(reclame)

 

Mis je een verslag van een rock 'n' roll optreden of evenement? Maak er zelf een! Iedereen mag namelijk zijn of haar bijdrage leveren aan deze rubriek. De enige voorwaarden die we stellen is dat het een recente gebeurtenis betreft, dat het uiteraard aangenaam is om te lezen, dat je wat zelf gemaakte foto's meestuurt én het artikel voorziet van je echte naam. Mail naar


2010

THE ORIGINAL ELVIS TRIBUTE 2010
Borgerhout-Antwerpen (B), 6 mei 2010


Verslag en foto: Frantic Franky



De Elvis concerten houden niet op, en de fan kan meermaals per jaar zijn keuze maken uit diverse activiteiten. Deze Original Elvis Tribute 2010 haalde twee minder bekende namen uit Elvis' entourage naar lage landen: Duke Bardwell, bassist bij 181 Elvis concerten in 1974 en 1975, en pianist Michael Jarrett die nooit met Elvis speelde maar in 1971 wel twee songs voor hem schreef, I'm Leavin' en I'll Be Home On Christmas Day. Jarrett is overigens al bezig sinds eind jaren '50: op internet vond ik enkele foto’s uit zijn rock 'n' roll periode, al heeft ie voor zover ik weet toen nooit opgenomen. Dit was volgens de publiciteitsmachine de eerste keer dat ze naar Europa kwamen, maar hebben ze hier vorig jaar al niet getoerd? Jarrett en Bardwell werden begeleid door de mij compleet onbekende studiodrummer Gannt Kees en Chris Casello, in rockabilly middens niet onbekend van de rockabilly band The Starlight Drifters (USA), alsmede vaste gitarist van Johnny Powers en Jack Scott. De backing vocals, en daar zijn we toch steeds een beetje trots op, waren in de bevallige handen van onze eigen Sue Moreno die haar liefde voor Elvis nooit onder stoelen of banken stak, de lead vocals waren een kolfje naar de hand van Robert Washington (USA), die opvalt in het legioen Elvis imitatoren omdat ie zwart is! The Original Elvis Tribute 2010 was dus zeker origineel, en streek vooral neer in Finland, Polen, Spanje en Italië, met bij ons slechts drie data in Eindhoven, Sneek en Antwerpen. Gisteren speelden ze nog in Vaasa (Finland), drie vluchten later stonden ze in de geheel uit marmer, stucwerk en rood fluweel opgetrokken Roma, een voormalige art deco cinema uit 1928. Naast bioscoop (ooit was dit met 2000 zitjes de grootste filmtempel van Antwerpen) fungeerde de Roma ook als variété theater en in de jaren '70 vonden er rockconcerten plaats. Zo stonden The Everly Brothers er in 1971 nog op de planken. Aan alles komt evenwel een eind, en de Roma sloot in 1982 de deuren. Leegstand deed het fiere gebouw verworden tot een kankervlek in het stadsbeeld, tot in 2002 een ploeg vrijwilligers begon aan de grote schoonmaak. Na enkele maanden puin ruimen en het herstellen van de belangrijkste voorzieningen konden er vanaf 2003 opnieuw voorstellingen plaatsvinden, en sindsdien gaan zowel de cultuur als de renovatie verder. Zo kunnen de muren momenteel wel een likje verf gebruiken. Onafgezien daarvan is dit een onwaarschijnlijk mooie zaal: bioscopen waren vroeger echt wel paleizen, en naar de film gaan een belevenis. Aan de muren hangen nieuw geschilderde calycos (filmposters eertijds geschilderd op katoenen doeken, hier naar ik aanneem op hout) waarvan sommige helaas in het Frans: La Mort Aux Trousses klinkt lang zo mooi niet als North By Northwest, en Geant had toch gewoon Giant kunnen zijn. Vreemd ook dat rechts van het podium een moderne calyco van Apocalypse Now hangt. Langs de trappen hing een grote collectie originele wielerposters, en er leek me een tentoonstelling over de in 1959 verongelukte Antwerpse wielrenner Stan Ockers aan de gang. Het idool van alle rockers? Stanneke Ockers! Als u trouwens ooit eens in de Roma komt, neem dan een kijkje in de herentoiletten: volgens mij zijn dit nog de authentieke muurtegels en wc deurtjes uit de jaren '50!
Maar ter zake, en wel naar Elvis. Als u naar de Roma gaat, vertrek dan vroeg genoeg, want het was geen lachertje om een parkeerplaatsje te vinden en we arriveerden maar net op tijd. Geen tijd om de twee stands met Elvis merchandise te bekijken, noch om het vitrinekastje met oude Elvis posters en foto’s te bewonderen, naast een aantal andere kastjes waarin vroeger ongetwijfeld filmfoto’s hingen, nu volgepropt met foto’s uit het glorierijke verleden van de Roma. Het bleek vanavond een zittend concert: de hele parterre was volgestouwd met tafeltjes en stoelen. Bovendien waren dat niet-genummerde zitplaatsen, en u kan zich voorstellen dat het al flink vol zat. Geen bekende gezichten: dit was een publiek dat vooral bestond uit "gewone" mensen, oud én jong, met tussendoor de onvermijdelijke Elvis lookalike. Eén mij onbekende jonge vetkuif gespot. In elk geval: wij de monumentale trappen op naar het zelfdragend balkon, een opmerkelijk staaltje bouwkunst uit vervlogen tijden, waar nog steeds 400 oude cinema klapstoeltjes staan. We vonden een plekje op de tweede rij, waar we helaas evenveel beenruimte als in een vliegtuig bleken te hebben. Waren de mensen vroeger inderdaad kleiner? Een voordeel was dan weer dat je drankjes in echte glazen mocht mee naar binnen nemen. Een Tongerlo uit het juiste glas is toch heel wat smakelijker dan een pilsje in een plastic beker.



Maar ter zake, en wel naar Elvis. Op weg naar het concert had ik zo mijn twijfels: Elvis enkel met gitaar, drums, elektrische bas en piano... dat kon toch nooit lukken? Dat kon het dus wel, en dat lukte zelfs heel aardig. Meer nog: het legde de nadruk op de songs, want als je al die nummers in basisbezetting hoort valt pas op hoe sterk ze wel zijn in hun pure vorm. Washington trapte af met Love Me, Little Sister, Burning Love, Walk A Mile In My Shoes (hoorde ik het goed dat ie dat aankondigde als Walk A Mile In My Socks?) en King Creole, waarmee de toon gezet was: dit ging een avondje worden met bekende én minder voor de hand liggende songs uit jaren '70, '60 én '50. Washington's stem kwam redelijk in de buurt van Elvis, hij droeg een eenvoudig zwart pak, geen jumpsuit of zo, en stond geen seconde stil, met podiumbewegingen die het midden hielden tussen de twist, Elvis à la Burning Love en Elvis dansend in zijn sixties films. Bardwell en Jarrett deden weinig meer dan begeleiden, en konden uiteraard weinig meer doen, Sue Moreno en Chris Casello deden de backings. Uiteraard mocht Duke Bardwell even in de spotlights, en dat deed hij door Heartbreak Hotel te zingen in een hele merkwaardige uitvoering: erg filmisch, een beetje jazzy surf-achtig met een scheut Brian Setzer op de gitaar. Gedurfd, maar naar mijn mening geslaagd. Bardwell's tweede nummer was een nummer dat hij zelf schreef en dat Elvis wou opnemen, maar zover is het nooit gekomen. You And I bleek een moderne ballad, dus snel over naar Robert Washington voor Baby Let's Play House en een My Babe stijl 1969-1970. Ook Sue kreeg haar solo moment met een zwoel Fever. Washington bracht nog It's Midnight (70’s ballad) en Polk Salad Annie, en dan was het na een uurtje pauze, waarbij de verzamelde artiesten zich richting lobby begaven. Ik maakte snel een praatje met Sue, probeerde nog wat foto’s te nemen van het hele gezelschap, en liep de enige bekende vanavond tegen het lijf, Ben Mouling, wiens Radio Modern al verscheidene keren ten dans speelde in de Roma. Ben wist te vertellen dat hij ook snel weer een Elvis avondje wil op poten zetten, eventueel met die andere zwarte Elvis die al op Radio Modern stond, Colbert Hamilton.
Het belletje rinkelde, deel twee begon, en daar was Washington met One Night, Too Much, Fame And Fortune, Mess Of Blues en Elvis' disco nummer Way Down, waarna het tijd was om Michael Jarrett zijn twee Elvis songs te laten vertolken, I'm Leavin (70’s poprock) en een bluesy I'll Be Home On Christmas Day. Ja, kerst viel vroeg dit jaar. Maar hoorde ik het nou fout of begon Washington door zijn stem te zitten? Of lag dat aan het geluid, want een gebouw uit 1928 vertoont natuurlijk akoestische uitdagingen, zoals Duke Bardwell het eufemistisch verwoordde. Ook Sue had me al gezegd dat het geluid op het podium niet echt je dat was. In elk geval ging Washington onverbiddelijk door met nog meer 70’s als Stranger In The Crowd, You Asked Me To en Rubberneckin', met tussendoor His Latest Flame. Afsluiter werd Suspicious Minds, bis werd de geweldige 70’s rocker Promised Land. Samengevat: een uitstekend avondje Elvis dat meer dan gemiddeld rockte en nergens verviel in pathetische imitatie. En zo hoort het.



Robert Washington, oftewel: Franky op de foto met Elvis... bijna!


naar boven


(reclame)





THE DREAMTEAM:
RENÉ SHUMAN & ANGELA BROUWERS
Roermond, 24 april 2010

Verslag: Henri Smeets

Daar waar voorheen René Shuman en Angel-Eye als Mr. & Mrs. Rock & Roll door den lande trokken, hebben ze nu een ander concept bedacht, dat van het Dreamteam. De eerdere aanduiding van Mr. & Mrs. Rock & Roll zou ook niet hebben gepast bij dat nieuwe concept, dat ze die avond presenteerden. Genoeg ‘roll’, maar toch wat minder ‘rock’. De vakspecialisten onder de vintage rock ‘n’ roll-minnende mierenneukers zullen zeggen: “maar dat is nooit anders geweest”. Toch was dit keer voor mijn gevoel het aandeel rock ‘n’ roll wat minder dan normaal, ten faveure van de nieuwe eigen compo’s die ze, bij wijze van primeur, in deze theatershow aan de fans voorstelden in een afgeladen volle theaterzaal Oranjerie. Het was tevens een vooruitgeschoven officiële presentatie (landelijke presentatie volgt later) van hun nieuwe album Travel In Time. Het Dreamteam-concept heeft meer weg van een try out. Kijken hoe het aanslaat. Nadat er eens een poll is geweest, waarin de fans zich konden uitspreken of het duo meer eigen nummers moest gaan spelen, hetgeen bevestigd werd, komen nu de songwriterkwaliteiten in beiden eindelijk eens meer naar voren. Het risico is wellicht dan wel, dat je het Elvisminded publiek verliest of in ieder geval uitdunt. We zullen zien hoe het gaat uitpakken in de toekomst. Time travellen kunnen we vooralsnog helaas alleen in het verleden, zoals die avond ons met een heuse tijdmachine werd gedemonstreerd.
Met 10 minuten vertraging, ik wilde persé mijn auto gratis stallen en dan moet je in Roermond helaas nu eenmaal wat verder weg parkeren, kwam ik in de loge van het hoteltheater Oranjerie, waar een verdwaasde loketbediende me letterlijk (!) van top tot teen bekeek, alsof een rock ‘n’ roller toch nooit genoeg poen kon hebben om een etablissement van elitaire overdaad te betreden. Na de geruststellende opmerking dat ik alleen maar voor het gewoon gebleven artiestenvolk namens René en Angela kwam, mocht ik van deze ‘schiekiemiekie’ met mijn volkse schoentjes het dure parket bevuilen. Even later, na een kleine Sherlock Holmes actie, betrad ik door twee deuren (die meer weg hadden van pluche safedeuren), het juweeltje dat erachter verborgen lag: de mooie theaterzaal. In de bovenste rijen mocht ik me neerlaten van de plaatsaanwijzer en dat gaf me een mooi uitzicht op geboende ‘hoofdbedekkingen’, die rijkelijk aanwezig waren en het eveneens glanzende podium waar op dat moment het Limburgse rock ‘n’ roll duo straalde. Het was net het ogenblik tussen twee nummers in, dus het ideale tijdstip om er eens echt voor te gaan zitten.

René & Angela

De diverse optredens die ik van het duo bezocht heb, hadden de geluidstechnische gemeenschappelijkheid dat de geluidstechnicus om de één of andere reden de arme Angela steeds “wil” verstoppen achter René. Ook nu weer problemen met de microfoon van haar, terwijl ze toch echt meer is dan oogstrelende plankvulling naast haar kersverse eega. Hoe dan ook, eveneens in dit nieuwe concept, constateren we toch weer dat er een prominentere rol is weggelegd voor René, zoals in diverse nummers te beluisteren viel. Goed, rock ‘n’ roll was in de jaren vijftig de weg naar tienervrijheid en die geestelijke vrijheid werd op een andere wijze die avond bezongen in het poppy Road To Freedom. Onder het showmotto Travel In Time gingen we met een tijdmachine (leuk idee, degenen die de film Time Machine uit 1960 hebben gezien zal het bekend voorkomen) terug naar 1954. Cool. Was dat niet toevallig de tijd dat een nog jonge vrachtwagenchauffeur niet in de gaten had, dat die binnenkort vrachtladingen vol platen zou verkopen? Dit memorabele moment der muziekhistorie (als je in zo’n chique ‘tent’ zit, ga je vanzelf gezwollen schrijven) werd op een beheerste wijze gememoreerd met That’s Alright Mama. Een tamme, maar wel authentieke versie. Niks moderne arrangementen. Mooi. In die lijn gaat het tweetal, geflankeerd door drums, piano en contrabas, door met Heartbreak Hotel met oorstrelende zang van René (waar is waar!). In Blue Suede Shoes gaat de contrabas gewillig op zijn zij liggen op de grond en wordt aldus betokkelt door de bassist. De jukebox, waarnaast de muzikanten spelen, straalt in volle glorie bij deze true vintage rockers. In het eerste, van de vele (merendeels humoristische) intermezzo’s geeft juffrouw Angela ons muzikale les inzake honky tonk. En als je het over honky tonk hebt, dan is de piano niet ver weg en krijgt Angela het weer moeilijk om zich van het stigma van vrouwelijke Jerry Lee te ontdoen (zoals manlief René niet zijn miljarden verkopende alter ego van zich af kan schudden) in Great Balls Of Fire. Ofschoon de tijdmachine vergeten was ons, bij dit nummer, van 1954 naar 1957 te brengen, but anyway. Wat de tijdmachine wel deed, was ons katapulteren van de good ol’ heydays of rock ‘n’ roll naar 2010. Daar zat je dan in de theaterschietstoel, nog wel zonder gordel! Maar goed, na een melancholisch salsa/ licht texmex-achtig nummer (waarop zelfs mijn enkele overgebleven honkvaste haarsprietjes dansten) werd de bewondering voor wetenschappelijk genie Nikola Tesla de vrije loop gelaten. Dit gebeurde met een korte film van de verworvenheden van deze man, die net als enkele groten der muziek, als arme stakker deze wereld vaarwel zei. Angela zette in op akoestische gitaar en tokkelde de eerste akkoordjes van countrypop Travel In Time, met wat betreft het middeleeuws aandoend gitaarloopje een heel vette knipoog naar The Tielman Brothers’ April In Paris (1960). Dit nummer is afkomstig van het kersverse (overigens aardige) album van The Dreamteam met de gelijknamige titel, waarmee men hoge ogen hoopt te gooien (maar dan wel bij een wat jonger publiek, want slechts twee songs kunnen rock ‘n’ roll verknochte oren bekoren: Don’t Be Cruel en Love Train - daarom dat we de CD helaas niet kunnen recenseren in dit fifties lifestyle online magazine). Love Train straalt overigens een beetje Baseballs (het succesvolle rock ‘n’ roll trio uit Berlijn) uit. Terug naar het optreden. Als een nummer als Travel In Time aanslaat, dan is het goed als je je vervolgens door het publiek ritmisch laat begeleiden onder het toeziend oog van snorrende camera’s. Zo geschreven, zo gedaan. Daarna even aandacht voor het milieu. Als je het goed brengt, dan is het ook op een amusementsavond als deze mogelijk toch tussendoor aandacht te vragen voor de kant die we liever verdringen. Rene & Angela bezitten die gave! In dit optreden stonden diverse self penned songs (gedeeltelijk terug te vinden op het nieuwe album) centraal. Songs met een message. Zelfs het melancholische The Party Of The Year, met lichte texmex inslag, valt daar ook onder. In de verte klinkt het wat als The Everly Brothers. Daarna mogen mijn tenen eindelijk weer eens jubelen: Whole Lotta Shakin’ Goin’ On (alle instrumenten, sax, bas, orgel, piano, drums) spelen een solo. Na dit rock ‘n’ roll geweld is er even tijd voor pauze. Hierna wordt het tweede gedeelte geopend met Let’s Have A Party (Angela op vocals)… yeeeehaaaa! Niet alleen naar Rome leiden vele wegen, maar ook naar de hemel: Many Ways To Heaven. Een 90’s styled popnummer dat gevolgd wordt door een intermezzo van de accordeonist: Es Gibt Kein Bier Auf Hawaii. Deze carnavalskraker van Duitse jazzpianist Paul Kuhn (die zelf ook wat verschlagerde rock ‘n’ rollertjes heeft opgenomen, waaronder het belachelijke Die Blauen Wildlederschuhe ofwel Blues Suede Shoes voor ballerina’s: Don’t Step On My Ballet Shoes gehuld in blauw suede tutuutje) uit 1963, bracht de hele zaal aan het schoenkelen (voor de mensen boven de rivieren: arm in arm heen en weer bewegen). De zaal bleek gevuld te zijn met carnavalisten, want het nummer werd al schoenkelend luidkeels meegezongen (en niet alleen het refrein!). Als je weet dat René en Angela eerder dit jaar elkaar het ‘ja’-woord gaven op Hawaii, dan is deze overgang heel aardig bedacht. Uiteraard mag dan een sfeervol filmpje over het huwelijk aldaar niet ontbreken. En tijdens die plechtigheid zei de huwelijksvoltrekker bij wijze van gimmick of ze The Dream trouw wilden zweren. Leuk. Als je aan Hawaii denkt, dan denk je aan een heel populaire traditional van het eiland: Aloha Ohé. Het tweetal heeft daar een variant op gemaakt: Aloha Begins With Me (Angela op akoestische gitaar en René op ukelele, uitgesproken door hem als ukkele). Tussen ruiker en lippen door werd ook nog even gemeld dat ze in de echt zijn getreden op de plek waar Elvis de film Blue Hawaii opnam. Dan verlaat Angela het podium en mijmert René over haar met een lofzang aan zijn geliefde.



Twee jongedames in bruidsjurken liepen vervolgens wat in het rond in het donker met kaarslichtjes in de handen. Dat duurde zo lang, dat ik dacht dat de arme meiskes het spoor bijster waren en eigenlijk had ik ze een zaklantaarn (klietschlamp of pietschlamp in Algemeen Beschaafd Limburgs) en routeplanner willen geven, maar daar kwam René al (in wit pak… zei hij niet ooit eens dat hij nooit in wit pak zou optreden?) (smile) en wees hen waar melancholische Abraham de romantische mosterd haalt. Geflankeerd door de schonen (wat altijd goed is voor woewoewoew geroep) zong hij This Is The Moment. Hadden we nu een modeshow? De dames in de zaal zullen zich kostelijk hebben geamuseerd. De mannen wellicht ook, als de schonen trouwjurken met transparante kleur hadden gedragen (sorry voor deze censuurverdachte opmerking). Nadat René de dames netjes had ‘afgeleverd’, over de sfeervol verlichte trappen, aan de deur van de coulisse, verscheen even later Angela in bruidsjapon ten tonele. Gejuich viel haar ten deel. Daarna gauw omkleden, terwijl René alvast een puike solo van Johnny B. Goode speelde, even later bijgestaan door Angela op Gretsch gitaar. Ze stoomden door naar een lekkere rock ‘n’ roll-versie van Baby What You Want Me To Do, waarbij ze gitaarspelend door het publiek wandelden. Can’t Help Falling In Love sloot het officiële gedeelte waardig af. Maar als je het publiek eenmaal lekker gemaakt hebt, dan moet je je ook niet verwonderen als ze een toegift willen. Die kwam er met de nummers Suspicious Minds en What I’d Say. Een sfeervolle avond in een heerlijke ambiance ging ten einde. Uiteraard volgde daarna nog een bomvolle handtekeningsessie in de foyer. Een gunstig voorteken voor het Dreamteam-concept? Als ik een time traveller uit de toekomst tegenkom zal ik eens vragen.


naar boven




AMERICAN ROOTS 3:
WAYNE HANCOCK & THE BELLHOPS
Roermond, 17 april 2010


Verslag en foto's: Frantic Franky




The Bellhops hadden geluk met het toertje (twee weekends) dat ze hadden opgezet voor Wayne Hancock: Wayne The Train was met, euh, het vliegtuig geland op donderdag, net vóór een vulkaan in IJsland besloot het vliegverkeer boven heel Europa lam te leggen. Dat had evenwel een ander gevolg voor de derde editie van American Roots in Roermond: The Hometown Gamblers, nochtans uit België, dienden verstek te geven omdat hun gitarist ergens vast zat op een of andere luchthaven! Op zulke korte tijd werd geen vervanging gevonden, maar gelukkig kwam DJ Jan van Gestel gewoon met de auto, dus hij kon alvast platen opleggen.
The Bellhops lieten het niet aan hun hart komen en trapten een dampende set af met een stomend Red Hot. You Burn My Heart was stevige klassieke billy, het door contrabassist Martijn Ubaghs gezongen Train Of Dreams kon betiteld worden als rockabilly in country versie. Martijn vervolgde met Flying Saucers Rock 'n' Roll, waarna het weer de beurt was aan Emilio Garcia voor de Los Lobos cover I Got Loaded, die we als rhumbabilly mogen bestempelen, en het Los Lobos sfeertje werd voortgezet met La Bamba. Maar hoorde ik daar enkele valse noten op de gitaar? Het viel me op dat The Bellhops minder show brachten dan andere keren dat ik ze aan het werk zag, wellicht het gevolg van de gecombineerde vermoeidheid van de concerten eergisteren in Maastricht en gisteren in Hamburg, het daaropvolgende avondje stappen op de Reeperbahn, en van de hele dag in de file te staan op de terugrit van Hamburg naar Roermond. Life on the road! Gelukkig zijn The Bellhops zo professioneel dat ze zelfs slapend nog een goed concert zouden kunnen spelen, dus konden we verder genieten van A Nickel And A Dime, het door drummer Enrico Garcia gezongen Mojo Man oftewel uptempo bluesrock van de CD die ze opnamen met Billy Lee Riley, een gestroomlijnde Modern Don Juan en een twangy countryrockend Guitars And Cadillacs. Op Swing To The Bop mocht iedereen uitgebreid soleren, maar voor mij persoonlijk was dat soort jazz overbodig. Ik weet namelijk al dat ze goed kunnen spelen. Leuk was dat Wayne Hancock een nummertje kwam meezingen op Milk Cow Blues, en na een snelle podiumwissel was het tijd voor de meester zelf.


Bellhops Emilio Garcia (links) en Martijn Ubaghs (rechts)

Vorige doortocht in de Benelux had Hancock enkel zijn eigen contrabassist bij en werd ie begeleid door Emilio Garcia op gitaar en ex-Billy Wiggle & the Wigglers drummer Rob Livius op steel, dit keer was zijn voltallige vaste band mee overgevlogen, al is ‘vast’ in Hancock's geval relatief: gitarist Matt Thomas en steel gitarist Bob Hoffnar spelen nog maar een jaar bij hem. Ik kan me voorstellen dat het als beroepsmuzikant niet makkelijk is je op één band vast te pinnen en dat in vast dienstverband voor Hancock werken geen makkie is. Anderzijds lijkt contrabassist Huck Johnson me iemand die geen probleem heeft het leven en het sneltreintempo aan de zijde van de chaotische Wayne The Train vol te houden. Maar ook al was dit Hancock's vaste band, echt vast speelden ze niet samen. Dit kwam op mij over als één lange jamsessie waarbij Hancock met een hoofdknikje aangaf wie wanneer moest soleren, meestal iedereen minstens één keer per song. Hancock speelt zonder setlist en heeft de reputatie niet te stoppen, en vanavond bleef hij ze twee uur lang uit zijn mouw schudden. Te veel om allemaal te noteren, enkele titels die ik onthield waren Throwin' Away My Money, Take Me Back To Tulsa, het dubbelzinnig cynische Highway 54, een supersnel Johnny Law, en een medium tempo Hoy Hoy. Voor de fans, en dat was denk ik iedereen in de zaal, had het nog twee uur langer mogen duren.


Wayne The Train...

's Anderdaags moest Wayne naar Londen vliegen voor vier concerten en een BBC Radiosessie met Mark Lamarr, maar die vlieger ging letterlijk niet op. Volgende American Roots in de Azijnfabriek in Roermond: zaterdag 23 oktober met Ray Collins' Hot Club. Haal je beste pak maar al uit de kast!


naar boven




ROCKIN' AROUND TURNHOUT
Turnhout (B), 3 april 2010


Verslag: Frantic Franky/ Foto’s: Ingrid




Rockin' Around Turnhout dag 1, de pré-party met Mark & the Slum Dogs (GB) op vrijdag in Cafe Cooperville effe niet meegerekend. Vijftien jaar Rockin' Around Turnhout, daar drink ik 15 glazen op. Met Rocky Burnette, Jack Rabbit Slim en Rockin' Bonnie bood Turnhout een sterke affiche met drie bands die op elk ander festival top of the bill zouden zijn, maar vanavond kregen we ze in De Kuub alle drie op rij. Rockin' Bonnie (I) zag ik voor het eerst twee jaar geleden toen ze enkele nummertjes meezong met The Starlighters (I), en die bleken met Massimo "Max" Zampini op gitaar en Serge Peacock op steel voor de helft ook haar eigen Rot Gut Shots te bevolken, in dezelfde bezetting als op hun Cocktail Jubilee CD, met afwezigheid van pianist Jerry Gerosa die naar Austin verhuisde. Geen piano meer, maar wel meer steel. De swingende rockabilly annex hillbilly set die ze speelden lag volledig in de lijn van de CD, die met Juke Box Blues (June Carter), Bring Along Your Lovin' (Bob Luman), het in duet met Max gebrachte Time's A Wastin' (June Carter), What Am I Worth (George Jones), I'm Hurtin' Again (Roy Hogsed), I Wanna Make Love (Leroy Dobson), I Heard About You (Charline Arthur) en de eigen composities I Love Booze, Burnin', I Start Messin' Around, Gotta Honky Tonk en Papa Boogie bijna integraal passeerde. Daarnaast covers gehoord van Two Long Years (Janis Martin), Make Like Rock 'n' Roll (Don Woody), een uptempo hillbilly Burn That Candle (Bill Haley) en Eenie Meenie Miney Mo (zowat elke fifties zangeres), alsmede de mij onbekende songs Give Me A Red Hot Papa And A Ice Cold Beer (van Smiley Maxedon? De titel alleen swingt al), de tongtwister Waxahachie Boogie Woogie Dishwasher Boy (Jim Boyd?), en het relaxte medium tempo Take A Gamble. De vermelde covers geven duidelijk aan waar de heren en dame de muzikale mosterd halen, voor de rest dien ik enkel te vermelden dat zangeres Sabrina duidelijk tot de Miss Mary Ann school behoort : zelfde soort kleine pasjes op het podium, zelfde handclaps tijdens de solo’s wegens waar anders te blijven met die handjes. Zelfde lief kind ook. De sfeer zat gelijk goed, dus Rockin' Bonnie & the Rot Gut Shots bleken de geknipte opener.


Frantic Franky meets Rocky Burnette en Rockin' Bonnie...

Vorig jaar met Bill Haley's Comets was De Kuub uitverkocht, vanavond bleek Rocky Burnette (USA) geen even grote publiekstrekker: de zaal was goed gevuld maar niet stampende vol. Rocky is de ondertussen zelf al 56-jarige zoon van rockabilly held Johnny Burnette, 11 jaar toen zijn vader in 1964 verdronk wanneer diens vissersbootje geramd werd door een cruiseschip. Rocky heeft nog opgetreden met Rock 'n' Roll Trio gitarist Paul Burlison, maar heeft volgens mij evenveel rockmuziek als rock 'n' roll gemaakt in zijn carrière: zijn internationale pophit Tired Of Toein' The Line stond in 1980 niet enkel in Amerika maar ook in de Benelux in de hitparades. Het lange haar en de vuile baard van vroeger zijn ondertussen kort haar met een flink kalende plek verborgen onder een baseballpetje en een ringbaardje. Wat ie wel nog heeft zijn die bijna continu gesloten ogen, waarvoor mogelijk een medische reden is: Rocky werd enkele maanden geleden geopereerd voor cataract, een erfelijke aandoening die ook wel grijze staar genoemd wordt en zonder operatie leidt tot blindheid. Ik had Rocky nog nooit gezien en vroeg me af wat hij zou brengen: Johnny Burnette, of zijn eigen nummers (ik ken twee rock 'n' roll CD’s van hem: Wampus Cat met Los Brioles en Hip Shakin' Baby met Darrel Higham & the Enforcers) met enkele Johnny Burnette borrelhapjes? Of zou ie Tired Of Toein' The Line spelen? Het zouden enkel nummers van zijn vader worden, zo bleek al snel, en dat strekt hem tot eer: geef het volk wat het volk toekomt. Logische opener wegens een groot meebrulgehalte was Tear It Up, gevolgd door Oh Baby Babe, een net iets minder bekend nummer dat me geruststelde qua repertoirekeuze. Daarbij viel me gelijk op dat deze twee nummers medium tempo werden gespeeld en niet supersnel zoals de meeste bands ze coveren. Positief, want het is een wijdverspreide misvatting dat rockabilly snel hoeft te zijn om goed te zijn. Het is zoals sex: niet de snelheid telt, wel de intensiteit! Helaas bleef het niet zo, want al vlug bleek gitarist Ritch van Gessel (Alley Cats, Blue Moon Special) graag, veelvuldig en langdurig uitfreakend te improviseren op gitaar. Zo kreeg Drinkin' Wine Spo Dee O Dee een bluesy kantje. Bovendien speelde Ritch op een Gretsch gitaar, en laat dat nu juist de enige gitaar zijn die wellicht nooit is gebruikt op de historische opnames van het Rock 'n' Roll Trio. Wie juist wat speelde op welke gitaar is nog steeds voer voor verhitte discussies onder gitaristen, maar de algemene consensus luidt dat de meeste solo's ingespeeld werden door Grady Martin op zijn Bigsby gitaar, terwijl Paul Burlison daarentegen speelde op een Fender Esquire of Telecaster. Rocky werd begeleid door de Nederlandse rockabillyband The Vipers, die met stevige contrabas en rikketik drums zeker adequaat waren. Ze speelden reeds vaker met Rocky, en zelfs nog met Paul Burlison. Rocky's stem bezorgde me af en toe rillingen: ze is niet hetzelfde als die van Johnny, maar heeft wel dezelfde kortademigheid die de opnames van het Rock 'n' Roll Trio kenmerkt, en Rocky legt dezelfde intonatie en accenten in nummers als Lonesome Tears In My Eyes, aangekondigd als rockabilly calypso. Ritchie zong Rock Therapy, contrabassist Marcel Verbaas mocht grommen op Please Don't Leave Me. Een verrassing was Johnny's pop hit You're Sixteen, door Rocky op zijn eentje ingezet op akoestische gitaar - kippevel - waarna de band halfweg inviel. Rock Billy Boogie volgde, Ritchie mocht nog een keertje de zang voor zijn rekening nemen op Sweet Love On My Mind. Honey Hush, Lonesome Train, allemaal kwamen ze voorbij gedenderd. Ook mooi: Johnny's tweede pophit Dreamin', het plaatje dat - zo verhaalde Rocky - door zijn moeder na de dood van Johnny tijdens de weekends steeds weer opnieuw werd opgelegd, andermaal akoestisch vertolkt. Dit keer viel de band niet in, ook al verzocht Rocky hen daartoe. Afsluiter werd Train Kept A Rollin'. Jack Rabbit Slim stond het hele optreden langszij het podium mee te applaudisseren, de bissen werden Baby Blue Eyes (ingezet door Ritchie, Rocky viel pas in bij het tweede couplet) en een ditmaal snellere herneming van Tear It Up. Samengevat: niet Johnny Burnette & the Rock 'n' Roll Trio anno 1956, wel hoe Johnny Burnette anno 2010 zou kunnen hebben klinken indien begeleid door een hedendaagse band als The Vipers. Da's ook al veel waard. Op YouTube vind je enkele video’s van dit optreden. Via het filmpje hieronder kun je er meer vinden!



Jack Rabbit Slim staat geboekstaafd als een van hottest bands van het moment, en het Britse kwartet stelde niet teleur: een stevige snuif wilde rock 'n' roll die alles had wat rock 'n' roll anno 2010 moet zijn: snel, snedig en opwindend. Bob Butfoy is nog steeds een frontman die zijn publiek weet op te zwepen met energieke moves, of hij nou de akoestische gitaar omgordt, tekeer gaat met marracas (bij ons heet dat gewoon sambaballen) dan wel zonder enig instrument loos gaat. Alleen had ie blijkbaar vandaag zijn mondharmonica vergeten om de bluesboppers kracht bij te zetten. Ze brachten een gulle greep uit hun intussen al vier CD’s (Kitten With A Whip, Voodoo Slide, de vanavond erg toepasselijke Johnny Burnette-achtige nummers Long Time Dead en Hightone Woman, Rockacha, Jeeze Louise, Gypsy Curse, de Cash-soundalike The Man Who Counts, Queen Bee, de instro Dragstrip, Rock-A-Cha), ook uit die laatste nieuwe die wij toch vrij commercieel vonden klinken, maar ofwel brachten ze juist de betere nummers uit die CD ofwel spelen ze die meer poppy songs live ook gewoon op z'n Jack Rabbit Slim's. Ik herinner me met name The Gift, Typhoon, Shake Rag, The Prisoner en 21st Century Bettie Page. De verdiende bis werd Justine.


Jack Rabbit Slim: gitarist Darren Lince (links) en zanger Bob Futfoy (rechts)

Ik begon aan mijn tweede reeks van 15 pinten op de volgende 15 jaar Turnhout, daarbij geholpen door deejays Lucky Shooter (Felix uit Frankfurt) en Jungle Jim (Stockholm) die het feest boppend en jivend hielden tot 5 uur des ochtends. Bij het vorderen van de nacht spotte ik Rot Gut Shots contrabassist Nuno Alexandre die in slaap was gevallen op een stoel, en Gary Allen van The Sureshots (GB, morgen in de WirWar) die wankelend richting uitgang geleid werd. Zo kennen we Rockin' Around Turnhout!


het leven langs de zijlijn volgens Jack Rabbit Slim...

ROCKIN' AROUND TURNHOUT
Turnhout (B), 4 april 2010


Verslag & foto's: Frantic Franky

Turnhout dag 2: the day after, waarop iedere rock 'n' roll fan met een sterke ruggegraat zich in het strijdgewoel werpt, hopend een maximum aantal van de 15 bands in 15 cafés af te punten. Want er zwierf weer wat volk door de Turnhoutse straten, en zo kwam ik ondermeer Fransen, Duitsers, Italianen, Engelsen en Schotten tegen. Om 5 uur was er al een namiddag concert in rock 'n' roll café Cooperville aan de Nieuwe Kaai, de jachthaven van Turnhout, want in Turnhout hebben ze waarlijk álles. Handig om de kater van de avond ervoor te overbruggen dan wel alvast een verse op gang te trekken. Niet echt de grote toeloop daar in de Cooperville, mogelijk omwille van de band die er speelde, The Boogie Woogie Jumpers (B), een trio bestaande uit drums, contrabas en een jongedame op piano, die dus wel degelijk echte piano boogie ten gehore brachten. Een rockabillyband had mogelijk meer volk getrokken. Boogie woogie is immers meer een voorloper of een zijstraatje van de rock 'n' roll. Toch is het mooi om te zien dat jonge muzikanten zich ook vol overgave op dat wat miskende en niet bepaalde hippe genre storten, en dan helpt het dat een bevallige freule in lampenkapjurk de gangmaker van de band is. Ze had twee piano’s in een hoek opgesteld, een gewone Yamaha en een Fender Rhodes, het soort keyboards dat Ray Charles bespeelde en hem die bijna orgel sound bezorgde. Ik had niet de tijd om de volle twee sets van The Boogie Woogie Jumpers uit te zien, en zag Arcia Evlard slechts één keer die Rhodes bespelen, in Mess Around van uiteraard Ray Charles, waarvoor ook de contrabas aan de kant werd gezet ten voordele van de elektrische bas. Voor de rest herkende ik niet veel nummers, uitgezonderd Million Dollar Boogie (van Camille Howard?) en Mama He Treats Your Daughter Mean. Boogie woogie is een genre waarin ik buiten de echte klassiekers niet veel ken en dat voor een groot stuk uit instrumentals bestaat, waarvan de titels mij niet bijblijven. Evlard kan verdomd goed spelen en is zeker een belofte voor de toekomst: laat ze tien jaar hard werken en de stiel leren voor moeilijke publieken, en ze wordt misschien wel ooit de Belgische versie van een Candye Kane of Dana Gillespie. We kunnen het enkel hopen.
Des avonds liep het traditiegetrouw weer grondig mis. Ik had netjes m'n route uitgestippeld, maar arriveerde te laat om in pole positie uit de startblokken te schieten. Om de tien meter kwam ik wel een bekend gezicht tegen en diende er een praatje gemaakt, terwijl mijn betere wederhelft mij met harde hand probeerde aan te porren wat op te schieten. Resultaat: Adam & his Nuclear Rockets (Kroatië) hadden net gedaan, en bij Jessie & the Orbits (GB), mij van verschillende kanten aangeraden, geraakte ik niet binnen wegens uit zijn voeten barstend. Door de ruit van het café heb ik hun ruggen gezien. Later dan weer heel verschillende commentaren gehoord, gaande van "geweldig" tot "niks aan". Tja, het blijft allemaal van je eigen smaak afhangen. Dan onze schreden richting Wir War gericht, wat helaas een lang smal café is. Binnengestapt en niet verder dan de deur geraakt: 10 meter verder zag ik The Sureshots spelen voor een ware mensenzee. Gary Allen stond er in ieder geval weer. Mijn plan de campagne was inmiddels helemaal verstoord, dus dan wordt het op goed geluk de koude nacht induiken. Ha, wie we daar zagen door een zijruit: Hobo Jungle, het bluesbandje van Lawen Stark, hier gezeten op een keukenstoel met een oude akoestische gitaar in z'n handen. En dat was Jack Fire op de contrabas, jawel. Klonk lekker vuil en ruig en ouderwets, maar geen tijd te verliezen: Belgische en Nederlandse bands kan ik immers elk weekend gaan zien waar en wanneer ik wil. Sorry, vrienden Ragtime Wranglers, Bop A-Tones en CC Jerome's Jet-Setters.


The Wild Goners

Over naar Plan B dan maar: tijdens de pauze een leeg café binnengaan en wachten tot ze beginnen. The Wild Goners zijn een Frans bandje dat tussen 1997 en 2000 diverse releases uitbracht en in 2007 opnieuw bij elkaar kwam in driekwart van de originele bezetting: de drummer lijkt me nu iemand anders. Ze brachten sindsdien een 3-track-EP uit en er is inmiddels een nieuwe CD op komst, zo kondigden ze aan. Basisbezetting van leadgitaar, contrabas, drums en een zanger met akoestische gitaar, en dan maar klassieke wilde rockabilly spelen zoals de meeste van dat soort hepcat bands. Ik hoorde Move On Down The Line, You Can Do No Wrong, Tornado, Gotta Lotta That, Stutterin' Cindy, een beheerst exotisch Blue Moon Baby, hun eigen Johnny Cash-alike Can't Go Home, alsmede die nieuwe single Rovin' Days. Vier man op zes vierkante meter, maar wel alles geven, en dat alles was gedegen late 50’s, doch ingehouden rockabilly. Goed, maar niks speciaals.


Cattle Call

Om 11 uur speelden in concertzaal De Kuub The Del Moroccos, en die wou ik absoluut zien omdat ik hun titelloze CD zo goed vind. En ik niet alleen: hoofredacteur FvD besprak 'em destijds (herlees onze review hier) en nam daarbij zelfs het woord "subliem" in de mond. Ik had nog even, dus pikte ik onderweg naar De Kuub nog Cattle Call mee, een mij totaal onbekende Franse band. Twee jaar geleden stonden ze op de Rockabilly Rave, maar meer wist ik absoluut niet van hen. Het werd een driedubbele verrassing: het café vlak naast De Kuub was zo goed als leeg, en ze speelden totaal geen rockabilly maar waren wèl uitstekend. De bezetting was ongewoon: contrabas, banjo, viool en een meisje op ukelele. Een meisje dat er helemaal niet fifties uitzag maar recht uit de jaren '40 leek weggelopen. De muziek was een amalgaam van ragtime, polka, squaredans, folk, hula, cajun en jodel dat ik zou durven samenvatten onder de noemer French Rockin' Boogie. Muziek die klinkt als 78 toerenplaten, met een stem die uit de hoorn van een opwindgrammofoon lijkt te komen. Onwezenlijk, maar bijzonder verfijnd gebracht. Wegens niet zo vertrouwd met al die genres kende ik slechts één liedje dat ze brachten, Night Train To Memphis, maar voor mij was het een ontdekking. Voor u misschien ook op www.myspace.com/cattlecallband als u houdt van dat soort oermuziek.


The Del Moroccos opgezocht door - hoe kan het ook anders - Frantic Franky

The Del Moroccos, niet uit Marokko maar uit Chicago, zijn de band van Jimmy Sutton en zijn vrouw Gabrielle Sutton die gewoon maar is beginnen zingen omdat manlief nu eenmaal muzikant is. Binnen de kortste keren hadden ze samen een band opgezet met Gabrielle op zang en Jimmy, die we toch in de eerste plaats kennen als contrabassist voor ondermeer Deke Dickerson en zijn eigen Four Charms, op leadgitaar. De band valt verder op omdat ze elektrische bas bezigen, en hun muziek situeert zich in de begin jaren '60 rock 'n' roll met veel Ray Charles-achtige toestanden en een scheut Vegas Grind en exotica, voornamelijk door het veelvuldige gebruik van percussie. Of zoiets ook werkt op een podium hangt vaak af van met hoeveel man ze afkomen, want met slechts een halve bezetting is het ook vaak slechts half zo goed. Zo te zien leek de band me volledig, dus inclusief sax, piano en twee backing zangeressen, maar niet in de CD-bezetting, want de ritmesectie waren de drummer en de bassist (vandaag elektrisch, niet op contrabas) van The Domestic Bumblebees uit Zweden. Wie het niet wist zal het aan de muziek niet gemerkt hebben, wie het wel wist zal opgevallen zijn dat Jimmy Sutton hen alle eindes zorgvuldig aangaf met zijn gitaar. Met Baby Doll, That's A Pretty Good Love, het sleazy trage I Don't Know, Daddy You Lied To Me, I Want Some More, El Tren De La Costa en Action Packed passeerde uiteraard een flink deel van de CD de revue, en daar waren wij niet rouwig om. Niet-CD-songs waren de lichaamsdelenschudder I'm Shakin' (Blasters), de nog snellere schudder Wigglin' Fool (Jack Hammer?), Rockin' Good Way (Brook Benton & Dinah Washington), en het, euh, swayende Sway (Dean Martin, Bobby Rydell). Muzikaal vlekkeloos uitgevoerd, en ook visueel zat dit goed in mekaar: de drie hooggehakte zangeressen in zwarte froezeljurkjes waren duidelijk op elkaar ingespeeld. Kortom: even goed als de CD!
Na The Del Moroccos was het in de cafés afgelopen, maar in De Kuub liep het feest voort tot de vroege ochtend. Ik heb drie van de 15 bands gezien. Ik zal het nooit leren…

naar boven

REVEREND HORTON HEAT
Antwerpen (B), vrijdag 26 maart 2010

Verslag & foto's: Frantic Franky

De mens bestaat voor gemiddeld 70% uit water, en het lichaam van een volwassene bevat gemiddeld 37 liter water. Maak daar in mijn geval maar de helft alcohol van! Maar ter zake, en wel naar Reverend Horton Heat, die ik op geluidsdrager uitermate weet te pruimen maar nog nooit live zag. Niet dat ik er nooit de gelegenheid toe had, want de man steekt regelmatig de oceaan over, alleen was ik toevallig telkens verhinderd. Op dus naar Trix in Antwerpen, de nieuwe naam van Hof Ter Loo waar ik menige Roots Night en Oldschool Psychobilly meemaakte. Deze avond had een gelijkaardig programma maar was een op zichzelf staand festival. Supersuckers (USA) waren verhinderd om familiale redenen (blijkbaar was de vader van een van de groepsleden overleden) en dat vond ik jammer. Niet dat ik hen ken, maar ik zie in mijn omgeving veel mensen met T-shirts van The Supersuckers en ik heb wel een goeie solo-CD van hun frontman Eddie Spaghetti, dus dat was op z'n minst waard om mee te pikken. Tot overmaat van ramp waren ze vervangen door een punkband die oorspronkelijk naast de deur in de échte Trix moest spelen maar wegens tegenvallende kaartverkoop werd verkast naar Hof Ter Loo. The Grave Bothers (B) die ook op de affiche stonden werden dan weer verbannen naar de afterparty in Trix. Er was ook even sprake van Moonshine Reunion (B) die uiteindelijk vriendelijk bedankt werden, en over het waarom deden verschillende versies de ronde in de wandelgangen. De Rev had zijn eigen vaste voorprogramma Deadbolt (USA) bij, en voor de rest mocht er van hem niks met een contrabas op de affiche staan, aldus één versie. Nee, dat mocht niet van de Belgische boekingsagent, meende iemand anders. Anderen wisten dan weer stellig dat de organisatoren Moonshine te country vonden. De waarheid zal, zoals steeds, wel ergens in het midden liggen.
Opener Deadbolt uit San Diego kende ik niet, hoewel reeds opgericht in 1988 en een massa releases uit. De heren brachten surf met één gitaar en twéé elektrische bassen, aangevuld met rechtopstaande rechtdoor drums en overgoten met gesproken interventies van gitarist Harley Davidson, die dus niet zingt maar met zijn grafstem teksten declameert. Daarnaast bestaat de band uit een rood "danger" lint dat voor het podium was gespannen, bongo’s, karatechops (de plankjes leken me op voorhand doorgezaagd), vonken afvuren met behulp van slijpschijf en koevoet, bussen haarlak, in het publiek gooien van kammetjes en zonnebrillen, geperverteerde Shadows ganzepasjes en een "fuck you, hippie" attitude. Cult alom dus, en muzikaal een kruising tussen surf en The Cramps. Helaas waren ze ook eentonig en 40 minuten veel te lang om de grap te rekken. Uit de setlist onthield ik Voodoobilly Man, Who The Hell Is Mrs Valdez en Truck Drivin' Son Of A Bitch.

The Rev...

De punkband is hier niet aan de orde, dus gelijk over naar headliner Reverend Horton Heat, de chroniqueur van het rock 'n' roll leven zoals het is op gevorderde leeftijd en na een echtscheiding. Ik mag 'em wel, die Rev: snoeihard maar melodieus, supersnel maar geinig, en bovenal een van de weinigen die met een heel eigen geluid zijn stempel wist te drukken op de rock 'n' roll van de jaren '90. Mooie set met een bloemlezing uit zijn oeuvre met favorieten als Galaxy 500, Callin' In Twisted en Martini Time, en een vijftal songs uit zijn recentste CD Laughin' And Cryin' zoals Drinkin' And Smokin' Cigarettes, Ain't No Saguaro In Texas, Death Metal Guys, Please Don't Take The Baby To The Liquor Store en Rural Point Of View. Het was er allemaal: de hoempabilly van Bales Of Cocaine, de rock 'n' roll van Big Little Baby en de psychobilly van Psychobilly Freakout, en het was allemaal goed, magnifiek ondersteund door zijn onafscheidelijke contrabassist Jimbo Wallace en drummer Paul Simmons, de drummer van op die laatste CD. Het enige wat ik miste was de stand up comedy die de publiciteit beloofde: Jim Heat is niet echt een spraakvaar, laat staan een grapjurk, noch op noch naast het podium. Hij is eerder timide en zwijgzaam, en ontvlucht de schijnwerpers. Maar muzikaal was dit zeker even perfect als de CD’s, en wellicht even perfect als gisteren in Londen en morgen in Keulen en overmorgen in Berlijn. Want dat was het grote probleem: ik miste persoonlijkheid en emotie. De Rev beweegt nauwelijks op het podium, en zijn gezichtsuitdrukking houdt constant het midden tussen vermoeidheid en verveling. Ik neem aan dat hij gewoon zo'n gezicht hééft, en de aard van het beestje kan je nu eenmaal niet forceren. In de bissen passeerde Folsom Prison Blues en een flard van het thema van de TV-reeks Dallas, de hometown van de Rev. Deze zomer komt Reverend Horton Heat al terug en staat ie ondermeer op Sjock.

Jimbo Wallace

Er waren volgens de organisatoren zo'n 950 aanwezigen, en de after-party vond plaats in het café next door waar omwille van de brandveiligheid 150 personen binnen mochten. Tja... Toen ik op m'n smalste eindelijk binnengeraakt was bleken The Grave Brothers (B) al naar schatting halfweg hun set. Tegenwoordig hebben ze nog maar één in plaats van twee gitaristen (de blijver is Sascha Reynders van Speedball Jr.), maar dat mag de pret en het lawaai niet drukken. Hun muziek is cowpunk psychobilly (denk: Are You Drinkin' With Me Jesus van Mojo Nixon maar dan in vijfde versnelling), en dat was te zien aan het publiek dat zich wild stompend een mini moshpit baande voor het kleine podium. Als speciale gast hadden ze Russ Surfer van de Britse bands The Highliners en Death Valley Surfers bij, die een nummertje kwam meebrullen. Ik bekeek het langs de zijkant en oordeelde dat The Grave Brothers het muzikale equivalent van Belgische streekbieren zijn: zwaar, niet voor broekventen, te genieten in kleine doses, en ten zeerste geschikt als afsluiter van een geslaagde avond.

naar boven

FILM DANSEN MET TRAVOLTA:
EEN DRAAIDAG, GEZIEN DOOR DE OGEN VAN EEN FIGURANT
Oostende (B), 17 maart 2010

Verslag & kiekjes: Henri Smeets



Bij Travolta denk je onherroepelijk aan de musical Grease uit 1978… en daarmee begon het allemaal: de grote rock ‘n’ roll-revival hausse. Jullie redacteur was er als groentje van pakweg 12 jaar getuige van, de tijd dat iedere zichzelf respecterende pubernozem totaal verknald was in Sandy (Olsson) alias Olivia Newton-John, terwijl de meiden zich mochten vergapen aan Danny (Zuko) alias John Travolta. Destijds, nog de kinderschoenentijd als het gaat om marketing van prullaria, kon je alleen maar plaatjes krijgen, met de afschuwelijke Bee Gees erop (en die kreeg je in de meeste pakjes met drie plaatjes: dus ruilvoer zat), of de coole Happy Days epigonen dan wel de felbegeerde Grease iconen. Logisch dus dat ik de verleiding niet kon weerstaan mee te doen in een film die me weer vervoerde naar mijn puberale puistjesjaren. De verwachting werd gewekt dat de film een 50’s (Grease) sfeer zou uitademen. In de werving heette het, dat men o.a. mensen zocht met 50’s look en “wij verwelkomen jullie met een leuke 50’s sfeer”. Aangezien Boppin’ Around een 50’s lifestyle online magazine is, ontkomen we er niet aan hier even bij stil te staan.
Om de filmmakers echter geen onrecht aan te doen, hier even een uitstapje naar een manco van dit soort thematische films. Nu nog begrijp ik niet dat destijds in Grease een discotune (!) de titelmuziek vormde voor een musical die gesitueerd is in de 50’s! Helaas, bij het kritisch bekijken van vele themafilms uit latere jaren die gesitueerd zijn in de 40’s, 50’s of 60’s valt op dat men het niet altijd even nauw neemt met de muziekkeuze (nummers laten horen die pas enkele jaren later werden opgenomen dan de tijd waarin de film gesitueerd is), haardracht bij figuranten (kapsels die destijds niet gangbaar waren), kleding (kleding die toen niet gedragen werd) om me maar tot enkele zaken te beperken. Een deel hiervan zien we ook terug in deze film. Zo is helaas de hoofdrolspeler John totaal niet 50’s, noch qua uiterlijk, noch qua kleding. Zijn wederhelft Heleen heeft een 40’s look. Tegenspeler Koen daarentegen heeft wel een vette 50’s touch. Nu, hoe zat het dan met die 50’s ambiance? Eerst de locatie, Club Terminus in het stokoude station van Oostende. Die vond ik zeer geslaagd voor die oude sfeer. Pluspunt. De Gentse band Smoky Midnight Gang (met uitzondering van de pianist en trompettist, maar wel met twee saxofonisten, een drummer, gitarist en contrabassist), was een 40’s uitgedoste band met als repertoire rhythm and blues, boogie woogie, jump, jive en swing. Overigens, de band zou volgens de werving die van Lady Lynn zijn, echter dat is niet zo (of ze moeten plastische chirurgie hebben ondergaan). De dansgroep was getooid in typische 20’s charleston kleedjes. De muziek die gedraaid werd (en waarbij de band op het podium gewoon meespeelde) van het 28 jarige Gentse talent op retro-gebied, Lady Lynn, was eerder mid-60’s Motown dan 50’s rock ‘n’ roll. (Ik kan me herinneren dat zelfs één van de oudere figuranten er een opmerking over maakte tegen de eerste regieassistent, dat de muziek geen rock ‘n’ roll was). Van de pakweg 50 figuranten waren uiteindelijk een echtpaar uit Den Bosch, twee rockabellas uit Oostende en jullie auteur in true 50’s style gekleed. Daarnaast nog een acteur, die onderdeel was van de dansjury in de film, die je je kunt voorstellen als een, in wit kostuum gehesen, gevetkuifde rockabilly (met overigens een heuse hotrod voor de deur op de parkeerplaats!). Dus al met al hing er meer een retrosfeer dan een pure 50’s sfeer. Maar goed, vrijdenkende rock ‘n’ roll-liefhebbers hebben daar tegenwoordig geen moeite meer mee, dat er ook uitstapjes plaatsvinden naar 20’s, 30’s en 40’s.


Smoky Midnight Gang creëerde mede de oude sfeer...

De opnames voor de film werden gemaakt van 15 tot 21 maart in Gent, Oostende en Brugge. Dus de scènes van de opnamedag/ draaidag in Oostende vormen slechts een deel van de kortfilm van regisseuse Lenny Van Wesemael en scenarist Geert Verbanck (voor filmproducent Menuet). Met in de hoofdrollen, voor deze met 60.000 euro gebudgetteerde low budget productie: Laura Vanborm (Heleen), Arend Pinoy (John), Bert Haelvoet (Koen). De strekking van de scènes die gefilmd werden die dag, was als volgt: “Wanneer er in de Rydell High diner over de radio omgeroepen wordt dat er een dansauditie wordt georganiseerd voor John Travolta, voelt de 25-jarige Heleen dat dit ‘haar moment’ is. Maar als ze echt een kans wil maken om te winnen zal ze noodgedwongen een beroep moeten doen op haar oude danspartner en ex-geliefde, de gepassioneerde John. Het verleden lijkt zich te herhalen en Heleen staat voor een keuze: dansen met (en zich opnieuw verliezen in) John of kiezen voor een zekere toekomst met de lieve Koen”.
Ik had op de dag ervoor al mijn woonplaats in het ultieme zuiden van Nederlands Limburg verruild voor de pakweg 350 km verderop gelegen kustplaats Oostende en me neergelaten in één van de vele hotelletjes. Dus de volgende morgen, op de draaidag, gingen om 9.00 uur de figuurlijke deuren van de wondere filmwereld voor me open. Tot mijn verbazing was het akelig leeg in de zaal, waar de film werd opgenomen. Oops. Slechts een handjevol figuranten. Deze summiere vertegenwoordiging van de beeldvulling werd vervolgens gedirigeerd naar een enkele honderden meters verderop gelegen onderkomen. Met en met sijpelde nog een enkeling binnen en de teller bleef steken op 9 figuranten. Genoeg voor een ‘garderobefilm’, maar een dansfilm? Totdat na een ruime tijd wachten er opeens een hele stoot ouderen arriveerde, aangevuld met nog wat jong grut. Deze ouderen bleken achteraf zoiets als ‘beroepsfiguranten’ te zijn, mensen die al jaren lang meedraaien in het figurantencircus en de vereeuwiging op het witte doek verkiezen boven de troostloze aanblik van verwelkende geraniums. Na genoeg tijd te hebben gehad om het interieur van het onderkomen tot in het kleinste detail te kunnen bestuderen, verscheen de kleedster die alle figuranten afging om te kijken of er nog iets van te maken was… uhm… althans voor de film. Nadat ook de vrouwen de noodzakelijke tijd ter beschikking hadden gekregen om hun gezichten te plamuren, heette tweede regieassistente Soraya Verbeke ons welkom. Tegen 11.30 uur werden we verwacht in Club Terminus. De Nederlandse inbreng, bestaande uit het echtpaar uit Den Bosch en jullie auteur, vervoegden zich als enigen al rond die tijd naar de filmlocatie. Daar aangekomen mochten we weer kennismaken met het fenomeen ‘wachten’. Dat steekwoord brengt me bij een korte zelfanalyse van de figurant. Een figurant dient enkele competenties te bezitten: 1. Het strekt tot aanbeveling als hij/ zij veel geduld heeft (wordt noodzakelijkerwijs aardig op de proef gesteld), 2. Moet geen kosmos omvattend super-ego hebben (een figurant is geen hoofdrolspeler en moet dat ook niet willen zijn), 3. Moet niet de drang hebben iedere seconde van de film met zijn snuffel te willen vereren (bescheidenheid siert de mens), 4. Is iemand die zich kan inleven in een scène (stoer in één richting blijven kijken, terwijl er van alles en nog wat opwindends om je heen gebeurd, is leuk voor als je de stoïcijnse psychopathische totempaal wilt uithangen, maar verder weinig realistisch), 5. Iemand die braaf en gedwee doet wat hem/ haar gezegd wordt. Voor een keertje mag je als man ook volgzaam zijn (smile). De arme tweede regieassistente Soraya, heeft die dag als een ‘marktwijf’ ons, al schreeuwende, in de juiste paden moeten leiden. Maar ze deed het prima! Als figurant had ik het gevoel een volwaardig gerespecteerd onderdeel te zijn van een film. Een figurant is voor mijn bescheiden gevoel immers meer dan alleen maar beeldvulling. Het is eigenlijk het raamwerk rondom een schilderij. De figurant maakt het plaatje af.
De eerste scène die werd opgenomen speelde zich af in de entree van de zaal en daarbij waren twee figuranten betrokken, een twee meter knul op skeelers met glitterpak en zijn in wit pakske gestoken vriendin, die blijkbaar als opdracht hadden vanuit de hal door de deur de zaal in te lopen. Gezien het aantal keren dat ze dat herhaald hebben, mag ik aannemen dat ze je een gedetailleerde beschrijving van die entree kunnen geven. Natuurlijk hebben de meesten ooit wel eens een ‘making of’ van een film gezien en weet je gewoon dat regisseurs zelden of nooit de eerste keer tevreden zijn. Een scène is als het tandwieltje in het precisiewerk van een horloge: het is een belangrijk onderdeel, dat noodzakelijk is opdat het groter geheel tot zijn recht komt. Daarna namen we met zijn allen, zeg figuranten, plaats in de entreehal en konden onze koolhydratenhuishouding op peil brengen met broodjes, koekskes en drank. Ondanks dat we elkaars vreemden waren, hing er toch een aangename losse sfeer. Na dit noodzakelijk oponthoud, op naar het echte werk!


Enkele kiekjes van een scène. Kiekjes ja, want er mocht niet gefotografeerd worden...

En daar sta je dan, met pakweg 50 mensen variërend van kruipleeftijd tot en met ‘derde jeugd’-belevers en kledingtechnisch een breed palet bestrijkend van 50’s via gekostumeerd en gala tot en met disco en eigentijds. Onderwijl is de filmcrew druk bezig met heen en weer rennen, opbouwen en overleggen. De film die je naderhand ooit eens ergens (misschien zelfs onder het genot van chips en een biertje) op je netvliezen laat projecteren, was in werkelijkheid tussen de scènes door het podium van drukke intermenselijkheid! Van Soraya kregen we aanwijzigen wat te doen en vooral wat niet. Het in de camera staren is een absolute schavotrijpe doodzonde! Basta. Meedeinen met de muziek terwijl er niks te swingen valt, lijkt logisch dat je dat niet doet, maar bleek toch een noodzakelijke opmerking, want niet alle scènes werden met muziek gedraaid! Dus je moest een groot voorstellingsvermogen hebben en wat pantomime-genen bezitten. Zonder muziek dansen valt niet mee! Sowieso was ritmegevoel voor de film onontbeerlijk (dat bleek aan het einde tijdens de extra geluidsopnames toen aanvankelijk de groep mooi in koor klapte, maar geleidelijk aan diverse ritmebarbaren uit de toon klapten). Moge duidelijk zijn dat ook in de neus peuteren, het geelgehalte van je oorsmeer bestuderen en friemelen (waar dan ook) uit den boze is. En ‘actie’ was het absolute toverwoord die dag. Door Soraya werden we vakkundig van plumpuddingen omgetoverd in ware dansbeesten. Allemaal kleine Travoltaatjes. Nadat de hele figurantenmeute de entreehal in was, nam ik de gelegenheid waar om de repetities van het danspaar Heleen en John (de hoofdrolspelers in de film) bij te wonen. Zij studeerden een ingewikkeld ogende choreografie in met een lenigheid die ik ooit in mijn jojo gummi kleuterjaren had. Na deze ‘topsecret’ voorbereiding werd onder het bezielende oog van regisseuse Lenny en met figuratie van de dansgroep de repetitie van de dansscène gedaan, waarbij tijdens de scène Heleen opeens wegloopt, de muziek stopt, John Heleen probeert terug te halen op de dansvloer, de jury (in het Engels?!) hem verzoekt de dansvloer te verlaten, John dan een staaltje egocentrisch handelen ten tonele voert door een soloshow weg te geven met (knap) ritmisch footstomping, fingersnapping en borstgeklop wat tegenspeler Koen, aan de zijlijn van de dansvloer, niet echt kan waarderen en die vervolgens John toesnauwt en waarna Heleen door de meiskes van de dansgroep de dansvloer op wordt teruggeduwd. Alles eveneens op foto vastgelegd door twee fotografen. Daarna stroomden de figuranten weer de zaal in en de band bevolkte het podium. De dansmeiskes deden een repetitie zonder muziek, alleen choreografie. Verantwoordelijk voor die choreografie was tot mijn verbazing regisseuse Lenny zelf. Echter wat research (lang leve internet) werkt wonderen en het blijkt dat Lenny deel uitmaakt van cabaretfanfare (dansgroep met muziek) ’t Schoon Vertier uit Gent, waarvan ook Laura deel uitmaakt(e). Het mysterie ontrafelt! Vervolgens met muziek (40’s jumpblues nummer) de danspasjes oefenen. Na de noodzakelijke aanwijzingen werden we door Soraya als ‘Madame Tussaud’ wassenpoppen keurig op onze posities gezet. Je moet er inderdaad wel oog voor hebben. Wat past bij wat. Knap! Okay, de voorbereidingen waren afgerond en het echte werk kon beginnen. 1, 2… actie! We mochten ons inklappen op de melodie van het nummer dat gespeeld werd tijdens de dansscène van Heleen en John.
Okay en dan de dansscène zelf! Natuurlijk werden we geïnstrueerd vooral lekker te swingen en dat is na diverse malen herhalen ook aardig gelukt. En er gaat altijd wel iets mis, dan bij het danspaar, dan weer de figuranten of het is dat de regisseuse iets ziet dat ons lekenoog nooit kan bevatten. De arme Laura (Heleen) en Arend (John) hebben dus ook al die keren opnieuw moeten dansen! Als je bedenkt dat die hele dans iets van pakweg 2 minuten intensief bezig zijn is, dan waren ze niet bepaald te benijden. Dan weer korte discussies tussen de main acts van de dag, gezichten werden bijgepoederd door de grimeurs, de dames van de dansgroep kregen de lippen nog eens mooi wijnrood geschilderd of er werd weer een verzameling haarspelden in hun haren gedaan, zodat ze vooral in de 40’s look bleven zitten… Aanvankelijk stond ik aan de overkant van het hele gebeuren, maar na een ompositionering door Soraya mocht ik me vervoegen tussen een hele verzameling Belgische schonen (de Gentse dansgroep en twee rockabellas uit Oostende): dat is nog eens buitenlandse cultuur proeven! Door zoveel schoonheid verblind, moest ik mijn hersens toch op scherp weten te houden voor mijn beeldopvullende bijdrage. De scène waarbij Heleen van de dansvloer gaat, is net op die plaats waar ik stond. Tja, wat doe je dan. Heleen stormde mijn kant op geflankeerd door de dames van de dansgroep die haar opvingen, John riep Heleen diverse malen terug en dan rende er ook nog één van de meiskes het podium op. Stoer naar de dansvloer kijken is geen optie. Aangezien één van de oudere figurantenrotten in het vak steeds van Heleen naar John keek en weer terug, leek me dat heel realistisch en dat deden we dus ook. Hoera, mijn nekwervels maakten zowaar vreugdesprongetjes. Het leuke trouwens is, dat we na een aantal keren herhalen en tussendoor een andere scène te hebben gedaan, daarover zo meer, we weer terug moesten keren naar onze startposities en dat was voor mij dus weer aan de overkant, terwijl de dames op dezelfde plaats bleven staan. De scène die net besproken is, werd toen met andere camera-instellingen opnieuw opgenomen. Maar het leuke is nu, en daar letten de detailofielen onder de cinefielen op (ik ben er zelf eentje, daarom kreeg ik vroeger ook een eigen TV, want mijn moeder kon mijn kritiek op elke fout in iedere speelfilm niet meer verdragen), dat ik dus in één scène als enige op twee plaatsen stond. Dus als die verschillende scène-opnames nu samen gemonteerd worden, dan zie je me in één en dezelfde scène op twee verschillende plaatsen staan, haha. Laten we zeggen, ik en mijn alter-ego. Heb er geen opmerking over gemaakt terplekke, een figurant dient bescheiden te zijn en zich terug te houden, is mijn credo.
De derde scène die die dag werd opgenomen (na entreehal scène en dansscène) was in feite wéér de dansscène, maar dit maal met de nadruk op de derde acteur aan de zijlijn van de dansvloer: Koen. Deze probeerde Heleen over te halen niet met John terug te gaan dansen, nadat ze het publiek ingestormd was. Ook die scène werd tig maal overgedaan. Het leuke daarbij is te zien hoe met één camera (camera’s zijn peperduur!) onder verschillende hoeken en in verschillende posities eenzelfde scène werd opgenomen. Als je die dan achteraf samen monteert, is het net alsof met meerdere camera’s tegelijk (vanaf verschillende plaatsen) werd opgenomen. Na die scène werd de vierde scène gedraaid, die met de dansgroep. Eerst een paar keer choreografie met muziek doornemen en dan voor de echt! Als laatste werd, zeg maar de hoofdscène (dansscène van Heleen en John), diverse malen opnieuw opgenomen met de camera steeds in een andere positie. Onder andere werd het dansen van heel dichtbij opgenomen (close shots), dan weer de dans van nabij volgend (dus meebewegend zeg maar). Zo zie je dus dat één scène in een film in feite bestaat uit diverse verschillende opnames van die scène.
Tot slot heeft de geluidsman nog enkele geluiden van de figurantengroep opgenomen. Het joelen, ritmisch klappen, juichen, verbaasd reageren (i.v.m. de scène waarbij Heleen de dansvloer afgaat) en geroezemoes. En een lange dag neigde zich ten eindde, waarbij het enkelen duidelijk aan te zien was dat ze de knopen afhadden (dat ze bekaf waren).
Resumé: een supercoole dag en als je aan de competenties voor een figurant voldoet, zeker een keer doen of misschien zelfs wel vaker. Ik heb de smaak te pakken en hou de filmwereld in de gaten!

naar boven

ELVIS BIRTHDAY BASH
Amsterdam, 8 januari 2010

Verslag: Frantic Franky/ Foto's: Ingrid en Frantic Franky



Als Elvis niet dood was zouden we hem nu misschien kunnen zien op de Rave of in Hemsby. Mag ik dromen, ja? Op 8 januari zou Elvis 75 jaar geworden zijn, de aanleiding voor feestjes wereldwijd. In de Melkweg in Amsterdam - een heuse concertzaal - had Klaas Tombstone een avond in elkaar gebokst in, zo luidde de publiciteit, Las Vegas stijl, met burlesque, go go girls én goeie rock 'n' roll, want Number Nine, mijn muze Miss Mary Ann, en Mischief op de after-party in Maloe Melo, dat noemen wij dus goeie rock 'n' roll. De avond begon keurig op tijd, met andere woorden: toen wij nog nauwelijks goed en wel binnen waren. Daardoor konden we niet genieten van opener Triple Dynamite, want u weet hoe dat gaat: we komen niet echt elke week in Amsterdam dus veel mensen al lang niet gezien, links en rechts een praatje slaan, iedereen de beste wensen wensen, terwijl op de achtergond Triple Dynamite 'm van jetje gaf. Een band die we ook niet elke week zien om de eenvoudige reden dat ze niet elke week spelen. In 2007 brachten ze de CD Elvis In Wonderland uit, gevuld met lekker potige Elvis covers, en daaruit werd vanavond ruim geplukt. Alleen was het niet Jeroen "Batmobile" Haamers die daar bassist Marcel van den Berg en drummer Marc Burger aanvoerde, wel Robert van Driel. Weetje: Robert van Driel werd ooit nog verkozen tot Nederlandse Elvis, meer bepaald in 1984! En heb ik het nu fout, of stond daar eigenlijk 69Beavershot te spelen? Nu ja, maakt niet uit: het klonk prima. Ideale opener, die meteen de toon zette voor de rest van de avond!
Je kan van burlesque zeggen wat je wil, maar het blijft neerkomen op vrouwen die met hun gat schudden, en in de rock 'n' roll schudden ze met hun gat op retrowijze. Lady Flo De Paris komt in tegenstelling tot haar naam uit Zuid-Frankrijk, maar probeert vanuit Parijs zich heupwiegend uitkledend de wereld te veroveren. Om je fatsoenlijk en vooral langdurig uit te kunnen kleden doe je best véél lagen kledij aan, en Lady Flo kwam op in een immense trouwjurk waaronder een zwartlederen SM pakje schuil ging. En dat op de tonen van Elvis, uiteraard.

Paul Ansell (foto: Ingrid)

Number Nine (GB) kweekt al bijna 20 jaar een trouwe schare fans, en dat frontman Paul Ansell iets met Elvis heeft is geweten. Hij speelde samen met drummer DJ Fontana en bassist Bob Moore, nam een CD op met Scotty Moore in de Sun studio, en ook op het album Sweet Inspirations is de geest van Elvis alomtegenwoordig. Ansell mag graag in het Elvis repertoire grasduinen, dus kregen Elvis covers als Paralysed, His Latest Flame, Fame And Fortune, Mystery Train, That’s Alright Mama, Anything That's Part Of You en Lonesome Cowboy vanavond voorrang, al mocht een ‘eigen’ nummer als The Passenger niet ontbreken. Om Number Nine in één woord samen te vatten: klasse en kwaliteit. Al zijn dat twéé woorden. Number Nine, met John Standen op contrabas, Paul Atkinson op drums en nieuwkomer James Compton (ex-Darts, ex-Shakin' Stevens) op afwisselend gitaar en piano, introduceerde een speciale gast die niet op de affiche stond, niemand minder dan de enige man die zich met recht en rede de Nederlandse Elvis mag noemen, de enige echte Pim Maas. Sorry Robert van Driel, sorry Bouke Scholten, sorry Ron Jesse. Had ik het geweten, dan had ik die Rarity LP met zijn oude opnames meegebracht om te laten handtekenen. Voor wie het verhaal niet kent: Maas won in 1959 de wedstrijd waarmee muziekblad Tuney Tunes op zoek ging naar het Nederlandse antwoord op Elvis. Idool anno 1959, maar dan live on stage in plaats van op televisie. Ria Valk eindigde trouwens op de tweede plaats. Maas sleepte een platencontract met RCA in de wacht en mocht in Duitsland op de foto met Elvis. Pim Maas zou blijven zingen en bracht tot de jaren '90 platen uit: in 1995 verscheen nog de CD Pim Maas Sings Elvis. Maas zong drie nummers begeleid door Number Nine, zijnde Love Me, One Night en Blueberry Hill. Euh, Blueberry Hill? Da's toch van Fats Domino? Tuurlijk, maar Elvis heeft het ook opgenomen, ergens begin 1957. En, ter zijner verdediging, Maas heeft die drie nummers ook zelf opgenomen. Er was zowel van de kant van Pim Maas als van Number Nine enige aarzeling te bemerken, maar rekening houdend met het feit dat ze elkaar pas voor het optreden in de kleedkamer ontmoet hadden en daar snel de nummers doornamen, viel dit nog redelijk mee. Maas zag er zowel op als achter het podium wat afwezig uit. De gevorderde leeftijd (volgens zijn bio is ie er 66), of treedt hij te weinig op anno 2010? Toen ik een praatje met hem maakte, vroeg hij waar ik vandaan kwam, en we bleken nog in dezelfde stad gewoond te hebben. De volgende twee keer dat ik 'em tegen het lijf liep vroeg ie twee keer opniéuw waar ik vandaan kwam, en wist hij twee keer opnieuw stralend te melden dat hij daar ook had gewoond. Maar voor de rest: vriendelijke opa, en misschien wel de enige aanwezige vandaag die Elvis nog de hand heeft geschud.


Frantic Franky ontmoet de man die Elvis nog ontmoette: Pim Maas

Normaal trekt Deena Ray op een podium haar bloesje uit, maar vandaag hield ze haar Star Trek-achtige outfit aan. De burlesque performster uit Rotterdam bracht immers vier Elvis songs ten berde, enkel begeleid door akoestisch gitarist Eddy Sewerrati van Johnny's Rattle Shakin Bluesband uit Rotterdam. Met andere woorden: naakte muziek in plaats van naakt. Bovendien waren die songs in het Nederlands, en met een vette knipoog: Don't Be Cruel werd Wees Niet Lief, Little Sister werd Lieve Jongens, Devil In Disguise werd Je Bent Een Wolf In Schapenvel, en You Don't Have To Say You Love Me werd Geloof Me. Van André Hazes! Geinig.
Na Deena Ray kregen we wèl burlesque, met The Risquettes, vijf dames die allerlei lichaamsdelen shake-ten op Burning Love, zij het niet echt synchroon. Over muziekjes gesproken: deejay van dienst was de immer patente Charley Rhythm alias Marco Bushman, die niet alleen Elvis en aanverwanten (My Boy Elvis van Janis Martin) draaide, maar daarbij ook foto’s en video’s kon projecteren. Een veejay heet dat, en dat was fijn: bij feestnummers als Bossa Nova Baby kreeg je ook het filmclipje.


Frantic Franky heeft bij optredens steevast het beste plaatsje... en vanavond was dat bij The Risquettes!
(foto: Ingrid)

Three Bad Jacks uit Los Angeles leken als psychobillyband misplaatst, maar bleken een openbaring: speciaal voor de gelegenheid brachten ze bijna enkel bekende Elvis songs als My Baby Left Me, Hound Dog, Blue Suede Shoes, Just Because, Trouble, Hard Headed Woman, Mess Of Blues en Big Hunk O' Love, maar met zulke power dat ze de zaal tot kolken brachten met hun enthousiaste vertolking. Wat een geweldig trio, zeker als je bedenkt dat drummer Kyle Helm nog maar enkele maanden bij de band is. Goeie sound en goeie podiumpresence, gekoppeld aan de openheid, bescheidenheid en warmte van The Paladins. Naar het einde toe toonden ze hun ware psychobillygelaat met Ace Of Spades van Motörhead en een eigen nummer. Weetje: de zanger-gitarist van Three Bad Jacks heet... Elvis Suissa.

Twee van The Three Bad Jacks

Kijk, daar was Lady Flo weer, nu in een vrouwelijke minirok versie van Elvis' witte jumpsuit, op de tonen van Heartbreak Hotel, Burning Love en Fever op z'n Frans, zijnde Fièvre. Zong ze echt, of playbackte ze? Luisterde er eigenlijk iemand, of werd er alleen maar gekeken?
Ron Jesse uit Utrecht werd tweede in Waar Is Elvis op televisie, en mocht daarom vijf nummers soundmixen. Winnaar Bouke Scholten zat ondertussen in Nashville op te nemen met pianist Glen D. Hardin. Ron heeft een imponerende klankkast waaruit hij een indrukwekkend My Way tevoorschijn toverde, en het siert hem dat hij dat niet doet in Elvis outfit maar in maatpak. Ook The Risquettes mochten een tweede rondje maken, eveneens in een witte Elvis-achtige uitdossing en met heel veel veren. Hun danspasjes op Viva Las Vegas zaten een pak strakker dan daarstraks. Het feest was al bijna afgelopen, maar eerst konden we nog kennismaken met The Suspicious Minds, een jonge Nederlandse band uit die eruitzag als een stel studenten, onder aanvoering van een jongeman met Elvis haar, dikke zwarte bakkebaarden en een redelijk volle stem. Met gitaar, basgitaar, piano en drums eindigden ze in stijl met Jailhouse Rock, Hound Dog, Blue Suede Shoes, One Night, A Little Less Conversation, I Can't Stop Loving You en My Boy. Eigenlijk gewoon een balorkest, maar wel ambiance. Als u ze niet kent: www.thesuspiciousminds.nl


Elvis ? Nee, Joël Broekaert van The Suspicious Minds... (foto: Ingrid)

In de Melkweg was het afgelopen (na middernacht begon daar een houseparty), dus wij met de voetentram schuivend over het ijs naar Maloe Melo, zo'n 500 meter of zo voorbij de Melkweg. Het lange smalle café zat stampvol (met je entreekaartje van de Melkweg mocht je er gratis in) en er werd duchtig voortgefeest op de tonen van Mischief, naar mijn bescheiden mening een van de beste rockabillybands in het land. En wel hierom: ze hebben er altijd zin in, en ze brengen altijd sfeer met hun muziek. Aan Elvis deden ze niet veel dood (Such A Night, Rick de Bruijn van The Tin Stars werd uitgenodigd om My Baby Left Me te zingen, en een grapjas zette tijdens het optreden een kartonnen Elvis tussen de broertjes van der Erf op het podium), maar wie maalt daarom als ze verrassen met Mona Lisa of een meerstemmig Come Back My Love (Darts, zei u? The Wrens in de jaren ‘50, ja). Nog enkele titels voor de volledigheid: Say Mama, On My Own Again, I Want Some More, Hello Blues, Justine.


Mischief v.l.n.r.:Daze, Elvis en Pat...

Mijn oordeel: een geslaagde avond met een uitgebalanceerde verhouding tussen rock 'n' roll, humor, cult en kitsch. Maar hoe zat het nu met mijn muze Miss Mary Ann? Die zat ingesneeuwd in Zuid-Engeland. Ze zou de ferry nemen maar is niet ver geraakt wegens 30 centimeter sneeuw, en vliegen ging ook niet meer. Had ik het geweten, ik was op een arreslee naar ginder afgereisd om haar uit te graven.

naar boven


Lees hier de oudere Rockin' Lifestyle verslagen

Terug naar de voorpagina