(reclame)

 

2012

TURNHOUT ROOTSNIGHT 5
Turnhout (B), 8 december 2012


Verslag: Frantic Franky/ foto’s: Marc Van Wolvelaer (www.eyeshootphotographs.be)

Eens te meer een schot in de roos met de vijfde editie van de Turnhout Rootsnight: met 600 kaartjes de deur uit in voorverkoop mag je spreken van vruchtbare rock ‘n’ roll grond. Turnhout (bij de Fransozen bekend als Bois Gymnastique) heeft immers een reputatie inzake rock ‘n’ roll, en dat is een prestatie, want als je ziet hoeveel niet-rock ‘n’ roll jeugd daar opdaagt kan je enkel concluderen dat straks 20 jaar Rockin’ Around Turnhout ervoor gezorgd heeft dat rock ‘n’ roll hier ‘in’ is: het gevoel erbij te willen horen, omdat je beseft dat die rockabilly best wel coole muziek is. En daar nemen wij onze kuif voor af. Een deel van die flinke opkomst is natuurlijk ook te danken aan het feit dat Kitty, Daisy & Lewis enige vorm van bekendheid genieten buiten het rock ‘n’ roll wereldje: hun twee CD’s verschenen op Sunday Best, bij mijn weten geen major, maar wel een label gerund door een deejay van BBC Radio 1, en ik neem aan dat dat een handje helpt, bijvoorbeeld om overal ter wereld, ook bij ons, je kunstje te mogen komen doen op prime time televisie. Waarbij het natuurlijk een mooi verhaaltje is dat Kitty, Daisy & Lewis twee zussen en een broer zijn met mama en papa als muzikale begeleiders, en bovendien piepjong toen ze in 2005 hun debuutsingle Honolulu Rock uitbrachten: als ik me niet bedrieg was Daisy toen 16, Lewis 14 en Kitty amper 12. Kinderen die een hoop instrumenten bespelen en met hun retrolook grasduinen in stokoude muziek, gefundenes fressen voor de media. Ik ben intussen oud genoeg om niet meer onder de indruk te zijn van dat soort hype. Ik vind hun twee CD’s niet denderend wegens rommelig gespeeld en matig gezongen, en vooral op de tweede CD ver afwijkend van de rock ‘n’ roll en andere rootsverwanten richting ska en psychedelische uitfreakblues. ’t Is maar een mening, hoor, dus ik was benieuwd wat het live zou geven.
Eerst waren er echter Carl & the Rhythm All Stars, rockabilly kwartet uit Frankrijk met drie vierde Portugees bloed in de aderen. Het resterende kwart bestaat uit alcohol, dat spreekt. Hun set, voor pakweg de helft nummers van hun twee CD’s Music To Live en Slipped My Mouth, was best okee en heus wel goed gespeeld, wat Sun sound-achtig met een hoge Sonny Burgess factor, maar beheerst, wat ingehouden, en in mijn herinnering minder wild dan ik ze in het verleden al aan het werk zag. Zanger Carl Da Silva haalde regelmatig Elvis moves boven en sprong een eind op en neer, maar echt exploderen deed het haast nooit. Beetje moe, en slechte klank op het podium, vertelden ze me achteraf. Ach, laat ik maar niet te streng zijn: dit was zeker puik, en ruggelings door de knieën gaan moet je ook niet iedereen elke keer gaan doen.

Lewis Durham

Kitty, Daisy & Lewis, niet op tour maar middenin de opnames van hun derde CD door de Turnhout Rootsnight exclusief uit Londen overgehaald voor één concert (en ter hoogte van Rumst nog in panne gevallen met de huurcamionette), bleken live inderdaad vaak van instrumenten te wisselen: ze bespelen bijna alle drie diverse gitaren, drums, piano en mondharmonica. Dat leidde tot herhaalde wissels op het podium waarbij telkens de instrumenten dienen bijgesteld te worden, wat dan weer leidde tot minutenlange gaten tussen de songs. Zelden trouwens iemand zo averechts achter een drumstel zien zitten als Daisy, die ook verbazingwekkend hard op dat drumstel mept. En zelden iemand zo kromgebogen over een snaredrum en een xylofoon zien staan als diezelfde Daisy. De country en Hawaiiaanse nummers van de eerste CD werden niet gespeeld, wel de charleston (Baby) Hold Me Tight. Rock ‘n’ roll nummers waren Polly Put The Kettle On, I’m Goin’ Back, Mean Son Of A Gun en het op gejuich onthaalde Goin’ Up The Country, meer bluesy stuff was Don’t Make A Fool Out Of Me, Say You’ll Be Mine en helaas ook de gitaarinstrumental What Quid, een voorbeeld van die uitfreakende blues. Nieuwe songs als No Action gingen wat meer richting singer-songwriter, in de stijl van bijvoorbeeld het mooie I’m Comin’ Home. Mama Ingrid Weiss op contrabas en elektrische bas en papa Graeme Durham ritmegitaar spelend gezeten op een stoel bleven bescheiden op de achtergrond. Special guest voor een nummertje of drie was de 80-jarige (!) Jamaicaanse trompettist Eddie “Tan Tan” Thornton die meespeelt op de tweede CD en de zon in de zaal bracht op een drietal ska-achtige nummers. Het geheel had iets van een veredelde jamsessie maar kwam sympathiek over, en op de terugweg diende ik mezelf te bekennen dat ik de CD’s met andere oren beluisterde en toch al wat beter vond. Da’s ook iets waard.


Kitty, Daisy & ...eh... Franky

Voor volgende Turnhout Rootsnights in mei en november 2013 hoorde ik al namen circuleren als Ruby Ann (P) en The Planet Rockers (USA), dit uiteraard geheel onder voorbehoud.

naar boven

THE BALLROOM KINGS
Borgerhout (B), 8 december 2012

Verslag: Jiving Walter/ foto's: Anne-Mie

Gazet Van Antwerpen blokletterde dat Turnhout de hoofdstad van de rockabillymuziek is. Terecht zou ik zo zeggen: gebeurlijkheden zoals Rockin’ Around Turnhout en de Turnhout Rootsnight, en tevens, al weze het in Gierle, het rockvertoon Sjock, hebben hun waarde ten volle bewezen. Antwerpen daarentegen is voor mij meer de hoofdstad van de jive muziek. Dit is gemakkelijk te begrijpen als je weet dat na de tweede wereldoorlog de Amerikaanse soldaten deze stijl via de haven invoerden. De jukeboxen stonden toen bol van schijfjes van big bands. Die muziek is immer blijven sluimeren. Radio Minerva, de senioren radiozender op Linkeroever, draagt hier vlijtig zijn steentje aan bij, met Radio Modern in zijn spoor. De Roma, dé ballroom zaal bij uitstek, die door beide organisaties vaak wordt afgehuurd, is hier het Mekka van deze energieke dans. Op zaterdag 8 december was het weer volle bak in de uitverkochte danszaal de Roma in Antwerpen. Radio Modern had weer zijn beste beentje voorgezet.


DJ GI Jive

Ditmaal stond de jivegroep The Ballroom Kings uit Italië op de dagorde. Als DJ en tevens dansmeester was GI Jive uit Engeland uitgenodigd. Veiligheidshalve hadden ze nu alle stoelen uit de zaal verwijderd zodat er nog meer volk kon binnenstromen. Inrichter Ben Mouling vertelde mij dat er 1.200 mensen waren opgedaagd en dat kan tellen. GI Jive met zijn tweed pet en bretellen leerde de zaal de Madison dans aan. Deze rijdans ontstond in de jaren ‘50 en duurde tot de vroege jaren ‘60. De geschiedenis vertelt dat mister Count Basie de Madison via Londen een duwtje aan populariteit had gegeven in Europa. In de rolprent Hairspray uit 1988, over het rassen-onderscheid in 1962 in de VSA, is de Madison één van de kenmerken. GI Jive is één van de weinige platendraaiers die tegelijk tijdens zijn muziek op het verhoog danst met zijn partner, dus beeld en geluid zijn gewaarborgd. Hij kreeg zelfs een daverend applaus van het gehoor toen hij de avond afsloot met Goodnite Sweetheart Goodnite van doo-wop groep The Spaniels. Beter had het niet gekund.


The Ballroom Kings

Ik heb nu ondervonden dat je steeds vooraan moet gaan staan om echt van de muziek te genieten, dan heb je de volheid van de klank. The Ballroom Kings waren de vermakelaars van de avond, met een jivegehalte van 100% dat door drie saxofoonspelers extra in de verf werd gezet. Het optreden startte met Hot Bananas een beetje Louis Prima-achtig. Daarna kregen we Night Life Boogie, een pittige deun waarbij de muzikanten als achtergrondkoor in samenklank met de zanger de titel steeds herhaalden. Vervolgens The Blues Don't Mean A Thing, vrolijk en doo-wop achtig. Squeeze Me is een beetje afgekeken van Wynonie Harris' Bloodshot Eyes. You'd Better Stop is een lustig uptempo lied waarbij vooral de blazers de boventoon voeren. Pal From Kokomo wordt gezongen door een vrouw die er de beuk in gooit, gevolgd door Mama He Treats Your Daughter Mean. Een volwaardige Ruth Brown zangeres! Andere nummers van de band die ik nog hoorde waren Rock Rock Rock van Jimmy Cavallo en Rudy's Rock van Bill Haley uit de Alan Freed film Rock Around The Clock. Voor mij komen deze lui al dicht in de nabijheid van Ray Collins. De zanger steekt met zijn witte pak strak af tegen de zwart geklede spelers, een knap effect.



Tegenwoordig mis ik wel het beeldmerk van Radio Modern. Een logo geeft altijd een gevoel van herkenning. Zoiets van 'o ja, het wordt weer een knal avond'. Eén van de medewerksters van de Roma vertelde me in een gezellig babbeltje dat het volk van Radio Modern uitermate vriendelijk en beleefd is. Als dat geen lofuiting van formaat is. In mijn hevigheid als danser was ik wel mijn stappenteller kwijtgespeeld, jullie weten wel, zo'n toestelletje dat je aan je broeksriem knijpt om je dagelijkse passen te meten. Dat verlies krijg je dan, als je als ouwe roeter nog eens een kunstje wil uithalen.

naar boven

OLD-SCHOOL ROCKABILLY PSYCHOSIS NIGHT part 6
Antwerpen, 16 november 2012

Verslag & foto: Frantic Franky

Sommige mensen vinden dat vroeger alles beter was, en die mensen zijn de doelgroep van de Old-School Rockabilly Psychosis, een organisatie van Drunkabilly Records. Het woord ‘rockabilly’ misleidt in deze, want het festival serveert meer neo en psycho dan rockabilly, maar soit. Vaak zijn die mensen op een gegeven moment omwille van diverse niet-muzikale redenen ergens onderweg blijven hangen en niet mee geëvolueerd met de muzikale trends (op zich niks mis mee natuurlijk, alleen interpreteer ik “er is niks goeds meer geweest sinds (noem eender welke naam van 15 jaar geleden)” als “ik heb sinds 15 jaar geen enkele nieuwe CD meer gekocht”), een fenomeen dat we ook in andere genres vaststellen en waar een bloeiende nostalgie industrie op is gebaseerd. Het is evenzeer een feit dat je als rock 'n' roll band één album kan maken en daar een leven lang carrière kan op bouwen: ook al bestaat je groep niet meer, die CD blijft eeuwig de ronde doen. Ondertussen loopt er een hele generatie rond die al die bands van eind '70 begin '80 enkel nog kent van de CD’s, niet van ze ooit live te hebben gezien. Kort en krachtig samengevat: alles komt terug!



De Old-School Rockabilly Psychosis zag een gat in de markt en is intussen uitgegroeid tot een tweedaags evenement met dit keer negen al dan niet ‘oude’ bands, de een al exclusiever dan de andere. De zaterdag was vooral psycho gericht, maar headliner Restless vanavond vind ik een hele goeie band. Openers waren The Grave Brothers, geen oude maar een nieuwe Belgische band bestaande uit Yves Rigeaux (Los Putas, vocals), Jenz De Wael (Fifty Foot Combo, hier op contrabas), Sascha Reynders (Speedball Jr., gitaar), David Thys (Mudmen, drums) en de Nederlander Tijl Van Buren op een heuse banjo. The Grave Brothers grossieren in zogenaamde cowpunk, opgefokte speedcountry die niet veel met fifties rock ‘n’ roll te maken heeft, maar goed, we kennen de mensen en ’t zijn allemaal toffe peren en we zijn niet te beroerd om toe te geven dat hun muziek best wel leuk is. Ze speelden een korte set van drie kwartier (kort genoeg om het boeiend te houden) met slechts een drietal covers waaronder uiteraard Are You Drinkin’ With Me Jesus. Ongewild hoogtepunt was gitarist Sascha die over een monitor struikelde en met gitaar en al van het podium afviel, gelukkig zonder al te veel schade. Zonder nog méér schade tenminste, want bij alle Grave Brothers zijn er al één of meerdere hoeken af. Sascha brak geen been maar wel de set en het duurde even voor ze er opnieuw inkwamen, maar spectaculair was het zeker. Eerder brachten The Grave Brothers al een titelloze 5-track-demo uit, in maart verschijnt hun full albumdebuut.
Niet opgedaagd: one man band Bloodshot Bill, volgens organisator Christophe Drunkabilly omdat Bill niet genoeg optredens rond kreeg en het daarom niet de moeite vond over te komen vanuit Canada. Hij was vervangen door een andere éénmansband die in z’n, euh, dooie eentje in één auto afkomt uit Nederland, Dead Elvis & his One Man Grave. Met Also Sprach Zarathustra overgaand in CC Rider van Elvis live in Vegas kwam Dead Elvis gewoon door de zaal naar het podium, compleet in een afgeleefde Vegas jumpsuit en met een rubberen Halloween Elvis masker op. Dead Elvis speelt in klassieke one man band opstelling: met elektrische gitaar in de hand gezeten achter een drumstel dat bestaat uit één basdrum en één snaredrum, beide via pedaaltjes bediend met zijn voeten. Enkel de cymbalen die je bij sommige one man bands ziet ontbraken. De muziek is trashy rock met blues-invloeden, grosso modo op te delen in snelle en medium tempo nummers met titels als Graveyard Hop en Crawl Out Of My Grave. Tussen de nummers door ouwehoert hij met Elvis stem aan één stuk door tegen het geroezemoes op. Niet makkelijk om de aandacht van het publiek vast te houden op je alleen, vooral omdat hij toch vrij snel in dezelfde rifjes vervalt, maar Dead Elvis trof hier een geïnteresseerd publiek. Afsluiter werd een uitgesponnen She Said van Hasil Adkins, inspiratiebron van àlle one man bands. Allemaal goed en wel, maar wie schuilt er nu achter het masker? We weten het, maar we mogen het niet zeggen...
Restless heb ik in de loop der jaren al heel wat keren gezien en steevast waren ze goed, al gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat het ook elke keer steevast dezelfde set was, althans in mijn herinnering. Een Restless optreden is een best of, en dat was heden niet anders: ze hadden een nieuwe CD bij ter verkoop, maar daar werd volgens mij geen enkel nummer van gespeeld. En gelukkig maar, want het zijn hun klassiekers die ik wil horen, niet bijvoorbeeld hun Movin’ On album. Nee, dit was de vaste Restless prik met Edge On You, Poor Man’s Prison, Ghost Town, Last Chance Baby, My Baby Is A Hot Rod, Sixteen Tons, Baby Please Don’t Go, Ice Cold, Yellow Cab To Midnight en Long Black Shiny Car. Ergens passeerde één zin Morning Comes Slowly. Why Don’t You Just Rock, indeed: dit was klikkabilly met veel gefoefel op de gitaar en de vaste trucs die ze elke keer bovenhalen: zanger-gitarist Mark Harman mee op de drums, drummer Rob Tyler met zijn drumsticks mee roffelend op de contrabas, Mark en Paul Harman die met twee op de contrabas slappen, maar het blijft geweldig om te zien. Rob Tyler werd vandaag vijftig, en de twee Harmans moeten ook rond die kaap zitten, maar Restless blijft eeuwig jong. Oftewel: om in stijl oud te worden moet je de pyamas vervangen door een net fifties pak.


En onze Franky moest natuurlijk weer op de foto met Restless...

Ik ben voor één keer niet blijven plakken, maar het was na afloop een goed feestje, zo heb ik me laten vertellen. DJ Franzie, die bekend staat dat hij niet in muzikale hokjes denkt, had eerder al Rock Around The Clock, Blue Suede Shoes (Carl Perkins) en Sexy And 17 (Stray Cats) bovengehaald en eindigde de avond naar verluidt met Vamos A La Playa. Kan tellen qua psychobilly, hahaha. De zaterdag was zoals gezegd helemaal psycho en valt dus buiten het bereik van Boppin’ Around, al moet ik bekennen dat ik heb genoten van de hyperkinetische rock ‘n’ roll van Stressor uit Rusland (voor de eerste keer in België) die backstage amper een paar woorden gebroken Engels bleken te kunnen praten, maar dat was gelukkig niet te horen was in hun zang, én van de Ieren van Spellbound (net terug van een maand toeren langs culturele centra in Brazilië, alle zitjes uitverkocht door families met kinderen, iedereen uit de bol, niet omdat het Spellbound was maar gewoon omdat er westerse muziek was), vaste gasten op de Old-School Rockabilly Psychosis: ze stonden al op drie van de zes edities. En uiteraard kan een groep met een zanger die Frankie heet nooit slecht zijn, woeha. Spellbound speelde een gebalde hedendaagse rock ‘n’ roll mix én gaf blijk van humor middels covers van YMCA van Village People (drie crewleden in Spellbound T-shirts dienden de bijbehorende armbewegingen te maken) en Hey Rock ’n’ Roll van Showaddywaddy. In Duitsland halen ze dat soort grappen niet uit, zeggen ze, die hebben geen gevoel voor humor. Het blijft lachen.

naar boven

ROY P-CAT & THE V8 DADDY’S
Eindhoven, 9 november 2012

Verslag: Jiving Walter/ foto's: Anne-Mie



Nu Radio Modern Vlaanderenland vertrouwd heeft gemaakt met de lindy hop en andere jive toestanden is het de beurt aan onze Noorderburen om daarvan te proeven. Niet dat onze vrienden daar deze stijl niet kennen, maar het is de unieke formule van inkleden die het hem doet. Ik heb daar reeds over verteld in mijn vorige verslagen. Ben Mouling, de organisator van Radio Modern, is volgens mij naast een goede vermakelaar en zakenman ook een voortreffelijke strateeg. Hij tast voorzichtig de nog te ontginnen gebieden in Nederland af en begint op kleine schaal. Allereerst huurt hij geen al te grote zalen en boekt hij vooral Nederlandse bands en dansscholen. Voor deze gelegenheid kwam Eindhoven aan de beurt in de Effenaar, een gebouw dat wat nijver achtig oogt. Het werd geopend in 2005 nadat de vorige Effenaar die gevestigd was in een linnenbedrijf te klein was geworden. Het gebouw had de eerste skybox in het Nederlands clubcircuit. De kleine zaal bood ons onderdak en aan de inkom waren de Modernettes, de meisjes die het haar van de dames in een retro plooi leggen, al aan de slag. Opvallend: ook hier vele bezoekers feestelijk gekleed. Als insmijter kregen we een danskoppel uit Tilburg, de Swing Shakers, die de zaal in vervoering brachten met originele dansfantasietjes. Vervolgens klom Ben op de beun en prees gemoedelijk de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland. Het klonk net alsof beide landen al verenigd waren. Het was voor hem ook het moment om wat werving te maken over het Vlaams biermerk Vedett dat aan de toog werd geschonken. Het geeft een groene schijn in een 33cl fles en heeft een gehalte van 5.2 procent alcohol. Plots dook er een fotograaf voor ons op en verzocht ons of hij een beeldplaatje van ons mocht maken. We waren toen ernstig in gesprek gewikkeld, maar lieten begaan. Er rolde een foto-klever uit zijn toestel en dit plakte hij vervolgens op mijn bierglas, dat ik later aan de tapkast afgaf. Later vernam ik dat dit bedoeld was als portretfoto om te figureren op het flessenlabel. De beste opnames worden er dan uitgeschift. Voor mij hoeft dit niet. Even later luisterde dansschool Boogie Academy in fel rood en geel gekleurde jassen de sfeer op met acrobatische toeren, speels en luchtig opgevoerd: prachtige showmensen.


Roy P-Cat & the V8 Daddy's

De optredende groep van dienst was Roy P-Cat & the V8 Daddy's. De naam V8 verwijst volgens mij naar een auto-verbrandingsmotor waarbij de cylinders in rijen van een v-vorm staan opgesteld. Namen van bands vind ik belangrijk, zeker als ze verwijzen naar auto's uit de jaren ‘50. Ik denk dan aan The Cadillacs, The Bel-Airs, The Pontiacs enz... Voor mij geen namen die zinspelen op de dood of geweld! Roy P wordt omschreven als een garage swing rock band. Op YouTube zag ik bij hen een pianist die ik hier miste en daardoor ging er wel een tikkeltje van de kwaliteit verloren. Ze speelden nummers als That's What Daddy Wants van Wayne Hancock, waarbij hier vooral de drumpartij belangrijk was, Wasn't That Good van Wynonie Harris en Tequila van The Champs, vooral veel nummers om te strollen of te schuifelen over de vloer. De zaal was voor ongeveer de helft gevuld en de toehoorders kwamen mij een beetje verlegen, onzeker over, ook omdat niemand het waagde echt vooraan te staan. Maar kom, ik zie het in de toekomst wel gunstig evolueren. Ben die afwachtte was tevreden en legde fijne plaatjes op.
We verkozen nog even een kopje koffie te gaan drinken in de verbruikszaal, met een buitenterras aan het water, de Dommel. Daar binnengekomen in de kantine werden we aangenaam verrast door de goede muziek. Ze hadden daar een dijk van een CD opgezet, The Ventures Surfing. Omdat ik gek ben van instrumentale surf van de vroege jaren ’60 was dit voor mij een schitterende afsluiter van de avond. Een regenbui onderweg naar huis in de wagen deed me ongewild denken aan een ‘pipeline’, een krullende golf die een tunnel vormt en waar de brandingrijders doorglijden. Ondanks dit alles hebben we het toch drooggehouden.


Roy P-Cat, oftewel Roy Piket van ooit The Rumble Cats, geflankeerd door Peter op contrabas

THE T-MEN & MISS ELLA
Eindhoven, 10 november 2012

Verslag: Jiving Walter/ foto's: Anne-Mie

Het was me een druk weekeinde: vrijdag naar Eindhoven bij Radio Modern en zaterdag naar dezelfde stad maar dan om te gaan kijken naar The T-Men & Miss Ella. Ik vond het de moeite om nogmaals een verslag te maken over deze groep omdat een nieuwe Miss Ella, en wat voor één, de vorige had vervangen. Het optreden vond plaats in feestzaal Ramona en was ingericht door dansschool Boogie Academy. De zaal was aangenaam versierd met gebruiksvoorwerpen uit de jaren ‘50: zo stond er een fifties benzinepomp opgesteld naast een grote James Dean figuur. Boven de toog op een rek bemerkte ik oude radio's. Aan de muren prijkten foto's van Elvis en Marilyn Monroe en zelfs een poster van een prikkelpop (pin-up girl) ontbrak niet.

The 'New' Miss Ella

Zoals jullie al wel zullen weten spelen The T-Men & Miss Ella jump, swing en bluesmuziek. Hun speellijst bevat liedjes van Ruth Brown, Etta James, Wynona Carr, Louis Jordan, Joe Turner, Roy Brown enz., dus in hoofdzaak de rauwe zwarte sound. Vanaf de eerste noten viel mij de krachtige stem van de nieuwe Miss Ella op. In een mooie zilverkleurige jurk gekleed, zelfbewust en plankvast reeg zij alle nummers moeiteloos aaneen. Dit is een flinke aanwinst voor de groep, want goede stemmen zijn zeldzaam. De drie begeleidingsmuzikanten die een goede verstandhouding onder elkaar koesteren, speelden bluesnummers rimpelloos af. Ik hoorde ook nieuwe uitvoeringen van Bill Haley, de koning van de jive, en latere liedjes zoals Venus van Shocking Blue of I Still Haven't Found What I'm Looking For van U2 gestoken in een rock ‘n’ roll jasje. Het deed me deugd dat de band er nog steeds op vooruit gaat en hopelijk staan ze ooit op een festival als de Rhythm Riot, want dat zijn ze beslist waard. Het publiek behoorde meestal tot de leeftijdscategorie van boven de 50, en dan vraag ik me steeds af waar die jonge snaken blijven. Rock ‘n’ roll houdt een mens jong. De deejay was de kopman van de dansschool. Hij zat vol humor, plaagde de groep met hun geruite broeken en probeerde Miss Ella zelfs te versieren met een stiekem afspraakje (lachend gezegd). De platen sloegen goed aan en de avond was in een handomdraai voorbij. De zondag daarop heb ik dan ook een gat in de dag geslapen.


The T-Men & Miss Ella

naar boven

SEBI LEE & THE FLATFOOT MONKEYS
Mechelen (B), 20 oktober 2012


Verslag: Jiving Walter/ foto's: Anne-Mie

Sebi Lee

Ik weet niet hoe ze het klaarspelen bij Radio Modern, maar overal waar die mannen iets op touw zetten zijn de zalen goed gevuld. Volgens mij heeft het te maken met de vaste formule die ze telkens toepassen en die keer op keer aanslaat. Allereerst schotelen ze een dansinwijding voor, die mij aanvankelijk een beetje kleuterachtig overkwam, maar eenmaal hieraan gewend besefte ik dat dit de schroom wegneemt en de mensen nader tot elkaar brengt. Soms volgt er dan een bijzondere attractie, bijvoorbeeld een modeshow, burlesque, veejays of fifties zithoeken waar men zich kan laten fotograferen op een zwart-wit foto, en tenslotte de groepen die optreden en meestal jive, swing of boogie woogie opvoeren. Vergeten we ook niet dat iedereen zich daar op zijn paasbest uitdost en dat geeft toch een bijkomend tintje aan zulke avond. Dat een mens een gewoontebeest is ondervond ik aan mezelf. Ben Mouling, de drijvende kracht achter deze avonden, was niet aanwezig en had zich laten vervangen door een begeesterd kereltje, een bevlogen man die regelmatig door de micro schreeuwde om het publiek wat aan te wakkeren, wat ik echt niet nodig vond gezien de sfeer allerbest was. De platenruiter draaide nogal flauwe (althans voor mij) varieté muziek uit de jaren ‘40, waarbij ik de swing wel wat miste. Deze avond stond Sébi Lee & the Flatfoot Monkeys op het programma in het Cultuurcentrum van Mechelen. De fout die vele mensen maken is dat ze steeds dingen vergelijken met het verleden en dan ook dezelfde verwachtingen koesteren. Meestal draait het dan op een teleurstelling uit. Vier jaar geleden had ik een optreden van Sébi Lee en zijn band bijgewoond in de nu ter ziele gegane Cooperville kroeg in Turnhout. Hij stond daar met een zevenkoppige bemanning, waaronder trompet- en saxofoonspelers en drie hupse meiden dienende als achtergrondstemmen. Het viel toen reuzengoed mee. Ditmaal echter kregen we een vierkoppige band zonder hippe meiden of trompettist. De organisatoren hadden voor deze gelegenheid een gewezen kerk met hoge zoldering uitgekozen, waardoor een groot deel van het geluid verloren ging. De muziek klonk nogal slapjes en inhoudsloos: het was net alsof de drummer op een blikken doos klopte. Ook merkte ik zo nu en dan lange stille momenten tussen de nummers, maar kom, dat bedierf de pret niet. Sébi is een door-en-door sympathieke man die graag met enkele kwinkslagen de boel opmontert. De piano stond nog eens in lichterlaaie en ik had mijn worstjes al klaar voor de braadrooster. Hij leefde zich volledig uit op het podium en was tiptop gekleed. De vriendelijke Waal sprak zijn publiek toe in het Nederlands, wat de omstaanders echt waardeerden. Daarenboven heeft hij in de loop der jaren zijn muziekstijl uitgebreid. Aanvankelijk als nabootser van Jerry Lee Lewis (hij is een goede pianist) is hij stilaan doorgegroeid naar een breder gamma. Liedjes van Louis Prima kwamen regelmatig aan bod en dat swingt. Het grote probleem bij Sébi is echter zijn stem. Hij begint het vertoon met When You're Smiling van Louis Armstrong, waarbij hij door te grollen zijn stem danig misvormt. Dit doet hij vele liedjes achtereen, zodat hij zich echt uitput. Aan het einde van het optreden merk je dan ook dat hij de toonhoogte niet meer haalt waardoor hij vervalt in schorre, hese klanken. Iemand vertelde me dat hij waarschijnlijk een verkeerde stemtechniek toepast: je moet zingen vanuit je onderbuik en niet vanuit je keel. Adembeheersing is heel belangrijk. Dit geldt zowel voor klassieke als popmuziek: als je teveel druk op je keel zet, overkracht je je stem. Maar de bezoekers van Radio Modern en ikzelf waren dankbaar en gunnen hem en zijn band verder succes. De dansvloer stond altijd vol met lindy hoppers en ze riepen hem tweemaal terug. Meer verlangde Sébi niet: hij glunderde en dat was het voornaamste.


Sebi Lee & the Flatfoot Monkeys

naar boven

SMOKY MIDNIGHT GANG
Herentals (B), 29 september 2012


Verslag: Jiving Walter/ foto's: Anne-Mie

Ik hoefde eindelijk eens geen verre verplaatsing af te leggen om naar mijn geliefkoosde muziek te gaan luisteren. Ditmaal was er een optreden van The Smoky Midnight Gang in openlucht te Herentals, naar aanleiding van het vijfjarig bestaan van het cultureel centrum aldaar. Het weer zat goed en er was een heldere hemel bij volle maan. Met deze band waande je je terug in de woelige jaren ‘30, ‘40 ten tijde van de droogleggingswet en de terreur van Al Capone: Borsalino hoed, streepjespakken, two-tone shoes en het haar stijf in de gel vormden het kenmerk van deze groep. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hun muziek vooral op deze periode betrekking had: zwart, wild en Amerikaans, swing, rhythm ‘n’ blues, jump ‘n’ jive, boogie woogie…

Een zevenkoppige samenstelling bestaande uit onder andere een trompettist met demper en tenor- en baritonsax. Dit laatste instrument draagt altijd mijn voorkeur weg omwille van de zware tonen die al sterk lijken op die van de fagot. Deze mannen waren niet aan hun proefstuk toe. Oorspronkelijk speelden de gangsters in jazzkelders van Parijs, waarna ze door gans Europa begonnen te toeren. Niet gespeend van humor vrolijkten ze de avond op met enkele zwierige danspasjes of bordjes met “applaus”, “drinks”, “smalltalk”. Twee schaars geklede danseresjes deden een charleston, maar werden een beetje eentonig naarmate het einde naderde. Als liederen kregen we veel muziek van Louis Jordan zoals I'll Die Happy, Put Some Money In The Pot Boy en Whiskey Do Your Stuff, Amos Milburn (gecoverd door John Lee Hooker) met One Scotch One Bourbon One Beer, Amos Easton met I Keep On Drinkin’, en het eigen Sneaky Pete, te zien op YouTube. Zoals jullie merken handelde het hier bijna overal over drank. De meeste songs kwamen van hun CD Loaded, die best mag gehoord worden, want ik vond ze één voor één verdraaid goede muzikanten. Jammer genoeg kwam er geen kat op de vloer om te dansen. Typisch Vlaams: hier kijken ze altijd de kat uit de boom. Mijn vrouw had haar enkel bezeerd en ik moest dus werkloos toekijken bij deze opzwepende muziek.

De groep deed bij het laatste nummer een wandelingetje tussen de toehoorders en kreeg een warm applaus. Later kwamen er nog vele kijklustigen toegestroomd van Radio Ultra Modern dat in hetzelfde gebouw een feestje had ingericht. Ze waren beter wat vroeger hier komen kijken. De show had anderhalf uur geduurd en we waren aan iets warms toe. Een dronkenlap in een café op de Grote Markt probeerde met enkele bezoekers ruzie te maken, maar verdween algauw omdat hij geen sigaret kon afluizen. Misschien had hij de teksten van The Smoky Midnight Gang te letterlijk opgevat. Het is alleszins spijtig dat voor zulke heerschappen de droogleggingswet niet meer bestaat.


naar boven

ALL AMERICAN WEEKEND
Lommel (B), 15 en 16 september 2012


Verslag: Frantic Franky/ Foto’s: Ingrid & Patrick

Het All American Weekend bestaat al járen, maar dit jaar voegden ze er voor het eerst een rockabilly tent aan toe, ongetwijfeld uitgaand van het idee dat wie zich met Amerikaanse auto’s bezighoudt niet vies is van rock ‘n’ roll. All American Weekend staat evenwel voor àlle Amerikanen: ik zag wagens uit de jaren ’30 tot nu, hot rods broederlijk naast jaren ’70 muscle cars, omgebouwde lijkwagens, mensen die hun telegeleide miniatuurvrachtwagens uitlieten, oude legervoertuigen, airstream caravans versierd met bloemstukjes en plastic flamingos, Corvettes, Mustangs, noem maar op, tot een verdwaalde Mercedes toe, en Dodge vans, massa’s Dodge vans. En natuurlijk allemaal te koop! Echt vol liep de rockabilly tent niet, en dat was vreemd, want behalve langs de auto’s en de standhouders lopen was er niet veel animatie op dit All American Weekend: een vuurspuwende monstertruck (als ik het goed heb begrepen een waanzinnig krachtige motor die kerosine verbrandt), een rocktent (of heavy metal of punk, geen idee), een bikini babe show alsmede een mudpit voor wie met zijn jeep wat rondjes wilde draaien, maar dan had je het wel gehad. Entertainment van een ander soort was Toni’s Oldie Markt, een Duitse CD stand (de enige echte rock ‘n’ roll stand was Tombstone Records) opgetrokken uit met viltstift beschreven reclameborden met slogans als “Hallo country freunde” waarbij de standhouder zijn waar (voornamelijk goedkope verzamelboxen van rock ‘n’ roll klassiekers) aanprees door er stukjes van te spelen en die deejaygewijs aan te kondigen met uitroepen als “und jetzt nog ein mal der Urknall: Rock Around The Clock!” Ik zie het Tombstone Records nog niet doen. De rockabillytent was professioneel aangepakt: een grote tent met achteraan zitbanken, goed geluid en belichting. De rockabillies zelf daarentegen lieten het wat afweten, misschien omdat de in totaal zeven bands die zaterdag en zondag optraden allemaal uit België kwamen, uitgezonderd Miss Mary Ann & the Ragtime Wranglers. Géén Blue Grass Boogiemen zoals op de flyer vermeld, ten gevolge van een dubbele boeking.



Openers waren Wild Deuces, de vorige keer dat ik ze zag een vijftal met drummer, nu een viertal waarbij zanger Bart Wallenus zijn akoestische gitaar had vervangen door een rechtstaand drumstel, of beter gezegd enkel een snare en een cymbaal, dus geen basdrum. Weinig variatie in het drummen, jammer, zeker als je twee druk tegen elkaar op solerende gitaristen in de band hebt, waaronder Rico Vega, ex-Benvis & his Rockets. De set bestond vooral uit covers uit verleden én heden: Crawdad Hole, Red Hot, Slippin’ In, een Brand New Cadillac op kruissnelheid, Other Side Of Town (Go Cat Go), Gypsy Girl (Caravans), She Got Back On That Train (Red Hot & Blue), Bulletproof (Lee Rocker), een supersnel Johnny Law (Wayne Hancock) met een stukje Johnny B. Goode erin verweven. Opvallendste nummer: I’ve Just Seen A Face van The Beatles uit 1965 dat al eerder rockabilly covers mocht verwelkomen. Twee eigen songs: Rock And Bop en Baby Get Out. Afsluiter werd bluesbopper Boogie Chillun. Helaas stond het geluid zo hard dat een objectieve beoordeling van Wild Deuces onmogelijk was. Misschien had een volle tent dat volume getemperd, maar helaas pindakaas. Of word ik gewoon te oud?
Ook The Sangriolas leden onder dat volume. Deze band bestaat inmiddels een jaar of zes, en de didgeridoo uit hun begindagen hebben ze gelukkig achterwege gelaten. Niettemin is dit nog steeds een combo dat fun hoog in het vaandel voert: de keyboards zijn verpakt in een houten behuizing met diverse affiches uit het wilde westen, de setlist mikt ongegeneerd op liedjes die iedereen kent met een hoge meezingfactor, zoals Ghostriders In The Sky, Burning Love, Viva Las Vegas, Mystery Train/ Tiger Man, Ruby (Don’t Take Your Love To Town), Honey Don’t, Surfin’ Bird en Rawhide. Bij Ring Of Fire werden er trompetten uit de keyboards getoverd. The Sangriolas staan met vijf man plus een zangeres op het podium, Pia De Quint (een heel klein beetje bekend van de VT4 reality soap De Pedaalridders: Pia is een enthousiast mountainbikester), die bij The Sangriolas vooral countrynummers ten gehore brengt als Jolene, Applejack (2x Dolly Parton waarvoor een banjo werd bovengehaald), en in duet Jackson (van Johnny Cash & June Carter dus, want anders loopt deze zin zo raar), naast een rocker als Fujiyama Mama van Wanda Jackson. Here For The Party van countryzangeres Gretchen Wilson eindigde met de sixtieshit Gloria van Them. Onthouden: een beetje Cramps-achtige cover van Bad Things van countryzanger Jace Everett uit 2005, tegenwoordig populair omdat het gebruikt werd als thema van de vampieren TV-reeks True Blood. Minder gediend was ik van wat verondersteld werd een rockabillyversie te zijn van Down Under van de Australische rockband Men At Work uit 1982.


Marc Luyten van The Sangriolas hier op gitaar, en rechts Bert Neujens van diezelfde band op bas

Wie mij een beetje kent weet dat ik Miss Mary Ann & the Ragtime Wranglers een hele goeie band vind. Ze stelden me niet teleur, ook al omdat dat volume ineens een pak lager stond, en dat betekende genieten van elke noot die Joe Sixpack uit zijn gitaren tovert. Voeg daarbij de excellente ritmetandem Sietse Heslinga en Huib Moor, Miss Mary Ann’s aanstekelijke kamerbrede lach en onophoudelijke handclaps (ze deed na drie songs haar schoenen uit) en een uitgelezen selectie uit 20 jaar Miss Mary Ann & the Ragtime Wranglers en je weet waarom ze het weekend ervoor nog op High Rockabilly stonden. En vanavond dus voor een paar 100 man in Lommel, waarvoor ik voor de vuist weg wel enkele redenen kan aanhalen. Zo verliepen de optredens in de twee tenten tegelijkertijd in plaats van afwisselend, stonden alle standhouders ter hoogte van de rocktent, en werd het terrein vòòr de rockabilly tent niet gebruikt om auto’s te parkeren, waardoor er dus ook geen volk rondliep. Al had ik ook de indruk dat heel wat bezoekers op de camping gewoon op de camping bléven, barbecue en krat bier binnen handbereik. Miss Mary Ann & the Ragtime Wranglers maakten het niks uit, zij werkten netjes hun set af: een relax Drugstore Rock ‘n’ Roll, I’m Havin’ A Party, een heel mooi Blue Days Black Nights (Buddy Holly), I Need Your Love Tonight (Elvis), een supersnel Mama’s Here, Rock It On Down To My House, Easy Does It, I’ll Be Your Slave, Hey Little Dreamboat, You Made A Hit, een nieuw nummer dat ze vorig weekend debuteerden op High Rockabilly getiteld (denk ik) Little Bit Of Your Love... Eigenlijk kan ik ze hier wel allemaal opnoemen, want ik vond ze echt ook allemaal goed, maar daarvoor ben ik dan ook een fan van deze immer sympathieke spring-in-‘t-veld.


Miss Mary Ann en rechts Ragtime Wrangler Joe Sixpack

Afsluiter The Baboons gingen voor een wall of sound waarin de piano/ keyboards die ze tegenwoordig meebrengen (Wim De Busser) aanvulde maar niet overheerste. De jongens bewezen waarom ze op dit ogenblik als een van de publiekstrekkers in de Belgische rock ‘n’ roll bands gelden: de set schuwde geen zweet en verbond allerlei rootselementen tot een geheel dat uitermate rockt. Bird Doggin’ (sixties Gene Vincent), Can’t Judge A Book By Its Cover (Bo Diddley), 30 Days (Chuck Berry), Linda Lu, het sloot naadloos aan bij eigen CD-werk als Teasin’ Girl, Green River, Only For Lovin’ You, Poultry, Tic Tac, I Fly With You, Boogie Curse, Drinkin’ Gasoline, Bungalow, Naked Girls en Run Baby Run. Bissen werden It Ain’t The Meat (It’s The Motion) en een saluut aan Ronnie Dawson met Party Town. Lang geleden trouwens dat ik een band ná de bissen beleefd hoorde vragen aan de organisator of ze er misschien nog ééntje extra mochten spelen.



De verzamelde Baboons!

Op zondagochtend bleek 11 uur te vroeg voor de eerste band, want er was exact vijf man in de tent terwijl buiten twee cowboys te páárd over het terrein kuierden. En dat was jammer voor deze band die wel héél goed was. Ook nu leek me er een logistiek euvel: in de rocktent serveerden ze op dit moment gratis koffie (in de rockabilly tent betalend bier) en de frituur naast de rockabilly tent was dicht, die naast de rocktent was open. Gelukkig had iemand eraan gedacht om de te parkeren auto’s en motors af te leiden naar het terrein voor de rockabillytent, zodat er hier later op de middag nog wat passage was. Ik had nog nooit van Trio Vocal gehoord, en zoeken op internet leverde 5 miljoen hits op en was dus hopeloos. Trio Vocal bleek helemaal geen rock ‘n’ roll band maar een, euh, vocaal trio dat vooral jazz, gospel, fado en folk brengt, maar wegens het wegvallen van The Blue Grass Boogiemen en familie van de programmator waren ze bereid speciaal voor dit All American Weekend een setje à la Carter Family in elkaar te boksen. En als ze dit setje speciaal voor de gelegenheid hebben ingestudeerd, neem ik mijn kuif af voor hen: wat deze twee zusjes en broer tussen 22 en 26 jaar met slechts één akoestische gitaar, een viool waarop ook mandolinegewijs werd getokkeld, tamboerine en drie stemmen deden was simpelweg bijna de hele O Brother Where Art Thou soundtrack naspelen: Keep On The Sunny Side, Man Of Constant Sorrow, een acapella Down To The River To Pray, om via een rockend Going Up The Country van Canned Heat (zie ook Kitty, Daisy & Lewis) te eindigen met Americano en een paar andere jazzy songs, naar ik veronderstel het repertoire dat ze normaal brengen. Engelengezang doordrong mijn verdoofde brein. Moest u ze willen uitchecken: de enige juiste link blijkt www.myspace.com/triviocal.
Van engelengezang naar moderne op adrenaline drijvende rockabilly met The Rhumba Kings van de Engelse contrabassist Mark Spreckley die al meer dan 10 jaar in Belgenland is blijven hangen. Elke keer als ik zijn trio zie heeft ie andere muzikanten en dat zijn tegenwoordig gitarist Bart Vervecken (Legendary Johnny Trash) en drummer Lucien Vogelaerts (Rumble Jacks, Los Putas). Aangename verrassing: Vervecken’s gitaarspel was bij momenten beter en helderder dan de vorige keer dat ik hem zag, en hij blijkt ook over een stem te beschikken. Ik had ‘em nog nooit zien zingen, maar zijn versies van I Put A Spell On You, Have You Ever Seen The Rain en Long Tall Sally klonken ten zeerste Creedence Clearwater Revival. Wij onthielden daarnaast pittige en snedige rockabilly en hedendaagse rock’n’ roll vermengd met rock met contrabas, en songs als Folsom Prison Blues, Come Back Baby, Louisville, Baby Let’s Play House en Rockabilly Rebel. Bis werd een zware Sweet Dreams (Are Made Of This) oftewel Vervecken die het Britse popduo Eurythmics coverde.

Million Dollar Sunrise: links Mario Mattucci, rechts Patrick Ouchène

Het zaakje werd afgesloten met The Million Dollar Sunrise, het Sun Records hobbybandje van Patrick Ouchène, Mario Mattucci, Koen Verbeek en Sébi Lee die de Sun klassiekers van Elvis, Carl Perkins, Johnny Cash en Jerry Lee Lewis brengen, aangevuld door nummers die even vaak als niet verwijzen naar de Million Dollar Quartet jamsessie van die vier artiesten op 4 december 1956. Million Dollar Sunrise is een concept waarbij af en toe met de muzikanten wordt gegoocheld, en zo zat gitarist Mario Mattucci die normaal Carl Perkins voor zijn rekening neemt zonder stem. Geen probleem, de songs werden netjes onder de andere bandleden verdeeld en Marc Luyten van The Sangriolas kwam Honey Don’t zingen dat ie gisteren al had gedaan met zijn eigen band. Mark Spreckley deed de drumroffels op de Johnny Cash songs. Vroeger heb ik Sue Moreno wel eens te gast gezien bij Million Dollar Sunrise, vandaag hadden ze Crystal Dawn bij, door papa Patrick gelanceerd als rock ‘n’ roll zangeres, meestal met Runnin’ Wild als begeleidingsband, af en toe te gast bij Million Dollar Sunrise. Crystal vertolkte Got A Lot Of Rhythm In My Soul (Patsy Cline), Stupid Cupid, Jackson (in duet met Koen Verbeek) en een gevoelig It Doesn’t Matter Anymore van Buddy Holly. Crystal heeft een goeie stem en is op haar 20ste natuurlijk mooi om naar te kijken, dus misschien zullen we d’er nog van horen, al zal ze daarvoor mogelijk onder papa’s vleugels vandaan moeten vliegen om haar eigen ding te creëren.
Een praatje met de organisator van dit All American Weekend reveleerde dat ie de rockabilly tent een succes vond en volgend jaar het concept misschien gaat uitbreiden tot een heuse rockabilly weekender als onderdeel van All American Weekend, met grotere namen op de affiche en een aparte rockabilly camping. Al kan het medio september ’s nachts natuurlijk al flink koud zijn. Afwachten maar...


Meer Million Dollar Sunrise met links Sébi Lee, rechts Crystal Dawn geflankeerd door Koen Verbeek

naar boven

ROCK 'N' ROLL STREET
Terschelling, 31 aug. t/m 2 sept. 2012


Verslag: Jiving Walter/ foto's: Anne-Mie

Rock ‘n’ roll festivals op eilanden hebben mij altijd geboeid, omdat daar een bijzondere sfeer heerst. Je hebt zo’n beetje de indruk afgezonderd te zijn van de rest van de hedendaagse wereld, terwijl op jouw landhoogte de tijd stilstaat. Zoals in England ondervond ik dit opnieuw op Terschelling tijdens de jaarlijkse rockabilly kroegentocht ingericht door de vereniging Rock ‘n’ Roll Street. Onze reis startte al goed omdat de tomtom verkeerdelijk was ingegeven op Harlingen-centrum i.p.v. Harlingen-veerdienst. Als gevolg stuurde die gps ons midden in de dorpskermis, waar we amper uit geraakten: smalle straatjes, éénrichtingsverkeer en kraampjes die de doorgang belemmerden. Wat een soep!


The Haystack Hi-Tones

Ik ga geen beschrijving geven van al de groepen die op Terschelling optraden, omdat ik van rockabilly weinig pap heb gegeten, dus ik zal me maar beperken tot gewoon enkele stemmingsbeelden. Voor mij was het al de tweede keer dat ik dit beleefde en weer stond ik versteld van de massale opkomst. Per slot van rekening dien je toch een lange verplaatsing per boot af te leggen en bovendien zijn de vervoersmiddelen op de oog beperkt. Je moet ook tijdig boeken voor een slaapplaats. Het weer was schitterend en dat was toch een belangrijke troef, zeker omdat veel van deze dadigheden zich afspeelden op straat. We waren gelogeerd in een gerieflijke stacaravan op een rustige campingplaats, niet ver van het dorp. Het was opvallend dat iedereen daar, zowel jong als oud, geestdriftig meedeed, soms wat lachwekkend: mannen met plastic vetkuiven en insgelijks bakkebaarden, veel jonge vrouwen met petticoats en een torenhoog suikerspinkapsel dat dateerde van de opkomst van de meidengroepen (Shirelles, Chiffons, Supremes, Helen Shapiro, Brenda Lee) begin jaren ‘60. Het zit onze noorderburen in het bloed: ze verkleden zich graag en dat schept ambiance. Oldtimers stonden voor winkels geparkeerd, en de plaatselijke neringdoeners deden natuurlijk mee hun duit in het zakje: uitstalramen waren voor de gelegenheid met jaren ‘50 spulletjes versierd en standjes met retro-kledij kon je overal aantreffen. Rolprenten van Elvis of Johnny Cash werden op een gevel afgestraald en een afbeelding van Little Richard viel dadelijk op. In de straat stonden twee grote podiums opgesteld waar groepen overdag opvoerden. Een hoepelwedstrijd voor de jongeren, een dansuitvoering door een dansschool, een solexvertoning, ja zelfs een groep oudjes die de Hollandse liedjes van destijds (Rocking Billy van Ria Valk, Willem Wordt Wakker van The Butterflies) vrolijk meedeunde, en vanzelfsprekend overal drukbezette terrassen.



Een gezellige boel op Terschelling

Als jive liefhebber voelde ik me vooral aangetrokken tot de groep Five Guys Named Joe die jump voorschotelden en zeker tot deejay At’s Crazy Record Hop, de “oulike plaatjogiie” zoals men dat in het Zuid-Afrikaans zou noemen. Deze man verzorgde vlotjes de middagdoenigheden in openlucht en slaagde er meesterlijk in om ’s avonds een gans danspubliek in de ban van zijn muziek te houden. Daar moest je echt drummen om een dansje neer te zetten. Bovendien heeft hij een lieve uitstraling en is hij met zijn jarenlange ervaring een doorgewinterde ouwe rot. Zoiets geeft vertrouwen, in tegenstelling tot platenruiters van wie je dadelijk hoorde dat ze over weinig kennis van rock ‘n’ roll beschikten. Zo trof ik een knakker aan in een kneip die de ganse avond The Stray Cats en muziek uit de film Grease draaide. Zeker niet slecht, maar mij kwam het wel saai en armzalig over. Géén enkele fifties schijf! Maar ja, het zij zo.


DJ At zorgde er zoals immer voor dat de bedrijvigheid op de 'dansvloer' hoog was


Na twee dagen was de pret voorbij, maar zelfs bij inscheping richting vasteland weerklonk als toetje nog fifties muziek uit een bagagebewaarplaats langs de kade: een heerlijk gevoel. De Brandaris vuurtoren, de baken van het eiland die ons ’s avonds tijdens onze wandelingen met zijn licht had vergezeld, wuifde ons uit tijdens de overvaart als teken van afscheid. Volgend jaar krijgen we de 25ste uitgave van deze belevenis. Hopelijk zie ik dan ook meer kuiven en paardenstaarten uit het zuiden van het land.

naar boven

ELECTRIC BOOGIE
Turnhout (B), 10 augustus 2012


Verslag: Jiving Walter/ foto's: Anne-Mie

Deze zomer maakt Radio Modern de Kempen onveilig met spiegeltenten. Dit zijn ronde kiosktenten met een salon, voorzien van een planken dansvloer, spiegels alom, houten pilaren en gezellige nissen. Het geheel is zo ontworpen dat je vanuit iedere hoek alles kunt bekijken. Ik heb me zelfs laten wijsmaken dat de spiegels eigenlijk dienen om stiekem iemand te beloeren. Na de eerste wereldoorlog kende dit opzet een steile opgang. Kermisuitbaters bonden de mededinging aan met de plaatselijke dorpscafés en lokten menig bezoeker door opvallend beschilderde gevels. Einde jaren ‘60 ging het met deze aanpak bergaf. Mensen verkozen liever uit te gaan naar disco’s. Vanaf de jaren 2000 kregen deze danspaleizen terug de wind in de zeilen. Het was een typische Vlaamse uitvinding en deze formule sloeg nu ook aan in het buitenland. Dus wij stevenden erop af richting Turnhout aan de Warande. Alle tafels waren reeds bezet of voorbehouden. Als je dan met vijf personen in een eivolle zaal wordt samengedrumd tegen de toog, is de beslissing alras gevallen: kaartjes van lieden die tafels hebben besproken maar te laat opdagen worden dan snel omgedraaid en in de vuilbak gedumpt. Nadat we die zitjes gretig hadden ingepalmd hielden we ons echt van de domme en gebaarden we van krommenaas.


Electric Boogie

De aangekondigde Dipsy Doodles die een dansvertoning moesten geven hadden afwezig gemeld. Als vervanger kreeg het publiek, dat ondertussen talrijk was binnengestroomd, een jongeman die mij deed denken aan Dick Van Dycke in de film van Mary Poppins, vrolijk en olijk, maar soms een beetje breed uitgesmeerd. Als gastgroep kregen we de Vlaamse groep Electric Boogie voorgeschoteld. Die naam vond ik nogal ongelukkig gekozen. De term ‘electric’ riep bij mij een wrange smaak op van iets kunstmatigs, een koude bedoening, dit in tegenstelling tot wat de band echt voorstelde: frisse, opmonterende muziek, de klassiekers uit de jaren ‘50. De samenstelling van de krooi viel al onmiddellijk op: een zeskoppige bemanning, waaronder één vrouw die het slagwerk op zich nam en een andere vrouw die de piano streelde. Qua uiterlijk vond ik de kledij geslaagd. De cats hadden mooie rode kegelhemdjes aangetrokken, terwijl de twee chicks getooid waren in een verleidelijke fifties jurk. Hun speellijst was heel verscheiden. De meiden zongen met een stem à la Wanda Jackson, rauw dus, hoewel ik ook graag eens zachte vrouwenstemmen à la Connie Francis hoor, maar dat mag geen bezwaar zijn. Wel had ik de indruk dat ze de laatste nummers van hun repertoire nogal snel afdreunden, alsof ze haastig naar huis moesten. Het publiek stond er eventjes verweesd bij, maar het Radio Modern gehoor is dankbaar en zal je nooit ontgoochelen. De muzikanten kregen een daverend applaus.
De platenruiter leukte de boel op, soms zelfs met calypso muziek à la Harry Belafonte of Perry Como. Uitstekende afsluitmuziek voor deze zwoele zomeravond.


De dames van Electric Boogie

naar boven

Mr. P & THE CADILLACS,
BOOGIE PHIL & THE RHYTHM DEVILS

Dendermonde (B), 21 juli 2012

Verslag: Jiving Walter/ foto’s: Anne-Mie

Tegenwoordig worden vele soorten muziek soms onder één noemer van een festival geplaatst en dan krijg je vreemde toestanden. Een voorbeeld is een optreden van Moonshine Reunion, een rockabillygroep, op het jaarlijks muziekfeest Na Fir Bolg. Dit is een organisatie die de Keltische volksmuziek uitdraagt. Of een vertoning van Mr. P & the Cadillacs, een doo-wop groep, op een jazz gebeuren. Nu, voor mij niet gelaten. Zo hoor je nog eens andere muziekstijlen en dat kan af en toe je horizon verbreden.


Mr. P. & the Cadillacs vocaal...

Stipt om 14 uur gaven Mr. P & the Cadillacs de muziek aftrap op Jazz In Het Park in het park van Dendermonde. Deze groep mag echt enig in zijn soort genoemd worden: volgens mij zijn ze zelfs de enige doo-wop groep in de Benelux. Eigenlijk is het toch sneu dat deze muziekstijl zo weinig wordt gespeeld op treffens, zowel door deejays als door de groepen zelf. Sommigen vinden deze stijl nogal flauw of verwijfd. Dit is het misverstand dat steeds opnieuw opduikt. Wellicht spelen de hoge tonen in deze songs en het soms trage tempo een rol. Als je je echter verdiept in deze stroming sta je er versteld van hoe deze muziek swingt. Wat mij hier boeit is de samenzang. Hier zingt niet enkel de hoofdzanger doch ook de andere bandleden. En onderschat dit niet, want bij doo-wop heb je ook zware bas-kelderstemmen die je als leek niet moet proberen na te doen. Laat ons niet vergeten dat doo-wop werd voortgebracht door mannen en vrouwen die oorspronkelijk in kerkkoren hadden gezongen, vandaar hun sterke geoefende stemmen. De moltrein ondergrond of de bruggen in New York vormden uitstekende galm achtergronden en hebben deze muziek mee in de hand gewerkt.
Mr. P & the Cadillacs hebben ook qua kledij een eigen stijl: zonnebrillen, retro vlinderdasjes en smokings. Meestal verzorgen ze openluchtmanifestaties op marktpleinen of parken. De toeloop is steeds talrijk en de leeftijd van de toehoorders schommelt gemiddeld tussen de 35 en 60 jaar. De geestdrift van het publiek is snel aangewakkerd door de gedrevenheid van de band. De grappen van leider Pascal, die de mensen rechtstreeks aanspreekt, breken alras het ijs en dansers (die hun overal volgen) staan al bij de eerste noten voor het podium. Liedjes zoals Diana van Paul Anka, Tallahassee Lassee van Freddy Canon of Splish Splash van Bobby Darin hoor je nergens meer en laten zij herboren worden. Als doo-wop staat op het menu Love Potion Number 9 van The Clovers, Whispering Bells van The Dell Vikings, Get A Job van The Silhouettes en natuurlijk niet te vergeten Teenager In Love, Runaround Sue en The Wanderer van Dion & the Belmonts. De pianist geeft ook nog nummertjes weg van Jerry Lee zoals Great Balls Of Fire en Whole Lotta Shakin’ Goin’ On. Een instrumentaaltje zoals Woo Hoo van The Rock-A-Teens of Wipe Out van The Surfaris zorgt voor een leuk toetje. Jammer dat ze nooit aanwezig zijn op grote rock ‘n’ roll ontmoetingen en ook in Nederland zijn ze tamelijk onbekend. Wie bijvoorbeeld blijft stilzitten bij At The Hop van Danny & the Juniors weet volgens mij niet wat rock ‘n’ roll is. Ik kruis alvast mijn vingers en wens ze veel bijval.


Mr. P. & the Cadillacs voltallig...

De tweede groep speelde New Orleans jazz. Tijd om eventjes te verpozen na de brok energie van de vorige groep. Als derde groep kregen we Boogie Phil & the Rhythm Devils. Je verwacht dan een stel ruige binken op het verhoog, maar neen, het waren mooi uitgedoste muzikanten die net uit een operazaal waren weggelopen. Deze samenstelling had zich toegelegd op boogiewoogie, swing jazz en fifties rhythm ‘n’ blues. Ik was aangenaam verrast door de kracht van deze groep: piano, een stevige tenorsax, contrabas en een zwarte drummer. Boogie Phil groeide op in een muzikale familie en kreeg een klassieke piano-opleiding, maar al gauw groeide zijn belangstelling voor jazz en dan vooral voor de boogiewoogie stijl jaren ‘40/’50. In de vroege jaren speelde hij bij The Smokey Midnight Gang, later stichtte hij een eigen band. Zelfverzekerd verandert de pianist geregeld van tempo en dat maakt het zeker niet ééntonig. Als nummers kregen we de Chicken Shack Boogie van Amos Milburn, Night Train van Jimmy Forrest, Dive Bomber van Pete Johnson, Honky Tonk Train van Meade Lux Lewis enzovoort, namen die mij onbekend in de oren klinken maar die ik dankzij dit optreden beter heb leren kennen en ook waarderen. Kort samengevat: een leuke bijwoning.


Boogie Phil & the Rhythm Devils

Alhoewel het soms dreigde was het weer ons toch gunstig en de zon regelmatig van de partij. Het park was goed gevuld en het bier stroomde rijkelijk. Toen we huiswaarts op de ring van Antwerpen reden trakteerde de oudjeszender Radio Minerva ons nog op een paar flinke rockers zoals Mean Streak van Cliff Richard en This Ole House van Rosemary Clooney. Leve de rock ‘n’ roll. Wat moet een mens nog meer hebben?

naar boven

PETER KOELEWIJN, BIG CAZ & THE 4 BOBS
Heeze, 16 juni 2012

Verslag: Jiving Walter/ foto’s: Anne-Mie

Peter Koelewijn: al sinds de jaren '50 in het vak

Af en toe snuister ik even op de webstek van verschillende bands, omdat niet alles op de rubriek Be There!© van Boppin’ Around staat vermeld (nvdr.: we doen heus ons best maar echt àlles bijhouden is zelfs voor ons onmogelijk, vandaar onze eeuwige oproep: bands en organisatoren, stuur ons jullie data door!). Een optreden van Big Caz & the 4 Bobs met daarbij een optreden van Peter Koelewijn leek me wel iets. We kwamen aan in het dorpshuis Het Perron in Heeze waar we werden doorgeloodst naar een toneelzaal met stoelen in opeenvolgende rijen. Eigenlijk wat ongezellig, want het nodigt niet uit om een praatje te slaan. Onze vroege komst was een meevaller want Peter Koelewijn was net van start gegaan met zijn show. Nu ja, veel rock ‘n’ roll van deze ouwe heer had ik me niet voorgesteld. De krasse knar die inmiddels 72 jaar oud is oogt nog verdraaid goed voor zijn leeftijd en qua beweeglijkheid valt hij best mee. Het was meer een praatoptreden waarbij Peter zelfzeker tussen de mensen stapte en hen af en toe op een gemoedelijke wijze voor het lapje hield. Hij haalde daarbij een paar leuke sketches aan uit zijn beginperiode, onder andere dat hij in 1960 na een optreden dat tot 24 uur duurde, in België, werd uitbetaald in frankskes, want de organisator had geen biljetten meer. Dat uittellen heeft toen even lang geduurd als het optreden zelf. Of dat wanneer hij de tekst liet horen van Marijke zijn vader hem opmerkte dat hij zong als een Zuid-Afrikaan. Deze avond was de muziek maar ondergeschikt. Hij zong karaoke en zijn stem droeg nog goed. Als liedjes kregen we meestal songs uit zijn post-rock ‘n’ roll periode zoals Parlez-Vous Français, Angeline, Je Wordt Ouder Papa, Who The Fuck Is Alice en tenslotte twee rock ‘n’ roll liedjes, Marijke en natuurlijk Kom Van Dat Dak Af. Hij kende nog verdraaid zijn teksten en de charmeur wist behendig hoe hij de vrouwen moest inpakken. Ik heb wel bewondering voor die man omdat hij zoveel muziek voor anderen heeft geschreven en eveneens de baanbreker was voor de eerste Nederlandstalige rock ‘n’ roll. Kom Van Dat Dak Af is drie maal heruitgebracht (1971, 1981 en 1989), maar voor mij blijft de versie van 1960 de beste. Hier hoor je nog de hortende, hikkende saxofoon, terwijl de uitbreng van 1971 vloeiender was maar minder rock ‘n’ roll. Na drie kwartier hield onze man het voor bekeken en verliet hij de zaal.


Show R&R-band Big Caz & the 4 Bobs

Big Caz & the 4 Bobs namen de fakkel over. Deze groep speelt de klassiekers zoals we ze allemaal kennen. Ze vatten rock ‘n’ roll luchtig op, beetje carnavalesk, wat zeker mag. Bewijs is Big Caz zelf al, die een kuif draagt als een haaievin waarvan hij beweert dat het geen pruik is en dat ze 22 cm hoog staat in stijve toestand. Hij verandert om de haverklap van kledij en huppelt tegen het einde op het podium waarbij hij gebaart een touw naar beneden te trekken. De afsluiter wordt gedaan door een lid van de groep die zich midden het publiek laat voortrollen op een bak en Chuck Berry toestanden nabootst. De muziek kwam mij nogal hol over, misschien door de akoestiek van het lokaal. Toch miste ik hier ook weer een saxofoonspeler, zeker wanneer er nummers zoals Tequila van The Champs en The Wanderer van Dion worden uitgevoerd. Rond 22u30 was het schouwspel voorbij en uitzonderlijk waren we dan vroeg thuis zodat ik mijn hond nog ietsje langer kon uitlaten.

naar boven

HUIS VAN ALIJN
Gent (B), 19 mei 2012

Verslag: Jiving Walter/ foto’s: Anne-Mie



Een werkmaat die wist dat ik dweep met de jaren ‘50 had me ooit een wenk gegeven om het museum Het Huis Van Alijn te gaan bezoeken. Ik moet toegeven dat niet enkel de muziek of de kledij van die tijd me bevalt, maar ook de meubels, stripverhalen, keukenalaam, televisie enzovoort, waarschijnlijk omdat ik dat als kleine bengel nog heb gekend. Het Huis Van Alijn te Gent bood me nu echt die gelegenheid om nog eens terug in het verleden te duiken: het is een gebouw dat de voorwerpen van het dagdagelijkse leven van de 20ste eeuw tentoonstelt. We werden hartelijk verwelkomd door twee oudjes aan de ontvangsttoog, de wandelweg was keurig aangegeven met pijlen zodat men niets kon overslaan. Aanvankelijk troffen we kamertjes aan over de geschiedenis van het begin van de vorige eeuw en stilaan vorderden we meer naar recente tijden. Eerst nog een zaal waar huwelijksfoto's aan de wand kleefden, maar dat stelde weinig voor.

De grote openbaring volgde bijna op het einde van de doorloop, toen we de hoek omdraaiden en daar binnenwandelden in een woonkamer van de jaren ‘50 waar tegen de muur een televisietoestel stond opgesteld, die ons precies met open armen ontving. Mijn hart popelde bij het zien van al die toestellen. Een combi-wasmachine met droogzwierder, een salontafel in niervorm, een Electro gezelschapsspel, het tienerblad Juke Box met Paul Anka op het voorblad, een jeugdboek over de trouwe hond Lassie, een TV-reeks die destijds erg in was, en last but not least reclame voor Brylcreem. Laat me jullie nog vertellen dat ik er nog steeds versteld van sta dat dit goedje nog steeds in de warenhuizen te verkrijgen is. Mijn vrouw heeft het me alvast verboden dit in mijn haar te smeren, omdat dit spul volgens haar de hoofdkussens in het bed te vettig maakt. Hoe deden ze dat dan in de jaren ‘50? Aan de kant stond een soort viewmaster waar men met klikjes beelden kon oproepen van Expo 58, de wereldtentoonstelling in Brussel die toen de allerlaatste snufjes op technisch gebied uitstalde. Ik eindig met een wijsgerige benadering: “de jaren ‘50 was een mooie decade toen alles nog in wederopbouw was en er geen werkloosheid was”. De keerzijde van de medaille was wel dat in die tijd de mensen nog lange werkuren hadden en de bazen hun ondergestelden nog erg konden misbruiken. Misschien dan toch beter dat we nu leven?

naar boven

IMELDA MAY
Turnhout (B), 12 mei 2012

Verslag: Frantic Franky/ foto’s: Marc Van Wolvelaer (www.eyeshootphotographs.be)



Een uitverkochte vierde RootsNight, goed voor een dikke 720 (en gelukkig niet 720 dikke) aanwezigen in de Kuub in Turnhout. Ik arriveerde een half uur voor de deuren officieel opengingen en vond tot mijn verbazing een parkeerplaatsje recht tegenover de zaal. Geen flauw idee of ik daar ook echt mòcht staan, maar soit. Dat het zaakje sold out was had natuurlijk alles te maken met Imelda May, bijzonder hot sinds ze in 2008 op de BBC te zien was in het muziekprogramma Later With Jools Holland. De CD Love Tattoo, uitgebracht op het aan haar echtgenoot en gitarist Darrel Higham gelieerde Ambassador Records, werd overgenomen door major Universal, opvolger Mayhem (2010) haalde in haar thuisland Ierland dubbel platinum. Op haar website lees ik dat ze inmiddels voor in totaal 400.000 mensen optrad in acht landen, inclusief de USA waar ze onafgebroken promotie voort. Kortom: Imelda May is ook een klein beetje bekend bij het algemene publiek (er waren minstens evenveel zo niet meer “gewone” mensen als kuiven), dankzij het budget dat daar tegenaan gesmeten wordt door Universal. Helaas heeft die medaille ook een andere zijde, zoals de crew van een man of tien die May, Higham en hun drie muzikanten begeleidde, met uit een eigen zaalmixer, monitormixer, lichtmixer, stagehand, een mannetje dat Higham’s gitaren moest aanreiken en gestemd houden, en nog een paar figuren wier taak mij onbekend bleef. En allemaal met laptop. Het ergst was de tourmanager, voor wie het podium te klein was, het licht niet goed, de fotografen die vroegen of er restricties waren zowat niks mochten (tourmanager verschuilde zich achter “has this been cleared by our office?”, vrij te vertalen als “ik weet van niks maar van mij mag je niks”, en de hele show vooral te lààt was: Imelda May moest en zou om 22 uur stipt beginnen, dus het voorprogramma moest stipt om half negen beginnen, wat niet zo was afgesproken met De Kuub. Discussies alom, The Slipmates begonnen uiteindelijk te laat en moesten dan ook hun set drastisch inkorten tot een goed half uur, wat er dan weer toe leidde dat die vooral bestond uit nieuw medium tempo materiaal in melodieuze countryrock stijl met sixties mondharmonica, een beetje hoe de rockabilly zich ontwikkelde in de jaren ’60 tot Ricky Nelson Garden Party begon te zingen en daarmee in één klap alle fans van zijn oude werk over zich kreeg. Zo’n vaart zal het met Slipmates niet lopen: als u een beetje houdt van wat Smokestack Lightnin’ doet in Duitsland is de kans groot dat u deze Slipmates “nieuwe stijl” zal appreciëren. ’t Is een normale evolutie, en ik kan me voorstellen dat als je al zoveel jaar rockabilly maakt en met je akoestische gitaar nieuwe nummers in elkaar knutselt je je op een gegeven moment niet langer afvraagt “is dit rockabilly? En gaan de fans dit wel goedvinden?”. Wij kijken in elk geval uit naar hun dit najaar te verschijnen tweede CD.


Imelda May. Ook te zien: echtgenoot Darrel Higham

Waarna in een mum van tijd alles in gereedheid werd gebracht voor Imelda May en haar vaste begeleiders Darrel Higham (hij droeg een fifties pak op een Sun T-shirt), Al Gare (de eerste helft op contrabas, de tweede helft op elektrische bas), drummer Steve Rushton en trompettist/ ritmegitarist Dave Priseman. De show duurde pakweg een uur en een kwart en zowat de complete Love Tattoo en Mayhem albums kwamen voorbij, met tussendoor covers als Spoonful (een streep vuige bluesrock van Howlin’ Wolf), Tear It Up (Johnny Burnette Trio) dat ze met een goed arrangement nieuw leven inblies, en het in duet met Darrel Higham gezongen Temptation (Everly Brothers, al stampt het origineel al uit 1933 van Bing Crosby). Tijdens een nummer of drie nodigde ze het publiek uit tot meezingen op diverse ooh-ooh-ah-ah’s. Hoeveel verschillende manieren om te kreunen bestaan er? Volgens mij demonstreerde ze er in Proud And Humble toch een stuk of vijftig. De ouderwetse trage Kentish Town Waltz klonk als een kerstliedje, Knock 1-2-3 als een slaapliedje, Big Bad Handsome Man leidde tot een nachtclub verleidingsdans: ook al is May inmiddels zo’n vijf maanden zwanger (de bevalling is voorzien voor augustus), haar bolle buikje weerhield er haar niet van zich te hullen in een strak tijgervelletje en het hele optreden rond te paraderen op naaldhakken van zeker 10 centimeter. Wie May al eens live zag weet dat ze een zeer expressieve stem en uitstraling heeft, en dat was vandaag niet anders: ook al neem ik aan dat haar concerten intussen routine zijn, ze smijt zich nog steeds met heel haar lijf. Het concert verliep vlekkeloos en zonder enig gat (daarvoor is zo’n crew uiteraard handig), en de muzikanten die haar begeleiden zijn uitstekend, al kan je als criticus natuurlijk aanvoeren dat zowat al haar nummers variaties op dezelfde gitaargroove zijn. En is het nou rock ‘n’ roll of niet, hoor ik u vragen? Tja, het hangt natuurlijk af van hoe jij rock ‘n’ roll definieert, maar het lijkt me veilig te stellen dat het in elk geval een vorm van moderne rock ‘n’ roll is. Het publiek droeg May op handen, zong uit volle borsten mee en introduceerde elke song met herkenningsapplaus. Afsluiter werd May’s doorbraakhit Johnny Got A Boom Boom, de bis werd Three Steps To Heaven (Higham’s Eddie Cochran connectie?) gespeeld door Al Gare op ukelele, gezeten op zijn contrabas op het bloedhete podium met een dikke bontjas aan geleend van iemand die die op de rand van het podium had gelegd. Imelda May kwam naast hem op de contrabas zitten, als Gare een valse noot aansloeg keek hij haar aan met zijn kabouterogen. Laatste bissen werden Tainted Love en een medley van My Baby Left Me en That’s Alright Mama van Elvis.


Imelda in een onderonsje met Al Gare

Backstage bleek Imelda May na het optreden bijzonder vriendelijk, enthousiast en vrolijk, en bleef ze gewillig voor foto’s poseren terwijl het voor de tourmanager allang meer dan genoeg was. Het succes weze May en vooral Higham na twee decennia ploeteren in de rockabilly van harte gegund, alleen hoop ik dat ze er op het einde van de rit na aftrek van alle investeringen en kosten van Universal nog wat aan overhouden. Mijn auto stond nog steeds waar ik ‘em had achtergelaten, wat de terugrit een pak makkelijker maakte.


Franky's Got A Boom Boom...

naar boven

GASKETBLOWERS GREASERFEST 3
Sint Katelijne Waver (B), 5 mei 2012

Verslag: Frantic Franky/ foto's: GasketBlowers



Derde editie van het GasketBlowers Greaserfest dat steeds groter wordt: voor hun derde editie had de autoclub maar liefst negen bands klaarstaan volgens het geijkte autotreffen principe: binnen alleen maar motoren, hot rods en oldtimers (wij die niét kwamen met een bak roest op wielen die puur uit gewoonte niet uit elkaar valt moesten weer 500 meter verder parkeren op een industrieterrein), druk becommentarieerd door een bont kuiven-, truckerspetten-, tattoos- en lange baarden volkje dat laveerde in een biotoop bestaande uit merchandise stands en rock ‘n’ roll muziekjes. Het geheel speelde zich af in en om Rick’s Place Diner (zoals de naam al aangeeft een retro diner) op twee podia, één in de diner, één in een met het oog op de regen nog inderhaast opgetrokken tent: normaliter had dat een openluchtpodium moeten zijn. Geen overbodige luxe, zo bleek, want het was niet zozeer de hoeveelheid regen die ons hinderde, wel de kou: van heel de dag onze leren jekker niet uitgedaan! Vorig jaar was er 1300 man, vandaag ondanks het gure weer toch 900 man, dus de opkomst mocht zeker een succes genoemd worden.



Van auto’s en motors ken ik niets, van muziek een héél klein beetje, dus gelijk over naar de tent waar de eerste band al aftrapte om kwart na één des namiddags, en dat waren The Knuckleboys (B), een nieuwe band vorig jaar opgericht met de ambitie “onszelf amuseren en veel pinten drinken”, idealen waarin wij ons kunnen vinden. Ze waren met vier (drums, gitaar, contrabas en mondharmonica) en we herkenden contrabassist Steven Flot alias kuivenkapper Coifflot van bij The Partycrashers zaliger. Iedereen uitgezonderd Flot nam beurtelings de zang voor zijn rekening, en dat was niet de enige variatie die ze ons boden: loeiharde bluesabilly met mondharmonica (Let’s Buzz van The Paladins, Sugaree) en sixties rock ‘n’ roll (Monkey’s Uncle, The Witch) met een scheut mojo blues werden afgewisseld met countryballads en rhythm ‘n’ blues waarop het goed shimmy shaken was. Da’s een interessante stijlkeuze met echo’s van Seatsniffers (ze coverden Assembly Line, alleen moeten ze beslissen in welk tempo want die lopende band liep met horten en stoten, en het ook door de Sniffers gedane Red Hot Mama), Baboons en Smokestack Lightnin’ (D). Té voor de hand liggende covers werden vermeden (ik kende geeneens de helft ervan), het enige eigen nummer All That Lovin’ was een spooky sfeerschepper met twangy gitaar en effecten op de mondharmonica, denk Smokestack Lightnin’ ziet de UFO van The Seatsniffers. De ideeën hebben ze, aan de finetuning dient nog gewerkt te worden: soms hingen de nummers met haken en ogen aan elkaar en miste iemand een einde zoals bij Lights Out (na een van die mank lopende eindes zei drummer Wim vrolijk: “dit was niet goed, maar toch bedankt!”). De zang klonk vaak sixties en de gitaar stond op scherp, maar een objectief oordeel was moeilijk omdat het geluid ontzettend hard stond en de contrabas te dof klonk in de mix, de drumslagen klonken als kannonskogels en de zang en de mondharmonica alles overheersten, dat alles in tegenstelling tot de eerste band in de diner, opgesteld in een piepklein hoekje waar het Brian Setzer Orchestra niet bepaald ingepast had.


Steven Flot van The Knuckleboys aan de contrabas

Nee, daar stond alles een pak stiller, een verademing, en daarom klonk het ook gelijk een pak mooier. Ik had nog nooit van Doghouse Sam & his Magnatones (B) gehoord maar bleek de mensen wel te herkennen: Wouter Celis van The Rhythm Bombs (B) op gitaar en zang, Franky “Gomez” Coumans van The Harmony Two Tones en The Big Four op drums, en Jack Fire van onder meer vroeger bij The Seatsniffers op contrabas. Ze stonden al op diverse bluesfestivals en daarom/ ondanks dat was ik aangenaam verrast: hun set evolueerde van jaren ’40 rhythm ‘n’ blues naar meer uptempo bluesy werk, Bo Diddley ritmes en John Lee Hooker boogies met slidegitaar en treingeroffel op de drums. Geslaagde covers als I’m Ready (Fats Domino) werden afgewisseld met eigen werk (denk ik toch) als My Baby Can’t Quit Pickin’ On Me, en de mannen hadden duidelijk plezier in hun eigen spelen, al bleef Jack Fire, een contrabassist die af en toe de strijkstok hanteert, zijn stoïcijnse zelf. Ze hebben hun debuut-CD opgenomen onder leiding van Micha “T99” den Haring, de CD-release is gepland op 25 oktober in de Muziekodroom in Hasselt (B). Als het dan toch blues moet zijn, graag dit soort a.u.b.
In de tent stond intussen The Pussywarmers (CH/I) klaar, een band waarvan ik eens een Voodoo Rhythm CD besprak die een onwaarschijnlijk amalgaam muziekjes bevat van fanfare over Italiaanse begrafenismarsen tot jaren ’20 art deco. Ik had geen flauw idee wat ik live mocht verwachten en was ten zeerste verbaasd dat ze op dit hot rod treffen optraden. De zes bandleden zagen er inderdaad uit als een anarchistisch krakersclubje met gevonden instrumenten als contrabas, drums, trompet, twee gitaren, trombone, banjo, mondharmonica, orgel en zelfs megafoon. Er zat calypso, sirtaki, mexicana en Rum And Coca-Cola in, Bo Diddley ritmes op banjo en trompet, en Maybelline van Chuck Berry op banjo, drums, maraccas (sambaballen) en contrabas. Ik weet nog steeds niet wat ik ervan moet denken maar het had bij momenten wel iets, en het publiek vond het tot mijn verrassing te gek.
In het café (zal ik maar zeggen) stond inmiddels een vierkoppige bluesband klaar, Fried Bourbon (B), met op mondharmonica de in het blueswereldje niet onbekende Steven Troch en op contrabas Gasket Blowers lid Chris Forget. In tegenstelling tot Doghouse Sam was dit blues pur sang, al kon een uptempo song als Kiddo van hun kersverse CD Gravy Train er nog mee door. Niettemin: niks voor boppers, dus tijd om de innerlijke mens te versterken met een hapje. We waren net op tijd terug om ze te horen afsluiten met Turn Your Tamper Down van de pas overleden Jerry McCain, helaas niet een van McCain’s verschroeiendste uitspattingen, toch niet in de versie van Fried Bourbon. Gene Taylor (USA), de in 2007 in België blijven hangen pianist van The Blasters, hadden ze niét bij zich.

Op het hoofdpodium volgde alweer een vreemde eend, genaamd Old Death Whisper, naar ik in hun bio lees de naam van een kruidig drankje uit midden 19de eeuw gestookt door de indianen met de belofte van onsterfelijkheid. De muziek van de gelijknamige band uit Haily, Idaho was minder onsterfelijke countryrock met pedal steel, elektrische bas en mondharmonica vermengd met rock, gebracht door alternativo’s met laaghangende gitaren, baseball caps en Danzig T-shirts, maar spelen konden ze wel degelijk. Er zaten een paar leuke rockers en een onherkenbaar Love My Baby (Hayden Thompson) tussen, maar als geheel bleef het niet bij, in tegenstelling tot mondharmonica-/ banjospeler Chuy Hartman die er met bolle buik, gillet, hangsnor en bolhoed uit zag als een barman uit een westernfilm met de podiummimiek van Koen Verbeek alias Johnny Trash. Tijdens hun laatste nummer kwam de winnaar van de mooiste oldskool motor de tent binnengereden op zijn grommende Harley Shovel en werd de mooiste auto, een roestkleurige gechopte Mini, naar binnen geduwd. Beide winnaars kwamen uit Nederland. Hopelijk moest die Mini niet terug naar Nederland geduwd worden.
Over naar The Motel Men, trio uit België dat al eerder op het GasketBlowers Greaserfest stond (in 2010 vervingen ze in allerijl The Sureshots (GB) die hun kat hadden gestuurd), voor hun interpretatie van rockabilly: een tweestemmig Hillbilly Fever, Movie Magg en Memphis Tennessee, de ragtime-billy van Chattanooga Shoe Shine Boy, het twangy Johnny Horton-achtige Drivin’ Nails In My Coffin (bekendst van Ernest Tubb, origineel van Jerry Irby uit 1946), het al even twangy Georgia On A Fast Train (Shaver), hun eigen Backstabbin’, en voorts goeie covers als Bop-A-Lena (Ronnie Self), Daddy Yar (bekendst van Paladins, origineel van Clarence Gatemouth Brown uit 1954), Flip Flop Mama (Eddie Bond), een trage bijna Cramps versie van My Babe met Johnny Burnette Trio solo’s, en nog meer Cramps referenties met Can’t Hardly Stand It (Charlie Feathers) en de Cramps cover The Natives Are Restless. Het laatste nummer was Adios Farewell Goodbye in countryversie à la Buck Owens, in tegenstelling tot Hètten Dès. Interessante coverkeuze, de gitaar op scherp, eigengereid, en alleen al daarom uw aandacht waard.
Voor één concert in België en bij mijn weten ook voor het eerst in België: het Rhythm River Trio uit Londen, een vrij nieuw drumloos trio dat vorig jaar een CD uitbracht op Rhythm Bomb. Straffe band met een uitstekende zanger, een prima jonge gitarist, en excellente covers als Peepin’ Eyes van Charlie Feathers in rockabilly, All The Time (Sleepy Labeef), One Hand Loose (Charlie Feathers), Love Me (net als Jimmy & Johnny in duet gezongen door één micro) en Boppin’ Bonnie (Eddie Bond). Het tempo werd steeds heel uptempo gehouden, maar elk nummer zat toch niet even retestrak. Toen ik hen op het eind van de avond een behouden terugreis wenste zeiden ze dat ze bleven slapen in hun auto. Rock ‘n’ roll!


Morgan Willis van Rhythm River Trio aan de gitaar

Wat gebeurde er daarna in de diner, Franky? Wel, Franky, daar speelde een (voor mij) nieuwe Nederlandse band, The Toothpicks, een trio met drie bekende gezichten: Bopper Balten van El Rio Trio op contrabas, Arnoud van der Veen van The Red Shots op zang en gitaar, en Jan van Leeuwen van élke Nederlandse band op drums. Zo op het eerste gehoor alleen maar klassieke rockabilly covers uitgezonderd instrumentale opener Toothpick Rock, uit de aard der zaken allemaal in dezelfde stijl gespeeld, een stijl waarin je zowat élke rock ‘n’ roll song kan uitvoeren. Er is niks mis met het betere jukebox werk. Even dreigde een opstootje toen iemand zijn drankjes morste over de gitaarpedaaltjes, wat uiteraard gevaarlijk kan zijn. De band kon er niet mee lachen en maakte een opmerking, daarop zette de schuldige weer een grote mond op, maar uiteindelijk koelde alles zonder blazen.
Allerlaatste band waren The Hillbilly Boogiemen (NL), inmiddels al 22 jaar bezig met (over)leven van hun muziek, dus de heren weten hoe ze een feestje moeten bouwen. Daarvoor waren ze hier gevraagd, en dat werd het ook omwille van het hoog yihaa gehalte van hun muziek, nog steeds een mix van rockabilly en bluegrass. Hello Trouble (George Jones), Hitparade Of Love (Jimmy Martin), Orange Blossom Special, There Stands The Glass, Crazy Arms, You Oughta See Grandma Rock, White Lightning, een Johnny Cash Sun medley. Het blijft geweldig om twee violen simultaan te zien en horen fiddlen op de standaard Old Joe Clark, en de afsluiter werd een rockende versie van Honky Tonk Blues van Hank Williams.
Ik kende veel van de bands vandaag niet, maar rotzooi of beginnelingen heb ik toch niet gezien. Best een leuke dag gehad eigenlijk, ondanks de kou.

naar boven

T-MEN & MISS ELLA
Rheindahlen (D), 28 april 2012

Verslag: Jiving Walter/ foto’s: Anne-Mie

Als je op schok gaat met drie vrouwen die een boontje hebben voor de band The Travelin' Men, heb je als man niet veel meer in de pap te brokken en dan sjokkel je maar mee. Vroeger verklaarden mijn ouders me gek dat ik uitging naar een andere stad, nu doe ik dat naar een ander land. Ze zouden het eens moeten weten.


De huidige Travelin' Men en Miss Ella

Dit keer stonden The T-Men & Miss Ella op het menu. Deze groep die we al menige jaren kennen heeft een lange en soms bewogen geschiedenis achter de rug. We ontmoetten The Travelin' Men voor het eerst in Café Lambiek in Tilburg in 2005. De leadzanger van de groep was toen Paul Cummins, die ook de mondharmonica bespeelde bij sommige bluesnummertjes. Twee jaar later verliet Paul de groep en werd hij vervangen door twee saxofoonspelers, Hans en Richard. Dit duurde tot 2010, waarna de groep splitte in twee delen, The T-Men met Miss Ella en Five Guys Named Joe. Ik had via Facebook vernomen dat de huidige Miss Ella nu ook de groep zou verlaten. Ondertussen is er al wel weer een nieuwe Miss Ella opgedoken. Deze voortdurende veranderingen doen een groep geen goed. Het jammere is nu wel dat ondanks dit alles The T-Men best knappe muzikanten zijn. Ze maken amper publiciteit, maar blijkbaar nemen ze daar genoegen mee. Hun repertoire slaat op jump, blues en boogie uit de late jaren ‘40 begin jaren ‘50. Vrouwen zoals Ruth Brown (I Want To Do More of Mama He Treats Your Daughter Mean) of Wynona Carr (Jump Jack Jump) en mannen zoals Louis Jordan (I Want You To Be My Baby) en Roy Brown komen ruim aan bod. Nummers uit de late jaren ‘60 zoals These Boots Are Made For Walking of Venus worden met een flink sausje swing overgoten en het rockt. Het nummertje Slow Down van Larry Williams staat altijd op de rol en wordt door drummer Arno Linkels solo gezongen.

zingende drummer Arno

Dit keer waren ze te gast bij boogie woogie dansschool Tigerfeet in Rheindahlen (Mönchengladbach). De huidige Miss Ella trad daar voor de laatste keer op. Toen we binnenkwamen waren alle tafels al besproken niettegenstaande we op voorhand geboekt hadden. Daar begonnen de problemen. Na heel wat gepalaver met andere gasten, in ons beste Duits, besloten de vrouwen zelf het heft in handen te nemen en een ganse hoek van de balzaal te verbouwen. Vrouwen zijn soms kordater dan mannen, het mag gezegd worden. Vroeger was dit lokaal een bedrijf, dat kon je vaststellen aan de lange buizen die nog boven langs de zoldering liepen, maar later werd het handig omgebouwd tot een bevallige dansruimte. Petticoats alom bij de de vrouwen. Voor mij zijn avonden met rock ‘n’ roll dansscholen steeds top. De vloer staat altijd vol en er is sfeer. Sommigen vinden deze scholen nogal stijfjes, maar je kan er toch leuke danspasjes en combinaties van leren, waarna je deze dingen zelf aan je eigen stijl aanpast.
The T-Men hadden ditmaal een saxofonist ingehuurd, wat eigenlijk toch onontbeerlijk is voor deze muziekstijl. Het geluid was opperbest en kwam vol over, misschien ook door de goede akoestiek van de hal. Miss Ella klinkt als een volwaardige rauwe Texaanse meid met een stem zoals Wanda Jackson. Je staat paf als je naar haar stem luistert en haar daarna bekijkt, zo'n tenger ding met zoveel stemkracht. De band was in topvorm en alles verliep vlotjes: dansvloer vol en veel applaus. Tijdens de pauze kregen we echter van de DJ een koud stortbad over ons uitgegoten met pure discomuziek. Aai, aai, mijn oren deden pijn. Vlug eventjes naar de bar om The T-Men op te zoeken voor een gezellig babbeltje. Rond 1 uur was de pret uit. Nu maar vol spanning uitkijken naar de nieuwe Miss Ella.


naar boven

TWIST & SHOUT
Oss, 21 april 2012

Verslag & foto's: Jiving Walter



Eindelijk eens andere imitators dan deze van Elvis! Natuurlijk dat de oorspronkelijke zangers niet te evenaren zijn, maar nabootsers brengen sfeer en daar draait het om. Die gelegenheid werd mij in de schoot geworpen door Twist & Shout in 't Oude Theater te Oss op zaterdag 21 april. Ik had er al maanden naar uitgekeken. Er stonden namelijk drie navolgers op het programma, met name Roy Orbison, Chuck Berry en Jackie Wilson, namen die klinken als een klok. Nochtans ving de avond voor ons aan in mineur. Bij het vertrekken van onze woonst waren we het adres vergeten, dus even terugdraaien. Tot onze grote verrassing stelden we vast dat we de huissleutel thuis hadden achtergelaten, dus konden we niet meer binnen. Dank zij mijn jive dansjes ben ik nogal een lenige kerel en klom ik wel met de toestemming van de buurman over de tuinmuur. Daarna nog vlug even bijtanken en dan snel naar Oss (120 km). Onderweg werden we vergast met een enorme plensbui op de snelweg. We kwamen tamelijk laat aan en alles stond vol geparkeerd, dus dan maar even een plaatsje zoeken in een zijstraat. We hadden geen paraplu meegenomen en kwamen kletsnat aan in de zaal, die reeds behoorlijk was gevuld.

Roy Orbison ? Nee, Ray Montera...

De eerste optreder was Ray Montera (B) die Roy Orbison voor zijn rekening nam. Er wordt verteld dat “The Big O” nadoen erg moeilijk is omdat deze krachtige bariton (Roy dus) een stembereik van vier octaven haalde. Roy bereikte hoge tonen, die een mannenstem nauwelijks aankan. En inderdaad, ik was een beetje ontgoocheld in Ray Montera. Deze brave schuchtere man sprak het publiek niet toe en zong de meeste nummers in karaoke stijl. Hij speelde weinig nummers van Roy zelf en had geen bisnummer ingestudeerd. Bovendien ontbraken nummers zoals In Dreams of Pretty Woman, toch echte klassiekers, op zijn speellijst. Ook verkies ik nog altijd Roy Orbison met een vetkuif en geen lang haar, maar dat is persoonlijke smaak. Gek genoeg had ik dezelfde ervaring met de groep Rockin’ On Heaven’s Door waar hun imitator dezelfde gebreken vertoonde. Volgende keer beter, Ray.



De tweede nadoener was Earl Jackson (GB) die deel uitmaakt van de groep Rockin’ On Heaven’s Door, een man die Chuck Berry vertolkte. Hij had de pet op van een havenkapitein, zoals Chuck in zijn latere jaren placht te dragen. Dit was echt genieten. Earl ging zo hard in zijn rol op dat hij zichzelf de belichaming van zijn afgod noemde. Hij kronkelde zich in alle bochten en zijn smoelentrekkerij was onmiskenbaar deze van zijn idool. De eendentred (duckwalk), de benen zijwaarts uitschuiven, het knuffelen met zijn gitaar, we kennen het allemaal. Zijn leermeester zou het niet beter gekund hebben. Volgens mij is “Mister Johnny B. Goode” ooit één van de beweeglijkste artiesten van de rock ‘n’ roll scene geweest, lenig als een kat en buigzaam als een veer. Earl bracht al zijn bekende songs ten gehore, in het bijzonder My Ding A Ling tot groot genoegen van het publiek. Een grapje, zijn lof over Nederland en daarna zelfs een paar dansjes met enkele leuke vrouwen maakten hem tot lieveling van de omstaanders.

Chuck Berry? Nee, Earl Jackson!

De derde in de reeks was Bobby Brooks Wilson, de zoon van Jackie Wilson, die zijn vader uitbeeldde, eerst karaoke stijl en later bijgesprongen door de schitterende begeleidingsgroep The Explosion Rockets (zie mijn verslag van hun concert op 31 maart). In een mooi uitgedost pak kwam Bobby heel sierlijk de beun opgelopen met een paar elegante pasjes en draaiingen. Ja, kleurlingen kunnen dat toch ietsje zwieriger dan wij blanken. Hij zong het rijtje af van de doo-wop van 1956 naar de vroege soul rond 1964 tot zelfs de Motown sound van The Temptations. Tussendoor vertelde hij een paar dingen uit het leven van zijn vader, die eertijds goed bevriend was met Sam Cooke. Hij voerde hij ook een nummertje op van “The King”, All Shook Up, diens heupbewegingen inbegrepen. Elvis zou het niet beter gekund hebben. De man trok duidelijk strolldans muziek voor en vroeg de zaal om mee te dansen. Voor een begeesterd gehoor vormde dat geen bezwaar. Als afsluiter kregen we natuurlijk Reet Petite ten gehore, waarvan Bobby ons vertelde dat de plaat in de Britse toplijst in 1986 op nummer één was binnengekomen en dit twee jaar na de dood van zijn vader. In 1957 was dit lied uitgebracht en had toen de zesde plaats bereikt. Bobby, de bevallige vrouwenverleider, kwam daarna naar beneden en kuste de uitgestoken hand van de bijna in zwijm gevallen dames onder luid applaus.

Jackie Wilson? Nee, Bobby Brooks

Daar de koffie achteraan in de bar ondertussen was opgedroogd verlieten we tijdig het vertrek om nog een bakje troost op te slorpen in het lokaal ernaast. En geloof me nu of niet maar daar stond de radio aan en wat hoorde ik daar ? Juist, ja, Reet Petite! Wat een toeval, zeg. Daar zat nog een eenzame tooghanger die me de goede hoedanigheid van de fietspaden in Nederland aanprees, wat ik vast wel geloof. Maar mijn maag knorde, dus snel naar huis maar weer al die frituren gesloten, verdorie…

naar boven

ROCKIN’ AROUND TURNHOUT 17
Turnhut (B), 7 en 8 april 2012

Verslag: Frantic Franky/ foto’s: Ingrid & Patrick

Volgens de gezaghebbende Britse krant The Guardian is het wetenschappelijk bewezen: gematigde alcoholdrinkers denken beter dan geheelonthouders of lieden die overdrijven met drank. Research van de Australische Nationale Universiteit suggereert dat matig drinken de kracht van de hersenen opkrikt. Wie helemaal niets of overmatig drinkt kan een sul worden. Wie binnen de veilige alcoholconsumptienormen blijft kan zich beter uitdrukken, heeft een beter geheugen en kan sneller denken. Veilig betekent in deze voor mannen 14 tot 28 standaarddrinks per week. Om het zekere voor het onzekere te nemen heb ik die 28 standaarddrinks alvast vanavond tot mij genomen, en de sfeer zat er dan ook wat mij betreft goed in in het steeds meer uitdeinende Rockin’ Around Turnhout, tijdens zijn 17de editie goed voor 20 bands op drie dagen. En hoeveel heb ik er daar dit jaar van gezien? Tien, godbetert, een dikke onvoldoende dus.

Het festival op zaterdag was dit jaar alleen al goed voor vijf bands, waarvan The Horny Horses (tegenwoordig met een zesde man op piano) mochten openen om de Belgische eer hoog te houden. Helaas, ik heb ze gemist, als altijd druk doende met nauwelijks ter zake doende zaken, en druk bezig aan mijn 14 tot 28 standaarddrinks. Gelukkig was ik op tijd in de grote zaal om vast te stellen dat The Taildraggers een nieuwe drummer hebben, John van Houtum, vroeger bij PV & the Heartbeats, Phil Friendly, Jacuzzi Sharks en Piston Rockers. Waarom die wissel er kwam is me onbekend, maar ik neem aan dat ie in alle vriendschap gebeurde want hun vorige drummer Marco Groeneveld stond gewoon tussen het publiek. Marco werkt tegenwoordig bij Schorem Haarsnijder En Barbier in Rotterdam en heeft dan ook een daarbij horende krulsnor gekweekt. Muzikaal maakte van Houtum weinig verschil: ook al was dit nog maar zijn derde optreden met The Taildraggers, geen kat zal het opgevallen zijn, want dit is nog immer een goed geoliede rockabilly machine op Europees topniveau. Zoals we gewoon zijn van The Taildraggers dus, met uitstekende songs als I Got Around, Long Time In The Ground, Go Boy Go, het springerige Stop Look And Listen en het door niemand kapot te krijgen The Race Is On. Enige band trouwens die ik ooit zag waarvan de zanger een brik chocomelk op het podium heeft staan. En gitarist Tiny Lathouwers zat na hun set opzij vanachter het podium de volgende band te kijken terwijl ie met een biertje een bordje olijven doorspoelde. Rock ‘n’ roll!


Daniel Kordelius van Domestic Bumblebees en Bob Wayne

Over die volgende band gesproken: wat een raar stelletje zijn die Bob Wayne & the Outlaw Carnies! De vijf Amerikaanders met een link naar de ongemeen populaire Hank III (deze zomer opnieuw in de Benelux) aangezien III een duet meezingt op Wayne’s nieuwe CD Till The Wheels Fall Off, zagen er allemaal verschillend maar allesbehalve rock ‘n’ roll uit: een punk op contrabas, langharig redneck trash op gitaar, een semi-gothic meisje op fiddle, Bob Wayne zelf is een bebaarde biker, en de drummer zag er gewoon oud uit. Maar ze konden wel spelen, dat geef ik grif toe: het samenspel tussen fiddle en leadgitaar was prima. Wàt ze speelden was een mix van southern countryrock à la The Devil Went Down To Georgia maar dan met een punk attitude en allemaal over Alabama met veel twangy gitaar, afgewisseld met trage country love songs. Niettemin naar mijn meug teveel uit hetzelfde vaatje tappend. Wel een goeie entertainer, die Bob Wayne, ondanks zijn schrikwekkend uiterlijk een vriendelijke en daarmee typische Amerikaan.
Het Zweedse trio Domestic Bumblebees was in mijn door alcohol aangevreten brein in het verleden veel meer bluesy dan vanavond in Turnhout, maar wellicht hadden ze die vorige keren Harmonica Sam bij. Nee, dit bleek vandaag vooral rechtdoor rock ‘n’ roll (No Loving Queen) en tamelijk sixties (het Link Wray-achtige The Rash of hun stomende California Sun in de coverversie van The Rivieras, gespeeld op twee elektrische gitaren en dus zonder bas) tot zelfs pop-achtig (Matilda). Er leek me ook wat nieuw materiaal in de set te zitten, maar enkele bluesboppers als Good Time Blues en het wat mij betreft veel te lang uitgesponnen Bumblebee Boogie ontbraken niet.


Showman Mike Sanchez

Waarna het tijd was voor de hoofdact, en dat waren er twéé voor de prijs van één: de flamboyante Britse pianoman Mike Sanchez begeleid door Ray Collins’ Hot-Club (D), naar mijn persoonlijke smaak een van de zo niet dé Europese top swingband. Die samenwerking was geen première, maar echt vaak zie je ze toch niet. Ik heb Sanchez al gezien met zijn eigen band, met The Seatsniffers (B), vroeger met The Big Town Playboys (GB) en ook helemaal op zijn eentje aan de piano, en zelfs toen kreeg ie de hele kroeg in no time horendol, maar dit was toch – en ik weeg mijn woorden – subliem. Ray Collins’ Hot-Club met twee tenorsaxen (één ervan bespeeld door Collins zelf) én baritonsax bleek ronduit perfect als achtergrond voor Sanchez’ zwarte rock ‘n’ roll. Het speelplezier straalde er zoals altijd vanaf bij Collins’ orkest (waar anders zie je groepsleden die een nummertje niet meespelen achter het podium gewoon tegen elkaar op backings staan zingen in een saxmicrofoontje?), en de set was om duimen en vingers bij af te likken, van de rhythm ‘n’ blues boogie Ramblin’ Boogie om alle bandleden te introduceren, Hungry Man, Down The Road Apiece, Sanchez’ eigen klassieker Girls All Over The World, losgeslagen non stop rock ‘n’ roll met Little Richard’s Heebie Jeebies, de medium tempo rhythm ‘n’ blues boogie Roamin’ House Boogie, het schurende Shirley, Saphire, She’s Gone Away, Red Hot Mama, zelfs early sixties soul als Hurtin’ Inside, Coal Miner en Ain’t No Big Deal tot de bissen Be My Guest, I’m Ready en Wild One. Absoluut geniaal. Het publiek bleef ademloos achter, en toen moesten DJ’s Rudy (B), Lawen Stark (B, een man van vele talenten), Little Boy Blue (D) en de original female DJ Silvia (D) nog beginnen!

Het was een veel te korte nacht, maar gelukkig begint de eigenlijke kroegentocht pas ’s avonds in Turnhout. ’s Namiddags hadden ze buiten wel oldtimers en een fifties markt en binnen in de Kuub een Franse band, Nico Duportal & his Rhythm Dudes die al op de Rhythm Riot (GB) stonden, voor mijn geld toch een referentie. Ik heb niet hun hele set gezien, maar wat ik zag en hoorde beviel me: swingende fifties rhythm ‘n’ blues geleid door Duportal’s gitaar en aangevuld met blazers. Muzikaal erg goed, visueel viel me op dat dit deels ‘gewone’ muzikanten in een net pak waren, in tegenstelling tot de gehele Ray Collins’ Hot-Club die er zelfs nààst het podium uitzien alsof ze recht uit de jaren ’50 gestapt zijn. Het is slechts een detail, ik weet het, en het doet absoluut niks af aan hun muzikale kwaliteiten, maar ik blijf het jammer vinden. In elk geval: zeker een aanrader als u van dat soort rock ‘n’ roll houdt.

Om acht uur ging de kroegentocht echt van start, een logistieke nachtmerrie voor wie alles wil zien omdat de 13 bands elk vier sets van drie kwartier spelen en je dus fysiek gezien nooit àlle bands kan zien, ook al omdat Turnhout zoveel volk trekt dat veel cafés bommestevol zitten en je dus al tijdens de pauzes moet postvatten voor het podium om jezelf van een goed plaatsje te verzekeren, en omdat je telkenmale geconfronteerd wordt met groepen die omwille van overmacht er niet in slagen het tijdschema te respecteren. En wat doe je? Je vrienden dag zeggen? Maar die kan je desgewenst elk weekend gaan kijken. Je favorieten eruit pikken? Of juist op zoek gaan naar nieuwe ontdekkingen in de bands die je niét kent? Ik begon met langs te lopen bij mijn maatjes van The Be-Bop’s (B) die aftrapten met Simply Amazin’, de titeltrack van hun nieuwe CD en een kernachtige samenvatting van hun set. Goeie présence, goeie nieuwe zanger Nicky Black met een goeie stem (wie het niet wist zal na drie bier de wissel in frontman geeneens gemerkt hebben), de basic drumstijl van Roland Vandy, het onwaarschijnlijk gitaarspel van Mario Mattucci, ja, dit was een geslaagd begin van de avond.

Over naar Jake Calypso & his Red Hot (F), het pseudoniem waaronder Hervé Loison en zijn Hot Chickens superprimitieve rockabilly spelen, geleid door Loison’s huilende squeal en dement gejodel (en gejaagd door de grootste microfoon die ik ooit zag: zowat de helft van Hervé’s gezicht werd erdoor verborgen en het ding steunde op een buis die eerder toebehoorde aan een stellage dan aan een microstatief) en ondersteund door een drummer en een gitarist die ultrasimpel spelen (wat merkwaardig is omdat ik weet dat ze best wel goed kunnen spelen) en een jong contrabassistje dat ik nog niet eerder bij deze band zag. Het geheel klonk inderdaad superprimitief en ik had medelijden met het barpersoneel dat deze niet voor beginners rockabilly vier keer drie kwartier moest aanhoren. Maar God bestaat, en vandaag had Hij medelijden met dat barpersoneel: al na een nummer of vier viel de gitaarversterker uit en voorlopig kregen ze die niet meer aan de praat. Mij was Hij minder goedgezind, want daar zakte bij de tweede band mijn plan de campagne al in elkaar als een mislukte appelcake. Ook bij Chris Almoada & his Broken Hearts (F) ging het mis: zij waren verlaat omdat hun contrabassist nog in allerijl naar de apotheek van wacht diende te hollen wegens dringend een paardenmiddel tegen tandpijn vandoen. Het wachten bleek evenwel de moeite waard, want live bleken ze nog beter dan op hun Come To New Orleans CD: dit was hele mooie rockabilly met fantastisch messcherp gitaarspel van Almoada zelf en een ondanks die tandpijn onwaarschijnlijk goeie contrabassist die niet zozeer baslijntjes dan wel hele melodietjes op zijn instrument speelde. Titels: Somebody’s Knockin’, Sally Ann, Rock Crazy Baby, Osceola Blues.


Jake Calypso en de grootste microfoon aller tijden

Daarna richting Bonneville Barons, het Brits-Franse gitaar-contrabasduo dat erin slaagde met slechts twee man een heel café te onderhouden met hun rockende zeemansliederen, mijnwerkersverhalen en andere kermistoeren. Ik blijf hun artisanale benadering van de rockabilly uitstekend vinden. Titels? De Baron Boogie, Come What May, Heave Ho, Lonely Wolf (Ray Harris op Sun), Cry Cry Cry van Johnny Cash, Forget Me, het gejodel van Long Distance Baby. U denkt dat enkel een duo niet kan rocken? Nou, hun supersnel Just Because rockte wel degelijk. En als ik me een persoonlijke opmerking mag permiteren: Yann Mahdjoub en Chris Wilkinson blijven mee van de vriendelijkste artiesten in onze scene.
Intussen begon het in de cafés zo overvol en in mijn brein zo chaotisch te raken dat ik de strijd opgaf en me richting Kuub begaf voor de kers op de taart, opnieuw Ray Collins’ Hot-Club, maar dan op hun geniale eigen. Op de weg daarheen nog even binnengewrongen bij Dee Ann & the Nightcaptains, maar een fatsoenlijk plaatsje was daar niet meer te vinden en ik kan dan ook geen eerlijk oordeel vellen, al vond ik het merkwaardig een zangeres in Whistle Bait de zin “she’s the one for me” te horen zingen.
Soit, over naar Ray Collins’ Hot-Club. Hoe kan je zo’n show beschrijven? Trompet, piano, Ray Collins zelf afwisselend op tenorsax, gitaar, piano en zelfs occasioneel op vibrafoon, zoals in Yeah Yeah Baby You’re Right. Vibrafoon! Hoe lang is het geleden dat u nog een rock ‘n’ roll band met vibrafoon zag? Van Lionel Hampton? Een stomende set zonder setlist, want ook al spelen ze niet elke week en zal die setlist wel elke keer minstens deels dezelfde zijn, de band is goed genoeg om probleemloos Collins’ inspiratie van het moment te volgen, van The Hot Club Is Comin’ To Town over Do You Wanna Jump Children tot Don’t Drop en Dungaree Hop. Wat een samenspel! Wat een capriolen van saxofonist dokter Puky! Wat een sax instrumentals (Deacon’s Hop?)! RCHC kan het allemaal, of het nu rustige jazz is zonder blazers of uptempo greasy stuff (Bacon Fat). En Barefoot! En die paradepasjes op de Elephant Parade! En Run Brother Run! En Daddy’s Comin’ Back Home, geschreven over een vrouw maar nu bruikbaar voor Collins’ zoontje! En de Knock Out Boogie met een partijtje schaduwboksen! En Bye Bye Paris! God bestaat inderdaad, en vanavond heette hij Ray Collins.
Gemist: John Lewis Trio (GB), The Unkool Hillbillies (S), Emmy Lou & the Rhythm Boys (S), King Baker’s Combo (F), Mike Penny & the Moonshiners (D), Rockin’ Carbonara (D), Highway 54 (NL) en The Baboons (B). Het is altijd wat…

naar boven

THE EXPLOSION ROCKETS
’s-Hertogenbosch, 31 maart 2012

Verslag: Jiving Walter/ foto’s: Anne-Mie

Een bevriende Hollander had ons uitgenodigd op een gratis etentje in 's-Hertogenbosch. Deze unieke kans mochten we geenszins laten liggen, dus wij allen daarheen. De brave man had ons zelfs opgehaald. In zijn haast was hij over onverharde, mulle veldwegen tot bij ons gesjeesd, met als gevolg dat toen we samen gezellig vertrokken de auto het plots liet afweten. Stompend en hortend vertrokken we. De luchtfilter van de wagen was immers oververzadigd van al dat stof. Eventjes een poep gas geven en joeps daar gingen we de hort op. We vielen nog éénmaal stil op een druk rond punt in 's-Hertogenbosch. Dan zweet je wel even water en bloed en ben je opgelucht dat die auto plots weer een teken van leven geeft. Maar goed, het eten smaakte uitstekend en dus maakten we van de gelegenheid gebruik om daar in de stad af te zakken naar de Maaspoort in de Maaszaal, een kegel- en partycentrum waar een optreden van The Explosion Rockets was aangekondigd. In de grote hal waar we wel erg opvielen met onze fifties outfit tussen al die sportsupporters werden we doorverwezen naar een onopvallende onderverdiepingse zaal, waarvan één muur met vier grote vrouwenposters van de jaren ‘50 was bekleed, met name Marilyn Monroe, Audrey Hepburn, Kim Novak en Sophia Loren. Volgens mij toch een teken van waardering voor de vrouw, en bovendien ook een herinnering aan het 50-jarig overlijden van eerstgenoemde.



The Explosion Rockets is een band die rock ‘n’ roll van eind jaren ‘50 begin jaren ’60 brengt, muziek die eenieder vertrouwd in de oren klinkt en dat maakt het juist zo fijn. Ze zijn afkomstig uit Vught en werden in 1959 opgericht. Ooit speelden ze zelfs live in het NOS radioprogramma De Rock ‘n’ Roll Methode van Felix Meurders, eind jaren ‘70. Zes doorwinterde ouwe rotten die hun vak kennen als geen ander. Zelf ben ik ook reeds 60 jaar en daarom hou ik van deze kerels. Ze spelen beheerst en geconcentreerd en doen niet te druk zoals jonge opkomende bands. Elke noot muziek is hoorbaar. Ze vullen elkaar aan zonder mekaar te overspelen. De zanger is de jongste telg en heeft een beetje het uiterlijk van Cliff Richard in zijn jonge jaren. Het is daarom niet verrassend dat veel nummers van Cliff & the Shadows de revue passeren.

The Explosion Rockets

De krooi (om alle misverstanden te vermijden: krooi = crew) bestaat uit een drummer, pianist, zanger, drie gitaristen (slag-lead-bas) elk met Fender guitaar. Alle drie spelen ze met een plectrum, iets wat heden niet zo vanzelfsprekend is. Tokkelen met de vingers heeft immers een andere nagalm dan met een tokkelnagel. Soms miste ik wel een saxofoon, zeker bij Reveille Rock van Johnny & the Hurricanes, maar dat kon de pret niet drukken. Vergeten we eveneens niet dat deze band verscheidene malen in het voorprogramma van beroemdheden zoals Jerry Lee Lewis speelde en door het rock ‘n’ rollblad Jubop als de beste rock ‘n’ roll band van de lage landen is uitgeroepen. Een schare vrienden die deze mannen overal volgen zorgen voor de vlam in de pijp. Mijn pijp was uit na dat lekker schransen en dansen. Onze brave gezel had na een gasstoot de wagen die weer daverde in beweging gekregen en ons veilig thuis gebracht. Bedankt Frans.

naar boven

13e ROCK AROUND DE WERFT
Kaatsheuvel, 24 maart 2012

Tekst: Frank Nelissen/ foto’s: Ed Valk

Na een afwezigheid van twee jaar werd gelukkig het zeer populaire festival Rock Around De Werft georganiseerd. Zoals kenmerkend is voor dit festival was de organisatie er wederom in geslaagd een programma met voor elk wat wils samen te stellen met klinkende namen als The Scorpions en Marc Robinson & The Counterfeit Crickets en de gastheren van The Shakin ‘Arrows zelf te midden van welluidende namen als Big Shampoo & The The Hairstylers en 100% Katoen.


Wervelende openingsact Big Shampoo & the Hairstylers

De zaal was met 750 à 800 personen zeer goed gevuld en het programma begon prima met een wervelend optreden van Big Shampoo & The Hairstylers (NL), een 11-koppige rock ’n roll formatie, compleet met een 6-tal blazers, 2 lieftallige zangeressen en verder begeleiding van gitaar, contrabas , drums en een energieke frontman annex gitaarvirtuoos. Het is een uitstekende live-act die mij qua sound, repertoire en presentatie erg aan The Brian Setzer Orchestra doet denken. Maar dat is geen toeval want de band speelt veel songs van BSO, zoals This Cat On A Hot Tin Roof met een stukje Hit The Road Jack en een zeer gaaf Gretsch gitaar geluid. Wat een binnenkomer! Andere uitstekende nummers waren onder andere Hoodoo Voodoo Doll van BSO, maar ook een bijzondere uitvoering van een Michael Jackson’s Black Or White. In dat nummer zaten een hele fraaie drumsolo en slapbass solo die het geheel nog meer swingend maakten. De 2 lieftallige snoepjes van de week zorgden voor een prima meerstemmige zang op een aantal nummers, zoals een toepasselijke song Candy Man. Bijzonder vond ik ook de combinatie van Tequilla in combinatie met Stray Cat Strut met ook weer iets extra’s in de vorm van een stukje Pink Panther Theme. Ik werd door het intro van Queen’s Crazy Little Think Called Love op een dwaalspoor gezet want het klonk zoals het intro van Rock This Town. De boel werd lekker op zijn kop gezet met Surfin’ USA wat mooi overging naar This House is Rockin’ van Stevie Ray Vaughan. Deze band grossiert in fraaie overgangen van het ene naar het andere nummer en in variatie, zoals van These Boots Are Made for Walkin’ van Nancy Sinatra, maar ook Rock This Town van The Stray Cats. Ook de uitvoeringen van Hey Bo Diddley en The Ring Of Fire spraken mij zeer aan en dus kan ik spreken van een prima optreden van een band die ik nog niet kende.

frontman Big Shampoo

De tweede band, 100% Katoen, stond al weer klaar om ‘m zoals de band naam al aangeeft 100% van katoen te geven. Hun energieke optreden was een muzikale reis door de tijd van de jaren ’50 tot de jaren ’70. Kenmerkend voor deze Brabantse coverband 100% Katoen was dat de nummers achterelkaar werden gespeeld en dat het vaak iets meer rock dan rock ’n roll was en dat het verder soms iets te hard voor mijn oren was. Ik heb in ieder geval wel genoten van songs als Roll Over Beethoven en Dynamite, met fraaie overgangen naar Ring Of Fire van Johnny Cash en Help van The Beatles. Ook een rock ‘n’ roll klassieker als Long Tall Sally, gevold door Chantilly Lace en Whole Lotta Shakin’ Goin’ On was prima, al waarna er weer een muzikale reis werd gemaakt naar de jaren ’70 met Mud’s Tigerfeet, om weer in de jaren ’60 terug te keren met California Dreaming van The Mamas and Papas of The Last Time van The Rolling Stones. 100 % Katoen is een zeer dynamische band met een aanstekelijk repertoire, met veel onverwachte combinaties, maar die hier en daar wel een beetje te hard was voor mijn smaak.


De show van Marc Robinson & the Counterfeit Crickets

Van de 2e naar de 3e band was een hele muzikale metamorfose, namelijk van de rock/ R&R-dynamiek van 100% Katoen naar de zeer authentieke rock ’n roll sound in de Buddy Holly Tribute act van Marc Robinson & The Counterfeit Crickets uit Engeland. Deze 5-mans formatie zorgde voor een uitstekend optreden, pure klasse van de bekende Buddy Holly-zanger Marc Robinson, begeleid door een uitstekende band met hoofdrollen voor de sologitarist (die zou bijna zo lid van The Crickets hebben kunnen zijn) en de bassist. Natuurlijk hoor je de bekende Buddy Holly en rock ‘n’ roll-klassiekers zoals Peggy Sue en Oh Boy. Een zeer bijzondere interpretatie was die van Everyday met de drummer die op zijn benen “drumde”. Fantastisch! Echt een luisternummer. Maar daarnaast ook gave rockabilly op Blue Days Back Knights. Wat mij opvalt is dat het allemaal zo fantastisch is gedaan dat je jezelf soms waant in de jaren ’50 en een optreden van Buddy Holly aan het bekijken bent. Naast de dynamiek op het voorgaande nummer ook ingetogen werk zoals True Love Ways en Raining In My Heart. De set werd zeer energiek en passend afgesloten met prima songs als Bo Diddley en de uitsmijter Brown Eyed Handsome Man die met Oh Boy als toegift een uitstekende afsluiting kreeg. Het publiek genoot zichtbaar van deze uitstekende act en hier en daar was het meer een luisterpubliek dan een danspubliek.

Marc 'Buddy Holly' Robinson

Hierna was het de beurt aan de gastheren van The Shakin’Arrows, die hun set stevig begonnen met Paralyzed van Elvis. Mijn lokale rock ‘n’ roll helden staan natuurlijk al meer dan 50 jaar garant voor zeer dansbare rock ‘n’ roll, zowel vocaal als instrumentaal. Ook karakteristiek voor deze band is hun sound met de bekende galm op de sologitaar van de ereburger van de gemeente Waalwijk, good ol’ Ton Duquesnoy. De band speelde afwisselend vocale en instrumentale rock ‘n’ roll en daarom kwamen er ook diverse gitaarjuweeltjes als Greensleeves en La Comparsa aan bod. Opvallend is dat dit laatste nummer anno 2012 bijna nog net zo geweldig klinkt als een uitvoering van The Shakin’ Arrows uit 1978. Leuk vond ik ook de Elvis Medley en de prima protestsong uit de jaren ‘6 Ring Ring I’ve Got To Sing van Ferre Grignard. Eveneens zeer fraai vond ik The Way Of A Woman In Love van Johnny Cash, maar ingetogen werk kunnen The Shakin’ Arrows ook uitstekend aan, zoals A Little Bitty Tear van The Shadows, om vervolgens weer uit te pakken met een zeer vette uitvoering van Ajoen Ajoen. Apart om te horen als Bill Haley-fan vond ik Skinny Minny en Johnny Ray’s Yes Tonight Josephine. Prima set van een band die nog steeds van heel veel muzikale makten thuis is.


De organisatoren van The Shakin' Arrows stonden zelf natuurlijk ook op het podium

De avond werd besloten door de hoofdact van dit festival, The Scorpions uit Manchester, Engeland. Gaaf om eindelijk de band, die een hit scoorde met Hello Josephine, eens live aan het werk te zien. Hun oude werk uit de jaren ‘60 is te vinden op de dubbel-CD Hello Jospehine The Complete Collection (Hunter Records, HRD 13602, 1998) als die nog verkrijgbaar is. Hun eerste singles flopten, maar hun uitvoering van het Fats Domino nummer Hello Josephine werd een nummer één hit. Andere bekende hits zijn Ann Louise, Greensleeves en Baby Baby Balla Balla. Verder verscheen er vorig jaar een nieuwe CD met opnamen van de huidige formatie. Deze CD, The End Of The Tail, uitgebracht in eigen beheer bevat 20 nummers en is te koop via hun site www.thescorpionsuk.nl. Je vindt op de site daar ook het adres van zanger/ gitarist Graham Lee. Veel smeuïge verhalen (b.v. groupies die langs de regenpijp naar boven klommen) over de wilde Bossche Periode (1963-1965) van The Scorpions (de tijd dat ze in ’s-Hertogenbosch woonden) zijn te lezen in het hoofdstuk Beatlemania in het boek Dit Gaat Nooit Meer Voorbij: Bossche popmuziek en literatuur in de sixties 1959-1969 van Coen Free (ISBN 978-90-78300-04-S) uitgegeven bij het Koning Willem 1 College/ School voor de Toekomst. Bij het boek zitten 2 CD’s en daar staan ook 2 nummers van The Scorpions op: Hello Jospehine en Ann-Louise. Op 15 december a.s. komt de band weer naar Nederland. Zie voor meer informatie uiteraard de Be There!© agend van Boppin’ Around! De band bestaat anno 2012 nog uit 3 originele leden, Graham Lee (zang/ gitaar), Roy Smithson (keyboards/ achtergrondzang), Tom Unthank (drums/ zang), aangevuld met de uitstekende bassist Diccon Hubbard (basgitaar/ zang). Het is duidelijk hoorbaar dat de band nog steeds veel optreedt, want het klonk allemaal zeer goed en gedegen. Deze 4-mans jaren ‘60 formatie bracht veel goede swingende rock ’n roll ten gehore, zoals Rock ’n Roll Music, Keep a Knockin’ en Rip It Up. Zeer bijzonder om te horen was het nummer waar ik altijd al een fan van geweest was, Hello Josephine, met die karakteristieke lach (haa ha ha ha haa) erin en het plotseling einde, waarna er nog een stukje volgt. Een feest der herkenning voor het grootste deel van het publiek. Ook de songs met Ruud Wegman op mondharmonica waren zeer de moeite waad, zoals I’ve Got My Mojo Workin’(dit nummer namen The Scorpions in de jaren ’60 ook op, maar is anno 2012 ook te vinden op de nieuwe CD, waar Ruud ook op meespeelt). De andere hits werden natuurlijk ook niet vergeten en dus naast Hello Josephine hoorden we ook Ann-Louise en Greensleeves. Verder vond ik de stevige uitvoering van Johnny Kidds Please Don’t Touch prima (dit nummer is ook te vinden op hun nieuwe CD). Deze zeer geroutineerde band had heel veel succes met hun optreden. Ik heb de band na het optreden nog ontmoet en het waren heel aardige lui zonder kapsones die tijd voor hun fans namen. Ik heb nog met ze gesproken over hun periode in ’s-Hertogenbosch.


The Scorpions

Wat mij betreft was dit een heel geslaagde 13e editie van dit festival met veel variatie, voor elk wat wils, diverse muzikale hoogstandjes gecombineerd met een zeer enthousiast en danslustig publiek. Mijn vrienden en ik hebben ons weer ouderwets geamuseerd bij RADW. Ik wil de organisatie en Ton Duquesnoy heel erg bedanken voor de gastvrijheid en alle medewerking aan dit verslag en verder Bert Bossink voor het voorstellen van The Scorpions.

naar boven

SLICK NICK & THE CASINO SPECIAL
Brussel (B), 17 maart 2012

Verslag & foto’s: Jiving Walter

Wie op zoek is naar een lief moet beslist één van de dansavonden van Radio Modern bijwonen. Het overwicht van de bezoekers zijn aantrekkelijke vrouwen op hun paasbest gekleed. Ik vraag me soms af waar al die mannen zijn. Een Hollandse DJ die daar ooit plaatjes draaide vroeg zich verwonderd af of al die kerels waren opgeroepen naar het front. Volgens mij heeft het zeker iets met het dansen of met de mooie retro jurken van die meiden te maken. En zoals Rockin’ Around Turnhout allengs maar aanzwelt, heb ik ook de indruk dat de jive avonden van Radio Modern uit hun voegen beginnen te barsten. Het succes is in stijgende lijn. Gevolg dat je bijna geen plaats meer hebt om een flink potje te zwingen en te schaken. Dan maar toekijken en genieten van de sfeer.


Slick Nick

Ditmaal vond er een optreden plaats van de jivegroep afkomstig uit de omgeving van Antwerpen, Slick Nick & the Casino Special, op zaterdag 17 maart in zaal La Tentation (de verleiding) te Brussel. De naam van de zaal was inderdaad van toepassing, want we bevonden ons in de hoerenbuurt van de stad. De zaal zelf was vroeger een stoffenwinkel geweest (Lakensestraat), raakte later in verval en werd in 1997 vernieuwd. Het is een mooi voorbeeld van een samengang van industriële architectuur: tegels, bakstenen, ijzer en hout. Een schoon uitgedoste casanova, George Bangable, net alsof hij was weggelopen uit de film Cabaret, kondigde het verloop van de avond in het Frans aan. Eerst was er zoals gebruikelijk het lesuurtje van dansschool Apollo Swing om ons de pasjes van de lindy hop aan te leren. Iedereen weer in volle doening. En daarna de gastgroep van de avond, Slick Nick, een echte jive groep zoals ik ze graag heb. De gangbare maatpakken van de jaren ‘50 en overwegend zwarte muziek. Het is een zevenkoppige samenstelling met tenor- en bariton sax, drummer, pianist, contrabassist, gitarist en zanger, die één brok energie uitstraalt. Wiggelen en waggelen op het verhoog, klappen in de handen en een schalkse lach naar het publiek. Midden tijdens het vertoon springen er drie man de diepte in om zich te mengen tussen de omstaanders om de verhitte sfeer nog een luttel aan te zwengelen. Daarna op het einde van de uitvoering een zwierige kniebuiging van de zanger, stijl Lodewijk XIV. Liedjes die ze uitvoerden waren onder andere All Of Me (Louis Armstrong), French Fried Potatoes And Ketchup (Amos Milburn), My Boy Flattop (Boyd Bennett), Undecided (Ella Fitzgerald), Mumbles Blues (Bobby Lewis), Rag Mop (Jaye en Ames Brothers), You're Sixteen (Johnny Burnette), songs die ik dankzij Slick Nick beter heb leren kennen. Een knallende boogie woogie was de kers op de taart.


Slick Nick & the Casino Special

Het valt me op dat we de laatste tijd een retrogolf doormaken. Filmreeksen op de beeldbuis spelen daar zeker mee een rol in. Zo denk ik bijvoorbeeld aan Pan Am, een serie die zich afspeelt begin jaren ‘60 over de belevenissen van luchtwaardinnen, Mad Men begin jaren ‘60 over de reclamewereld, Boardwalk Empire jaren ‘30 over de droogleggingswet, en uiteindelijk de bekroonde film The Artist over de jaren ‘30. Daar speelt Radio Modern handig op in met een dameshoeden schouwspel, ontworpen door Gabriele Vintage. Toen was de vrouwenkledij vrouwelijker, hetzelfde voor de mannenkledij maar dan mannelijker. Bloemen en hoeden doen soms dat tikje meer. Drie schaars geklede deernen sloten met een burlesque uitvoering de avond af.


Retro is in...

Bijzonder gunstig vind ik ook dat Franstalige jonge mensen in Brussel de moeite doen om Nederlands te spreken, iets wat vroeger niet zo vanzelfsprekend was. Bij het huiswaarts rijden had ik nog eventjes een woordenwisseling met mijn Tomtom. Hij had me namelijk in alle richtingen van de stad Brussel rondgestuurd. Tenslotte, als slaapmutsje, op de brug van Wechelderzande naar Lille was ik nog eens tegengehouden door de wouten (politie) voor een blaastest. Bibieke was gelukkig nuchter.

naar boven

SI CRANSTOUN
Borgerhout (B), 3 maart 2012

Verslag & foto’s: Jiving Walter

Radio Modern had op zaterdag 3 maart weer een optreden vastgelegd in de oude bioscoopzaal Roma te Borgerhout met zoals gewoonlijk een jivegroep. Je valt bij Radio Modern van de ene verrassing in de andere omdat deze organisatie steeds weer iets nieuws achter de hand heeft. Ze starten met een vast patroon, dat de loop van de avond bepaalt. Eerst begint er een inwijding door iemand op het podium die het publiek een paar handige danspasjes aanleert. Iedereen wordt vriendelijk uitgenodigd om deel te nemen en in een mum van tijd staat de dansvloer bomvol. Het gaat er dan heel losjes en gemoedelijk aan toe en het breekt ook het ijs om contacten te leggen. Ditmaal was de gastvrouw Lady Flo (F) die het gevolg de eerste stappen van de charleston onderwees. Vreugde en gelach alom en de toon van de avond was gezet.



Het tweede deel is het optreden zelf en ditmaal was het de beurt aan Si Cranstoun uit Zuid-Londen. Je merkte onmiddellijk dat deze samenstelling ritmische soul voortbracht uit de vroege jaren ‘60. De zanger beschikte over een krachtige stem, met duidelijke negro klanken. Levendig als hij was, sprong hij rond op de beun en trok alzo de wagen op gang. Liedjes als Reet Petite van Jackie Wilson, I Got A Woman van Ray Charles en Don't Be Angry van Nappy Brown, een goede jive, sloegen in als een bom in de tjokvolle uitverkochte zaal. Als bisnummer kregen we hun topper Dynamo en de zaak was geklonken.

Si Cranstoun

Het derde deel van de avond is telkens iets anders. Zo was er enkele tijd geleden een dansschool uit Nederland aanwezig die acrobatische dansstunts ten beste gaf, dan weer een schitterende modeshow met retro vrouwenhoeden, en nu een vertoning van de Scopitonics, twee VJ’s uit Amsterdam die de avond opvrolijkten niet alleen met muziek maar ook met de daarbij passende videobeelden. Als je bijvoorbeeld Little Richard ziet pianospelen en hij Long Tall Sally zingt (1956) is dat net alsof hij midden in de zaal staat. Als je Dick Dale gadeslaat en ondertussen de surfers de baren ziet trotseren, voelt het net aan alsof je met je voeten in een emmer water staat.
Radio Modern doet er alles aan om de sfeer zo retro mogelijk te houden. Zo zijn er de steeds terugkerende bevallige Modernettes die gratis de vrouwen een leuke haartooi geven of het retro zetelhoekje waar je een foto kunt laten nemen met je geliefde. Radio Modern lokt meestal jonge mensen naar de tent (tussen de 25 en 40 jaar), maar de ouderen voelen zich daar best in hun schik. Deze verscheidenheid kan ik enkel maar aanmoedigen. Iedereen probeert er qua kledij top uit te zien en bij velen is dat erg geslaagd. Een hoed of baret doet al veel. Het viel me bovendien op dat er ook veel opkomst is uit Nederland, wat ik erg toejuich. Onze noorderburen staan telkens paf over het gebouw De Roma. De Roma was opgericht in 1928 en bood destijds ruimte aan 2000 bezoekers, ooit de grootste cinemazaal van Antwerpen. De bloei- en hoogtejaren waren zeker de jaren ‘40 en ‘50 toen vele mensen daar nog over de vloer kwamen. Dat stel je vast aan de foto's aan de muur en de nagemaakte ciné affiches. Helaas raakte de zaal in onbruik en sloot men de deuren in 1982, klaar voor de sloop. Gelukkig hadden enkele voortouwnemers het plan opgevat het gebouw te sparen en te renoveren, wat lukte: in 2002 werd het complex heropend met een buitenmatige bijval. Het staat nu symbool als retro monument en dat komt voor Radio Modern goed uit. Het gevoel op het balkon te zitten flitst je terug naar de jaren ‘40 en ‘50. Hopelijk worden er in de toekomst nog verdere verfraaiingen uitgevoerd. Radio Modern bestaat nu 5 jaar en is de loop der jaren almaar aangegroeid. Bedankt Ben, Tim en iedereen van de samensturing voor al de gezellige uurtjes die ik mocht beleven. Volgende maal zijn we weer op het appel.


naar boven



Lees hier de oudere Rockin' Lifestyle verslagen

Terug naar de voorpagina