if you like things a little wilder yet still melodic the slappin' She's My Girl is tailormade for you. All these songs fit perfectly into the rock 'n' roll mold the T Becker Trio made, the standout being the wonderfully beautiful, somewhat western-like mysterious sounding Don't Leave Me Now, one of the top songs here as far as I'm concerned. Something I rarely heard before with T Becker Trio is the modest backing vocals on My Baby You Promised Me. What T Becker Trio does on Third Time's A Charm is go back to the essence of what drumless rockabilly is supposed to be: one acoustic guitar, one double bass, one electric guitar, melodies and a lot of talent. They got heaps of that, which makes this CD recommended for those who no longer have a record player, as well as for those who cannot play their LP’s in the car. In other words: for everybody. Info: www.rocking-all-life-long.com and www.facebook.com/tbeckertrioband (Frantic Franky)

30 oktober 2024

Vinyl Recensie

BEALE STREET BEATS VOLUME 1: HOME OF THE BLUES
Bear Family, BAF 14016

BEALE STREET BEATS VOLUME 2: SOUL HOUSE
Bear Family, BAF 14017
English version: see below

Memphis staat natuurlijk synoniem met Sun Records, "de geboorteplaats van de rock 'n' roll", maar Sun Records bestond ook maar in Memphis omdat die stad een van de muzikale hot spots van de Verenigde Staten was, net als bijvoorbeeld New Orleans, Chicago, Nashville en New York. Er waren in Memphis dan ook veel meer platenlabels dan enkel Sun, en een daarvan was Home Of The Blues dat niet zo heel lang bestond, van 1960 tot 1963, en ondanks de naam veel meer was dan alleen blues. Stomper Time, het Britse label van Dave Travis, bracht in het verleden twee CD’s uit met muziek van HOTB, met name Rockin' Rhythm 'n' Blues From Memphis (STCD 31) uit 2012, in 2019 gevolgd door Volume 2 (STCD 39). Uit die CD’s selecteerde Bear Family nu twintig tracks voor twee 10 inch vinyls die niét focussen op rock 'n' roll maar een dwarsdoorsnede bieden van alle soorten zwarte muziekjes die verschenen op HOTB en sublabels 1st en Zab. Billy Lee Riley's cover van Flip Flop And Fly en Billy Adams' instrumentale Big M staan hier bijvoorbeeld niét op. Wat staat er dan wel op?
Volume 1 opent met Sammy Lawhorn's uptempo funky bluesgitaar instrumental Home Of The Blues, Larry Birdsong's Little School Girl is medium tempo early sixties met flink wat blazers en een boeiende sax solo, en You're So Hard To Please van Willie Cobbs is trage maar indringende blues met verschroeiende gitaar en toch ook weer veel blazers, of hoe de tentakels van New Orleans tot in Memphis strekten. In Bill Yates' snellere cover van Ray Charles' I Believe To My Soul zijn de blazers wat jazzy en vertoont de zang de gospel invloeden die zo'n integraal deel zouden gaan uitmaken van de soul. Ook de saxofoon van Willie Mitchell klinkt eerder jazzy in het instrumentale Thirty Five Thirty, maar het honken kan hij toch niet laten. Een van de bekendere namen op HOTB, zij het op dat moment al op zijn retour, was Roy Brown en zelfs hij paste zich muzikaal aan aan de tijden, al bleef hij voor eeuwig en altijd klinken als Roy Brown. Hoewel, zoals op Sugar Baby heb ik hem nog niet vaak gehoord, wat dat is een ballade die je eerder aan iemand als Jackie Wilson doet denken, terwijl de achtergrondkoortjes een portie doo-wop flair toevoegen! Wat een verschil met Search No More van Jimmy Dotson, ook een ballade, maar dan eentje geïnspireerd op de blues met een angstaanjagende bluesgitaar en een unisono dreigende saxofoon. Een van de sterkhouders bij Sun Records, Billy Lee Riley, dook ook op HOTB, in de Big Joe Turner cover Teenage Letter niet zo wild als op Sun maar nog steeds rockend, zij het gestroomlijnder en muzikaal door de blazers zwart én door het jaartal 1961 niet verwonderlijk early sixties klinkend. De derde bekende naam op HOTB waren The "5" Royales, in Goofball zoals elke doo-wop groep uit de jaren '50 automatisch doorstromend naar de vroege soul.

Ook Volume 2 opent met een instrumental, Soul House van Ed Pauling (= Lowman Pauling, gitarist van The "5" Royales) & the Exciters, een instrumentale versie van Aretha Franklin's hit Won't Be Long uit 1961, meer uptempo en meer funky (die pompende basgitaar) dan Home Of The Blues van Sammy Lawhorn, ik zou zeggen deels beïnvloed door Booker T & the MG's en met een Can't Sit Down backing. Feel Alright van Jimmy Dotson zou je dan weer kunnen beschouwen als een rockender dan wel twistender Ray Charles. The "5" Royales gaan hier in Catch That Teardop op de uptempo popcorn noir tour en 't is allicht geen toeval dat je van dit nummer op YouTube een clipje vindt waarop northern soul wordt gedanst. Keep on keepin' on, ha! Bill Yates (pianist op Love Me van The Phantom!!!) kwam na HOTB terecht op Sun waar hij tussen 1964 en 1966 drie singles uitbracht en toonde dat hij veel Charlie Rich soul in zich had. Zijn Mojo op HOTB, een "bewerking" van Got My Mojo Working, is ondanks de early sixties mondharmonica zeker rockend, want de Yakety Sax-achtige saxofoon maakt veel goed. Over Mojo gesproken: Willie Cobbs' bluesy You Don't Love Me verscheen oorspronkelijk op Billy Lee Riley's Mojo label. Veel bluesier, meer bepaald in Linda Lu modus, is You Satisfy van Dave Dixon. In Charles James' "Chinese" Clovers cover One Mint Julip komt de vocale invloed van de grote Ray Charles (die dat nummer in 1961 bij mijn weten enkel instrumentaal coverde) opnieuw om het hoekje piepen, en een andere cover is Please Please Please van James Brown, hier gedaan door The "5" Royales als early soul sleper. Bij het beluisteren van al deze prima muziek zou je haast vergeten dat het toen feitelijk de twist was die de wereld regeerde, maar Billy Adams (opnieuw een artiest die later bij Sun zat) herinnert ons eraan middels zijn Had The Blues (Twist), meer een rechtdoor rocker met een sax solo dan een twist, maar soit. Het nummer werd opgenomen in de Sam Phillips Recording Studio op Madison Avenue 639 met de vaste Sun crew met Billy Lee Riley op gitaar, Bill Black op bas, Carl McVoy op piano en JM Van Eaton op drums.
Deze 10 inches dienen afgespeeld op 45 toeren en je hoort wel eens zeggen dat dat een betere klank geeft. Nu ben ik zeker geen hi fi geek en ik speel mijn platen ook maar op een gewone stereo installatie (we spreken tenslotte over muziek die pakweg zeventig jaar geleden werd opgenomen in allesbehalve digitale omstandigheden), dus ik kan u geen antwoord geven op de vraag of dat nu écht zo is. Feit is in elk geval dat deze twee platen een verbluffende geluidskwaliteit hebben. Voor wie die twee Stomper Time CD’s niet heeft maar openstaat voor muziek die letterlijk net iets verder reikt dan enkel Sun Records en rock 'n' roll, zouden deze Beale Street Beats dan ook best wel eens een ontdekking kunnen zijn. Bij elk volume steekt een folder van 10 pagina’s op formaat 21 x 21 cm met label scans, zwart-wit foto’s van de artiesten, en hoesnota’s van de hand van Bill Dahl die niet zozeer de geschiedenis van HOTB behandelen maar track per track info bieden, wel zo handig omdat ik de meeste artiesten niet ken. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Memphis is of course synonymous with Sun Records, “the birthplace of rock ‘n’ roll,” but Sun Records only existed there because Memphis was one of the musical hot spots of the United States, just like for example New Orleans, Chicago, Nashville and New York. As a result there were many more record labels in Memphis besides Sun, and one of these was Home Of The Blues which only existed from 1960 to 1963 and despite its name offered much more than blues. Dave Travis' Stomper Time label (GB) released two CD’s with music from HOTB, 2012's Rockin' Rhythm 'n' Blues From Memphis (STCD 31), in 2019 complemented with Volume 2 (STCD 39). Bear Family selected twenty tracks from these CD’s for two 10 inch vinyl releases that do not focus on rock 'n' roll but offer a cross section of all the different black music styles that appeared on HOTB and its sublabels 1st and Zab. Billy Lee Riley's cover of Flip Flop And Fly and Billy Adams' instrumental Big M for example are not on here. So what is?
Volume 1 kicks off with Sammy Lawhorn's uptempo funky blues guitar instrumental Home Of The Blues, Larry Birdsong's Little School Girl is medium tempo early sixties with lots of horns and a interesting sax solo, and Willie Cobbs' You're So Hard To Please is slow but penetrating blues with scorching guitar and again lots of horns, or how New Orleans' tentacles stretched out all the way to Memphis. In Bill Yates' faster cover of Ray Charles' I Believe To My Soul the brass are somewhat jazzy while the vocals show the gospel influences that would become such an integral part of soul music. Willie Mitchell's saxophone sounds rather jazzy as well in his instrumental Thirty Five Thirty, but can't hide the honker inside of him. One of the better known names on HOTB, albeit that his fortunes were already declining at that time, was Roy Brown and even he adapted to the times musically, though he always kept on sounding like Roy Brown. That being said I seldom heard him like here, for Sugar Baby is the sort of ballad one rather associates with someone like Jackie Wilson, the backing vocals adding some doo-wop flair! What a difference with Jimmy Dotson's Search No More, a ballad as well but inspired by the blues with an eerie blues guitar and a threatening unison saxophone. Billy Lee Riley, one of the stalwarts at Sun Records, also popped up on HOTB with the Big Joe Turner cover Teenage Letter, not as wild as his Sun days but still rockin' in a more streamlined way, musically because of the saxophones black sounding and because of the year 1961 not surprisingly early sixties sounding. The third familiar name on HOTB were The “5” Royales, like every 1950s doo-wop group seamlessly turning into early soul with Goofball.

Volume 2 also starts with an instrumental, Soul House by Ed Pauling (= Lowman Pauling, guitarist of The “5” Royales) & the Exciters, an instrumental version of Aretha Franklin's 1961 hit Won't Be Long, but more uptempo and more funky (dig that pumping bass guitar) than Sammy Lawhorn's Home Of The Blues, I'd say partly influenced by Booker T & the MGs and with a Can't Sit Down backing. Jimmy Dotson's Feel Alright on the other hand could be considered a more rockin' or twistin' Ray Charles. The “5” Royales go uptempo popcorn noir with Catch That Teardop and it's probably not a coincidence that you can find a clip on YouTube of a northern soul crowd dancing to it. Keep on keepin' on, ha! Bill Yates who played piano on The Phantom's Love Me after HOTB ended up on Sun Records where he released three 45s between 1964 and 1966 proving that he oozed Charlie Rich soul. His Mojo on HOTB, an “adaptation” of Got My Mojo Working, is definitely rockin' despite the early sixties harmonica, with the Yakety Sax-like saxophone adding rock 'n' roll fun. Speaking of Mojo: Willie Cobbs' bluesy You Don't Love Me originally appeared on Billy Lee Riley's Mojo label. Much bluesier, more specifically in Linda Lu mode, is Dave Dixon's You Satisfy. Charles James' “Chinese” cover of The Clovers' One Mint Julip again aurally shows the vocal influence of the great Ray Charles (who to my knowledge in 1961 only covered that song instrumentally), and another cover is James Brown's Please Please treated by The “5” Royales as an early soul slow. Listening to all this great music you'd almost forget that it was in fact the twist that ruled the world at this particular moment in time, but Billy Adams, another artist who would re-appear on Sun, reminds us with his Had The Blues (Twist), more a straight ahead rocker with a sax solo than a twist, but so be it. The song was recorded at the Sam Phillips Recording Studio at 639 Madison Avenue with the regular Sun crew featuring Billy Lee Riley on guitar, Bill Black on bass, Carl McVoy on the 88 keys and JM Van Eaton on drums.
These 10 inches rev at 45 RPM and people sometimes say that this makes for a better sound. I'm most certainly no hi fi geek and spin my records on a decent but standard stereo system (after all we're talking music that was recorded some seventy years ago in quite the contrary of digital conditions), so I can neither confirm nor deny that claim. The fact remains however that both records sound stunning, so if you don't have those two Stomper Time CD’s but are open to music that literally goes just a little beyond Sun Records and rock 'n' roll, these Beale Street Beats could very well be a discovery. Each volume comes with a 10 page, 21 x 21 cm folder with label scans, black and white photos of the artists, and Bill Dahl's notes that do not really deal with HOTB's history but offer track-by-track info, rather handy since I don't know most of the artists. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

CD Recensies

BOP-A-RAMA VOLUME 4
Atomicat, ACCD164
English version: see below

Samensteller Mark Armstrong van Atomicat Records pikt de draad van enkele reeksen opnieuw op, en Bop-A-Rama Volume 4 opent met Tony & Jacky Lamie's Sunset Blues zoals wij ze graag hebben, geen blues maar wilde rockabilly recht onder koeien vandaan: een huilende zanger, een striemende pedal, een krassende elektrische gitaar en gas erop. Boppin' hillbilly op zijn best! Zo staan er nog een paar op als Sweet Love On My Mind van Orangie Ray Hubbard, Go Slow Fatso van Bobby Rutledge & the Cimarrons en You Can Have My Love van Judy Capps & Pat Kingary, soms met honky tonkende pianola als Rock 'n' Roll Itch van Curley Jim & the Billey Rocks. Naast pure rockabilly (We Gonna Bop Stop Rock van Ray Vict & his Bop Rockers) bevat de CD evengoed flitsende swingers als Are You Ready van Henry Wilson & the Bluenotes en beschaafder melodieuzer werk als Hoy Hoy van The Collins Kids toen ze nog echt als kindertjes klonken, It Ain't Right van Gordon Terry, Step It Up And Go van Mac Wiseman met Jordanaires-achtige backings en Autry Inman's tongbreker Be Bop Baby, rockabilly die klinkt alsof de zangers een net pak in plaats van een vuile overall droegen. Gefijntunede rock 'n' roll is er met cowboyzangers als Moon Mullican die in de Jan & Arnie cover Jenny Lee een square dans vermomde als rock 'n' roll maar nog steeds klonk alsof ie een hete aardappel in zijn mond had, en Johnny Bond die met zijn cover van All I Can Do Is Cry op de geheimzinnige toer gaat. Een rechtstreekse voorloper van deze hillbilly helden was Leon Merritt wiens Wishin' I Was Kissin' You zo'n typisch gestroomlijnde country boogie met shuffle drum is. Overigens is niet alles op deze CD rockabilly: Roy Young was een Britse rock 'n' roll zanger wiens cover van Hey Little Girl nog meer Bo Diddley klinkt dan de originele Hey Little Girl van Dee Clark, en Can't Sit Down is oorspronkelijk een funky orgel instrumental van Phil Upchurch uit 1960 die Upchurch zelf reeds een jaar eerder had opgenomen als lid van The Bim Bam Boos. De mondharmonica versie op Bop-A-Rama Volume 4 van The Voodoo Men klinkt als Britse rhythm 'n' blues, wat ons naadloos leidt tot zwarte bluesboppers als Just Can't Stay van Willie Nix, Lightnin' Slim's tragere Have Your Way en Hold Me in Your Arms van James Cotton uit 1954 op Sun Records, een knap staaltje zwarte rockabilly. Contrasterend daarmee is de fantastische rock 'n' roll van Bobby Lee Trammell (My Susie J My Susie Jane) terwijl weer andere nummers als Sally Jo (Jim Thaxter & the Travelers, groep waaruit The Trashmen ontstonden) en The Wild One (Ricky & the Stompers) naar de rechtlijnige white rock lonken. Over rechtdoor rockers gesproken: Sonny Hall's regelmatig gecompileerde schreeuwlelijkerd My Big Fat Baby blijft ook na al die jaren alles en iedereen omver blazen. Dé verrassing: De Hele Stad Is Gek En Dol van onze eigen oerrockers Peter & zijn Rockets, door mij nooit beschouwd als een bopper maar het werkt wel degelijk.
Wij noemden ons destijds niet voor niks Boppin' Around en deze CD is wat ons betreft niet alleen boppen maar ook genieten geblazen. De CD wordt zoals elke uitgave in deze reeks reeksen afgesloten met twee onuitgebrachte moderne opnames uit de archieven van het overkoepelende Rhythm Bomb, in dit geval Track A (in fake stereo???) van het jazzy swingende I Must Be Something met pedal steel van The Chrome Daddies uit Australië (de reguliere versie stond op hun CD Gear Up Daddy uit 2002) en de authentieke rockabilly van het Rhythm River Trio (GB) met een voor zover ik weet volledig onuitgebracht nummer getiteld I Can't Go. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Atomicat Records' connoisseur and collectionneur extraordinaire Mark Armstrong picks up the thread of a couple of series, kicking off Bop-A-Rama Volume 4 with Tony & Jacky Lamie's Sunset Blues just the way we like 'em, not blues but wild rockabilly straight from under the cows: a howling vocalist, a pedal steel that's on fire, a scratchy electric guitar and pedal to the metal. Boppin' hillbilly at its best! There's more where this came from with Orangie Ray Hubbard's Sweet Love On My Mind, Bobby Rutledge & the Cimarrons' Go Slow Fatso and Judy Capps & Pat Kingary's You Can Have My Love, sometimes with the added bonus of a honky tonk pianola like Curley Jim & the Billey Rocks' Rock 'n' Roll Itch. In addition to pure rockabilly (Ray Vict & his Bop Rockers' We Gonna Bop Stop Rock), the CD contains equally flashy swingers like Henry Wilson & the Bluenotes' Are You Ready and more civilized melodic work like Hoy Hoy by The Collins Kids when they still really sounded like kids, Gordon Terry's It Ain't Right, Mac Wiseman's Step It Up And Go with Jordanaires-styled backing vocals and Autry Inman's tongue twister Be Bop Baby, rockabilly that sounds like the singers were wearing a neat suit instead of dirty overalls. Fine tuned rock 'n' roll features cowboy singers like Moon Mullican masquerading a square dance as rock 'n' roll in the Jan & Arnie cover Jenny Lee but still managing to sound like he had a hot potato in his mouth, and Johnny Bond with a mysterious sounding cover version of All I Can Do Is Cry. A direct predecessor of these hillbilly heroes was Leon Merritt whose Wishin' I Was Kissin' You is typical slick country boogie with a drum shuffle. Not everything on this CD is rockabilly however: Roy Young was a British rock 'n' roll singer whose cover of Hey Little Girl sounds even more Bo Diddley than Dee Clark's original version, and Can't Sit Down was originally a funky 1960 organ instrumental by Phil Upchurch which Upchurch himself had already recorded a year before when he was a member of The Bim Bam Boos. The harmonica version on Bop-A-Rama Volume 4 by The Voodoo Men sounds like British rhythm 'n' blues, which brings us seamlessly to black blues boppers like Willie Nix's Just Can't Stay, Lightnin' Slim's slower Have Your Way and James Cotton's Hold Me in Your Arms from 1954 on Sun Records, a great example of black rockabilly. It's a big contrast with Bobby Lee Trammell's fantastic rocker My Susie J My Susie Jane while yet other songs like Sally Jo (Jim Thaxter & the Travelers, group from which emerged The Trashmen) and The Wild One (Ricky & the Stompers) head towards straightforward white rock. Speaking of straight ahead rockers: after all these years Sonny Hall's often compiled screamer My Big Fat Baby still manages to blow down the walls of Jericho. The biggest surprise is De Hele Stad Is Gek En Dol sung in Dutch by Holland's first rock 'n' roll band Peter & zijn Rockets which I never considered a bopper but it really works well in this context.
We didn't call ourselves Boppin' Around for nothing way back when we started with our little fanzine, and as far as we're concerned this CD is not only for boppin' but also for enjoying on a musical level. Likes every CD in this series of series it endswith two unreleased modern recordings from the vaults of parent label Rhythm Bomb, in this case Australia's Chrome Daddies' Track A (in fake stereo???) of the jazzy swinging pedal steel number I Must Be Something (the issued version was on their 2002 CD Gear Up Daddy) and the authentic rockabilly of the Rhythm River Trio (GB) with a song titled I Can't Go that's completely unreleased as far as I know. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


JIVE-A-RAMA VOLUME 4
Atomicat, ACCD163
English version: see below

Samensteller Mark Armstrong van Atomicat Records pikt de draad van enkele reeksen opnieuw op, onder meer via Jive-A-Rama Volume 4, een 30 track CD die gek genoeg niet zozeer mikt op de swingjive met blazers genre She's The Most van The Five Keys maar op allerlei andere rock 'n' roll plaatjes waarop het goed dansen is. Zo hebben wij toch van horen zeggen en vooral van euh, horen zien, want wij die drie linkerbenen hebben bekijken het rock 'n' roll gebeuren graag geleund tegen de toog, fris pilsje in de ene hand en notaboekje in de andere hand, een versgeslepen potlood gestoken achter het oor. Het enige wat er nog aan ontbreekt is een gleufhoed met een perskaartje in de band. Het hoeft immers niet altijd een zwartlederen melkboer hoedje te zijn. Maar ik wijk af! Met die andere rock 'n' roll plaatjes waarop het goed dansen is op deze CD bedoel ik laat jaren '50 muziek waarop ik in strakke jeans en T-shirt gestoken jongedames eindeloos met elkaar de dansvloer zie rondglijden en -draaien, een mooi zicht tegen een achtergrond van mooie muziek. Vaak zijn dit plaatjes waarbij je op het eerste gehoor niet onmiddellijk aan jive denkt maar die wel degelijk werken op de dansvloer als je ze maar luid genoeg afspeelt, zoals het niet meteen voor de hand liggende Sweetie Pie van Eddie Cochran en Me And The Bear van Johnny Burnette, de overgang tussen zijn Rock 'n' Roll Trio killer rockabilly en zijn teenybopper hits. Soms zijn die nummers sneller dan de gemiddelde swingjive, maar dat is zeker geen verplichting: Johnny Parker's steelgitaar werkje I Must Be In Love houdt het tempo gemoedelijker. I'm Gone van Vic Gallon is zelfs rockabilly en vandaar is het maar een paar danspassen verwijderd van hillbilly boogie als Let's Go van Bonnie Blue Bell. Nog zo'n verrassing: de meidengroep hillbilly swing boogie cover mét saxofoon van Roy Orbison's Ooby Dooby door The Schneider Sisters uit Australië, terwijl Charlie Gracie op de Elvis toer teen rockt met I'm A Fool That's Why. Nog meer variatie is er met de piano square dans hillbilly bopper My Square Dancin' Mama (She's Done Learned To Rock And Roll) van Bob Gallion. Echte jivers met een groot blaasorkest zijn Follow The Leader van Lillian Briggs en The Teen Age Hop van Kay Brown, en een heel mooi voorbeeld is Itchy Twitchy Feeling van Bobby Hendricks in de coverversie van The Deep River Boys: meerstemmige zang (The Deep River Boys waren eigenlijk een gospelgroep), een big band erachter, en hopakee, iedereen de dansvloer op. Ook in New Orleans kenden ze daar wat van, bijvoorbeeld Let The Four Winds door Bobby Charles vòòr Fats Domino maar nà schrijver Dave Bartholomew. Eén sax volstaat echter evenzeer om een dansje te plaçeren : The Message van Jimmy Dell, Chit Chat van Bill Baker & the Chestnuts, en het doo-woppende It's Good To Me (You Don't Know And I Don't Know) van The Ospreys. Als ik eerlijk ben gaat mijn voorkeur toch uit naar de lekker wilde nummers, want als ik moet kiezen tussen de white rock scheursaxen van The Vi-Kings with Nils King (Rock A Little Bit), Jimmy Dee & the Offbeats (Here I Come) en Al Turnage & the Turnpikes (Hollywood Rock) en het duo Chuck & Betty die in Come Back Little Girl klinken als een kruising tussen The Everly Brothers en The Kalin Twins, dat weet ik het wel. Geen kwaad woord over Chuck & Betty hoor, voor elk wat wils, en als de dansvloer maar vol staat is het voor mij in deze context meer dan goed. Even beschaafd is Roy Hamilton's You Can Have Her in de versie van Gene MCDaniels hier, nummer dat ook werd opgenomen door onder meer Jerry Lee Lewis en Sleepy Labeef en dat ze in Frankrijk kennen als Tu Peux La Prendre door Johnny Hallyday.
Is de jive een verloren gegane kunst? Nee, want de CD eindigt met twee moderne opnames, beide onuitgegeven: Take 7 van het Ronnie Dawson in light versie klinkende Henry The Hammer van Jason Lee Wilson (de reguliere versie stond in 2007 op zijn Rhythm Bomb CD High Country met The Round Up Boys) en Take 6 van Chrome Daddies frontman Doug Wilshire's rechtdoor slide rocker Five Star Boogie (de reguliere versie stond in 2010 op zijn Rhythm Bomb solo CD Cuz Of You). Smeer uw beentjes maar al in, want menig would-be DJ zal heel wat inspiratie kunnen putten uit deze CD. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Atomicat Records' Mark Armstrong picks up the thread of several series and here's Jive-A-Rama Volume 4, a 30 track CD that surprisingly does not really focus on the swing jive with brass exemplified by The Five Keys' She's The Most but on all the other types of rock 'n' roll suited for jiving, or so we hear, or rather see, because we who have three left legs prefer to observe the rock ‘n’ roll scene leaning against the bar, pint of freshly tapped draft beer in one hand and small notebook in the other, a sharp pencil behind our left ear. The only thing missing is a fedora with a press card tucked in the ribbon. After all, it doesn't always have to be a black leather milkman's hat. But I digress! With other types of rock ‘n’ roll suited for jiving I'm talking about late fifties tracks to which I see young ladies in tight jeans and T-shirts effortlessly sliding and twirling around the dance floor with each other, a great sight against a background of great music. Often they're records that on first hearing one does not immediately think of as jive but which definitely work on the dance floor if you play them loud enough, for example Eddie Cochran's not so obvious Sweetie Pie and Johnny Burnette's Me And The Bear, the transition between his Rock ‘n’ Roll Trio killer rockabilly and his teenybopper hits. Sometimes these songs are faster than the average swing jive, but that's certainly not a must: Johnny Parker's steel guitar track I Must Be In Love keeps a cosy pace. Vic Gallon's I'm Gone is even rockabilly only a few dance steps away from hillbilly boogie like Bonnie Blue Bell's Let's Go. Another surprise is the girl group hillbilly swing boogie cover with saxophone of Roy Orbison's Ooby Dooby by The Schneider Sisters, while Charlie Gracie goes Elvis teen rock with I'm A Fool That's Why. There is even more variety on hand with Bob Gallion's piano square dance hillbilly bopper My Square Dancin' Mama (She's Done Learned To Rock And Roll). Real jivers with a big band orchestra are Lillian Briggs' Follow The Leader and Kay Brown's The Teen Age Hop, with Bobby Hendricks' Itchy Twitchy Feeling in The Deep River Boys' cover version being a particularly fine example: polyphonic vocals (The Deep River Boys were actually a gospel group), a big band behind these vocals, and everybody onto the dance floor. Also in New Orleans they knew a thing or two about this, for instance Let The Four Winds by Bobby Charles before Fats Domino but after its composer Dave Bartholomew. Only one sax is however enough as an invitation to dance, as Jimmy Dell's The Message, Bill Baker & the Chestnuts' Chit Chat, and The Ospreys' doo-woppin' It's Good To Me (You Don't Know And I Don't Know) prove. If I'm honest I have a preference for the wilder tracks, because if I have to choose between the rippin' white rock saxophones of The Vi-Kings with Nils King (Rock A Little Bit), Jimmy Dee & the Offbeats (Here I Come) and Al Turnage & the Turnpikes (Hollywood Rock) on the one hand and on the other hand the duo Chuck & Betty who in Come Back Little Girl sound like a cross between The Everly Brothers and The Kalin Twins, I know which one to pick. Not that there's anything wrong with Chuck & Betty, for there's something for everyone here and as long as the dance floor is full it's more than fine for me in this context. Equally civilised is Roy Hamilton's You Can Have Her in Gene MCDaniels' version here, a song also recorded by the likes of Jerry Lee Lewis and Sleepy Labeef and thanks to Johnny Hallyday known in France as Tu Peux La Prendre.
Is jive music a lost art? No, because the CD ends with two modern recordings, both unreleased: Take 7 of Jason Lee Wilson's Ronnie Dawson light sounding Henry The Hammer (the regular version was on his 2007 Rhythm Bomb CD High Country with The Round Up Boys) and Take 6 of Chrome Daddies frontman Doug Wilshire's straight ahead slide rocker Five Star Boogie (the regular version was on his 2010 Rhythm Bomb solo CD Cuz Of You). Start working out, as many a would-be DJ will draw a lot of inspiration from this CD.
Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

9 oktober 2024

Vinyl Recensie

THIRD TIME'S A CHARM/ T BECKER TRIO
Records Freight, RFLP 002
English version: see below

Het debuut album CTR-CD-124 uit 2021 van dit Noordfranse trio heette The Best Is Yet To Come en die titel is uitgekomen want ze zitten ondertussen aan hun derde album en de kwaliteit gaat inderdaad in stijgende lijn. Niet dat er iets mis was met dat debuut, verre van, want wij waren daar vier jaar geleden redelijk enthousiast over. Het eerste nummer ervan heette I'll Do It On My Way, begon met een akoestische gitaar die dezelfde akkoorden speelde als That's All Right van Elvis, en vanaf dan deden ze het inderdaad op hun manier en dat doen ze nog steeds, want hun manier van rockabilly bedrijven is de akoestische drumloze manier. Nu moet je van goeden huize zijn om te blijven boeien zonder drums, maar daar slaagden T Becker Trio in met brio op hun twee albums vol boeiende nummers die mooi het ritme houden en nooit verzonken in te trage middelmatigheid. Op dat debuut zongen ze ook Rockabilly Is A State Of Mind en het is duidelijk dat Christophe "Tof" Becker (akoestische gitaar), Axel Ribard-Becker (contrabas) en Didier Doudement (gitaar) 100 % gefocust zijn op authentieke rockabilly, want Third Time's A Charm staat opnieuw boordevol gedreven nummers als Why Did I Let Her Cross The Line en Like A Ghost, inventieve gitaarriedeltjes en intrinsiek gitaarwerk verpakt in vrolijke opgewekte vaak meerstemmig gezongen melodietjes. Net als hun tweede album, Second Round CTR-CD 125, leunt Third Time's A Charm erg aan bij wat High Noon, dé referentie inzake drumloze trio’s, vroeger deed, en dan vooral in het verhalende melodieuze departement. De stem van Tof doet zelfs wat denken aan Shaun Young. Dat zijn straffe woorden, maar T Becker Trio maakt het waar. Een debuutalbum is normaliter als statement het resultaat van enkele jaren rijping on the road, de opvolger bepaalt welke richting een band zal uitgaan, en met een derde album is het erop of eronder. T Becker Trio zit er bonk op! Net als op de twee vorige albums staan hier alleen eigen nummers en geen enkele cover op, want niet wil zeggen dat ze hun invloeden wegsteken: in Please Don't Cry echoot Ghostriders In The Sky en de intro van The One I Need herinnert aan Rock Around With Ollie Vee, zonder dat je kan spreken van kopiëren, 't is meer een bepaalde sfeerschepping. Met All Alone staat er daarentegen voor het eerst een gevoelige country ballade op. Dit is ook de eerste keer dat ze een LP uitbrengen (vorig jaar was er wel de 4 track vinyl EP I Wanna Bop CTR-EP03), en wie geen platendraaier meer heeft diene genoege te nemen met de CD versie RFCD 106. Met dertien tracks gaat die één nummer meer bevatten dan de LP, maar daar zullen er zes andere tussen zitten! Wie alle negentien nieuwe nummers wil hebben moet dus beide geluidsdragers aanschaffen. Bij www.rocking-all-life-long.com kan dat tot 30 oktober samen voor € 30,-. Info: www.facebook.com/tbeckertrioband (Frantic Franky)

The 2021 CTR-CD-124 debut album from this trio from northern France was titled The Best Is Yet To Come, title which turned out to be true as four years later they release their third album and the quality on offer keeps getting better. Not that there was anything wrong with that debut, far from it, for we were quite excited about it. The first song on it was called I'll Do It On My Way, started with an acoustic guitar playing the same chords as Elvis' That's All Right, and from then on they did do it their way and they still do it their way, and their way of doing rockabilly is the acoustic drumless way. Now in order to keep an audience's attention without drums you have to be darn good, but T Becker Trio succeeded without flaws on their two albums full of engaging songs that kept the rhythm steady, never sinking into slow mediocrity. On that debut they also sang Rockabilly Is A State Of Mind, and it's clear that Christophe “Tof” Becker (acoustic guitar), Axel Ribard-Becker (double bass) and Didier Doudement (guitar) are 100 % focused on authentic rockabilly as Third Time's A Charm is once again rockin' with energetic songs like Why Did I Let Her Cross The Line and Like A Ghost, inventive guitar riffs and intrinsic guitar parts wrapped in upbeat merry melodies often sung in harmony. Not unlike their second album, Second Round CTR-CD 125, Third Time's A Charm leans very much towards Texas trio High Noon, thé reference when it comes to drumless trios, especially in the narrative melodic department. Tof's voice is even a bit reminiscent of Shaun Young's. These are strong words, but T Becker Trio lives up to them. A debut album is normally a statement which is the result of several years of maturing on the road, the follow-up determines which direction a band will take, and with a third album it's make or break. Third Time's A Charm hits the bullseye! As on the two previous albums they only play selfpenned songs and not one single cover, which does not mean that they hide their influences: Please Don't Cry echoes Ghostriders In The Sky and the intro of The One I Need reminds me of Rock Around With Ollie Vee, not copying but creating a certain atmosphere. All Alone on the other hand is a first for them as it's a sensitive country ballad. It's also the first time they release an LP (last year there was the 4 track vinyl EP I Wanna Bop CTR-EP03 though). If you no longer have a record player there's still the CD version RFCD 106 which will contain one more track than the LP (thirteen instead of twelve), but six out of those will be completely different songs! If you want to have all nineteen new songs you'll have to buy both sound carriers, and www.rocking-all-life-long.com offers them both for the special price of € 30.- until October 30. Info: www.facebook.com/tbeckertrioband (Frantic Franky)

CD Recensies

POISON NEVER TASTED THAT SWEET/ SUGAR MAMA'S REVENGE
Part Records, PART CD 678.017
English version: see below

Na de vorig jaar verschenen single PART SI 178 017 Sugar Mama Boogie/ Please Forgive Me is er nu het debuutalbum van Sugar Mama's Revenge, Duitse band bestaande uit twee zangeressen, Anneliese Pardo van The Booze Bombs en Bica Stöcklein van The Railbones, een mij onbekende rockabilly band uit Stuttgart, ondersteund door Stephan Brodbeck alias Lucky Steve op gitaar, Benjamin"Bende" Lieten op drums en Brandon Ashington op contrabas. De eerste twee spelen ook in The Booze Bombs, de laatste is merkwaardig genoeg de zanger-gitarist van het Britse trio Rampage. Toch is de muziek heel anders dan The Booze Bombs.
Opener You Did Me Wrong, een cover van big fat mama shouter Big Mama Thornton, is wat je een uptempo stroll zou kunnen noemen maar dan gespeeld als rechtdoor bluesrock met invloed van garagerock en Britse jaren '60 rhythm 'n' blues. Nog meer rechtdoor bluesrock volgt in Big Boss Man van Jimmy Reed en in Bow-Legged Daddy, origineel akoestische blues van zangeres Blue Lu Barker van kort na de oorlog. Ik hoor meestal twee gitaren, en There's A Light (calypso blues van Shirley Ann Lee) is moderne gitaar rock 'n' roll met in die gitaar toch ook weer een bluesy insteek waarop je opnieuw kan strollen. Die twee gitaren gaan rechtdoor maar nu op zijn Chuck Berry's in Ring A Ding Dong Dandy, een sixties klinkende (zou kunnen, volgens Discogs stamt het uit 1966) female rocker van Jo Ann Reynolds. Sugar Mama's Revenge covert ook hedendaagse nummers als Mama Don't Like My Man van Sharon Jones & the Dap-Kings, maar bij hen tapt dat uit een modern country/americana vaatje. The Boss's Daughter (Gene Pitney in 1967) heeft dan weer een springerig uptempo western sfeertje, maracas, een geprononceerder drumbeat en een wat meer Johnny Cash gitaar, maar blijft toch trouw aan Pitney's arrangement. Sanford Clark's The Fool valt daarentegen nauwelijks te herkennen in de duistere versie van Sugar Mama's Revenge die eerder doet denken aan Lee Hazlewood, maar dan zonder dat de vrouwenstemmen herinneren aan Nancy Sinatra. In I Idolize You dat ze sneller spelen dan Ike & Tina Turner in 1960 komen de sixties om het hoekje piepen, ook al door het orgeltje dat we ook horen in The Fool.
Drie van de 13 tracks zijn eigen nummers van de hand van Stephan Brodbeck: Keep On Rockin' is een prima de luxe rechtdoor gitaar rock 'n' roll jiver, High Class Man verbergt een dreigend swamp gevoel, en Keep Me Close To Your Heart is Smokestack Lightnin' country. De single Sugar Mama Boogie/ Please Forgive Me staat niét op het album dat wordt afgesloten met Don't Pass Me By, een nummer van... The Beatles van hun dubbele witte uit 1968! Bij The Beatles was dat hoempapa, Sugar Mama's Revenge maakt er een stevige rocker van.
Posion Never Tasted That Sweet, gekenmerkt door de knappe wisselwerking tussen de rauwe zwarte stem van Anneliese Pardo en de meer heldere, hogere stem van Bica Stöcklein, gaat muzikaal veel gevarieerder dan standaard rock 'n' roll en is daardoor allicht niet ieders meug, maar wel degelijk kwaliteitsvol, zoals trouwens alles wat Anneliese Pardo doet. Als je openstaat voor muzikale experimenten moet je zeker je oor een keertje te luisteren leggen, en dat kan want het hele album staat op Sugar Mama's Revenge's YouTube kanaal. Ook uit als LP PART LP 378018, info: www.facebook.com/SugarMamasRevenge en www.rockabilly.de (Frantic Franky)

After last year's vinyl 45 PART SI 178 017 Sugar Mama Boogie/ Please Forgive Me here's the full length debut from Sugar Mama's Revenge, a German band starring two female singers, Anneliese Pardo from The Booze Bombs and Bica Stoecklein from The Railbones, a rockabilly band from Stuttgart I never heard of, backed by Stephan Brodbeck aka Lucky Steve on guitar, Benjamin “Gang” Lieten on drums and Brandon Ashington on double bass. The first two also play in The Booze Bombs, the latter is remarkably enough the singer-guitarist of British trio Rampage. Yet the music is quite different from The Booze Bombs'.
Opening track You Did Me Wrong, a cover of big fat mama shouter Big Mama Thornton, is what I call an uptempo stroll but played as straight ahead blues rock with influence from garage rock and British sixties rhythm 'n' blues. There's more straight ahead blues rock with Jimmy Reed's Big Boss Man and Bow-Legged Daddy, originally an acoustic blues song recorded by Blue Lu Barker shortly after world war II. I often hear two guitars, and There's A Light (calypso blues by Shirley Ann Lee) is modern guitar rock 'n' roll yet with again a bluesy streak at a stroll tempo. The two guitars play it straightforward again but this time Chuck Berry style in Ring A Ding Dong Dandy, a sixties sounding (could be, according to Discogs it's from 1966) female rocker by Jo Ann Reynolds. Sugar Mama's Revenge also covers contemporary songs like Sharon Jones & the Dap-Kings' Mama Don't Like My Man injecting it with modern country/americana, while The Boss's Daughter (Gene Pitney in 1967) has a bouncy uptempo western vibe, maracas, a more pronounced drumbeat and a more Johnny Cash type guitar, yet stays true to Pitney's arrangement. Sanford Clark's The Fool is on the other hand barely recognizable in Sugar Mama's Revenge's dark version more reminiscent of Lee Hazlewood, even though the female voices do not sing it like Nancy Sinatra. In I Idolize You which they play faster than Ike & Tina Turner in 1960 the sixties come peeking around the corner, partly because of the organ that also pops up in The Fool. Three of the 13 tracks were written by Stephan Brodbeck: Keep On Rockin' is a fine deluxe straight ahead guitar rock 'n' roll jiver, High Class Man hides a menacing swamp feeling, and Keep Me Close To Your Heart is Smokestack Lightnin' country. The Sugar Mama Boogie/ Please Forgive Me 45 is not on the album which closes with Don't Pass Me By, a... Beatles song! On The Beatles' 1968 White Album it was oompah music, Sugar Mama's Revenge turns it into a solid rocker.

Posion Never Tasted That Sweet, characterized by the clever interplay between Anneliese Pardo's raw black voice and Bica Stoecklein's clearer, higher voice, is musically much more varied than standard rock 'n' roll and therefore certainly not everyone's cup of tea, but it certainly is high quality, like everything Anneliese Pardo does for that matter. Definitely give it a listen if you are open to musical experiments as you can listen to the whole album on Sugar Mama's Revenge's YouTube channel. Also out as LP PART LP 378018, info: www.facebook.com/SugarMamasRevenge and www.rockabilly.de (Frantic Franky)

2 oktober 2024

THE HOUSE OF HORRORS
Bear Family, BCD17755
English version: see below

Zodra de terug naar school uit de winkelrekken verdwijnt opent het halloween seizoen en voor ons betekent dat vooral pittige pompoensoep, de DVDs met de Universal films nog eens boven halen, en onze collectie horror CD’s herbeluisteren. Bear Family voegt er dit jaar nog eentje aan toe met 29 tracks uit 1956-1965 met naast een paar klassiekers van Screamin' Jay Hawkins (I Put A Spell On You en Little Demon) die volgens de overlevering eigenlijk opera zanger wou worden maar daar net iets te gestoord voor bleek, Bo Diddley (Bo Meets The Monster) en Round Robin (de sixties fuzz bluesbopper I'm The Wolfman) toch veel nummers die de verzamelaars ter zake niet onbekend in de harige puntoren zullen klinken zoals Dave Gardner's recent nog door Marcel Bontempi gecoverde Mad Witch, (I Was A) Teenage Creature van Lord Luther & the Kingsmen, het rechtdoor rockende You Can Get Him Frankenstein van The Castle Kings, Frankenstein's Den van The Hollywood Flames (bekend van Buzz Buzz Buzz) en Screamin' Ball (At Dracula Hall) van The Duponts, bekend omdat de leadzanger op hun eerste twee singles Anthony Gourdine was, de latere Little Anthony van Little Anthony & the Imperials. Toen The Duponts begin 1958 hun derde single opnamen, deze Screamin' Ball, was Gourdine wegens gebrek aan succes echter al uit de groep gestapt. We horen veel stemmetjes die het dikke Oost-Europese accent imiteren van horror acteur Bela Lugosi, de vereenzelviging van Dracula in de jaren '30 tot hij als koning van de vampieren werd onttroond door Christopher Lee, bijvoorbeeld in Merv Griffin's House Of Horrors, feitelijk een swingend orgel instrumentaaltje in de trend van It's A Gas van Alf Newman met gesproken interludia, waanzinnig gelach en ijselijk gegil. Het orgeltje klinkt als een op hol geslagen kerkorgel. Wat een contrast met de onderkoelde burlesque grinder Spook van filmcomponist Henry Mancini, een thema afkomstig uit de TV reeks Peter Gunn. Een andere instrumental, The Spook van steel gitarist Pete Drake, heeft één lidwoord meer in de titel en klinkt alleen al door het geluid van die steelgitaar spookachtig, hoewel Drake hier geen gebruik maakt van zijn bizarre effecten talk box. Een vierde instrumental is al even anders: het zware It van The Regal-Airs inclusief dominante sax geeft zelfs Link Wray het nakijken.
Doo-wop leent zich uitstekend tot griezelige stroll tempos: luister naar The Creature (From Outer Space) van The Jay-Hawks (bekend van Stranded In The Jungle waar het inderdaad aan doet denken), Zombi van The Monotones (bekend van Book Of Love), Horror Pictures van The Calvanes (bekend van hun samenwerking met Big Sandy in 1998 op het album Dedicated To You) en huiver. De monsters trakteren ons voorts op jive (Horror Show van Sharkey Todd & the Monsters uit Engeland achter wie blijkbaar mensen van The Vipers Skiffle Group schuil gaan), sympathieke variété jive (Little Gerhard uit Zweden met (het Engelstalige) Rockin' Ghosts), white rock (Yes Baby I'm Scared van Bill Gaida & Dick Barton's Rebels), twist (Frankenstein's Party van The Swinging Phillies) en dementerende - tja, wat is The Vampire van Orvin Yoes eigenlijk? Country? Beschaafder maar even bizar is Spooky van Steve Alaimo, zo bizar dat Alaimo er waarschijnlijk zijn naam niet durfde op plakken want de single verscheen onder het pseudoniem Count Stephen. Tenzij Alaimo natuurlijk een soort Dr. Jekyll en Mr. Hyde was...
Het enige echte monster op de CD is horror acteur Lon Chaney, eigenlijk Lon Chaney Jr (die eigenlijk Creighton Chaney heette), de zoon van Lon Chaney Sr die reeds in de tijd van de stomme film het spook van de opera en de bultenaar van de Notre Dame vertolkte op het witte doek. Zoonlief was heel wat minder als acteur maar werd toch onsterfelijk dankzij zijn rol van The Wolf Man. Zingen kon hij echter niet en zijn Monster Holiday hier is dan ook spoken word op een Monster Mash melodie met een vrouwenkoortje om toch enige vocale ondersteuning te bieden. De cover van een nummer van Bobby "Boris" Pickett & the Crypt-Kickers (eigenlijk een kerstplaatje!) dateert blijkbaar uit 1964 maar is helemaal in de jaren '50 horror rock 'n' roll stijl. Uit datzelfde jaar 1964 maar daarentegen helemaal sixties is de cover van Jack The Ripper (Screaming Lord Sutch) door de Britse groep Casey Jones & the Governors. Wanneer brengt iemand eens een keertje de originele versie van componist Clarence Stacey uit 1961 opnieuw uit? En als u mij u wil excuseren, ik moet terug naar het labo... Tip: op het ogenblik dat we dit schrijven is deze CD te koop voor slechts € 10,- op www.bear-family.com (Frantic Franky)

Back to school disappearing from the store shelves means the opening of halloween season and for me that mostly means spicy pumpkin soup and digging out the Universal DVDs and my horror rock 'n' roll CD’s. This year Bear Family added one more with 29 tracks from 1956-1965 featuring besides a couple of classics from Screamin' Jay Hawkins (I Put A Spell On You and Little Demon) who according to legend in reality wanted to be an opera singer but turned out just a little too disturbed for that, Bo Diddley (Bo Meets The Monster) and Round Robin (the sixties fuzz bluesbopper I'm The Wolfman) several songs that will not sound unfamiliar to collectors' pointy hairy ears like Dave Gardner's Mad Witch (recently covered by Marcel Bontempi), Lord Luther & the Kingsmen's (I Was A) Teenage Creature, The Castle Kings' straight ahead rockin' You Can Get Him Frankenstein, Frankenstein's Den by The Hollywood Flames (best known for Buzz Buzz Buzz) and Screamin' Ball (At Dracula Hall) by The Duponts, known because the lead singer on their first two singles was Anthony Gourdine, the future Little Anthony of Little Anthony & the Imperials. By the time The Duponts recorded their third 45 in early 1958, this here Screamin' Ball, Gourdine had already left due to their lack of success. We hear a lot of imitations of the thick Eastern European accent of horror actor Bela Lugosi, the definitive Dracula of the 1930s until he was dethroned as king of the vampires by Christopher Lee, for example in Merv Griffin's House Of Horrors, actually a swinging organ instrumental in the style of Alf Newman's It's A Gas with spoken interludes, frenzied laughter and bloodcurdling screams. The organ sounds like a church organ gone berserk. What a contrast with the undercooled burlesque grinder Spook by film composer Henry Mancini, a theme from the TV series Peter Gunn. Another instrumental, The Spook by steel guitarist Pete Drake, has one more article in its title and already sounds haunting simply because the sound of that steel guitar, even though Drake doesn't use his patented bizarre effects talk box on this one. A fourth instrumental is equally as different as can be: The Regal-Airs' heavy It includes a dominant sax and even manages to give Link Wray a run for his money.
Doo-wop lends itself perfectly to creepy stroll tempos: listen to The Creature (From Outer Space) by The Jay-Hawks (known from Stranded In The Jungle of which it is indeed reminiscent), Zombi by The Monotones (known from Book Of Love), Horror Pictures by The Calvanes (known from their collaboration with Big Sandy in 1998 on the album Dedicated To You) and shudder. The monsters further treat us to jive (Horror Show by the UK's Sharkey Todd & the Monsters behind whom apparently hide some members from The Vipers Skiffle Group), sympathetic variety jive (Sweden's Little Gerhard with (the English language) Rockin' Ghosts), white rock (Bill Gaida & Dick Barton's Rebels' Yes Baby I'm Scared), twist (The Swinging Phillies' Frankenstein's Party) and demented - well, what is Orvin Yoes' The Vampire exactly anyway? Is it country? More civilized but equally bizarre is Steve Alaimo's Spooky, so bizarre that Alaimo probably didn't dare put his name on it because the 45 appeared under the alias Count Stephen. Unless of course Alaimo was some kind of Dr. Jekyll and Mr. Hyde....
The only real monster on the CD is horror actor Lon Chaney, actually Lon Chaney Jr (whose real name was Creighton Chaney), the son of Lon Chaney Sr who back in the days of silent film portrayed both the Phantom Of The Opera and the Hunchback Of Notre Dame on the silver screen. Junior's acting abilities were far less than his famous father but he still managed to gain immortality thanks to his portrayal of The Wolf Man. He couldn't carry a tune in a bucket of blood however, and so his Monster Holiday here is spoken word on a Monster Mash style tune with a female background choir providing vocal support. Chaney apparently recorded this cover of a Bobby "Boris" Pickett & the Crypt-Kickers song (actually a christmas record!) in 1964 but the style is pure 1950s horror rock 'n' roll. From that same year but totally sixties is on the other hand the Jack The Ripper (Screaming Lord Sutch) cover by British group Casey Jones & the Governors. When will someone re-issue the original 1961 version by its writer Clarence Stacey? And now if you'll excuse me, I must get back to the lab.... Tip: at the moment of writing this CD is for sale on www.bear-family.com for a mere 10 €! (Frantic Franky)


BLACK PEARLS VOL. 9: LET'S HAVE SOME FUN
Koko Mojo, KM-CD-97
English version: see below

Als samensteller en ex-Kokomo Kings gitarist Ronni Boysen tot Volume 10 gaat zit deze reeks er bijna op, maar het zou me verbazen als er geen vervolg of een gelijkaardige reeks komt want er zit duidelijk nog geen sleet op de formule van zwarte rhythm 'n' blues rock 'n' roll. Volume 9 stampt gelijk de inkomdeur in met Let's Have Some Fun van Jesse Thomas, uptempo rhythm 'n' blues boogie piano met prikkeldraad gitaar en een saxofoon die klinkt als een doodsreutel. De helft van de drie minuten bestaat uit solo’s waaronder zelfs een solo op de contrabas, dus plezier gegarandeerd als u van dit soort nerveuze muziekjes houdt. Baby Beat It klinkt als Big Joe Turner begeleid door The Big Town Playboys, heupwiegend strollen dan wel traag jiven kan op I'm Glad You're Leaving, blijkbaar de enige single ooit opgenomen door ene Dorothy Fleming en da's best zonde want het is een uitstekend nummer. De enige twee bekende namen zijn Roy Brown die in She's Gone Too Long voor één keer popcorn noir klinkt en Johnny Ace wiens How Can You Be So Mean typerend is voor deze reeks want een schoolvoorbeeld van rockende rhythm 'n' blues: een rhythm 'n' blues gitaar vergezeld van een uitgebreide blazerssectie en een rockende saxofoon. Die sound kenmerkt nagenoeg de hele CD, en ik noem slechts The Tilters (Ee Til Ya Dee) en George "Mr. Blues" Jackson (Hold Me) die ook in dat idioom boogieën. Little Sylvia met het voor 1952 niet te versmaden Drive Daddy blijkt Sylvia Vanderpool, de latere helft van Mickey & Sylvia van Love Is Strange. Wild werk als Blowing My Horn van Allen Thomas waarop ook een trompet meeschettert en She Don't Want Me van H-Bomb Ferguson wisselt af met iets rustiger vaarwater als I Can't Stand You No More van Jimmy Nolen. Uiteraard wordt er een ommetje gemaakt via New Orleans, in het gezelschap van Bernie Hardison (Love Me Baby). Meer al dan niet mid-tempo bluesier werk is Sleepwalkin' Woman van Smilin' Joe en Heavyweight Mama van Johnny Sellers met een sterke saxsolo. Persoonlijk horen wij onze rhythm 'n' blues liever springeriger en geroepen in plaats van gezongen, en da's exact hoe Blanche Thomas klinkt in You Ain't So Such A Much want je moet twee keer luisteren voor je hoort dat dat een zangeres en geen zanger was. En zo staan er in totaal 28 stuks op uit 1949-1960 waar wij onze neus niet voor ophalen, voor het merendeel ingeblikt door nagenoeg onbekende artiesten. Er staat tussen deze songs over back door men en long gone babies die too hot to trot zijn trouwens géén proto soul, dus doe er uw voordeel mee als u houdt van zwarte roots rock 'n' roll. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

If compiler and former Kokomo Kings guitarist Ronni Boysen stops at Volume 10 this series is almost at an end, but I'd be surprised if there isn't gonna be a follow up or a similar series because there is clearly no wear and tear on the formula of black rhythm ‘n’ blues rock ‘n’ roll. Volume 9 kicks the entrance door down with Jesse Thomas' Let's Have Some Fun, uptempo rhythm 'n' blues boogie piano with barbwire guitar and a saxophone that sounds like somebody's dying breath. Half of its three minutes consists of solo’s including even a double bass solo, so there's fun aplenty guaranteed if you dig this kind of nervous music. Baby Beat It sounds like Big Joe Turner accompanied by The Big Town Playboys, and you can sway your hips strolling or slow jive to I'm Glad You're Leaving, apparently the only 45 ever recorded by one Dorothy Fleming which is a shame cos it's a damn good song. The only two familiar names are Roy Brown who for once sounds popcorn noir in She's Gone Too Long and Johnny Ace whose How Can You Be So Mean typifies the series as it's a textbook example of rockin' rhythm ‘n’ blues: a rhythm ‘n’ blues guitar backed by a big brass section and a rootin' tootin' saxophone. That sound characterises almost the entire CD, so I'll only mention The Tilters (Ee Til Ya Dee) and George ‘Mr. Blues’ Jackson (Hold Me) boogie-ing in the same idiom. Little Sylvia with her for 1952 dapper Drive Daddy turns out to be Sylvia Vanderpool, future half of Mickey & Sylvia from Love Is Strange fame. Wild workouts like Allen Thomas' Blowing My Horn which includes a wailing trumpet and H-Bomb Ferguson's She Don't Want Me alternate with more relaxed tracks like Jimmy Nolen's I Can't Stand You No More. As usual there's a shortcut through New Orleans, this time in the company of Bernie Hardison (Love Me Baby). More bluesier songs, be they mid- or uptempo, include Smilin' Joe's Sleepwalkin‘ Woman and Johnny Sellers' Heavyweight Mama with a strong sax solo. Personally we prefer our rhythm ‘n’ blues more bouncy and shouted rather than sung, which is exactly how Blanche Thomas sounds in You Ain't So Such A Much - you have to listen attentively to hear that she was a female and not a male vocalist. The CD includes a total of 28 tracks from 1949-1960, mostly recorded by virtually unknown artists and none of them below par. And none of these songs about back door men and long gone babies that are too hot to trot can be considered proto soul, so don't miss out if you're into black roots rock ‘n’ roll. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


SHAKE IT
Koko Mojo, KMCD 71

English version: see below

Deze CD die de ondertitel "rhythm 'n' blues gone Caribbean" draagt is vergelijkbaar met de eerdere Koko Mojo releases Let's Go Latin (KMCD 134) en Let's Go Latin' Again (KMCD 150) maar beweegt zich in andere muzikale sferen: die twee CD’s waren doo-wop gericht, deze Shake It onderzoekt de invloed van Caribische ritmes op de zwarte pré-rock 'n' roll aan de hand van 28 voorbeelden verschenen tussen 1929 en 1961, met de meerderheid van de tracks gesitueerd van 1948 tot 1953. Caribische ritmes dus, afkomstig van Cuba, Bermuda, Guadelupe, Jamaica, de Dominicaanse Republiek, Martinique, Barbados, Trinidad, de Bahamas, Haiti, de Nederlandse Antillen en al die andere eilanden in de Caraïbische Zee en de Noord-Atlantische Oceaan bezuiden de Verenigde Staten, in de jaren '20 van de vorige eeuw een populaire exotische bestemming voor Amerikanen die geld te spenderen hadden in het bruisende nachtleven of geld te verdienen hadden met duistere zaakjes. De Latijns-Amerikaanse ritmes, luie trompetten en percussie van ginder vonden al snel hun weg naar Amerika waar ze de muziek beïnvloedden met dansrages als de conga, invloeden die leidden tot het succes van de mambo en de samba en de steel bands en de rhumba die je allemaal terughoort in de carnavaleske muziek van de stad New Orleans. Enkele voorbeelden op deze CD zijn Messy Bessy, Carnival Day en Cat Music van Dave Bartholomew. Ook Rose Mitchell's versie van de oude blues standaard Baby Please Don't Go klinkt heel New Orleans in King Creole stijl in een arrangement dat recent nog noot voor noot werd gecoverd door Gizzelle. Naast New Orleans godfather Dave Bartholomew zijn de bekendste artiesten saxofonist Joe Lutcher met de piepende instrumental Ojai en Joe Liggins (Hey Mama en de slangenbezweerders instro Siboney), zij het dat hun nummers eerder ressorteren onder de big band rhythm 'n' blues swing dan onder rock 'n' roll. Vandaar ook de aanwezigheid van mambo (Geechie Goomie van Marga Benitez), merengue (I Come From Jamaica van Chris Powell & his Blue Flames featuring Clifford Brown, Where Were You van Jimmy Rushing) en zwoele, sensuele crooners als Nat King Cole (Bang Bang Boogie) en Camille Howard met de jazzy piano boogie Within This Heart Of Mine. De vrolijke accordeon van Bermuda Buggy Ride van The Talbot Brothers Of Bermuda doet denken aan Hawaiiaanse muziek en zou zo kunnen gecoverd worden door I Belli Di Waikiki (I), free jazz bop hoor je in Shake It van Duke Jenkins en Bopsody In Blue van Edgar Blanchard (twee nummers die me doen denken aan de verzamelCD’s samengesteld door Jules Deelder), en Going Back To New Orleans van Ellis Slow Walsh doet denken aan Minnie The Moocher. Instrumentale nummers met Voodoo als titel zijn nooit te versmaden, en hier staan er twee op van Red Callender (jungle exotica) en Cyril Diaz (calypso). Tot de weinige nummers die echt rock 'n' roll zijn behoort Ernie Fields' sax-bongo instrumental Teen Flip, maar met El Ritmo van Little Brother Montgomery en Rumba Negro van Benny Moten bevat de CD evengoed dixieland charleston, terwijl T-Bone Walker's The Plain Old Down Home Blues het hele Caribische gebeuren in een bluessetting plaatst. Nodeloos te vermelden dat de meeste nummers al die muzikale invloeden door elkaar klutsen. 't Zou best kunnen dat menig rock 'n' roll fan hier geen zak aan vindt maar ik kan er uren van genieten, want deze voor het merendeel big band muziek is beeldrijk, kleurrijk, filmisch (denk: zwart-wit jungle exotica films), sfeervol en fascinerend. De CD is dan ook een absolute aanrader als je houdt van de gelijkaardige compilaties op labels als Jukebox Music Factory (F) en vooral Stag-O-Lee (D), alsmede voor fans van CW Stoneking. Een CD die de invloed van Latijns-Amerikaanse en Caribische muziek op de country en rock 'n' roll illustreert zou ik trouwens even welkom heetten. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

This CD with the subtitle "rhythm 'n' blues gone Caribbean" is similar to the earlier Koko Mojo releases Let's Go Latin (KMCD 134) and Let's Go Latin' Again (KMCD 150) but moves in different musical directions: those two were doo-wop albums, while Shake It explores the influence of Caribbean rhythms on black pré-rock 'n' roll through 28 examples released between 1929 and 1961, with the majority of tracks originating from 1948 to 1953. Caribbean rhythms it is, from Cuba, Bermuda, Guadelupe, Jamaica, the Dominican Republic, Martinique, Barbados, Trinidad, the Bahamas, Haiti, the Dutch Antilles and all those other islands in the Caribbean Sea and the North Atlantic Ocean south of the United States, in the 1920s a popular exotic destination for Americans who had money to spend in the bustling nightlife or money to make from shady dealings. Latin American rhythms, lazy trumpets and percussion from the far away paradise soon found their way to America where they influenced music in the form of dance crazes like the conga, influences leading up to the success of the mambo and the samba and steel band music and the rhumba, all of which you can hear in the carnival music of New Orleans. Examples by Dave Bartholomew on this CD include Messy Bessy, Carnival Day and Cat Music. Rose Mitchell's version of the old blues standard Baby Please Don't Go also sounds very New Orleans in King Creole style in an arrangement recently covered note for note by Gizzelle. Aside from New Orleans godfather Dave Bartholomew the best known artists are saxophonist Joe Lutcher with the squeaky instrumental Ojai and Joe Liggins (Hey Mama and the snake charmer instro Siboney), albeit that their songs fall under big band rhythm 'n' blues swing rather than rock 'n' roll. This also accounts for the presence of mambo (Marga Benitez' Geechie Goomie), merengue (Chris Powell & his Blue Flames featuring Clifford Brown's I Come From Jamaica, Jimmy Rushing's Where Were You) and sultry, sensual crooners like Nat King Cole (Bang Bang Boogie) and Camille Howard with the jazzy piano boogie Within This Heart Of Mine. The cheerful accordion of The Talbot Brothers Of Bermuda's Bermuda Buggy Ride is reminiscent of Hawaiian music and could easily be covered by I Belli Di Waikiki (I), free jazz bop can be heard in Duke Jenkins' Shake It and Edgar Blanchard's Bopsody In Blue (two songs that remind me of the compilation CD’s compiled by Dutch poet Jules Deelder), and Ellis Slow Walsh's Going Back To New Orleans is reminiscent of Minnie The Moocher. Always check out instrumental tracks titled Voodoo, and here there are two by Red Callender (jungle exotica) and Cyril Diaz (calypso). Among the few songs that are real rock 'n' roll is Ernie Fields' sax-bongo instrumental Teen Flip, with Little Brother Montgomery's El Ritmo and Benny Moten's Rumba Negro the CD also contains dixieland charleston, and T-Bone Walker's The Plain Old Down Home Blues puts the whole Caribbean mood in a blues setting. Needless to say most of the tracks mix all these musical influences. Many a rock 'n' roll fan probably won't like it one bit but I enjoy this music for hours on end, because this for the most part big band music is visual, colourful, cinematic (think: black and white jungle movies), atmospheric and utterly fascinating. The CD therefore comes highly recommended if you dig similar compilations on labels like Jukebox Music Factory (F) and especially Stag-O-Lee (D), or if you're a fan of CW Stoneking. By the way, I'd equally appreciate a CD illustrating the influence of Latin American and Caribbean music on country and rock 'n' roll. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


DESTINATION BERMUDA
Bear Family, BCD17662
English version: see below

Deze CD met "25 yearning melodies for your Bermuda vacation" ligt in dezelfde muzikale lijn als de Koko Mojo (KMCD 71) Shake It: Rhythm 'n' Blues Gone Caribbean CD maar focust specifiek op Bermuda met 25 nummers uit 1951-1964 met in de titel de plaatsnaam Bermuda, de subtropische archipel bestaande uit 181 eilanden in de Atlantische Oceaan, de oudste nog bestaande Britse kolonie die vanaf de jaren '20 een populaire vakantiebestemming werd voor de welgestelde Amerikaan - zeker vanaf de drooglegging - en zoals dat nu eenmaal gaat met toerisme is dat nooit meer gestopt omdat toerisme nu eenmaal een belangrijke inkomstenbron is. In concreto betekent dat rustige, soms dromerige calypso van native artiesten als Erskine Zuill, Sidney Bean (met Bermuda en Bermuda Little Island, twee verschillende versies van hetzelfde nummer waarvan de recentste gek genoeg klinkt als een demo omdat Bean daarop enkel lijkt begeleid te worden door één akoestische gitaar) en maar liefst acht nummers van de muzikale Talbot Brothers dynastie die luidens de hoesnota’s teruggaat tot eind 18de eeuw. In de jaren '50 waren ze hogelijk populair in Amerika waar ze toerden, opnamen en hits scoorden. Hun onweerstaanbare Bermuda Buggy Ride is zonder meer een van de hoogtepunten van de CD. De muziek zelf is een consumptievriendelijk mengelmoesje van mambo, cha cha cha, bossa nova en vrolijke vocal harmony samenzang in de stijl van The Mills Brothers, soms met een loungy orgeltje, soms zelfs met een accordeon die doet denken aan Frans chanson. Veel van deze opnames waren overigens in de eerste plaats bestemd om te slijten aan de toeristen!
Maar da's niet alles. De CD bevat ook een aantal nummers van Amerikaanse artiesten die inspeelden op de Bermuda rage die kortstondig door de Amerikaanse muziek waaide, zoals de vroege (1963) soulballade Bermuda Wonderful van The Imperials en dat is wel degelijk de groep van Little Anthony maar dan zonder Little Anthony. Er is variété pop (Letter From Bermuda van Ruth Wallis) en exotica instrumentals (Queen Of The Bermudas van David Dee & the Dons), en van het door Cynthia Strother geschreven nummer Bermuda waarvan de melodie wat doet denken aan Temptation (Frankie Laine, Everly Brothers) staan zo maar eventjes vijf verschillende versies op de CD. De eerste is de originele, filmisch dramatische versie van Strother zelf opgenomen in 1951 met haar zus onder de naam The Bell Sisters. De andere versies zijn van The Crew Cuts als exotica, als cha cha cha door The Four Seasons, als instrumentale Cubaanse rhumba door Maurice King & the Wolverines, en tot slot als teen pop exotica door Linda Scott die géén broer van Jack Scott was zoals vermeld in het booklet. Er is uiteraard doo-wop (Down In Bermuda van The Del Vikings) en zelfs blanke (Bermuda Shorts van Marlon "Madman" Mitchell & the Rocketeers) én zwarte rock 'n' roll (Bermudas van Big Jay Mercer with Joe Anderson & the Groovers, Bermuda Shorts van The Delroys), en die nummers gaan dan weer over de in 1914 in Bermuda uitgevonden geklede korte broeken die op de eilanden niet alleen in de vrije tijd gedragen worden maar ook naar het werk en bij officiële gelegenheden, zelfs in combinatie met een colbert en een stropdas. Het verschil met een gewone korte broek zoals de capri is dat de bermuda niet over de knie komt en zelfs een boord kan hebben die je desgewenst kan omslagen. Nog zo eentje is Betty In Bermudas van The Dovells, een beschaafde combinatie van vocale surf en vroege (1962) garagerock met Farfisa orgel, en alle 25 na elkaar geeft dat een zàlige CD. Hoe zou het trouwens zijn met de Bermudadriehoek waarover we al jaren niets meer hebben gehoord? Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

This CD featuring "25 yearning melodies for your Bermuda vacation" continues the musical journey started by Koko Mojo's (KMCD 71) Shake It: Rhythm ‘n’ Blues Gone Caribbean CD focusing specifically on Bermuda with 25 tunes from 1951-1964 with in the title the place name Bermuda, the 181 islands that form a subtropical archipelago in the Atlantic Ocean, the oldest surviving British colony that from the 1920s onwards - and most certainly benefiting from the Prohibition - became a popular holiday destination for the affluent American citizen. As it goes the tourism became a major source of income and has never stopped. The CD features relaxed, sometimes dreamy calypso by native artists like Erskine Zuill, Sidney Bean (with Bermuda and Bermuda Little Island, two different versions of the same song, the most recent of which oddly enough sounding like a demo because it appears to be accompanied only by a sole acoustic guitar) and no fewer than eight songs by the musical Talbot Brothers dynasty that according to the liner notes dated back to the late 18th century. In the 1950s they became hugely popular in America where they toured, recorded and scored hits, and their irresistible Bermuda Buggy Ride is definitely one of the CD's highlights. The music itself is a consumer friendly mishmash of mambo, cha cha cha, bossa nova and upbeat vocal harmony harmony in the style of The Mills Brothers, sometimes with a loungy organ, sometimes even with an accordion reminiscent of French chanson. Many of these recordings were even primarily aimed to sell to tourists!
But that ain't all. The CD also contains a number of songs by American artists who capitalised on the Bermuda craze that briefly swept across America, like the early (1963) soul ballad Bermuda Wonderful by The Imperials, indeed Little Anthony's group without Little Anthony. There is variety pop (Ruth Wallis' Letter From Bermuda), exotica instrumentals (David Dee & the Dons' Queen Of The Bermudas), and no less than five different versions of Bermuda, a song written by Cynthia Strother of which the melody is somewhat reminiscent of Temptation (Frankie Laine, The Everly Brothers). The first one is the original cinematically dramatic version by Strother herself recorded in 1951 with her sister under the name The Bell Sisters. The other versions are by The Crew Cuts as exotica, as cha cha cha courtesy of The Four Seasons, as instrumental Cuban rhumba by Maurice King & the Wolverines, and finally as teen pop exotica by Linda Scott who was not Jack Scott's brother as stated in the booklet. There's of course doo-wop (The Del Vikings' Down In Bermuda) and even white (Marlon "Madman" Mitchell & the Rocketeers' Bermuda Shorts) ánd black rock 'n' roll (Big Jay Mercer with Joe Anderson & the Groovers' Bermudas, The Delroys' Bermuda Shorts), three songs about the casual yet decent short trousers invented in Bermuda in 1914 that are worn on the islands not only for leisure but also to work and on official occasions, even combined with a jacket and a tie. The difference with regular shorts like the capri is that the bermuda does not extend over the knees and may even have a hem that can be worn cuffed if so desired. Another song about them is The Dovells' Betty In Bermudas, a civilised mix of vocal surf and early (1962) garage rock with Farfisa organ. And all 25 songs in one sitting make for an entertaining CD. By the way, what happened to the Bermuda Triangle we haven't heard about in years?
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

25 september 2024

DESTINATION HONG KONG
Bear Family, BCD17753
English version: see below

Kolfje naar mijn hand: een CD met "Chinese" rock 'n 'roll. Daarmee bedoelen we niet rock 'n' roll made in China maar songs òver China, of om precies te zijn over het hele verre oosten en Japan, want deze dim sum CD gaat ondanks de titel heus niet alleen over Hong Kong. Dat doet bij u geen gong rinkelen? Denk dan Oriental Rock van Bill Haley & the Comets, Ling Ting Tong van The Five Keys en Fujiyama Mama van Wanda Jackson. Het eerste staat hier niet op omdat het van twee aardrijkskundige walletjes eet en reeds op de Bear Family (BCD17731) Destination Desert stond, het tweede wel, en het derde niet in de hitversie van Wanda Jackson (geen hit in Amerika maar wel zes maanden op nummer 1 in... Japan!) maar in de originele van veel bellen en toeters voorziene bombastische uitvoering van de zwarte zangeres Annisteen Allen. Soms is op de CD’s in Bear Family's Destination reeks de rock 'n' roll in de minderheid, maar deze Destination Hong Kong bevat wel degelijk veel rock 'n' roll en aanverwanten, zoals de instrumentale opener Bop Suey van Jack Hale, een opwindende uptempo mix van big band swing, Vegas grind, detective jazz en bluesgitaar. Zet daar een zangeres bij, voeg een cha cha cha ritme toe en je krijgt het rockende Oriental Hop van Moon Kim, de enige echte "Chinese" zangeres op deze CD: Kim was eind jaren '40 vanuit Korea naar Amerika gevlucht. Hong Kong van The Hi-Fives is een uptempo verhalend nummer gezongen in de stijl van Frankie Laine, muzikale buitenbeentjes zijn de gestroomlijnde fifties blues van Leroy Washington's My Chinatown Girl en in een tegenovergesteld genre de al even gestroomlijnde Johnny Horton countrystijl van Webb Pierce's Shanghaid. Meer Vegas grind wordt afgeleverd door The Highlights in Ah So, Ken Nordine & his Kinsmen in het groovy orgelwerkje Hot Sake en de sax/gitaar rocker Chop Suey Rock van The Instrumentals, allemaal verpakt in populaire Chinese cliché melodietjes, Chinese gongen en andere percussie, en veel fake oostelse accenten: clazy lock 'n' loll! Ander instrumentaal werk is Oo Clazy van The Dazzlers en Hong Kong dat in twee versies op de CD staat, als saxlurker door The Calenders met elementen uit cha cha cha en mambo en door componist Jackie Lee als ragtime boogie woogie. We schreven al vaker dat je aan instrumentals alles kunt ophangen, maar Chinese Twist van Danny Steel with Hank Farrell & his Rhythm Boys klinkt eerder als white rock surf dan als twist, laat staan Chinese twist. Uit 1967??? Jimmy Bryant zal daarentegen nooit hebben kunnen denken dat zijn vlammende Telecaster instrumental Ha So ooit nog eens als sleazy zou bestempeld worden, maar dat kan ook aan mijn one track mind liggen.
Zoals met alle novelty onderwerpen zijn er veel "chinese" doo-wop nummers, waarbij Zaki Sue van Melvin Smith (dezelfde van Pretty Plaid Skirt), My China Doll van The Glad Rags, Hong Kong Jelly Wong van The Royaltones, Ching Ching Wong van Bernie Turner & the Armorettes, Chinese Boogie van The Hy-Tones, Bamboo Rock 'n' Roll van The Nitecaps, Chinatown Rock van Kenneth Deal en Hong Kong van The Quinns aansluiten bij de rock 'n' roll traditie van Ling Ting Tong, Along Came Jones en Poison Ivy. Een echte e-bass backwoods rocker is Chopstick Twist van Larry French with Duke Larson & the Geisha Girls, en de CD sluit af met een van de betere rockers van Jerry Lee Lewis in 1963, zijn nadagen op Sun Records, een stereo versie van Hong Kong Blues die nauw aansluit bij hoe componist Hoagy Carmichael die het in 1939 schreef het in 1944 speelde in de Humphrey Bogart-Lauren Bacall film To Have And Have Not. Verstopt tussen dit alles is ergens 20 seconden verstopt van een trailer van het romantische filmdrama The World Of Suzie Wong (1960) met William Holden.
Vanwaar die interesse vanuit de Amerikaanse populaire muziek voor dit onderwerp? De liefde-haat verhouding met alles wat oosters was, neem ik aan. Amerika had als smeltkroes van culturen uiteraard zijn deel van Aziatische immigranten die in de grote steden heuse chinatowns oprichtten, en zoals altijd weerspiegelde die invloed zich ook in de muziek. Merkwaardig daarbij is de verschillende perceptie van het oosterse exotisme in de loop der tijden, want toen Japan in de tweede wereld lijnrecht tegenover Amerika stond boog het geromantiseerd imperialistische, paternalistische, ridiculiserende en vaak ronduit racistische beeld van het mysterieuze verre oosten zich om in vijandigheid en wantrouwen tegenover het "gele gevaar" van alles wat maar enigszins spleetogen had, een evolutie die we ook zien in het beeld dat Hollywood vanaf de jaren '30 ophing van het verre oosten middels detectives als Charlie Chan en slechteriken als Fu Manchu. Ná de tweede wereldoorlog bracht menige overzee gestationeerde GI dan weer een geisha girl mee, maar daar kan je weer een heel andere CD mee vullen. Soit, wat telt is het resultaat, en da's in dit geval een bijzonder fijne, zij het de dag van heden niet bepaald woke CD. Whole lotta Ling Ting Tong going on! Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

This is my cup of sake: a CD with "Chinese" rock ‘n’ roll. Not rock ‘n’ roll made in China but songs about China, or to be more precise about the entire Far East and Japan, because despite its title this dim sum CD is not only about Hong Kong. That doesn't ring any gongs? Then think Bill Haley & the Comets' Oriental Rock, The Five Keys' Ling Ting Tong and Wanda Jackson's Fujiyama Mama. The first is not on here because it takes in two geographical territories and was already on Bear Family's (BCD17731) Destination Desert, the second is, and the third one is not in Wanda Jackson's hit version (actually it wasn't a hit back in the States but it stayed for six months at number 1 in... Japan!) but in the original bombastic version by black singer Annisteen Allen with lots of bells and whistles. On the CD’s in Bear Family's Destination series rock ‘n’ roll is sometimes a musical minority, but this Destination Hong Kong does contain a lot of rock ‘n’ roll and the like, such as Jack Hale's instrumental opener Bop Suey, a rousing uptempo mix of big band swing, Vegas grind, detective jazz and blues guitar. Add a female singer and a cha cha cha rhythm and you get the rockin' Oriental Hop by Moon Kim, the only real ‘Chinese’ singer on this CD: Kim fled from Korea to America in the late 1940s. The Hi-Fives' Hong Kong is an uptempo narration sung in the style of Frankie Laine, musical misfits are the streamlined fifties blues of Leroy Washington's My Chinatown Girl and in an opposite genre the equally streamlined Johnny Horton country style of Webb Pierce's Shanghaid. More Vegas grind is delivered by The Highlights in Ah So, by Ken Nordine & his Kinsmen in the groovy organ workout Hot Sake and in The Instrumentals' sax/guitar rocker Chop Suey Rock, all constructed out of popular Chinese cliché tunes, Chinese gongs and other percussion, and lots of fake eastern accents: clazy lock 'n' loll! Other instrumental shenanigans are The Dazzlers' Oo Clazy and Hong Kong which appears on the CD in two versions, as a slurring sax stomper by The Calenders with elements of cha cha cha and mambo and by its composer Jackie Lee as ragtime boogie woogie. Like we said many times before instrumentals can be linked to any subject, but Danny Steel with Hank Farrell & his Rhythm Boys' Chinese Twist sounds more white rock surf than twist, let alone Chinese twist. From 1967??? Jimmy Bryant on the other hand probably never imagined that his blazing Telecaster instrumental Ha So would ever be labelled sleazy, but then again that could simply be down my one track mind.
As with all novelty subjects there are many "Chinese" doo-wop songs, and Zaki Sue by Melvin Smith (the same guy from Pretty Plaid Skirt), The Glad Rags' My China Doll, The Royaltones' Hong Kong Jelly Wong, Bernie Turner & the Armorettes' Ching Ching Wong, The Hy-Tones' Chinese Boogie, The Nitecaps' Bamboo Rock ‘n’ Roll, Kenneth Deal's Chinatown Rock and The Quinns' Hong Kong all join the ranks of Ling Ting Tong, Along Came Jones and Poison Ivy. A true e-bass backwoods rocker is Chopstick Twist by Larry French with Duke Larson & the Geisha Girls, and the CD finishes with one Jerry Lee Lewis' better rockers from 1963, his final days at Sun Records, a stereo version of Hong Kong Blues that comes close to how its composer Hoagy Carmichael who wrote it in 1939 played it in 1944 in the Humphrey Bogart-Lauren Bacall film To Have And Have Not. Squeezed somewhere in between all of this mayhem are 20 seconds lifted from a trailer for the romantic film drama The World Of Suzie Wong (1960) with William Holden.
Where did popular American music's interest in this subject originate? I suppose it stems from America's love-hate relationship with all things oriental. Being a melting pot of cultures America obviously had its share of Asian immigrants who set up entire chinatowns in the big cities, and as always this influx reflected itself in music. The different perceptions of eastern exotica over time are however remarkable, because leading up to World War II when Japan opposed itself diametrically against America, the romanticised imperialist, paternalistic, ridiculing and often downright racist image of the mysterious Far East was transformed into fear of and hostility towards the ‘yellow peril’ of anything with even the slightest hint of slit eyes, an evolution that we also see in how Hollywood depicted the Far East from the 1930s onwards via detectives like Charlie Chan and bad guys like Fu Manchu. After World War II, many a GI stationed overseas brought home a geisha girl, but that could fill another CD. Anyway, what counts is the result, and in this case it results in a particularly fine, if not exactly woke CD. Whole lotta Ling Ting Tong going on! Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


HI-STRUNG R & B VOLUME 2: CHOP CHOP
Koko Mojo, KM-CD-182

28 door samensteller Mark Armstrong geselecteerde zwarte rockers en uptempo strollers (My Baby's Tops van The Gardenias!) 1951-1963 die het hele gamma aan rock 'n' roll stijlen overlopen. Dat gaat van op rhythm 'n' blues boogie gebaseerde nummers (The Fat Man van Billy Bland, Rock Baby van Piano Red) over onverbiddelijke jivers (Rockin' Beat van Bob Williams & the Chromatics, Beat Ring A Ling van Dimples Jackson, You Ain't Movin' Me van Linda Hayes, de zus van Platters leadzanger Tony Williams), New Orleans (Uh Huh van George “Mr. Blues” Jackson) en mambo rock (Land I Love van Nappy Brown, Rock 'n' Roll Espanole van Mad Man Taylor, niet half zo "mad" als zijn naam doet verhopen) tot instrumentals (het vrij doorsnee Shake Walkin' van gitarist Mickey Baker met een heel orkest achter zich), meidengroepen (Ific van The Chantels), big band swing (Rock On van Buddy Johnson) en het wilde Goin' Goin' Gone van The Jewels. Zelfs een in violen verpakte song als I Can't Rock 'n' Roll To Save My Soul van Pearl Bailey is de moeite wegens levenslustig, opgewekt en uptempo. What's Shakin’ van Ralph Wilson is een stop-starter met een rhythm 'n' blues gitaarsolo, The Fleetones klinken in Your Lover Man vocaal als een zwarte versie van Elvis, en Giddy Up A Ding Dong is niet hetzelfde nummer van Freddie Bell & the Bellboys maar doo-wop, want als immer horen we een aantal vocale doo-wop hoogstandjes als Chop Chop van The Chimes. Bekende namen zijn Bobby Day toen hij nog Bobby Byrd heette met het van teveel achtergrondkoortjes voorziene Looby Doo, The Treniers met de rockende swing van Go Go Go en Little Richard pré-Specialty in 1953 toen hij nog xylofoon dulde op zijn platen, met name op deze Little Richard Boogie, niet alleen pré-Specialty (dit verscheen op Peacock Records) maar ook pré-Bumps Blackwell want hij wordt hier begeleid door de band van Johnny Otis. She's Mine van John Lee Hooker is niet Hooker's gebruikelijk boom boom boogie maar een vocaal nummer dat drijft op de riff van het instrumentale Tequila van The Champs. Van Chills And Fever heb ik nog nooit een slechte versie gehoord en die van Ronnie alias Johnny Love is knappe popcorn noir. Het early sixties (She’s A) Humdinger doet vocaal en muzikaal denken aan The Coasters en zanger Billy Guy blijkt inderdaad Coaster te zijn geweest van 1955 tot 1973: hij zong lead op songs als Searchin', The Shadow Knows en Little Egypt. Ook Bad Man Of Missouri van Jimmy Ricks doet denken aan The Coasters maar met meer popcorn erin - Ricks was géén Coaster maar wel ooit lid van The Ravens. I Love Ya I Love Ya I Love Ya van Big Joe Turner is boogie swing uit 1952. Leuk CD'tje waar je ondanks een paar tracks die er niet in slagen zich boven de middelmaat uit te trekken gegarandeerd uren plezier aan beleeft. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

28 black rockers and uptempo strollers (My Baby's Tops by The Gardenias!) 1951-1963 selected by Mark Armstrong that run the gamut of rock 'n' roll styles, ranging from rhythm 'n' blues boogie based songs (Billy Bland's The Fat Man, Piano Red's Rock Baby) to merciless jivers (Bob Williams & the Chromatics' Rockin' Beat, Dimples Jackson's Ring A Ling, You Ain't Movin' Me by Linda Hayes, the sister of Platters lead singer Tony Williams), New Orleans (George "Mr. Blues" Jackson's Uh Huh) and mambo rock (Nappy Brown's Land I Love, Rock 'n' Roll Espanole by Mad Man Taylor, not half as mad as his name would lead you to believe) to instrumentals (guitarist Mickey Baker's rather average Shake Walkin' with a whole orchestra backing him), girl groups (The Chantels' Ific), big band swing (Buddy Johnson's Rock On) and The Jewels' wild Goin' Goin' Gone. Even a song wrapped in strings like Pearl Bailey's I Can't Rock 'n' Roll To Save My Soul is worth your while because it's sprightly, upbeat and uptempo. Ralph Wilson's What's Shakin' is a stop-starter with a rhythm 'n' blues guitar solo, The Fleetones vocally sound like a black Elvis in Your Lover Man, and Giddy Up A Ding Dong is not the Freddie Bell & the Bellboys song but doo-wop, because as always the CD includes some vocal doo-wop highlights like The Chimes' Chop Chop. Familiar names include Bobby Day when he was still Bobby Byrd with Looby Doo, a song with too many background vocals, The Treniers with the rockin' swing of Go Go Go and Little Richard in 1953 pré-Specialty when he still tolerated xylophone on his records like on this Little Richard Boogie, not only pré-Specialty (this was released on Peacock Records) but also pré-Bumps Blackwell for he's backed by Johnny Otis' band. John Lee Hooker's She's Mine is not Hooker's usual boom boom boogie but a vocal number based on the riff of the Champs instrumental Tequila. I have yet to hear a bad version of Chills And Fever and this one by Ronnie aka Johnny Love is excellent popcorn noir. The early sixties (She's A) Humdinger is vocally and musically reminiscent of The Coasters and singer Billy Guy was indeed a Coaster from 1955 to 1973, singing lead on songs like Searchin', The Shadow Knows and Little Egypt. Jimmy Ricks' Bad Man Of Missouri also reminds me of The Coasters but with more popcorn added - Ricks was not a Coaster but used to be a member of The Ravens. Big Joe Turner's I Love Ya I Love Ya I Love Ya is boogie swing from 1952. This is a fun CD that's despite a few tracks that fail to pull themselves above musical mediocrity is guaranteed to provide you hours of enjoyment. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

18 september 2024

Vinyl Recensies

THE WAY WE JIVED/ EMMA MATTUCCI
CJRO Records, CJRO45746
English version: see below

Na haar full album debuut Mind And Heart (CJROCD729) uit 2021 is hier een vinyl single met twee nieuwe songs van Emma Mattucci die niet op die CD/LP stonden, beide geschreven door papa en dochter Mattucci, want Emma is voor wie het nog niet zou weten de dochter van Mario Mattucci, gitarist van en brein achter The Be-Bop's, vanaf begin jaren '80 pakweg 35 jaar lang een van de sterkhouders van de Belgische rockabilly. Dat album werd volledig ingespeeld door Mario, maar deze single is opgenomen met Emma's vaste band met naast Mario op gitaar Gaby El Greco op contrabas en Pascal Lunari op drums, eveneens scene veteranen met de nodige jaren op de rock 'n' roll teller, wat echter niet verhindert dat deze single nog steeds net als dat album een behaaglijk knus huis- tuin- en keukengevoel uitdraagt.
The Way We Jived is een melodieuze uptempo rockabilly jiver, afgebonjourd in 1 minuut en 43 seconden puur bonheur en gezongen vol overgave door Emma Mattucci wier stem sinds 2021 meer zelfvertrouwen heeft gekregen, ongetwijfeld het resultaat van de vele optredens in binnen- en buitenland die ze achter de kiezen heeft. B-kant That Little Song is even melodieus maar wat dromeriger, opgehangen aan een gitaarhook die bijblijft en opgefleurd met een ingetogen achtergrondkoortje dat doo-wop echoot, terwijl het nummer door het bruggetje in aanloop naar de gitaarsolo ook de sfeer van de Britse rock 'n' roll van begin jaren '60 oproept.
Emma Mattucci klinkt als een verliefde tiener en haar muziek klinkt op deze single bij uitbreiding als teenrock, een mooi tegengewicht voor alle rockabilly, maar met genoeg flashy gitaarwerk om het boeiend te houden. Deze single is charmant - net als Emma zelf! Info: www.facebook.com/cjrorecords and www.facebook.com/emmamattucciandband (Frantic Franky)

Following up on her 2021 full album debut Mind And Heart (CJROCD729) Emma Mattucci presents a vinyl 45 with two new songs that were not on that CD/LP, both written by the Mattucci father and daughter team, for - in case you still wouldn't know - young Emma is the daughter of Mario Mattucci, guitarist of and mastermind behind The Be-Bop's, for roughly 35 years one of the strongholds of Belgian rockabilly, starting out in the early 1980s. On the album all the instruments were played by Mario, but this 45 was recorded with Emma's regular backing band consisting of Mario on guitar, Gaby El Greco on double bass and Pascal Lunari on drums, also scene veterans with more miles on the rock 'n' roll odometer than they care to remember, while still managing to make this 45 a cozy affair just like the album.
The Way We Jived is a melodic uptempo rockabilly jiver that tells it like it is in a mere 1 minute and 43 seconds of pure happiness, sung with a lot of enthusiasm by Emma Mattucci whose voice has gained selfconfidence, no doubt the result of the many gigs at home and abroad she has done since 2021. Flipside That Little Song is equally melodic but a bit more dreamlike, based on a catchy guitar riff, its spirits lifted up by a subdued background chorus echoing doo-wop, while the bridge that leads up to the guitar break evokes the atmosphere of early sixties British rock 'n' roll.
Emma Mattucci sounds like a teenager in love and by extension her music on this 45 sounds like teen rock in a nice counterbalance to all the rockabilly we're used to, yet containing enough flashy guitar to keep it engaging. This 45 is charming - just like Emma herself! Info: www.facebook.com/cjrorecords and www.facebook.com/emmamattucciandband (Frantic Franky)


THE CAEZARS/ THE CAEZARS
Folc Records, FOLC224
English version: see below

Wanneer speelden The Caezars, het Britse kwartet met gitarist Danny Dawkins, de zoon van de betreurde Paul Owen Dawkins van The Rough Diamonds, hun eerste gig? 2009? Als ik het me correct herinner gingen ze in 2016 uit elkaar, en nu zijn ze terug: op 13 april speelden AJ Denning (zang), Danny Dawkins (gitaar), Steve Neller (contrabas) en Mikey Harling (drums) na enkele try outs hun eerste grote comeback concert in Portsmouth, en een dag eerder verscheen een nagelnieuw album. 't Is te zeggen: het album werd vorig jaar opgenomen, maar heel wat van de twaalf songs zijn heropnames, want Dirty Robber, Six Feet In The Ground, Shakedown, You Can Love Me en Madman stonden in 2010 al op hun titelloze Wild Records debuut, Heartache Overload (dat Paul Owen in 1996 uitbracht op zijn Paul O & his Big Guitar EP Stop That Bloody Racket) stond in 2012 op de mini Worth The Attention, en Even The Graveyard's Dead was in 2015 een vinyl single. Misschien heb ik er nog gemist want in elk geval speelden ze ook Lovin' Up A Storm vroeger al, wat maakt dat minder dan de helft van de songs op de nieuwe plaat echt nieuw zijn. Dit gezegd zijnde klinken de nieuwe versies anders, want het hele album, op dit ogenblik enkel te koop op vinyl en via streaming, klinkt anders. Hun debuut op Wild Records klonk erg, euh, Wild Records, Welcome To The Mainstream uit 2013 op Part Records, het album waarop ze plots een quintet waren, was pure rock, en deze nieuwe plaat klinkt volledig garage, met slechts een paar nummers die meer aanleunen bij de rock 'n' roll zoals Six Feet In The Ground, Madman, Shakedown, You Can't Love Me en het rustigere, beat-achtige Dance To Keep From Crying.
Tussen de twaalf songs verstopten ze vier covers: een garageversie van Lovin' Up A Storm (Jerry Lee Lewis) vertraagd naar een Endless Sleep tempo, Madman van Willie Ward & the Warblers anno 1958 en Lou Lou van Darrell Rhodes anno 1959 beide gespeeld als garage, en Dirty Robber van The Wailers uit 1959, uiteraard niet die van Bob Marley maar de garagegroep avant la lettre bekend van hun Louie Louie connectie. De versie van The Caezars van Dirty Robber is duidelijk geïnspireerd op die van Hot Boogie Chillun uit 1996, even schor gezongen maar sneller gespeeld en uiteraard zonder sax solo. Hoewel de marketingmachine dit nu "vintage punk" met elementen van The Clash en The Hives noemt hebben die Wailers, Sonics en Link Wray altijd al in The Caezars gezeten, maar waar het vroeger rock 'n' roll met een garagerandje was, is het nu garage met een rock 'n' roll randje. Sommigen zullen het geweldig vinden, anderen zullen er geen zak aan vinden, en The Caezars zelf laat dat waarschijnlijk koud. U weze gewaarschuwd! Info: www.thecaezars.bandcamp.com and www.folcrecords.es
(Frantic Franky)

When was the debut gig of The Caezars, the British quartet featuring guitarist Danny Dawkins, son of the much missed Paul Owen Dawkins of The Rough Diamonds? 2009? If I remember correctly they broke up in 2016, and now they're back: after a couple of try outs AJ Denning (vocals), Danny Dawkins (guitar), Steve Neller (double bass) and Mikey Harling (drums) played their first big comeback concert on April 13 in Portsmouth, and one day before they released a brand new album. Kinda: it was recorded last year, but several of the twelve songs are re-recordings as Dirty Robber, Six Feet In The Ground, Shakedown, You Can Love Me and Madman were already on their self-titled Wild Records debut in 2010, Heartache Overload (which Paul Owen released in 1996 on his Paul O & his Big Guitar EP Stop That Bloody Racket) was in 2012 on the mini Worth The Attention, and Even The Graveyard's Dead was a vinyl 45 in 2015. I might have missed some others because at least Lovin' Up A Storm they played before, so less than half of the songs on the new record are really new. That being said the new versions sound different, for the entire album, currently only available on vinyl and via streaming, sounds different. Their debut on Wild Records sounded very, er, Wild Records, 2013's Welcome To The Mainstream on Part Records, the album on which they were suddenly a quintet, was rock, and the new album sounds completely garage, with only a few songs leaning more towards rock 'n' roll like Six Feet In The Ground, Madman, Shakedown, You Can't Love Me and the calmer, beat-like Dance To Keep From Crying.
The twelve songs hide four covers: a garage version of Lovin' Up A Storm (Jerry Lee Lewis) slowed down to an Endless Sleep tempo, Willie Ward & the Warblers' 1958 Madman and Darrell Rhodes' 1959 Lou Lou both played as garage, and Dirty Robber by The Wailers in 1959, obviously not Bob Marley's Wailers but the early garage group known because of its Louie Louie connection. The Caezars' version of Dirty Robber is clearly inspired by Hot Boogie Chillun's 1996 cover and sung equally hoarse but played faster and of course without a sax solo. The marketing machine calls it "vintage punk" with elements of The Clash and The Hives, but The Wailers and The Sonics and Link Wray have always been in The Caezars' DNA, but whereas they used to be rock 'n' roll with a garage edge their music is now garage with a rock 'n' roll edge. Some of you will love it, others won't like it one bit, and The Caezars themselves probably couldn't care less. You have been warned! Info: www.thecaezars.bandcamp.com and www.folcrecords.es
(Frantic Franky)

4 september 2024

CD Recensies

SCHOOL HOUSE ROCK VOL. 2: SCHOOL IS OUT
Bear Family, BCD17681
English version: see below

In maart verscheen de Bear Family (BCD17668) CD School House Rock Vol. I: School Is In, en nu in augustus verscheen opvolger School Is Out. Ik zou het net omgekeerd gedaan hebben, hahaha! De school is gedaan betekent vakantie, wat me terug katapulteert naar de tijd dat voor mij de schoolvakantie begon, ik mijn boekentas in de hoek van de gang katapulteerde en die daar liet liggen roesten tot ik er in september een rotte appel in vond. Om maar te zeggen dat een handvol van de 32 hier verzamelde songs over de vakantie en alle daarbij horende geneugtes gaan. Thematisch evolueert de CD dan ook van de White Lightning-achtige jiver School's Out (Bill James & the Hex-O-Tones die klinken als de gemene neefjes van The Everly Brothers inclusief op Charlie Brown leest gestoelde gesproken intermezzi) en School Is Out (een party meezinger van Gary US Bonds in helaas ondermaatse geluidskwaliteit) tot Connie Francis' Vacation (perfecte pop maar wat een drive!), Merle Kilgore's luie Teenager's Holiday (het werd dan ook gepend door Dave Bartholomew voor Imperial in New Orleans, en Bartholomew had ook een vinger in de pap bij Smiley Lewis' rockend School Days Are Back Again met priemende rhythm 'n' blues gitaar van Justin Adams) en Vacation Time (Chuck Berry, in de jaren '50 de chroniqueur van het leven des teenagers, in een sentimentele bui maar eigenlijk klinkt ie gewoon als een sleazy Nat King Cole). Je zou voor minder de High School Blues krijgen, geen blues maar een ferme jiver van Mack Vickery ook weer inclusief op Charlie Brown leest gestoelde gesproken intermezzi. Helaas komt aan alle mooie dingen een eind en dus is het veel te vlug de Back To School Blues (Dale Hawkins niet in het moeras maar in uptempo stroll modus) en Vacation's Over (Faron Young met een plechtige country ballade die in deze context klinkt als een tang op een varken). Niet dat ik iets tegen ballades heb want John D. Loudermilk's betoverend mooie Goin' Away To School mag er best wezen en Walkin' Home From School van Gene Vincent & the Blue Caps anno 1958 is en blijft magisch. In elke klas zat vroeger wel een nozem en zo klinken Bucky & the Premieres (Summer School) en Reggie Perkins (High School Caesar). Lou Josie's Vacation's Over is een enthousiaste rocker en School Day Blues van Pierre Maheu een onverbiddelijke stroller. Adam Faith doet een redelijke gooi naar Jerry Lee Lewis' High School Confidential (toch zonde van de achtergrondkoortjes), de Bob Cort Skiffle Group (GB) speelt Chuck Berry's School Day (Ring Ring Goes The Bell) als skiffle, en het bekendste nummer en terecht een rock 'n 'roll klassieker is Charlie Brown van The Coasters. Minder bekend maar even grappig is het antwoord Charlie Brown Got Expelled van Joe Tex, dezelfde Joe Tex die later furore maakte als soulzanger. De CD bevat ook teen doo-wop (Ding Dong School Is Out van The Hollywood Playboys) en dito rock (Working After School van Gary & Billy), de blueskant van de rock 'n' roll (School Boy Blues van Bobby Mitchell & the Toppers) en early sixties sounds als After School van Hank Ballard & the Midnighters (geen twist), alsmede compleet bizarre stuff als het tamelijk vals gezongen Rockin' After School van "the talented" dertienjarige Miss Georgia (Scharfenberg), op het singlehoesje omschreven als "a new different approach to rock 'n' roll" met een rock 'n' roll song waarvan ik me niet kan voorstellen dat componist Dave Dudley er in 1960 erg trots op moet geweest zijn. Leuke collectie van 32 pretentieloze oldies! Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

In March Bear Family released the (BCD17668) School House Rock Vol. I: School Is In, and now in August its successor School Is Out came out. I would have done it the other way round, hahaha! School is finished and that means summer recess, which catapults me back to the time when for me the school holidays began, I'd catapult my school bag in the corner of the room and left it there to rust until I found a rotten apple in it in September. Just to say that a handful of the 32 songs collected here are about the summer holidays and all the pleasures that go with them. Therefor the CD evolves thematically from the White Lightning-styled jiver School's Out (Bill James & the Hex-O-Tones sounding like The Everly Brothers‘ mean little nephews including spoken interludes based on Charlie Brown) and School Is Out (a Gary US Bonds party sing-along unfortunately in below par sound quality) to Connie Francis’ Vacation (perfect pop but what a drive! ), Merle Kilgore's lazy Teenager's Holiday (after all it was penned by Dave Bartholomew for Imperial in New Orleans - Bartholomew also had a hand in Smiley Lewis‘ rockin' School Days Are Back Again with piercing rhythm 'n' blues guitar courtesy of Justin Adams) and Vacation Time (Chuck Berry, the 1950s' chronicler of the teenage life, in a sentimental mood but in reality sounding like a sleazy Nat King Cole). You'd get the High School Blues for less, not blues but a great jiver from Mack Vickery again including spoken interludes Charlie Brown style. Alas, all good things must come to an end and way too soon it's the Back To School Blues (Dale Hawkins not in the swamps but in uptempo stroll mode) and Vacation's Over (Faron Young with a solemn country ballad that sounds out of place in this context). Not that I have anything against ballads: John D. Loudermilk's mesmerisingly beautiful Goin‘ Away To School is quite nice and Walkin’ Home From School by Gene Vincent & the Blue Caps anno 1958 is and remains magical. In those days there used to be a hoodlum in every class and that's how Bucky & the Premieres (Summer School) and Reggie Perkins (High School Caesar) sound. Lou Josie's Vacation's Over is an enthusiastic rocker and Pierre Maheu's School Day Blues a merciless stroller. Adam Faith gives Jerry Lee Lewis' High School Confidential a decent try (shame about the backing vocals though), the Bob Cort Skiffle Group (GB) plays Chuck Berry's School Day (Ring Ring Goes The Bell) as skiffle, and the best known song and rightfully a rock 'n' roll classic is Charlie Brown by The Coasters. Less well known but as funny is Joe Tex's answer Charlie Brown Got Expelled, the same Joe Tex who later did well as a soul singer. The CD also features teen doo-wop (The Hollywood Playboys' Ding Dong School Is Out) and ditto rock (Gary & Billy's Working After School), the blues side of rock ‘n’ roll (Bobby Mitchell & the Toppers' School Boy Blues) and early sixties sounds like Hank Ballard & the Midnighters' After School (not a twist tune) as well as totally bizarre stuff like Rockin‘ After School sung [sic] rather out of key by “the talented” thirteen year old Miss Georgia (Scharfenberg), described on the paper sleeve as “a new different approach to rock 'n' roll" with a rock 'n' roll song that I can't imagine composer Dave Dudley being very proud of in 1960. Nice collection of 32 unpretentious oldies but goodies! Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


121 YEARS OF THE FORD CAR
Atomicat Records, ACCD147
English version: see below

Na de in 2022 verschenen CD 120 Years of the Cadillac Car (ACCD117) brengt Atomicat nu een vergelijkbare CD uit over de Ford, opgehangen aan 16 juni 1903, de datum waarop Henry Ford de Ford Motor Company oprichtte en zijn eerste Model A bouwde. Net als op 120 Years of the Cadillac Car ging samensteller Mark Armstrong breder dan alleen maar nummers met "Ford" in de titel, want er staan tussen de 30 songs ook een aantal nummers waarin niet de titel maar de tekst verwijst naar de Ford of die op een andere manier een link met Ford hebben. En zo waren er véél songs, want Henry Ford's uitvinding was een betaalbare kar die vanaf eind jaren '40 door de tieners druk verbouwd werd tot hot rods "with twin pipes and a Columbia butt. For you folks who don't dig the jive, that's two carburetors and an overdrive". Heel veel songs hier handelen dan ook over Model A's (Model A Ford Blues, geen blues maar boppende hillbilly van Lefty Nicks & his Southern Drifters), Model T's (Rosco Gordon's gezapige T Model Boogie) en hot rods in het algemeen, zoals de energieke jumper Roll Hot Rod Roll van Oscar McLollie & his Honeyjumpers en het duistere Hot Rod Baby van Rocky Davis & the Sky Rockets.
Een van de bekendste Ford modellen was in de jaren '50 de Thunderbird die veel songs inspireerde waarvan de bekendste werd opgenomen door Gene Vincent als Pink Thunderbird, behorend tot het beste wat Vincent ooit opnam met zijn '56 Blue Caps. Omdat het niet altijd een roze Thunderbird moet zijn zingt meidengroep The Delicates over een Black And White Thunderbird, en The Paramounts doo-woppen met hun Thunderbird Baby. "What's the word? Thunderbird!" is een uitroep die in verschillende rock 'n' roll songs verkomt, en What's The Word van The Thunder Rocks is een savage sax/gitaar instro. Een andere instrumental is de sax honker Boss "T" Bird van The Sunset Dragsters afkomstig van de Palace Records budget LP Hot Rod Rally uit 1963. Het blijkt hetzelfde nummer dat als Dog Rock op de budget LP Rock 'n' Roll van Jack Haines & his Rockbusters op het Library Of Great Composers label staat, blijkbaar generische instrumentals die meermaals werden uitgebracht onder verschillende titels en artiestennamen. Bij de versie van The Sunset Dragsters werden massa’s plankgas gevende motorgeluiden toegevoegd!
Songs waarin Fords voorbijrazen zijn Curtis Gordon's echobilly Draggin' ("I got a hot rod Ford and a new exhaust, four valve carburettor, and I can't get lost") op het Mercury label (nog een link met Ford, hahaha) en Janis Martin's pickabilly Let's Elope Baby ("saw a Model A with the lights on bright"). Eddie Cochran zag zo'n Ford wel zitten in Somethin' Else ("my car's out front and it's all mine, just a '41 Ford, not a '59") en in Pink Peg Slacks ("she got a sawbuck from her daddy and I turned my Ford around") alvorens te verongelukken in een Britse Ford Consul Mark II uit 1960. Ook Lobo Jones "drove a low slung Ford with the top chopped" in de naar het hoofdpersonage genoemde song van Jackie Gotroe. De bekendste song waarin een Ford een rol speelt is mogelijks Hey Good Lookin' van Hank Williams ("got a hot rod Ford and a two dollar bill, and I know a spot right over the hill"), hier te horen in een versie van zangeres Betty Rogers uit 1961 die klinkt als variété tot de rockende gitaarsolo explodeert als een rijpe steenpuist.
Oudje van dienst is Mercury Boogie van het KC Douglas Trio, in 1948 de akoestische oerversie van het nummer waarmee Alan Jackson in 1993 een hit scoorde als Mercury Blues. V-8 Ford van Willie Love & his Three Aces uit 1952 is trage bluespiano cum rhythm 'n' blues gitaar, en Eddie Marshall's hillbilly boogie Mobilin' Baby Of Mine beschrijft zijn pretty mama als ware ze een auto, waarbij ze uiteraard een "chassis like a Ford V-8" heeft. De songs over hot rods leidden destijds tot heelder Hot Rod Race sagas, met als voorbeeld Arkie Meets The Judge van Arkie Shibley & the Mountain Dew Boys. Andere races werden bezongen door James Gallagher (Ford And Shaker) en Chuck Berry (Jaguar And Thunderbird). Ook Berry's bekendere Maybelline gaat over een race, nu tussen een Ford en een Cadillac, een nummer dat wel eens beschouwd wordt als zwarte rockabilly. Daar is zeker iets van aan als je hier hoort hoe Buddy Knox er inderdaad cleane billy van maakt. Het enige waargebeurde verhaal is het semi-akoestische rockabilly nummer Long John's Flagpole Rock van Long John Roller uit 1959 op Flagpole Records. Lonesome Long John Roller was een radio DJ die van november 1958 tot juni 1959 211 dagen (elders lees ik 244, het rekenwerk klopt sowieso niet) doorbracht in een '59 Ford Fairlane 500 Skyliner bovenop een paal in Phoenix en van daaruit uitzond. Hij brak zo het wereldrecord paalzitten en won er een Ford mee. Tijdens zijn verblijf hoog boven de grond kreeg hij bezoek van gitarist Al Casey en samen namen ze bovenop die paal dit nummer op (drums en bas werden later overgedubd). Tot slot zijn er ook een handvol songs ingeblikt door groepen die zich noemden naar Ford modellen: doo-woppers The Edsels (Shake Sherry Shake), de even doo-woppende Lincolns (Pleasin' You Pleases Me) en zo te horen drie verschillende groepen Fairlanes. De beste zijn, euh, The Fairlanes in 1959 op Lucky Seven met Johnny Rhythm, de vreemdste zijn The Fairlanes met Charlie Rich's Lonely Weekends in 1963 op Reprise als groovy orgel/sax instro met een vrouwenkoortje dat het refrein zingt. En wie is dat koortje? Dat zijn The Blossoms met Darlene Love! Met wat fantasie zou je kunnen stellen dat de continental vermeld in het rijtje twist/ hully gully dansrages in de medium tempo rocker Come Along With Me van Charles Perrywell & his Fairlanes verwijst naar het Continental model van Lincoln, een afdeling van Ford. Met de doo-wop stroll In My Thunderbird van The Thunderbirds sla je zelfs twee Thunderbird vliegen in één klap. Ideale CD (waar geeneens Fairlane Rock van Hayden Thompson op staat) om al dromend rond te cruisen in mijn zevendehands... Escortje! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

This theme CD dedicated to the Ford car follows in the tracks of the 2022 CD 120 Years of the Cadillac Car (ACCD117) and celebrates the 121st anniversary of June 16, 1903, the date when Henry Ford founded the Ford Motor Company and built his first Model A. Just like on 120 Years Of The Cadillac Car compiler Mark Armstrong went broader than just songs with the word "Ford" in the title, as the 30 songs feature a number of songs of which not the title but the lyrics refer to the Ford or which otherwise have a link with the Ford car. A lot of songs did, because Henry Ford's invention was an affordable car for teenagers who from the late 1940s onwards started rebuilding them into hot rods "with twin pipes and a Columbia butt. For you folks who don't dig the jive, that's two carburetors and an overdrive". A lot of the songs here therefore deal with Model A's (Model A Ford Blues, not blues but boppin' hillbilly courtesy of Lefty Nicks & his Southern Drifters), Model T's (Rosco Gordon's relaxed T Model Boogie) and hot rods in general, such as Oscar McLollie & his Honeyjumpers' energetic jumper Roll Hot Rod Roll and Rocky Davis & the Sky Rockets' dark Hot Rod Baby.
One of the most famous Ford models in the 1950s was the Thunderbird which inspired many songs, the most famous being Gene Vincent's Pink Thunderbird, one of those fantastic tracks recorded with Vincent's '56 Blue Caps. Because it doesn't necessarily has to be a pink Thunderbird, girl group The Delicates sings about a Black And White Thunderbird while The Paramounts doo-wop with their Thunderbird Baby. "What's the word? Thunderbird!" is an exclamation that turns up in several rock 'n' roll songs, and What's The Word by The Thunder Rocks is a savage sax/guitar instro. Another instrumental is The Sunset Dragsters' sax honker Boss "T" Bird from their 1963 Palace Records budget LP Hot Rod Rally. This turns out to be the exact same number titled Dog Rock on a budget LP titled Rock 'n' Roll from Jack Haines & his Rockbusters on the Library Of Great Composers label. These appear to be generic instrumentals that were released multiple times with different titles and artist names. In the case of The Sunset Dragsters' version they added lots of pedal to the metal roaring and revving engine sounds!
Songs in which Fords drive by include Curtis Gordon's echobilly Draggin' ("I got a hot rod Ford and a new exhaust, four valve carburettor, and I can't get lost") on the Mercury label (another link to Ford, hahaha) and Janis Martin's pickabilly Let's Elope Baby ("saw a Model A with the lights on bright"). Eddie Cochran didn't mind having one of them Fords in Somethin' Else ("my car's out front and it's all mine, just a '41 Ford, not a '59") and in Pink Peg Slacks ("she got a sawbuck from her daddy and I turned my Ford around") before getting killed in a British 1960 Ford Consul Mark II. Also Lobo Jones "drove a low slung Ford with the top chopped" in Jackie Gotroe's song named after its main character. Possibly the most famous song involving a Ford is Hank Williams' Hey Good Lookin' ("got a hot rod Ford and a two dollar bill, and I know a spot right over the hill"), heard here in a 1961 version by female singer Betty Rogers that sounds like variety music until the rockin' guitar solo explodes like a ripe zit.
The oldest tune on parade is The KC Douglas Trio's Mercury Boogie, in 1948 the acoustic original recording of the song that became a hit for Alan Jackson in 1993 as Mercury Blues. Willie Love & his Three Aces' V-8 Ford from 1952 is slow blues piano cum rhythm 'n' blues guitar, and Eddie Marshall's hillbilly boogie Mobilin' Baby Of Mine describes his pretty mama as if she were a car, and of course she has a "chassis like a Ford V-8". At the time songs about hot rods led to entire Hot Rod Race sagas, Arkie Shibley & the Mountain Dew Boys' Arkie Meets The Judge here being an example. Other songs about races are James Gallagher's Ford And Shaker and Chuck Berry's Jaguar And Thunderbird. Berry's better known Maybelline is also about a race, this time between a Ford and a Cadillac, a song sometimes considered black rockabilly. Evidence to that statement is given by Buddy Knox here who indeed turns Maybelline into clean billy. The CD features one true story, Long John Roller's 1959 semi-acoustic rockabilly song Long John's Flagpole Rock on Flagpole Records. Lonesome Long John Roller was a radio DJ who spent 211 days from November 1958 to June 1959 (elsewhere I read 244 days, the dates don't match up anyway) in a '59 Ford Fairlane 500 Skyliner on top of a pole in Phoenix and broadcast from there, breaking the world's pole sitting record and winning a Ford. During his stay high above the ground he got a visit from guitarist Al Casey and together on top of that pole they recorded this song (drums and bass were later dubbed over). There's also a handful of songs recorded by groups that named themselves after Ford models: doo-woppers The Edsels (Shake Sherry Shake), the equally doo-woppin' Lincolns (Pleasin' You Pleases Me) and apparently three different groups named The Fairlanes. The best are, er, The Fairlanes in 1959 on Lucky Seven with Johnny Rhythm, the most bizarre are The Fairlanes with Charlie Rich's Lonely Weekends in 1963 on Reprise played as a groovy organ/sax instro with female backing vocals singing the chorus. And who is this backing chorus? None other than The Blossoms featuring Darlene Love! With a little bit of fantasy one could argue that the continental mentioned in the twist/ hully gully dance crazes in Charles Perrywell & his Fairlanes' medium tempo rocker Come Along With Me refers to the Continental model of Lincoln, a division of Ford. The Thunderbirds' doo-wop stroll In My Thunderbird even kills two (Thunder)birds with one stone. Ideal CD to cruise around dreaming in my seventh-hand... Escort! And Hayden Thompson's Fairlane Rock ain't even on it! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


SURF BEAT
Bear Family, BCD17742
English version: see below

Vlug vlug, voor de zomer helemáál voorbij is, want surf staat voor mij synoniem met zon, zee en zand. Deze CD werd samengesteld door 's werelds grootste surf kenner, John Blair, die niet alleen een paar encyclopedieën over surf muziek volschreef maar het genre ook van binnen en van buiten kent als leadgitarist van Jon & the Nightriders sinds eind jaren '70 - waar is de tijd dat ze nog speelden op de Rockhouse meeting in Eindhoven! We hebben ooit het genoegen gehad Blair te mogen interviewen en geloof me vrij, hij kent zo ongeveer een miljoen keer meer van surf dan ik en was dan ook de geknipte persoon om de tracklist samen te stellen én alle bands kort voor te stellen in het 30 pagina’s tellend full colour booklet. De CD staat voor 33 instrumentals met staccato ritmegitaren en glissando blubberende leadgitaren, rondspatterende reverb en eeuwige echo, percussieve ritmes, donderende drums en af en toe een toeterende saxofoon of een magisch orgeltje.
Populaire surfnummers in minder bekende uitvoeringen zijn Dick Dale's Misirlou Twist (meer oosters dan twist), een magistrale copy/paste cover van Dick Dale's Surf Beat door The Nobles, Pipeline '65 van The Challengers, Intoxica door The Centurions in plaats van The Revels, Baha Ree Ba van The Trademarks door The Nocturnes, en Banzai Washout in de originele versie van The Catalinas, schuilnaam voor een aantal studiomuzikanten van de Wrecking Crew. Bekende bands staan niet noodzakelijk met hun bekendste nummers op de CD, bijvoorbeeld The Challengers (Tidal Wave), The Surfaris (Storm Surf) en The Chantays (Tragic Wind). Klassiekers van het genre zijn wat mij betreft A Go Go Dancer van The Ventures dat in Europa bekend werd onder de foute titel A Swingin' Creeper, Bullwinkle Part II van The Centurions (klassiek sinds Quentin Tarantino het in 1994 - ook al dèrtig jaar geleden - gebruikte in de film Pulp Fiction), Stampede van The Scarlets, en Midnight Run van producer Gary Usher's studiogroep The Super Stocks met Richie Podolor op gitaar. Hier figureren ze naast zowel voorlopers (de leuke sax/piano instro Dardanella van The Raiders met Tommy Allsup op gitaar, het bij Norman Petty in Clovis, New Mexico opgenomen Vaquero van The Fireballs) als eendagsvliegen (El Gato van The Chandelles, ook opgenomen bij Norman Petty) als nakomertjes (Moovin' 'n' Groovin' '65 van Duane Eddy). Het leukst zijn evenwel misschien nog de minder bekende nummers als Ventura van The Super Stocks dat me doet denken aan de melodietjes van Johnny & the Hurricanes, Thunderbeat van The Thundermen, Cheater Stomp van The Fabulous Playboys, Jan Davis' flamenco The Surfing Matador alias Snow Surfin' Matador, Dave Myers & the Surftones' groovy King's Surf, The New Dimensions' surfversie van Nikolai Rimsky-Korsakov's Vlucht van De Hommel (een intermezzo uit zijn opera De Geschiedenis Van Tsaar Saltan uit 1900) getiteld Rumble Bee, en zelfs het fake live Jan & Dean instrumentaal party B-kantje Something A Little Bit Different. De enige niet-Amerikaanse band zijn The Go-Getters uit Denemarken met een (snellere) cover van Driftin' van Cliff Richard's begeleidingsband The Shadows toen die pré-Shadows nog gewoon zoals iedereen The Drifters heetten. Alle 33 goed! Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Let's hurry up before summer is completely over, as for me surf is synonymous with sun, sea and sand. The CD was compiled by the world's greatest expert on surf music, John Blair, who not only wrote a couple of encyclopaedias on the subject but also knows the genre inside out as lead guitarist of Jon & the Nightriders since the late 70s. We once had the pleasure of interviewing Blair and believe me, he knows about a million times more about surf than I do so he was perfectly placed to put together the track list here as well as briefly introduce all the bands in the 30 page full colour CD booklet. The CD features 33 instrumentals with staccato rhythm guitars and glissando blubbery lead guitars, resonating reverb and eternal echo, percussive rhythms, thundering drums and the occasional honking saxophone or magical organ.
Popular surf tunes in lesser known renditions include Dick Dale's Misirlou Twist (more oriental than twist), a fantastic copy/paste of Dick Dale's Surf Beat by The Nobles, Pipeline ‘65 by The Challengers, Intoxica by The Centurions instead of The Revels, The Trademarks' Baha Ree Ba by The Nocturnes, and Banzai Washout in the original version by The Catalinas, pseudonym for some of the Wrecking Crew's studio musicians. Well known bands are not necessarily represented with their most famous recordings, for instance The Challengers (Tidal Wave), The Surfaris (Storm Surf) and The Chantays (Tragic Wind). Classics of the genre as far as I am concerned include The Ventures' A Go Go Dancer that in Europe became known under the erroneous title A Swingin' Creeper, The Centurions' Bullwinkle Part II (classic since Quentin Tarantino used it in 1994 - yes, thirty yearts ago already - in the movie Pulp Fiction), The Scarlets' Stampede, and Midnight Run by producer Gary Usher's studio group The Super Stocks with Richie Podolor on guitar. They're featured here alongside precursors (The Raiders' fun sax/piano instro Dardanella with Tommy Allsup on guitar, The Fireballs' Vaquero which was recorded at Norman Petty's in Clovis, New Mexico), no-hit wonders (The Chandelles' El Gato, also recorded at Norman Petty's) and late entries (Duane Eddy's Moovin‘ 'n' Groovin’ ‘65). Perhaps most enjoyable however are the lesser known tracks like The Super Stocks' Ventura which reminds me of the melodies of Johnny & the Hurricanes, Thunderbeat by The Thundermen, Cheater Stomp by The Fabulous Playboys, Jan Davis‘ flamenco The Surfing Matador aka Snow Surfin’ Matador, Dave Myers & the Surftones‘ groovy King's Surf, The New Dimensions’ surf version of Nikolai Rimsky-Korsakov's Flight of The Bumblebee (an interlude from his 1900 opera The Tale Of Tsar Saltan) titled Rumble Bee, and even the fake live Jan & Dean instrumental party flipside Something A Little Bit Different. The only non-American band are Denmark's Go-Getters with a (faster) cover of Driftin' from Cliff Richard's backing band The Shadows when they were pré-Shadows still called The Drifters like everybody else. Not a dud in sight here! Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


BLACK PEARLS VOL. 7: OH WHAT A WONDERFUL TIME
Koko Mojo, KM-CD-61
English version: see below

Uit de 28 tracks op Black Pearls deel 7 blijkt opnieuw dat de rock 'n' roll bronnen nog lang niet opgedroogd zijn, tenzij u alle ooit verschenen rock 'n' roll compilaties allemaal bezit, want het is onvermijdelijk dat een deel van het materiaal op dit soort compilaties al eerder is heruitgebracht. Ze kunnen immers geen nieuwe oude rock 'n' roll opnames blìjven uitvinden. Jimmy McCracklin kennen we van The Slop maar hier horen we zijn gitaar/sax/piano instrumental The Swinging Thing die zo hard kraakt dat de gitaar helemaal vervormd klinkt. De slop passeert in de figuur van ouwe rukker Ervin Rucker met Done Done The Slop. Otis Blackwell kennen we als de songschrijver van kanonnen als Don't Be Cruel, All Shook Up, Return To Sender, Great Balls Of Fire en Fever. Zelf nam hij ook op tijd en stond een plaatje op zoals de uiteraard zelfgeschreven zwarte rocker Oh What A Wonderful Time hier in exotische New Orleans sfeer die er zeker mag wezen. Op al dit soort CD’s staat wel een nummertje waar Johnny Otis een vinger in de pap te brokken had en dat is hier de mede door Otis geschreven percussieve rocker Boom Diddy Wa Wa van Marie Adams, één van de Three Tons Of Joy, uiteraard begeleid door de band van Johnny Otis. Otis begeleidt ook Big Mama Thornton in de medium tempo stop-starter My Man Called Me met een venijnige gitaarhook en doo-woppende backings. Een even belangrijke muzikale spilfiguur was in die dagen Ike Turner die de muzikale muur bouwde die van Jackie Brenston's Rocket 88 in 1951 een kandidaat maakte voor de eretitel van allereerste echte rock 'n' roll plaat. Rocket 88 staat hier niet op, wel Gonna Wait For My Chance dat beide artiesten in 1957 opnieuw verenigde met als resultaat een gemene rhythm 'n' blues gitaarrocker begeleid door Ike Turner's Kings Of Rhythm. Eddie Banks zingt in het door een andere Turner, Titus Turner, geschreven Sugar Diabetes dat zijn lief zo zoet is dat ie er suikerziekte van krijgt, maar het leverde wel een knap, wat exotisch nummer op met vocale ondersteuning van een doo-wop groep genaamd The Five Dreamers. Johnny Guitar Watson kennen we als blues en funk artiest, maar zijn vroege opname The Bear is een prima doo-wop rocker. Hank Ballard & the Midnighters doen in Don't Change Your Pretty Ways hun gebruikelijke ding waar wij niet genoeg van krijgen, The Lamplighters doo-woppen er in Bo Peep uptempo op los onder leiding van Thurston Harris, er zijn stroll tempos met Emmett Davis (You Changed My Night Into Day) en Earl Curry (I Want Your Loving), en Party Time van The Ray-O-Vacs is een venijnige rhythm 'n' blues rocker die met extra toegevoegde achtergrondvocalen en handclaps werd heruitgebracht onder de naam van leadzanger Bill Walker. U kent Party Time misschien van de cover door Ronnie Dawson die er een handje van weg had uitstekende obscure songs opnieuw onder de aandacht te brengen, maar deze CD bevat de originele opname. Jess One More Time van Madman Jones lijkt qua melodie heel erg op de traditionele folksong Midnight Special in een cha cha cha setting. Moolah Moolah van Etta Jones klauwt terug naar de rhythm 'n' blues swing jive roots van de zwarte rock 'n' roll, bij Neal Johnson (True To You Baby) en Little Willie John (Don't Play With Love) komt de vroege soul om het hoekje piepen. In veel nummers zit een rhythm 'n' blues gitaar maar die stoort nergens, en al helemaal niet als ze moet opboksen tegen stevig saxofoonwerk zoals bij Big Bob Dougherty in Why. Echt àlle nummers hier individueel aanhalen heeft weinig zin (ik heb ze sowieso bijna allemaal al genoemd), maar het belangrijkste is dat de door ex-Kokomo Kings gitarist Ronni Boysen samengestelde CD voldoende echte rock 'n' roll bevat, en meer hoeft dat niet te zijn om onze goedkeuring weg te dragen. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

The 28 tracks on Black Pearls # 7 are further evidence that the rock 'n' roll sources are far from dried up, unless you already own every rock 'n' roll compilation ever released, as it's unavoidable that part of the tracks on this type of compilations have been re-issued before. They cannot keep on inventing new old rock 'n' roll recordings. Jimmy McCracklin is famous for The Slop but here we hear his guitar/sax/piano instrumental The Swinging Thing which is so scratchy that the guitar sounds completely distorted. There's slop in the form of Ervin Rucker with Done Done The Slop. Otis Blackwell is famous for having composed big 'uns like Don't Be Cruel, All Shook Up, Return To Sender, Great Balls Of Fire and Fever. He also made a couple of records himself like the obviously self-written black rocker Oh What A Wonderful Time here in an exotic New Orleans atmosphere - definitely worth checking out. On every CD like this there is at least one song where Johnny Otis had a finger in the pie and here it's the percussive rocker Boom Diddy Wa Wa co-written by Otis and performed by Marie Adams, one of the Three Tons Of Joy, naturally accompanied by Johnny Otis' band. Otis also accompanies Big Mama Thornton in the medium tempo stop-starter My Man Called Me with a vicious guitar hook and doo-wopping backings. An equally important musical bigshot in those days was Ike Turner who built the musical wall that made Jackie Brenston's Rocket 88 in 1951 a candidate for the honorary title of first real rock 'n' roll record ever. Rocket 88 is not on here but Gonna Wait For My Chance which reunited both artists in 1957 is, resulting in a mean rhythm 'n' blues guitar rocker supported by Ike Turner's Kings Of Rhythm. Eddie Banks sings in Sugar Diabetes (written by another Turner, Titus Turner) that his girl is so sweet she gives him diabetes, but it did result in a great and somewhat exotic song with vocal support from a doo-wop group called The Five Dreamers. Johnny Guitar Watson made the big time as a blues and funk performer but his early recording The Bear is a fine doo-wop rocker. Hank Ballard & the Midnighters' Don't Change Your Pretty Ways doesn't change their usual style of which we can't get enough of, The Lamplighters led by Thurston Harris doo-wop it up uptempo in Bo Peep, there are stroll tempos with Emmett Davis (You Changed My Night Into Day) and Earl Curry (I Want Your Loving), and The Ray-O-Vacs' Party Time is a mean rhythm 'n' blues rocker afterwards re-released with additional back up singers and hand claps under lead singer Bill Walker's name. This CD contains the original version of the song you may know from Ronnie Dawson who was darn good at reviving excellent obscure songs. The melody of Madman Jones' Jess One More Time is very akin to the traditional folk song Midnight Special played as a cha cha cha. Etta Jones' Moolah Moolah claws back to black rock 'n' roll's rhythm 'n' blues swing jive roots, while there's early soul lurking in the Neal Johnson (True To You Baby) and Little Willie John (Don't Play With Love) tracks. Many a tune here features rhythm 'n' blues guitar but it never becomes obnoxious, especially not when the guitar competes with some solid saxophone blowing as in Big Bob Dougherty's Why. To mention each and every track would make little sense (I already mentioned most of them anyway), for the important thing is that the CD compiled by former Kokomo Kings guitarist Ronni Boysen contains enough real rock 'n' roll, and that's all that's needed to get our full approval. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

28 augustus2024

Vinyl Recensies

TALKING OFF THE WALL/ EDDIE BOND
Bear Family, BAF14034

English version: see below

Bear Family (D) bracht recent de 35 track CD Eddie Bond Rocks (BCD17726) uit, maar je kan het beste van Bond, de rockin' daddy from Ding Dong, Tennessee dankzij Bear Family ook opnieuw kopen op vinyl met deze 10 inch waarop uiteraard al zijn sprankelende krakers staan: de galmende en van de in ware rockabilly traditie midscheeps van een "wèèèèèèllll" voorziene stop-starter Rockin' Daddy uit 1956 die wegens de solo op steel desondanks nog steeds met één been in de hillbilly staat, nog meer steel op de countrybilly Talking Off The Wall inclusief solo op honky tonk piano waaruit Bond zijn rockabilly distilleerde, en het verschroeiende en nog meer echoënd medium tempo Boppin' Bonnie. Het al even medium tempo Flip Flop Mama en Baby Baby Baby (What Am I Gonna Do) zijn twee andere archetypische voorbeelden van rockabilly in zijn puurste en meest intense vorm, wat nog niets is in vergelijking met het maniakale Slip Slip Slippin' In. We noemden al de countrymuziek waar Bond zich op baseerde, maar zoals elke rechtgeaarde rockabilly eigende Bond zich ook zwarte muziek toe, getuige zijn rockabilly cover van Ray Charles' I Got A Woman, opvallend genoeg opgenomen vòòr Elvis! De plaat bevat veertien nummers en we werken het lijstje af met de originele, iets snellere origineel onuitgebrachte Broke My Guitar (Boo Bop Da Caa Caa) in 1958 opgenomen voor Sun Records, met de sax rocker This Old Heart Of Mine uit 1958 eveneens opgenomen bij maar onuitgebracht gebleven op Sun Records, The Monkey And The Baboon uit 1964, het gezellig voortschommelende Here Comes The Train uit 1965 (eerder een boemeltje dan een HSL), de Memphisbilly van Look Like A Monkey uit 1967, de countryrock van Running Drunk uit 1968 (opgenomen in de Sam Phillips Studio gelegen Madison Avenue 639 in Memphis) en Juke Joint Johnny uit 1969 want rock 'n' roll en country waren voor Eddie Bond één pot nat, of het nu de jaren '50, '60 of '70 waren. En okee, da's dan niet allemaal hardcore rockabilly als Slip Slip Slippin' In en er zit zelfs country tussen, maar het is allemaal gezellig en dan zijn wij als doorwinterde Eddie Bond fans (we zagen hem voor het eerst in 1992 in De Ouwe Toren in Waalwijk) meer dan tevreden.
Zoals gebruikelijk bij de 10 inch reeks van Bear Family steekt er een full CD bij die de veertien tracks van de 10 inch aanvult met twee extra Eddie Bond tracks, de Stompertime heropname van Boo Bop Da Caa Caa van een jaar na Sun en de wat softere heropname van Rockin' Daddy uit 1975, plus nog eens negen opnames van andere artiesten met de originele uitvoeringen van nummers gecoverd door Eddie Bond, te beginnen met Sonny Fisher, schrijver van Rockin' Daddy dat hier in twee versies op staat, de Starday versie uit 1955 en een versie die luidens de hoesnota’s van Martin Hawkins uit midden jaren '70 zou stammen maar mij puur fifties in de oren klinkt. De originele Juke Joint Johnnie is boppende hillbilly boogie uit 1952 van Lattie Moore, en ook van hem horen we een recentere, snellere en daardoor meer rockende versie uit 1956 getiteld Juke Box Johnny + nog een twangy rockabilly versie uit 1957 van Red Sovine. Look Like A Monkey vond zijn origine in You're Bound To Look Like A Monkey, western swing boogie van Hank Penny eveneens uit 1952, en Slip Slip Slippin' In is bij originele uitvoerder Lou Millet trager maar ook indringender en vooral een pak gemener. I Got A Woman horen we in de zoetgevooisde en beheerste maar oh zo knappe zwarte versie van schrijver Ray Charles, en voor de volledigheid ook de bekende versie van Elvis, net als Eddie Bond uit 1956.
Naast de CD met dus in totaal 25 tracks krijg je er een booklet bij van twaalf pagina’s op formaat 21 x 21 centimeter en een zwart-wit portretfoto formaat 21 x 14 centimeter van Bond in zijn gloriedagen. Jammer dat we die nooit meer kunnen laten tekenen: Eddie Bond overleed in 2013 op 79-jarige leeftijd aan Alzheimer. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Bear Family recently released the 35 track (BCD17726) Eddie Bond Rocks, but thanks to the German re-issue label you can also buy the best of Bond, the rockin' daddy from Ding Dong, Tennessee back again on vinyl with this 10 inch featuring all his sparkling classics: the echoey and halfway through in true rockabilly tradition going "wèèèèèèèlllll" 1956 stop-starter Rockin‘ Daddy which nevertheless due to the solo on steel guitar still has one foot in hillbilly music, even more steel on the countrybilly from which Bond distilled his rockabilly Talking Off The Wall including a honky tonk piano solo, and the scorching and even more echoey medium tempo Boppin’ Bonnie. The equally medium tempo Flip Flop Mama and Baby Baby Baby (What Am I Gonna Do) are two other archetypal examples of rockabilly in its purest and most intense form, and these don't even come close to the maniacal Slip Slip Slippin' In. We already mentioned the country music that was the foundation of Eddie Bond's music, but like a true rockabilly he was also inspired by black music, as witnessed by his rockabilly cover of Ray Charles' I Got A Woman, remarkably enough recorded before Elvis' version! The album contains fourteen songs and we finish the list with his first and slightly faster originally unreleased version of Broke My Guitar (Boo Bop Da Caa Caa) recorded in 1958 for Sun Records, with the 1958 sax rocker This Old Heart Of Mine also recorded at but unreleased on Sun Records, 1964's The Monkey And The Baboon, the merrily rockin' Here Comes The Train from 1965 (more of a local stopping train rather than an HSR), the Memphisbilly stylings of 1967's Look Like A Monkey, the 1968 country rock of Running Drunk recorded at the Sam Phillips Studio located 639 Madison Avenue in Memphis, and 1969's Juke Joint Johnny - for Eddie Bond rock ‘n’ roll and country were one and the same whether fifties, sixties or seventies. I agree not all of this is hardcore rockabilly like Slip Slip Slippin' In and there's even country music mixed in between, but all of it is quite entertaining and as seasoned Eddie Bond fans (we first saw him in 1992 in Holland) we are more than satisfied.
As usual with Bear Family's 10 inch series this comes with a full CD included, supplementing the 14 tracks of the vinyl with two additional Eddie Bond tracks, the Stompertime re-recording of Boo Bop Da Caa Caa one year after Sun and the somewhat softer 1975 re-recording of Rockin’ Daddy, with an additional nine recordings by other artists featuring the original versions of songs covered by Eddie Bond, starting with Sonny Fisher who wrote Rockin‘ Daddy which is on here in two versions, the 1955 Starday version and a version that according to Martin Hawkins’ sleeve notes is supposed to date from the mid-seventies but to me sounds pure fifties. The original Juke Joint Johnnie is boppin' hillbilly boogie from 1952 by Lattie Moore, and we also hear his more recent, faster and therefore more rockin' version from 1956 titled Juke Box Johnny + another twangy rockabilly version from 1957 by Red Sovine. Look Like A Monkey had its origin in You're Bound To Look Like A Monkey, western swing boogie form Hank Penny also from 1952, and Slip Slip Slippin' In by original performer Lou Millet is slower while at the same time more penetrating and especially a lot meaner. I Got A Woman is on offer in the velvet voiced and restrained but oh so beautiful black version by its composer Ray Charles, and for completeness' sake Elvis well known version is also included, recorded in 1956 just like Eddie Bond's.
Besides the CD with a total of 25 tracks the 10 inch also includes a 12 page booklet measuring 21 x 21 centimetres and a black and white portrait photo measuring 21 x 14 centimetres of Bond in his glory days. Pity we will never get him to sign it: Eddie Bond succumbed to Alzheimer's in 2013 at the age of 79. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


HOT AND COLD/ MARVIN RAINWATER
Bear Family, BAF14033
English version: see below

Ik heb de in 2013 op 88-jarige leeftijd overleden Marvin Rainwater nooit live gezien, al had ik wel de kans, maar die Hemsby heb ik gemist. Zou hij alles van deze 10 inch toen gespeeld hebben, het primitieve Hot And Cold (gecoverd door The Blue Cats) op kop? Zelden een steelgitaar zo wild horen klinken! De twaalf nummers op deze 10 inch zijn niet al zijn verschroeiendste (Boo Hoo staat er niét op), maar ze bieden wel een mooi overzicht van de variëteit, de kwaliteit en de individualiteit waar hij voor stond: sax jivers (I Dig You Baby, het bop bop bopitty bop Dance Me Daddy), primitieve boppers (Mr. Blues, gecoverd door Restless), beschaafde verhalende uptempo countrybilly (Hard Luck Blues), Johnny Cash-abilly (It Wasn't Enough, My Brand Of Blues), rechtdoor rockers (Love Me Baby, A Need For Love) en een kruising tussen uptempo country en teen rock (Baby Don't Go, That's When I'll Stop Loving You). Dat zijn voor het merendeel melodieuze nummers (het western Nothin' Needs Nothin') die vaak een twangy gitaar bezigen, waarin humor alomtegenwoordig is, en allemaal gezongen met Rainwater's nasale doch veelzijdige en indien vereist hoog uithalende baritonstem die steevast goedlachs klinkt.
Bij de 10 inch steekt Bear Family gewoontegetrouw een CD met de twaalf tracks van de vinyl aangevuld met zestien andere songs van Marvin Rainwater waaronder twee Hank Williams covers, een poppy Moanin' The Blues en een merkwaardig Hey Good Lookin' gespeeld in de stijl van Hey Baby van Bruce Channel, inclusief mondharmonica. In het "hey" gedeelte lukt dat wonderwel, het tussenstuk daarentegen werkt niet echt. De geest van Hank Williams waart ook rond in het zelfgeschreven Dem Low Down Blues dat klinkt als een update van de jodel van de Shakespeare van de countrymuziek. Daarnaast horen we rockers (Whole Lotta Woman, Gamblin' Man alias Roving Gambler), hillbilly (Get Off The Stool), gestroomlijnde honky tonk als So You Think You've Got Troubles in de stijl van een Johnny Bond, indianenverhalen als The Valley Of The Moon en The Pale Faced Indian (Rainwater beweerde een kwart cherokee bloed te hebben en mocht graag optreden verkleed als roodhuid), het dreigende medium tempo doodle ee doo Why Did You Have To Go And Leave Me, zijn Big Bad John (Jimmy Dean) pastiche Tough Top Cat, en zelfs een plechtige country ballade als Look For Me (I'll Be Waiting For You). Prima spul! De CD sluit af met een live versie uit 1956 van Mr. Blues afkomstig van de Ozark Jubilee TV show die bij mijn weten nooit eerder verscheen op geluidsdrager. De hi fi kwaliteit is minder, de beelden staan op YouTube en klinken daar wat scherper. Op YouTube staan nog een heleboel andere TV opnames van Marvin Rainwater uit de jaren '50 alsmede vijf minuten Marvin Rainwater eind jaren '50 live in Engeland met een Hank Williams medley en Whole Lotta Woman.
Naast de CD met dus in totaal 28 tracks krijg je hier een booklet bij van zestien pagina’s op formaat 21 x 21 centimeter, en een zwart-wit portretfoto formaat 21 x 14 centimeter van Rainwater in zijn indianen outfit. Bear Family bracht in een lang verleden al de nog steeds of in elk geval opnieuw verkrijgbare Marvin Rainwater 26 track (BCD15812) Whole Lotta Woman uit, en als u die hebt zal het u genoegen doen te vernemen dat hier een tiental nummers op staan die niét op Whole Lotta Woman stonden, CD die u zelfs moet bijhouden als u Rainwater's Bear Family 4 CD box (BCD15600) Classic Recordings hebt want Henryetta, Oklahoma uit 1981 van Whole Lotta Woman staat niét op die box. Voor de volledigheid nog even vermelden dat ook Sleazy Records (E) een 10 inch van Marvin Rainwater uitbracht met tien nummers waarvan er drie ook op deze Hot And Cold staan. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Marvin Rainwater passed away in 2013 at the age of 88. I never saw him in concert, even though I had the chance, but I missed that Hemsby. Did he play everything that's on this 10 inch in those shows, most importantly the primitive Hot And Cold (covered by The Blue Cats? I rarely heard a steel guitar sound so wild! The twelve songs on this 10 inch are not all his scorchers (Boo Hoo is absent), but they do offer a good overview of the variety, quality and individuality Rainwater stood for: there's sax jivers (I Dig You Baby, the bop bop bopitty bop Dance Me Daddy), primitive boppers (Mr. Blues, covered by Restless), streamlined narrative uptempo countrybilly (Hard Luck Blues), Johnny Cash-abilly (It Wasn't Enough, My Brand Of Blues), straight forward rockers (Love Me Baby, A Need For Love) and a cross between uptempo country and teen rock (Baby Don't Go, That's When I'll Stop Loving You). They're for the most part melodic (the western Nothin‘ Needs Nothin’), often featuring twangy guitar, with lots of humour, and all of 'em sung with Rainwater's nasal yet versatile and when required high pitched cheerful baritone voice.
As always with Bear Family's 10 inch series this release includes a CD with the twelve tracks from the vinyl augmented by sixteen other Marvin Rainwater tracks including two Hank Williams covers, a poppy Moanin‘ The Blues and an unusual Hey Good Lookin’ played in the style of Bruce Channel's Hey Baby including harmonica. In the ‘hey’ part this works wonderfully, the verse on the other hand doesn't really work this way. The spirit of Hank Williams also haunts the selfpenned Dem Low Down Blues that sounds like an update of the Shakespeare of country music's yodel. There are also rockers (Whole Lotta Woman, Gamblin' Man aka Roving Gambler), hillbilly (Get Off The Stool), slick honky tonk like the Johnny Bond styled So You Think You've Got Troubles, injun tales like The Valley Of The Moon and The Pale Faced Indian (Rainwater claimed to have a quarter cherokee blood and liked to perform dressed in native American clothes), the menacing medium tempo doodle ee doo Why Did You Have To Go And Leave Me, his Big Bad John (Jimmy Dean) pastiche Tough Top Cat, and even a solemn country ballad like Look For Me (I'll Be Waiting For You). Great stuff! The CD is rounded out with a live 1956 version of Mr. Blues taken from the Ozark Jubilee TV show that to my knowledge has never before appeared on any sound carrier. The hi fi quality is a bit less, the footage can be found on YouTube and sounds somewhat sharper there. YouTube also has a lot of other 1950s TV performances of Marvin Rainwater as well as five minutes of Marvin Rainwater live in England in the 1950s with a Hank Williams medley and Whole Lotta Woman.
Apart from the 28 track CD the 10 inch also contains a sixteen page booklet measuring 21 x 21 centimetres and a black and white portrait photo measuring 21 x 14 centimetres of Rainwater in his native American outfit. A long time ago Bear Family already released the still or at least again available Marvin Rainwater 26 track (BCD15812) Whole Lotta Woman and if you have that one the good news is that Hot And Cold contains about ten songs that were not on Whole Lotta Woman, a CD you should hold on to even if you have Rainwater's Bear Family 4 CD box (BCD15600) Classic Recordings as the 1981 recording Henryetta, Oklahoma from Whole Lotta Woman is not included in that box. For the sake of completeness I have to mention that Sleazy Records (E) also released a ten track Marvin Rainwater 10 inch, three of which are also on Hot And Cold.
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

21 augustus

FLYING HIGH WITH/ VINCE MALOY
Bear Family, BAF14035
English version: see below

Onder het motto "elke onbekende rockabilly moet en zal gedocumenteerd worden" brengt Bear Family met deze 45 toeren 10 inch vinyl de complete output van Vince Maloy uit: vijf singles op vijf verschillende labels verschenen tussen 1957 en 1959, plus zijn zesde en laatste single uit 1968, maar die klinkt als rechtdoor gitaarrock 'n' roll met basgitaar anno 1963, en we bedoelen wel degelijk rock 'n' roll, vrienden, geen beatrock. De B-kant daarvan, I Don't Know Why, is de enige smet op zijn korte rock 'n' roll carrière wegens een platte middelmatige countryballade. Je hoort het er niet aan, maar die single werd gek genoeg geproduced door Link en Doug Wray en opgenomen in hun Three Track Shack studio in Accokeek, Maryland, zeg maar een bandopnemer in hun tuinhuis.
Maar ter zake! Laat u niet afschrikken door Maloy's keurige zijstreepje op de hoes (zijn dat promofoto’s uit de jaren '60?), want als zijn naam u een belletje doet rinkelen is het wellicht omdat iets meer dan de helft van de nummer hier gecompileerd werden op reeksen als Desperate Rock 'n' Roll, Buffalo Bop, Grand Daddy's Rockin', Nasty Rockabilly, Ultra Rare Rockabilly's, White Label, Rock 'n' Roll Floozy en Bear Family's eigen That'll Flat Git It. Nu heb je ze allemaal in één klap, en wat voor een klap is me dat, zeg. Hubba Hubba Ding Ding op End Records uit New York is een medium tempo stop-start rockabilly bopper die kan wedijveren met het wildste dat uit de Sun studio ontsnapte: zelfde chaotische gitaarmuziek met een vreemd klinkende piano ertussen, zelfde testosteronzang, zelfde weg ebbende sound. Soda Pop is een wilde doorslag van Drinkin' Wine O Spee O Dee over limonade waar Maloy doodleuk zijn eigen naam onder zette (hij schreef alle twaalf tracks zelf) met een onwaarschijnlijke drive en vooral een voor 1958 onwaarschijnlijk savage gitaar. Zijn heropname van een jaar later is even maniakaal maar klinkt toch weer anders, wat meer rockabilly. Het flink ruisende Honey Baby had een custom single op Starday of Goldband kunnen zijn, de uptempo stroll Draggin' All Night inclusief motorgeluiden heeft een surf meets white rock sound, en ook In Deed I Do doet zijn duit in het white rock zakje: medium tempo, amateuristische backing vocals en een teuterende sax op de achtergrond in de mix - het klinkt als een repetitie maar het verscheen in 1957 wel degelijk op single. Met Do Your Best zitten we opnieuw in het supersnelle stroll straatje, nu met een rocker gebaseerd op rhythm 'n' blues rock 'n' roll gitaar en een aftandse piano in de mix. De geluidskwaliteit? Die klinkt alsof het op topvolume met alle VU metertjes in het rood door die metershoge boxen op de Rave schalt. Alleen Maloy's debuutsingle Wine Bop Bop, opnieuw een "eigen" variatie op Drinkin' Wine Spo Dee O Dee, klinkt als een White Label demo, maar zelfs dat heeft zijn charmes. En dan te bedenken dat dit gecopiëerd is van wat Bear Family een puntgaaf exemplaar noemt zonder de skip die voor zover bekend in alle andere exemplaren van deze extreem zeldzame single zit die in 1957 slecht werd opgenomen, slecht werd gemasterd en slecht werd geperst. En zo gaat dat maar door (Crazy About You is opnieuw Sun kwaliteit!) en vallen wij van de ene verbazing in de andere, want dit is onwaarschijnlijk straf spul. Verrassingen zijn meer dan zestig jaar na de feiten dus nog steeds mogelijk!
En wat is er na 1968 gebeurd met Vince Maloy? Bear Family heeft zijn verhaal nagetrokken dat u van naald tot draad kan nalezen in het booklet van 12 pagina’s formaat 21 x 21 centimeter met liner notes van Bill Dahl: Maloy heeft een tijdje het clubcircuit in Las Vegas afgedweild, opgetrokken met Link Wray & the Raymen, en ging daarna bij de politie. Hij overleed in 2002 op zijn 68ste aan leukemie. Of deze release helemáál compleet is is me niet duidelijk: in 2001 nam Maloy blijkbaar nog twee nummers op begeleid door rockabilly band The Flea Bops, en hij zei ooit in het bezit te zijn van verschillende reel-to-reel studio tapes met onuitgegeven opnames en alternatieve takes. Op basis van wat ik op deze plaat hoor kan ik alleen maar hopen dat die ooit nog eens boven water komen. Let op: in tegenstelling tot wat de achterkant van de hoes belooft steekt hier zoals gebruikelijk bij Bear Family's 10 inch reeks géén CD bij: met slechts twaalf songs vond Bear Family het zonde om daar bomen voor om te kappen.
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Under the motto "every unknown rockabilly should and will be documented", this Bear Family 45 RPM 10 inch vinyl collects the complete output of Vince Maloy, which consisted of five 45s on five different labels released between 1957 and 1959, plus his last 45 from 1968, but that one sounds like straight ahead guitar rock ‘n’ roll with electric bass recorded in 1963, and we do mean 1963 rock ‘n’ roll, friends, not 1963 beat rock. Its flip, I Don't Know Why, is the only blemish on his short rock ‘n’ roll career as it's a flat sounding mediocre country ballad. You can't tell by listening to it, but that 45 was strangely enough produced by Link and Doug Wray and recorded at their Three Track Shack studio in Accokeek, Maryland, basicly a garden shed with a tape recorder.
But let's get to the point! Don't be fooled by Maloy's hair that's neatly combed to one side on the cover (is that promo photos from the sixties?), because if his name rings a bell it's probably because a little over half the songs here were compiled on series like Desperate Rock ‘n’ Roll, Buffalo Bop, Grand Daddy's Rockin', Nasty Rockabilly, Ultra Rare Rockabilly's, White Label, Rock 'n' Roll Floozy and Bear Family's own That'll Flat Git It. Here you get 'em all together, and man, do they sound great! Hubba Hubba Ding Ding on New York's End Records is a medium paced stop-start rockabilly bopper that rivals the wildest shit that ever escaped from the Sun studio: same chaotic guitar music with an odd sounding piano in there, same testosterone vocals, same floating sound. Soda Pop is a wild reworking of Drinkin' Wine O Spee O Dee about lemonade to which Maloy attributed himself as its composer (he wrote all twelve tracks himself) with an incredible drive and above all an improbably savage guitar for 1958. His own re-recording from one year later is equally maniacal but still sounds a bit different, a bit more rockabilly. The hissing Honey Baby could have been a custom Starday or Goldband 45, the uptempo stroll Draggin' All Night including revving engine noises has a surf meets white rock sound, and In Deed I Do also goes a long way towards white rock: medium tempo, amateurish backing vocals and a saxophone blaring away somewhere in the background in the mix - it sounds like a rehearsal but sure enough it appeared on a 45 in 1957. Do Your Best is again super fast stroll territory and this time it's a rocker based on rhythm ‘n’ blues rock ‘n’ roll guitar and a secondhand piano in the mix. The sound quality? It's like hearing this at top volume with all the VU meters in the red out of speakers stacked to the ceiling at the Rave. Only Maloy's debut 45 Wine Bop Bop, another "selfwritten" variation on Drinkin' Wine Spo Dee O Dee, sounds like a White Label demo, but even that has its charms. And to think that this one is dubbed from what Bear Family calls a pristine copy without the skip that as far as we know is present in all other existing kopies of this extremely rare 45 that in 1957 was poorly recorded, poorly mastered and poorly pressed. And so it goes on and on (Crazy About You is again Sun quality!) with one surprise leading to the next, because this is improbably strong stuff. Just goes to show that more than sixty years after the facts there is still "new" material to be discovered!
So what happened to Vince Maloy after 1968? Bear Family traced his complete life story which you can read in the 12 page booklet size 21 x 21 centimetre with liner notes by Bill Dahl: Maloy played the club circuit in Las Vegas for a while, hung out with Link Wray & the Raymen, then joined the police force. He passed away from leukaemia in 2002 at the age of 68. Whether this release is completely complete is not clear to me: apparently Maloy recorded at least two songs in 2001 accompanied by rockabilly band The Flea Bops, and he once claimed to have several reel-to-reel studio tapes with unreleased recordings and alternative takes. Based on what I hear here I can only hope these will surface one day. Please note that contrary to what the back cover promises, the usual Bear Family CD that accompanies these 10 inches is not included: with only twelve songs Bear Family deemed it a waste to chop down trees for that.
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

CD Recensies

STINGY/ JIMMIE DOLAN
Atomicat, ACCD158
English version: see below

De eerste The California Acetates And More uitgave waarvoor het overkoepelende Rockstar Records gebruikt maakt van de pakweg 300 onuitgebrachte acetaat opnames die ze recent overkochten van ex-Bear Family opperhoofd Richard Weize is een mooie 3 CD box geworden, een 8 panel digipack met in totaal 94 tracks waarvan er maar liefst 30 onuitgebracht zijn, vergezeld van een booklet van 12 pagina’s van de hand van samensteller Mark Armstrong met een Jimmie Dolan biografie en info betreffende de opnamesessies. Ramblin' Jimmie Dolan die ik ken van zijn 31 track Bear Family (BCD 16192) AH Juke Box Boogie uit 2000, was een countryzanger die net als zoveel andere countryzangers in de jaren '50 op de rockabilly trein sprong teneinde - het ene vervoermiddel is het andere niet - niet uit de boot te vallen. Zijn proto-rockabilly getinte opnames als de Arkie Shibley cover Hot Rod Race, het Smoke Smoke Smoke That Cigarette-achtige Juke Box Boogie met zelfs een contrabas solo (een andere Smoke Smoke Smoke That Cigarette pastiche is Nicotine Fits), Hot Rod Mama, Playin' Dominoes And Shootin' Dice en Lost Love Blues dat Dolan inblikte vòòr schrijver Lefty Frizell) staan uiteraard allemaal op deze driedubbelaar, en check zeker ook zijn Have I Told You Lately That I Love You, zijn western swing uitvoering van Black Denim Trousers And Motorcycle Boots van The Cheers en zijn cover van Moon Mullican's hit I'll Sail My Ship Alone uit 1950, in 1958 weer gecoverd door Jerry Lee Lewis als B-kant van It Hurts Me So op Sun 312.
De hoofdbrok van de drie chronologisch geordende CD’s is zoals op de front cover staat opgewekte "vibrant jump tunes and countryfied peppy and punchy" hillbilly boogie met fiddle en solo’s op de elektrische gitaar en de steel gitaar, vrolijk door de neus gezongen in de stijl van een Ernest Tubb met als knipoog en eresaluut aan wat voor hem kwam links en rechts een Jimmie Rodgers blue yodel. Barrelhouse pianos rammelen er vrolijk op los in meezingers als Rack Up The Balls Boys en hoempapa als Wham Bam Thank You Ma'am, en ik hoor de echo van verhalende grappenmakers als Johnny Bond in nummers als Wine Women And Pink Elephants. Uiteraard bestaat iets meer dan de helft van de tracklist uit de aan het genre verplichte ballades en trage (One True Heart, het klaaglijke The Memory Of Your Last Goodbye) en medium tempo songs (I Knew That You Were Foolin' All Along, Walkin' With The Blues, The Spider And The Fly). Toch hoor je in bijvoorbeeld I'm Gonna Whittle You Down To Size uit 1949, op zich een kalm nummer, en in het snellere It Had To Come Someday uit 1950 al een gitaar die richting rockabilly gaat, terwijl in andere songs dan toch weer een banjo meedoet. De CD bevat een enkele instrumental als het jazzy Spanish Bells, jazz die je ook hoort in de melodie van het traag sentimentele I've Got The Craziest Feeling, maar evengoed een throwback naar de zingende cowboys met songs als On Some Cattle Trail Tonight, Our World That Used To Be, I Don't Want Any Tear Drops In My Heart en het ouderwetse The Shadow Of Your Love. Dolan prees zichzelf niets voor niets een tijdlang aan als "America's cowboy troubadour". Maar de grote troef van deze release zijn uiteraard leuke songs als Look-A-Here Baby, Baby Did You Lie To Me, Sooner Song, Roy Land's Theme Song, Good Bye My One And Only, I Ain't Gonna Bring My Bacon Home To You, Who's Kiddin' Who, Believe It Or Not, I Wonder If I Can Lose The Blues This Way, het nostalgisch melancholisch All Alone In Texas, het Tennessee Ernie Ford-achtige verhalende Jolly Captain Huddlestead (op Bear met een paar seconden studio chatter), A Load Of Trouble (And A Worried Mind), RFD Blues en Many's The Time, en novelty nummers als The Wheel That Does The Squeakin' en Tool Pusher On A Rotary Rig. Sommige nummers klinken evenwel ouder dan ze eigenlijk zijn zoals de accordeonwerkjes You Will Have To Pay en I'd Rather Be Living Alone.
Elke CD wordt vervolledigd met een aantal onuitgegeven acetaten die naadloos aansluiten bij de studio nummers, meestal enkel Jimmie Dolan alleen op akoestische gitaar, soms ook weer in die Jimmie Rodgers sfeer (You're Too Bad To Be Good, het gezellig zwalpende Bad Habit Mama), soms met een full band (I Wonder If You'll Ever Care, het honky tonkende That's Why I'm Wondering Now), dus dat scheelt. Een aantal ervan werden misschien opgenomen als demo, ook omdat sommige met minder dan twee minuten aan de korte kant zijn. Bummin' duurt amper 50 seconden! De geluidskwaliteit is verbazingwekkend goed, een enkele keer ruist of krast het flink, maar storen doet dat nergens. Je moet nu eenmaal de sound scherpstellen anders hoor je helemaal niks meer, en dat scherpstellen verhoogt tegelijkertijd het geruis. De gedachte dat niemand deze opnames heeft gehoord in pakweg zeventig jaar doet mij trouwens duizelen.
Bevat deze CD Dolan's complete opnames? Ik denk dat er een handvol ontbreken, want de in 2000 verschenen Bear Family CD die focuste op zijn opnames voor Capitol Records bevat vier origineel onuitgebrachte tracks die hier niet op staan, namelijk Our Diamond Ring, Washed Away With The Tide en Sorrows I Can't Hide, terwijl de vierde, You Ought To See My Sunshine, bij Bear bijna een minuut langer duurt. Logisch dat Rockstar die niet zomaar kan gebruiken aangezien ze voor het eerst het daglicht zagen op die Bear CD. In het Bear booklet werd ook gesproken over alternatieve takes en valse starts. Enkele nummers als Tennessee Baby en Baby Did You Lie To Me staan in twee verschillende versies op Stingy. Volledig of niet, in elk geval is dit het volledigste overzicht van Jimmie Dolan dat er bestaat. Het schetst een completer beeld van hem dan ik tot nu toe had, op een CD set boordevol muziek waarop het in dance halls goed polka en quickstep dansen was. 't Is zeker geen set waarvan je de drie CD’s aan één ruk door beluistert maar waar je mondjesmaat van dient te genieten, deels omdat Dolan's stem vrij beperkt en weinig subtiel was waardoor alles toch vrij snel op elkaar begint te lijken. Dat heb je natuurlijk met 94 tracks! Ramblin' Jimmie Dolan stopte met opnemen net toen de rock 'n' roll midden jaren '50 opgang maakte, ging autos verkopen en overleed in 1994 op 77-jarige leeftijd. De volgende California Acetates And More is gewijd aan Billy Barton (Day Late And A Dollar Short/ Crazy Lover, 1959) alias Laurel London (Don't Knock The Rock, 1962). Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

The first The California Acetates And More for which parent company Rockstar Records made use of the 300 or so unreleased acetate recordings they recently bought from former Bear Family papa bear Richard Weize is a fine 3 CD box set, an 8 panel digipack with a total of 94 tracks of which no less than 30 are unreleased, accompanied by a 12 page booklet written by compiler Mark Armstrong with a Jimmie Dolan biography and info regarding the recording sessions. Ramblin' Jimmie Dolan, who I know from his 31 track Bear Family (BCD 16192) AH Juke Box Boogie from 2000, was a country singer who like many other country singers jumped on the rockabilly wagon in the 1950s. All of his proto-rockabilly tinged recordings like the Arkie Shibley cover Hot Rod Race, the Smoke Smoke Smoke Smoke That Cigarette styled Juke Box Boogie with even a double bass solo (another Smoke Smoke Smoke That Cigarette pastiche is Nicotine Fits), Hot Rod Mama, Playin‘ Dominoes And Shootin’ Dice, and Lost Love Blues which Dolan recorded even before its writer Lefty Frizell are of course on this triple album, and be sure to check out his Have I Told You Lately That I Love You, his western swing rendition of The Cheers' Black Denim Trousers And Motorcycle Boots and his cover of Moon Mullican's 1950 hit I'll Sail My Ship Alone, covered again in 1958 by Jerry Lee Lewis as the flip of Sun 312, It Hurts Me So.
The main chunk of the three chronological CD’s is like it says on the cover upbeat "vibrant jump tunes and countryfied punchy and peppy" hillbilly boogie with fiddle and solo’s on the electric guitar and steel guitar, sung cheerfully through his nose in the style of say Ernest Tubb with here and there a Jimmie Rodgers blue yodel as a nod and salute to what came before him. Barrelhouse pianos rattle merrily on in sing-alongs like Rack Up The Balls Boys and oompah like Wham Bam Thank You Ma'am, and I hear echoes of storytelling jokers like Johnny Bond in songs like Wine Women And Pink Elephants. As always a little over half of the track list consists of the genre's obligatory ballads and slow (One True Heart, the plaintive The Memory Of Your Last Goodbye) and medium tempo songs (I Knew That You Were Foolin‘ All Along, Walkin’ With The Blues, The Spider And The Fly). Yet in for instance 1949‘s I'm Gonna Whittle You Down To Size, in itself a calm song, and in 1950's faster It Had To Come Someday you can already hear the guitar move towards rockabilly, while in other songs a banjo joins in. The CD contains the occasional instrumental like the jazzy stylings of Spanish Bells, jazz that can also be heard in the melody of the slow and sentimental I've Got The Craziest Feeling, but also throwbacks to the singing cowboys with songs like On Some Cattle Trail Tonight, Our World That Used To Be, I Don't Want Any Tear Drops In My Heart and the old fashioned The Shadow Of Your Love. Dolan was absolutely right when he promoted himself for a while as ‘America's cowboy troubadour’. But the greatest thing about this release are of course fabulous songs like Look-A-Here Baby, Baby Did You Lie To Me, Sooner Song, Roy Land's Theme Song, Good Bye My One And Only, I Ain't Gonna Bring My Bacon Home To You, Who's Kiddin' Who, Believe It Or Not, I Wonder If I Can Lose The Blues This Way, the nostalgically melancholic All Alone In Texas, the Tennessee Ernie Ford like narrative Jolly Captain Huddlestead (Bear has this one with a few seconds of studio chatter), A Load Of Trouble (And A Worried Mind), RFD Blues and Many's The Time, and novelty tracks like The Wheel That Does The Squeakin' and Tool Pusher On A Rotary Rig. Some songs however sound older than they actually are, for example the accordion tunes You Will Have To Pay and I'd Rather Be Living Alone.
Each CD features a number of unreleased acetates that complement the studio tracks, most of them just Jimmie Dolan alone on acoustic guitar, sometimes once again in Jimmie Rodgers mode (You're Too Bad To Be Good, the pleasantly swaggering Bad Habit Mama), sometimes with a full band (I Wonder If You'll Ever Care, the honky tonking That's Why I'm Wondering Now), so there's a bit of everything there. Some of these might have been recorded as a demo, also because at less than two minutes some are rather short. Bummin' is only 50 seconds! The sound quality is amazingly good, with the occasional hiss or scratch, but this does not diminish your listening pleasure anywhere. You have to add treble to the balance here or else you won't hear anything at all, yet treble enhances at the same time the hiss. On the other hand: the thought that nobody has heard these recordings in say seventy years is overwhelming.
Are these Dolan's complete recordings? I think there's a handful missing, for that 2000 Bear Family CD which focused on his Capitol recordings contains four originally unreleased tracks that are not on here: Our Diamond Ring, Washed Away With The Tide and Sorrows I Can't Hide, while the fourth, You Ought To See My Sunshine, is almost one minute longer on Bear. Obviously Rockstar can't use these since they were first released on that Bear CD. The Bear booklet also talked about alternate takes and false starts. Stingy on the other hand offers a couple of songs like Tennessee Baby and Baby Did You Lie To Me in two different versions. But whether complete or not, it sure offers the most complete Jimmie Dolan overview available. It paints a broader picture of him than I had so far, on a CD set overflowing with music perfectly suited for doing the polka and the quickstep back in the dance hall days. It's most certainly not a set to listen to all three CD’s in one go, but rather one to savour in parts and experience over various sittings, partly because Dolan's voice was rather limited and not very subtle so everything starts to sound alike pretty quickly. That's the way it goes with 94 tracks, of course!
Ramblin' Jimmie Dolan stopped recording just when rock 'n' roll was taking off in the mid 1950s, started selling old cars and died in 1994 at the age of 77. The next California Acetates And More is dedicated to Billy Barton (Day Late And A Dollar Short/ Crazy Lover, 1959) aka Laurel London (Don't Knock The Rock, 1962). Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

24 juli 2024

STROLL-A-RAMA VOL 4
Atomicat, ACCD165

English version: see below


Atomicat Records pikt de draad van enkele reeksen opnieuw op en Stroll-A-Rama Volume 4 bevat nummers in de stijl van Jackie Wilson (Baby Workout van Leroy Jones) en een handjevol onbekende covers: meidengroep Reataz with the Satellites die Daddy Cool van The Rays doen (u kent het nog van de Britse revivalgroep Darts uit 1977), een clean gezongen doch rockende big band versie van Kansas City door Eddie Howell en een sterke Sick & Tired door Elton Anderson. Mama Your Daughter Plays It Cool van Little "Mr. Blues" George Terry is - u had het al gemerkt aan de titel - een bewerking van Mama He Treats Your Daughter Mean. Daarnaast bevat de CD opvallend veel invloed van rhythm 'n' blues (de gitaar in Don Downing's Have You Seen My Baby) in vooral bluesrockers als Steppin' High van Little Luther, I'm Tired Waitin' Baby van Lightnin' Slim, I'm Checkin' Up van Tender Slim, Irma Lee van Guitar Shorty (allemaal bluesnamen, nietwaar?), Who Coulda' Told You (They Lied) van Lloyd Price, That Cat van The Straitjackets, Strollie Bun van The Blonde Bomber die dus niét Ronnie Dawson is en Hey Mr. Warden van Danny Cobb dat exact hetzelfde nummer is als The Last Meal van Hurricane Harry, bluesrockers die meestal gepaard gaan met rauwe vocalen, gemene gitaren en sappige sax. Over bluesrock gesproken: I Just Can't Wait van Skip Robinson & his Imperials is Green Onions met een tekst erover. Roadhouse Rock van Arbis Hanyel werd gecoverd door Ronnie Dawson, The Big Bad Train is een gewèldige sixties instrumental door jazz trompettist Lee Castle en het orkest van Jimmy Dorsey dat hij overnam na Dorsey's overlijden in 1957, en Driftin' van Terry Lee & the Poor Boys is een standaard instrumentale gitaar boogie. De strikte genre grenzen vervagen op deze CD want sommige van deze dertig door vaste samensteller Mark Armstrong uitgekozen "lady pleasing rock 'n' roll , rockabilly, rhythm 'n' blues and blues stroll rockers” (met de nadruk zoals gezegd op bluesrock) uit 1953-1963 (twee derde daarvan zijn van 1960 of later) zijn multi-interpreteerbaar: naar mijn bescheiden mening is Little Esther's Please Don't Send Me (Cause I Got Nowhere To Go) te traag om te strollen en kan je op Jimmy Sedlar's Doc Pomus & Mort Shuman compositie Little Ellie Jean evengoed beschaafd jiven, heb ik van horen zeggen want zelf kan ik geen twee voeten voor elkaar zetten zonder mijn pint te laten vallen. Zoals Armstrong zelf zegt: "one person's stroll is another one's jive, and what is important is that you enjoy the music", wat ik absoluut doe.
Zoals gebruikelijk in de verschillende A-Rama reeksen eindigt de CD met twee onuitgegeven moderne opname uit de archieven van het overkoepelende Rhythm Bomb, dit keer een dubbed alternate take van de Portugese zangeres Ruby Ann's cover van Coleen Frazier’s Your Mama's Here met een meer prominente twangy gitaar als op de reguliere versie zoals in 2011 verschenen op haar album Mama's Back, en The Shadowmen (USA) die Kitty Kat in een Norman Petty jasje gieten, alternatieve versie van de Glen Glenn cover die in 2014 op hun Rhythm Bomb CD True Love Highway stond. Info: www.vintagerockinroots.com
(Frantic Franky)

Atomicat Records picks up the thread of some of their series again and Stroll-A-Rama Volume 4 contains songs in the style of Jackie Wilson (Baby Workout by Leroy Jones) and a handful of unknown covers: girl group Reataz with the Satellites do The Rays' Daddy Cool (you remember it from British revival group Darts' 1977 version), Eddie Howell's clean cut yet rockin' big band version of Kansas City and a strong Sick & Tired courtesy of Elton Anderson. Little ‘Mr Blues’ George Terry's Mama Your Daughter Plays It Cool is - you guessed it from the title - a variaton on Mama He Treats Your Daughter Mean. The CD further contains a lot of influence from rhythm ‘n’ blues (the guitar playing in Don Downing's Have You Seen My Baby) especially in blues rockers like Steppin‘ High by Little Luther, I'm Tired Waitin’ Baby by Lightnin‘ Slim, I'm Checkin’ Up by Tender Slim, Irma Lee by Guitar Shorty (all of these being blues names, right? ), Who Coulda' Told You (They Lied) by Lloyd Price, That Cat by The Straitjackets, Strollie Bun by The Blonde Bomber who is not Ronnie Dawson and Hey Mr. Warden by Danny Cobb which is the exact same song as The Last Meal by Hurricane Harry, all of these blues rockers usually employing raw vocals, mean guitars and juicy sax. Speaking of blues rock: I Just Can't Wait by Skip Robinson & his Imperials is Green Onions with lyrics added. Arbis Hanyel's Roadhouse Rock was covered by Ronnie Dawson, The Big Bad Train is a fantastic sixties instrumental by jazz trumpeter Lee Castle & the Jimmy Dorsey Orchestra which Castle took over after Dorsey's death in 1957, and Terry Lee & the Poor Boys' Driftin' is a standard instrumental guitar boogie. The CD blends the strict genre boundaries as some of the thirty "lady pleasing rock 'n' roll , rockabilly, rhythm 'n' blues and blues stroll rockers" (with the emphasis as mentioned on blues rock) from 1953-1963 (two-thirds of which are from 1960 and later) selected by compiler Mark Armstrong are multi-interpretable: IMHO Little Esther's Please Don't Send Me (Cause I Got Nowhere To Go) is too slow to stroll and you can dance a civilized jive to Jimmy Sedlar's Doc Pomus & Mort Shuman composition Little Ellie Jean, or so I've been told as e can't put one foot in front of the other rithout dropping my glass of beer. Like Mark Armstrong says: "one person's stroll is another one's jive, and what's important is to enjoy the music", which I do for sure.
All the CD’s in the various A-Rama series end with two unreleased modern recordings from the archives of parent company Rhythm Bomb, this time a dubbed alternate take of Portugal's Ruby Ann's cover of Coleen Frazier's Your Mama's Here with a more prominent twangy guitar than on the regular version released in 2011 on her album Mama's Back, and The Shadowmen (USA) giving Kitty Kat a Norman Petty treatment, alternate version of the Glen Glenn cover that appeared on their 2014 Rhythm Bomb CD True Love Highway.
Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


THE JUKE BOX MAN: ATOMICAT ROCKERS ISSUE 06
Atomicat Records, ACCD168
English version: see below

Atomicat pikt de draad van enkele reeksen opnieuw op, onder meer via Volume 6 van de Atomicat Rockers, goed voor 28 atomische rock 'n' roll plaatjes uit zowel blanke als zwarte hoek. De Starday single Blues Around My Door van Cecil Bowman & the Arrows is een straf voorbeeld van country bop gone rockabilly: de zang is puur country, een steel gitaar glijdt door alles heen en neemt zelfs een stuk solo voor zijn rekening, maar de drummer klopt een eind weg en een elektrisch geladen leadgitaar speelt rockabilly licks. De versie van Rocky Road Blues door Cliff Davis & his Kentucky Play Boys draagt dezelfde stempel: de band klinkt alsof ze eigenlijk normaliter bluegrass spelen maar rockt er flink op los ondanks de solo’s van steel en fiddle en dankzij de gedreven zang en het drumwerk. Boppen maar, want zo horen wij ze graag - van hieruit is het immers slechts één hinkstapsprong verwijderd van de orkaankracht van Be-Bop Battlin' Ball van Eddie Gaines & the Rockin' Five en van Alvis Wayne's go cat go rockabilly geweld van Sleep Rock-A-Roll Rock-A-Baby gekenmerkt door een primitieve sound, een echo van hier tot in de Alpen en - jawel - toch weer een steel gitaar. Meer gestroomlijnd maar even rockend zijn Sky Johnson (If My Love Had Wings), Frankie Dee with the Carter Rays (Shake It Up Baby), Chuck Sims (Little Pigeon), Jeff Daniels alias Luke McDaniel (Foxy Dan), Tom Tall & his Tom Cats (Mary Jo, de ommezijde van Stack Of Records) en Steve Alaimo & the Red Coats' stroller Home By Eleven. Jimmie & the Night Hoppers kopiëren Duane Eddy inclusief sax en rebel yells in Cruising, en The Blazers coveren Book Of Love van The Monotones - altijd interessant om een bekend nummer in een andere versie te horen, op voorwaarde dat die versie goed is zoals hier het geval. Mel Tillis was in de jaren '70 een gevierd countryzanger maar ook hij begon zijn carrière met rock 'n' roll: Juke Box Man uit 1957, een van Tillis' eerste singles, is big label rockabilly (twangy gitaar, rockende gitaarsolo, backing vocals, medium tempo) maar wel degelijk country gezongen en voorzien van honky tonk piano. Een andere oude bekende is Kenny Rogers, dé Kenny Rogers van Ruby Don't Take Your Love To Town, Reuben James, Coward Of The County en Lucille (uiteraard niet het Little Richard nummer), van de popduetten met Dolly Parton uit de jaren '80 en van het psychedelische doch geniale Just Dropped in (To See What Condition My Condition Was In) uit 1967. De countryzanger met de witte baard had in de jaren '50 een kuif en zijn We'll Always Have Each Other was is 1958 een gedreven rocker. Carl McVoy, een neef van Jerry Lee Lewis, kennen we van Sun Records maar zijn saxrocker Little John's Gone verscheen in 1958 met een vergelijkbaar geluid op Hi Records, een ander label gevestigd in Memphis. Het moet niet onderdoen voor zijn Sun opnames! Met songs als Da Doo Ron Ron, Then He Kissed Me, Be My Baby, Chapel Of Love en Leader Of The Pack heeft componist Jeff Barry een paar van de mooiste songs uit de popgeschiedenis op zijn conto, maar dat maakte hem niet te beroerd om ook zelf plaatjes op te nemen. Hip Couple, in 1959 de B-kant van zijn debuutsingle, is een sympathiek novelty nummer dat wel degelijk rockt, met bovendien - hoeft het gezegd - een intelligente tekst. Jan & Arnie waren Jan Berry pré-Jan & Dean en Arnie Ginsburg (Dean Torrence deed toen zijn legerdienst) en het nummer Bonnie Lou, de ommezijde van Gas Money, hier is helemaal in de stijl van hun bekendere Jennie Lee en Baby Talk. Nog bekende namen zijn Chubby Checker wiens Schooldays Oh Schooldays eerder een rocker dan een twister is, en Otis Williams & the Charms met de novelty doo-wopper Don't Wake Up The Kids inclusief versneld smurfenstemmetje. Een primitievere zwarte doo-wopper is Hoppin' Boppin' And Rockin' van Bill Perry with the Bel-Aires. Orkestleider Lucky Millinder maakte zijn eerste opnames reeds eind de jaren' 30 en was in de jaren '50 al op zijn retour. In 1955 stopte hij met optreden, wat hem er niet van weerhield dat jaar alsnog te proberen zijn wagonnetje aan de rock 'n' roll trein te haken met de beschaafde swingjiver Goody Good Love met zang van ene Bubber Johnson. Jiven kan u ook op het zwarte Can't Find My Sadie van The Checkers. Mijn favoriet blijft evenwel de gezellige New Orleans jiver Shirley van John Fred & the Playboys aangevuld door een deel van de band van Fats Domino die net daarvoor op dezelfde dag in 1958 Whole Lotta Lovin' hadden opgenomen. Bijna tien jaar later zouden John Fred & the Playboys internationaal scoren met de sixties pophit Judy In Disguise (With Glasses) en bijna 25 jaar later scoorde Shakin' Stevens (GB) internationaal met zijn cover van Shirley. Evenmin te versmaden is de gitaarversie van Whole Lotta Shakin' Going On door The Centurys. Joey Micheals' Sixteen Cats, geschreven maar nooit opgenomen door Bill Haley, begint met dezelfde dubbele drumslag als Rock Around The Clock maar is een springerige bopper met een prominente gitaar en een vloeiende steel. Alle nummers komen uit 1954-1963 en 24 daarvan komen uit 1955-1959, dus wat jaartallen betreft zit alles even snor als een fikse knevel. Belangrijker: er zit geen enkel ondermaats nummer tussen. Als dat niet mooi is! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Atomicat Records picks up the thread of some of their series again and here's the sixth instalment of Atomicat Rockers, another 28 both white and black atomic powered rock 'n' roll tunes. Cecil Bowman & the Arrows' Starday 45 Blues Around My Door is a hard hitting example of country bop gone rockabilly: the vocals are pure country, a steel guitar slides through the entire proceedings and even takes care of part of a solo, while the drummer knocks it out of the park and an electrically charged lead guitar plays rockabilly licks. Cliff Davis & his Kentucky Play Boys' version of Rocky Road Blues bears the same mark: the band sounds as if they are more used to playing bluegrass but rock hard despite the steel and fiddle solo’s and thanks to the driving vocals and drumming. Let's bop, cos that's how we like 'em - after all these are only a hop, skip and jump away from the hurricane force of Eddie Gaines & the Rockin' Five's Be-Bop Battlin' Ball and from Alvis Wayne's violent go cat go rockabilly Sleep Rock-A-Roll Rock-A-Baby characterised by a primitive sound, an echo from here all the way to the ALP’s and - yes indeed - again steel guitar. More streamlined but equally rockin' are Sky Johnson (If My Love Had Wings), Frankie Dee with the Carter Rays (Shake It Up Baby), Chuck Sims (Little Pigeon), Jeff Daniels aka Luke McDaniel (Foxy Dan), Tom Tall & his Tom Cats (Mary Jo, the flip side of Stack Of Records) and Steve Alaimo & the Red Coats' stroller Home By Eleven. Jimmie & the Night Hoppers copy Duane Eddy including sax and rebel yells in Cruising, and The Blazers cover The Monotones' Book Of Love - it's always interesting to hear a popular song in a different version, provided that version is good as is the case here. Mel Tillis was a famous country singer in the seventies but he too started his career with rock 'n' roll: 1957's Juke Box Man, one of his first 45s, is big label rockabilly (twangy guitar, a rockin' guitar solo, backing vocals, medium tempo) but sung decidedly country sung and featuring honky tonk piano. Another big name is Kenny Rogers, THE Kenny Rogers of Ruby Don't Take Your Love To Town, Reuben James, Coward Of The County and Lucille (obviously not the Little Richard song), of the 1980s pop duets with Dolly Parton and of the 1967 psychedelic yet genius Just Dropped In (To See What Condition My Condition Was In). The country singer with the white beard had a quiff back in the fifties and in 1958 his We'll Always Have Each Other was a solid rocker. We know Carl McVoy, a cousin of Jerry Lee Lewis, from Sun Records but his sax rocker Little John's Gone appeared in 1958 with a similar sound on Hi Records, another label based in Memphis. It most certainly is not inferior to his Sun recordings! With songs like Da Doo Ron Ron, Then He Kissed Me, Be My Baby, Chapel Of Love and Leader Of The Pack under his belt composer Jeff Barry can lay claim to having written some of the finest songs in pop history, and he even had a go at recording himself. Hip Couple, in 1959 the B-side of his debut 45, is a sympathetic novelty song which does rock and has - does it need to be said - intelligent lyrics. Jan & Arnie were Jan Berry pré-Jan & Dean and Arnie Ginsburg (Dean Torrence was fulfilling his military service at the time) and the song Bonnie Lou here, the flip of Gas Money, is in the style of their better known Jennie Lee and Baby Talk. Other familiar names include Chubby Checker whose Schooldays Oh Schooldays is more a rocker than a twister, and Otis Williams & the Charms with the novelty doo-wop Don't Wake Up The Kids including an accelerated chipmunk voice. Primitive black doo-wop is Bill Perry with the Bel-Aires' Hoppin' Boppin' And Rockin'. Orchestra leader Lucky Millinder made his first recordings as early as the late 1930s and was already on the wane in the 1950s. He stopped performing in 1955, which did not stop him from trying to hitch his wagon to the rock 'n' roll train that year with the civilised swing jiver Goody Good Love with vocals by one Bubber Johnson. You can also jive to The Checkers' black Can't Find My Sadie. My favourite track remains however the cosy New Orleans jiver Shirley by John Fred & the Playboys complemented with part of Fats Domino's band who just happened to have recorded Whole Lotta Lovin' on the same day in 1958. Almost a decade later John Fred & the Playboys would score internationally with the sixties pop hit Judy In Disguise (With Glasses) and almost 25 years later Shakin' Stevens (GB) scored internationally with his cover version of Shirley. Not to be missed is the guitar version of Whole Lotta Shakin' Going On by The Centurys. Joey Micheals' Sixteen Cats, written but never recorded by Bill Haley, starts with the same double drum beat as Rock Around The Clock but is a bouncy bopper with prominent guitar and fluent steel guitar. All the songs are from 1954-1963 and 24 of them are from 1955-1959, so as far as the recording dates go this is prime stuff. More importantly: there is not a single dud among them! Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

17 juli 2024

HI-STRUNG R & B VOLUME 1: ROCK HOUSE
Koko Mojo, KM-CD-181

English version: see below

Lang geleden dat er nog een nieuwe Koko Mojo Records reeks was... zeker een week of twee! Dit is de eerste van wat minstens vijf Hi-Strung R & B CD’s gaan worden, allemaal gevuld met 28 door Mark Armstrong geselecteerde zwarte rock 'n' roll tracks want Koko Mojo catert voor de liefhebbers van de zwarte arm van onze muziek. De R 'n' B uit de titel moet in elk geval op Volume 1 wel degelijk begrepen worden als R 'n' R: "zwarte rockers met een jive of stroll tempo op hun best, rhythm 'n' blues rockers en doo-wop movers" staat ergens te lezen op de achterflap. Dat moeten we controleren...
Cues leadzanger Jimmy Breedlove opent de dans met een zwarte Whole Lotta Shakin' Goin' On die Big Maybelle's zwarte origineel van dat nummer vertaalt naar swingende jive. Stomp Gordon stompt er aardig op los in Damp Rag, een nummer dat bijzonder wild is voor 1952 en klinkt als een rockender uitvoering van Roy Brown of Wynonie Harris met steviger sax werk. Een uitputtingsslag! Nog ouder is de versie van het bekende dubbelzinnige Walk Right In: zangeres Bonita Cole nam het op in 1950. Het klinkt inderdaad ouder dan de meeste tracks op de CD maar swingt als de beesten, net als Heh Mae Ethel van The Wanderers uit 1953. Billy Bland gaat in Grandmaw Gave A Party op de Bony Moronie toer, Chris Kenner rockt in Don't Make No Noise een pak harder dan in zijn hit I Like It Like That die hier niét op staat, en Willie Eggins alias Willie Egan, één van de "Johnny's" in Marvin & Johnny, gaat in Wow Wow op de Fats Domino toer. Frankie Lee van Joe Liggins & his Honeydrippers is een big band stroll, The Bluebird The Buzzard And The Oriole is een vrolijke fluiter van Bobby Day, en Ernie Freeman levert een beschaafd sax rockend Rockin' Red Wing af waarvan de naam van de zanger niet is bewaard. Doo-wop blijft voor dit soort CD’s een onuitputtelijke inspiratiebron, hier vertegenwoordigd door Happy Rock 'n' Roll van The 5 Johnson Brothers, Lovin' Man van Brother Woodman with Al Smith & the Savoys, het jivende I Don't Know van The Keynotes, He's My Guy van Mabel Lee, Honeybun (niet de Larry Donn song) van Charlie White & the Playboys, My Hi-Fi Baby van The Castaleers en I Didn't Want To Do It van The Spiders waarvan het begint lijkt op At My Front Door (Crazy Little Mama) van The El Dorados. Doo-wop gone mambo/rhumba/carribean en wat dies meer is Bop Bop Baby van The Wonders. Een nummer waar de alomtegenwoordige Johnny Otis zijn vinger in de pap te brokken had is ook vaste prik en vandaag is dat Cupid's Boogie, een medium tempo stop-starter van Little Esther & Mel Walker begeleid door de band van Johnny Otis en uiteraard ook door hem geschreven. Voor 1950 is het erg goed! Naarmate de royaltyvrije jaren '60 vorderen duiken op dit soort compilaties steeds meer jaren '60 nummers op, wat erop neer komt dat een heel nieuwe schatkamer aan fijne muziekjes ontsloten wordt - uiteraard voor wie deze early sxities sounds naar waarde weet te schatten. Een nummer hier in die vaak soulvolle stijl is Cleftones leadzanger Herbie Cox' cover van Ray Charles' Leave My Woman Alone. Daarstraks had ik het al even over Big Maybelle en die staat zelf ook op de CD met Rock House, ondanks de titel een van de weinige nummers hier gebaseerd op rhythm 'n' blues. In totaal staan er zo een stuk of vijf tussen zoals Billy Robbins' Bring Her Back To Me, het wat New Orleans klinkende That Girl I Married van Big Boy Myles & the Sha-Wees, en Chuck Higgins' instrumental The Duck Walk die niets te maken heeft met Chuck Berry maar Higgins' toeterende sax in de schaduw van een rhythm 'n' blues gitaar zet. De lichtere, speelsere rock 'n' roll wordt vertegenwoordigd door Jackie Wilson wiens stem in Why Can't You Be Mine rondfladdert als een vlinder en door het Drifters-achtige None Of These Girls van Michael Clark. Klassieker van dienst is Chuck Berry met Let It Rock. Het eerste deel van deze reeks smaakt naar meer!
Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Long time since Koko Mojo Records unveiled a new series... at least a week or two! This is the first of what will be at least five Hi Strung R & B CD’s, filled to the brim by Mark Armstrong with 28 black rock 'n' roll tracks since Koko Mojo caters to fans of the black side of our music. Yet the R 'n' B from the title, at least on Volume 1, should be interpreted as R 'n' R: "rousing rhythm 'n' blues rockers with the emphasis on jive dancing and added stroll tempos" it says somewhere on the back cover. Let's check it out...
Cues leadsinger Jimmy Breedlove opens the bal with a black Whole Lotta Shakin' Goin' On that translates Big Maybelle's black original of that song into swinging jive. Stomp Gordon stomps away in Damp Rag, a song particularly wild for 1952 sounding like a more rockin' rendition of Roy Brown or Wynonie Harris with stronger sax workouts. Even older is the version of the well known double entendre song Walk Right In: singer Bonita Cole recorded it in 1950. It does indeed sound older than most tracks on the CD but swings like hell, just like The Wanderers' Heh Mae Ethel from 1953. Billy Bland goes Bony Moronie in Grandmaw Gave A Party, Chris Kenner's Don't Make No Noise rocks a lot harder than his hit I Like It Like That which is not on here, and Willie Eggins aka Willie Egan (one of several "Johnny's" in Marvin & Johnny) goes Fats Domino in Wow Wow. Joe Liggins & his Honeydrippers' Frankie Lee is a big band stroll, Bobby Day's The Bluebird The Buzzard And The Oriole is an upbeat whistling tune, and Ernie Freeman delivers a civilised sax led Rockin' Red Wing whose vocalist's name has been lost in the mists of time. Doo wop remains an inexhaustible source of inspiration for CD’s like this and is represented with The 5 Johnson Brothers' Happy Rock 'n' Roll, Brother Woodman with Al Smith & the Savoys' Lovin' Man, The Keynotes' jiving I Don't Know, Mabel Lee's He's My Guy, Charlie White & the Playboys' Honeybun (not the Larry Donn song), The Castaleers' My Hi Fi Baby and The Spiders' I Didn't Want To Do It of which the first bars resemble The El Dorados' At My Front Door (Crazy Little Mama). The Wonder's Bop Bop Baby is doo-wop gone mambo/rhumba/carribean and whatnot. This type of CDs also inevitably contains a tune where the ubiquitous Johnny Otis had a finger in the pie and here it's Cupid's Boogie, a medium tempo stop-starter by Little Esther & Mel Walker accompanied by Johnny Otis' band and of course also written by him. It's rather good for 1950 ! As the public domain years progress more and more sixties songs pop up on compilations like this, which means unlocking a whole new treasure trove of mighty fine tunes - or at least for those of you who appreciate and savour these early sxities sounds. One such song here in that often soulful style is Ray Charles' Leave My Woman Alone by Cleftones lead singer Herbie Cox. Earlier on I briefly mentioned Big Maybelle and she's on the CD herself with Rock House, despite the title one of the few songs here based on rhythm 'n' blues. In all there are about five or so of those mixed in like Billy Robbins' Bring Her Back To Me, Big Boy Myles & the Sha-Wees' somewhat New Orleans sounding That Girl I Married, and Chuck Higgins' instrumental The Duck Walk which has nothing to do with Chuck Berry and puts Higgins' honking sax in the shadow of a rhythm 'n' blues guitar. Lighter, more playful rock 'n' roll is represented with Jackie Wilson whose voice flutters around like a butterfly in Why Can't You Be Mine and with Michael Clark's Drifters styled None Of These Girls. The classic of the week is Chuck Berry's Let It Rock. Part 1 of this series tastes like more!
Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


BLUES MEETS DOO-WOP VOL. 4
Koko Mojo, KM-CD 197

English version: see below

Het vierde deeltje in deze reeks over blues met doo-wop zang en op de blues gebaseerde doo-wop opent sterk met een verrassing: blueskoning BB King niet met een blues maar met een swamp pop ballade, en bovendien nog een goeie, Please Accept My Love met pure doo-wop backing vocals van The Vocal Chords. Er staan nog meer bekende bluesnamen op - logisch natuurlijk - zoals die andere blues king, Albert King, met het popcorn Have You Told It Like It Was, Jimmy Reed met de medium tempo rechtdoor bluesrocker Close Together met mondharmonica die je ook een trage stroll zou kunnen noemen, en Memphis Slim met de soulvolle trage blues Mother Earth waarin ik met de beste wil van de wereld geen koortje hoor. Een andere grote mijnheer, figuurlijk én letterlijk, was Willie Dixon, contrabassist, producer, songschrijver en duivel doet al bij Chess Records. Hier is hij leadzanger op het inderdaad bluesy doch uptempo doo-wop nummer 29 Ways met vocale ruggensteun van de bekende doo-wop groep The Moonglows die ook op Chess zaten. Een liedje dat u wellicht kent omdat The Stray Cats het in 1981 coverden op hun tweede gelijknamige LP is Gonna Ball. Setzer en co namen het in die dagen niet zo nauw met de auteursrechten en op die plaat stond tussen de aanhalingstekens achter de songtitel "anoniem", maar op Blues Meets Doo-wop Vol. 4 hoor je de originele versie uit 1956 getiteld Let's Have A Ball, een wilde doo-wop rocker van The Wheels, groep met in de zangrangen Tarheel Slim die het nummer niet alleen schreef maar er naar ik aanneem ook gitaar op speelt. Blues Stay Away From Me is door veel artiesten zowel zwart als blank opgenomen, maar ik heb het klaaglied nooit beschouwd als een echte blues. De versie van Otis Williams & the Charms, zo te horen door alle Charms samen unisono gezongen, behoudt het slepende en voegt er een bluesy gitaarsolo aan toe. Een ander bekend nummer wegens opgenomen door iederéén is Linda Lu. Het nummer werd in 1959 geschreven en origineel opgenomen door Ray Sharpe, maar van alle coverversies werd hier geopteerd voor Sharpe's eigen heropname (The New) Linda Lu, ik dacht uit 1962, exact hetzelfde nummer maar op een meer geprononceerd marsritme en met een vrouwenkoortje erachter. Daarstraks had ik het al over swamp pop, en een populaire swamp pop groep was in die dagen Cookie & the Cupcakes. Hun nummer op deze CD, Close Up The Back Door, is echter geen swamp pop maar een harde uptempo stroll vergelijkbaar met maar gitaargewijs nog wilder dan Hank Ballard & the Midnighters die op hun beurt op de CD staan met een nummer in hun typerende stijl, I'm Crying Mercy Mercy. Meer blues getinte songs, vaak geaccentueerd door de piano maar nog steeds met doo-wop backings, zijn No Money No Luck Blues van The Continentals, Hey Baby van Camille & the Creations, de ballade I Don’t Care van Pee Wee Crayton met The El Dorados, het wat ragtime-achtige I Have News For You van Rockin’ Bradley, Front Page Blues van The Solotones en Found Me A Sugar Daddy van The Nic Nacs. Blueszang in een stroll hoor ik in Congratulations Honey van Baby Washington, en in Thrill Me Baby van Henry Pierce & his Five Notes hoor je de plechtige gospel roots die vruchten droegen in zowel doo-wop als blues. Pure doo-wop daarentegen, zij het qua zang reeds de jaren '60 aankondigend, is Woke Up This Morning van The Del Vikings. Tot de doo-wop reken ik voorts probleemloos Move Me Baby van Jimmy Witherspoon met The Lamplighters, In The Morning Time van The Clovers en het acapella Bottle Up And Go van The Enchanters met Caraïbische percussie, terwijl songs als I Cried Like A Baby van Henry Strogin en I Lost My Love van Dorothy Prince eerder resorteren onder de vroege soul. Een nummer als Sweet Thing van The Rams kan je dan weer perfect als pure rock 'n' roll beschouwen, maar de CD eindigt met Eyesight To The Blind van opnieuw Tarheel Slim nu als lid van The Larks, een pure gospelblues op akoestische gitaar... maar met vocal harmony backings! Het minste wat je van deze CD kan zeggen is dat ie interessant is, maar hou er rekening mee dat er heel wat trage nummers op staan. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Part 4 in this series featuring blues with doo-wop vocals and blues based doo-wop opens strongly with a surprise: blues king BB King not with a blues but with a swamp pop ballad, and a very good one too, Please Accept My Love with pure doo-woppin’ backing vocals by The Vocal Chords. There are more famous blues names here - obviously - like the other blues king, Albert King, with the popcorn Have You Told It Like It Was, Jimmy Reed with the medium tempo straightforward blues rocker Close Together with harmonica which could also be called a slow stroll, and Memphis Slim with the soulful slow blues Mother Earth in which no matter how well I listen Ican’t hear any backing vocals. Another great gentleman, figuratively speakingas well as literally, was Willie Dixon, double bass player, producer, songwriter and the guy who did everything else too at Chess Records. Here he is the lead singer on the indeed bluesy yet uptempo doo-wop song 29 Ways with vocal backing from the well known doo-wop group The Moonglows who were also on Chess. A song you probably know because The Stray Cats covered it in 1981 as the title track of their second LP is Gonna Ball. In those days Setzer & co didn’t quite pay attention to who wrote what and on that LP Gonna Ball said "anonymous" in the brackets after the song title, but on Blues Meets Doo-wop Vol. 4 you hear the original 1956 version titled Let's Have A Ball, a wild doo-wop rocker by The Wheels, a group featuring Tarheel Slim in the vocal ranks who not only wrote the song but presumably also played guitar on it. Blues Stay Away From Me has been recorded by many artists both black and white, but I have never considered the lament a true blues song. The version by Otis Williams & the Charms, heard here sung in unison by all the Charms together, retains the slow tempo and adds a bluesy guitar solo. Another well known song because it was recorded by literally everybody is Linda Lu. Written in 1959 and originally recorded by Ray Sharpe, out of all the cover versions Koko Mojo opted for Sharpe's own re-recording (The New) Linda Lu, I think from 1962, exactly the same song but with a more pronounced marching rhythm and with a female chorus behind it. Earlier I mentioned swamp pop, and a popular swamp pop group in those days was Cookie & the Cupcakes. Their song on this CD however, Close Up The Back Door, is not swamp pop but a hard uptempo stroll similar to but guitar-wise even wilder than Hank Ballard & the Midnighters who are on the CD as well with a song in their typical style, I'm Crying Mercy Mercy. More blues styled songs, often accentuated by the piano but still with doo-wop backings, are The Continentals’ No Money No Luck Blues, Camille & the Creations’ Hey Baby, the ballad I Don't Care by Pee Wee Crayton with The El Dorados, Rockin’ Bradley’s somewhat ragtime-like I Have News For You, The Solotones’ Front Page Blues and The Nic Nacs’ Found Me A Sugar Daddy. In Baby Washington’s Congratulations Honey I hear a stroll with blues vocals, and in Henry Pierce & his Five Notes’ Thrill Me Baby you can hear the solemn gospel roots that bore fruit in both doo-wop and blues. Authentic doo-wop on the other hand, albeit already heralding the 1960s in terms of vocal styling, is Woke Up This Morning by The Del Vikings. There’s more doo-wop with Jimmy Witherspoon with The Lamplighters (Move Me Baby), The Clovers (In The Morning Time) and The Enchanters (the acapella Bottle Up And Go with Caribbean percussion), while songs like Henry Strogin's I Cried Like A Baby and Dorothy Prince's I Lost My Love lean towards early soul. And while a song like The Rams’ Sweet Thing could be considered 100 % rock 'n' roll, the CD ends with Eyesight To The Blind by once again Tarheel Slim, this time as a member of The Larks, a pure gospel blues on acoustic guitar... but with vocal harmony backings! The least you can say of this CD is that it is interesting, but do keep in mind that it contains a lot of slow songs.
Info: www.vintagerockinroots.com
(Frantic Franky)

10 juli 2024

IDA RED LIKES THE BOOGIE/ BOB WILLS
Bear Family, BCD17647

English version: see below

Een van de intussen al 45 Bear Family CD’s die verschenen onder de noemer Gonna Shake This Shack Tonight was gewijd aan Billy Jack Wills (Cadillac In Model A, BCD17644), nu is zijn grote broer aan de beurt, de grote Bob Wills, de vioolspeler die leerde entertainen in medicine shows en zwartgeschminkte minstrel shows, de grootste ster aan het firmament van de western swing werd en terecht de titel van king van de western swing mag opeisen na een carrière zich 40 jaar lang uitstrekte van begin jaren '30 tot zijn dood in 1975. Daarna nam zanger Leon Rausch de groep over tot 1986, en zelfs anno 2024 bestaat er nog een officiële groep genaamd Bob Wills' Texas Playboys Under The Direction Of Jason Roberts die in zijn jonge jaren nog heeft samengewerkt met voormalige Playboys als Rausch, Johnny Gimble en Herb Remington.
Honky tonk piano, elektrische gitaar, flitsende steelgitaar, fiddle, trombone, schetterende trompetten, drumroffels (het instrumentale Texas Drummer Boy uit 1947) en zoetgevooisde zangers als Tommy Duncan, Jack Loyd, Rusty McDonald en zelfs een enkele keer een zangeres als Ramona Reed die jazz partituren en zigeuner swing spelen als ware het boogie woogie vormen samen met de non stop "ah-haa" intermezzos en interjecties van bandleider Bob Wills himself kauwend op een dikke sigaar een tot een dansen uitnodigend orkest dat op het hoogtepunt van hun succes uit 23 muzikanten bestond (met soms twéé contrabassen of twéé drummers!) en het cowboy equivalent van big band swing en crooners was en zelfs meer publiek trok dan de bands van Harry James, Tommy Dorsey en Benny Goodman. De CD opent met een nummer uit 1969 dat de Bob Wills sound koppelt aan popcountry en Mexicaanse trompetjes, het was tenslotte de tijd van Herb Alpert. Het resultaat is ongewoon voor Bob Wills, maar uitermate gezellig. Een ander nummer uit 1969, Talkin' Bout You, is een soortement medium tempo country rock 'n' roll, maar de rest van de CD dateert van 1937 tot 1960. De voor de hand liggende hits San Antonio Rose, Steel Guitar Rag, Take Me Back To Tulsa, Faded Love en New Spanish Two Step staan hier niet op, wèl "pure western swing alongside fast paced hillbilly boogie and rockabilly", al is dat laatste ietsje overdreven. De CD titel verwijst naar Ida Red Likes The Boogie, een meer boogie-ënde heropname uit 1949 van Wills' eigen Ida Red uit 1938, het nummer waarop Chuck Berry zijn Maybelline baseerde dat oorspronkelijk Ida Mae heette. De oudste opnames als Bring It On Down To My House uit 1937 en Yearning (Just For You) uit 1938 klinken uiteraard vooroorlogs charleston, Steamboat Stomp is in de stijl van songs als Choo Choo Ch' Boogie, Trouble Trouble Blues is trager en kan daardoor inderdaad als blues beschouwd worden, maar Bottle Baby Boogie uit 1953 en So Let's Rock uit 1956 inclusief verwijzingen naar Corinne Corinna zijn duidelijk beïnvloed door zowel Bill Haley & the Comets als Roy Brown. What's The Matter With The Mill uit 1960 (herinner u Johnny Bach & the Moonshine Boozers) heeft naast trombone zelfs saxofoon, en Sugar Baby uit 1956 met zangeres Darla Darett is een gestroomlijnde teen rocker waarop het goed jiven is, net zoals je kan squaredansen op Hubbin' It. Keep Knocking (But You Can't Come In) uit 1938 heeft niets te maken met Little Richard ook al die twintig jaar later hetzelfde probleem, en Jolie Blond Likes The Boogie heeft niets te maken met de cajun Jolie Blond. Wanneer ik nummers als Nothin' But The Best For My Baby, Don't Be Ashamed Of Your Age, The Devil Ain't Lazy (die werkt namelijk 24 uur per dag), I'll Have Somebody Else en Whoa Babe hoor voorbij kabbelen passeren voor mij geestesoog grote orkesten gehuld in prachtige western pakken met de stetson schuin op het hoofd, en vreemd genoeg ook voor schuifelende rijtjes pinguïns uit de tekenfilms van Tex Avery, mar dat laatste kan aan mij liggen. Zálige muziek! Eerder verscheen in de niet-genummerde Gonna Shake This Shack Tonight al een CD gewijd aan Texas Playboys steelgitarist Leon McAuliffe getiteld Tulsa Straight Ahead (BCD16987).
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

One of the 45 different CDs Bear Family released under the Gonna Shake This Shack Tonight banner spotlighted Billy Jack Wills (Cadillac In Model A, BCD17644), now it's time for his big brother, the great Bob Wills, the fiddler who learned how to entertain the crowds in medicine shows and blackface minstrel shows, became the biggest star in the western swing firmament and can rightly lay claim to the title of king of western swing after a 40 year career from the early 1930s until his death in 1975. After that lead singer Leon Rausch took over the band until 1986, and even today in 2024 there is still an official group performing called Bob Wills' Texas Playboys Under The Direction Of Jason Roberts - when he was younger Roberts had already worked with former Playboys like Rausch, Johnny Gimble and Herb Remington.
Honky tonk piano, electric guitar, flashy steel guitar, fiddle, trombone, blazing trumpets, drum rolls (the 1947 instrumental Texas Drummer Boy) and velvet voiced singers like Tommy Duncan, Jack Loyd, Rusty McDonald and even occasionally a female vocalist like Ramona Reed playing jazz scores and gypsy swing as if it was boogie woogie together with the nonstop ‘ah-haa’ intermezzos and interjections by bandleader Bob Wills chewing on a big fat cigar make up an irresistible dance orchestra that at the height of their success consisted of 23 musicians (sometimes they had two double basses or two drummers ! ), the cowboy equivalent of big band swing and crooners yet a bigger draw than the bands of Harry James, Tommy Dorsey and Benny Goodman. The CD starts with a 1969 song that pairs the Bob Wills sound with pop country and Mexican trumpets - these were the days of Herb Alpert after all. The result is unusual for Bob Wills but a joy to listen to. Another 1969 song, Talkin' Bout You, is kinda medium tempo country rock 'n' roll, but the rest of the CD spans the years 1937 to 1960. The familiar hits San Antonio Rose, Steel Guitar Rag, Take Me Back To Tulsa, Faded Love and New Spanish Two Step are not on here, for true to the Gonna Shake This Shack Tonight credo Bear Family opted for "pure western swing alongside fast paced hillbilly boogie and rockabilly", give and take as the latter is slightly exaggerated. The CD title refers to Ida Red Likes The Boogie, a more boogie styled 1949 re-recording of Wills' own Ida Red from 1938, the song on which Chuck Berry based his Maybelline, in its embryonic form titled Ida Mae. The earliest recordings like 1937‘s Bring It On Down To My House and 1938’s Yearning (Just For You) obviously sound pré-war charleston, Steamboat Stomp is in the style of tunes like Choo Choo Ch‘ Boogie, Trouble Trouble Blues is slower and therefore can indeed be labelled blues, but 1953’s Bottle Baby Boogie and 1956's So Let's Rock with its references to Corinne Corinna are clearly influenced by both Bill Haley & the Comets and Roy Brown. 1960‘s What's The Matter With The Mill (remember Johnny Bach & the Moonshine Boozers) has saxophone in addition to trombone, and 1956’s Sugar Baby with female singer Darla Darett is a slick teen rocker fit for jiving, just as one can square dance to Hubbin' It. Keep Knocking (But You Can't Come In) from 1938 has nothing to do with Little Richard even though Richard Penniman was face with the same problem twenty years later, and Jolie Blond Likes The Boogie has nothing to do with the cajun Jolie Blond. Every time I hear songs like Nothin' But The Best For My Baby, Don't Be Ashamed Of Your Age, The Devil Ain't Lazy (he works 24/7), I'll Have Somebody Else and Whoa Babe, my mind conjures up images of large orchestras dressed in beautiful western suits with a white stetson tilted on their heads, strangely enough accompanied by shuffling rows of penguins from teh cartoons of Tex Avery, but that might just be me. Fantastic music! In the past Bear Family also released a Gonna Shake This Shack Tonight CD dedicated to Texas Playboys steel guitarist Leon McAuliffe titled Tulsa Straight Ahead (BCD16987). Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)


DIDDY BOPPERS/ LILLIAN BRIGGS
Bear Family, BCD17717
English version: see below

Vorig jaar verscheen op Rhythm Bomb Records sublabel Tipitina (TLP 33003) de 10 track 10 inch vinyl Follow The Leader van Lillian Briggs die opviel in het rijtje rock 'n' roll zangeressen omdat ze trombone speelde, niet bepaald het rockendste instrument ooit, maar het geeft wel aan welk soort rock 'n' roll ze maakte, namelijk big band rock 'n' roll waarop het goed jiven is. Nu brengt Bear Family een 32 track CD 1955-1961 uit van haar, en het is bij mijn weten nog maar de tweede keer dat haar werk gecompileerd wordt op CD - de eerste keer was zo'n tien jaar geleden op de Jasmine (CDJAS282) I Want You To Be My Baby. Die CD had 33 tracks, en dan weet u dat de twee CD’s elkaar voor een groot stuk gaan overlappen, maar goed, hoevelen onder u hebben die CD? HIj is trouwens nog steeds te koop op de website van Jasmine, want Jasmine brandt 'em gewoon op CD-R als u er eentje bestelt. Laat u niet afschrikken door die term "big band rock 'n' roll", want dan ga je een stukje fantastische muziek missen: dit is mee van de swingendste muziek gemaakt in de jaren '50. Ik denk aan haar enige hit, I Want You To Be My Baby (ook gezongen door Georgia Gibbs, het origineel is van Louis Jordan en u kent het misschien nog van De Gigantjes uit 1987), en aan Follow The Leader, That's The Only Way To Live en het stop-startende Can't Stop, nummers waarop een groot orkest 'm van jetje geeft onder leiding van Briggs stem die klinkt alsof ze een flink brutaaltje was. Come Here met Jailhouse Rock intro is een perfecte stroll, Diddy Boppers strollt uptempo, Hooray For The Rock en de tongbreker I zijn opnieuw een prachtig huwelijk tussen rock 'n' roll en jive, en het bekende Hey Bab Ba Re Bop bevat niet alleen een swingende solo op trombone maar ook groovy orgel dat opnieuw opduikt in If There's A Man In The House.
Maar Briggs was van veel meer markten thuis dan alleen rock 'n' roll swing. Op deze Juke Box Pearls CD reflecteert zich dat in swingende popnummers (She Sells Seashells, haar versie van Rag Mop), teen rock al dan niet met violen (I Care For You, I'm Burning For You), teen pop big band swing (Blues In The Night, helemaal géén blues, met traag striptease einde waarin Briggs klinkt als een rock 'n' roll versie van Doris Day), medium tempo en trage crooners (Will We Meet Again, het detective Could Have Been Me, een cover van Eddie My Love van The Teen Queens), zwoeligheden (I've Got Your Heart, Not A Soul), pop variété (Don't Stay Away Too Long, The Gypsy Goofed, I'll Be Gone) en pure popmuziek (The Teens In Jeans From New Orleans, Mean Words, Sugar Blues, Boogie Blues). Het pizzicato popliedje Be Mine kent u misschien als Alle Mädchen Wollen Küssen van Peter Kraus, als Je Suis Content Je Chante van Richard Anthony, of van de Britse versie van Lance Fortune. De CD bevat ook de heropname van I Want You To Be My Baby uit 1961 die misschien meer rock 'n' roll klinkt maar ook meer backing vocals bevat. De vergelijking tussen de Bear Family en de Jasmine CD inzake de songkeuze: 29 dezelfde tracks. De prima kerstrocker Rock 'n' Roll-y Poly Santa Claus stond niet op Jasmine, Give Me A Band And My Baby (ragtime variété met een hoge Spike Jones factor en zelfs een "one for the money, two for the show, three to get ready" intermezzo), Smile For The People (Doris Day-achtige pop variété), de crooner Too Close For Comfort en de pop ballade That's What It's Like To Be Lonesome staan niet op Bear. Daarnaast heeft Bear twee onuitgebrachte instrumentale tracks van het Lillian Briggs Orchestra met Briggs op trombone, namelijk het detective jazz Delilah en een swingende instrumentale big band versie van I Want You To Be My Baby. Samenvatting: hoewel de pure rock 'n' roll jive slechts de helft van de CD uitmaakt is dit een uitstekende CD met kamerbrede Hollywoodiaanse arrangementen, een fantastische geluidskwaliteit en als bonus een booklet van 34 pagina’s over deze zangeres die ondanks de ruggensteun van de invloedrijke DJ Alan Freed het momentum van haar enige hit niet wist te bewaren. Lillian Briggs overleed in 1998 op 65-jarige leeftijd aan longkanker. Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

Last year Rhythm Bomb Records sublabel Tipitina released the 10 track 10 inch vinyl (TLP 33003) Follow The Leader by Lillian Briggs who stood out in the ranks of female rock 'n' roll singers because she played the trombone, not exactly the rockinest instrument ever, but it does indicate the type of rock 'n' roll she was making, which was big band rock 'n' roll perfectly suited for jiving. Now Bear Family releases a 32 track 1955-1961 CD of Lillian Briggs, to my knowledge only the second time her work has been compiled on CD - the first time was some ten years ago on the Jasmine CDJAS282 I Want You To Be My Baby. That CD contained 33 tracks so they're bound to overlap to a large extent, but then again, how many of you have that CD? It's still available on the Jasmine website, probably because Jasmine simply burns it onto a CD-R if you order it. Don't be put off by the term "big band rock 'n' roll" because you'd miss out on some fantastic music: this is some of the swingingest music recorded in the 1950s, just listen to her only hit, I Want You To Be My Baby (also sung by Georgia Gibbs, while the original is from Louis Jordan), and to Follow The Leader, That's The Only Way To Live and the stop-starter Can't Stop, songs on which a big orchestra jumps like mad, led by Briggs whose voice indicates she must have been quite a sassy lassie. Come Here with its Jailhouse Rock intro is a perfect stroll, Diddy Boppers strolls uptempo, Hooray For The Rock and the tongue twister I are again a wonderful marriage of rock 'n' roll and jive, and the well known Hey Bab Ba Re Bop contains not only a swinging solo on trombone but also a groovy organ which reappears in If There's A Man In The House.
But Briggs was capable of singing much more than just rock 'n' roll swing. This Juke Box Pearls CD reflects her versatilty with swinging pop songs (She Sells Seashells, her version of Rag Mop), teen rock with or without strings (I Care For You, I'm Burning For You), teen pop big band swing (Blues In The Night, not blues at all, with a slow striptease ending that makes Briggs sound like a rock 'n' roll version of Doris Day), medium tempo and slow crooners (Will We Meet Again, the detective Could Have Been Me, a cover of The Teen Queens' Eddie My Love), sultry songs (I've Got Your Heart, Not A Soul), pop variety music (Don't Stay Away Too Long, The Gypsy Goofed, I'll Be Gone) and pure pop (The Teens In Jeans From New Orleans, Mean Words, Sugar Blues, Boogie Blues). You may know the pizzicato pop song Be Mine as Alle Mädchen Wollen Küssen (Peter Kraus), as Je Suis Content Je Chante (Richard Anthony), or from Lance Fortune's British version. The CD also includes the 1961 re-recording of I Want You To Be My Baby which perhaps sounds more rock 'n' roll but also features more backing vocals. The comparison between Bear and Jasmine regarding the track listing: 29 songs appear on both CDs. The great christmas rocker Rock 'n' Roll-y Poly Santa Claus was not on Jasmine, Give Me A Band And My Baby (ragtime variety with a high Spike Jones factor and even a "one for the money, two for the show, three to get ready" part), Smile For The People (pop variety music à la Doris Day), the crooner Too Close For Comfort and the pop ballad That's What It's Like To Be Lonesome are not on Bear. In addition Bear has two unreleased instrumental tracks by the Lillian Briggs Orchestra featuring Briggs on trombone, the detective jazz Delilah and a swinging instrumental big band version of I Want You To Be My Baby. Summary: although about only half of the 32 tracks can really be considered rock 'n' roll this is an excellent CD with wall-to-wall Hollywoodian arrangements, great sound quality and as a bonus a 34 page booklet about this singer who could not continue the winning streak of her only hit despite the support of influential DJ Alan Freed. Lillian Briggs died of lung cancer in 1998 at the age of 65.
Info: www.bear-family.com (Frantic Franky)

4 juli 2024

RHYTHM & BLUES HELL RAISERS VOLUME TWO: JAIL BIRD
Koko Mojo, KM-CD-191

English version: see below

Vonden wij de eerste Rhythm & Blues Hell Raisers (Quiet Whiskey, Koko Mojo KM-CD-177) goed? Ja, antwoorden wij volmondig, en zeker voor een CD met "rhythm & blues" in de titel. Het betreft immers niet zozeer rhythm 'n' blues, niet bepaald ons favoriete genre, maar zwarte rock 'n' roll, en daar zijn we als de kippen bij. Laat dus deze nieuwe lading van 30 tracks maar komen want ze gaan opnieuw over alcohol, drugs, alle uitspattingen welke daarmee gepaard gaan (sex!) en alle ellende die eruit voorkomt zoals de bajes en problemen met de autoriteiten. Met andere woorden: Women And Whiskey, zoals Wilbert Harrison ze bezingt in het gelijknamige song. Het resultaat: Scorched zoals de niet te stuiten Varetta Dillard over haar no good lover. Tja, How Wild Can A Woman Be? Harold "Thunderbird" Ward vraagt het zich eveneens af, maar het antwoord blijft samen met de Bermuda Driehoek, de piramides en buitenaards leven een van de grote raadselen van de mensheid. Om met de deur in de kroeg te vallen: Volume 2 balanceert veel minder op het slappe koord tussen de pré-rock 'n' roll rhythm 'n' blues en wat uiteindelijk zwarte rock 'n' roll zou worden maar gaat volop voor de rock en de roll, en dat horen wij graag! De CD opent gelijk met een goeie uptempo stop-start stroll, I Ain't Guilty van The Crawford Brothers, er is een ronkende Fats Domino (You Done Me Wrong), en Bobby Mitchell leunt in No No No muzikaal heel sterk aan bij de Fat Man, wat evenzeer geldt voor Smiley Lewis (Down The Road) en Sonny Knight (Jail Bird). De rockende klanken rocken onverbiddelijk voort met Richard Berry's Riot In Cell Block N° 9 kopie The Big Break, Whose Hat Is That van Roy Brown, Don’t Shake Those Hips At Me van Bobby Smith, Who Slammed The Door van Little Caesar, I Sat And Cried van Jimmy Nelson, Talk About A Party van Boogaloo & his Gallant Crew, You Played On My Piano van Big John Greer & Dolores Brown, Your Wires Have Been Tapped van Pig Meat Markham, Big Legged Woman van Jimmy Williams en The Last Meal van Hurricane Harry, uiteraard allemaal met veel getoeter op saxofoons en gebonk op de piano, en vaak gebaseerd op swingende rhythm 'n' blues jive zoals Rampaging Mama van Blow-Top Lynn & his House Rockers, I Got Your Water On van Ivory Joe Hunter en I Ain't Gonna Let You In van Annie Laurie & Paul Gayten. De meeste songs dateren van 1950 tot 1961 met uitstapjes naar 1934 (het semi-akoestische geneuzel op zigeunerswing Junk Man van The Spirits Of Rhythm), 1940 (Cab Calloway met de foxtrot Papa's In Bed With His Britches On) en 1947 (de jivende meerstemmige samenzang van The Aristo-Kats' Jack You're Dead en van The Three Bits Of Rhythm die de alcohol afzweren om voortaan enkel nog frisdrank te drinken in Root Beer Sizzle Sazzle Sizzle). De invloed van die vocal harmony hoor je bijna tien jaar later terug in I'm Gonna Run It Down van The “5” Royales, een song die met het andere been verankerd is in hun gospel verleden. Muzikaal zijn er uitstapjes naar een meer rhythm 'n' blues getinte song als My Baby Done Me Wrong van Kid Guitar Thompson & the Scooters, doo-wop (Pass The Gin van The Meadow Larks) en piano boogie woogie (Hadda Brooks met de instrumentale Hip Shakin' Boogie), maar de meeste nummers zijn uiteraard een mengvorm van al die verschillende stijlen. Met Volume 1 was zeker niets mis maar Volume 2 is beter, en daarmee zeer zeker een aanrader voor de fans van zwarte muziek. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

Did we like the first Rhythm & Blues Hell Raisers (Quiet Whiskey, Koko Mojo KM-CD-177)? Yes we did, we answer wholeheartedly, most certainly for a CD with "rhythm & blues" in the title. In the end it wasn't so much rhythm 'n' blues, not exactly our favourite genre, but black rock 'n' roll, in which case there's no stopping us. So make way for a second batch of 30 tracks about alcohol, drugs, all the excesses that go with it (sex!) and all the misery that comes with it, such as jail time and problems with the law. In other words: Women And Whiskey, as sung by Wilbert Harrison. The result: Scorched like the unstoppable Varetta Dillard about her no good lover. After all, How Wild Can A Woman Be? Harold "Thunderbird" Ward ponders the same question, but the answer, along with the Bermuda Triangle, the pyramids and extraterrestrial life, remains one of mankind's greatest enigmas. To kick down the pub door: Volume 2 to a much lesser extent walks the tightrope between pré-rock 'n' roll rhythm 'n' blues and what would eventually become black rock 'n' roll, instead going full steam ahead with the rock and the roll, just the way we like it! The CD goes off to a great start with a good uptempo stop-start stroll, I Ain't Guilty by The Crawford Brothers, Fats Domino kicks some serious ass in You Done Me Wrong, and Bobby Mitchell leans musically very much towards the Fat Man in No No No No, and the same can be said about Smiley Lewis (Down The Road) and Sonny Knight (Jail Bird). The rockin' sounds rock on relentlessly with Richard Berry's Riot In Cell Block N° 9 copy The Big Break, Roy Brown's Whose Hat Is That, Bobby Smith's Don't Shake Those Hips At Me, Little Caesar's Who Slammed The Door, Jimmy Nelson's I Sat And Cried, Boogaloo & his Gallant Crew's Talk About A Party, Big John Greer & Dolores Brown's You Played On My Piano, Pig Meat Markham's Your Wires Have Been Tapped, Jimmy Williams' Big Legged Woman and Hurricane Harry's The Last Meal, all of 'em obviously with a lotta honking saxophones and banging pianos, and often based on swinging rhythm 'n' blues jive such as Blow-Top Lynn & his House Rockers' Rampaging Mama, Ivory Joe Hunter's I Got Your Water On and Annie Laurie & Paul Gayten's I Ain't Gonna Let You In. Most of the songs are from 1950 to 1961 with forays into 1934 (The Spirits Of Rhythm' semi-acoustic humming to gypsy swing Junk Man), 1940 (Cab Calloway with the foxtrot Daddy's In Bed With His Britches On) and 1947 (the jiving polyphonic harmony of The Aristo-Kats' Jack You're Dead and of The Three Bits Of Rhythm renouncing alcohol in order to from now on only drink soft drinks in Root Beer Sizzle Sazzle Sizzle). You can hear the influence of this style of vocal harmony almost a decade later in The "5" Royales' I'm Gonna Run It Down, a song anchored with the other leg in their gospel past. Musically there are forays into a more rhythm 'n' blues-tinged song like Kid Guitar Thompson & the Scooters' My Baby Done Me Wrong, doo-wop (Pass The Gin by The Meadow Larks) and piano boogie woogie (Hadda Brooks with the instrumental Hip Shakin' Boogie), but most of the songs are of course a hybrid of all those different styles. There was nothing wrong with Volume 1 but Volume 2 is better, which makes it highly recommendable for fans of black music. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


BLACK PEARLS VOL. 5: LET'S ROCK AND ROLL
Koko Mojo, KM-CD-43
English version: see below

Let’s rock 'n' roll! Dat laten wij ons geen twee keer zeggen! De CD trapt af met de titeltrack, de medium tempo mondharmonica stroll van Shy Guy Douglas in Excello Records stijl die in recentere tijden werd gecoverd door The Seatsniffers (B, ik hoor hun kenmerkende sound ook terug in Raise Some San van Jay Nelson & his Jumpers hier), het startschot voor 28 inkzwarte tracks die focussen op zwarte rock 'n' roll als Kansas City Dog van Little Cameron en Oooh Wee Pretty Baby van Joe Hudson & his Rockin' Dukes met Lester Robertson op leadzang, jivers als het op Hound Dog lijkende What's The Matter Baby van The Royal Demons gezongen in de stijl van Clyde McPhatter, het op Please Don't Leave Me en The Fat Man lijkende Wow Wow van Willie Egan, Deacon Dan Tucker van de vooral van trage nummers bekende Jesse Belvin en Sadie Green van Big T. Tyler, en gestoorde New Orleans chaos als Hey Hey Baby van Eugene Isom & his Van-Glorians featuring William French en Rock 'n' Roll Baby van Mercy Baby. Er staan heel wat screamers en shouters op de CD zoals H-Bomb Ferguson (No Sackie Sack), ex-Willows leadzanger Tony Middleton (Lover), McKinley Mitchell (Lazy Dizzy Daisy, een zusje van Dizzy Miss Lizzy waarin de zanger van Rock Everybody Rock op de mambo tour gaat) en The Blue Dots met in het nummer Saturday Night Fish Fry op lead de in een gospel mood verkerende Grover Mitchell die zo hoog zingt dat ie klinkt als een big fat mama. Big fat mamas staan er ook op: Big Mama Thornton bijvoorbeeld die klinkt als een man in Don't Talk Back, een nummer dat verdacht veel lijkt op Don't Let Go van Roy Hamilton (beide nummers kwamen uit in 1958, dus de vraag rest wie eerst was), en Little Miss Jessie Smith die van 1961 tot 1965 deel uitmaakte van de populairste bezetting van The Ikettes. Haar My Baby Has Gone is helemaal gebaseerd op Ike & Tina Turner met op gitaar Benny Smith, de plaatselijke Ike Turner van St Louis. Peg Leg Woman van Willie King lijkt dan weer heel sterk op Rocket 88 van Jackie Brenston & his Delta Cats, in werkelijkheid Ike Turner & his Kings of Rhythm. Peg Leg Woman is een nummer van de hand van Ike Turner, die ook zou hebben meegeschreven aan Rocket 88, al staat zijn naam daar niet tussen de haakjes, en op beide opnames wordt de begeleiding verzorgd door Ike Turner. Marvin & Johnny zijn vooral bekend van doo-wop ballades als Cherry Pie, maar hun Ain't That Right hier is een wild Bo Diddley ritme! Een andere invloedrijke figuur in de zwarte rock 'n' roll was Little Richard en zijn manier van zingen horen we terug in de vocals van Willie West's A Man Like Me, hetzelfde nummer als Baby van Little Richard. De grootste verrassing is They Just Rocking And Rolling van V & BB, de originele versie van het nummer waarmee decennia later Ronnie Dawson een clubhit scoorde. Ook straf is hoe rockend een nummer als I'm A Good Rockin' Baby van Ray Snead uit 1951 reeds is! De CD sluit af met een muur van gitaardistortie die door Philip Walker, de gitarist op Clifton Chenier's Specialty opnames, werd uitgebracht als Louisiana Walk. Een paar tracks hebben een stevige rhythm 'n' blues gitaar in de rangen die evenwel nergens storend werkt. Sterker: ik vind zo goed als alle wilde en wacky tracks hier fantastisch, en dit is voor mij dan ook het beste deeltje in deze reeks tot nu toe, wat je merkt aan het aantal uitroeptekens in deze recensie. Nummers als New Hound Dog door Frank Motley & the Motley Crew met "zang" van Curly Bridges door Frank Motley & the Motley Crew met "zang" van Curly Bridges, eigenlijk gewoon een steeds sneller rockende trompetversie van Hound Dog waar Motley zijn eigen naam onder zette, moet je horen om te geloven! Of om het anders te zeggen: volume 5 bevat minder mondharmonica, meer saxofoon en dus meer rock 'n' roll. Rock 'n' roll met rhythm 'n' blues gitaar, dat spreekt. Samensteller Ronni Boysen, ex-gitarist van The Kokomo Kings (S), zou ondertussen al aan tiende Black Pearls werken. Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)

You don't have to tell me twice to rock 'n' roll, so let's go! The CD kicks off with the title track, Shy Guy Douglas' Excello Records style medium tempo harmonica stroll that was covered in more recent times by The Seatsniffers (B, their typical sound can also be traced back to Jay Nelson & his Jumpers' Raise Some San here), the first of 28 tracks focusing on black rock 'n' roll from the likes of Little Cameron (Kansas City Dog) and Joe Hudson & his Rockin' Dukes (Oooh Wee Pretty Baby with Lester Robertson on lead vocals), jivers like The Royal Demons' Hound Dog inspired What's The Matter Baby sung in the style of Clyde McPhatter, Willie Egan's Please Don't Leave Me and The Fat Man inspired Wow Wow, Deacon Dan Tucker by Jesse Belvin who's mostly known for slow songs, and Big T. Tyler's Sadie Green, peppered with deranged New Orleans chaos like Eugene Isom & his Van-Glorians featuring William French's Hey Hey Baby and Mercy Baby's Rock 'n' Roll Baby. The CD features a lot of screamers and shouters, for example H-Bomb Ferguson (No Sackie Sack), former Willows leadsinger Tony Middleton (Lover), McKinley Mitchell (Dizzy Miss Lizzy's sister Lazy Dizzy Daisy in which the Rock Everybody Rock singer goes mambo) and The Blue Dots whose Saturday Night Fish Fry is led by the gospel voice of Grover Mitchell who sings so high he sounds like a big fat mama. There's a couple of those included as well, for example Big Mama Thornton who sounds like a man in Don't Talk Back, a song suspiciously similar to Roy Hamilton's Don't Let Go (both songs were released in 1958, so the question remains who was first), and Little Miss Jessie Smith who was part of The Ikettes' most popular line-up from 1961 to 1965. Her My Baby Has Gone is clearly based upon Ike & Tina Turner and features Benny Smith, St. Louis' answer to Ike Turner, on guitar. Willie King's Peg Leg Woman on the other hand sounds a lot like Rocket 88 from Jackie Brenston & his Delta Cats, in reality Ike Turner & his Kings of Rhythm. Peg Leg Woman was written by Ike Turner who was involved in composing Rocket 88, even though his name is not in between the brackets, and on both recordings the accompaniment is provided by a band led by Ike Turner. Marvin & Johnny are best known for doo-wop ballads like Cherry Pie, but their Ain't That Right here sports a wild Bo Diddley rhythm! Another key figure in black rock 'n' roll was Little Richard and his style of singing can be heard in the vocals of Willie West's A Man Like Me, the same song as Little Richard's Baby. The biggest surprise is They Just Rocking And Rolling by V & BB, the original version of the song which became a club hit for Ronnie Dawson decades later, and it strikes me how hard rockin' a 1951 song like Ray Snead's I'm A Good Rockin' Baby already is! The CD finished with a wall of guitar distortion released as Louisiana Walk by Philip Walker who played guitar on Clifton Chenier's Specialty recordings. A few tracks are characterized by a prominent rhythm 'n' blues guitar which however nowhere distracts from the rockin' going on. In fact IMHO pretty much nearly all the wild and wacky tracks here are fantastic, so as far as I'm concerned this is the best volume in this series so far, which you can tell by the number of exclamation marks in this review. Songs like New Hound Dog by Frank Motley & the Motley Crew with "vocals" by Curly Bridges (basicly an increasingly faster rockin' trumpet version of Hound Dog under which Motley put his own name, have to be heard to be believed! In other words: volume 5 has less harmonica, more sax and therefor more rock 'n' roll. Rock 'n' roll with rhythm 'n' blues guitar, that is. Apparently compiler Ronni Boysen, former guitar player of The Kokomo Kings (S), is already preparing the tenth volume of Black Pearls.Info: www.vintagerockinroots.com (Frantic Franky)


Lees hier de oudere recensies

Terug naar de voorpagina